Boekbesprekingen
B .P . S lo o t, Positieve discrim inatie, m aatschappelijke ongelijkheid en rechtsontwikke
ling in de Verenigde Staten en Nederland. T jeenk W illink, Z w olle 1986. In zijn m em oires vertelt Jam es Forem an, een van de vooraanstaande zwarte leiders naast Martin Luther King in de strijd voor de burgerrechten, hoe zij nu ruim 25 jaar geleden bij president Johnson aanklopten om voorkeursbehandeling voor zwarten te verkrijgen. Zij betoogden dat zulks rechtvaardig zou zijn en diende te worden opgevat als rectificatie van het leed dat het zwarte volk sd eel m eer dan tw eehonderd jaar had ondergaan. Johnson onbetw ist de president die in on ze eeu w het m eest voor de zwarten heeft gedaan - bleek van goed e wil. Maar, zo m oet hij on geveer hebben gezegd , als w e voorkeursbehandeling presenteren als herstelbetaling voor het lijden tijdens de slavernij en de segregatie, dan krijg ik daar politiek g een tw ee handen voor op elkaar. Graag kom ik aan jullie wensen te g em oet, maar dan n oem en we het affirm ative action, dat wekt politiek veel m inder verzet. Sedert de vroege jaren zestig wordt het brede spectrum van beleidsm aatregelen om de m aatschappelijke positie van zwarten en later ook vrouwen en andere etnische m inderhe den te verbeteren, in A m erikaanse overheidsdocum enten aangeduid als affirm ative ac tion. Er is een treffende overeenkom st m et het N ederlandse begrip positieve actie. O ok daar gaat het om voorkeursbehandeling, maar het ‘p ositieve’ is, zeker in relatie tot het neutralige ‘actie’ even w einig bedreigend als het ‘affirm atieve’. D e jurist en socio lo o g B en Sloot p rom oveerde zojuist op e en om vangrijke en gedegen verhandeling over dergelijke vorm en van voorkeursbehandeling en al uit de titel van zijn boek blijkt dat hij niet bereid is tot dergelijke concessies. W e beschouw en alle vorm en van onderscheidende behandeling op grond van classificatiecriteria die irrelevant behoren te zijn (ras, geslacht) als discrim inatie, dan behoort de variant ten gunste van de betreffende categorie ook te w orden aangeduid als p ositieve discrim inatie. A lle vorm en van achter stelling: bew uste en o n b ew u ste, directe en indirecte discrim inatie, hebben een positieve pendant. D e term p ositieve discrim inatie is geladen m et een spanning die de m ogelijke re serves ten opzichte van dergelijk beleid goed dekt: je d oet iets ten gunste van een catego rie m ensen, maar het is en blijft toch discrim inatie. H et boek bevat verhelderende beschouw ingen over de term zelf en het daarm ee ver bonden begrippenapparaat; over de vorm en en m odaliteiten waarin het voorkom t; over d e juridische en sociaal-filosofische rechtvaardigheidsgronden; en over de m aatschappe lijke en individuele risico’s die het m eebrengt. D e rechtsontwikkeling in de V erenigde Staten wat betreft discrim inatiebestrijding en positieve discriminatie wordt uitvoerig b e schreven in het tw eed e d eel van het boek. B ehalve India is dit immers het land waar aller lei vorm en van voorkeursbehandeling op grote schaal w orden toegepast en waar het aan leiding is gew eest voor een diepgaande p olitiek e en juridische controverse. D it levert een
393
SG 87/5 (jg XXXIV)
baaierd van argumenten op zow el pro als contra. H et derde ged eelte gaat over de beleids ontw ikkeling om trent voorkeursbehandeling voor vrouwen in N ederland en hier worden ook en k ele casusposities behandeld wat betreft positieve discrim inatie voor etnische m in derheden, zoals het R otterdam se huisvestingsbeleid van ‘gebundelde deconcentratie’ en de belangrijke uitspraak van de H oge Raad in de zaak van de w oningbouw Binderen te H elm ond, die haar bew ezen discrim inatie bij het toew ijzen van w on in gen aan buitenland se werknem ers bestraft zag m et de verplichting de Turkse klager m et voorrang aan een woning te helpen. In het laatste d eel worden de verschillende redeneerpatronen voor en tegen positieve discriminatie nader uiteengezet en worden overw egingen gepresenteerd, die berusten op te verwachten em pirische effecten. D eze dissertatie bevat geen handleiding voor wie concrete m aatregelen in deze sfeer wenst te treffen. Toch is het behalve een geleerd boek en een verzam eling spitsvondige en onderhoudende redeneringen, ook een heel praktisch werk. B eleidsm akers die positieve discriminatie overw egen, zullen het raadplegen en juristen die zich een oord eel vormen over de toelaatbaarheid van de verschillende m iddelen kunnen niet m eer zonder ‘S loot’. D e schrijver toont zich terughoudend als het gaat om het innem en van een eigen stand punt bij de talrijke kw esties die hij aanroert. Pas in het allerlaatste hoofdstuk presenteert hij en k ele ‘vuistregels' voor dergelijk beleid en deze kom en erop n eer dat m en slechts dan tot positieve discriminatie zou m oeten besluiten (en dat geldt vooral de directe en ‘sterke’ vorm en ervan) als gebleken is dat andere m aatregelen niet helpen. O ngeveer in dezelfde periode waarin Sloot zijn boek afrondde, heb ik mij over hetzelf de (ook Am erikaanse) m ateriaal gebogen voor zover het gaat over p ositieve discriminatie voor etnische m inderheden en ik heb daarvan in 1986 verslag gedaan in een rapport voor de A dviescom m issie O nderzoek M inderheden (A C O M ) m et de titel ‘E en eerlijke kans’. In dit rapport kom ik tot een andere conclusie dan Sloot: er bestaat hier en nu in N eder land w el degelijk aanleiding om een aantal m aatregelen te n em en , o o k m aatregelen die volgens Sloot behoren tot de sterkere van het repertoire van p ositieve discrim inatie. Ik m een dat dit niet alleen aanvaardbaar is, maar ook - mits dit b eleid doortastend wordt uit gevoerd - effectief. D e A C O M heeft dit gezichtspunt tot het hare gem aakt en een reeks concrete beleidsadviezen geform uleerd. Waarin schuilt het verschil tussen on ze beide in terpretaties? Om dit goed te begrijpen is het nodig te w eten dat de discussie in N ederland tot nu toe zeer sterk door de gedachtenvorm ing in de V erenigde Staten is b eïn vloed . In 1982 bepleit te de A m erikaan D erek Phillips in B eleid en Maatschappij (9e jaargang, numm er 5) p osi tieve discriminatie ten b eh oeve van Surinamers en A ntillianen. Hij d eed dit op grond van de Am erikaanse redenering dat onrecht in het verleden ondergaan (kolon iale uitbuiting en zo) dient te worden gecom penseerd. D it was een standpunt dat S loot - terug van een studieperiode in de V erenigde Staten - al in een eerder artikel in A rs A eq u i (1981, num mer 10) op grond van A m erikaanse overw egingen het retrospectieve standpunt had ge noem d. Om het beleid van affirm ative action te doorgronden ten b eh oeve van mijn eigen rapport heb ik mij ook alw eer sterk laten inspireren door het A m erikaanse voorbeeld. Op w elke wijze zijn d eze o v erzeese ervaringen voor ‘het geval N ed erlan d ’ verdisconteerd? Bij Phillips ligt de zaak eenvoudig. Hij stelt de vraag niet een s in hoeverre het zou pas sen in de Nederlandse politieke cultuur. Zijn ongedocum enteerde constateringen dat N e derland een koloniaal m oederland is gew eest en dat er ook nu k ennelijk sprake is van dis crim inatie, zijn vold oen d e om positieve discriminatie te eisen. S loots beschouw ingen zijn veel interessanter om dat hij zich op verschillende plaatsen in zijn proefschrift w el degelijk rekenschap geeft van de verschillen tussen beide landen. D e aard van de im m igratie en het minderhedenvraagstuk verschilt; binnen Nederland is geen sprake gew eest van door de
394
Boekbesprekingen
w et gesa n ctio n eerd e onderdrukking op grond van ras; de m inderhedenbevolking van de V erenigde S taten is groter en vorm t een belangrijke p olitieke macht; veel m eer dan A m e rika is N ederland een verzorgingsstaat en daarbinnen wordt ondersteuning van speciale b ev olk in gscategorieën gem akkelijker geaccepteerd; de rechters spelen in de V erenigde Staten een m eer vooraanstaande rol bij de ontw ikkeling van recht en b eleid dan hier te lande en de d iscussie is er daarom veel m eer een juridisch dicours. Sloot trekt uit d eze verschillen evenw el nauwelijks conclusies over de toepasbaarheid van het A m erik aan se voorb eeld in Nederland. W el staat hij uitvoerig stil bij de absurde con sequ en ties w aartoe het retrospectieve redeneerpatroon leidt - het is een gen oegen te lezen h oe hij de vloer aanveegt m et de argum entatie van Phillips - maar het h eeft er veel w eg van dat dit S lo o ts standpunt ten opzichte van de Am erikaanse discussie vertegen w oordigt en niet noodzakelijkerw ijze betrekking heeft op Nederland. O pvallend afw ezig in de studie van Sloot is een analyse van het karakter van het m inder hedenvraagstuk in N ederland. N ergens staat w elke om vang de w erkloosheid onder de verschillende im m igrantengroeperingen heeft aangenom en; hoe de m aatschappelijke kansen voor de tw eed e en derde generaties die thans opgroeien zich laten aanzien; er wordt geen en k ele overw eging gepresenteerd om trent de kans op verdere m inderheidsvorm ing, h et ontstaan van een zwarte onderklasse o f een regelrecht rassenvraagstuk. Mijn eigen redenering in ‘E en eerlijke kans’ is vooral gebaseerd op de gedachte dat zonder ri goureuze ingreep dergelijke ontw ikkelingen zich kunnen voordoen o f dat een reeds be staande ten d en s zich in die richting zal voortzetten. Sloots vuistregel is: begin niet aan p o sitieve discrim inatie voordat alle andere m iddelen zijn uitgeput. M et die andere m iddelen bedoelt hij vooral m aatregelen in de sfeer van het bestrijden van directe en indirecte (ne gatieve) discrim inatie. T ot nu toe blijken die m iddelen - om u iteenlopende red en en - in N ederland w ein ig zo d en aan de dijk te zetten. W e w eten dus eigenlijk al dat - h oe nuttig en nodig het o p zich zelf ook is - de waarde van deze m iddelen tot discrim inatiebestrijding voor de m aatschappelijke vooruitgang van m inderheden twijfelachtig is. Er is o o k geen en k ele rechtsgrond te b edenken waarom de verschillende m aatregelen niet tegelijkertijd kunnen w orden uitgevoerd. Ik verwacht in de N ederlandse verzorgingsstaat w el (passief) verzet tegen p o sitiev e discrim inatie, maar lang niet z o ’n scherpe stellingnam e als in de V erenigde Staten. H et probleem is van relatief geringe omvang: de m inderheden die er voor in aanm erking kom en vorm en niet m eer dan ruim 4% van de bevolking tegen wel 20% in A m erika. Ik ben van o o rd eel dat Sloots stellingnam e in de eerste plaats berust op het kiezen van positie in de A m erik aan se gedachtenw isseling en niet op een afzonderlijk beredeneerd standpunt om trent h et m inderhedenvraagstuk in Nederland. D it verklaart o o k on s ver schil in term in ologie. O ok ik spreek van positieve discrim inatie, maar deze term w il ik re serveren voor e en vorm van voorkeursbehandeling die zo ver gaat dat kw alificatie-eisen ondergeschikt w orden gem aakt aan de huidskleur o f de etnische afkom st van d e sollicitant o f exam inandus. H et begrip is onhandig breed als bij voorbeeld een w erkgever die sp e ciaal in de m inderhedenpers adverteert om te zien o f daar geen goed e kandidaten voor een vacature te v in d en zijn, ook al aan positieve discriminatie d oet. Sloot zal ongetw ijfeld zeggen dat m ijn begripsom schrijving minder zuiver is en daar heeft hij m isschien niet hele maal on gelijk in. M aar als je iets wilt in d eze richting is het foefje van president Johnson nog lang zo gek n iet. Ik stel opnieuw voor om als algem ene term toch maar p o sitie v e actie te gebruiken. Frank Bovenkerk
395
SG 87/5 (jg XXXIV)
A .P . den H artog, DifTusion of m ilk as a new food to tropical regions: the example of Indonesia 1880-1942, d issertatie. W ageningen 1986, 260 p. S .W . M intz, Sweetness and pow er. The place of sugar in modern history. Penguin B o o k s L td ., H am m ondsw orth M id d lesex England 1986, 274 p. ‘Suiker en m elk ? ’ E en alledaagse vraag die onverbrekelijk verbonden is met het al even al led aagse k op je k o ffie. D e van zelfsp rek en d h eid waarm ee wij N ederlanders als verslaafde koffiedrinkers d en k en te kunnen beschik k en over deze nederige, doch onmisbare artike len , is g eh eel m isplaatst. D e z e con clu sie kan m en trekken na lezing van de hier besproken stu d ies, die b eid e h an d elen over de sociaal-culturele en econom isch-politieke condities en im plicaties van de verbreiding van een bepaald voedingsm iddel op wereldschaal. G ew one gebruiksartikelen blijken voor b eoefen aren van historische en sociaal-wetenschappelijke d iscip lin es een ingang te vorm en tot ee n even boeiend als com plex veld van studie. H et o n d erzo ek van M intz naar suiker en m achtsverhoudingen nam een aanvang toen hij als aankom end an tro p o lo og veld w erk verrichtte onder de zwarte arbeiders op de suikerrietp lantages op P orto R ico, nu z o ’n 40 jaar geled en . Pas recentelijk schreef hij het boek . dat g eb aseerd is o p g eg ev en s en literatuur die hij een arbeidsleven lang verzam elde. Zijn n aspeuringen naar de bindingen die h et werk op de plantages had met andere aspecten van de suikerproduktie en daarnaast o o k m et de distributie en de consum ptie ervan, brachten hem in ruim te en tijd ver buiten het Caribische suikereiland van oorsprong. Het vo lg en van de w eg die de suiker aflegd e vanuit India, waar suikerriet in de eerste eeuw en van o n ze jaartelling al werd b ew erk t, naar Europa en vervolgens m et Columbus mee naar de nieu w e w ereld en de sp oed ig verrijzende plantages weer terug naar de oude wereld om te w orden g eg eten , g eeft v olgen s M intz zicht op niets minder dan een antropologie van het m odern e bestaan. H et gaat in dit b oek dan ook eigenlijk om de veranderende machts- en afhan k elijk heidsrelaties tussen E uropa en andere delen van de wereld en tegelijkertijd binnen de E n g else sam en levin g zelf. In vijf hoofdstukken legt de auteur uit hoe de groei en d e produktie en con su m p tie van suiker verbonden is m et macht en met wijzigingen in m aatschappelijk gebruik en b etek en is van d eze begerenswaardige zoetstof. H o e zijn de E n gelsen zulke n otoire zoetek au w en geworden en m et hen veel andere b e w on ers van w esterse industrielanden? T ot on geveer 1650, schrijft M intz in het hoofdstuk o v er con su m p tie, b le e f suiker voorb eh ou d en aan de rijken en m achtigen van Europa. M eeg ek o m en m et de teru gk eren d e kruisvaarders uit de A rabische w ereld, diende dit produkt aanvankelijk als sp ecerij, in k lein e h oeveelh ed en toegevoegd aan allerlei gerechten. D aarnaast w erd h et, dikw ijls verm en gd m et gem alen edelsten en , gebruikt als m edicijn te gen zu lk e kw alen als de p est e n , vervolgen s, in wat grotere h oeveelh ed en , als tafelversie ring in de vorm van fantastische kunstw erken van suikergoed en m arsepein. A ldus op ge luisterde b an k etten van vorsten en ed elen m oesten indruk m aken op de gasten en konden als sym b olen van m acht en rijkdom bijdragen aan de handhaving van hun positie. In de a ch ttien d e eeu w w erd d eze g ew o o n te door d e stijgende m iddengroepen van rijke burgers in g o ed k o p ere vorm en g eïm iteerd , terwijl dit soort gebruik van suiker tegenw oordig nog terug te vinden is tijdens h oogtijd agen en decem berfeesten. Intussen steeg de suikerconsum ptie voortdurend en b egon zich na 1650 ook een plaats te veroveren in de laagste re gion en van de E n g else sa m en levin g, maar nu als zoetm iddel. Inderdaad in de th e e, de n ieu w e nationale drank, ev en een s ee n tropisch produkt aangevoerd van het andere eind van de w ereld. D aarnaast ging er suiker in k oek jes, cakes, puddingen en in de vorm van stroop , in pappen en o p h et b rood . A ls conserveerm iddel van fruit, ten slotte, kwam het in de vorm van g o ed k o p e fabrieksjam terecht in het m enu van elk e E ngelse arbeider.
396
Boekbesprekingen
Tussen 1650 en 1800 nam de suikerconsum ptie volgen s M intz w aarschijnlijk toe met 2500% , terwijl d eze in de eeu w daarop nog een s 5 m aal toe nam. R on d 1900 werd 1/6 van de totale calorieopnam e verschaft door suiker. D e z e stapsgew ijze uitbreiding van het ver bruik, waarbij suiker veranderde van luxe-artikel voor de e lite naar leven snood zaak voor de m assa, ging gepaard m et even zovele stappen in de beheersin g van de produktie en ver groting van de koloniale m acht. M intz laat zien h oe groeperingen uit de m aatschappelijke elite, planters, reders, fabrikanten en niet in de laatste plaats de E n gelse staat z elf als o n t vanger van invoerrechten en accijnzen, profiteerden van het produkt. D e w erkw ijze op de suikerplantages bleven eeuw enlang ongew ijzigd en verton en , poneert de auteur, alle k en merken van industriële arbeid. H et lot van de uit A frika geïm p orteerd e slaven is naar zijn m ening nauw verbonden m et dat van de proletarische arbeiders in de op k om en d e indus trieën van Engeland. Slaven noch proletariërs konden hun relatie m et de suiker vrij k ie zen. D at E ngelse arbeiders verslaafd raakten aan th ee m et suiker kom t volgen s Mintz m inder voort uit im itatiedrang van hun m eerderen dan uit noodzaak. D e z e w arm e, calorieënrijke drank verm ocht m ensen op te kikkeren en kon w at afw isseling brengen in het destijds gebruikelijke, een ton ig zetm eeld ieet van brood en p appen. B oven d ien waren al ternatieve dranken, bier en m elk, op het m om ent dat de thee beschikbaar kw am , veel te duur voor de gew on e man. E en vroeg inzettende industrialisering die het dagelijks leven , waaronder o o k de eetg ew o o n ten , totaal veranderde, d eed de rest. E en dergelijk karig zetm eelm enu is nu nog typerend voor grote delen van A z ië , A frika en L atijns-A m erika en geeft gezien de geschetste ontw ikkeling te d en k en , vindt M intz. In het proefschrift van D en H artog kom en tal van zaken aan de orde d ie o o k van M intz’ studie deel uitm aken. O ok hier is studie gem aakt van vervlechtingen tussen groepen m en sen in kolonie en m oederland toegespitst op de groeien d e produktie en consum ptie van een alledaags voedingsm iddel, zij het over een veel kortere period e. H et b oek gaat over de betrekkingen tussen N ederland en N ederlands-Indië in de laatste 65 jaar van het k olo niale regim e en over m elk, een oer-H oIlands zuivelprodukt. D en H artog, zoon van de b e kende voedingsdeskundige en van huis uit sociaal-geograaf, w erkte 10 jaar voor de F A O en is sinds 1977 verbonden aan de vakgroep H um ane V oed in g van de Landbouw universi teit in W ageningen. Hij hanteert een aldaar gebruikelijk voed in gsw eten sch app elijk per spectief en m aakt daarnaast gebruik van d iffu sieth eorieën . D o o r de historische aanpak en de toepassing van origineel (archief)m ateriaal is zijn b oek o o k voor lezers buiten de voedingswereld de m oeite waard. D e studie bestaat uit 9 hoofdstukken, verdeeld over tw ee d elen , waarvan het eerste handelt over de opkom st van de fabricage van gecon serveerd e m elkprodukten in d e w es terse industrielanden sinds de tw eed e helft van de 19e eeu w . Z o e te gecon d en seerd e melk in blik beh oord e tot de eerste artikelen in dit gen re. In het tw eed e d eel probeert hij een antwoord te vinden op de vraag hoe en waarom dit produkt zich in In d on esië h eeft ver spreid. Hij begint evenals M intz m et een b eschouw ing over d e verhouding tussen ‘nature' en 'nurture' als verklaring voor verschillen tussen volk eren en culturen in de gew oon te van, in dit geval, het m elkdrinken. H oew el som m ige volk en in A z ië de veeh ou d erij ken nen en daarbij ook m elk drinken, w as dat juist n iet h et geval op Java, waar de verbreiding van dit gebruik in de bestudeerde periode het sterkst was. Bij de verklaring van de groei van de consum ptie d ie, anders dan bij suiker, in de k olon ie en niet in het m oederland plaatsvond, kent ook deze auteur een belangrijke rol to e aan de sp ecifiek e kenm erken van het produktieproces en van het gebruik dat m en sen van het produkt kunnen m aken. Melk kan in tegenstelling tot suiker niet lang w orden bew aard, zodat het transport over lange afstanden van dit voedingsm iddel problem en geeft. V oor b evoorrading van sted en , (handels)schepen en leger m et m elk konden d eze m oeilijk h ed en niet goed w orden opge-
397
SG 87/5 (jg XXXIV)
lost voordat na 1860 de techniek van het conserveren zo ver was ontw ikkeld dat het inblik ken van m elk m ogelijk werd. In de laatste decennia voor 1900 ontstonden in diverse indus trielanden bedrijven die zich op de produktie hiervan toelegd en , waaronder ook de in 1882 opgerichte zuivelfabriek N V H ollandia. Behalve naar de genoem de afzetgebieden ging d eze zo ete gecondenseerde m elk ook naar de E uropese bevolking overzee. Vooral de E ngelse industriesteden waren grote afnemers van m et name de goedkopere soorten, vooral gebruikt door fabrieksarbeiders, die zich geen dagelijkse portie verse melk konden veroorloven. H et diende vooral als voed sel voor zuigelingen en voor zieken. In Nederland zelf is gecondenseerde m elk en later m elkpoeder tot de T w eed e W ereldoorlog w einig p o pulair gew eest bij de stedelijke b evolking, ook niet bij de arbeidersklasse. V olgens de au teur kunnen de relatief lage industrialisering, de geringe om vang van de steden en de g e lijkm atige spreiding van veehouderij en zuivelproduktie als m ogelijke verklaringen hier voor gelden. Producenten, waaronder diverse kleine coöp eraties, m oesten dus om zien naar andere klanten, vooral toen de E ngelse markt instortte als gevolg van de kritiek van voedingsdeskundigen op de goed k op e afgeroom de soorten , die geen essentiële vitaminen m eer bevatten. Nederlands-Indië bood de fabrikanten na 1900 nieuwe afzetm ogelijkheden. D oor een wat D en Hartog noem t sterk ‘E uropeaniseringsproces’ nam de vraag naar melk toe. Met de komst van in Nederland geboren en getogen ech tgen otes van in Indië werkzam e am b tenaren gingen Nederlanders overzee zich m eer vasthouden aan gew oonten van thuis, ook waar het de maaltijd betrof, en zij niet alleen. N ederlands op geleid e stedelijke Indone siërs behorend tot de m iddenklasse deden even zo en na hen sijpelden westerse gebruiken, zoals het drinken van m elk, door naar lagere regionen en zelfs naar het platteland. Omdat verse m elk zeer duur was en m oeilijk verkrijgbaar, was het succes van melk in blik verze kerd. H et is verm eldenswaard dat niet alleen m elkfabrikanten met hun reclam ecam pag nes fungeerden als ‘change agent’, maar daarnaast ook door de overheid betaalde zieken huizen en consultatiebureaus voor zuigelingen. D e arme bevolking was evenals in de En gelse industriesteden aangew ezen op de goedkope afgeroom de soorten, die daarm ee on geschikt waren voor babies en peuters. O ok hier sloegen voedingsdeskundigen alarm, maar zij slaagden er niet in de overheid tot een im portverbod te bew egen en de zaak werd, on op gelost, overschaduwd door de oorlogsgebeurtenissen van 1942. M elk behoort tegen woordig, aldus D en H artog, in Indonesië nog steeds tot de duurdere voedingsm iddelen, die vooral door de beter gesitueerden worden gebruikt. B eide b oeken vorm en een goed voorbeeld van wat de bestudering van een nietig aspect van m ateriële cultuur kan opleveren aan inzicht in vervlechtingsprocessen op w ereld schaal. Vooral M intz toont aan dat d eze processen door geen van de betrokken partijen van producenten, consum enten en overheid bewust zo bedoeld zijn, maar op langere ter mijn w el dwang uitoefenen over alle betrokkenen. M achts- en afhankelijkheidsrelaties vorm en bij hem de kern van zijn studie, terwijl d eze bij D en Hartog veel im plicieter aan de orde kom en. D eze auteur gaat m eer beschrijvend te w erk, maar zijn feiten zijn belang w ekkend. H et is jam m er dat D en Hartogs tekst duidelijk herkenbaar is als vertaald N e derlands. Van M intz’ b oek verscheen bij V een in U trecht een N ederlandse vertaling. D e genen die belang stellen in de wording van onze m oderne w ereldsam enleving, beschouwd vanuit een ongebruikelijke invalshoek, dienen deze b oek en onverwijld te lezen. A nneke H. van O tterloo
398
Boekbesprekingen
H .J.M . H üttner, Multilevel onderzoek: de operationalisatie van omgevingskenmerken. Sociologisch Instituut, dissertatie K U N ijm egen 1985, 227 p. O p 4 decem ber 1985 prom oveerde H üttner op het hierboven genoem de proefschrift. D o o r een sam en loop van om standigheden verschijnt er pas nu een recensie in het tijd schrift waarvan hij al v ele jaren redactiesecretaris is. D e titel van het proefschrift geeft al aan dat het gaat over (een deelprobleem van) m ulti level on derzoek. In on s land is er een zeer actieve onderzoeksgroep op dit terrein, ‘M U L O G ’, en H üttner is daarvan een van de voortrekkers. D o et het werk van deze groep som s wat d efen sief en esoterisch aan, bij H üttner is er een duidelijk streven om zijn b ood schap onbevangen en voor buitenstaanders begrijpelijk over te brengen. Daarbij wordt hij wel gehinderd door de wijze waarop het proefschrift tot stand gek o m en is, nam elijk door het bijeenbrengen en bewerken van eerder m ede door hem ge schreven werkstukken. In dit verband dient m et name genoem d te worden het in 1982 ver schenen them anum m er van 'Current S ociology’ (V ol. 30 (3)) over ‘M ulti-level research’, dat door V an den E eden en H üttner is verzorgd. D oor deze werkwijze krijgt het boek een minder overzichtelijke structuur en kom en er nogal wat herhalingen en'uitstapjes’in voor. Kernprobleem van de auteur is de vraag hoe groepseigenschappen geoperationaliseerd dienen te w orden. V oor het beantw oorden van die vraag maakt hij een studie van de on derzoekspraktijk: h oe ziet (in term en ontleend aan A . Kaplan) de ‘logic-in-use’ er uit en h oe kan ik daaruit een ‘reconstructed logic’ destilleren? D e analyse van de onderzoekspraktijk, dat wil zeggen van de wijze waarop andere on derzoekers groepseigenschappen hebben geoperationaliseerd, gebeurt zeer grondig. N a dat in hoofdstuk 2 een indelingsschem a van om gevingskenm erken is uiteengezet en in hoofdstuk 3, via het inm iddels klassiek gew orden schem a van B oesjes-H om m es, het operationalisatieproces is o n tleed , wordt in hoofdstuk 4 verslag gedaan van de operationalisa tie van groepskenm erken in de praktijk van m et name het school(klas)onderzoek. B e perkte hoofdstuk 4 zich tot de zogenaam de analytische groepskenm erken, in hoofdstuk 5 kom en de globale en structurele groepskenm erken aan de orde. O ok hier wordt gekeken naar de onderzoekspraktijk, waarbij de voorbeelden variëren van dyadische relaties tot bureaucratieën. In het slothoofdstuk worden de uitkom sten nog een s 'op een rijtje’ gezet. Daarbij wordt w el duidelijk dat voor H üttner de onderzoekspraktijk wel aanknopings punt, maar geen richtsnoer voor de m ethodologie is. Zijn p leidooi is erop gericht de gebruikelij ke betrekkelijk arbitraire en inductieve werkwijze van de onderzoekers bij het o p e rationaliseren van begrippen (in casu groepskenm erken) te vervangen door een system ati sche en deductieve wijze van w erken, en w el aan de hand van een zes-stappenschem a (p. 94). O f zijn in het N ederlands gesteld e p leid ooi de m erendeels Am erikaanse onderzoekers zal bereiken, valt te betw ijfelen. Maar wellicht vindt H üttner gelegenheid dit pleidooi nog een s tot een kernachtige, Engelstalige publikatie om te werken. J. van der Zouw en P.G . Swanborn, Methoden van sociaal-wetenschappelijk onderzoek (nieuw e editie). B o o m , M eppel 1987, 436 p. Swanborn h eeft zijn in 1981 verschenen m ethodenboek bewerkt tot een nieuwe ed itie en daarbij rekening g eh ou d en m et kritische opm erkingen die gebruikers (in dit geval docen ten) van die eerste uitgave hebben doorgegeven. Een typerend verschil tussen beide ed i ties komt tot uiting in de ondertitel. D e recente uitgave mist een ondertitel, terwijl in 1981 nog sprake was van een ‘Inleiding in ontw erpstrategieën’. In de eerste uitgave lag de na
399
SG 87/5 (jg XXXIV)
druk nog op de m ethodische instructie; in de nieuwe ed itie is de nadruk sterk verschoven naar de m ethodologische reflectie. M en leert nadenken over manieren waarop sociaal w etenschappelijk onderzoek een antw oord kan geven op gestelde vragen. D e k euze voor een bepaalde, bij een probleem stelling passende, onderzoeksstrategie wordt immers pas na een grondige m ethodologische reflectie opportuun. H et denkproces dat een beginnend onderzoeker zich eigen m oet m aken, wordt in het eerste hoofdstuk (over de spelregels en de kernbegrippen) geïntroduceerd, waarbij de au teur aansluit bij D e G roots em pirische cyclus als een gestructureerde vorm voor het leren kennen van de sociale w erkelijkheid. D it ‘k ennen’ om vat tevens het logisch afleiden van verklaringen. In de em pirische w etenschappen maakt men daarbij gebruik van het deductief-nom ologisch verklaringsm odel (D N -m od el). Binnen deze traditie beschrijft Swanborn het denkproces van een sociaal-w etenschappelijk onderzoeker. D oor schade en schande wordt men wijs, geldt hier als leidinggevend beginsel. Men onderkent een pro b leem , bedenkt er een oplossing voor (th eorie), probeert deze uit (analyse) en evalueert het resultaat. Z o nodig wordt een nieuw e oplossing bedacht en het proces herhaalt zich. Is er eenm aal voor een gesignaleerd probleem een (theoretische) oplossing bedacht, dan wordt er naar een onderzoeksontw erp (experim ent, enquête o f veldonderzoek) uitge k ek en , om te kunnen nagaan o f de bedachte oplossing op de sociale werkelijkheid past. V oor het m aken van een goed e keuze m oeten w e voor een gesignaleerd probleem nog wel een adequate verklaring bedenken o f ontlenen aan reeds bestaande en geijkte oplossin gen. H oofdstuk 2 gaat hierop in. B ehandeld worden de soorten (intentionele, functionele en historisch-genetische) verklaringen, het causaliteitsprincipe en de theorie als m odel. In hoofdstuk 3 (over m odellen) wordt het m odelm atige van een theorie uitgebreid bespro ken. N iet de inhoud van een theorie staat centraal maar de form ele vorm geving hiervan. Elke theorie kan worden om schreven als een m odel waarin kenm erken (variabelen) van eenh ed en onderling m et elkaar verw even zijn. Van een aantal m odellen, waarm ee die on derlinge verw evenheid m athem atisch is uit te drukken, krijgt de lezer enkele inhoudelijke voorbeelden gepresenteerd. U iteindelijk is het doel een theorie zo te m odelleren dat ook getoetst kan worden o f een theorie een juiste weergave van de sociale w erkelijkheid is. Er is dan sprake van een toetsend on derzoek. Indien m en echter nog naar een oplossingsm o del op zoek is, wordt dit exploreren genoem d. B eid e werkwijzen worden u iteengezet. Daar een m odel gezien wordt als een em pirische vertaling van de theorie in kenm erken van eenh ed en en hun onderlinge verw evenheid, kom t h et m eetprobleem om de hoek kij ken in hoofdstuk 4. U itgebreid en inzichtelijk wordt ingegaan op de operationalisatie en de hierm ee sam enhangende facetten geldigheid en betrouwbaarheid. B eide spelen een belangrijke rol om het begrip-zoals-bedoeld zo veel m ogelijk m et het begrip-zoals-bepaald te kunnen laten sam envallen. Ten behoeve van een (gem akkelijke) kwantitatieve verwerking, wordt een serie variabelen vaak tot één m eetinstrum ent herleid (het reduce ren van de data-m atrix). D at dit verschillende voordelen biedt en dat m en daarbij reke ning m oet houden m et het m eetniveau van de betreffende variabelen, leert ons de laatste paragraaf in dit hoofdstuk. In de hoofdstukken 5 tot en m et 8 w orden achtereenvolgens behandeld de databronnen en de onderzoeksstrategieën. V oor het toetsend onderzoek zijn dit m et nam e het experim ent en de enquête; voor het explorerend onderzoek is dit het veldonderzoek. D eze hoofdstukken zijn in vergelijking m et de eerste editie relatief het minst gew ijzigd. K enm erkend voor veldonderzoek is dat de onderzoeker een tij d lang par ticipeert aan het dagelijks leven van het te bestuderen sociale systeem . Bij de laatst ge n oem de strategie kom t een verklaring tot stand m et behulp van het verificatieprincipe, ter wijl experim ent en en q u ête daarvoor gebruik m aken van het falsificatieprincipe en op toetsing gericht zijn.
400
Boekbesprekingen
Tot zover zijn de belangrijkste m ethoden van sociaal-wetenschappelijk onderzoek be handeld en zou het boek uit kunnen zijn. Er resteren echter nog tw ee hoofdstukken die Swanborn karakteriseert als ‘discussieteksten’. H oofdstuk 9 h eeft als titel ‘kwalitatief on d erzo ek ’. E en lezer die h et vorige hoofdstuk nog in gedachten h eeft, zal zich afvragen of het veld on d erzoek dan geen m ethode is die bij kwalitatief onderzoek past. D e verwarring wordt nog groter als blijkt dat hoofdstuk 9 eigenlijk handelt over interpreterend on der zo e k , zoals sym bolisch interactionism e, etn om eth od ologie en fenom enologisch onder zoek . D e z e benaderingen worden beschreven en system atisch vergeleken m et het kwanti ficerend on derzoek. D e overeenk om sten en vooral de verschillen tussen beide benaderin gen w orden in heldere taal u iteengezet. Z o is volgens Swanborn in het interpreterend on d erzoek een toetsen d e en explorerende aanpak niet m ogelijk (p. 365). E en dergeüjke, naar m ijn id ee, te vergaande conclusie, is alleen te rechtvaardigen als de interpreterende benadering geëvalueerd wordt vanuit een deductief-nom ologisch m odeldenken en ik on t kom niet aan de indruk dat Swanborn dit gedaan heeft. E en lezer krijgt de suggestie dat interpreterend onderzoek toch niet het echte onderzoek is, dat het best een plaats kan in nem en binnen de em pirische cyclus, maar dan voorafgaande aan het ged eelte waarin een theorie (kw antitatief) g etoetst wordt. Indien de interpreterende benadering gelijk gesteld wordt m et kwalitatief on d erzoek , lijkt een dergelijke interpretatie logisch. V oor Swan born blijft toetsing het ideaal waarnaar sociaal-w etenschappelijk onderzoek m oet streven, terwijl naar m ijn id ee verificatie even legitiem is. W anneer vanuit dit laatste principe de in terpreterende benadering zou zijn geëvalu eerd , dan zou deze niet slechts tot het kwalita tieve onderzoek te rekenen zijn, maar ook een em pirische cyclus vorm en. In het laatste hoofdstuk kom en een aantal factoren aan bod waarm ee een sociaal-we tenschappelijk onderzoeker rekening heeft te houden als het onderzoek voor beleidsdoel einden is op gezet. V ooral de waardevrijheid krijgt veel aandacht. O ndanks mijn kritiek, o f beter nog: m ede vanw ege de aanleiding daartoe en de daar door geschapen m ogelijkheid tot discussie, vind ik Swanborns boek een voortreffelijke in leiding voor hen die in hun studie kennis m aken m et het sociaal-wetenschappelijk onder zoek . H et zet aan tot nadenken en het op een m ethodische manier bezig zijn m et de socia le w erkelijkheid. H et boek is bovendien zeer leesbaar geschreven en de tekst wordt v eel vuldig onderbroken voor het geven van opdrachten en oefeningen aan de lezer. D it maakt het b oek erg aantrekkelijk om in w erkgroepen te bestuderen. H et wordt ook aangekondigd als leerboek voor studenten aan de O pen U niversiteit, maar die krijgen er dan nog een opgaven- en instructieboekje bij, hetgeen de zelfstudie zal vergem akkelijken. Harry Hüttner
401