MODEL ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING MASTERopleidingen
A. Model facultair deel B. Model opleidingsspecifiek deel
Studiejaar 2014-2015
Onderwijs- en examenregeling Master
Inleiding bij de Model Onderwijs- en Examenregeling MASTER
Algemeen Sinds de invoering van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) in 1993 moeten de hoofdlijnen van het onderwijsprogramma en de examinering voor elke opleiding in een onderwijs- en examenregeling (OER) worden vastgelegd. De UvA en VU hebben er voor gekozen een geharmoniseerd model onderwijs- en examenregelingen (model-oeren) voor de bachelor- en masteropleidingen op te stellen. Voor wat betreft de inhoud is gekozen voor een volledig geharmoniseerde tekst van de model-oer. Voor wat betreft de vraag in hoeverre van de bepalingen mag worden afgeweken is er voor gekozen vast te houden aan de situatie zoals deze voor iedere instelling afzonderlijk gold in het voorgaande model, hetgeen is verwerkt in dit model. Ingevolge artikel 7.13 lid 1 WHW bevat de OER adequate en heldere informatie over de opleiding of groep van opleidingen. In artikel 7.13, lid 2 WHW staan de onderwerpen opgesomd die in de OER ten minste moeten zijn geregeld voor de voor elke opleiding of groep van opleidingen geldende procedures en rechten en plichten met betrekking tot het onderwijs en de examens. Daarnaast bevat de wet nog enkele afzonderlijke verplichtingen tot het opnemen van regels in de OER. In bijlage I bij deze toelichting is een overzicht gegeven van de betreffende artikelen uit de OER en de daarbij behorende artikel uit de WHW. De model OER is onderverdeeld in twee delen (deel A en deel B) die tezamen de OER vormen. In deel A, dat kan worden beschouwd als het facultaire gedeelte, zijn bepalingen opgenomen die voor meerdere opleidingen kunnen gelden. In het B gedeelte zijn de opleidingsspecifieke bepalingen opgenomen. Hoewel de delen bij elkaar horen en tezamen de OER van een opleiding of groep van opleidingen vormen kunnen deze afzonderlijk van elkaar worden gewijzigd. De model OER is voor wat betreft de indeling een format dat door het College van Bestuur van de UvA als richtlijn aan de decanen ex. artikel 9.5 WHW (hierna: richtlijn) is vastgesteld. In het model zijn vier soorten bepalingen opgenomen. De meeste artikelen betreffen onderwerpen die op basis van artikel 7.13 of overige artikelen uit de WHW in de OER moeten worden opgenomen. Deze artikelen zijn omkaderd. Voor zover deze artikelen niet als richtlijn zijn vastgesteld mag van de tekst van deze artikelen, worden afgeweken, zolang het onderwerp volgens de voorgeschreven indeling beschreven wordt in de OER. De artikelen die in een kader zijn geplaatst met een grijze arcering geven aan dat het betreffende onderwerp op deze wijze geregeld moet worden, omdat het een richtlijn voor de UvA betreft. De richtlijnen worden, met in achtneming van de bevoegdheden van de medezeggenschapsorganen ter zake, vastgesteld door het College van Bestuur. De decaan is niet vrij om hier van af te wijken. In bijlage II is een overzicht gegeven van de richtlijnen die in het kader van deze model OER van belang zijn, met daarbij vermeld de datum waarop het besluit is genomen en de datum van inwerkingtreding. Bij artikelen die niet voor beide instellingen of alle opleidingen van toepassing zullen zijn staat tussen haakjes: [Keuze:] Delen van artikelen die optioneel zijn worden eveneens tussen haakjes weergegeven. De overige -niet omkaderde- artikelen betreffen artikelen waarvan niet in de WHW is bepaald dat deze in de OER moeten worden opgenomen en die eveneens niet als richtlijn zijn vastgesteld. Het betreft deels onderwerpen die wel in de WHW worden geregeld, maar waarvan niet expliciet is Pagina 2
Onderwijs- en examenregeling Master
vermeld dat deze onderwerpen in de OER moeten worden opgenomen. Voor het overige zijn het artikelen die met het oog op een heldere en adequate informatieverstrekking, dan wel op basis van een UvA of VU regeling in het model zijn opgenomen. Het verdient aanbeveling deze artikelen overeenkomstig het model op te nemen in de OER. Indien nodig kunnen extra artikelen worden toegevoegd vanwege bijzonderheden in het programma. In dat geval dient de indeling en de nummering van de artikelen van deze model OER zoveel mogelijk aangehouden te worden. Eventuele extra artikelen dienen zoveel mogelijk aan het einde van een hoofdstuk geplaatst te worden en worden aangeduid met een hoger nummer In het geval dat een artikel tussen de bestaande artikelen wordt geplaatst dient dit artikel aangeduid te worden met een tussennummer door een letter aan het nummer toe te voegen (bijvoorbeeld artikel 1.1a) Het bevordert de transparantie en verbetert de kwaliteitsbewaking indien een bepaald onderwerp in elke OER in hetzelfde artikelnummer is geregeld.
Pagina 3
Onderwijs- en examenregeling Master
Deel A: facultair deel 1. Algemene bepalingen Artikel 1.1 Toepasselijkheid regeling Artikel 1.2 Begripsbepalingen 2. Vooropleiding en toelating Artikel 2.1 Vooropleiding Artikel 2.2 Aanmelding en inschrijving Artikel 2.3 Facultaire toelatingscommissie Artikel 2.4 Toelatingsprocedure Artikel 2.5 Weigering of beëindiging inschrijving (iudicium abeundi) 3. Inrichting opleiding Artikel 3.1 Indeling studiejaar Artikel 3.2 Inrichting van de opleiding 4. Tentaminering en examinering Artikel 4.1 Intekening voor tentamens Artikel 4.2 Vorm van tentaminering Artikel 4.3 Mondelinge tentamens Artikel 4.4 Vaststelling en bekendmaking van de uitslag Artikel 4.5 Herkansing Artikel 4.6 Cijfers Artikel 4.7 Vrijstelling Artikel 4.8 Geldigheidsduur resultaten Artikel 4.9 Inzagerecht Artikel 4.10 Nabespreking Artikel 4.11 Masterexamen Artikel 4.12 Getuigschrift en verklaring Artikel 4.13 Fraude en plagiaat 5. Studiebegeleiding en studievoortgang Artikel 5.1 Studievoortgangsadministratie en studiebegeleiding Artikel 5.2 Aanpassingen ten behoeve van een student met een functiebeperking 6. Hardheidsclausule Artikel 6.1 Hardheidsclausule
Deel B: opleidingsspecifiek deel 1. Algemene bepalingen Artikel 1.1 Begripsbepalingen Artikel 1.2 Gegevens opleiding Artikel 1.3 Instroommoment 2. Doelstellingen en eindtermen van de opleiding. Artikel 2.1 Doelstelling opleiding Artikel 2.2 Eindtermen
Pagina 4
Onderwijs- en examenregeling Master
3. Nadere toelatingseisen Artikel 3.1 Toelatingseisen Artikel 3.2 Schakel-/premasterprogramma Artikel 3.3 Beperkte opleidingscapaciteit [of: niet van toepassing (n.v.t.)] Artikel 3.4 Uiterste termijn aanmelding Artikel 3.5 Taaleisen Nederlands bij Nederlandstalige masteropleidingen of Artikel 3.5 Taaleisen Engels bij Engelstalige masteropleidingen Artikel 3.6 Vrij programma 4. Opbouw van het curriculum Artikel 4.1 Samenstelling opleiding Artikel 4.2 Verplichte onderwijseenheden Artikel 4.3 Praktische oefening [of: n.v.t.] Artikel 4.4 Keuzeruimte [of: n.v.t.] Artikel 4.5 Volgorderlijkheid tentamens Artikel 4.6 Deelname aan praktische oefening en werkgroepbijeenkomsten [of: n.v.t.] Artikel 4.7 Maximale vrijstelling [of: n.v.t.] Artikel 4.8 Geldigheidsduur resultaten Artikel 4.9 Graad 5. Overgangs- en slotbepalingen Artikel 5.1 Wijziging en periodieke beoordeling Artikel 5.2 Overgangsbepalingen Artikel 5.3 Bekendmaking Artikel 5.4 Inwerkingtreding
Pagina 5
Onderwijs- en examenregeling Master
Deel A: facultair deel 1. Algemene bepalingen Artikel 1.1 Toepasselijkheid regeling 1. Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en de examens van de masteropleidingen (hierna ook te noemen: de opleiding) die worden verzorgd aan de Faculteit der ……… (hierna ook te noemen: de faculteit) van de [keuze: Universiteit van Amsterdam/Vrije Universiteit Amsterdam]. 2. Deze regeling bestaat uit een facultair (A) deel en een opleidingsspecifiek deel (B). Deel A bevat algemene bepalingen en is van toepassing op het onderwijs en de examens van de masteropleidingen van de Faculteit der ……… Deel B bevat opleidingsspecifieke bepalingen. Deel A en deel B samen vormen de onderwijs- en examenregeling van de opleiding. 3. Deze regeling kan van overeenkomstige toepassing worden verklaard op de gezamenlijke opleidingen en onderwijseenheden, bedoeld in artikel 7.3c WHW, die mede door de faculteit worden verzorgd. 4. Deze regeling is van toepassing op een ieder die voor de opleiding is ingeschreven, ongeacht het studiejaar, waarin de student voor het eerst voor de opleiding werd ingeschreven. 5. Deel B van deze onderwijs- en examenregeling kan voor de desbetreffende opleiding aanvullende algemene bepalingen omvatten. Artikel 1.2 Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: a. EC (European Credit) een studiepunt met een studielast van 28 uren studie; b. examen: het masterexamen van de opleiding; c. fraude en plagiaat: het handelen of nalaten van een student waardoor een juist oordeel over zijn kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk wordt; d. joint degree: een graad die een instelling verleent, samen met een of meer instellingen in binnen- of buitenland, nadat de student een studieprogramma (een opleiding, afstudeerrichting of specifiek programma binnen een opleiding) heeft doorlopen waarvoor de samenwerkende instellingen samen verantwoordelijk zijn; e. onderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding in de zin van de wet; f. periode: een deel van een semester; g. praktische oefening: het deelnemen aan een practicum of andere onderwijsleeractiviteit, die gericht is op het bereiken van bepaalde (academische) vaardigheden. Voorbeelden van een praktische oefening: • het maken van een scriptie of thesis • het uitvoeren van een onderzoekopdracht, • het deelnemen aan veldwerk of een excursie • het deelnemen aan een andere onderwijsleeractiviteit die gericht is op het verwerven van bepaalde vaardigheden of • het doorlopen van een stage; h. programma: het totaal en de samenhang van de onderdelen, de onderwijsvormen, de contacturen, de toets- en tentamenvormen, de voorgeschreven literatuur; i. iscriptie: een onderdeel dat bestaat uit literatuuronderzoek en/of een bijdrage aan wetenschappelijk onderzoek, in alle gevallen leidend tot een schriftelijk verslag daarover; j. [keuze: UvA: SIS of VU: VUnet: het Studenten Informatie Systeem;
Pagina 6
Onderwijs- en examenregeling Master
k. studiegids:
l. studielast:
m. studiejaar: n. tentamen:
o. toelatingscommissie
p. universiteit: q. wet: [UvA: r. opleidingsstatuut:
de gids van de opleiding die een nadere uitwerking van de opleidingsspecifieke bepalingen en overige opleidingspecifieke informatie bevat. De studiegids is elektronisch beschikbaar via www…; de studielast van de onderwijseenheid waarop een tentamen betrekking heeft, uitgedrukt in studiepunten = EC. (De studielast van 1 jaar (1680 uur) is 60 studiepunten/EC; het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daarop volgende kalenderjaar; onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student betreffende een onderdeel. De beoordeling wordt uitgedrukt in een eindcijfer. Een tentamen kan in gedeeltes worden afgenomen met behulp van één of meer deeltentamens. Een hertentamen bestrijkt altijd dezelfde materie als het tentamen; de commissie die namens [keuze: UvA: de decaan/ VU: het faculteitsbestuur] beoordeelt of een gegadigde aan de eisen voldoet om toegelaten te worden tot de masteropleiding van zijn keuze. [keuze: de Universiteit van Amsterdam/Vrije Universiteit van Amsterdam]; de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; het opleidingsspecifieke deel van het studentenstatuut conform artikel 7.59 van de wet.
De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent.
2. Vooropleiding en toelating Artikel 2.1 Vooropleiding 1. Voor de inschrijving voor een masteropleiding is een bachelorgraad vereist, behaald in het wetenschappelijk onderwijs. Aan welke eisen de bachelorgraad moet voldoen, is bepaald in Deel B. 2. Ingeval een gegadigde niet beschikt over een bachelorgraad, zoals bedoeld in het eerste lid, beoordeelt de toelatingscommissie van de opleiding de geschiktheid om tot de opleiding toegelaten te worden aan de hand van de vereisten, bepaald in Deel B. 3. Voor de inschrijving in een masteropleiding tot leraar voor de periode van voorbereidend hoger onderwijs, geldt als vooropleidingseis dat aan betrokkene de Mastergraad in het desbetreffende vakgebied, bedoeld in artikel 7.10a WHW, is verleend Artikel 2.2 Aanmelding en inschrijving 1. De uiterste datum voor aanmelding voor de masteropleiding staat vermeld in artikel 3.4 (deel B). 2. Na een tijdige aanmelding schrijft de student zich vóór 1 september [keuze UvA: of indien van toepassing vóór 1 februari] in. Artikel 2.3 Facultaire toelatingscommissie [keuze: UvA: de decaan/ VU: het faculteitsbestuur] stelt een of meer toelatingscommissies in. [keuze: UvA: de decaan/ VU: het faculteitsbestuur] wijst de leden daarvan aan na overleg met de opleidingsdirecteuren en examencommissies van de desbetreffende opleidingen.
Pagina 7
Onderwijs- en examenregeling Master
Artikel 2.4 Toelatingsprocedure 1. De toelating tot de opleiding is opgedragen aan de toelatingscommissie. 2. Met het oog op de toelating tot de opleiding stelt de toelatingscommissie een onderzoek in naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de kandidaat. In aanvulling op schriftelijke bewijzen van de gevolgde opleiding(en) kan de commissie bepaalde kennis, inzicht en vaardigheden laten toetsen door deskundigen in of buiten de universiteit. De commissie betrekt bij haar onderzoek de kennis van de taal waarin het onderwijs wordt verzorgd. 3. De kandidaat ontvangt een toelatingsbewijs dan wel een afwijzende beslissing. Hiertegen is binnen zes weken beroep mogelijk bij het college van beroep voor de examens. Artikel 2.5 Weigering of beëindiging inschrijving (iudicium abeundi) 1. Op grond van het bepaalde in artikel 7.42a van de wet kan [keuze: UvA: de decaan/ VU: het faculteitsbestuur] of de examencommissie in uitzonderlijke gevallen het college van bestuur verzoeken de inschrijving van een student voor een opleiding te beëindigen dan wel te weigeren, als die student door zijn gedragingen of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem gevolgde opleiding hem opleidt, dan wel voor de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening. 2. Indien jegens een student vermoedens van ongeschiktheid bestaan zoals omschreven in het eerste lid, stelt de examencommissie of [keuze: UvA: de decaan/ VU: het faculteitsbestuur] een onderzoek in, waarvan de student onverwijld op de hoogte wordt gesteld. De examencommissie of [keuze: UvA: de decaan/ VU: het faculteitsbestuur] brengt geen advies uit dan na zorgvuldige afweging van de betrokken belangen en nadat de betrokken student in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord.
3. Inrichting opleiding Artikel 3.1 Indeling studiejaar 1. Elke opleiding wordt verzorgd in een jaarindeling met twee semesters. 2. Elk semester bestaat uit drie perioden van achtereenvolgens acht, acht en vier weken. Artikel 3.2 Inrichting van de opleiding 1. De opleiding omvat de onderwijseenheden die in deel B zijn opgenomen. 2. De omvang van de opleiding in EC is vastgelegd in deel B. 3. Een onderwijseenheid omvat 6 EC of een veelvoud hiervan. 4. In afwijking van het derde lid kan in deel B worden bepaald dat een onderwijseenheid [keuze: 3 EC (UvA) / 9 EC (VU) omvat. 5. De opleiding bestaat uit een verplicht deel en een individuele masterscriptie/-thesis of wetenschappelijke stage en, indien van toepassing, een vakspecifiek facultatief deel, zoals nader bepaald in het opleidingsspecifieke deel. 6. Voorafgaande toestemming van de examencommissie is vereist, indien de student zijn keuzeruimte in wenst te vullen met een andere onderwijseenheid dan is bepaald in deel B. 7. Indien intekening vereist is voor deelname aan een onderwijseenheid, kan de intekening slechts plaatsvinden in de daartoe aangewezen periodes.
4. Tentaminering en examinering Artikel 4.1 Intekening voor tentamens 1. Elke student dient zich voor elke tentamengelegenheid in te tekenen. De intekenprocedure wordt beschreven in de studiegids. Indien de intekening niet of niet tijdig heeft plaatsgevonden, wordt deelname aan het tentamen geweigerd. 2. In uitzondering op het in het eerste lid bepaalde geldt dat iedere student die zich op de juiste wijze heeft ingetekend voor deelname aan het onderwijs voor een bepaald vak en hiervoor is toegelaten, Pagina 8
Onderwijs- en examenregeling Master
voor dat vak tevens is ingetekend voor het aansluitende tentamen, tenzij door de opleiding een andere werkwijze is bepaald. Artikel 4.2 Vorm van tentaminering 1. De wijze waarop en de vorm waarin een onderwijseenheid wordt afgesloten, zijn bepaald in Deel B. 2. Op verzoek van de student kan de examencommissie toestaan dat een tentamen op een andere wijze dan in de studiegids is bepaald, wordt afgenomen. Nadere regels hieromtrent zijn, indien van toepassing, opgenomen in de Regels en richtlijnen van de examencommissie. 3. Van een onderwijseenheid die niet meer wordt verzorgd, wordt in het studiejaar na beëindiging van dat onderwijs, ten minste eenmaal de gelegenheid gegeven de (deel)tentamen(s) af te leggen en wordt voor de navolgende tijd een overgangsregeling in het opleidingsspecifieke deel opgenomen. Artikel 4.3 Mondelinge tentamens 1. Mondeling wordt niet meer dan één student tegelijk getentamineerd, tenzij in deel B voor de desbetreffende onderwijseenheid anders is bepaald. 2. Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar, tenzij de examencommissie of de examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald. Een student kan een gemotiveerd verzoek indienen bij de examencommissie om af te wijken van het openbare karakter van de zitting. De examencommissie weegt het belang van de student tegen het belang van de openbare zitting af. 3. Bij het afnemen van een mondeling tentamen is een tweede examinator aanwezig, tenzij de examencommissie anders heeft bepaald. Artikel 4.4 Vaststelling en bekendmaking van de uitslag 1. De examinator stelt de uitslag van een schriftelijk tentamen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen tien werkdagen vast. In afwijking van het bepaalde in de eerste volzin is de beoordelingstermijn voor scripties [en eindopdrachten] is niet langer dan twintig werkdagen. De examinator verschaft [het onderwijsbureau/-administratie] van de opleiding de nodige gegevens en [het onderwijsbureau/-administratie] draagt direct hierna zorg voor registratie van de beoordeling. [Het onderwijsbureau/-administratie] draagt tevens zorg voor onverwijlde bekendmaking van de beoordeling aan de student, met in achtneming van de geldende normen van vertrouwelijkheid 2. De examinator stelt terstond na het afnemen van een mondeling tentamen de uitslag vast en maakt deze bekend aan de student. De derde volzin van het eerste lid is van toepassing. 3. Ten aanzien van een op andere wijze dan mondeling of schriftelijk af te leggen tentamen bepaalt de examencommissie vooraf op welke wijze en binnen welke termijn de student in kennis wordt gesteld van de uitslag. 4. Bij de uitslag van een tentamen wordt de student gewezen op het inzage- en nabesprekingsrecht als bedoeld in de artikelen 4.8 en 4.9, alsmede op zijn beroepsmogelijkheid bij het college van beroep voor de examens. 5. Een student kan beroep aantekenen tegen de wijze waarop de uitslag tot stand is gekomen bij het College van beroep voor de examens binnen een termijn van zes weken na bekendmaking van de uitslag. [Keuze: Ook kan een verzoek tot herbeoordeling worden ingediend bij de examinator. Een verzoek tot herbeoordeling schort de termijn voor het indienen van een beroepschrift niet op.]
Pagina 9
Onderwijs- en examenregeling Master
Artikel 4.5 Herkansing 1. Tot het afleggen van tentamens van de opleiding wordt twee maal per studiejaar de gelegenheid gegeven. 2. Het eerste lid is niet van toepassing op het herkansen van een onvoldoende voor een stage of een scriptie. In de desbetreffende stagehandleiding of afstudeerregeling zijn de herkansingsmogelijkheden vermeld. 3. Ingeval van een herkansing geldt de laatste beoordeling. 4. De herkansing voor een tentamen vindt niet plaats binnen 10 werkdagen na de bekendmaking van de uitslag van het te herkansen tentamen. Artikel 4.6 Cijfers 1. Cijfers worden gegeven op een schaal van 1 tot en met 10. Cijfers worden gegeven met maximaal 1 decimaal achter de komma. 2. De eindcijfers 5,1 tot en met 5,9 worden niet toegekend. Artikel 4.7 Vrijstelling 1. De examencommissie kan op schriftelijk verzoek van een student vrijstelling verlenen voor het afleggen van een of meer examenonderdelen, indien de student: a) hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire of hogere beroepsopleiding heeft voltooid; b) hetzij aantoont door werk- en/of beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken op het desbetreffende onderdeel. 2. De examencommissie beslist binnen twintig werkdagen na ontvangst van het verzoek. 3. De masterscriptie is van deze vrijstellingsmogelijkheid uitgezonderd. Artikel 4.8 Geldigheidsduur resultaten 1. De geldigheidsduur van behaalde tentamens en vrijstellingen voor tentamens is beperkt tot …, tenzij in deel B anders is bepaald. 2. De geldigheidsduur van een deeltentamen is beperkt tot het studiejaar waarin het is afgelegd, of tot het einde van het betreffende vak, zoals in deel B voor de desbetreffende onderwijseenheid is bepaald. 3. De examencommissie kan de beperkte geldigheidsduur van een tentamen of vrijstelling verlengen, indien een student daarom gemotiveerd verzoekt. De examencommissie kan besluiten de verlenging van de geldigheid slechts toe te staan nadat de verzoeker een aanvullend tentamen van de desbetreffende stof met goed gevolg heeft afgelegd. Artikel 4.9 Inzagerecht 1. Gedurende ten minste twintig werkdagen na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen krijgt de student op zijn verzoek inzage in zijn beoordeelde werk, de gestelde vragen en opdrachten, alsmede zo mogelijk van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. 2. De examencommissie kan bepalen dat de in het eerste lid bedoelde inzage of kennisneming uitsluitend geschiedt op een bepaalde plaats en een bepaald tijdstip. De in de vorige volzin bedoelde plaats en tijd worden bij het tentamen en op de website van de faculteit bekendgemaakt. 3. Indien de student buiten zijn schuld verhinderd was op de in het tweede lid bedoelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt hem een alternatieve mogelijkheid geboden. 4. Indien een student voornemens is beroep aan te tekenen tegen de wijze waarop zijn werk is beoordeeld, kan hem op zijn verzoek een kopie van zijn beoordeelde werk worden verstrekt.
Pagina 10
Onderwijs- en examenregeling Master
Artikel 4.10 Nabespreking 1. Indien een collectieve nabespreking is georganiseerd, vindt individuele nabespreking eerst plaats indien de student bij de collectieve bespreking aanwezig is geweest of wanneer hem niet kan worden verweten niet bij de collectieve bespreking aanwezig te zijn geweest. 2. De student die voldoet aan het vereiste in het eerste lid, kan aan de desbetreffende examinator om een individuele nabespreking verzoeken. De nabespreking geschiedt op een door de examinator te bepalen plaats en tijdstip. Artikel 4.11 Masterexamen 1. De examencommissie stelt de uitslag en de datum van afstuderen vast, indien zij heeft vastgesteld dat de student de tot de opleiding behorende onderwijseenheden met goed gevolg heeft afgelegd. 2. Een getuigschrift kan slechts worden uitgereikt, nadat het College van Bestuur heeft verklaard dat de student aan alle procedurele vereisten heeft voldaan, waaronder de betaling van het collegegeld. Artikel 4.12 Getuigschrift en verklaring 1. Ten bewijze dat het examen met goed gevolg is afgelegd, wordt door de examencommissie een getuigschrift uitgereikt. Het model van het getuigschrift is vastgesteld door het College van Bestuur. Aan het getuigschrift voegt de examencommissie een diplomasupplement toe dat inzicht verschaft in de aard en de inhoud van de afgeronde opleiding. Het diplomasupplement is gesteld in het Nederlands of in het Engels en voldoet aan het Europese format. 2. Degene die meer dan één tentamen met goed gevolg heeft afgelegd en aan wie geen getuigschrift als bedoeld in het eerste lid kan worden uitgereikt, ontvangt desgevraagd een door de desbetreffende examencommissie af te geven verklaring waarin in elk geval de tentamens zijn vermeld die door hem met goed gevolg zijn afgelegd, met daarbij vermeld welke onderwijseenheden dit betrof, het aantal EC dat daarmee is verkregen en wanneer de tentamens zijn behaald. 3. De student kan onder opgave van redenen de examencommissie verzoeken nog niet over te gaan tot uitreiking van het getuigschrift, tenzij hij het verzoek tot afgifte zelf heeft ingediend Artikel 4.13 Fraude en plagiaat 1. Het bepaalde in de [keuze: (UvA) fraude- en plagiaatregeling studenten/ (VU) Regels en Richtlijnen Examencommissie] is onverkort van toepassing. 2. Bij de detectie van plagiaat in teksten kan gebruik worden gemaakt van elektronische detectieprogramma’s. Met het aanleveren van de tekst geeft de student impliciet toestemming tot het opnemen van de tekst in de database van het betreffende detectieprogramma.
5. Studiebegeleiding en studievoortgang Artikel 5.1 Studievoortgangsadministratie en studiebegeleiding 1. [keuze: UvA: de decaan/ VU: het faculteitsbestuur] is verantwoordelijk voor een goede registratie van de studieresultaten van de studenten in [keuze: SIS/VUnet]. Iedere student heeft na de registratie van de beoordeling van een examenonderdeel via [keuze: SIS/VUnet] inzage in de uitslag van dat onderdeel en beschikt via [keuze: SIS/VUnet] tevens over een overzicht van de behaalde resultaten. 2. Ingeschreven studenten kunnen aanspraak maken op studiebegeleiding. De vormen van studiebegeleiding worden vermeld in deel B.
Pagina 11
Onderwijs- en examenregeling Master
Artikel 5.2 Aanpassingen ten behoeve van een student met een functiebeperking 1. Een student met een functiebeperking kan op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek, in te dienen bij de studieadviseur, in aanmerking komen voor aanpassingen in het onderwijs, de practica en tentamens. Deze aanpassingen worden zoveel mogelijk op hun individuele functiebeperking afgestemd, maar mogen de kwaliteit of moeilijkheidsgraad van een vak of een tentamen niet wijzigen. In alle gevallen zal de student moeten voldoen aan de eindtermen van de opleiding. 2. Het in het eerste lid bedoelde verzoek wordt vergezeld van een aanbeveling van een studentendecaan. De aanbeveling is niet ouder dan twaalf weken en is mede gebaseerd op een recente verklaring van een arts of psycholoog. 3. Op verzoeken over aanpassingen van onderwijsorganisatie en -logistiek beslist [keuze: UvA: de decaan/ VU: het faculteitsbestuur] of namens deze de onderwijsdirecteur dan wel opleidingsdirecteur. Op verzoeken voor aanpassingen die de tentaminering betreffen beslist de examencommissie. 4. Indien positief op een in het eerste lid bedoelde verzoek is beslist, maakt de student een afspraak met de studieadviseur om te bespreken hoe de voorzieningen worden vormgegeven. 5. Een verzoek tot aanpassing wordt geweigerd indien toekenning ervan een buitenproportioneel beslag legt op de organisatie of de middelen van de faculteit of universiteit. 6. Indien de beperking aanleiding geeft tot verlenging van de tijd waarbinnen het tentamen dient te worden afgelegd, verstrekt de examencommissie een verklaring, waaruit het recht op die verlenging blijkt. Indien een beperking aanleiding is tot het treffen van andere voorzieningen, kan de studieadviseur [keuze: de nodige maatregelen initiëren/een pas Voorzieningen inzake Beperkingen toekennen. Op deze pas staat vermeld op welke voorziening(en) betrokkene aanspraak kan maken. ] 7. De verklaring [keuze: en pas], zoals bedoeld in het zesde lid is [zijn] ten hoogste één jaar geldig. Op aanbeveling van een studentendecaan kan de geldigheidsduur worden verlengd.
6. Hardheidsclausule Artikel 6.1 Hardheidsclausule In gevallen waarin de onderwijs- en examenregeling niet voorziet, en in gevallen waarin sprake is van onevenredige benadeling of onbillijkheid van overwegende aard, beslist [keuze: UvA: de decaan/ VU: het faculteitsbestuur] waaronder de opleiding valt, tenzij het de bevoegdheid van de examencommissie betreft.
Pagina 12
Onderwijs- en examenregeling Master
Deel B: opleidingsspecifiek deel 1. Algemene bepalingen [optie: Artikel 1.1 a …… b …… etc.
Begripsbepalingen
Artikel 1.2 Gegevens opleiding 1. De opleiding [….] CROHOnummer […] wordt in [keuze: voltijdse, deeltijdse, duale] vorm verzorgd, en in het Nederlands /Engels uitgevoerd. [1a. keuze: De deeltijdse vorm heeft een nominale studieduur van […] jaar]. 2. De opleiding heeft een omvang van [keuze: 60/120/180] EC. 3. Een onderwijseenheid omvat 6 EC of een veelvoud daarvan. [4. keuze:: Deze opleiding wordt aangeboden in samenwerking met de Universiteit …. en leidt tot een joint degree.] Artikel 1.3 Instroommoment De opleiding wordt [keuze: alleen] aangeboden met ingang van het eerste semester van een studiejaar (1 september) [keuze: en met ingang van het tweede semester (1 februari). Voor [keuze: dit instroommoment/elk van deze instroommomenten] geldt dat er sprake is van een studeerbaar onderwijsprogramma dat in de nominale duur volledig afgerond kan worden.]
2. Doelstellingen en eindtermen van de opleiding. Artikel 2.1 Doelstelling opleiding Met de opleiding wordt beoogd …………………….. Artikel 2.2 Eindtermen De afgestudeerde van de opleiding heeft in ieder geval: 1. kennis van en inzicht in het vakgebied …………………… [2. Keuze: Onverminderd het bepaalde in lid 1 heeft de afgestudeerde van afstudeerrichting X - kennis van en inzicht in het vakgebied … -… etc.]
3. Nadere toelatingseisen Artikel 3.1 Toelatingseisen 1. Toelaatbaar tot de masteropleiding is degene die aantoont te beschikken over de hierna vermelde eisen aan kennis, inzicht en vaardigheden op het niveau van een bachelorgraad, behaald aan een instelling voor wetenschappelijk onderwijs: a. Kennis: […] b. Inzicht: […] c. Vaardigheden: […] 2. Of een belangstellende voldoet aan de toelatingseisen wordt onderzocht door de toelatingscommissie.
Pagina 13
Onderwijs- en examenregeling Master
3. Naast de vereisten, vermeld in het eerste lid beoordeelt de commissie de verzoeken tot toelating ook op de volgende criteria: a. talent en motivatie; b. beheersing van methoden en technieken; te weten ….. c. etc. [keuze: 4. Aan de vereisten, bedoeld in het eerste lid, voldoet in ieder geval degene die een bachelorgraad in het wetenschappelijk onderwijs heeft behaald van [een van de] opleiding[en] aan de [keuze: VU/UvA]: a. [b. etc.] 5. Indien de bedoelde masteropleiding verschillende programma’s kent, kan voor toelating tot elk van de programma’s een met succes afgeronde afstudeerrichting of minor in de bacheloropleiding worden aangewezen. [keuze: Voor de afstudeerrichting X betreft dit afstudeerrichting of minor Y]. 6. Bij aanvang van de opleiding dient gegadigde het bachelorprogramma dan wel het [keuze: schakel-/premasterprogramma,] dat toegang geeft tot de opleiding volledig te hebben afgerond. Artikel 3.2 Schakel-/premasterprogramma 1. Degene die over een bachelorgraad beschikt in een vakgebied dat in voldoende mate overeenkomt met het vakgebied van de masteropleiding, kan toelating verzoeken tot de [keuze: schakel-/ premasteropleiding]. 2. Het [keuze: schakel-/premasteropleiding] telt [30] EC en bestaat uit de volgende onderwijseenheden: a. […] b. etc ] 3. Een bewijs van een met goed gevolg afgeronde [keuze: schakel-/premasteropleiding] geldt als bewijs van toelating tot de daarin vermelde masteropleiding in het aansluitende studiejaar. [keuze]: Artikel 3.3 Beperkte opleidingscapaciteit 1. [keuze: UvA: de decaan/ VU: het faculteitsbestuur] maakt, indien noodzakelijk, voor 1 [keuze: mei], voorafgaande aan het begin van het studiejaar de maximale opleidingscapaciteit van de opleiding bekend. 2. De selectie van de gegadigden vindt op de volgende manier plaats: a. b. [keuze: Indien de door [keuze: UvA: de decaan/ VU: het faculteitsbestuur] vastgestelde opleidingscapaciteit wordt overschreden, worden de beschikbare plaatsen verdeeld door middel van een ongewogen loting onder de gegadigden die zich uiterlijk twee maanden voor de aanvang van het studiejaar hebben aangemeld.] Artikel 3.4 Uiterste termijn aanmelding Een gegadigde dient via Studielink een verzoek in te worden toegelaten tot de opleiding voor [1 juni][datum]…. Artikel 3.5 Taaleisen Nederlands bij Nederlandstalige masteropleidingen De student die zijn vooropleiding niet in een Nederlandstalig land heeft genoten, toont aan dat hij het Nederlands voldoende beheerst om het wetenschappelijk onderwijs met succes te kunnen volgen. Aan de eis kan worden voldaan door het met goed gevolg afleggen van één van de volgende examens: [keuze] - het staatsexamen Nederlands Tweede Taal, examen II (NT2 II); - CNaVT (Certificaat Nederlands als Vreemde Taal) examens PAT and PTHO; Pagina 14
Onderwijs- en examenregeling Master
[keuze: - door de VU/UvA aangewezen buitenlandse examens, waarvan Nederlands deel uitmaakte. of Artikel 3.5 Taaleisen Engels bij Engelstalige masteropleidingen 1. Aan de eis inzake beheersing van de instructietaal Engels, is voldaan na het met goed gevolg afleggen van één van de volgende examens of een equivalent daarvan: - IELTS: 6.5 - TOEFL paper based test: 580 - TOEFL internet based test: 92-93 - Cambridge Advanced English: A, B of C. 2. [keuze] Vrijstelling van het een in het eerste lid genoemd examen Engels wordt verleend aan degene die niet langer dan twee jaar voor aanvang van de opleiding - heeft voldaan aan de eisen van de VU-test Engelse Taalvaardigheid TOEFL ITP, minimaal met de scores zoals bepaald in het eerste lid, of - een vooropleiding secundair of tertiair onderwijs heeft genoten in een Engelstalig land dat als zodanig is vermeld op de website van de [keuze: VU/UvA], of - die over een diploma ‘international baccalaureate’ (Engelstalig) beschikt]. Artikel 3.6 Vrij programma 1. De student heeft de mogelijkheid om, onder bepaalde voorwaarden, een eigen onderwijsprogramma samen te stellen dat afwijkt van de door de opleiding voorgeschreven onderwijsprogramma’s. 2. De samenstelling van een dergelijk programma behoeft de voorafgaande goedkeuring van de examencommissie die daarvoor het meest in aanmerking komt. 3. Het vrije programma wordt door de student samengesteld uit de onderwijseenheden die door de [keuze: Vrije Universiteit/Universiteit van Amsterdam] worden verzorgd en heeft ten minste de omvang, breedte en diepgang van een reguliere masteropleiding. [keuze: 4. Om in aanmerking te komen voor de mastergraad dient in ieder geval voldaan te zijn aan de volgende voorwaarden: a. tenminste … EC uit de reguliere onderwijsprogramma’s zijn behaald; b. het niveau van het programma voldoet aan de doelstellingen en eindtermen die gelden voor de opleiding waar de student is ingeschreven.]
4. Opbouw van het curriculum Artikel 4.1 Samenstelling opleiding 1. De opleiding omvat de volgende onderdelen: a. verplichte onderwijseenheden [b. praktische oefening] [c. keuzeruimte] [d. etc.]
Pagina 15
Onderwijs- en examenregeling Master
Artikel 4.2 Verplichte onderwijseenheden De verplichte onderwijseenheden zijn: Eerste studiejaar naam onderwijsonderdeel
aantal studiepunten
periode of semester
werkvorm
toetsvorm
niveau
[keuze: tweede/derde studiejaar naam onderwijsaantal studievakcode onderdeel punten
periode of semester
werkvorm
toetsvorm
niveau
toetsvorm
niveau
vakcode
[keuze: Artikel 4.3 Praktische oefening] [keuze: Artikel 4.4 Keuzeruimte De student kan [optie: een] van de volgende keuzevakken volgen: naam onderwijsvakcode aantal studie- periode of werkvorm onderdeel punten semester
De student die een ander vak wil volgen, dan de genoemde onderwijseenheden, dient vooraf schriftelijk toestemming van de examencommissie verkregen te hebben.] Artikel 4.5 Volgordelijkheid tentamens Aan de tentamens [en/of praktische oefeningen] van de hierna te noemen onderdelen kan niet eerder worden deelgenomen dan nadat het tentamen of de tentamens van de genoemde onderdelen is/zijn behaald: .......... ná behalen van ......... .......... ná behalen van ......... en ……… Etc. [keuze: Artikel 4.6 Deelname aan praktische oefening en werkgroepbijeenkomsten 1. In geval van een practicum is de student verplicht ten minste …% van de practicumbijeenkomsten bij te wonen. Ingeval de student minder dan …% heeft bijgewoond dient het practicum opnieuw te worden gevolgd, dan wel kan de examencommissie aanvullende opdracht(en) laten verstrekken.
Pagina 16
Onderwijs- en examenregeling Master
2. In geval van werkgroepbijeenkomsten met opdrachten is de student verplicht ten minste …% van de werkgroepbijeenkomsten bij te wonen. Ingeval de student minder dan …% heeft bijgewoond dient de werkgroep opnieuw te worden gevolgd, dan wel kan de examencommissie aanvullende opdracht(en) laten verstrekken. 3. In bijzondere gevallen kan de examencommissie, op verzoek van de student, van deze verplichting vrijstelling verlenen in geval het onderzoek naar en de beoordeling van de beoogde vaardigheden naar haar oordeel ook kan plaatsvinden bij een geringer deelnamepercentage, al dan niet onder oplegging van aanvullende eisen. [keuze: Artikel 4.7 Maximale vrijstelling [Maximaal …. studiepunten van het onderwijsprogramma kunnen worden behaald op basis van verleende vrijstellingen.] Artikel 4.8 Geldigheidsduur resultaten De geldigheidsduur van tentamens en vrijstellingen voor tentamens is beperkt, en wel als volgt ………………….. Artikel 4.9 Graad Aan de student die het masterexamen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad Master of [keuze: Arts/Science/Laws] verleend. De verleende graad wordt op het getuigschrift vermeld. Ingeval het een gezamenlijke opleiding (‘joint degree’) betreft, wordt dat vermeld op het getuigschrift.
5. Overgangs- en slotbepalingen Artikel 5.1 Wijziging en periodieke beoordeling 1. Een wijziging van de onderwijs- en examenregeling wordt door [keuze: UvA: de decaan/VU: het faculteitsbestuur] vastgesteld na advies van de desbetreffende opleidingscommissie. Het advies wordt in afschrift verzonden aan het bevoegde medezeggenschapsorgaan. 2. Een wijziging van de onderwijs- en examenregeling behoeft de instemming van het bevoegde medezeggenschapsorgaan op de onderdelen die niet de onderwerpen van artikel 7.13, tweede lid onder a t/m g en v, alsmede het vierde lid WHW betreffen en de toelatingseisen tot de masteropleiding. 3. Een wijziging van de onderwijs- en examenregeling kan slechts betrekking hebben op een lopend studiejaar, indien de belangen van de studenten daardoor niet aantoonbaar worden geschaad. Artikel 5.2 Overgangsbepalingen In afwijking van de vigerende onderwijs- en examenregeling gelden voor de studenten die met de opleiding zijn begonnen onder een eerdere onderwijs- en examenregeling de volgende overgangsbepalingen: …..….. Artikel 5.3 Bekendmaking 1. [keuze: UvA: de decaan/ VU: het faculteitsbestuur) draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling, alsmede van elke wijziging daarvan. 2. De onderwijs- en examenregeling wordt geplaatst op de website van de faculteit en wordt geacht te zijn opgenomen in de studiegids.
Pagina 17
Onderwijs- en examenregeling Master
Artikel 5.4 Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 september 201.. Aldus vastgesteld door [keuze: UvA: de decaan/ VU: het faculteitsbestuur] ………… op …….. 20… Advies opleidingscommissies, ……., d.d. …… ……., d.d. …… ……., d.d. …… Instemming bevoegd medezeggenschapsorgaan, d.d. ……… Vastgesteld door [keuze: UvA: de decaan/ VU: het faculteitsbestuur] op ……….… 20….
Pagina 18
Onderwijs- en examenregeling Master
Bijlage I Overzicht artikelen waarvan in de WHW is bepaald dat deze in de OER moeten worden opgenomen (omkaderde artikelen): Deel A art. 1.1 art. 2.1 art. 3.2 art. 4.2 art. 4.3 art. 4.4 art. 4.5 art. 4.7 art. 4.8 art. 4.9 art. 4.10 art. 4.11 art. 5.1 art. 5.2
7.13 lid 1 WHW 7.13 lid 2 sub w 7.13 lid 2 sub e 7.13 lid 2 sub h en l 7.13 lid 2 sub n 7.13 lid 2 sub o 7.13 lid 2 sub j, h 7.13 lid 2 sub r 7.13 lid 2 sub k 7.13 lid 2 sub p 7.13 lid 2 sub q 7.13 lid 2 sub a 7.13 lid 2 sub u 7.13 lid 2 sub m
Deel B art. 1.2 art. 2.1 art. 2.2 art. 3.1 art. 4.1 art. 4.2 art. 4.3 art. 4.4 art. 4.5 art. 4.6 art. 4.8
7.13 lid 2 sub i 7.13 lid 1 sub b, c 7.13 lid 2 sub c 7.25 lid 4 7.13 lid 2 sub a 7.13 lid 2 sub e, h, j, l, 7.13 lid 2 sub t 7.13 lid 2 sub e, h, j, l, 7.13 lid 2 sub s 7.13 lid 2 sub d 7.13 lid 2 sub k
Pagina 19
Onderwijs- en examenregeling Master
Bijlage II Overzicht richtlijnen ex. 9.5 WHW UvA:
De indeling is een format dat als richtlijn is vastgesteld:
Deel A art. 4.5 lid 3 art. 4.6
laatste uitslag geldt Cijfers (5,5 als voldoendegrens)
datum besluit: 20 november 2012 inwerking getreden:1 september 2013
datum besluit: 14 februari 2008 inwerking getreden: 14 maart 2008 datum besluit: 14 februari 2008 inwerking getreden: 14 maart 2008
(5,1 t/m 5,9 worden niet gegeven als eindcijfer)
datum besluit: 27 januari 2014 inwerking getreden:1 september2014
art. 4.11 lid 3
Examendata 12 per jaar
datum besluit: 14 februari 2008 inwerking getreden: 14 maart 2008 ingetrokken: 4 april 2014
art. 4.13
Fraude en plagiaat
datum besluit: 25 mei 2010 inwerking getreden:1 september 201
Deel B art. 3.1 lid 6
Ingangseisen masteropleiding
datum besluit: 22 juni 2006 inwerking getreden: 22 juni 2006 ingetrokken per 1 september 2014
Pagina 20
Onderwijs- en examenregeling Master
Bijlage III Overzicht van (model) regelingen of reglementen waarnaar in de model OER wordt verwezen of die anderszins in het kader van de model OER van belang kunnen zijn: • • • • • • •
Fraude en plagiaat regeling studenten UvA 2008, laatstelijk gewijzigd in 2010; Gedragscode vreemde talen UvA, 2000; Handreiking Examencommissies, 2012; Kader toetsbeleid UvA 2010; Model Regels- en richtlijnen examencommissie; Model opleidingsstatuut; Kader honoursprogramma.
Pagina 21
Onderwijs- en examenregeling Master
Toelichting bij de Model Onderwijs- en Examenregeling MASTER Toelichting per artikel Deel A
Hoofdstuk 1 - Algemene bepalingen Artikel 1.1 - Toepasselijkheid van de regeling Het A gedeelte kan worden beschouwd als het facultaire gedeelte. In dit artikel wordt vermeld op welke opleiding, of groepen van opleidingen dit gedeelte van toepassing is. Dit deel kan tezamen met diverse B delen meerdere OERen vormen. In een B deel worden de opleidingsspecifieke bepalingen opgenomen. De vermelding van de verantwoordelijke faculteit berust op het wettelijke uitgangspunt dat onderwijs en onderzoek plaats vinden in de faculteit (art. 9.12 WHW) en dat opleidingen binnen een faculteit worden ingesteld (artt. 9.11 en 9.17 WHW). Artikel 1.2 - Begripsbepalingen Bij de definiëring van de begrippen is ervoor gekozen om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de terminologie van de WHW. Ter bevordering van de eenduidigheid binnen de UvA wordt gevraagd hiervan niet af te wijken. g) de omschrijving voor praktische oefening omvat niet alleen het traditionele “practicum” in een laboratorium maar ook alle leeractiviteiten van de student, die gericht zijn op bepaalde vaardigheden. Als deze worden afgesloten met een beoordeling, is tevens sprake van een “tentamen”.
Hoofdstuk 2 - Vooropleiding en Toelating Artikel 2.1 - Vooropleiding Per 1 september 2014 is in de wet bepaald dat het hebben behaald van een bachelordiploma vereist is voordat men kan instromen (deelnemen aan het onderwijs) in een masteropleiding, de zgn. ‘harde knip’. Het is niet mogelijk van deze wettelijke bepaling af te wijken met behulp van de hardheidsclausule. Het begrip ‘doorstroommaster’ en de bepalingen daaromtrent verdwijnen per diezelfde datum uit de wet. Door het opnemen in de wet van de ‘harde knip’ vervalt binnen de UvA de desbetreffende richtlijn uit 2006. Artikel 2.4 - Toelatingsprocedure Het bewijs van toelating wordt afgegeven door of namens de decaan. Het Inschrijvingsbesluit bevat een model bewijs van toelating dat door de Centrale Studentenadministratie wordt vereist. De verantwoordelijkheid voor de toelatingsprocedure kan worden gelegd bij een commissie of coördinator vanuit de opleiding. Dit kan ook aan de examencommissie worden opgedragen. Een student kan alleen worden ingeschreven in een masteropleiding op grond van een definitieve toelating tot de masteropleiding. Artikel 2.5 - Weigering of beëindiging inschrijving (iudicium abeundi) In artikel 7.42a WHW is geregeld dat in uitzonderlijke situaties de inschrijving van een student kan worden beëindigd of geweigerd indien die student door zijn gedragingen of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de opleiding opleidt, dan wel voor de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening. Deze mogelijkheid wordt slechts voor zeer bijzondere situaties opengesteld.
Pagina 22
Onderwijs- en examenregeling Master
De Nederlandse Federatie van Universitair medische centra (NFU) heeft een Protocol Iudicium Abeundi opgesteld als (procedureel) hulpmiddel bij de advisering c.q. de voorbereiding van de besluitvorming door het College van Bestuur met betrekking tot het beëindigen van, of het weigeren van het verzoek tot, inschrijving als student of als extraneus (= iudicium abeundi) binnen de opleidingen van de faculteiten geneeskunde, tandheelkunde en diergeneeskunde. Dit protocol kan ook voor andere faculteiten als hulpmiddel dienen.
Hoofdstuk 4 - Tentaminering en examinering Artikel 4.2 - Vorm van tentaminering Onderdeel l van art. 7.13 lid 2 WHW luidt: “In de onderwijs- en examenregeling worden (…) ten minste geregeld of de tentamens mondeling, schriftelijk of op een andere wijze worden afgelegd, behoudens de bevoegdheid van de examencommissie in bijzondere gevallen anders te bepalen”. Indien wordt bepaald dat een (deel)tentamen digitaal wordt afgelegd dient een zodanige alternatieve voorziening te worden getroffen dat in het geval van een technische storing het (deel)tentamen toch op de geplande dag kan worden afgelegd. De examencommissie kan hiervoor nadere regels opstellen in de Regels en richtlijnen van de examencommissie. Artikel 4.3 - Mondelinge tentamens Gelet op de rechtszekerheid van de student verdient het aanbeveling het mondelinge tentamen door twee examinatoren te laten afnemen. Artikel 4.4 - Vaststelling en bekendmaking uitslag Onderdeel o van art. 7.13 lid 2 WHW luidt: “In de onderwijs- en examenregeling worden (…) ten minste geregeld de termijn waarbinnen de uitslag van een tentamen bekend wordt gemaakt alsmede of en op welke wijze van deze termijn kan worden afgeweken”. In dit modelartikel wordt, uitgaande van het recht van de student op een zo spoedig mogelijke vaststelling van zijn tentamenuitslag, onderscheid gemaakt tussen mondelinge en andere tentamens. Binnen 10 werkdagen nadat het schriftelijke tentamen is afgenomen of het werkstuk is ingeleverd moet de beoordeling bekend worden gemaakt aan de student. De nakijktermijn (van uiterlijk 20 werkdagen) is hiermee belangrijk ingekort. De Centrale Studentenraad (CSR) heeft in zijn advies aan het College van Bestuur aangegeven dat het voor opleidingen mogelijk moet blijven om, indien noodzakelijk, af te wijken van de termijn van 10 werkdagen, om mogelijk negatieve gevolgen hiervan voor de toetskwaliteit te voorkomen. De CSR hoopt dat deze afweging wordt meegenomen bij het vaststellen van de OER per opleiding. Bij de VU is de nakijktermijn van 10 werkdagen een richtlijn. De uitslag moet in geval van een herkansing minstens 10 werkdagen voor een mogelijke herkansing bekend zijn gemaakt in verband met de voorbereidingstijd voor studenten. Ingevolge art. 3:45 Algemene wet bestuursrecht dient op het (schriftelijke of elektronische) ‘tentamenbriefje’ melding te worden gemaakt van de beroepsmogelijkheid bij het College van beroep voor de examens (COBEX) (binnen 6 weken na verzending of uitreiking). Het verdient aanbeveling de student erop te wijzen dat administratieve fouten niet via een beroepsgang bij de COBEX hoeven worden opgelost, maar bij de onderwijsbalie kenbaar kunnen worden gemaakt. Artikel 4.5 - Herkansing In het Kader toetsbeleid UvA 2010, dat onder meer is opgesteld om het universitair niveau van afgestudeerden aan de UvA te kunnen garanderen, is bepaald dat het College van Bestuur een onderwijs- en toetscultuur stimuleert, waarin een “nu-of-nooit” karakter tot uitdrukking komt. In dit Kader toetsbeleid is derhalve bepaald dat ieder curriculumonderdeel maximaal één herkansing per Pagina 23
Onderwijs- en examenregeling Master
collegejaar kent. Dit houdt in dat er, naast de eerste tentamenkans, één hertentamenkans, al dan niet onder nadere voorwaarden, wordt geboden voor het begin van het volgende studiejaar. Artikel 4.6 - Cijfers Onder meer in het belang van de uitwisselbaarheid van onderdelen binnen de universiteit moet elke toets een ondubbelzinnig oordeel opleveren over ‘slagen of zakken’. Daartoe heeft het College van Bestuur middels een richtlijn ex artikel 9.5 WHW bepaald dat een 5,5 of hoger universiteitsbreed geldt als een voldoende resultaat. In aanvulling hierop heeft het College bepaald dat met ingang van 1 september 2014 in het geval van eindcijfers het cijfer 5,1 t/m 5,9 niet gegeven mag worden. In die gevallen geldt de 6,0 als voldoendegrens. Door het College van Bestuur is middels een richtlijn ex artikel 9.5 WHW bepaald dat de laatst behaalde tentamenuitslag geldt en niet de tentamenuitslag met het hoogste cijfer. Dat betekent dat een eerder behaalde uitslag komt te vervallen, ook indien dit een voldoende was. De praktijk bij enkele opleidingen dat slechts onvoldoende resultaten herkanst mogen worden, is hiermee niet strijdig. Artikel 4.7 - Vrijstelling Onderdeel r van art. 7.13 lid 2 WHW luidt: “In de onderwijs- en examenregeling worden (…) ten minste geregeld de gronden waarop de examencommissie voor eerder met goed gevolg afgelegde tentamens of examens in het hoger onderwijs dan wel voor buiten het hoger onderwijs opgedane kennis of vaardigheden, vrijstelling kan verlenen van het afleggen van een of meer tentamens”. Aangezien de masterscriptie een wezenlijk onderdeel van het examen is kan hiervan geen vrijstelling worden verleend. Opgenomen kan worden dat een student alleen een diploma van de UvA kan ontvangen indien een substantieel van de opleiding daadwerkelijk aan de UvA is gevolgd. Dit geeft de grens aan m.b.t. de hoeveelheid studiepunten waarvoor vrijstelling verleend kan worden resp. waarvoor vakken ingebracht kunnen worden. De termijn waarop beslist moet worden op een verzoek om een vrijstelling is gewijzigd van 28 dagen naar 20 werkdagen. Artikel 4.8 - Geldigheidsduur tentamen Onderdeel k van art. 7.13 lid 2 WHW luidt: “In de onderwijs- en examenregeling worden (…) ten minste geregeld waar nodig, de geldigheidsduur van met goed gevolg afgelegde tentamens, behoudens de bevoegdheid van de examencommissie die geldigheidsduur te verlengen”. Uit de wetsgeschiedenis van deze bepaling volgt dat om kwalitatieve redenen aan bepaalde resultaten een beperkte geldigheid kan worden verbonden. Indien aan een tentamen een bepaalde geldigheidsduur is verbonden, kan de examencommissie deze geldigheidsduur in individuele gevallen verlengen. Artikel 4.9 en 4.10 - Inzagerecht en Nabespreking Onderdeel p van art. 7.13 lid 2 WHW luidt: “In de onderwijs- en examenregeling worden (…) ten minste geregeld de wijze waarop en de termijn gedurende welke degene die een schriftelijk tentamen heeft afgelegd, inzage verkrijgt in zijn beoordeelde werk”. De termijn is gewijzigd van 30 dagen in 20 werkdagen. Een termijn van 20 werkdagen wordt algemeen als een redelijke termijn beschouwd.
Pagina 24
Onderwijs- en examenregeling Master
De student heeft recht op een kopie van zijn werk, onder meer met het oog op een eventueel bij het College van beroep voor de examens in te stellen beroep. Voor de kopie mag een vergoeding van de kosten worden gevraagd. Onderdeel q van art. 7.13 lid 2 WHW luidt: “In de onderwijs- en examenregeling worden (…) ten minste geregeld de wijze waarop en de termijn gedurende welke kennis genomen kan worden van vragen en opdrachten, gesteld of gegeven in het kader van een schriftelijk afgenomen tentamen, en van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden”. Achtergrond van deze bepaling is het belang dat overige studenten kennis kunnen krijgen van de vragen en modelantwoorden en zo inzicht kunnen verkrijgen in de omvang en zwaarte van de eisen die bij het tentamen worden gesteld. Hoewel de inzage en de nabespreking veelal plenair plaatsvinden is het van belang dat de student in de gelegenheid wordt gesteld individueel feedback te krijgen op het door hem gemaakte werk, door de examinator. Dit kan plaatsvinden op een vooraf vastgestelde plaats en tijdstip, zoals na afloop van de plenaire inzage en nabespreking. In geval van overmacht aan de zijde van de student, om op de vooraf vastgestelde plaats en tijd te verschijnen, wordt zo mogelijk aan de student op een ander moment inzage en nabespreking geboden. Artikel 4.11 - Masterexamen De leden van de examencommissie worden door de decaan benoemd op basis van hun deskundigheid en kunnen ook externen zijn. Ten minste één lid moet als docent verbonden zijn aan de opleiding(en) waarover de examencommissie gaat. Het bestuur draagt zorg voor het onafhankelijk en deskundig functioneren van de examencommissie. Leden van de examencommissie mogen niet deelnemen aan de behandeling van verzoeken of klachten waar zij zelf als examinator bij betrokken zijn: zij moeten zich dan verschonen. De examencommissie stelt jaarlijks een verslag op van haar werkzaamheden ten behoeve van de decaan. Op objectieve en deskundige wijze stelt de examencommissie vast of een student beschikt over kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad. De examencommissie borgt de kwaliteit van de tentamens en examens en stelt binnen het kader van de OER richtlijnen en aanwijzingen vast om de uitslag van tentamens en examens te beoordelen en vast te stellen. Hiertoe behoren nadere regels over toekenning van judicia. De wettelijke bepalingen over het afstuderen luiden als volgt (7.10, 2e lid jo. 1e lid WHW): “Indien de tentamens van de tot een opleiding of propedeutische fase van een bacheloropleiding behorende onderwijseenheden met goed gevolg zijn afgelegd is het examen afgelegd, voorzover de examencommissie niet heeft bepaald dat het examen tevens omvat een door haar zelf te verrichten onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de examinandus.” Uit het tweede lid van deze wettelijke bepaling blijkt dat het examen in beginsel de som is van de met goed gevolg afgelegde tentamens. De examencommissie kan bepalen dat het examen ook een door haarzelf te verrichten onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student omvat. De examencommissie mag hier slechts toe overgaan als deze mogelijkheid vooraf expliciet is vastgelegd in de OER. Immers studenten mogen hierdoor niet worden verrast. Dit zou in strijd zijn met de eis van behoorlijke examinering. (art. 7.11, 2e lid WHW): “Ten bewijze dat het examen met goed gevolg is afgelegd, wordt door de examencommissie een getuigschrift uitgereikt, nadat het instellingsbestuur heeft verklaard dat aan de procedurele eisen voor de afgifte is voldaan.”
Pagina 25
Onderwijs- en examenregeling Master
Waar voorheen een student pas zijn diploma ontving nadat hij daarom verzocht, is het met ingang van 1 september 2010 de examencommissie die de datum van afstuderen en van de uitreiking van het diploma bepaalt. Dit zal in de regel de laatste werkdag van de maand zijn waarin aan alle verplichtingen is voldaan. De wet maakt uitstel van afstuderen mogelijk voor de student die hier belang bij heeft, bijvoorbeeld omdat hij wenst nog een extra vak te volgen waarvan hij melding wil laten maken op het getuigschrift. De examencommissie beslist op basis van een gemotiveerd verzoek van de student of uitstel wordt verleend. Het College van Bestuur heeft als richtlijn ex artikel 9.5 WHW vastgesteld dat er per studiejaar 12 examendata zijn voor het masterexamen. Deze data zijn gekozen op de laatste werkdag van de maand zodat maximale restitutie van het collegegeld mogelijk is. Artikel 4.12 - Getuigschrift en verklaring Artikel 7.11 lid 2 bepaalt dat de examencommissie een getuigschrift uitreikt ten bewijze dat het examen met goed gevolg is afgelegd. Op het getuigschrift wordt vermeld welke opleiding zoals vermeld in het CROHO het betreft, welke onderdelen het examen omvatte, welke graad is verleend. Per 1 september 2010 is in de wet geregeld dat per opleiding één getuigschrift wordt uitgereikt. In voorkomende gevallen dient het getuigschrift te vermelden welke bevoegdheid aan het examen is verbonden, de zgn. beroepsvereisten (bijvoorbeeld ten aanzien van het beroep als leraar, arts of tandarts). Artikel 7.11 lid 2 bepaalt dat de examencommissie aan een getuigschrift een supplement toe voegt. Het supplement heeft tot doel inzicht te verschaffen in de aard en inhoud van de afgeronde opleiding, mede met het oog op internationale herkenbaarheid van opleidingen. Het supplement bevat in elk geval de naam van de opleiding en de instelling die de opleiding verzorgt, of het een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs dan wel een opleiding in het hoger beroepsonderwijs betreft, een beschrijving van de inhoud van de opleiding en de studielast van de opleiding. Het supplement wordt opgesteld in het Engels. De wet schrijft met ingang van 1 september 2010 voor dat het supplement voldoet aan het Europese overeengekomen standaardformat. Hier kan (op grond van de wet) niet van worden afgeweken. Artikel 4.13 - Fraude en Plagiaat Gezien het belang van een uniforme regeling inzake fraude en plagiaat is de Fraude en plagiaat regeling studenten UvA door het College van Bestuur als richtlijn ex artikel 9.5 WHW vastgesteld. Dat wil zeggen dat decanen verplicht zijn de regeling onverkort op te nemen in de onderwijs- en examenregeling, sinds het studiejaar 2008-2009. Specifieke situaties bij de opleiding (bijv. de landelijke afspraken bij het AMC of de Verklaring van eigen werk bij de opleiding Psychologie) kunnen als aanvulling op de regeling worden opgenomen. Artikel 7.12b, tweede lid, WHW geeft als maximum sanctie bij fraude uitsluiting van deelname aan de tentamens voor ten hoogste de duur van één jaar. De wet voorziet m.i.v. 1 september 2010 in de mogelijkheid voor het College van Bestuur om bij ernstige fraude op voorstel van de examencommissie de inschrijving voor de opleiding van die student of extraneus definitief te beëindigen. De Fraude en plagiaat regeling is hierop aangepast. In artikel 5.1 en 6.1 van de Fraude en plagiaat regeling studenten UvA is opgenomen dat als minimum sanctie bij fraude en plagiaat geldt ongeldig verklaring van het ingeleverde tentamen en uitsluiting van deelname aan de eerstkomende tentamengelegenheid van het desbetreffende vak. Strikte hantering van deze sanctie kan in de praktijk echter tot grote verschillen leiden, omdat de eerstkomende tentamengelegenheid zich soms pas na lange tijd voordoet. Examencommissies hebben de vrijheid om de sanctie af te stemmen op de omstandigheden van het individuele geval. Pagina 26
Onderwijs- en examenregeling Master
Hoofdstuk 5 - Studiebegeleiding en studievoortgang Artikel 5.1 - Studievoortgangsadministratie en studiebegeleiding Onderdeel u van art. 7.13 lid 2 WHW luidt: “In de onderwijs- en examenregeling worden (…) tenminste geregeld de bewaking van studievoortgang en de individuele studiebegeleiding.” Met de invoering van SIS kunnen studenten te allen tijde beschikken over een overzicht van de behaalde resultaten. Artikel 5.2 - Studenten met een functiebeperking Onderdeel m van art. 7.13 lid 2 WHW luidt: “In de onderwijs- en examenregeling worden (…) ten minste geregeld de wijze waarop studenten met een handicap of chronische ziekte redelijkerwijs in de gelegenheid worden gesteld de tentamens af te leggen”. Voor studenten met een blijvende functiebeperking, waaronder begrepen worden alle aandoeningen die chronisch of blijvend van aard zijn en die de student structureel beperken bij het volgen van onderwijs of deelnemen aan praktische oefeningen of het op de gebruikelijke wijze doen van tentamens, is er een mogelijkheid te verzoeken om aanpassingen, dan wel speciale faciliteiten. Bij de verzoeken dienen alle bescheiden te worden gevoegd, die redelijkerwijs noodzakelijk zijn voor de beoordeling van het verzoek. In ieder geval valt daaronder een recente verklaring van een medicus of van een psycholoog, dan wel van een BIG-, NIP-, of NVO- geregistreerd testbureau. Het gaat er daarbij om dat een ter zake formeel erkende deskundige op het gebied van de specifieke functiebeperking van de desbetreffende student een verklaring afgeeft omtrent de aard en de duur van de functiebeperking, die van invloed zijn op mogelijkheden van de student voor het volgen van onderwijs en praktische oefeningen en voor het afleggen van tentamens. Op verzoeken over aanpassingen die de onderwijsvoorzieningen betreffen beslist de decaan of namens hem de onderwijsdirecteur, dan wel opleidingsdirecteur. Op verzoeken over aanpassingen die de examinering betreffen, beslist de examencommissie. De examencommissie dient daarbij uitdrukkelijk te waarborgen dat de kwaliteit en het niveau van het tentamen in stand blijven. (BIG = Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg, NVO = Nederlandse vereniging van pedagogen en onderwijskundigen, NIP = Nederlands Instituut Psychologen)
Hoofdstuk 6 - Hardheidsclausule Artikel 6.1 - Hardheidsclausule Dit artikel geeft de decaan en examencommissie, afhankelijk van het geval, de bevoegdheid om in individuele gevallen van de regeling af te wijken in het geval toepassing van de regeling onbedoeld en onvoorzien buitengewoon onbillijk uitwerkt.
Pagina 27
Onderwijs- en examenregeling Master
Deel B
Hoofdstuk 1 - Algemene bepalingen Artikel 1.2 - Gegevens opleiding Het B gedeelte kan worden beschouwd als het opleidingsspecifieke gedeelte. In dit artikel wordt vermeld op welke opleiding, of groepen van opleidingen dit gedeelte van toepassing is en worden algemene gegevens van de opleiding(en) vermeld. Dit deel B vormt tezamen met een bijbehorend A gedeelte de OER voor een bepaalde opleiding of groep van opleidingen. Onderdeel e van art. 7.13 lid 2 WHW luidt: “In de onderwijs- en examenregeling worden (…) ten minste geregeld de studielast van de opleiding en van elk van de daarvan deel uitmakende onderwijseenheden”. Hierbij geldt het internationale stelsel “European Credit Transfer System” (ECTS). Artikel 7.4 van de wet bepaalt dat de studielast voor een studiejaar 60 studiepunten bedraagt. Dit staat gelijk aan 1680 uren studie, een studiepunt is 28 uur studie. Ingevolge artikel 7.4, lid 1 WHW moet de studielast van elke onderwijseenheid worden uitgedrukt in hele studiepunten. Een onderwijseenheid kan bestaan uit onderdelen, waarvan de studielast niet in hele studiepunten behoeft te worden uitgedrukt, mits de studielast van de desbetreffende onderwijseenheid in totaal wel in hele studiepunten is uitgedrukt. In artikel 7.4a WHW is de studielast van de opleidingen in het wetenschappelijk onderwijs bepaald. Onderdeel i van art. 7.13 lid 2 WHW luidt: “In de onderwijs- en examenregeling worden (…) ten minste geregeld de voltijdse, deeltijdse of duale inrichting van de opleiding”. De voltijdse, de deeltijdse en de duale varianten van dezelfde opleiding mogen in één document worden geregeld. Met het oog op adequate en heldere informatieverstrekking aan studenten verdient het aanbeveling om in de OER alleen de deeltijdse of duale variant te vermelden als voor de betreffende opleiding in het CROHO ook daadwerkelijk deze variant is geregistreerd.
Hoofdstuk 2 - Doelstelling en eindtermen van de opleiding Artikel 2.1 en 2.2 - Doelstelling van de opleiding en eindtermen Onderdeel c van art. 7.13 lid 2 WHW luidt: “In de onderwijs- en examenregeling worden (…) ten minste geregeld de kwaliteiten op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden die een student zich bij beëindiging van de opleiding moet hebben verworven”. Daarmee wordt aangesloten bij art. 7.3 lid 2 dat een opleiding definieert als: “een samenhangend geheel van onderwijseenheden gericht op de verwezenlijking van welomschreven doelstellingen op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden waarover degene, die de opleiding voltooit, dient te beschikken.” Eindtermen kunnen bijvoorbeeld als volgt worden geformuleerd: De afgestudeerde: o heeft kennis van en inzicht in het vakgebied ………., in het bijzonder ………. o heeft kennis van en inzicht in de theoretische en methodologische grondslagen van …….. o beschikt over algemene academische vaardigheden, in het bijzonder met betrekking tot: ….… o is in staat om kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat …… Indien de opleiding afstudeerrichtingen kent dienen de eindtermen ook per afstudeerrichting te worden weergegeven. Pagina 28
Onderwijs- en examenregeling Master
Hoofdstuk 3 - Nadere toelatingseisen Artikel 3.1 - Toelatingseisen Voor alle masteropleidingen is inschrijving mogelijk voor wie in het bezit is van een geldig bewijs van toelating. Een student kan alleen worden ingeschreven in een masteropleiding op grond van een definitieve toelating tot de masteropleiding. Dit bewijs van toelating wordt verkregen via een selectieprocedure. Artikel 7.30b WHW bepaalt dat de eisen uitsluitend betrekking mogen hebben op kennis, inzicht en vaardigheden die moeten respectievelijk kunnen zijn verworven bij beëindiging van een bacheloropleiding. Bij selectie moeten minimaal twee selectiecriteria worden gehanteerd, zodat niet uitsluitend op cijfers geselecteerd kan worden. [keuze:] Artikel 3.3 - Beperkte opleidingscapaciteit De wet maakt het ingevolge het bepaalde in artikel 7.30b WHW mogelijk om een maximum aantal voor de masteropleiding in te schrijven personen vast te stellen. De toelatingscommissie zal hiertoe een selectieprocedure moeten ontwikkelen. Ingevolge het bepaalde in artikel 7.30b WHW dient de procedure tijdig kenbaar te worden gemaakt. Artikel 3.2 - Schakel-/premasterprogramma In artikel 7.57i WHW wordt aan hogescholen en universiteiten de verplichting opgelegd aan afgestudeerden in het hoger beroepsonderwijs ondersteuning te bieden opdat zij kunnen instromen in een verwante masteropleiding in het wetenschappelijk onderwijs. De wijze waarop deze ondersteuning wordt geboden moet in de OER worden opgenomen. Studenten die nog niet voldoen aan de toelatingscriteria van de masteropleiding, maar hun deficiënties binnen afzienbare tijd weg kunnen werken kunnen ingeschreven worden aan de UvA hetzij als contractant hetzij als student in de meest voor de hand liggende bacheloropleiding voor het volgen van een schakel-/premasterprogramma. Het schakel-/premasterprogramma maakt geen onderdeel uit van de masteropleiding. Van belang is dat zij bij inschrijving in een bacheloropleiding aan de gangbare en eventueel nadere vooropleidingseisen van de betreffende bacheloropleiding moeten voldoen. Een schakel-/premasterprogramma waarvoor men zich hetzij als contractant hetzij als student in een bacheloropleiding kan inschrijven bestaat aan de UvA uit ten hoogste 30 ec. Indien een student meer dan 30 ec moet inhalen om aan de toelatingseisen te voldoen wordt het schakel-/premasterprogramma, in de vorm van een apart programma, in de regel als contractonderwijs aangeboden. Studenten krijgen aan het einde van het schakel-/premasterprogramma een bewijs van toelating voor de desbetreffende masteropleiding. Het inschrijvingsbesluit bevat een model bewijs van toelating dat door de Centrale Studentenadministratie wordt vereist. Artikel 3.5 - Taal waarin de opleiding wordt verzorgd De hoofdregel is dat het Nederlands de voertaal is bij het geven van het onderwijs en het afnemen van de examens. Op deze regel geeft de wet in artikel 7.2 drie uitzonderingen. Een andere taal kan worden gebezigd: a. wanneer het een opleiding met betrekking tot die taal betreft; b. wanneer het onderwijs betreft dat in het kader van een gastcollege door een anderstalige docent wordt gegeven; c. indien de specifieke aard, de inrichting of de kwaliteit van het onderwijs dan wel de herkomst van de studenten daartoe noodzaken. De uitzonderingsgrond onder punt c is nader uitgewerkt in de Gedragscode vreemde talen UvA. Bij een anderstalige opleiding moet de OER ook in de betreffende taal beschikbaar zijn.
Pagina 29
Onderwijs- en examenregeling Master
Artikel 3.6 - Vrij programma Artikel 7.3d WHW luidt: Een student die is ingeschreven voor een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs, kan zelf uit onderwijseenheden die door een instelling worden verzorgd, een programma samenstellen waaraan een examen is verbonden. Indien nodig wijst het instellingsbestuur een examencommissie aan die met de in de eerste volzin bedoelde beslissing is belast. Uit de wet vloeit voort, dat een student het recht heeft zelf een onderwijsprogramma samen te stellen. De goedkeuring van de examencommissie is vereist om vast te stellen, of het (vrije) programma het vereiste niveau heeft, de studielast voldoende is en aan de eindtermen van de opleiding voldoet. De examencommissie die de goedkeuring geeft aan het vrij onderwijsprogramma bepaalt tot welke opleiding dat programma voor de toepassing van de WHW wordt geacht te behoren. Dit kan alleen een opleiding zijn waarvoor die examencommissie bevoegd is. Omdat het kan voorkomen dat een examencommissie zich, gelet op de samenstelling van het vrij programma, niet als de meest aangewezen commissie beschouwt om over goedkeuring van dat programma te beslissen, is bepaald, dat, indien nodig, de decaan de examencommissie aanwijst die over die goedkeuring moet beslissen. Het is tevens mogelijk om in de OER criteria op te nemen waaraan in ieder geval voldaan moet zijn om voor een diploma van deze opleiding in aanmerking te komen. Indien het, in het geval van wettelijke beroepsvereisten, niet mogelijk is een diploma van de opleiding te behalen met een vrij onderwijsprogramma dient dit in de OER te worden vermeld.
Hoofdstuk 4 - Opbouw van het curriculum Artikel 4.1 - Samenstelling opleiding Uitgangspunt is dat het onderwijsprogramma opgenomen wordt in de OER. Voor een nadere beschrijving van de onderdelen kan ook verwezen worden naar de studiegids. [keuze:] Artikel 4.4 - Keuzeruimte Indien een student zich in een semester wenst in te schrijven voor vakken waarmee in totaal meer dan 30 studiepunten kunnen worden behaald, kan de student verzocht worden zijn studieprogramma te bespreken met een studieadviseur. De student kan niet geweigerd worden zich voor meer dan 30 studiepunten in te schrijven. Indien de opleiding afstudeerrichtingen kent dient het onderwijsprogramma per afstudeerrichting te worden vermeld. Artikel 4.5 - Volgordelijkheid tentamens Onderdeel h van art. 7.13 lid 2 WHW luidt: “In de onderwijs- en examenregeling worden (…) ten minste geregeld het aantal en de volgtijdelijkheid van de tentamens alsmede de momenten waarop deze afgelegd kunnen worden”. Ingevolge deze bepaling moet het aantal tentamens en de onderlinge volgorde van de tentamens worden geregeld. Daarbij kan volgens onderdeel s van art. 7.13 lid 2 WHW een bepaalde volgorde verplicht worden gesteld. Onderdeel s van art. 7.13 lid 2 WHW luidt: “In de onderwijs- en examenregeling worden (…) ten minste geregeld waar nodig, dat het met goed gevolg afgelegd hebben van tentamens voorwaarde is voor de toelating tot het afleggen van andere tentamens”. Voor elk onderdeel in de studiegids moet worden aangegeven welke ‘voorkennis’ gewenst is. In de OER kan de verplichte volgorde van onderdelen worden aangegeven, voor die gevallen waarin dat in Pagina 30
Onderwijs- en examenregeling Master
het belang van de voortgang van het onderwijs en/of de inzet van middelen nodig is. Ook de veiligheid kan een reden zijn om bepaalde voorkennis d.m.v. een voorafgaand onderdeel verplicht te stellen. Artikel 4.6 - Deelname aan praktische oefening en werkgroepbijeenkomsten Onderdeel t van art. 7.13 lid 2 WHW luidt: “In de onderwijs- en examenregeling worden (…) ten minste geregeld waar nodig, de verplichting tot het deelnemen aan praktische oefeningen met het oog op de toelating tot het afleggen van het desbetreffende tentamen, behoudens de bevoegdheid van de examencommissie vrijstelling van die verplichting te verlenen, al dan niet onder oplegging van vervangende eisen”. Onder praktische oefeningen worden onder meer begrepen: het maken van scripties, het maken van werkstukken of proefontwerpen, het uitvoeren van onderzoekopdrachten, het deelnemen aan veldwerk en excursies, het doorlopen van stages en het deelnemen aan andere noodzakelijk geachte onderwijsleeractiviteiten, gericht op het bereiken van de beoogde vaardigheden. De beoordeling van het deelnemen aan praktische oefeningen staat gelijk aan een tentamen of is daar onderdeel van. Er kan voor worden gekozen om een minimale aanwezigheidsplicht op te nemen. Op praktische gronden (bijv. beperkte laboratoriumruimte of beperkte capaciteit) kan soms slechts een beperkt aantal studenten tegelijk deelnemen aan bepaalde studieonderdelen. Het is redelijk in dergelijke situaties voorrang te geven aan de studenten voor wie het betreffende onderdeel verplicht is. Dit moet vantevoren bekend zijn gemaakt. Artikel 4.9 - Graad Artikel 7.10a, lid 1 luidt: “Het instellingsbestuur verleent de graad Bachelor en de graad Master aan degene die met goed gevolg het afsluitend examen van een bacheloropleiding in het wetenschappelijk onderwijs onderscheidenlijk het afsluitend examen van een masteropleiding in het wetenschappelijk onderwijs heeft afgelegd. Afhankelijk van het vakgebied waarin het met goed gevolg afgelegde afsluitend examen van een bacheloropleiding onderscheidenlijk het met goed gevolg afgelegde examen van een masteropleiding heeft afgelegd, wordt aan de verleende graad toegevoegd «of Arts» dan wel «of Science» (…)” De minister kan bepalen of een opleiding of een groep van opleidingen een andere toevoeging krijgt. Dit heeft hij gedaan voor de wo-opleiding Nederlands Recht (Regeling andere toevoeging aan WO graden). Als toevoeging aan de graden Bachelor en Master wordt hierbij vastgesteld ‘of Laws’. Met ingang van 1 augustus 2010 is de mogelijkheid opengesteld gezamenlijke opleidingen of afstudeerrichtingen met Nederlandse en internationale partners op te zetten en een joint degree af te geven (artikel 7.3c WHW). Een joint degree is een graad die een instelling verleent, samen met een of meer instellingen in binnen- of buitenland, nadat de student een studieprogramma heeft doorlopen waarvoor de samenwerkende instellingen samen verantwoordelijk zijn. Het is niet mogelijk om gezamenlijke opleiding met een HBO- programma te vormen. Het instellen van een gezamenlijke opleiding, afstudeerrichting of specifiek programma binnen een opleiding is aan goedkeuring van het CvB onderhevig.
Hoofdstuk 5 - Overgangs- en slotbepalingen Artikel 5.1 - Wijzigingen deel B Deel B kan afzonderlijk van deel A worden gewijzigd.
Pagina 31
Onderwijs- en examenregeling Master
Artikel 5.2 - Overgangsbepalingen Met het oog op de rechtszekerheid van studenten is het van belang te bepalen hoe met oude rechten wordt omgegaan. Dit vraagt om een overgangsregeling. Het verdient aanbeveling om bij een overgangsregeling te werken met een transponeringstabel van vakken in een bijlage bij de OER. Artikel 5.4 - Inwerkingtreding Deel B treedt afzonderlijk van deel A inwerking. Van belang is wel dat op het moment dat voor de eerste maal met dit format wordt gewerkt, zowel een A deel als de B delen op het zelfde moment in werkingtreden.
Pagina 32
Onderwijs- en examenregeling Master
Addendum bij model onderwijs- en examenregeling MASTERopleidingen Deel A artikel 4.11, derde lid, alsmede de toelichting bij dit artikellid, is vervallen per 4 april 2014.
Pagina 33