Mindful versus mindless eetgedrag: De rol van aandacht bij eten Tessa van Bennekom
Docent:
Sanne de Wit
Vak:
Bachelorthese
Studentnummer:
10002034
Aantal woorden:
5168
Aantal woorden abstract:
117
Datum:
19-06-2013
Inhoudsopgave Abstract
p.3
Inleiding
p.4
Middenstuk: Paragraaf 1: Afleiding Tijdens het Eten
p.7
Paragraaf 2: Mindful Eating
p.10
Conclusies en Discussie
p.14
Referenties
p.19
2
Abstract Obesitas is een groeiend probleem waar ongeveer 300.000 miljoen mensen wereldwijd aan lijden. In dit literatuuroverzicht wordt onderzocht of aandacht tijdens het eten een rol speelt bij overgewicht. Uit de onderzoeken komt naar voren dat afleiding ervoor zorgt dat mensen meer en sneller eten. Daarnaast blijkt minder goed onthouden te worden hoeveel gegeten is indien zij afgeleid worden. Mogelijk worden de lichamelijke verzadigingstekenen niet ervaren. Ook wordt gekeken naar het effect van aandachtig eten. De therapie mindful eating blijkt een vermindering van de voedselconsumptie te bewerkstelligen en heeft daarnaast op langere termijn gewichtsafname tot gevolg. Verminderde aandacht speelt mogelijk een rol bij overgewicht en mindful eating zou een eventuele therapie kunnen zijn om obesitas tegen te gaan.
3
Inleiding Na een lange dag werk plof je op de bank neer met een bord eten op schoot. Gedachten uit,
verstand op nul en televisie aan. Voor dat je er erg in hebt is het televisieprogramma voorbij en je bord leeg. Het voelt alsof je gedachten even ergens anders waren en je niet meer stil stond bij de handelingen die je ondertussen hebt uitgevoerd. Eigenlijk heb je helemaal niet meer stil gestaan bij het eten dat je net hebt gegeten. Dan nog maar even snel in de koelkast kijken voor een snack of nagerecht voordat het volgende programma weer begint. Dagelijks worden er verschillende keuzes rondom eten gemaakt. De twee belangrijkste keuzes betreffen de kwaliteit en kwantiteit. Verkeerde keuzes binnen deze categorieën kunnen zorgen voor overgewicht. De kwaliteitskeuze bestaat vaak uit calorierijk en te weinig voedzaam eten. De kwantiteitskeuze hangt af van de individuele eetgewoonten, maar ook van omgevingsfactoren. Een voorbeeld van een omgevingsfactor waardoor er meer gegeten wordt, is als er een grote verscheidenheid aan voedsel is, zoals bij een buffet. Ook wordt er meer gegeten indien een verpakking groter is (Polivy, Herman & Coelho, 2008). Een groot aanbod van eten kan ervoor zorgen dat er meer gegeten wordt. De omgeving waarin gegeten wordt speelt dus een rol in de keuzes die rondom eten gemaakt worden. Een ander voorbeeld hiervan is wanneer in het gezelschap van anderen gegeten wordt. Volgens het onderzoek van de Castro (1997) wordt door de afleiding van het gezelschap van anderen meer en langer gegeten dan wanneer er alleen gegeten wordt. Mogelijk komt dit doordat afleiding tijdens het eten ervoor zorgt dat de eetepisode langer duurt. Als er in een afleidende omgeving gegeten wordt, kan dit er voor zorgen dat individuen niet in staat zijn om signalen van verzadiging te herkennen (Brunstorm & Mitchell, 2006). Zelfs als er sprake is van een dieet kunnen deze gezondheidsdoelen mogelijk door afleiding verwaarloosd worden (Boon, Stoebe, Schut & Ijntema, 2002). De kwantitatieve en kwalitatieve eetkeuzes lijken dus ook afhankelijk te zijn van afleiding door omgevingsfactoren, waardoor mogelijk niet gelet wordt op innerlijke signalen van verzadiging. 4
Er zijn twee vormen van lichamelijke verzadiging: fysiologische en sensorische verzadiging. Fysiologische verzadiging vindt plaats door uitrekking van de maag en het vrijkomen van hormonen wanneer er gegeten wordt (Degan, Matzinger, Drewe & Beglinger, 2001). Door deze signalen wordt het gevoel ervaren vol te zitten, oftewel het gevoel van verzadiging. Dit fysiologische proces duurt ongeveer twintig minuten (Spiegel, Wadden & Foster, 1991).Bij sensorische verzadiging gebeurt dit door directe feedback van de smaak-en reukzintuigen waardoor er geen trek meer is in een bepaald type eerder gegeten voedsel, maar nog wel in nieuw voedsel (Rolls, Rolls, Rowe & Sweeney, 1981). Deze directe sensorische verzadiging vindt binnen twee minuten plaats (Hetherington, Rolls & Burley, 1989). Volgens Wansink, Payne en Chandon (2007) lijken mensen zonder overgewicht zich meer te richten op de innerlijke signalen van verzadiging, terwijl mensen met overgewicht juist vaak omgevingsfactoren zoals een televisieprogramma laten bepalen wanneer zij klaar met eten zijn. De keuze om te stoppen met eten lijkt afhankelijk te zijn van omgevingsfactoren. Uit onderzoek van Wansink en Sobal (2007) blijkt dat mensen dagelijks 200 beslissingen rondom voedselconsumptie maken zonder zich daar bewust van te zijn, omdat deze beslissingen mogelijk automatisch uitgevoerd worden. Doordat deze automatische beslissingen gemaakt worden zonder dat het bewustzijn dit registreert, wordt er mogelijk meer gegeten dan men zich realiseert (Croker, Whitaker, Cooke & Wardle, 2009). Afhankelijkheid van omgevingsfactoren kan tot gevolg hebben dat het niet duidelijk is wanneer er gestopt moet worden met eten, waardoor de kans op overeten toeneemt. Het zijn deze twee elementen, de afleidende omgevingsfactoren en de aandacht bij wat er gegeten wordt, die een centrale rol spelen bij het ontstaan van overgewicht. Op dieet zijn betekent letten op de kwaliteit en kwantiteit van wat gegeten wordt. Met een dieet kan geprobeerd worden door middel van dieetregels een gewichtsafname te bewerkstellingen. Het vermogen om het eetgedrag te controleren, zoals bij een dieet noodzakelijk is, lijkt echter vaak moeilijk langdurig vol te houden. Dit heeft tot gevolg dat mensen na het volgen van een dieet vaak weer in gewicht aankomen (Wing & Phelan, 2005). Volgens de disinhibitie hypothese eten mensen die op dieet zijn meer nadat zij een verlies van controle hebben ervaren (Ruderman, 1986). Als zij 5
bijvoorbeeld een kleine hoeveelheid calorierijk voedsel te eten krijgen, zullen zij daar op een later moment meer van consumeren dan mensen die niet op dieet zijn (Knight & Boland, 1989). Deze disinhibitie kan overconsumptie en wellicht gewichtstoename tot gevolg hebben. Het bewust worden van de gedachten rondom eten en de cues uit de omgeving die aanzetten tot eten, kan een mogelijkheid bieden om hier mee om te gaan. Dit zou betekenen dat er geprobeerd wordt niet te eten op de automatische piloot, maar bewust te zijn van de beslissingen die rondom eten worden gemaakt. Volgens Kabat-Zinn (2003) is de manier om met problematische gedachten om te gaan om deze in het moment te ervaren en te accepteren voor wat zij zijn. Door bij een mindfulnessmeditatie om te leren gaan met gedachten wordt bijvoorbeeld de aandacht gericht op de ademhaling (Moor, Scott & McIntosh, 2012). Elke keer als de aandacht voor de ademhaling vervaagt, wordt getracht de aandacht op een niet-oordelende en niet-kritische manier terug te brengen naar de activiteit. Het bewust worden van de aandacht en de acceptatie van gedachten zijn de basiselementen van mindfulness (Kabat-Zinn, 2003). Mindful eating richt zich net als mindfulness op het ervaren van de lichamelijk sensaties en het ervaren daarvan zonder oordeel. Mindful eating houdt in dat deze technieken toegepast worden tijdens het eten of in de omgeving van eten. (Framson, Kristal, Schenk, Littman, Zeliadt & Benitez, 2009). Volgens deze theorie zou het bewust ervaren van de innerlijke sensaties mogelijk kunnen leiden tot de beperking van voedselinname. De therapie bestaat uit aandacht richten op het eten tijdens de consumptie van het eten. Hierbij wordt gelet op hoe het eten er uitziet, ruikt en smaakt. Geleerd wordt gedragingen zoals multitasking tijdens de maaltijd en eten op de automatische piloot te signaleren (Moor, Scott & McIntosh, 2012). Ook wordt er gelet op de verzadiging die eten geeft door het gevoel van honger en een volle maag waar te nemen. Daarnaast wordt geleerd de cues die aanzetten tot eten te herkennen (Timmerman & Brown, 2012). Samenvattend kan gesteld worden dat overconsumptie samenhangt met verschillende externe factoren die het bewust eten verstoren. Het is belangrijk om achter de gevolgen van deze verstoring van de aandacht te komen om daar mogelijke therapeutische technieken tegen 6
overgewicht op toe te passen. Daarom wordt in dit literatuuroverzicht het effect van aandacht tijdens het eten onderzocht. Daarbij wordt het effect van afleiding tijdens het eten bekeken en de mogelijkheid om dit te veranderen door middel van mindful eating. In de eerste paragraaf wordt het effect van afleiding bij voedselconsumptie onderzocht. Hierbij wordt gekeken naar de gevolgen van verschillende soorten afleiding en welke rol geheugen hierin speelt. Vervolgens wordt in de tweede paragraaf gekeken naar mindful eating. Er wordt onderzocht of dit mogelijk een manier is om met aandacht het voedsel te consumeren en of dit een middel kan zijn om overgewicht tegen te gaan.
Afleiding Tijdens het Eten Aandacht tijdens het eten speelt mogelijk een rol bij voedselconsumptie. Om te onderzoeken of er meer geconsumeerd wordt als iemand afgeleid is en mensen ook sneller eten als zij afgeleid worden, hebben Blass, Anderson, Kirkorian, Pempek, Price en Koleini (2006) onderzoek gedaan onder 20 studenten. Hieruit kwam naar voren dat tijdens een sessie van 30 minuten deelnemers die naar een comedyserie op televisie keken sneller een nieuw stuk pizza pakten dan de deelnemers die naar een klassieke symfonie luisterden. Daarnaast aten de deelnemers in de televisieconditie gemiddeld een stuk pizza meer dan de deelnemers in de symfonieconditie. Tijdens dit onderzoek bleek het luisteren naar een geluidsopname van een symfonie een minder effectief middel om de deelnemers af te leiden dan het kijken naar een televisieprogramma. In een soortgelijk onderzoek onder 41 vrouwen verricht door Belissle en Dalix (2001) werd de afleidingsconditie waarbij de deelnemers afgeleid werden door te luisteren naar een detectiveverhaal vergeleken met drie andere condities. Namelijk de controleconditie waarbij er in stilte gegeten werd, de aandachtsconditie waarbij de deelnemers door middel van een geluidsboodschap extra aandacht op het eten moesten richten en de sociale conditie waarbij samen met vreemden gegeten werd. De deelnemers in de afleidingsconditie aten meer dan de deelnemers
7
in de overige condities. Uit deze onderzoeken kan geconcludeerd worden dat afleiding zorgt voor een toename van de voedselinname. Zowel een televisieprogramma als een detectiveverhaal bleken beide effectieve manieren om af te leiden. Het lijkt daarom dat er meerdere mediavormen zijn die deze afleiding kunnen bieden en dat vooral de intensiteit van de afleiding van belang is. Het lichaam geeft fysiologische en sensorische signalen af aan het brein om aan te geven dat het verzadigd is. Bellisle, Dalix en Slama (2004) onderzochten onder 48 vrouwen wat het effect van afleiding op hongergevoel is. Dit onderzoek toonde aan dat zowel deelnemers die televisiekeken als deelnemers die naar een detectiveverhaal luisterden tijdens de lunch, meer voedsel consumeerden dan de controleconditie die in stilte at. Na afloop van de lunch werd het hongergevoel van de deelnemers gemeten door middel van een vragenlijst. Ondanks dat de deelnemers in de televisieconditie en de detectiveconditie meer aten, hadden zij evenveel hongergevoel als de controleconditie. Door de afleiding aten zij mogelijk meer dan dat zij zich leken te realiseren. Behalve dat er meer gegeten wordt, is het ook van belang om te onderzoeken welk effect dit hongergevoel heeft op de trek in voedsel dat al eerder gegeten is. Uit onderzoek van Brunstrom en Mitchell (2006) onder 88 studenten, kwam naar voren dat afleiding zorgt voor meer verlangen om eerder gegeten voedsel te eten dan dat bij deelnemers die niet afgeleid werden. Deelnemers die in stilte vijf cakejes gegeten hadden bleken later minder trek in diezelfde cakejes te hebben dan de deelnemers die deze cakejes gegeten hadden tijdens het spelen van een computerspel. Hieruit werd duidelijk dat afleiding door middel van een computerspel zorgt voor meer trek in eerder gegeten voedsel. Ook toont dit aan dat er mogelijk sprake is van minder verzadiging van eerder gegeten voedsel. Het is echter niet duidelijk of deze verhoogde trek in eten ook zorgt voor meer consumptie van het voedsel. Bij het vorige onderzoek is gekeken naar de effecten van afleiding op eerder gegeten voedsel, maar het is ook van belang om te onderzoeken wat het effect op niet eerder gegeten voedsel is. Om de voedselconsumptie na het eten van een lunch te onderzoeken, deden Higgs en Woodward (2009) onderzoek onder 16 vrouwelijke studenten. Uit het onderzoek kwam naar voren dat de deelnemers die een televisiecomedy hadden gekeken 8
tijdens de lunch, na afloop meer koekjes aten dan de deelnemers die in stilte gegeten hadden. De koekjes werden gegeten tijdens een zogenaamde koekjessmaaktest waarbij de deelnemers zoveel mochten eten van de koekjes als zij wilden. Hieruit kwam naar voren dat afleiding tijdens het eten niet alleen een rol speelt tijdens de lunch, maar dat dit ook zorgt voor meer consumptie van nieuw voedsel na het eten van een maaltijd. Mogelijk heeft afleiding tijdens het eten minder verzadiging tot gevolg van eerder maar ook niet eerder gegeten voedsel. Dit zou betekenen dat afleiding tijdens de maaltijd ook tot een verhoging van de latere voedselconsumptie kan leiden. Door afleiding wordt dus meer gegeten tijdens en ook na de maaltijd, maar het is ook van belang om te onderzoeken hoe bewust deze voedselinname is. De herinnering van de maaltijd werd onderzocht onder 32 vrouwelijke studenten door Mittal, Stevenson, Oaten en Miller (2011). Tijdens dit onderzoek werd aangetoond dat de deelnemers die televisie keken tijdens het eten ook minder goed konden herinneren hoeveel ze van een snack gegeten hadden dan de deelnemers die niet afgeleid werden. Deelnemers die afgeleid werden, onderschatten de hoeveelheid gegeten voedsel ten opzichte van de deelnemers die niet afgeleid werden. Hieruit kwam echter niet naar voren dat men zich behalve de hoeveelheid, ook minder goed herinnerden wat voor voedsel zij consumeerden. In het onderzoek van Oldham-Cooper, Hardman, Nicoll, Rogers en Brunstrom (2011) onder 44 deelnemers, werd aangetoond dat de deelnemers die een computerspel speelden zich minder goed de volgorde waarin de negen lunchitems die eerder gegeten waren konden herinneren dan de deelnemers die niet afgeleid werden tijdens de lunch. Dit duidt er mogelijk op dat indien er sprake is van afleiding herinneringen over het eten minder goed opgeslagen worden. Door een verminderde opslag in het geheugen wordt wellicht meer geconsumeerd dan dat bewust ervaren wordt. Personen die bewust letten op wat en hoeveel zij eten zijn meestal mensen die op dieet zijn. Echter, uit het onderzoek onder 126 vrouwelijke studenten van Boon, Stroebe, Schu en Ijtema (2002), bleek dat deelnemers die op dieet waren juist meer aten als zij afgeleid werden en zelfs meer aten dan mensen die niet op dieet waren. De afleiding bestond uit het luisteren naar een radioconversatie en de deelnemers in de controleconditie aten hun maaltijd in stilte. Ook 9
deelnemers die niet op dieet waren, aten meer wanneer zij werden afgeleid dan wanneer er geen afleiding plaats vond, alleen bleek dit effect voor mensen op dieet groter te zijn. Hieruit kwam naar voren dat de intenties om gezond te eten door afleiding wellicht minder goed gehandhaafd werden en dat deze zelfs een averechts effect zou kunnen hebben. Dit is problematisch indien men wil afvallen, omdat diëten zo dus kan leiden tot een toename van voedselinname ten opzichte van iemand die niet op dieet is. Dit komt overeen met de Ironic Process theorie van Wagner (1994) die er van uitgaat dat mensen die op dieet zijn onder cognitieve afleiding meer eten dan mensen die niet op dieet zijn. Juist voor de groep mensen die afvallen als doel stelt lijkt aandacht tijdens het eten een essentiële rol te spelen. Uit deze paragraaf blijkt dat een verstoring van aandacht grote effecten kan hebben op de voedselconsumptie. Naar voren is gekomen dat afleiding tijdens het eten zorgt voor meer en snellere voedselconsumptie. Daarnaast zorgt afleiding voor meer trek in eerder gegeten voedsel en ook voor meer consumptie van niet eerder gegeten voedsel. Ook bleek afleiding tijdens de lunch te zorgen voor een minder sterke herinnering van de volgorde en de hoeveelheid waarin voedsel gegeten is. Voor mensen die op dieet zijn zorgt het effect van afleiding zelfs tot meer consumptie dan voor mensen die niet op dieet zijn. Afleiding speelt dus een grote rol bij voedselconsumptie. De afleiding zorgt er mogelijk voor dat er niet bewust ervaren wordt wat en hoeveel er gegeten is. Het is mogelijk dat bewust zijn van het eten en aandacht op het eten een vermindering van voedselconsumptie tot gevolg kan hebben. Daarom wordt er in de volgende paragraaf gekeken naar de effecten van eten met aandacht door middel van mindful eating.
Mindful Eating Een effect van een gebrek aan aandacht tijdens het eten is dat dit meer voedselconsumptie tot gevolg kan hebben. Uit de vorige paragraaf is ook gebleken dat dit effect voor mensen die op dieet zijn nog groter is dan voor mensen die niet op dieet zijn. Daarnaast is het onderdrukken van gedachten door mensen die aan het diëten zijn gerelateerd aan eetbuien en andere abnormale 10
eetgewoontes (Barnes & Tantleff-Dunn, 2010). Dit werd onderzocht onder 312 vrouwen met overgewicht, door middel van vragenlijsten over het onderdrukken van gedachten en over eetproblematiek. Het vermijden van gedachten over eten zorgt volgens de Ironic process theorie juist voor een toename van deze gedachten. Indien hierdoor een verlies van controle plaats vindt en de dieetregels verbroken worden kan dit volgens de disinhibitie hypothese mogelijk juist tot een overdaad aan consumptie leiden. Het onderdrukken van gedachten over eten lijkt geen effectieve manier te zijn om voedselconsumptie blijvend te verminderen. Veel diëten verlangen dat bepaald voedsel vermeden moet worden. Het lijkt echter lastig om deze dieetregels blijvend vol te houden, waardoor het verloren gewicht er weer aankomt. In plaats van het vermijden van voedsel zou misschien juist de bewustwording van de omgevingscues en lichamelijke verzadigingssignalen tijdens het eten kunnen leiden tot een vermindering van de voedselinname. Deze methode verlangt namelijk geen vermijding van gedachten en controle over gedrag, waardoor het mogelijk langdurig volgehouden kan worden. Een onderzoek naar bewust eten van Beshara, Hutchinson en Wilson (2013) onder 171 deelnemers, gaf aan dat niet de algemene vorm van mindfulness een rol speelt bij een vermindering van voedselinname, maar dat vooral de mindful eatingtechnieken dit verklaarden. Dit werd onderzocht door middel van vragenlijsten over algemene mindfulness, mindful eating en dagelijkse voedselinname. Bij mindful eating richt men zich op het bewuster consumeren van de geur en smaak van voedsel, hierdoor wordt mogelijk de sensorische verzadiging van het lichaam eerder bereikt en zal ook misschien eerder gestopt worden met eten. Ook leert men aandacht te geven aan de fysiologische tekenen van honger enerzijds en verzadiging anderzijds, wat eveneens een vermindering van voedselinname tot gevolg kan hebben. Uit correlationeel onderzoek onder 90 studenten bleek het gebruik van mindful eatingtechnieken gerelateerd te zijn aan een lagere BMI score (Moor, Scott & Mclntosh, 2012). De deelnemers die mindful eatingtechnieken zelf toepasten, deden echter niet frequenter aan sport, dus de relatie lijkt niet alleen een gevolg te zijn van een gezonde levensstijl. Er lijkt een relatie tussen het gebruik van
11
mindful eatingtechnieken en een kleinere dagelijkse voedselinname te zijn, echter zal er gekeken moeten worden naar experimenteel onderzoek om van een causaal verband te kunnen spreken. Door mindful eating wordt geleerd de omgevingscues die tot het consumeren van voedsel leiden te herkennen. Geprobeerd wordt de neiging om hier automatisch op te reageren te verbreken. Het doorbreken van dit automatisme kan mogelijk zorgen voor minder voedselconsumptie. Dit werd aangetoond in onderzoek van Papies, Barsalou en Custers (2012) onder 50 studenten. De deelnemers in de mindful-eatingconditie werden gevraagd hun gedachten over plaatjes van aantrekkelijk eten op een niet-oordelende manier te ervaren, zonder hierop te hoeven reageren. In de mindful-eatingconditie hadden de deelnemers minder een toenaderingsbias naar plaatjes van voedsel dan deelnemers in de controleconditie. Dit effect was aanwezig voor plaatjes van voedsel die de deelnemers eerder gezien hadden, maar ook voor nieuwe plaatjes. Het is mogelijk dat mindful eating kan zorgen dat de toenaderingsbias naar aantrekkelijk voedsel verminderd. Het doorbreken van deze automatische toenadering naar eten zou kunnen zorgen voor een vermindering in consumptie. Om te onderzoeken of mindful eating ook zorgt voor minder voedselconsumptie als er sprake is van afleiding hebben Higgs en Donohoe (2011) onderzoek gedaan onder 29 vrouwelijke studenten. De deelnemers in de mindful-eatingconditie kregen de opdracht een lunch met aandacht te eten terwijl een geluidsopname hier instructies over gaf en de afleidingsconditie een artikel kreeg over gezonde voedingskeuzes te lezen tijdens het eten van een lunch. De afleidingsconditie at na afloop van de lunch meer koekjes dan de deelnemers in de mindful-eatingconditie. Ondanks dat de deelnemers in de afleidingsconditie over gezonde eetkeuzes lazen, aten zij alsnog meer dan de deelnemers in de mindful-eatingconditie. De toename in de consumptie lijkt dus afhankelijk van gebrek aan aandacht voor het te eten voedsel. Daarnaast hadden de deelnemers in de mindfuleatingconditie minder hongergevoel en zij konden zich de lunch beter herinneren dan de deelnemers in de afleidingsconditie. Hieruit blijkt bewust eten tijdens de lunch latere voedselinname
12
te reduceren, tot minder hongergevoel te leiden en ervoor te zorgen dat de lunch beter herinnerd wordt. Naast dat de mindful eatingtechnieken tot een afname in voedselconsumptie kunnen leiden is het ook van belang om te onderzoeken of leren om met aandacht te eten ook een effectief middel is om af te vallen. Daarom hebben Timmerman en Brown (2012) onderzoek gedaan onder 35 vrouwen van middelbare leeftijd die vaak uit eten gaan. De vrouwen kregen zes keer twee uur training over calorieën, gedragsstrategieën en mindful eatingmeditaties. De mindful eatingmeditaties bestonden uit oefeningen waarbij het concentreren op de innerlijke sensaties die eten kan voortbrengen werd aangeleerd. Een voorbeeld hiervan is het gevoel van de maag voor en na het drinken van een fles water. Door deze oefening wordt aangeleerd de verzadigingssignalen van het lichaam te herkennen. De deelnemers in de mindful-eatingconditie raakten zes weken na de interventie meer gewicht kwijt dan de controleconditie. Het is belangrijk om erachter te komen of deze methode ook effectief is op de langere termijn en of deze methode beter werkt dan de huidige diëten. Uit onderzoek van Tapper, Shaw, Ilsey, Hill, Bond en Moore (2009) onder 62 vrouwen die graag af wilden vallen, bleek de mindful eating training zes maanden later tot meer gewichtsafname te leiden dan de controleconditie. De deelnemers in de mindful-eatingconditie kregen vier keer een twee uur durende workshop. De workshop bestond uit drie componenten: motivatie, cognitieve diffusie en acceptatie. Door te richten op motivatie werden de deelnemers gestimuleerd om gewicht te verliezen. De cognitieve diffusie hield in dat geïnstrueerd werd gedachten over eten op een nietoordelende manier te ervaren en werd geleerd deze te zien als van voorbijgaande aard waar niet altijd naar gehandeld hoeft te worden. Als derde leerden zij negatieve gedachten te accepteren in plaats van deze te vermijden. De controleconditie hield hun eigen dieetplan om af te vallen aan. De deelnemers in de mindful-eatingconditie die zes maanden later nog steeds gebruik maakten van de technieken lieten een vermindering in gewicht zien en bleken ook zes maanden later vaker te sporten dan de controleconditie. Mindful eating bleek een effectiever middel om af te vallen dan andere individueel gekozen afvaltechnieken. Daarbij moet er wel rekening mee gehouden worden 13
met de mogelijkheid dat de toename van sporten in de mindful-eatingconditie ook verantwoordelijk kan zijn voor de gewichtsafname. Het is dan ook mogelijk dat een aangepaste levensstijl met toepassing van mindful eatingtechnieken verantwoordelijk kan zijn voor het reduceren van gewicht. In deze paragraaf is aangetoond dat aandacht tijdens het eten tot een vermindering van voedselconsumptie kan leiden. Niet de algemene vorm van mindfulness, maar mindful eating bleek effectief om gewichtsafname te realiseren. Door middel van mindful eating kunnen de cues rondom het eten herkend worden, zonder hier automatisch op te reageren. Een mindful eating training tijdens het eten zorgt voor minder consumptie later op de dag, minder hongergevoel en een betere herinnering van de maaltijd. Een mindful eating training is daarnaast ook effectief bij vrouwen die vaak uit eten gaan en dit deze training kan een gewichtsafname tot gevolg hebben. Zes maanden na een mindful eating training kan deze gewichtsafname nog steeds aanwezig zijn, indien nog steeds gebruik gemaakt wordt van de mindful eatingtechnieken. Mindful eating is onder bepaalde omstandigheden een effectieve methode gebleken om gewicht te verliezen.
Conclusies en Discussie Uit dit literatuuroverzicht is gebleken dat aandacht tijdens het eten een groot effect heeft op de consumptie van voedsel. Door afleiding tijdens het eten lijkt de hoeveelheid en snelheid waarmee gegeten wordt toe te nemen. Het gevoel van verzadiging lijkt daarnaast te verminderen. Er wordt meer trek ervaren in het eten dat al eerder geprobeerd is en ook blijkt afleiding meer consumptie van niet eerder gegeten voedsel tot gevolg te hebben. Ook lijkt, indien er sprake is van afleiding, de kwantiteit en kwaliteit van de lunch minder goed te worden herinnerd. Mensen die op dieet zijn lijken zelfs meer te eten als zij afgeleid worden dan mensen die niet op dieet zijn, zoals voorspeld is volgends de Ironic process theorie. Vervolgens werd duidelijk dat het onderdrukken van gedachten over eten ook is gerelateerd aan eetbuien en andere abnormale eetgewoonten. Mogelijk komt dit doordat het onderdrukken van gedachten volgens de Ironic process theorie juist kan zorgen voor een toename van deze gedachten. Indien dit tot het verbreken van de dieetregels leidt kan dit 14
controleverlies, volgens de disinhibitie hypothese, een overmatige consumptie tot gevolg hebben. Voor de groep die juist graag wil afvallen, lijkt aandacht dus een essentiële rol te spelen bij gewichtsverlies. Mindful eating is een therapie die juist de aandacht richt op de sensorische en fysiologische verzadiging tijdens het eten en probeert hierdoor de voedselconsumptie te verminderen. Mindful eating bleek effectiever te zijn dan de algemene vorm van mindfulness voor gewichtsverlies. Mindful eatingtechnieken die zelf toegepast worden in het dagelijks leven zijn gerelateerd aan lagere BMI scores. Daarnaast blijkt dat door middel van training de toenaderingsbias naar aantrekkelijk eten veranderd kan worden en dit kan mogelijk zorgen voor een verminderde neiging tot het eten van aantrekkelijk voedsel. Een mindful eating training tijdens het eten zorgt daarnaast ook voor minder consumptie van voedsel later op de dag, minder hongergevoel en een betere herinnering van de maaltijd. Bij frequent restaurantbezoek is de mindful eating training een effectief middel om gewicht te verliezen en dit kan, mits blijvend toegepast, mogelijk zes maanden later blijvende gewichtsafname tot gevolg hebben. Mindful eating lijkt een succesvolle therapiemogelijkheid om gewichtsafname te realiseren. Een kanttekening bij dit literatuuroverzicht is dat de deelnemers overwegend vrouwen waren. Om een goed generaliseerbaar beeld te verkrijgen zou vervolgonderzoek gedaan moeten worden waarin ook mannen vertegenwoordigd zijn. Hiermee zou gekeken kunnen worden of het effect van aandacht tijdens het eten hetzelfde of juist anders werkt voor mannen dan voor vrouwen. Daarnaast zou het mogelijk kunnen zijn dat een dieet anders werkt voor een man dan voor een vrouw. Wanneer er onderzoek gedaan wordt waarin beide seksen vertegenwoordigd zijn, zijn niet alleen de resultaten meer representatief maar zou er ook gekeken kunnen worden naar de verschillen in effecten tussen mannen en vrouwen. Tijdens dit literatuuroverzicht is niet gekeken naar de specifieke inhoud van de afleiding en de gevolgen voor voedselconsumptie. Volgens onderzoek van Cools, Schotte en McNally (1992) bleken films die zorgden voor emotional arousal zoals een horrorfilm en een humorfilm beide tot meer voedselconsumptie leidden dan een ‘neutrale’ film. In dit literatuuroverzicht is ook geen 15
rekening gehouden met de stemming van de deelnemers. Zo zou het kunnen zijn dat stemming van de deelnemer zelf kan leiden tot een vermindering of juist een vermeerdering van voedselinname. De afleiding door middel van comedies, zoals deze ook in het literatuuroverzicht zijn gebruikt, kunnen mogelijk ook emotional arousal opgewekt hebben waardoor meer gegeten is dan wanneer deze afleiding niet had plaatsgevonden. Daarnaast zou het mogelijk ook verschil kunnen maken of de afleiding betrekking heeft op voedsel of juist niet. Uit onderzoek van Halforda, Boylanda, Hughesa, Oliveira, en Dovey (2007) is gebleken dat het zien van commercials over eten tot meer voedselconsumptie kan leiden bij kinderen. Het ondervinden van afleiding dat met eten te maken heeft kan dus mogelijk een versterkt effect hebben. In dit literatuuroverzicht is echter geen gebruik gemaakt van reclames over eten en dit heeft dus niet het effect van de toename van de voedselconsumptie kunnen verklaren. In dit literatuuroverzicht is gesproken over afleiding tijdens het eten en welke gevolgen bewust eten kan hebben. Er is echter niet gekeken of mindful eating ook ervoor zorgt dat afleiding minder effectief is. Er zou onderzocht kunnen worden of mensen die mindful eten minder vatbaar voor afleiding en omgevingsfactoren zijn dan deelnemers die dit niet geleerd hebben. Er is namelijk niet gekeken naar het effect van afleiding op mensen die al bewust de maaltijd mindful eten. Het is interessant om te onderzoeken of ervaren mindful eaters ook daadwerkelijk minder beïnvloedbaar zijn voor afleiding. Het onderliggende mechanisme dat zorgt voor een vermindering in eten lijkt aandacht te zijn. Ondanks dat mindful eating een effectieve methode is gebleken om af te vallen is het niet duidelijk wat naast aandacht de exacte factoren binnen de therapie zijn die ervoor zorgen dat mensen minder en gezonder gaan eten. Met vervolgonderzoek zouden ook de overige werkzame factoren van de therapie en de overlap van common factors met andere therapieën in kaart gebracht kunnen worden. Daarnaast zou mogelijk een factor van mindful eating kunnen zijn dat rustig eten op zich al gewichtsreductie tot gevolg heeft. Door met afleiding te eten wordt er sneller en meer gegeten waardoor pas laat ervaren wordt dat er voldoende gegeten is. Het duurt namelijk 20 minuten 16
voordat hormonen in de maag aan de hersenen signaleren dat er gegeten is. Bij langzaam eten komen deze verzadigingssignalen aan wanneer men nog niet zoveel gegeten heeft. Hierdoor stopt men dus ook eerder met eten en eet men minder. Uit onderzoek van Andrade, Greene en Melanson (2008) bleek dan ook dat langzaam eten minder voedselconsumptie tot gevolg heeft. Eventueel zouden ook andere manieren van langzaam eten, zoals eten met stokjes, tot een vermindering van voedselinname kunnen leiden. Naast dat verzadigingssignalen door afleiding minder goed ervaren worden zou het ook zo kunnen zijn dat afleiding tijdens het eten tot gevolg heeft dat men niet meer bewust is van de gestelde dieetdoelen. Door een gebrek aan aandacht voor het eten is er geen zicht meer op de kwaliteit en kwantiteit van de maaltijd waardoor er minder goed op de doelen die binnen een dieet zijn gesteld wordt gelet. Een andere mogelijke verklaring voor de werkzaamheid van mindful eating is de relatie met stress. Mogelijk zorgt mindfulness voor een reductie van stress en zorgt minder stress voor een vermindering van voedselconsumptie. Het is uit onderzoek van Macht, Haupt en Ellgring (2005) gebleken dat studenten vlak voor een tentamen meer stress ervaarden en meer drang tot eten hadden dan deelnemers die geen tentamen hadden. Mindfulness blijkt mogelijk effectief tegen stress (Grossman, Niemann, Schmidt & Walach, 2004). Het zou kunnen dat de verlaging van stress die gepaard gaat met het volgen van een mindful dieet, de mediërende factor is bij de werking van mindful eating. Naast dat het noodzakelijk is om de effectiviteit van mindful eating te onderzoeken, is het ook belangrijk hoe deze therapie werkt ten opzichte van andere technieken tegen overgewicht. Er zou onderzoek gedaan moeten worden waarbij mindful eating vergeleken wordt met een gangbaar dieet of een therapiemogelijkheid zoals cognitieve gedragstherapie. Uit onderzoek van Juarascio, Forman en Herbert (2010) bleek dat mindful eating effectiever was dan cognitieve gedragstherapie om subklinische eetproblematiek, zoals een verstoord lichaamsbeeld of obsessieve gedachten over eten, te verminderen. Er zou echter ook gekeken moet worden of dit zelfde effect gevonden wordt indien het niet om eetproblematiek gaat, maar om gewichtsreductie. Op deze manier zou 17
onderzocht kunnen worden of mindful eating mogelijk ook effectiever is om af te vallen dan andere therapieën. De mindful eating techniek bestaat nog relatief kort. Het is van belang om door middel van longitudinaal onderzoek vast te stellen of de technieken van mindful eating ook daadwerkelijk lang vol gehouden kunnen worden. Bij gangbare diëten vallen mensen vaak terug in hun oude eetpatroon. Mogelijk zijn bestaande diëten niet succesvol omdat zij vereisen dat men steeds gevoelens van honger onderdrukt. Bij mindful eating is dit niet noodzakelijk waardoor dit mogelijk beter volgehouden kan worden. Het is belangrijk dat er een therapie ontwikkeld wordt waarbij terugval tegengegaan wordt. Het effect van aandacht lijkt een essentiële rol te spelen bij voedselconsumptie. Mindful eating lijkt een manier te zijn om overgewicht tegen te gaan. Indien het doel is om af te vallen zou hier gebruik van gemaakt kunnen worden door met meer aandacht te eten. Een eerste stap naar bewust eten zou kunnen zijn om de televisie tijdens het eten uit te doen, de tafel te dekken en met volle aandacht van de maaltijd te genieten.
18
Referenties Andrade, A. M., Greene, G. W., & Melanson, K. J. (2008). Eating slowly led to decreases in energy intake within meals in healthy women. Journal of the American Dietetic Association, 7, 11861191. Barnes, R. D., & Tantleff-Dunn, S. (2010). Food for thought: Examining the relationship between food thought suppression and weight-related outcomes, Eating Behaviors, 11(3), 175-179. Beshara, M., Hutchinson, A. D., & Wilson, C. (2013). Does mindfulness matter? Everyday mindfulness, mindful eating and self-reported serving size of energy dense foods among a sample of South Australian adults. Appetite, 67, 25-29. Bellisle, F., & Dalix, M. (2001). Cognitive restraint can be offset by distraction, leading to increased meal intake in women. American Society of Clinical Nutrition, 74, 197–200. Blass, E. M., Anderson, D.R., Kirkorian, H. L., Pempek, T. A., Price, I., & Koleini, M. F. (2006). On the road to obesity: television increases intake of high-density foods. Physiology and Behavior, 88, 597–604. Bellisle, F., Dalix, A. M., & Slama, G. (2004). Non food-related environmental stimuli induce increased meal intake in healthy women: comparison of television viewing versus listening to a recorded story in laboratory settings. Appetite, 43, 175–180. Boon, B., Stroebe, W., Schut, H., & Ijntema, R. (2002). Ironic processes in the eating behaviour of restrained eaters. British Journal of Health Psychology, 7, 1–10. Brunstrom, J. M., & Mitchell, G. L. (2006). Effects of distraction on the development of satiety, British Journal of Nutrition, 96(4), 761-769. Castro, de, J. M. (1997). Socio-cultural determinants of meal size and frequency. British Journal of Nutrition, 77(1), 39-55. Croker, H., Whitaker, K. L., Cooke, L., & Wardle, J. (2009). Do social norms affect intended food choice? Preventive Medicine, 49, 190-193. 19
Degan, L., Matzinger, D., Drewe, J., & Beglinger, C. (2001). The effect of cholecystokinin in controlling appetite and food intake in humans, Peptides, 22, 1265-1269. Framson, C., Kristal, A. R., Schenk, J. M., Littman, A. J., Zeliadt, S., & Benitez, D. (2009). Development and validation of the mindful eating questionnaire. Journal of the American Dietetic Association, 109(8), 1439-1444. Grossman, P., Niemann, L., Schmidt, S., & Walach, H. (2004). Mindfulness-based stress reduction and health benefits: A meta-analysis. Journal of Psychosomatic Research, 57(1), 35-43. Halforda, J. C. G., Boylanda, E. J., Hughesa, G., Oliveira, L. P., & Dovey, T. M. (2007). Beyond-brand effect of television (TV) food advertisements/commercials on caloric intake and food choice of 5–7-year-old children. Appetite, 49, 263-267. Hetherington, M., Rolls, B. J., & Burley, V. J. (1989). The time course of sensory-specific satiety. Appetite, 12(1), 57-68. Higgs, S., & Donohoe, J.E. (2011). Focusing on food during lunch enhances lunch memory and decreases later snack intake, Appetite, 57(1), 202-206. Higgs, S., & Woodward, M. (2009). Television watching during lunch increases afternoon snack intake of young women. Appetite, 52, 39–43. Juarascio, A. S., Forman, E. M., & Herbert, J. D. (2010). Acceptance and Commitment Therapy versus Cognitive Therapy for the Treatment of Comorbid Eating Pathology, Behavior Modification, 34(2), 175-190. Kabat-Zinn, J. (2003). Mindfulness-based interventions in context: Past, present, and future. Clinical Psychology: Science and Practice, 10(2), 144-156. Knight, L. J., & Boland, F. J. (1989). Restrained eating: an experimental disentanglement of the disinhibiting variables of perceived calories and food type. Journal of Abnormal Psychology, 98(4), 412-420.
20
Macht, M., Haupt, C., & Ellgring, H. (2005). The perceived function of eating is changed during examination stress: a field study. Eating Behaviors, 6(2), 109-112. Mittal, D., Stevenson, R. J., Oaten, M. J., & Miller, L. A. (2011). Snacking while watching TV impairs food recall and promotes food intake on a later TV free test meal. Applied Cognitive Psychology, 25, 871–877. Moor, K. R., Scott, A. J., & McIntosh, W. D. (2012). Mindful eating and its relationship to body mass index and physical activity among university students. Springer. Opgehaald 3 mei 2013, van http://link.springer.com/article/10.1007/s12671-012-0124-3/fulltext.html Oldham-Cooper, R. E., Hardman, C. A., Nicoll, C. E., Rogers, P. J., & Brunstrom, J. M. (2011). Playing a computer game during lunch affects fullness, memory for lunch, and later snack intake. American Society of Clinical Nutrition, 93, 308–313. Papies, E. K., Barsalou, L. W., & Custers, R. (2012). Mindful Attention Prevents Mindless Impulses, Social Psychological and Personality Science, 3(3), 291-299. Polivy, J., Herman, P., & Coelho, J. C. (2008). Caloric restriction in the presence of attractive food cues: External cues, eating, and weight. Psychology and Behavior, 94(5), 729–733. Rolls, B. J., Rolls, E. T., Rowe, E. A., & Sweeney, K. (1981). Sensory specific satiety in man. Physiology and Behavior, 27, 137-142. Ruderman, A. J. (1986). Dietary Restraint: A Theoretical and Empirical Review. Psychological Bulletin, 99(2), 247-262. Spiegel, T. A., Wadden, T. A., & Foster, G. D. (1991). Objective measurement of eating rate during behavioural treatment of obesity, Behavior Therapy, 22, 61-67. Tapper, K., Shaw, C., Ilsley, J., Hill, A. J., Bond, F. W., & Moore, L. (2009). Exploratory randomised controlled trial of a mindfulnessbased weight loss intervention for women, Appetite, 52(2), 396-404.
21
Timmerman, G. M., & Brown, A. (2012). The Effect of a “Mindful Restaurant Eating" Intervention on Weight Management in Women, Journal of Nutrition Education and Behavior, 44(1), 22-28. Wansink, B., Payne, C. R., & Chandon, P. (2007). Internal and external cue of meal cessation: The french paradox redux? Obesity, 15(12), 2920-2924. Wansink, B. (2010). From mindless eating to mindlessly eating better. Physiology and Behavior, 100, 454-463. Wansink, B., & Sobal, J. (2007). Mindless eating: the 200 daily food decisions we overlook. Environment and Behavior, 39(1), 106-123. Wegner, D. M. (1994). Ironic processes of mental control. Psychological Review, 101, 34-52. Wing, R. R. & Phelan, S. (2005). Long-term weight loss maintenance. The American Journal of Clinical Nutrition, 82(1), 222-225.
22
Mindful eating: uitkomst of meer van hetzelfde? Tessa van Bennekom
Docent:
Sanne de Wit
Vak:
Onderzoeksvoorstel
Studentnummer:
10002034
Aantal woorden:
2013
Datum:
19-06-2013
23
Inhoudsopgave Inleiding
p.3
Methode
p.4
Resultaten
p.7
Literatuur
p.9
24
Inleiding Mindful eating is een effectieve therapiemogelijkheid gebleken om af te vallen (Timmerman & Brown, 2012). Het is echter niet duidelijk of mindful eating ook beter werkt in vergelijking met andere diëten. Hiermee zou aangetoond kunnen worden of deze methode ook daadwerkelijk meer gewichtsafname tot gevolg heeft dan de huidige methodes. Het is daarnaast ook belangrijk om te onderzoeken of deze gewichtsafname bij mindful eating blijvend is, omdat gebleken is dat veel mensen na het stoppen van het volgen van een dieet weer in gewicht aankomen. Aandacht tijdens het eten lijkt meerdere gevolgen te hebben voor de voedselinname. Zo is gebleken dat een gebrek aan aandacht tijdens het eten zorgt voor een snellere consumptie dan als er in stilte gegeten wordt (Blass, Anderson, Kirkorian, Pempek, Price & Koleini, 2006). Bovendien wordt indien er sprake is van afleiding het hongergevoel minder ervaren (Bellisle, Dalix & Slama, 2004).Een gebrek aan aandacht tijdens het eten kan dus gevolgen hebben voor de voedselinname en leidt mogelijk tot overconsumptie. Personen die op dieet zijn letten goed op de kwantiteit en kwaliteit van hun eten. Uit onderzoek van Boon, Stroebe, Schu en Ijtema (2002) blijkt echter dat afleiding tijdens het eten bij mensen die op dieet zijn zelfs tot meer consumptie leidt dan bij mensen die niet op dieet zijn. Bij deze groep lijkt aandacht een essentiële rol te spelen bij de voedselinname. Mindful eating richt zich op de aandacht tijdens het eten van voedsel. De therapie is erop gericht de lichamelijke verzadigingssignalen en de omgevingscues die aanzetten tot eten te herkennen (Framson, Kristal, Schenk, Littman, Zeliadt & Benitez, 2009). Hierdoor worden deze bewuster ervaren en wordt er meer gelet op wat en hoeveel er gegeten is. Uit onderzoek van Tapper, Shaw, Ilsey, Hill, Bond en Moore (2009) is naar voren gekomen dat deze therapie effectief is om gewicht te verliezen bij frequent restaurantbezoek. Bovendien is gebleken dat mindful eating effectiever is dan cognitieve gedragstherapie (CGT) om eetproblematiek tegen te gaan (Juarascio, Forman & Herbert (2010). Hier ging het echter om het verminderen van eetproblematiek en niet om het verliezen van gewicht. Er is namelijk nog niet onderzocht of mindful eating als afvaldieetmethode effectiever is dan andere 25
diëten. De therapie die het meest aangeraden wordt is een dieetplan in combinatie met lichamelijke beweging en gedragstherapie. Cognitieve gedragstherapie blijkt hierin mogelijk nog succesvol dan gedragstherapie om gewichtstoename na het stoppen van het dieet tegen te gaan (Fabricatore, 2007). Aangezien deze therapie het meest veelbelovend is, moet onderzocht worden of mindful eating ook effectiever is dan cognitieve gedragstherapie in het reduceren van gewicht. Het is daarnaast gebleken dat veel mensen stoppen met diëten na hun therapie (Wing & Phelan, 2005). Dit onderzoek zou dus ook moeten meten of motivatie een rol speelt bij gewichtsverlies. Mindful eating en cognitieve gedragstherapie zouden namelijk ook even effectief kunnen zijn. Er wordt dan ook wel gesproken van een dodo-bird effect (Rosenzweig, 1936). De zelfmotivatie van de deelnemers zou dan een belangrijke factor bij het verliezen van gewicht en het volhouden van het dieet kunnen zijn.
Methode Deelnemers Het onderzoek zal plaats vinden onder 90 vrouwen tussen de 20 en 30 jaar oud met overgewicht (BMI 25 > 30). De werving zal plaats vinden door een advertentie in een lokale krant waarbij deelnemers gezocht worden die graag willen afvallen. De deelnemers zullen willekeurig in drie groepen worden verdeeld. De eerste groep zal bestaan uit een mindful eating conditie, de tweede uit de cognitieve gedragstherapie (CGT) conditie en de derde zal een controleconditie zijn. De deelnemers in de controleconditie zullen op een wachtlijst geplaatst worden. Drie maanden na de training zullen alle deelnemers terugkomen voor een laatste meetmoment. Materialen De mindful-eatingtraining zal korter zijn dan de cognitieve gedragstraining. Indien de therapieën beide even effectief blijken, dan is de mindful eating therapie korter en dus waarschijnlijk kosteneffectiever. De basiselementen van de trainingen zullen gelijk zijn. Beide trainingen zullen in groepsverband gegeven worden, de deelnemers in beide condities krijgen huiswerkopdrachten, in beide condities zal ook informatie over calorieën besproken worden en de condities zullen begeleid 26
worden door een ervaren psycholoog. De deelnemers in de controleconditie zullen te horen krijgen dat ze op de wachtlijst zijn geplaatst. Zij mogen hun normale eetgewoonten aanhouden. Daarnaast zullen er twee keer dezelfde vragenlijsten over de motivatie en over eetgedrag afgenomen worden. Tussen de afnames zal een periode van drie maanden zitten waardoor de kans op leereffecten klein is. Deze zelfde metingen zullen ook drie maanden na afloop van de training gedaan worden. Zo wordt duidelijk of de gewichtsafname ook na de training aan blijft houden. De BMI van de deelnemers zal gemeten worden voor het onderzoek begint en vergeleken worden met de BMI tien weken en drie maanden na de training. De BMI zal berekend worden aan de hand van de lengte en het gewicht van de deelnemers. Het gewicht zal bij elke meting op dezelfde weegschaal gemeten worden en er zal gevraagd worden aan de deelnemers om hun schoenen en zware kleding, zoals jassen, uit te doen. De lengte van de deelnemers zal één keer aan het begin van de training worden opgenomen. Alle deelnemers zullen met dezelfde meetlat gemeten worden. Met een motivatievragenlijst zal de zelfdiscipline van de deelnemers onderzocht worden. De vragenlijst wordt afgenomen om te zien of de reductie in gewicht mogelijk te maken heeft met motivatie van de deelnemers, ongeacht de therapie die zij volgen. De vragenlijst die hiervoor gebruikt wordt is de Self-Motivational Inventory (α=0.91) uit de appendix van het onderzoek van Dishman en Ickes (1981). Deze vragenlijst bestaat uit 40 items met steeds vijf mogelijke antwoorden van ‘extreem op mij van toepassing’ tot ‘extreem niet op mij van toepassing’. (Voorbeeldvraag: If something gets to be too much of an effort to do, I'm likely to just forget it) Met een vragenlijst over eetgedrag worden drie factoren onderzocht. De drie factoren zijn: de wens om af te vallen, emotioneel eten en eten naar aanleiding van omgevingscues. De vragenlijst die hiervoor gebruikt wordt is de Dutch Eating Behavior Questionnaire (dieetwens α=0,95, emotioneel eten α= 0.95, omgevingscues α=0.81) van Strien, Frijters, Bergers & Defares (1986). Deze vragenlijst bestaat uit 33 items met steeds vijf mogelijke antwoorden van ‘nooit’ tot ‘heel vaak’. (Voorbeeldvraag: If you walk past the baker do you have the desire to buy something delicious?) De 27
vragenlijst wordt afgenomen om te onderzoeken of er een relatie is tussen het eetgedrag naar aanleiding van omgevingscues en de therapieconditie. Gekeken zal worden of de deelnemers in de mindful-eatingconditie, de therapie waarbij het herkennen van omgevingscues centraal staat, hier lager op scoren dan de deelnemers in de CGT conditie. De mindful eating training die gebruikt zal worden is afkomstig uit het onderzoek van Timmerman en Brown (2012). Deze zesweekse training is effectief gebleken om gewicht te kunnen reduceren bij frequent restaurantbezoek. Tijdens dit onderzoek wordt gekeken of deze training ook effectief is als de deelnemers niet regelmatig uit eten gaan. Deze training richt de aandacht op een niet-oordelende houding ten opzichte van het eten. Dit wordt gedaan door te ervaren hoe eten eruit ziet, ruikt en smaakt. Door middel van oefeningen wordt geleerd om hongergevoel aan de ene kant en verzadiging aan de andere kant te signaleren. Daarnaast wordt geleerd de omgevingscues, die mogelijk aanzetten tot eten, te herkennen. De training bestaat ook uit informatie over calorieën en vetten, zodat de deelnemers ook bewuster worden van de calorieën die zij binnen krijgen. De deelnemers krijgen wekelijks huiswerkopdrachten waarmee de mindful eating technieken geoefend worden. De therapie voor de CGT conditie zal de basiselementen bevatten van de cognitieve gedragstherapie. Het zal zich richten op de mogelijke oorzaken van het disfunctionele eetgedrag. De therapie die gegeven zal worden is de therapie die ook effectief bleek te zijn om gewichtsreductie te realiseren in het onderzoek van Stahre, Tärnell, Håkanson, en Hällström (2007). De therapie duurt tien weken, waarvan elke sessie drie uur duurt. Tijdens deze training wordt een dieet aangehouden van maximaal 1300 calorieën per dag. Tijdens groepssessies wordt elke keer een vaste structuur aangehouden. Elke les begint met een vragenlijst over het eetgedrag van de afgelopen week. Daarna wordt het huiswerk van de vorige week besproken. Vervolgens wordt een thema, zoals bijvoorbeeld zelfvertrouwen of disfunctionele gedachtegangen, besproken. Als afsluiting van de training volgt een huiswerkopdracht, waarbij het besproken thema in het eigen leven toegepast moet worden.
28
Procedure Aan het begin van het onderzoek zal de BMI van de deelnemers gemeten worden. Vervolgens starten de deelnemers in de mindful-eatingconditie en de CGT conditie met hun dieet. De deelnemers in de controleconditie worden op de wachtlijst geplaatst. De deelnemers in de trainingscondities krijgen na afloop van de training de vragenlijsten en worden gewogen. De deelnemers in de controleconditie krijgen deze metingen ook. Drie maanden later worden alle deelnemers opnieuw gewogen en wordt de deelnemers opnieuw gevraagd de vragenlijsten in te vullen (Zie figuur 1).
Figuur 1: Een overzicht van de procedure voor alle drie de condities.
Resultaten Data analyse Bij het analyseren van de data zal gekeken worden naar het aantal verloren kilo’s van de deelnemers in de drie groepen. De mindful-eatingconditie, CGT conditie en controleconditie zullen door middel van een one-way ANOVA met elkaar vergeleken worden op verloren lichaamsgewicht. Hierbij zal het alfa significantieniveau op .05 liggen. Er zal onderzocht worden of in de mindfuleatingconditie significant meer gewichtverlies plaats vindt dan in de CGT conditie en de controleconditie. Deze metingen en analyses zullen drie maanden later wederom uitgevoerd worden om te zien of er na deze periode een verschil is terug te vinden. Door middel van een mixed ANOVA zullen de mindful eating en de CGT conditie (between subject) met elkaar vergeleken worden op het gewicht na de training en na drie maanden (within subject). Exploratief zal voor beide therapieën gekeken worden of motivatie en eetgedrag gerelateerd is aan gewichtsverlies tien weken en drie 29
maanden na de training. Dit zal gedaan worden door, afhankelijk of er aan de assumptie van normaal verdeling voldaan is, een Spearman of Pearson correlatie test. Interpretatie Verwacht wordt dat het resultaat van het onderzoek zal zijn dat mindful eating en de CGT conditie allebei voor meer gewichtsverlies zorgen dan de controleconditie. Dit zou betekenen dat het volgen van een van deze therapieën effectiever is dan een eigen dieetplan aanhouden. Daarnaast is de mindful eating training korter en zou vanwege deze kortere duur voorkeur krijgen boven de cognitieve gedragstherapie. Als de deelnemers in de controleconditie niet significant minder gewicht verliezen, lijkt een eigen dieetplan een even effectieve methode voor gewichtsverlies. Daarnaast wordt verwacht dat deelnemers in de mindful-eatingconditie ook significant meer gewicht verliezen dan de deelnemers in de CGT conditie. Als dit niet het geval is, zou dit mogelijk kunnen liggen aan de duur van de therapie. In een volgend onderzoek moet dan een therapie ontwikkeld worden waarbij de duur gelijk is in beide therapieën. Als dit gelijk is en cognitieve gedragstherapie blijkt dan nog steeds tot meer gewichtsverlies te leiden, dan zijn de elementen van de cognitieve gedragstherapie mogelijk toch effectiever dan die van mindful eating. De verwachting is dat de gewichtsafname voor mindful eating drie maanden na de training significant groter is dan voor de cognitieve gedragstherapie. Als dit niet het geval is, dan blijken beide therapieën even effectief te zijn op de lange termijn of dan zorgt cognitieve gedragstherapie mogelijk voor meer gewichtsverlies. Uit de exploratieve data zal blijken of er een relatie is tussen motivatie en het verliezen van gewicht. Een mogelijke uitkomst is dat een hogere motivatie gerelateerd is aan meer gewichtsverlies. De motivatie om af te vallen zou door de mindful eating drie maanden na de therapie hoger kunnen zijn dan voor de cognitieve gedragstherapie. Daarnaast zou ook kunnen blijken dat na de training de deelnemers in de mindful-eatingconditie minder eetgedrag dat gerelateerd is aan omgevingscues rapporteren dan de deelnemers in de CGT conditie. Dit zou betekenen dat door mindful eating de gevoeligheid voor omgevingscues af kan nemen. 30
Uit dit onderzoek zal duidelijk worden welke therapie op korte en op lange termijn het meest effectief kan zijn om gewicht te verliezen. De meest effectieve therapie zou bij de behandeling van overgewicht ingezet kunnen worden om tot een meer resultaat bij cliënten te bereiken.
31
Literatuur Bellisle, F., Dalix, A. M., & Slama, G. (2004). Non food-related environmental stimuli induce increased meal intake in healthy women: comparison of television viewing versus listening to a recorded story in laboratory settings. Appetite, 43, 175–80. Blass, E.M., Anderson, D.R., & Kirkorian, H.L., Pempek, T.A., Price, I., Koleini, M.F. (2006). On the road to obesity: television increases intake of high-density foods. Physiology and Behavior, 88, 597–604. Boon, B., Stroebe, W., Schut, H., & Ijntema, R. (2002). Ironic processes in the eating behaviour of restrained eaters. British Journal of Health Psychology, 7, 1–10. Dishman, R. K., & Ickes, W. (1981). Self-Motivation and adherence of therapeutic exercise. Journal of Behavioral Medicine, 4(4), 421-438. Fabricatore, A. N. (2007). Behavior therapy and cognitive-behavioral therapy of obesity: is there a difference? Journal of the American Dietetic Association, 107(1), 92-99. Framson, C., Kristal, A. R., Schenk, J. M., Littman, A. J., Zeliadt, S., & Benitez, D. (2009). Development and Validation of the Mindful Eating Questionnaire. Journal of the American Dietetic Association, 109(8), 1439-1444. Juarascio, A. S., Forman, E. M., & Herbert, J. D. (2010). Acceptance and commitment therapy versus cognitive therapy for the treatment of comorbid eating pathology, Behavior Modification, 34(2), 175-190. Rosenzweig, S. (1936). Some implicit common factors in diverse methods of psychotherapy. American Journal of Orthopsychiatry, 6(3), 412-415. Stahre, L., Tärnell, B., Håkanson, C. E., & Hällström, T. (2007). A randomized controlled trial of two weight-reducing short-term group treatment programs for obesity with an 18–month follow–up. International Journal of Behavioral Medicine, 14(1), 48-55.
32
Strien, van, T., Frijters, J. E. R., Bergers, G. P. A., & Defares, P. B. (1986). The dutch behavior Questionnaire (DEBQ) for assessment of restrained, emotional, and external eating behavior, International Journal of Eating Disorders, 5(2), 295-315. Tapper, K., Shaw, C., Ilsley, J., Hill, A. J., Bond, F. W., & Moore, L. (2009). Exploratory randomised controlled trial of a mindfulnessbased weight loss intervention for women, Appetite, 52(2), pp.396-404. Timmerman, G. M., & Brown, A. (2012). The Effect of a “Mindful Restaurant Eating" Intervention on Weight Management in Women, Journal of Nutrition Education and Behavior, 44(1), 22-28. Wing, R. R. & Phelan, S. (2005). Long-term weight loss maintenance. The American Journal of Clinical Nutrition, 82(1), 222-225.
33
Verwerking Feedback Literatuuroverzicht Het is heel prettig dat ik de feedback nu ook schriftelijk ontvangen heb. De verschillende kleurtjes feedback maakten het meestal duidelijk wat er niet goed was aan het stuk. Door dit overzicht kon ik de feedback goed verwerken. Tijdens de feedbackbespreking heb ik ook veel tips die ik nog extra moest opschrijven. Het leek alsof deze ideeën spontaan ontstonden tijdens het gesprek. Ik vond het heel prettig dat mijn stuk voor enthousiasme zorgt en het onderwerp bespreken tijdens het gesprek kan stimuleren om dieper over de stof na te denken en tot nieuwe inzichten te komen. Ik heb geprobeerd mee te gaan in het denkproces en tegelijk de feedback te noteren, waardoor ik deze snel en rommelig op een kladpapier geschreven heb. Ik hoop dat ik alles voldoende heb kunnen verwerken. Er waren maar enkele inhoudelijke punten in de verschillende onderzoeksbeschrijvingen die ik aan moest passen. De meeste waren voldoende uitgewerkt en waren bondig genoeg. Tijdens het gesprek kwam vooral naar voren dat de zinsopbouw van mijn stuk niet goed was en dat ik meer moest afwisselen in mijn taalgebruik. Dit kwam overeen met de schriftelijke feedback. Ik was het hier absoluut mee eens en ik zag ook in dat ik hier voor mijn definitieve versie extra aandacht aan zou moeten besteden. Daarnaast heb ik geprobeerd mijn alinea’s beter op elkaar aan te sluiten en overbodige herhalingen weg te halen. De theorie heb ik uitgewerkt en beter in mijn stuk kunnen verwerken. Onderzoeksvoorstel Het onderzoeksvoorstel werd tijdens het feedbackgesprek doorgelezen en nagekeken. Hierdoor kreeg ik het gevoel dat er beter naar dit verslag gekeken had kunnen worden. De feedback die er stond heb ik zo goed mogelijk geprobeerd te verwerken.
34