Milieurapport 2010
1
Milieurapport 2010
Inhoud
Woord vooraf 3 Milieubeleidsverklaring 5 Gebruik van ENERGIE optimaliseren 7 Respect voor de ONDERGROND 31 Ingrijpen op OVERLAST 37 Verantwoord omgaan met AFVAL 43 Slim(mer) MOBIEL 49
2
Woord vooraf van de voorzitter van de Raad van Bestuur Beste lezer, Dat het milieuvraagstuk een groot deel van onze 21e eeuw zal beheersen, staat vast. Milieu is niet langer een geïsoleerde problematiek of een dilemma uitsluitend voor de toekomst. Het determineert vandaag al grote delen van onze economie en onze samenleving. Het raakt toekomstige generaties en is bij uitstek een mondiaal gegeven. De antwoorden en oplossingen moeten dus eveneens mondiaal zijn. Die vaststelling houdt kansen in, maar ook gevaren. De ‘probleemglobalisering’ zou een alibi kunnen zijn om de zaken op hun beloop te laten. Beleidsverantwoordelijken, bedrijven en individuele burgers kunnen zich verschuilen achter de als quasi onbeheersbaar ervaren omvang van het probleem. Of ze kunnen de complexe en trage internationale besluitvorming aangrijpen om niet te moeten handelen. Dat zou echter onverantwoord zijn. De maatschappelijke verantwoordelijkheid van beleidsmakers, economische spelers en individuele consumenten, is niet langer vrijblijvend. Op welk niveau of welke schaal dan ook, niemand moet nog langer wachten op bijkomende druk om de milieu-uitdagingen nu al aan te pakken. Beleidsmatig én individueel zijn initiatieven voor milieubewustwording en milieuzorg dus een must. Internationaal, Europees, landelijk of plaatselijk … stap voor stap en in alle gradaties. Uiteraard liefst in dezelfde richting, en in de uitvoering, zo rationeel, efficiënt en kostenbewust mogelijk. Energie speelt in dit verhaal een substantiële rol. Het vormt één van de grote pijlers van de mondiale economie, en dus van het maatschappelijke leven. Maar het energiegebruik heeft ook milieucomponenten. Waaronder negatieve, zoals het risico op uitputting van energiebronnen of de vervuilende gevolgen van ontginning en ongebreideld consumeren.
De beschikbare energie meer rationeel gebruiken, is een deel van de oplossing. Beleidsmakers wereldwijd hebben dat ingezien. Uit verschillende hoeken komen dan ook initiatieven en maatregelen. In ons activiteitendomein vertaalt zich dat in een reeks strengere energierichtlijnen. De meest sprekende is de Europese 20-20-20-afspraak, om tegen 2020, 20 procent minder energieverbruik, 20 procent minder broeikasgassen en 20 procent hernieuwbare energie te realiseren. Maar er zijn nog andere. Ook Vlaanderen heeft de nodige maatregelen genomen om zowel de Europese als de eigen decretale milieudoelstellingen waar te maken.
3
Eandis speelt als onderneming in op alle soorten maatschappelijke en technologische ontwikkelingen, en dus ook op milieu. Maar die verantwoordelijkheid nemen wij als energieonderneming ook op vanuit onze specifieke maatschappelijke rol. Een rol die essentieel voortvloeit uit de opdracht van de Vlaamse overheid aan ons adres. Zij heeft ervoor gekozen om aan de distributienetbeheerders belangrijke verantwoordelijkheden toe te vertrouwen om mee te bouwen aan het Vlaamse energiebeleid. Vanuit die rol steunen wij de maatschappelijke initiatieven voor energie, milieu en samenleving volledig. Het ecologische luik van onze rol is de jongste jaren dan ook sterk uitgebouwd. We nemen zelf initiatieven of dragen bij als facilitator voor milieudoelstellingen van anderen. U zult in dit verslag opnieuw kennis kunnen maken met die veelheid aan inspanningen en acties. Want het is in die context dat wij een beleid ontwikkelen om samenlevingsnoden te beantwoorden, in het verlengde van de verwachtingen van de betrokken overheden. Dat doen wij met overtuiging, zowel proactief als actief, en altijd consequent met onze maatschappelijke rol. Ik wens u een interessante lectuur, Geert VERSNICK Voorzitter Raad van Bestuur
4
De Milieubeleidsverklaring van Eandis Energie en milieu Energie is een basisbehoefte voor iedereen. Wij brengen, met aandacht voor mens en omgeving, dag en nacht elektriciteit en aardgas op een betrouwbare en veilige manier tot bij elke klant in ons werkingsgebied. Zin voor verantwoordelijkheid is één van de waarden van onze onderneming, en de verantwoordelijkheid voor het milieu maakt daarvan een essentieel deel uit. Wij willen de impact van onze activiteiten op mens en milieu zo beperkt mogelijk houden. Veiligheid en milieuzorg zijn dan ook absolute prioriteiten. In al zijn activiteiten gaat Eandis economisch, ecologisch en duurzaam tewerk, in het belang van de samenleving van morgen.
De pijlers van ons milieubeleid Eandis rekent het tot zijn maatschappelijke rol om onafgebroken zijn milieuprestaties te verbeteren en permanent te streven naar een evenwicht tussen energie, economie en ecologie. Ons milieubeleid stoelt op volgende pijlers: • wij willen minstens even goed doen als voorgeschreven door Europese richtlijnen, federale wetten, gewestelijke decreten en beslissingen van lokale besturen • wij integreren milieuzorg in alle geledingen van onze organisatie en in al onze aankoop- en bedrijfsprocessen • wij doen aan proactief milieurisicobeheer en stellen onze procedures en methodes voortdurend bij om de milieuprestaties te verbeteren • wij stimuleren permanent energie-efficiëntie, niet alleen bij onze medewerkers, maar ook bij onze aandeelhouders en klanten • wij voeren een open communicatie naar onze medewerkers en de samenleving, over de milieuimpact van onze activiteiten. De continue verbetering van onze milieuprestaties wordt gestuurd door duidelijke milieudoelstellingen en meetbare parameters, gebaseerd op preventieprincipes, beschikbare technische ontwikkelingen en economische haalbaarheid. Door onze voortdurende alertheid willen wij het milieubewustzijn van onze medewerkers en al wie belang heeft bij het correct functioneren van onze onderneming, op een positieve wijze stimuleren en de ecologische voetafdruk van onze organisatie verminderen.
Luc DE BRUYCKER Guy PEETERS Directeur-generaal Directeur-generaal Ondervoorzitter Managementcomité Voorzitter Managementcomité
5
6
Gebruik van energie optimaliseren
7
Gebruik van energie optimaliseren Anders en beter omgaan met de beschikbare energie: het is vandaag een van de prominentste maatschappelijke uitdagingen. Als deel van de oplossing wordt rationeler energiegebruik één van de hoekstenen van een efficiënt en milieugericht energiebeleid. Ook voor en bij Eandis. Het ecologische luik van zijn maatschappelijke rol is de jongste jaren dan ook sterk uitgebouwd, met gefundeerde initiatieven en bijdragen. Ook in 2010, met zowel rechtstreekse streefdoelen, projecten en realisaties gerelateerd aan het eigen functioneren, als onrechtstreekse in de rol van belangrijke facilitator voor milieu-initiatieven van derden.
Het jaarlijkse REG-actieplan De Vlaamse regering heeft ervoor gekozen om aan de distributienetbeheerders een aantal verantwoordelijkheden toe te vertrouwen om het energiebeleid van de Vlaamse overheid mee te helpen realiseren. De Vlaamse gemengde distributienetbeheerders en Eandis onderschrijven en steunen dat beleid en de initiatieven die worden ontwikkeld op het vlak van energie en milieu natuurlijk volledig. Meer nog, door de aard van hun activiteiten kunnen zij substantieel bijdragen om de Europese en Vlaamse doelstellingen te halen. Zo hebben de Vlaamse distributienetbeheerders als één van hun openbaredienstverplichtingen om het rationeel energiegebruik te bevorderen. Voor hen coördineert Eandis alle activiteiten in dat verband. Kernpunt ervan is het jaarlijkse REG-actieplan, dat in grote lijnen telkens is gebaseerd op drie pijlers: de toekenning van premies en renteloze leningen voor energiezuinige toepassingen en toestellen, het uitvoeren van een aantal concrete acties zoals de huishoudelijke energiescans, en ten slotte het informeren en sensibiliseren. Bovendien wordt dit beleid specifiek toegespitst op diverse doelgroepen: huishoudens, industrie, openbare besturen …
2010: nog een grotere uitdaging Voor elektriciteit was het REG-actieplan ook voor het jaar 2010 gekoppeld aan een resultaatverbintenis: tegenover het elektrische eindverbruik in 2008 van alle eindafnemers, moest een besparing worden gerealiseerd van 3,5 procent. Voor alle Vlaamse gemengde elektriciteitsnetbeheerders samen, kwam dat neer op een minderverbruik van 945 GWh. Om dit te bereiken werd ervoor gekozen om, gelet op deze verhoogde doelstelling, de maatschappelijke tendensen en de missie van de Vlaamse gemengde distributienetbeheerders, het eerder opgebouwde beleid ter zake voort te zetten, om zo de continuïteit van acties en maatregelen te kunnen verzekeren. In dat raam werkten de distributienetbeheerders en Eandis een hele reeks maatregelen uit, gericht op huishoudelijke afnemers, beschermde afnemers, ondernemingen en openbare besturen.
8
Enkele voorbeelden van acties uit het REG-actieplan 2010: • verspreiden van informatiebrochures en individueel advies voor huishoudelijke afnemers • uitvoeren van huishoudelijke energiescans • op verzoek doorspelen van afnamegegevens van niet-huishoudelijke afnemers • energieboekhouding voor onderwijs-, welzijns- en verzorgingsinstellingen • doorgedreven inspanningen voor bepaalde doelgroepen, zoals beschermde gebruikers • samenwerken met sociale huisvestingsmaatschappijen • ondersteunen van plaatselijke besturen bij de planning en implementatie van hun energiebeleid. Zoals uit de tabel en de grafiek blijkt, werd ook in 2010 de besparingsdoelstelling gehaald en zelfs ruimschoots overschreden.
Besparingsdoelstelling (in kWh)
Gerealiseerde besparing (in kWh)
2003
269 086 850
558 644 845
2004
398 148 046
478 387 789
2005
430 494 796
802 832 961
2006
440 635 747
386 879 333
2007
441 159 275
911 259 222
2008
450 258 380
1 365 983 452
2009
445 395 949
1 668 803 111
2010
944 970 847
1 711 453 982
3 820 149 890
7 884 244 695
TOTAAL
Besparingsresultaten REG-actieplannen 2003-2010 1 800
Besparingsdoelstelling (GWh) Gerealiseerde besparing (GWh)
1 600 1 400 1 200 1 000 800 600 400 200 0 2003
2004
2005
2006
2007
9
2008
2009
2010
Premies voor rationeel energiegebruik 2010 In het jaarlijkse REG-actieplan zit tot dusver ook altijd een luik voor het toekennen van REGpremies. Eandis biedt die aan, stimuleert de betrokken bevolkingsgroepen en verwerkt ook alle REG-premieaanvragen. Het aandeel ervan in het REG-actieplan is vrij groot: de gerealiseerde energiebesparing wordt gemeten op basis van het aantal uitgereikte premies, waarbij elke premie overeenstemt met een bepaald aantal bespaarde kWh. Het principe van de REG-premies is eenvoudig: wie investeert in welbepaalde energiezuinige toepassingen, kan een REG-premie aanvragen. Er zijn typische premies voor huishoudelijke afnemers, niet-huishoudelijke afnemers en lokale besturen. De premies vormen voor alle doelgroepen een extra duw in de rug om over te gaan tot energie- en milieubesparende maatregelen en investeringen. Wie energiebewust bouwt of verbouwt, kon ook in 2010 rekenen op een gevarieerd premieaanbod. De premieontvanger wint drie keer: de energiefactuur daalt door een lager verbruik, het milieu wordt minder belast en er komt nog een premie bovenop. Het premieaanbod bleef in 2010 nagenoeg hetzelfde als in 2009. Bij de premies en acties voor de residentiële markt bleef een betere woningisolatie essentieel: dakisolatie, superisolerende beglazing en condensatieketels waren hier de speerpunten. Nieuw waren de tegemoetkoming voor de aankoop van de CO-melder en de premie voor wie een E-peil van 60 of lager haalt. Het E-peil -of energieprestatiepeil- is een maat voor het energieverbruik van de nieuwbouwwoning en de vaste installaties ervan; hoe lager het E-peil, hoe energiezuiniger de woning is. Deze premie is dus een aanmoediging om nog energie-efficiënter te bouwen. Ondernemingen en openbare besturen konden in 2009 ook al genieten van een ruim aanbod aan tegemoetkomingen. Die werden in 2010 grotendeels verlengd voor verwarming, warm water, isolatie en ventilatie, evenals voor industriële toepassingen. In 2010 waren er echter nieuwe actievoorwaarden voor relighting of newlighting: voor de plaatsing of vervanging van verlichting door energiezuinige armaturen, lampen en elektronische ballast, was er een maximumpremie. De premie voor een koudewarmteopslagsysteem was nieuw.
10
Uitbetaalde REG-premies 2003-2010
Aantal REG-premies laagspanning / residentiële afnemers
Aantal REG-premies hoogspanning / niet-residentiële afnemers
Uitbetaalde bedragen (in EUR)
2003
7 419
1 444
6 270 990
2004
12 019
1 161
9 349 887
2005
26 584
2 869
12 426 377
2006
29 865
808
8 572 621
2007
70 235
1 539
19 621 318
2008
120 644
5 430
30 680 361
2009
167 411
5 900
39 715 640
2010
161 407
5 533
39 072 428
De drie meest aangevraagde premies voor huishoudelijke afnemers in 2010 waren de condensatieketel, dakisolatie en het plaatsen van superisolerend glas. Voor niet-huishoudelijke afnemers werden eveneens de premies voor condensatieketel en superisolerende beglazing het vaakst uitbetaald, evenals voor de frequentieregeling. De premies voor dakisolatie, superisolerende beglazing en condensatieketel samen, zijn goed voor 80 procent van de totaliteit.
Premies voor beschermde klanten Voor beschermde klanten voorzag Eandis ook in 2010 een extra premie van 20 procent voor elke directe actie die voorzien was voor de residentiële afnemers. Zo bood Eandis aan beschermde afnemers speciale kortingbonnen voor de aankoop van een energiezuinige koelkast met A+ of A++ label, of voor een energiezuinige wasmachine met AAA-label. Die acties werden bekendgemaakt via verschillende kanalen waar een grote groep beschermde klanten kan worden bereikt, namelijk via de OCMW’s en de Lokale Adviescommissies - LAC’s. Jaarlijks worden ongeveer 5 000 premies uitbetaald aan beschermde klanten en worden gemiddeld 1 700 kortingbonnen verstuurd.
11
Project dakisolatie sociale huisvestingsmaatschappijen Naast de inspanningen uit het REG-actieplan, gaat bij Eandis tevens speciale aandacht naar extra maatregelen voor kansarme gezinnen. Zo realiseerde de onderneming in samenwerking met een aantal sociale huisvestingsmaatschappijen, in 2010 een project voor woningisolatie. Daarbij kocht Eandis het isolatiemateriaal aan en de participerende huisvestingsmaatschappijen zorgden voor de correcte plaatsing ervan. Naast het gratis materiaal ontvangen de sociale huisvestingsmaatschappijen ook nog een premie uit het aardgasfonds van tien euro/m² voor de plaatsing. Het project kende een gigantisch succes: meer dan 5 000 woningen werden ingeschreven. Het oorspronkelijk voorziene bedrag moest worden herverdeeld in verhouding tot het aantal inschrijvingen, en rekening houdend met het aantal woningen dat de sociale huisvestingsmaatschappij in beheer heeft. Inmiddels zijn acht van de 29 deelnemende sociale huisvestingsmaatschappijen reeds gestart met de plaatsing van de dakisolatie, en werd zo ongeveer 20 000 m² gratis isolatiemateriaal geleverd. De overige maatschappijen zitten in een opstartfase voor de effectieve uitvoering. In 2011 wordt opnieuw 1,5 miljoen euro gebudgetteerd voor een gelijkaardig isolatieproject met de sociale huisvestingsmaatschappijen.
Energiescans Al in 2007 legde de Vlaamse regering aan de distributienetbeheerders een actieverplichting op om in samenwerking met de gemeenten, bij huishoudelijke afnemers, zo’n 40 600 energiescans uit te voeren, en dat in een periode van drie jaar. In 2009 werd de doelstelling aangepast en bepaald op één energiescan per 200 huishoudelijke toegangspunten. En vanaf 2010 werd de verplichting nog verruimd en moest één scan worden uitgevoerd per 100 huishoudelijke toegangspunten op het elektriciteitsdistributienet op 1 oktober 2006. Hierdoor moeten bijkomend 10 151 scans worden uitgevoerd in de periode van 2009 tot 2011, en vanaf 2010 bijkomend nog 20 303 scans per jaar. Bedoeling van een energiescan is om meer inzicht te krijgen in de eigen gewoonten inzake energiegebruik. De scan gaat na hoe de woning is uitgerust op het vlak van energie en op welke manier de bewoners daarmee omgaan. Het betreft een doorlichting van de bestaande energiesituatie, waarbij zowel de algemene gegevens van de woning (type, oppervlakte, aantal inwoners, aanwezigheid tijdens de dag en de weekends, totaal energieverbruik) als de verwarming, de isolatie, het sanitair warm water, de verlichting, de elektrische toestellen en het verbruiksgedrag van de bewoners in kaart worden gebracht. Na afloop krijgt de bewoner een rapport met
12
concrete tips om minder energie te verbruiken. De nadruk ligt daarbij op gedragsveranderingen, zodat zonder of met slechts een minimale investering, toch fors kan worden bespaard op de energiefactuur. Waar mogelijk installeert de energiescanner ook een spaarpakket, bestaande uit gratis spaarlampen of spaardouchekop, radiatorfolie of buisisolatie. Elke gemeente bepaalt zelf bij welke doelgroepen op haar grondgebied de energiescans worden aangeboden. Het zijn in ieder geval de beschermde afnemers, en een deel huishoudelijke eindafnemers die door de netbeheerder worden beleverd. Naast zo’n basis energiescan kunnen de betreffende verbruikers vanaf 2010 ook kiezen voor een opvolgscan, waarbij de oorspronkelijke basisscan wordt geëvalueerd en de bewoner bijkomende tips krijgt om zijn verbruik te doen dalen. Of hij kan begeleiding krijgen van een energiescanner wanneer hij beslist om te investeren in dakisolatie of in de vervanging van enkele beglazing. Uitgevoerde energiescans voor de Vlaamse gemengde distributienetbeheerders
Aantal energiescans
Geplaatste spaarlampen
Geplaatste spaardouchekoppen
Geplaatste buisisolatie (in m)
Geplaatste radiatorfolie (in m²)
2007
2 605
11 369
1 518
1 204
1 452
2008
16 990
59 049
8 128
7 446
9 274
2009
23 193
93 898
9 979
10 449
12 841
2010
23 353
93 142
10 229
9 388
9 801
TOTAAL
66 141
257 458
29 854
28 487
33 368
De scans gebeurden voor: • 15 % bij huurders van een privéwoning • 21 % bij huurders van een sociale woning • 64 % bij eigenaars, en leverden bijkomend markante vaststellingen op, die het belang van een volgehouden beleid onderlijnen: • 36 % van de gescande woningen beschikt nog over enkel glas • 50 % heeft geen muurisolatie • 24 % heeft geen dakisolatie • 36 % maakt geen gebruik van spaarlampen • 39 % maakt gebruik van toestellen voor bijverwarming, vooral elektrisch.
13
Uitbreiding van het aardgasaanbod Aardgas is op dit ogenblik nog altijd de milieuvriendelijkste beschikbare fossiele brandstof. Aardgas genereert bij verbranding minder CO2 en vormt geen roet. Dankzij het ondergrondse transport door leidingen is er ook geen vervoer over de weg nodig. En ook het grondwater en de bodem blijven schoon, want aardgas heeft daar geen impact op. De nieuwe generatie hoogrendementsketels op aardgas verbruiken bovendien tot 40 procent minder in vergelijking met een ketel van 30 jaar oud. Daarbovenop staat aardgas synoniem voor comfort en is het altijd beschikbaar. De installatiekosten en het onderhoud vallen goed mee en de moderne toestellen zijn eenvoudig, goedkoop en snel te plaatsen. Ze gaan lang mee, zijn betrouwbaar en hebben een bijzonder hoog rendement. Momenteel zijn er ook fiscale voordelen en premies van de overheid.
Bouw van bijkomende aardgasnetten De uitbreiding van het aardgasnet is daarom een positieve milieumaatregel. De Vlaamse overheid besliste in dit raam om de dekkingsgraad van het aardgasnet in Vlaanderen verder te doen uitbreiden: tegen 2015 tot minstens 95 procent in woongebieden, met uitzondering van woongebieden met een landelijk karakter, en tegen 2020 tot 99 procent in woongebieden, met uitzondering van woongebieden met een landelijk karakter, en 95 procent in alle woongebieden. De Vlaamse gemengde distributienetbeheerders en Eandis investeren fors in de uitbreiding van de aardgasnetten. De aansluitbaarheid van de afnemers en het aantal effectieve aansluitingen nemen dan ook jaarlijks toe: Uitbreiding aardgasnetten in het werkingsgebied van Eandis
2004 Lengte middendruknet (in km)
2005
2006
2007
2008
2009
2010
6 532
6 646
6 845
7 067
7 238
7 374
7 486
Lengte lagedruknet (in km)
25 851
26 900
28 138
29 444
30 605
31 578
32 390
Totale lengte netten (in km)
32 383
33 546
34 983
36 511
37 843
38 952
39 876
1 343 856
1 371 961
1 405 394
1 443 118
1 481 788
1 517 843
1 559 199
Aantal toegangspunten
14
Klanten overhalen De aanleg van aardgasnetten is één zaak, maar klanten moeten natuurlijk ook nog worden overtuigd om aan te sluiten. Op dat vlak zocht Eandis in 2010 onder meer naar de meest efficiënte manier om installateurs en klanten te bereiken en te overtuigen om voor aardgas te kiezen. Hiervoor werden diverse types van campagnes en benaderingen getest, in zowel stedelijke als landelijke gebieden. Op basis daarvan kan de onderneming grondige conclusies trekken, en verwerken in een draaiboek dat de basis zal vormen van een uniforme werkwijze voor de verdere prospectie in 2011 en de daaropvolgende jaren.
Energiediensten voor lokale besturen Eandis biedt al langer diensten rond rationeel energiegebruik aan de steden en gemeenten in zijn werkingsgebied. Dat soort activiteiten behoort tot de openbaredienstverplichtingen van de onderneming, en voorbeelden zijn de energieaudits en de energieboekhouding. De onderneming werd echter ook steeds meer aangesproken voor de concrete uitvoering en de opvolging van de uitgebrachte energiebesparende adviezen, vaak extra gestuwd door allerlei lokale ecologische doelstellingen.
EDLB-diensten Om die behoefte in te vullen, is Eandis gestart met de uitbouw van een meer uitgebreid aanbod van energiediensten aan lokale besturen. Die zijn vaak eigenaar van grote gebouwen op hun grondgebied en zijn ook verantwoordelijk voor een ruim aandeel in de openbare verlichting. Het zijn dus belangrijke energieverbruikers, die sterk gebaat zijn bij acties en oplossingen voor een nog rationeler energiegebruik. Naast de bestaande dienstverlening kunnen de belangstellende lokale besturen vanaf 2010 terecht voor een specifiek aanbod aan ‘Energiediensten voor lokale besturen’, of kortweg EDLB. Het gaat daarbij over diensten aan steden en gemeenten voor de concrete uitvoering en opvolging van energiebesparende maatregelen, zoals stookplaatsrenovaties, ketelafstelling en meetcampagnes voor gebouwen … Want bij hen bestond ook duidelijk de behoefte om energiebesparende adviezen om te zetten in concrete realisaties, door ze voor te bereiden, uit te voeren en op te volgen. De EDLB-diensten kunnen hen daarbij helpen, zeker om hun energiegebruik beter te beheersen, maar ook om zo een bijdrage te leveren aan de Europese klimaatdoelstellingen en om hun voorbeeldfunctie ten volle op te nemen. Tijdens infosessies in het voorjaar van 2010 werd eerst gepeild naar de belangstelling van de lokale besturen voor zo’n extra dienstenpakket. Daaruit bleek alvast een erg grote interesse voor de uitvoering van niet minder dan 2 700 projecten.
15
Het dienstenpakket werd in de loop van 2010 gefaseerd ingevoerd, met volgend aanbod: Quickscan openbare verlichting Een snelle studie over de energiebesparingen die een stad of gemeente op korte termijn kan realiseren, door het vervangen van voorschakelapparatuur, lampen of armaturen in het openbare verlichtingsnet • Stookplaatsrenovatie Een studie en/of concrete uitvoering van de renovatie van een stookplaats, eventueel met vernieuwing van de verwarmingsinstallatie, inclusief stookketel, pompen, collectoren en regelsystemen • Afstelling stookplaatsen Met een studie en/of concrete afstelling bij stookinstallaties; via zo’n afstelling kan het energieverbruik drastisch worden teruggedrongen • Meetcampagnes voor gebouwen Tal van dataloggers en meetinstrumenten meten de energiezuinigheid van een integraal gebouw; de analyse van de gegevens duiden aan welke aanpassingen of regelingen nodig zijn • Relighting Studie en/of concrete uitvoering voor het herontwerpen van de verlichtingsinstallatie van een gebouw; via nieuwe of slimme technieken kan zo een meer doelgerichte en energie-efficiënte verlichting worden gerealiseerd. •
In combinatie met een snelle terugverdientermijn, zijn in het pakket van deze dienstverlening eveneens mogelijkheden ingebouwd voor derdepartijfinanciering. Daarbij neemt Eandis de aanvankelijke investeringskost ten laste door prefinanciering. De kostenbesparingen die de investeringen opleveren, komen onmiddellijk toe aan de lokale besturen, die hiermee de prefinanciering door Eandis over een vooraf bepaalde periode terugbetalen.
Al grote belangstelling in 2010 Voor het concrete aanbod kunnen de geïnteresseerde steden en gemeenten uit het werkingsgebied van Eandis, een kaderovereenkomst sluiten met de onderneming. Eens die er is, kunnen zij dat eveneens doen voor specifieke studie- of uitvoeringscontracten. Zo waren er eind 2010 reeds kaderovereenkomsten gesloten met 111 openbare besturen en andere deelnemers/vennoten, zoals OCMW’s en autonome gemeentelijke bedrijven. En met 82 van hen liepen nog onderhandelingen. Ook hebben heel wat steden en gemeenten in 2010 een eerste (studie)project positief geëvalueerd, waarna ze zich bij Eandis
16
aanboden voor nieuwe (uitvoerings)projecten. In dat raam werden 690 specifieke contracten aangeboden, waarvan er eind 2010 218 waren goedgekeurd: 88 voor onderhoud, 73 voor uitvoering, 55 voor studie en twee voor financiering. Dat succes wijst op een snel groeiende interesse van steden en gemeenten voor onderhoud, optimalisatie en renovatie van stookplaatsen in gebouwen. In de top vijf van meest populaire EDLB-projecten is dat soort diensten vandaag prominent aanwezig. Globaal kunnen we stellen dat er gemiddeld drie tot vier projecten per lokale overheid worden georganiseerd. Top vijf EDLB-projecten in 2010 Type contract
Aantal
1
Onderhoudscontracten
88
2
Contracten Energieprestatiecertificaten (EPC’s - verplicht voor publiek toegankelijke overheidsgebouwen van meer dan 1000 m²)
44
3
Studiecontracten stookplaatsrenovatie
41
4
Uitvoeringscontracten stookplaatsrenovatie
19
5
Studieprojecten regeling stookinstallatie
8
Nog meer dienstverlening De nog relatief jonge diensten van EDLB worden uiteraard almaar bekender. En nog meer nieuwe diensten werden in 2010 in de steigers gezet, om in 2011 gefaseerd te worden ingevoerd: HVAC (Heating, Ventilation, Airconditioning, Cooling) Via HVAC-studies, -installaties en -onderhoud kan Eandis energie helpen besparen op verwarmings- en koelinstallaties, klimaatregeling, ventilatiesystemen en airco’s • Isolatieprojecten De gebouwschil van openbare gebouwen isoleren, bijvoorbeeld via dakisolatie of hoogrendementsbeglazing • Lichtplannen openbare verlichting Gedetailleerde studie van alle - of slechts enkele - straten van de gemeente • Masterplannen openbare verlichting Een volledig uitgewerkt beleidsplan voor de openbare verlichting over meerdere jaren • Hernieuwbare energie Advies en coördinatie met leveranciers en installateurs van installaties voor hernieuwbare energie. •
Ten slotte zal in de loop van 2011 het aanbod van producten en diensten verder worden uitgebouwd, met: • ecologische voetafdruk en koolstofvoetafdruk (voetafdruk en opmaken van reductieplan) • demonstratiemateriaal: lampenkoffers, maquettes die diverse isolatietechnieken in beeld brengen, mobiele infostanden uitlenen … • organiseren van infosessies rond rationeel energiegebruik, voor burgers en ondernemingen van de gemeente.
17
Quickscans openbare verlichting Een specifiek onderdeel van de aangeboden EDLB-diensten is de zogeheten Quickscan voor de openbare verlichting. Zo’n scan onderwerpt de openbare verlichting aan een analyse, als momentopname van de gebruikte materialen, het energieverbruik en de gebruiksduur. De analyse geeft indicaties voor snelle en reële energiebesparingen en formuleert concrete maatregelen met hun financiële impact. Het totale onderzoek becijfert zo de uiteindelijke te realiseren energiewinst en het financiële besparingspotentieel, evenals de mogelijke vermindering van de CO2-uitstoot. Bovendien is het een eerste aanzet voor de uitwerking van een Masterplan openbare verlichting, een instrument voor een duurzaam beleid en een meerjarenbegroting op het vlak van de openbare verlichting. Na de Quickscan volgen een detailstudie, de praktische afspraken en de uitvoering. De lokale besturen kunnen daarbij een beroep doen op een specialist van Eandis om een detailstudie uit te werken, evenals om een offerte en een planning op te maken. In functie van de behoeften kan het openbaar bestuur de aanbevelingen van de Quickscan geheel of gedeeltelijk in de praktijk omzetten, al of niet gefaseerd in functie van een budgettaire spreiding of de mogelijke synergie met andere werken. Voor deze Quickscans voor openbare verlichting zijn er in 2010 127 dossiers afgewerkt. Hierbij werd voor het totaal, een aanzienlijk potentieel aan energiebesparing van om en bij de 5 200 MWh vastgesteld. Bovendien ligt de gemiddelde terugverdientijd van de vastgestelde aanpassingen rond de vijf jaar, wat maakt dat die toch wel een reële en belangrijke besparingsopportuniteit inhouden.
Nog andere energiediensten voor lokale besturen Eandis biedt al jaren een aantal specifieke diensten rond rationeel energiegebruik aan de steden en gemeenten in haar werkingsgebied. Ook in 2010 groeide de populariteit van deze diensten fors. Zo kunnen op vraag van de gemeenten, energieaudits worden uitgevoerd van openbare gebouwen. Die brengen het energieverbruik in kaart en resulteren in gedetailleerde rapporten met gefundeerde adviezen voor investeringen in energiebesparende maatregelen, alsook in concrete tips om zuiniger met energie om te springen. In 2010 werden 267 energieaudits uitgevoerd en bij 319 installaties werd een scan gemaakt voor onderhoud of verdere inventarisatie. Eandis stelt de lokale besturen ook de zelf ontwikkelde software voor energieboekhouding ‘Comeet’ ter beschikking. Daarmee kunnen zij hun energieverbruik opvolgen en sturen. Het is een informaticasysteem voor de energieboekhouding voor openbare besturen, scholen en welzijns- en verzorgingsinstellingen. Het blijkt een doeltreffend instrument om het energieverbruik in kaart te brengen en het resulteert in gedetailleerde rapporten met concrete aanbevelingen en tips. Eind 2010 werden er zo 6 002 gebouwen van lokale besturen opgevolgd, een stijging van 315 gebouwen tegenover 2009.
18
Aantal gebouwen opgenomen in het systeem van energieboekhouding
Gemeentegebouwen
Welzijns- en verzorgingsinstellingen
Onderwijsinstellingen
2007
1 235
510
1 071
1 581
2008
2 086
738
2 143
4 967
2009
2 239
915
2 533
5 687
2010
2 620
803
2 579
6 002
Totaal
Verder helpt Eandis de lokale besturen bij hun sensibiliseringscampagnes voor spaarzaam energiegebruik, door demomateriaal en documentatie ter beschikking te stellen, en door deelname aan acties, zoals de Nacht van de Duisternis. Eandis neemt ook een vormende opdracht ter harte door infosessies en opleidingen op te zetten voor gemeentebesturen en lokale energie- en milieuverantwoordelijken. Daarnaast kunnen lokale besturen die milieubesparende investeringen doen, via Eandis een financiële tegemoetkoming van de Vlaamse gemengde distributienetbeheerders krijgen onder de vorm van REG-premies voor bijvoorbeeld relightingprojecten, vernieuwing van stookinstallaties, plaatsing van dakisolatie, superisolerende beglazing ... Eandis heeft daarnaast nog een uitgebreid en deskundig team van klantbeheerders en energieadviseurs die regelmatig contact onderhouden met de lokale besturen en energietechnici. Zij spelen een belangrijke rol in de deskundige begeleiding van allerlei REG-projecten, zoals relighting, verbeterde isolatie van gebouwen, aanpassing van de verwarmingsinstallatie, koeling, bouwkundige ingrepen en dergelijke.
19
Rationeel energiegebruik bij de openbare verlichting Energiebesparing en efficiënt gebruik van energiebronnen zijn ook thema’s voor een energiebewust gemeentelijk beleid. De openbare verlichting is immers een belangrijke verantwoordelijkheid en kostenpost voor de lokale besturen, waarbij het garanderen van de veiligheid en de zichtbaarheid een prioriteit blijft. De openbare verlichting is al snel verantwoordelijk voor 30 tot 50 procent van het gemeentelijke elektriciteitsverbruik. Sinds 2004 komt de praktische uitvoering van de openbare verlichting toe aan de distributienetbeheerders, die daarbij instaan voor de bouw, de uitbating en het onderhoud van de openbare verlichting op hun territorium. Voor de gemengde distributienetbeheerders in Vlaanderen voert Eandis die taken uit. In de openbare verlichting kan rationeler energiegebruik zeker ook financiële besparingen opleveren en tegemoetkomen aan de vereisten van een verantwoord milieubeleid. Vele steden en gemeenten leverden inmiddels grote inspanningen ter zake. Vandaag voldoet de openbare verlichting in de meeste gevallen aan de geactualiseerde eisen, dankzij de jarenlange inspanningen van steden en gemeenten. Zo wordt er op gelet dat de verlichting correct wordt geplaatst in functie van doeltreffendheid en veiligheid, maar wordt tegelijkertijd ook moeite gedaan om nog uitsluitend energiezuinige lampen met lange levensduur op het net toe te laten.
Afbouw kwikdamplampen
ton -13 936
Het vervangingsprogramma om oudere, minder energie-efficiënte, hogedrukkwikdamplampen (HgHP) en lagedrukkwikdamplampen (HgLP) te vervangen door moderne, meer zuinige types, liep ook in 2010 door. Armaturen die aan vervanging toe waren, werden steevast vervangen door meer energie-efficiënte toestellen. Daardoor daalde het aantal kwikdamplampen in het werkingsgebied van Eandis tot actueel 28 112. Die zullen, ook via de aangeboden mogelijkheden van de Quickscans, in de volgende jaren sneller worden afgebouwd. Afbouw van kwikdamplampen bij de openbare verlichting
Totaal aantal lampen in beheer
Aantal kwikdamplampen
Aantal kwikdamplampen tegenover het totaal aantal lampen (in %)
1996
695 086
290 307
41,77
1999
699 673
180 727
25,83
2002
736 147
39 862
5,41
2005
759 841
34 004
4,48
2008
793 308
29 686
3,74
2009
800 512
28 421
3,55
2010
806 433
28 112
3,49
Optimalisatie van preventieve lampvervanging Meer dan 70 procent van het lampenpark van de openbare verlichting dat in beheer is van de gemengde distributienetbeheerders, bestaat uit natriumhogedrukdamplampen (NaHP). Die lampen worden tot op vandaag preventief vervangen na 16 000 branduren, wat ongeveer overeenstemt met een werkingsduur van vier jaar. Wanneer het verlengen van dit aantal branduren kan gebeuren met behoud van dezelfde kwaliteit - dus zonder relevante verhoging van het aantal defecten - dan zou dat een substantiële verbetering betekenen, zowel voor de kostenbeheersing als voor de impact op het milieu. Een verlenging naar bijvoorbeeld
20
18 000 branduren, zou betekenen dat zo’n drie procent van de NaHP-lampen jaarlijks niet moet worden vervangen. Dit zou onder meer resulteren in een aanzienlijke daling van het gebruik van grondstoffen voor nieuwe lampen en van het aantal preventieve interventies. Om na te gaan in welke mate het aantal branduren kan worden verlengd, startte in 2010 in Tielt een proefproject, waarbij 2 200 NaHP-lampen na 16 000 branduren niet preventief worden vervangen, maar verder in gebruik blijven tot het merendeel ervan niet meer functioneert. Op basis van de resultaten zal worden beslist om de grens van 16 000 branduren voor preventieve vervanging gebeurlijk te verlengen.
Dimbare elektronische voorschakelapparatuur Voor elk type ontladingslamp is er voorschakelapparatuur noodzakelijk om de nodige ontstekingsspanning en het vereiste vermogen te leveren. Voor openbare verlichting was tot begin 2010 de conventionele voorschakelapparatuur (CVSA) dé standaardreferentie. Ook werd het dimmen van de openbare verlichting niet standaard geïntroduceerd of toegepast. Op basis van marktstudies en positieve resultaten uit proefsites, is intussen evenwel groen licht gegeven voor wat betreft de technologische performantie van zowel dimbare als niet-dimbare elektronische voorschakelapparatuur (EVSA) voor verlichtingstoestellen met hogedruknatriumdamplampen en/of hogedrukmetaalhalogeenlampen. Voordelen om over te schakelen van een standaard conventionele naar een standaard elektronische voorschakelapparatuur, zijn onder meer het minder opgenomen vermogen van ongeveer vijf procent, en de kleinere veiligheidsrisico’s bij herstel. Daarnaast geeft een dimbare EVSA nog andere voordelen, zoals het minder opgenomen vermogen tijdens de dimmomenten: ongeveer 35 procent minder bij 50 procent dimmen van hogedruknatriumdamplampen, en zo’n 25 procent minder bij 30 procent dimmen van hogedrukmetaalhalogeenlampen.
Introductie van LED-verlichting Light Emitting Diode of LED’s, worden reeds meerdere jaren gebruikt in allerhande toepassingen, zoals koplampen van voertuigen, indicatieverlichting, binnenverlichting in woningen … Door de snelle evolutie en de betere performantie van verlichtingstoestellen met LED-technologie, worden de potentiële mogelijkheden van die technologie nu verder onderzocht voor het domein openbare verlichting. Voorlopige conclusie is dat op dit ogenblik verlichtingstoestellen met LED-technologie een betere energie-efficiëntie bieden dan klassieke verlichtingstoestellen met gasontladingslampen, voor specifieke situaties met een lage lichtstroom. Dat is bijvoorbeeld het geval voor de verlichting van vrijliggende fietspaden die vallen onder verlichtingsklasse S4. Voor andere toepassingsgebieden in de openbare verlichting is het nog te vroeg om conclusies te trekken en blijft bijkomend onderzoek en opvolging noodzakelijk.
21
Lichtmasten met passieve veiligheid Bij de openbare verlichting zijn niet enkel de functionaliteit van verlichtingsarmaturen en -lampen van belang, maar blijft uiteraard de veiligheid prioritair. Eandis besteedt aandacht aan de veiligheid van de weggebruiker door de introductie van lichtmasten met een ingebouwde passieve veiligheid. Sinds 2010 zijn die types lichtmasten opgenomen in het standaardaanbod voor steden en gemeenten in het werkingsgebied van Eandis.
Slimme netten – Slimme meters In het raam van de actuele milieu-uitdagingen neemt het belang van minder energieverbruik en meer hernieuwbare energie zienderogen toe. Verbruikers maken nu zelf groene stroom via zonnepanelen, windturbines en WKK-installaties. Er komen ook grote offshore-windparken, en studies verwachten in de toekomst een forse verschuiving van het verbruik van fossiele brandstoffen naar elektrische. Elektrische voertuigen en warmtepompen zijn hiervan slechts enkele voorbeelden. Maar minder en groener verbruiken, om zo de CO2-uitstoot te verlagen, stelt ook meer eisen aan de meetsystemen van het distributienet voor elektriciteit om het verbruik beter te meten en om de energiestromen beter te sturen. Slimme netten en slimme meters moeten daarbij helpen.
Aanbod wordt vraag Vandaag wordt de vraag naar stroom gedekt door het aanbod van de elektriciteitscentrales. Met de komst en de verdere ontwikkeling van hernieuwbare energie zal dat echter niet langer opgaan. Nu er meer groene energie wordt geproduceerd, zou het eigenlijk net andersom moeten zijn: de energie pas verbruiken wanneer ze beschikbaar is. Dus als de zon schijnt en de wind waait … Dat zal natuurlijk een belangrijke invloed hebben op het gedrag van de verbruikers. De vraag zal het aanbod moeten volgen en niet langer omgekeerd. Gelukkig is de technologie geëvolueerd en zal zij ervoor kunnen zorgen dat de verbruikers niet aan comfort moeten inboeten. Zo zullen de verbruikstoestellen ‘slimmer’ moeten worden en maximaal gebruikmaken van de periodes waarin de elektriciteit beschikbaar - en dus goedkoop - is. Zo kan de oplading van een elektrische auto bijvoorbeeld het best centraal worden aangestuurd, om te vermijden dat iedereen op hetzelfde moment oplaadt en de vraag naar duurdere energie uit de centrales opnieuw stijgt.
Van waterval naar tweerichting Lokale elektriciteitsproductie door zonnepanelen, windmolens … zorgt voor specifieke uitdagingen aan de netten. Vandaag zijn die ontworpen om de stroom in één richting te transporteren. In dat ‘watervalprincipe’ wordt de stroom vanuit de centrale achtereenvolgens via het transportnet en het distributienet tot bij de eindafnemer gebracht. Met de lokale productie ontstaat er echter een nieuw principe: eindgebruikers die zelf elektriciteit op het distributienet injecteren. Er is dus nood aan een bidirectioneel netwerk, een netconfiguratie die in staat moet zijn om energieverkeer in twee richtingen aan te sturen.
22
Bouwen aan slimme meters … Slimme meters zijn digitale verbruiksmeters die communiceren in twee richtingen: van en naar de verbruiker, van op afstand en op elk gewenst moment. Er zijn slimme meters voor elektriciteit en voor aardgas. Daarmee kunnen de meetgegevens van op afstand worden uitgelezen en kan het energieverbruik ook van op afstand worden aangestuurd. Slimme meters voor elektriciteit en aardgas bieden alvast twee grote troeven: • ze helpen om verstandiger om te springen met energie, en minder te verbruiken • ze helpen om het distributienet goed en betrouwbaar aan te sturen. Om de technische haalbaarheid van slimme meters en een aantal communicatieconcepten te onderzoeken, voerde Eandis, in samenwerking met Infrax, de werkmaatschappij van de Vlaamse zuivere distributienetbeheerders, in 2010 een eerste succesrijk onderzoeksproject uit. Lees hierover het kaderstuk op pag. 24.
… en slimme netten De slimme meters vormen belangrijke bouwstenen om de huidige distributienetten voor elektriciteit om te vormen tot een intelligent netwerk, en om netbeheerders en eindverbruikers de nodige informatie te verschaffen om het energieverbruik zo efficiënt mogelijk te kunnen organiseren. De distributienetten zullen daarbij moeten worden aangepast naar ‘actief gestuurde distributienetwerken’, of ’slimme netten’. Er zal immers veel meer vermogen over het net stromen, bovendien zowel stroomafwaarts als stroomopwaarts. De slimme netten en slimme meters zijn dus niet alleen een technische noodzaak om het tweerichtingsverkeer van de energiestromen, als gevolg van de spectaculair toenemende lokale elektriciteitsproductie, op een kostenefficiënte manier te kunnen beheersen. Ze vormen tegelijk een uitstekende hefboom voor een efficiënt energiebeleid in Vlaanderen. Slimme meters en slimme netten kunnen onze CO2-uitstoot beperken, enerzijds omdat ze de ‘schone’ productie van (hernieuwbare) energie efficiënt ondersteunen, en anderzijds omdat ze de productiecapaciteit verlagen, onder meer door een verschuiving van de vraag van piek- naar daluren en een lager energieverbruik van de consument. Met de komst van de slimme meters, bieden zich voor het distributienetbeheer van de toekomst veel meer mogelijkheden aan. Want via het beschikbaar hebben van gegevens in reële tijd, ontstaan op termijn maximale mogelijkheden om netten te sturen en te evolueren naar ‘slimme gebruikers’ en ‘slimme, ook decentrale, producenten’.
23
Eerste proefproject met slimme meters geslaagd Eandis gaat permanent op zoek naar antwoorden en oplossingen voor de nieuwe maatschappelijke behoeften rond energie. Dat is, via intensief studiewerk, uitgegroeid tot een progressief concept van slimme energienetwerken en slimme meters. Het programma ‘Slimme meters’ is daar een onderdeel van. Het concept van Eandis steunt op betrouwbare datacommunicatie via de laagspanningskabels (in het vakjargon: PLC, of Power Line Communication). Vervolgens wordt de communicatie bij een aantal meters gecentraliseerd, die dan verder via internet met de centrale computers communiceren. De ingenieurs van Eandis hebben - als eersten in Europa - deze communicatie op punt gezet. Ze hebben de ruis, die onvermijdelijk op laagspanningskabels aanwezig is, weggefilterd. Die technische oplossing is inmiddels beschermd met een Europees octrooi. Eandis wenste de nieuwe technieken eerst uitgebreid te testen in een welomschreven testgebied. 2010 werd zo een historisch jaar voor het concept ‘Slimme meters’ in Vlaanderen: begin april werd in een eerste proefproject met slimme meters, in de Mechelse deelgemeente Leest de allereerste slimme meter van het land geplaatst. Begin juli was de voorgenomen plaatsing van alle andere in het proefproject in Leest en Hombeek achter de rug. Binnen het vooropgestelde tijdsbestek van drie maanden werden zo ruim 4 200 elektriciteits- en gasmeters vervangen door slimme meters, goed voor een realisatiegraad van 98 procent. Die test is geslaagd: de eerste meters maakten probleemloos tweewegcommunicatie over het elektriciteitsnet met de controlekamer mogelijk. Nu volgt een meer uitgebreide test met 40 000 meters in 2012. Dankzij de in 2010 geplaatste slimme meters, kan ook worden onderzocht welke verbetering van de energie-efficiëntie kan worden gerealiseerd door de aanwezigheid van een slimme meter in een woning. Om dat in kaart te brengen, werd opdracht gegeven om een energie-efficiëntieonderzoek op te starten dat loopt van januari 2011 tot februari 2012. Dit energie-efficiëntieonderzoek vergelijkt verschillende referentiegroepen, met en zonder slimme meter, en segmenten, zoals geld- of milieugedreven consumentengroepen, met elkaar. Ook de effecten van het aanleveren van specifieke informatie, zoals gedetailleerde en actuele verbruiksrapporten of informatie over rationeel energiegebruik, worden daarbij in kaart gebracht.
24
REG in eigen gebouwen Als energieonderneming met een groot werkingsgebied, bemant Eandis uiteraard een groot aantal gebouwen. Evident dus om daarin ook zelf inspanningen te leveren met het oog op meer rationeel energiegebruik.
Maatregelen Voor nieuw op te richten gebouwen of ingrijpende verbouwingswerken engageert Eandis zich om het maximale E-peil te beperken tot E60. Dat is gunstiger dan het opgelegde maximale E100-peil voor nieuwbouw dat door de Vlaamse regering sedert 2005 is opgelegd. Zo pakte de onderneming in 2010 een uitbreiding van de kantoorgebouwen in Turnhout met een E-peil van 50 aan. En in Erembodegem werd ook gestart met de bouw van een nieuw kantoorgebouw met dezelfde doelstelling. Maar ook in het bestaande gebouwenpark leverde Eandis in 2010 inspanningen voor REG. Ze waren het gevolg van een diepgaand onderzoek naar energiegebruik in een ruim aantal gebouwen in 2006. Daarop volgde een stappenplan voor de invoering van REG-maatregelen in de eigen gebouwen. Daarbij werd uitgegaan van het systematisch en maximaal toepassen van bouwkundige en technische besparingsmaatregelen bij verbouwing, herstelling of aanpassing van de installaties. In 2010 investeerde de onderneming zo’n 250 000 euro in REG-maatregelen, die moeten leiden tot een verdere besparing van het energieverbruik in de eigen gebouwen, zoals onder meer: • relighten in verschillende gebouwen en parkings • plaatsen van bewegingsmelders • isoleren van daken en groene daken • plaatsen van zonneweringen • optimaliseren van verwarming en koeling • automatisch sluiten van rolpoorten, buitendeuren en dergelijke • plaatsen van frequentieregelaars op ventilatoren.
25
Eigen energieverbruik Sinds 2008 is het aantal door Eandis gebruikte gebouwen vrij stabiel en worden de verbruiken systematisch opgevolgd. Het absolute verbruik is sindsdien constant gestegen door een personeelsuitbreiding met ongeveer 450 medewerkers, en door de strengere winters in de voorbije jaren. Energieverbruik van Eandis in de eigen gebouwen
Elektriciteit (in kWh)
Gas (in kWh)
Stoom (in kWh)
Totaal1 (in kWh)
Oppervlakte in gebruik (in m²)
Brutoverbruik per m² (in kWh)
2008
9 825 930
13 491 320
977 292
24 294 542
207 990
116,80
2009
10 242 466
12 249 067
965 666
23 457 199
196 303
119,49
2010
10 721 061
14 850 033
1 142 558
26 713 958
199 349
134,05
1
Gecorrigeerde waarden voor de jaren 2008 en 2009, wegens herberekeningen en/of bijkomende factureringen
Wordt echter rekening gehouden met het aantal graaddagen, dan is er in de jongste twee jaar een significante vermindering van het energieverbruik. De methode van de graaddagen wordt gebruikt om een gecorrigeerd verbruik te berekenen, waarbij het effect van de buitentemperatuur op het verbruik voor verwarming wordt afgevlakt. Het aantal graaddaggen is de som van de verschillen tussen de gemiddelde binnentemperatuur en de gemiddelde buitentemperatuur over een bepaalde periode. Voor de berekening van het verbruik in de gebouwen van Eandis, wordt gerekend met graaddagen ‘15/15’, waarbij 15° C als de gemiddelde binnentemperatuur wordt genomen. Het gecorrigeerde verbruik is gelijk aan het werkelijke verbruik vermenigvuldigd met de verhouding tussen het gemiddelde aantal graaddagen en het actueel aantal graaddagen.
26
Energieverbruik van Eandis in eigen gebouwen - absoluut verbruik tegenover relatief verbruik Absoluut energieverbruik1 (in kWh)
Gemiddeld aantal graaddagen periode 2008-2010
Graaddagen in het betreffende jaar
Relatief energieverbruik2 (in kWh)
Evolutie tegenover referentiejaar 2008 (in %)
2008
24 294 542
1 990,615
1 816,28
26 626 443
-
2009
23 457 199
1 990,615
1 812,84
25 757 512
- 3,3
2010
26 713 958
1 990,615
2 292,54
23 195 758
- 12,9
1
Gecorrigeerde waarden voor de jaren 2008 en 2009, wegens herberekeningen en/of bijkomende factureringen
2
Volgens formule: absoluut energieverbruik x gemiddeld aantal graaddagen periode 2008-2010 gedeeld door het aantal graaddagen in het betreffende jaar = relatief energieverbruik
Groen licht voor groene stroom Groene stroom is elektriciteit die is opgewekt uit duurzame of hernieuwbare energiebronnen. Die energiebronnen zijn onuitputtelijk en kunnen dus telkens opnieuw worden gebruikt voor het opwekken van energie. Bij het gebruik van die energiebronnen komen in principe ook geen broeikasgassen, waaronder CO2, vrij. Voorbeelden van hernieuwbare energiebronnen: waterkracht (waterkrachtcentrales) • zonne-energie (zonnepanelen) • windenergie (windmolens) • energie uit biomassa of biogas, afkomstig van vergisting van groenten-, fruit- en tuinafval, mest enz. •
Eandis opteerde in 2010 om met ingang van januari 2011 de elektriciteitsverbruiken voor de eigen gebouwen en installaties, aan te kopen met 100 procent energie uit hernieuwbare energiebronnen. Ook de netverliezen, die ontstaan door het elektriciteitstransport over onze distributienetten tot bij de klanten, zullen volledig door groene stroom worden gecompenseerd. Enkel de energievoorziening die voortvloeit uit de sociale openbaredienstverplichting van Eandis zal, uit sociale overwegingen, niet door 100 procent groene stroom worden voorzien. Het gaat hier om een belangrijk potentieel, namelijk zo’n 11 000 MWh eigen verbruiken en zo’n 1 170 000 MWh netverliezen (cijfers 2010).
27
Ecologische voetafdruk begint in hersenpan Hoe kleiner de ecologische voetafdruk, hoe beter voor het milieu. De ecologische voetafdruk is de oppervlakte aarde die we nodig hebben voor alles wat we doen, produceren en verbruiken. Voor bedrijven geeft de ecologische voetafdruk aan hoeveel van het aardoppervlak nodig is om alle verbruikte goederen en diensten op een duurzame wijze te produceren, om al het afval resulterend uit de bedrijfsactiviteit te verwerken en om de energie die het bedrijf verbruikt, duurzaam te produceren. Onze energiebehoefte maakt daar uiteraard deel van uit. Willen we de milieudruk hiervan beperken of verminderen, dan begint gedragsverandering ook hier bij individuele bewustwording. Milieugedragscan In functie van een aanpak op ondernemingsniveau wilde Eandis wel eens weten hoever haar medewerkers op dat vlak stonden. In het voorjaar van 2010 organiseerde de onderneming daarom een peiling naar hun milieugedrag. Zo’n 1 100 antwoorden van zowel administratieve als technische en logistieke medewerkers later, kende ze de resultaten. Positief was de bovengemiddelde score qua milieubewustzijn. De medewerkers vinden het milieu een belangrijk thema. Bovendien zien ze duidelijk de mogelijkheden van een eigen bijdrage voor een verantwoord milieugedrag. Die hoge betrokkenheid blijkt ook uit het grote aantal suggesties en opmerkingen, evenals uit het aantal mensen dat verder op de hoogte wil blijven van de mogelijkheden om het milieu te sparen. Toch tonen heel wat medewerkers niet altijd consequent het juiste milieugedrag. Het lijkt vaak moeilijk om oude ‘comfortabele’ gewoonten op te geven. Lichtpunt hier is dat er toch een groot aantal collega’s is die het juiste gedrag ‘soms’ of ‘regelmatig’ stellen. Extra motivering en aandacht moeten hen verder over de brug helpen. Het onderdeel ‘mobiliteit’ vormt veruit de grootste uitdaging, met het grootste verbeterpotentieel. Koning auto blijft kennelijk nog steeds moeilijk aan de kant … Heel wat collega’s zijn er voor hun werk echt op aangewezen, maar voor anderen blijkt het contrast met alternatieven, zoals het openbaar vervoer, de fiets, carpooling of een combinatie ervan, nog steeds te groot. Op het vlak van mobiliteit zijn er toch al een aantal maatregelen genomen. Zo is in 2010 het beleid van de bedrijfswagens resoluut bijgesteld ten voordele van wagens met een lagere CO2uitstoot, en zijn er ‘mobiliteitsweken’ georganiseerd die ruim info verstrekten over meer milieuvriendelijke toepassingen voor mobiliteit. Maar ook op andere terreinen zijn er intussen acties ondernomen, zoals besparende instellingen van de drankautomaten, recyclage van drinkbekers, aanzet tot het apart ophalen van pmd-afval, besparende printerinstellingen en papiergebruik, quickwins in de omgang met water enz. Dat leest u elders in dit Milieurapport. Erg positief is in elk geval dat heel wat collega’s bereid zijn om nog stappen verder te gaan, wat ook blijkt uit heel wat verbetervoorstellen ter zake vanuit het personeel.
28
Nog enkele opvallende resultaten van de enquête: • 35 procent vindt milieu in het algemeen en milieuzorg op het werk in het bijzonder, ‘heel belangrijk’ en 54 procent ‘redelijk belangrijk’ • 87 procent ziet mogelijkheden om een eigen bijdrage te leveren aan verantwoord milieugedrag • 48 procent gedraagt zich op het werk altijd of regelmatig milieubewust, 20 procent soms en … 32 procent nooit • 61 procent van de administratieve personeelsleden zegt nooit of zelden aan milieuvriendelijke mobiliteit voor het woon-werkverkeer te doen, en 28 procent vindt dat ‘onmogelijk’; bij medewerkers techniek en logistiek is dat 32 en 34 procent.
Lokale stroomproductie faciliteren De opmars van hernieuwbare energie, onder meer in Vlaanderen, is indrukwekkend. Eandis en de Vlaamse gemengde distributienetbeheerders stellen alles in het werk om in hun werkingsgebied zoveel mogelijk installaties aan te sluiten. Daardoor is het succes van hernieuwbare energie onder de vorm van zonnepanelen, windparken, biomassa … al duidelijk merkbaar in het landschap. De cijfers bevestigen die indruk: tegenover 2008 liggen er bijvoorbeeld zestien keer meer zonnepanelen en verdubbelde het opgestelde vermogen van windenergie. Eind 2010 steeg de totaal opgewekte hernieuwbare energie daarmee tot 2,3 miljard kWh, op een totaal van 28 miljard kWh voor het hele werkingsgebied van Eandis. Van alle stroom die door Eandis wordt verdeeld, is dus acht procent hernieuwbaar. Deze cijfers houden rekening met installaties in dienst, besteld of in offerte. Hierdoor is het Vlaamse streefdoel haalbaar om tegen 2020 te evolueren naar minstens dertien procent hernieuwbare energie. De vier grootste bronnen van decentrale productie zijn windmolens, warmtekrachtkoppeling (WKK), Bio-WKK’s en zonnepanelen. Zij nemen voor alle Vlaamse gemengde distributienetbeheerders samen, 98 procent van de decentrale productie voor hun rekening. Specifiek voor 2010 is een sterke stijging merkbaar van het aantal installaties van zonnepanelen, en dat zowel in het segment onder de 10 kW geïnstalleerd vermogen, als in het segment boven die drempel. Voor de indienstneming van windmolens is er eveneens een stijging merkbaar, maar die zet zich minder sterk door, gezien de problematiek rond het verkrijgen van de nodige vergunningen voor de exploitatie ervan.
29
Decentrale productie op het werkingsgebied van Eandis – toestand op 31 december 2010
Vermogen in dienst, besteld of in offerte (in kVA)
Aandeel vermogen tegenover het totaal (in %)
Windmolens
362 510
23,7
WKK's
330 742
21,7
Bio-WKK's
152 831
10,0
Zonnepanelen <= 10 kW
277 420
18,2
Zonnepanelen > 10 kW
384 035
25,1
19 640
1,3
1 527 178
100
Diesels, stoomen waterturbines Totaal
Groenestroomcertificaten Als aansporing voor het maatschappelijk bewustzijn rond groene energie, moeten de distributienetbeheerders in Vlaanderen een minimumsteun verlenen aan de productie van elektriciteit uit hernieuwbare energie. Dat gebeurt vandaag onder de vorm van een aankoopverplichting van groenestroomcertificaten. Die plicht geldt tot dusver voor een periode van twintig jaar voor de installaties op zonne-energie en voor tien jaar voor andere installaties.
Aantal aangekochte groenestroomcertificaten 300 000
259 633
250 000
200 000 90 258
Door de forse groei van de decentrale elektriciteitsproductie nam de aankoop van de groenestroomcertificaten door de Vlaamse gemengde distributienetbeheerders een gigantische vlucht.
150 000
100 000 1 780
19 436
2007
2008
50 000
0
30
2009
Waar voorheen de aankoopprijs voor deze groenestroomcertificaten uit zonne-energie enkel afhankelijk was van de indienststellingsdatum van de installatie, is die volgens een decreet van de Vlaamse regering van 10 december 2010 afhankelijk van meerdere parameters.
2010
Respect voor de ondergrond
31
Respect voor de ondergrond Sommige sites van Eandis vragen speciale milieuaandacht voor hun ondergrond. Op sommige terreinen grepen meerdere decennia geleden soms activiteiten plaats die historische bodemverontreiniging veroorzaakten. Ook heel wat kernactiviteiten van Eandis hebben te maken met ‘grondactiviteit’, zoals sleuven graven of dichten. De onderneming levert een aanhoudende inspanning om waar nodig te saneren en de eventuele negatieve milieu-impact minimaal te houden.
Bodemsanering Op verschillende terreinen van de gemengde distributienetbeheerders stonden vroeger installaties voor de productie van stadsgas of elektriciteit. De combinatie van opslag van productierestanten, lekken aan installaties en de latere afbraak ervan, hebben op sommige sites geleid tot een zekere mate van bodem- en grondwaterverontreiniging. In 2009 sloot Eandis met de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij – OVAM ter zake een overeenkomst om 25 voormalige gasfabrieksterreinen te saneren (zie de kaart). Overeenkomst met OVAM in 2009 - ligging van de terreinen voor sanering
Baarle-Hertog Essen
Hoogstraten Ravels
Kalmthout
Wuustwezel Merksplas
Stabroek Kapellen Brasschaat
Knokke-Heist Blankenberge De Haan
11
Bredene
Zuienkerke
Oostende Jabbeke
Koksijde De Panne
Nieuwpoort
6
Ichtegem
Maldegem Beernem
Zedelgem Oostkamp
Knesselare Aalter
Wingene
Veurne
5
Kortemark
Assenede
Kaprijke
10
Antwerpen Beveren Zwijndrecht
Sint-Laureins
Damme Brugge
Ruiselede
Stekene
Eeklo
Wachtebeke Moerbeke
12
Waarschoot
Sint GillisWaas
16
Lochristi
Lokeren
Waasmunster Hamme
Nevele
Gent
Lichtervelde
Kruibeke
Temse
Zomergem Lovendegem
Destelbergen Laarne
Zele Berlare
Dendermonde
Schilde
Wijnegem Wommelgem Borsbeek Ranst Mortsel
17
Sint-Niklaas
Evergem
Schoten
Bornem SintAmands
Rijkevorsel Brecht
Edegem Hove Aartselaar Schelle Kontich Lint Boom
Rumst Puurs Willebroek
24
Lier
Duffel SintKatelijneWaver
Mechelen
Beerse
Turnhout
Zoersel
Lille
Putte
Arendonk
Retie Dessel
Kasterlee
Vorselaar Zandhoven Grobbendonk Herentals Olen Herenthout 20 Berlaar
Oud-
19 Turnhout
Malle
Mol Geel
18
Balen
Westerlo HeistOp-Den- Hulshout Berg Herselt
SintBonheiden Londerzeel Kapelle- 25 MartensScherpenheuvelKeerbergen Wetteren Wichelen Buggenhout Op-DenLatem Melle Tremelo Lebbeke Aarschot Zichem Diest Bos Boortmeerbeek De Pinte Houthulst Zemst Dentergem Meise Opwijk Merelbeke Lede Haacht Rotselaar Meulebeke Staden Nazareth Zulte Merchtem Aalst Grimbergen Oosterzele SintRoeselare Izegem Oostrozebeke ErpeLangemarkVilvoorde Gavere Lievens- Mere Poelkapelle 15 Ingelmunster Vleteren 7 Houtem Wielsbeke Zingem Asse Herent Kruishoutem Wemmel Machelen Affligem Haaltert Moorslede Zwalm 22 Kortenberg Waregem Denderleeuw Ternat Zaventem Leuven Oudenaarde Zottegem Herzele Zonnebeke Poperinge Ieper Kuurne Liedekerke WortegemKraainem Dilbeek Deerlijk Bertem Petegem Roosdaal Boutersem Wezembeek4 Wevelgem Anzegem Horebeke Brussel Oppem Ninove Bierbeek Kortrijk Wervik Lennik Tienen Lierde Tervuren Menen SintMaarkedal Brakel Zwevegem 3 Huldenberg Drogenbos 1 PietersGeraardsbergen Heuvelland Hoegaarden 23 2 Kluisbergen Avelgem Leeuw Mesen Linkebeek Overijse 13 Hoeilaart 9 Beersel CominesSintRonse MontGenesiusWarneton de-l'Enclus Spiere-Helkijn Rode Ellezelles Halle Celles Bever
Alveringem
Pittem Ardooie
Lo-Reninge
8
Tielt
Imewo Intergem
Deinze
21
Frasnes-Lez-Anvaing
Ligging terreinen 1 Kortrijk
5 Veurne
9 Ronse
13 Geraardsbergen
17 Beveren
21 Halle
2 Menen
6 Nieuwpoort
10 Brugge
14 Aalst
18 Geel
22 Leuven
3 Wervik
7 Roeselare
11 Oostende
15 Hamme
19 Turnhout
23 Tienen
4 Poperinge
8 Tielt
12 Eeklo
16 Sint-Niklaas
20 Herentals
24 Willebroek
32
Gaselwest
Meerhout
25 Mechelen
Iveka Iverlek IMEA
Sibelgas
Eerste project In 2010 leidde dit alvast tot de opstart van een eerste project voor de sanering van terreinen van het infrastructuurgebied Kempen in Turnhout. Op die terreinen functioneerde tussen 1861 en de tweede wereldoorlog een gasfabriek. Nog voor er elektriciteit en aardgas ter beschikking was, werd hier stadsgas geproduceerd door verhitting van kolen in gesloten ovens. Het gas werd opgeslagen in grote gashouders. Bij de productie en de reiniging van de gassen werden echter afvalstoffen gevormd, zoals teer, ijzeraarde, cokes, assen … Een deel van die restproducten werd hergebruikt als grondstof, maar de activiteiten veroorzaakten ook bodemverontreiniging. Het bodemonderzoek op de site in Turnhout werd afgerond in 2009. Daarbij werd zowel de oppervlakte als de aard van de verontreiniging in kaart gebracht. Dat heeft geleid tot een duidelijke aanpak van de verontreiniging op de site, met volgende elementen: • uitgraven van twee teerhoudende kernen in de bodem • saneren van het grondwater ter hoogte van die teerhoudende kernen • vervangen van de toplaag van het verontreinigde terrein • verwijderen van de verontreiniging op de vloeren van de voormalige gashouders. De gemengde distributienetbeheerder Iveka had tevens plannen om in de periode 2010-2012 op die site haar kantoor- en magazijnruimten te vernieuwen en verder uit te breiden. Een synergie met de sanering van het terrein lag dan ook voor de hand. Vooraleer het nieuwe kantoorgebouw en de bijhorende infrastructuurwerken voor de aanleg van het rioleringstelsel, de nutsleidingen enz werden aangepakt, werd in die zones de toplaag van de bodem uitgegraven tot de noodzakelijke diepte. De sanering van het terrein gaat in de toekomst natuurlijk verder. Zo is de sanering van de twee teerhoudende kernen alvast opgenomen in de planning voor het voorjaar van 2011.
33
Grondverzet Om verspreiding van bodemverontreiniging te verhinderen, gelden in Vlaanderen onder meer regels voor het hergebruik van uitgegraven gronden. De uitgraving zelf, evenals het transport en het terrein waar de uitgegraven bodem zal komen, moeten aan bepaalde voorwaarden voldoen. Bij een groot deel van de kernactiviteiten van Eandis, zoals bijvoorbeeld de aanleg en de herstellingen van ondergrondse nutsleidingen en aansluitingen in of langs de openbare weg, komen uiteraard grondoverschotten vrij. Sinds de wetgeving inzake grondverzet van kracht is, opteerde Eandis om die grondoverschotten aan gespecialiseerde gecertificeerde opslagplaatsen aan te leveren. Sinds 2009 werd voor de aanlevering en verwerking van de grondoverschotten van Eandis opnieuw overgegaan tot het sluiten van rechtstreekse contracten tussen de onderneming en die gecertificeerde opslagplaatsen. Een hogere traceerbaarheid en een betere controle op volume en aard van de gronden, waren hierbij de belangrijkste pluspunten.
Volumes Inzake de volumes van afgevoerde grond kon de dalende trend van 2009 tegenover de voorgaande jaren, in het jaar 2010 evenwel niet worden voortgezet. De redenen hiervoor zijn uiteenlopend: •
Eandis neemt een voortrekkersrol in een aanzienlijk deel van de werken waarbij meerdere nutsmaatschappijen hun leidingen in dezelfde sleuf samen aanleggen. De grondoverschotten van dit type ‘synergiewerken’ worden dan ook via Eandis afgevoerd. Omdat dit soort synergiewerken verhoudingsgewijs steeds meer voorkomen, heeft dit uiteraard een belangrijke invloed op het totale jaarvolume aan grondverzet. Zo is voor 2010 reeds meer dan vijftien procent van het totale grondverzet van Eandis aan andere nutsmaatschappijen toe te schrijven.
•
In 2010 werden eveneens significante hoeveelheden aan bodemvreemde materialen, zoals steenpuin, beton, gestabiliseerd zand … samen met de grondoverschotten afgevoerd. Hierdoor was een stijging van de totale jaarlijkse grondafvoer onvermijdelijk. Eandis wenst dit in 2011 evenwel strikter op te volgen en waar nodig bij te sturen, door meer grondige controles op de gescheiden afvoer van grondoverschotten en bodemvreemde materialen.
•
Eandis staat voor een degelijke en veilige afwerking van zijn werven. Bijzondere aandacht voor de stabiliteit van de ondergrond na de aanleg van nutsleidingen, is hierbij belangrijk om doorzakkingen of putten langsheen de openbare weg te vermijden. De uitgegraven gronden lenen zich er niet altijd toe om opnieuw te worden gebruikt om dezelfde sleuf op te vullen. Het is zelfs een factor waarop men geen grip heeft en die zo voor een variërende afvoer in grondoverschotten zorgt.
34
Uiteraard zal de onderneming op de werven een blijvend verscherpt toezicht houden op de grondafvoer en waar mogelijk de grond maximaal ter plaatse hergebruiken.
Evolutie afvoer grondstoffen 0,40
ton / lopende meter
0,35
0,30
0,25
0,20
0,15 2005
2006
2007
2008
2009
2010
2005
2006
2007
2008
2009
2010
471 714
501 333
626 618
676 593
364 960
424 339
Uitgevoerde sleufwerken (in m)
2 238 608
2 620 493
1 752 676
2 026 253
2 209 613
2 021 712
Verhouding grondafvoer/sleufwerken (in ton/m)
0,211
0,191
0,358
0,334
0,165
0,210
Hoeveelheid afgevoerde grond (in ton)
35
36
Ingrijpen op overlast
37
Ingrijpen op overlast Nutsleidingen aanleggen of herstellen op het openbaar domein, kan niet zonder werven. En wie werven zegt, zegt hinder. Ook de noodzakelijke infrastructuur voor het normaal functioneren van de dienstverlening van Eandis, zoals bovengrondse elektriciteitsleidingen, cabines enzovoort storen soms in de omgeving. Die soorten hinder zo veel mogelijk beheersen en beperken, is ook een van de permanente milieubetrachtingen van de onderneming.
Lichthinder Ook in 2010 werkte de onderneming opnieuw mee aan sensibiliseringsinitiatieven om lichthinder en lichtvervuiling te beperken. Deze keer was dat in maart aan Earth Hour en in oktober aan de 15e Nacht van de Duisternis. Earth Hour maakt deel uit van een internationale campagne tegen de klimaatverandering. En de Nacht van de Duisternis is een initiatief dat wordt gerealiseerd samen met gemeenten, vrijwilligers, organisaties en vele anderen, om de aandacht te vestigen op lichthinder en lichtvervuiling. Daarbij willen de deelnemende steden en gemeenten een sensibiliserend effect realiseren naar de burger, door bijvoorbeeld de openbare verlichting te verminderen voor monumenten of op plaatsen waar de veiligheid niet in het gedrang komt. Voor de 15e Nacht van de Duisternis stelde Eandis alle aangesloten steden en gemeenten opnieuw een gemeenschappelijke aanpak voor en engageerde zich om desgewenst de monumentenverlichting of de plaatselijke verlichting langsheen de openbare weg te doven. Liefst 117 gemeenten en steden konden rekenen op een ondersteuning van hun lokaal initiatief.
38
Groenonderhoud Bij zijn groenonderhoud de schadelijke sproeistoffen beperken tot het strikte minimum, blijft een van de ‘groene’ ambities en engagementen van Eandis. Dat is zeker het geval voor het groenonderhoud rondom de elektriciteits- en gascabines. Vanaf 2008 ging daarbij een nieuwe aanpak van start, waarbij de terreinen tweemaal per jaar worden onderhouden en er steeds overleg is met de betrokken gemeentelijke milieudienst over de methoden voor onkruidverdelging. Het groenonderhoud rond de cabines ging in 2010 op hetzelfde elan verder, met alternatief onkruidbeheer afhankelijk van het type groenzone rondom de cabines: • heetwatermethode: heet water van 97°C doodt de wortels van het onkruid en wordt toegepast bij verharde ondergrond, zoals tegels, klinkers, grind … • branden: door manueel of machinaal kortstondig een vlam te houden over het onkruid, wordt de plant tot in de wortels vernietigd; dergelijke techniek wordt omwille van veiligheidsmaatregelen enkel voor specifieke terreinen toegelaten • bedekken van de ondergrond met boomschors of strooisellaag van afgevallen bladeren, rondom bomen, hagen, struiken of andere houtige planten; bij een kale ondergrond wordt deze onkruidvrij gehouden door te schoffelen en te wieden • maaibeheer, voor grasland en bloemenakkers • manueel schoffelen en wieden, voor bakken, manden en perken. Die aanpak resulteert in een aandeel van twaalf procent van de totale onderhoudsbeurten waar geen bestrijdingsmiddelen worden ingezet. Dat is evenwel een lichte daling ten opzichte van 2009, wat te maken heeft met het bijkomende onderhoud van terreinen waarop grotere gascabines zijn gevestigd. Meerdere van die terreinen waren in de voorgaande jaren onvoldoende onderhouden en werden pas in 2010 meegenomen in het voorziene onderhoudsprogramma. Bestrijdingsmiddelen gebruiken was in die situaties de meest efficiënte methodiek. De terreinen waarop heden nog steeds geen bestrijdingsmiddelen werden ingezet, zijn voornamelijk terreinen waar een verharde ondergrond wordt gecombineerd met graszones en/of struiken. Bij het gebruik van bestrijdingsmiddelen wordt echter enkel een selectie toegelaten van producten die opgenomen zijn in de jaarlijkse herziene lijst in het raam van de afbouw van bestrijdingsmiddelen door openbare diensten.
39
Groenonderhoud 2010 4 % 20 %
43 %
Terrein A - herbicide Terrein A - zonder herbicide Terrein B - herbicide Terrein B - zonder herbicide Terrein C - herbicide Terrein C - zonder herbicide
4 %
Terrein A: heeft enkel verharde ondergrond Terrein B: heeft een combinatie van verharde ondergrond en grasperken 25 % 4 %
Terrein C: heeft een combinatie van verharde ondergrond, grasperken en houtige aanplant
Eandis gaat zelfs een stapje verder: de kleinere terreinen waar enkel een verharde ondergrond aanwezig is, de zogeheten A-terreinen, zullen vanaf midden 2011 enkel nog worden onderhouden zonder gebruik van bestrijdingsmiddelen. De helft van de totale onderhoudsbeurten voor de Eandisterreinen zal dan op een alternatieve wijze worden uitgevoerd. De strategie om schadelijke sproeistoffen te beperken, wordt reeds meerdere jaren toegepast in het groenonderhoud rond de administratieve gebouwen van de onderneming. Enkel bij uitzonderlijke situaties én pas na toestemming van Eandis, worden daar nog herbiciden gebruikt.
Werfhinder minimaliseren Met het oog op kostenefficiëntie en de verdere ontwikkeling van het ‘minderhinder’-beleid, zijn de Vlaamse gemengde distributienetbeheerders en Eandis meer dan ooit voorstander van synergie voor werken op het openbare domein. De onderneming sluit zich dan ook aan bij de initiatieven van de Vlaamse overheid voor de coördinatie van werken op het openbare domein en de synergie bij het samen aanleggen van leidingen. Het initiatief ‘Generiek Informatie Platform Openbaar Domein’, kortweg GIPOD, tracht hier nog meer werk van te maken. Het is een samenwerkingsovereenkomst uit 2008 tussen het Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen, De Lijn, de Vlaamse Vereniging voor Steden en Gemeenten en de Vlaamse Raad voor Nutsbedrijven, waarvan Eandis lid is. Na de ontwerp- en ontwikkelingsfase van het project GIPOD in de voorbije jaren, werd in 2010 werk gemaakt van de functionele en technische analyse. Eandis heeft zich daarbij geëngageerd om de werkopdrachten van de geplande investeringswerken van enige omvang, in het GIPODplatform in te brengen. De implementatie van het project is voorzien voor begin 2012.
40
Dat Eandis inzake synergiewerken reeds meewerkt, bewijst de stijgende trend van het aantal werven waar Eandis als piloot van de synergiewerken optreedt. Dezelfde trend is vast te stellen voor de verhouding van de sleuflengte van synergiewerken tussen meerdere nutsmaatschappijen tot de totaliteit van alle Eandiswerven.
Evolutie synergiewerken 50
Synergiewerven / totaliteit werven Sleuflengte (synergiewerven/totaliteit werven)
45
40
35
30
25
20
2007
2008
2009
41
2010
42
Verantwoord omgaan met afval
43
Verantwoord omgaan met afval Nog bewuster omspringen met afval kan door het te voorkomen, te hergebruiken en/of te recycleren, om zo uiteindelijk ook de absoluut niet-herbruikbare volumes maximaal te beperken. Eandis zet op dat vlak zijn inspanningen continu verder, om zo verantwoord te voldoen aan de maatschappelijke noden en verwachtingen.
Afbouw PCB-transformatoren afgerond In december 2010 werd de laatste PCB-houdende transformator van de Vlaamse gemengde distributienetbeheerders van het elektriciteitsnet verwijderd. Dat betekende meteen het eindpunt van een zeer ambitieus saneringsproject voor een stapsgewijze afbouw van deze soort transformatoren, dat in het jaar 1997 begon. Transformatoren vormen een cruciale schakel om de stroom van het hoogspanningsnet via het midden- en laagspanningsnet tot bij de gebruikers te brengen. In de jaren zestig en zeventig werden daartoe massaal PCB-transformatoren - of askareltransformatoren - geplaatst, omwille van de onontvlambaarheid en de goede elektrische eigenschappen. Maar achteraf is gebleken dat PCB belangrijke nadelen heeft: de vloeistof wordt moeilijk biologisch afgebroken en bij verbranding met voldoende zuurstof en heel hoge temperaturen, kunnen er gevaarlijke dioxines ontstaan. Midden de jaren tachtig kwam er dan ook een verbod op de productie ervan. Opeenvolgende besluiten van de Vlaamse regering stipuleerden dat de afbouw van PCBhoudende apparaten beëindigd moest zijn tegen eind december 2010.
44
Aantal PCB-transformatoren op het distributienet van Eandis
Aantal PCBtransformatoren gepland in dienst
Aantal PCBtransformatoren reëel in dienst
Reële jaarlijkse afbouw
1996
-
3 139
-
1997
-
3 012
127
1998
-
2 852
160
1999
2 700
2 531
321
2000
2 455
2 096
435
2001
2 209
1 879
217
2002
1 964
1 603
276
2003
1 718
1 261
342
2004
1 473
960
301
2005
1 227
702
258
2006
982
471
231
2007
736
299
172
2008
491
166
133
2009
245
53
113
2010
0
0
53
Evolutie PCB-transformatoren 3000
Geplande afbouw Reële afbouw Jaarlijkse reële afbouw
2500
2000
1500
1000
500
0 1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
45
Kringlooptegels Recyclage van afvalstoffen voor de omzetting ervan in nieuwe producten, blijft ook een van de methoden om afvalstromen in te perken. Eandis gebruikt al sedert 1994 kunststoffen ‘kringlooptegels’ voor het afdekken van de sleuven waarin de elektriciteits- en/of aardgasnetten liggen. Ze zijn vervaardigd uit de recyclage van gesorteerde huishoudelijke kunststofafval-stromen in enkele Vlaamse regio’s, en vormen zo een duurzaam, sterk en nuttig product.
ton 6 2 9 2 5 -
Het jaarlijkse verbruik varieert uiteraard met de aantallen nieuw of te herleggen elektriciteits- en gasleidingen. Maar het continue gebruik ervan duidt op een blijvende nuttige toepassing van gerecycleerd afval, en genereert daardoor eveneens een substantiële vermijding van CO2-emissies.
Evolutie kringlooptegels 4 000
60 000 Jaarlijkse tonnage
3 500
Cumulatief vermeden CO 2 -emissies (ton)
2 500
36 000
2 000 24 000
1 500
CO 2 -emissie (ton)
48 000
3 000
1 000 12 000 500 0
0 2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
Hoeveelheden kringlooptegels en vermeden CO2-emissie Cumulatieve hoeveelheden vanaf 1994 (in ton)
Jaarlijkse hoeveelheden (in ton)
Cumulatief vermeden CO2–emissies (in ton)
2003
1 781
15 384
23 076
2004
2 249
17 634
26 451
2005
2 501
20 135
30 202
2006
2 149
22 284
33 426
2007
2 828
25 112
37 668
2008
3 050
28 162
42 243
2009
3 429
31 590
47 386
2010
3 693
35 284
52 926
46
Dagelijkse afvalzorg Ook in 2010 kende de onderneming acties om de dagelijkse afvalstromen op een zo duurzaam mogelijke manier te beheren. Een greep uit deze acties: •
Sorteren van PMD-afval In het hoofdgebouw in Melle ging begin 2010 een project van start voor het afzonderlijk verzamelen van blikjes en plastic flessen. Dat gebeurde eerst in een proeffase, waarna een positieve evaluatie groen licht gaf voor een uitrol naar de volledige vestiging.
•
Papierpreventie Eandis wenst niet alleen oog te hebben voor zijn eigen papierverbruik, maar wil dat ook doortrekken naar derden. Zo werd in 2010 een project gestart rond de centrale planservice. Wie graafwerken wil uitvoeren in de ondergrond, is verplicht om plannen op te vragen bij alle nutsbedrijven die in de werfzone leidingen kunnen hebben. Eandis krijgt jaarlijks zo’n 75 000 aanvragen, zowel van aannemers als van studiediensten. Door nu een aangepaste informaticatoepassing voor die planaanvragen uit te werken, is rondom de aangevraagde werfzone het best passende kader berekend. Daarbij wordt het papierformaat berekend in functie van de gebruiksvriendelijkheid en een zo beperkt mogelijk papierverbruik. Als gevolg daarvan ontvangt de aanvrager veel minder papier, maar heeft hij toch de nodige informatie. De toepassing werd vanaf juni 2010 geïmplementeerd en bespaart nu reeds meer dan 60 procent papier. Op jaarbasis zal dat neerkomen op een reductie van meer dan 250 000 m² papier, of zo’n 4,2 miljoen vellen A4.
•
Leidingwater vervangt flessenwater Sinds maart 2010 zijn de 103 waterautomaten met plastic vaten van de onderneming, vervangen door nieuwe waterfonteinen met al of niet gekoeld leidingwater. De vervangen automaten toonden immers heel wat nadelen en negatieve gevolgen voor de ecologische voetafdruk: noodzaak om frequent te reinigen, mineraalwater dat honderd tot driehonderd maal duurder is dan leidingwater, het gewicht en de plastic flessen op zich, evenals de frequente bevoorrading per vrachtwagen. Vandaar de beslissing om over te gaan naar leidingwater, eerst in een testfase en op basis van een evaluatie. De voordelen van de fonteinen met leidingwater zijn legio: zo is het leidingwater in België van topkwaliteit en voldoet het aan de strengste Europese kwaliteitscriteria. Op het vlak van hygiëne is er geen blootstelling aan UV-stralen en dus geen algenvorming, en is de kans op contaminatie bij laag verbruik onbestaande. Bovendien zijn er geen plastic flessen meer in omloop, en is er geen af- en aanrijden meer van trucks om de bevoorrading te verzekeren. Ten slotte ligt het energieverbruik lager en is het leidingwatersysteem in z’n totaliteit zowat de helft goedkoper.
•
Afvaltransport Een aanzienlijk deel van het afval van de onderneming belandt in rolcontainers die op vaste dagen worden geledigd. Met een doorgedreven oefening om de ophaalfrequentie aan te passen aan de reële situatie op de locaties zelf, werden deze ophaalbeurten geoptimaliseerd met het oog op een vermindering van het aantal transportbewegingen.
47
-40 ton
CO2-balans
on -5 588 t
Selectief sorteren rendeert niet alleen op financieel vlak, maar geeft ook een belangrijke ecologische meerwaarde. Dat wordt duidelijk door de CO2-analyse van de afvalstromen van de onderneming. Een vergelijking tussen de CO2-uitstoot van het al of niet sorteren voor verwerking van de afvalstromen, duidt op een aanzienlijk verschil. Maar ook andere initiatieven, zoals het inzetten van een zuiniger vrachtwagenpark voor het ophalen van het afval en de optimalisering van het afvaltransport, leiden tot een verbetering van onze ecologische voetafdruk.
48
Slim(mer) mobiel
49
Slim(mer) MOBIEL De klimaatdoelstellingen om tot een reductie van de CO2-uitstoot te komen, zorgen ervoor dat onze huidige invulling van mobiliteit meer en meer in vraag wordt gesteld. Door alternatief duurzaam vervoer te promoten, wil ook Eandis mee zoeken naar een deel van de oplossing voor dat mobiliteitsprobleem. Zo wil de onderneming voor zijn woon-werkverkeer, zijn leasingwagens en de dienstverplaatsingen, minder kilometers en minder vervuilende kilometers.
Duurzaam mobiel Een duurzaam mobiliteitsbeleid kan een belangrijke bijdrage leveren tot het verlagen van de ecologische voetafdruk en de CO2-uitstoot van de onderneming. Maar kiezen voor die meer milieuvriendelijke verplaatsingswijzen, gaat niet van vandaag op morgen. Eandis wil zich daarom verder blijven inzetten voor het stimuleren van duurzaam verplaatsingsgedrag. Zo heeft de onderneming in de voorbije jaren reeds inspanningen geleverd om duurzaam mobiliteitsgedrag bij zijn werknemers te stimuleren en te faciliteren. Dat mobiliteitsbeleid werd in 2010 verder uitgediept en zal uiteraard ook de komende jaren verder worden ontwikkeld.
Beperken en verduurzamen Het project ‘Ecologische voetafdruk’ stelt als ambitie om 1 300 kg CO2 per persoon te besparen tussen 2008 en 2012. Het duurzaam mobiliteitsbeleid van Eandis speelt daarin uiteraard mee. Het steunt op twee pijlers: •
Het maximaal voorkomen van verplaatsingen De onderneming is ervan overtuigd dat het aantal dienstverplaatsingen fors minder kan, zonder dat de dienstverlening in het gedrang komt. Dat kan gebeuren door tal van ingrepen, zoals het bundelen van vergaderingen, het invoeren van teleconferenties, het decentraliseren van opleidingen en vergaderingen enz. Een mogelijk project dat hierbij aansluit is de ‘dienstverplaatsingsloze vergaderdag’ die in 2011 zal worden uitgetest: het is een engagement om op nog te bepalen tijdstippen geen vergadering buitenshuis in te plannen. Dat zal medewerkers er niet alleen toe aanzetten om bepaalde vergaderingen te bundelen in tijd en ruimte, maar ook om die dag alternatieve verplaatsingsmanieren te gebruiken, zoals bijvoorbeeld de fiets of carpoolen.
•
De toch noodzakelijke verplaatsingen, zo duurzaam mogelijk laten verlopen Het spreekt voor zich dat sommige verplaatsingen niet kunnen worden vermeden. Daartegenover staan dan de inspanningen van de onderneming om het duurzame karakter ervan te bevorderen. Bedoeling ervan is om, in het bijzonder ook voor de woonwerkverplaatsingen, het aandeel duurzame kilometers te verhogen. M.a.w. het aantal werknemers dat fietst, het openbaar vervoer neemt of carpoolt, zou moeten toenemen. Het mobiliteitsbeleid van Eandis stimuleert duurzaam pendelen onder meer door CO2-luwe verplaatsingen financieel te belonen, door bedrijfsfietsen aan te bieden, evenals elektrische wagens voor carpoolers, door het openbaar vervoer volledig gratis aan te bieden, en door gerichte sensibiliseringscampagnes.
50
Concrete acties in 2010 •
Wie duurzaam pendelt, wordt beloond In 2010 werden bestaande maatregelen, zoals gratis openbaar vervoer, fietsvergoeding en de fiscaal voordelige regeling voor carpoolers, opnieuw uitgebreid in de kijker gezet. Uit contacten bleek immers dat niet alle medewerkers op de hoogte waren van hoe kostenbesparend duurzaam pendelen is.
•
Carpoolers worden extra in de watten gelegd Op de meeste ondernemingslocaties zijn er voor hen speciaal voorbehouden parkeerplaatsen, dicht bij de ingang. In het hoofdgebouw in Melle krijgen carpoolteams zelfs een gratis elektrische poolwagen ter beschikking. Ook voor dienstverplaatsingen staan er in Melle elektrische wagens ter beschikking.
•
Investeren in kortere en meer duurzame verplaatsingen Eandis wil in de eerste plaats fietsen, carpoolen en het openbaar vervoer stimuleren. Voor wie een goede openbaarvervoerverbinding heeft, stelt Eandis bedrijfsfietsen ter beschikking om te pendelen tussen het station en de Eandissite. Daarnaast wordt verder geïnvesteerd in het systeem van open offices, waarin werknemers met een grote woon-werkafstand op regelmatige basis dichter bij huis kunnen werken, en zo hun woon-werkkilometers aanzienlijk kunnen verminderen. Dat aanbod aan open offices wordt duidelijk gewaardeerd: het aantal werkdagen in open offices steeg van 244 in 2008 tot 1 041 in 2009 en tot 2 353 dagen in 2010.
•
Persoonlijke ‘Bereikbaarheidsfiche’ op de rails 2010 kende alvast de voorbereiding voor het ter beschikking stellen van een speciale ‘Bereikbaarheidsfiche’ in het voorjaar van 2011. Vastgesteld werd immers dat de gemiddelde woon-werkafstand van de medewerkers van Eandis dan wel zo’n 25 km bedraagt, maar dat toch heel wat werknemers slechts op ‘fietsafstand’ van het werk wonen. Om alternatief vervoer te stimuleren zal vanaf midden maart 2011 iedere medewerker de mobiliteitssituatie van zijn Eandissite kunnen raadplegen en downloaden via de digitale bereikbaarheidsfiches op het intern netwerk van Eandis. Belangstellende medewerkers kunnen zo hun persoonlijke mobiliteitssituatie en die van hun werkplaats raadplegen en evalueren. Zo zullen ze bijvoorbeeld een fietsroute kunnen uitstippelen, stopplaatsen van het openbaar vervoer opzoeken, info delen met collega’s enzovoort.
September 2010: eerste Eandis Mobiliteitsweken Informeren en sensibiliseren vormen uiteraard essentiële onderdelen van de mobiliteitsstrategie van Eandis. De mobiliteitspagina’s op het intranet van de onderneming, geven een overzicht van alle initiatieven die Eandis neemt op het vlak van duurzame mobiliteit. En via een maandelijkse specifieke publicatie die iedereen bereikt, worden nieuwe mobiliteitsacties en andere acties voor de vermindering van de CO2-uitstoot aangekondigd. Daarenboven vonden van 13 tot 24 september 2010 de eerste Eandis Mobiliteitsweken plaats. Alle medewerkers werden opgeroepen om tijdens die weken zoveel mogelijk op een duurzame manier te pendelen en dienstverplaatsingen te maken. Aan de hand van een ‘mobiliteitskalender’ konden de werknemers die deelnamen, hun duurzame kilometers registreren. In totaal namen 282 collega’s deel aan het initiatief, waarbij zij niet minder dan 74 176 duurzame kilometers aflegden. Fietsen en carpoolen bleken bij hen de meest populaire duurzame verplaatsingswijzen, gevolgd door het gebruik van elektrische fietsen.
51
-15 ton
Tijdens de mobiliteitsweken werden daarenboven volgende diensten aangeboden: • Infostands over mobiliteit, in de Eandisvestigingen van Melle, Erembodegem, Leuven, Mechelen, Brugge, Lokeren, Turnhout, Antwerpen, Sint-Niklaas, Ieper, Kortrijk, Gent, Deurne en Merelbeke. Daarbij konden de medewerkers eveneens gratis elektrische fietsen uittesten voor hun woon-werkverplaatsing. Gezien het grote succes en de positieve evaluaties zal die actie in 2011 zeker worden hernomen. • Een proefproject rond het uittesten van vouwfietsen voor en door de meteropnemers van Eandis. Ook dit zal in 2011 worden herhaald, aangezien uit de evaluatie bleek dat die vouwfietsen parkeerproblemen vermijden, tijdsbesparend zijn en vooral in de stad zorgen voor een vlottere meteropneming. Wie woont waar, en hoe komt hij of zij naar het werk?
Tijdens de mobiliteitsdagen werden voorbeelden getoond van ‘puntenkaarten’, zoals het voorbeeld hierboven voor de streek van Gent. Op zo’n kaart krijgen alle medewerkers een punt op de plaats van hun woonplaats tegenover hun werkplaats, naast een kleur die duidt op hun manier van woon-werkvervoer. Dat geeft een goed beeld van de mobiliteit en de gebeurlijke alternatieve mogelijkheden zoals carpooling, openbaar vervoer, fiets enzovoort.
52
Elektrische voertuigen: stap voor stap … Elektrische voertuigen zijn vandaag nog een zeldzaamheid. Maar eens ze op grotere schaal ingeburgerd zullen zijn, wordt verwacht dat het verbruik ervan en de nodige energie om de batterijen op te laden, een niet onbelangrijke impact zullen hebben op de netcapaciteit. In België beschikt zo’n 70 procent van de woningen over een garage of een private parkeerplaats, wat bij uitstek de geschikte laadpunten voor elektrische voertuigen zijn. Bijkomende laadpunten op publiek toegankelijke plaatsen zullen de eerstkomende jaren verschijnen en zullen zorgen voor de bewustmaking van het potentieel van elektrische mobiliteit. Met een proefproject rond elektrische voertuigen wil Eandis enige ervaring verwerven, vooral met het oog op de gevolgen voor het distributienet.
Eandis neemt tien elektrische voertuigen in dienst Met de aankoop van tien elektrische wagens wil Eandis onder meer ervaring verwerven over de impact van die voertuigen op het distributienet. Dat is noodzakelijk om de juiste oplossingen te kiezen op het vlak van infrastructuuraanpassingen en nieuwe toepassingen op het netwerk, zoals bijvoorbeeld elektrische laadpalen. Eandis neemt overigens ook deel aan Vlaamse proefprojecten rond de invoering van elektrische voertuigen. De aangekochte elektrische voertuigen staan gratis ter beschikking voor personeelsleden die carpoolen. Daarmee speelt Eandis ook in op de eigen sensibiliseringscampagne rond de ecologische voetafdruk, die in 2009 is opgestart. Het project draagt op verschillende manieren bij tot een reductie van de CO2-uitstoot, aangezien de elektrische voertuigen geen CO2-uitstoot veroorzaken tijdens het rijden, en de elektrische voertuigen in eerste instantie worden uitgeleend aan personeelsleden die aan carpooling doen. Dat resulteert in een reductie van het totale aantal gereden kilometers door het personeel.
Opbouwen van kennis De verwachte verdere opkomst van elektrische voertuigen in de samenleving, zal een significante impact hebben op het elektriciteitsnet. Als er in de toekomst steeds meer gezinnen een elektrische wagen aanschaffen, dan wordt verwacht dat het laden ervan vooral thuis zal gebeuren. Dat zou de zogeheten ‘piekbelasting’ van de laagspanningsnetten, die zich rond 18 uur situeert, drastisch kunnen verhogen omdat het inpluggen van de elektrische voertuigen rond hetzelfde tijdstip zal gebeuren. Eandis anticipeert hierop door de impact van het laden van elektrische voertuigen op het net te integreren binnen de ontwikkeling van het toekomstige slimme elektriciteitsnet. De uitbouw van zo’n slim net moet onder meer toelaten om de piekbelasting te spreiden in de tijd en zo de integratie van het toenemende aantal elektrische voertuigen te bevorderen.
53
Vandaar dat Eandis nu reeds het gedrag van de elektrische voertuigen, hun batterij en de interactie met het net, in kaart brengt. De cruciale parameters die hiervoor nodig zijn, worden verzameld. Dat gebeurt aan de hand van meetgegevens op het niveau van de laadpunten, maar ook met meetapparatuur die in het voertuig is geïnstalleerd. Uit de eerste metingen blijkt reeds dat de stroom tijdens het laden niet constant is, en onder meer varieert in functie van de batterijspanning. Dit heeft tot gevolg dat ook de belasting van het net varieert. Ook vertoont de batterij een bijzonder complex gedrag, waarover momenteel nog maar zeer weinig geweten is. Ook wenst Eandis actief deel te nemen aan proefterreinprojecten waarbij samenwerking voorzien wordt tussen gemeenten, bedrijven en onderzoeksinstellingen. Via die proeftuinen zullen innovatieve technologieën, producten, diensten en concepten verder worden getest.
Hoog elektrisch bezoek In het raam van een bezoek aan de gemeente Melle, bracht de Amerikaanse ambassadeur in België, begin december 2010 ook een bezoek aan het hoofdkantoor van Eandis. Hij werd daartoe in het gemeentecentrum van Melle opgehaald door een van de tien elektrische wagens van de onderneming. De ambassadeur bleek tijdens zijn bezoek sterk geïnteresseerd in de inspanningen van Eandis voor rationeel energiegebruik en ecologisch beleid, zeker ook in de eigen gebouwen. De reeks energieen milieuvriendelijke toepassingen van het hoofdgebouw van Eandis kwamen daarbij uitgebreid aan bod.
54
Eandis bedrijfswagenvloot Eén van de initiatieven voor de vermindering van de ecologische voetafdruk van de onderneming is het terugdringen van de CO2-uitstoot van zijn bedrijfswagenpark. Hiertoe wordt het in 2009 gelanceerde initiatief van het opleidingsprogramma voor e-positief rijden na een proef in 2008 niet alleen voortgezet, maar nog uitgebreid. E-positief rijden is een levenshouding om zuiniger, preventiever, milieubewuster en sociaal vriendelijk te rijden zonder echter in te boeten aan gemiddelde snelheid. Bovendien leidt de opleiding tot een vermindering van de kosten voor brandstof, schade, verzekeringen ... Traject e-positief rijden van DrivOlution(D)
1 vertrek: nulmeting
3 Tussenstop 2: individuele praktijkles 4 Onderweg
6 Onderweg 7 Tussenstop 4: rijstijlanalyse 8 Onderweg
2 Tussenstop 1: e-opleiding
8 Bestemming bereikt: evaluatie
5 Tussenstop 3: groepsessie
Dankzij de positieve resultaten van het pilootproject in 2008, volgde in 2010 de beslissing om gaandeweg de volledige kaderpopulatie van Eandis te laten deelnemen aan dit opleidingstraject. Aantal deelnemers e-positief rijden
Groep 1
Groep 2
Aantal deelnemers
51
44
Start jaartraject
juli 2009
december 2009
Groep 3
Groep 4
Groep 5
52
27
55
februari 2010
mei 2010
55
september 2010
e-positieve resultaten
n -264 to
In 2010 was er voor de globale vloot van de leasingwagens een daling van het brandstofverbruik met ongeveer zes procent. Dat komt op jaarbasis overeen met een minderverbruik van ongeveer 91 000 liter dieselbrandstof. En het nieuwe bedrijfswagenbeleid heeft er ook voor gezorgd dat de gemiddelde CO2-uitstoot van het leasingwagenpark in 2010 daalde met 7,30 procent. In december 2010 bedroeg de gemiddelde CO2-uitstoot van de leasingwagens 142,52 g/km. De vermindering is mee te verklaren door het nieuwe bedrijfswagenbeleid, waarbij de nadruk ligt op de aanschaf van wagens met een lagere CO2-uitstoot. Resultaten e-positief rijden Groep 1 (in %)
Groep 2 (in %)
Groep 3 (in %)
Groep 4 (in %)
6
15
10
16
-10 % < Resultaat < - 6 %
16
41
19
12
- 6 % < Resultaat < 0 %
59
39
54
48
0 % < Resultaat < 6 %
16
0
17
20
4
5
0
4
Resultaat < -10 %
6 % < Resultaat
Bronnen CO2-besparingen: p. 20: Synergrid - Federatie van de netbeheerders elektriciteit en aardgas in België p. 46 en p. 48: Studies door CE Delft - Committed to the Environment - Onafhankelijk onderzoeks- en adviesbureau p. 47, p. 51 en p. 56: ADEME - Agence de l’Environnement et de la Maîtrise de l’Energie - Méthodologie bilan carbone®
56