milieuwerk 3 DE PROVINCIALE MILIEUWERELD UITGELICHT jaargang 18, oktober 2009
Milieubeleid in teken klimaattop Kopenhagen
Op Prinsjesdag maakte het kabinet haar klimaatbeleid voor 2010 bekend. Dit jaar staat vooral in het teken van de resultaten van de internationale klimaattop in Kopenhagen in december. De internationale gemeenschap moet daar bindende afspraken maken over de terugdringing van de wereldwijde CO2-uitstoot.
Foto: Michiel Wijnbergh.
Nationaal en international zijn momenteel alle ogen gericht op de klimaattop in Kopenhagen. Regeringsleiders praten van 7 tot 18 december in de Deense hoofdstad over een nieuw klimaatverdrag. Na de eerder gemaakte afspraken in Kyoto zijn nu veel ingrijpender afspraken nodig om te voorkomen dat de gemiddelde temperatuur op aarde verder dan twee graden stijgt. Wereldwijd betekent dit een enorme opgave.
Spilfunctie regio’s Bij het uitvoeren van de Kopenhagen-afspraken vervullen volgens de gedeputeerden Harry
Keereweer (Gelderland) en Tanja Klip (Drenthe) de regionale overheden een essentiële rol (zie pagina 2). Het kabinet heeft laten weten dat het in ieder geval zaak is dat ‘Kopenhagen’ uitwerking krijgt in juridisch bindende, mondiale mechanismen en richtlijnen. Afgesproken emissiereducties en overige acties moeten meetbaar en verifieerbaar zijn. Ook moeten er afspraken komen over de internationale financiën: wie betaalt hoeveel en wie houdt er toezicht? Van belang is verder duidelijkheid over de verdeling van de reductiedoelstelling van 30% minder CO2 binnen de EU.
Kabinetsbeleid Het kabinet maakte op Prinsjesdag bekend dat de milieudoelen voor 2011 worden gehaald. Op de langere termijn is dat echter onzeker. In juni 2010, bij de tussenevaluatie van het klimaatbeleid, zal het kabinet besluiten of extra ingrepen of alternatieven voor het huidige beleid nodig zijn. Kern van het kabinetsbeleid blijft het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen door het tempo van energiebesparing te verhogen en de inzet van duurzame energie te vergroten. Dit gecombineerd met beleid gericht op ruimtelijke aanpassingen die nodig zijn door de klimaatveran-
dering. Het kabinet signaleert dat de fundamenten voor deze aanpak steeds steviger worden. Zo is van de 6 miljard euro aan stimuleringsmaatregelen voor het weer aan de praat krijgen van onze haperende economie meer dan 30% expliciet gericht op verduurzaming: het geld is bestemd voor energiebesparing, duurzaam ruimtegebruik en de productie van duurzame energie. Ook wordt de stimuleringsregeling duurzame energie (SDE) ruimer gefinancierd uit een opslag op het elektriciteitstarief. Daarmee krijgen bedrijven meer zekerheid voor toekomstige investeringen.
.
Opmaat naar Copenhagen Convention
CO2-opslag is zaak van ons allemaal
Haalbaarheid KWO in oogwenk in beeld
Alle bodeminformatie in één database
Ziet Europa het licht?
De gedeputeerden Harry Keereweer en Tanja Klip willen dat de regionale overheden nauw worden betrokken bij de Copenhagen Convention in december. In de regio’s moet het immers gebeuren.
Het grootschalig toepassen van vormen van duurzame energie laat zeker tot 2050 op zich wachten. Om deze tijdspanne te overbruggen is grootschalige afvang en opslag van CO2 dé oplossing.
Zeeland heeft voor KWO-opslag de eerste provinciale bodemenergiemodule van Nederland ontwikkeld. Met behulp hiervan wil de provincie werk maken van het omzetten van bodemenergie in harde euro’s.
Alle informatie rond bodemsanering brengt de provincie Fryslân onder in één database. Indien anderen dit initiatief volgen ontstaat een landelijk dekkend beeld van alle bodemsaneringsgegevens.
De milieuambities van de pas herbenoemde EC-voorzitter Barroso richten zich grotendeels op het tegengaan van de klimaatverandering. Hij ziet klimaatbeleid vooral als een kans om innovatie te bevorderen.
LEES VERDER OP PAGINA 2
LEES VERDER OP PAGINA 4
LEES VERDER OP PAGINA 7
LEES VERDER OP PAGINA 9
LEES VERDER OP PAGINA 10
Opmaat naar Copenhagen Convention
Klimaataanpak moet in regio’s gebeuren Regionale en lokale overheden moeten een dikkere vinger in de pap krijgen bij de klimaataanpak. Daar zijn de gedeputeerden Harry Keereweer (Gelderland) en Tanja Klip (Drenthe) het roerend over eens. Wil de spa tijdig de grond ingaan, dan is het zaak de regionale overheden nauw te betrekken bij de Copenhagen Convention in december. In de regio’s moet het immers gebeuren. Gedeputeerde Keereweer (Gelderland), voorzitter van de IPO-adviescommissie Water, bezocht samen met zijn Drentse collega Klip, de regionale en lokale klimaattop in Kopenhagen. Deze vond vlak voor de zomer plaats als een van de stappen op weg naar de echte top van 7 tot 18 december. Keereweer kijkt met een tevreden gevoel terug op de bijeenkomst. “Het meest trof mij hoe actief lokale en regionale overheden nu al volop bezig zijn met adaptatiemaatregelen in relatie tot klimaatveranderingen. Dat komt overeen met de praktijk in mijn provincie. Zo werken we in Gelderland nu al aan de ruimteaanpassing voor de rivieren de IJssel en de Waal en zoetwateropslag in de Achterhoek. Dat zit allemaal nog wel in de onderzoeks- en planverkenningsfase, maar we zijn toch begonnen.” Die ‘actiebereidheid’ zag ook Klip. “Bij lokale en regionale overheden is een breed Tanja Klip (foto: provincie Drenthe) gevoelde urgentie ten aanzien van de klimaatproblematiek. Er gebeurt al veel en verschillenden hebben op diverse terreinen een koploperspositie. Nu moeten we die kennis gaan uitwisselen, zowel regionaal als landelijk.”
Gebiedskennis Die internationale afstemming vindt Keereweer eveneens belangrijk. “Bijna 85 procent van ons rivierensysteem zit in het buitenland. In Tiel kijken we naar oplossingen voor wonen aan en in de rivier en aanpassingen aan de veranderende situatie. Hetzelfde gebeurt in Hamburg en in tal van andere streken. Provincies, waterschappen en gemeenten kunnen concrete maatregelen en voorbeelden aandragen, hebben gebiedskennis en kunnen dus ook echt het initiatief nemen. Daarom moet het ministerie de regionale overheden nauw betrekken bij de Copenhagen Convention eind dit jaar.” Klip gaat zelfs nog een stapje verder. “Ik wil er bij het kabinet op aandringen om lokale en regionale vertegenwoordigers op te nemen in de delegatie. In de regio moet het uiteindelijk gebeuren, dat zie je ook aan het Klimaatakkoord. Provincies en gemeenten moeten de kennis en innovaties ontwikkelen en straks de partners bijeenbrengen. Maar dan moet de regering dat wel stimuleren.”
Voorhoede Op een aantal terreinen behoort ons land tot de voorhoede als het gaat om het nemen van klimaatmaatregelen. Water is al genoemd, maar er is meer. Keereweer: “Samen met Duitsland zijn we al heel ver om met klimaatcorridors natuur te laten migreren van de Veluwe via Overijssel naar het Teutenburgerwald, via het Rijkswoud naar het Zwarte Woud en zelfs via Limburg naar de Ardennen. Ook ligt er nu een verzoek bij Economische Zaken van een Australische maatschappij om methaangas uit steenkool te halen. Dat kan door het water te onttrekken, maar ook door met behulp van CO2 de druk te verhogen. Het zijn echt de provincies die nadenken over innovatieve mogelijkheden, het rijk is daarin slechts vergunningverlener.”
“Veel lokale en regionale overheden zijn nu al volop bezig met adaptatiemaatregelen” Klip hamert op haar beurt op het belang van CO2-opslag in de bodem. “Het is een noodzakelijke tussenstap, want voor ons energiegebruik blijven we de komende tientallen jaren nog zeer afhankelijk van fossiele brandstoffen. We zijn gewoon niet in staat om op korte termijn zoveel windmolens, biomassacentrales of wat dan ook te bouwen. Dus moeten we heel zorgvuldig overgaan tot CO2opslag. Dat brengt ook innovatie en kennis met zich mee, die we weer kunnen vermarkten. China, waar de komende decennia nog tientallen kolencentrales gebouwd worden, is bijvoorbeeld geïnteresseerd in die kennis. En toevallig heb-
ben wij in Noord-Nederland veel ruimte in de bodem, waardoor we in razend tempo die kennis kunnen ontwikkelen. Provincies moeten daarom meer te zeggen krijgen over die ondergrond. Niet alleen vanwege CO2-opslag, maar ook met het oog op aardwarmte, geothermie en de fossiele brandstoffen die nog op veel plekken zitten. Bovendien moeten we zorgvuldiger met ons grondwater omgaan. Kortom, het wordt behoorlijk druk in de ondergrond en beslissingen daarin kun je vaak maar een keer nemen.”
Kost gaat voor de baat uit De samenwerking tussen de verschillende bestuurslagen verschilt volgens Keereweer van dag tot dag. Toch gaat daar niet zijn grootste zorg naar uit. “De uitvoering komt op zich wel in orde. Ernstiger is dat bij de bestaande plannen in het kader van ‘Ruimte voor Rivier’ nog onvoldoende middelen beschikbaar om nu al goed te kunnen anticiperen. Uitvoeren op de oude manier betekent kapitaalvernietiging, dus bekijken we met het kabinet en de Tweede Kamer of we alvast geld naar voren kunnen halen. De kost gaat dus voor de baat uit.” Klip vindt dat Harry Keereweer (foto: provincie Gelderland) de samenwerking tussen de verschillende overheden op zich goed loopt. “Dat kan ook haast niet anders. Wel vind ik dat wij als regionale overheden toegang moeten krijgen tot het fonds van de emissierechtengelden. Vervolgens kunnen we deze middelen in zetten voor duurzame energieoplossingen.”
“Het kabinet moet beslist lokale en regionale vertegenwoordigers opnemen in de Kopenhagen-delegatie” Watertekort Behalve betrokkenheid van de regionale partijen, hoopt Keereweer tijdens de Copenhagen Convention op veel aandacht voor het watertekort in de wereld. “Aan mijn sessie in Kopenhagen nam de minister van stedelijke ontwikkeling van Afghanistan deel. Hij zei dat 25 jaar droogte in Afghanistan meer ellende en onheil heeft veroorzaakt dan 25 jaar oorlog. Tegenwoordig hebben we dus niet alleen te maken met incidenteel extreem hoge waterstanden, maar ook met te weinig water voor natuur, landbouw en drinkwatervoorziening. Dat verschilt van plek tot plek en vereist om die reden eveneens internationale of binationale afstemming.” Klip kan moeilijk inschatten wat ze precies van de Copenhagen Convention moet verwachten. “Maar van nature ben ik optimistisch. Ik word ook omgeven door mensen die er allemaal heilig van overtuigd zijn dat we die stappen gewoon moeten maken. Je kunt je haast niet voorstellen dat anderen daar anders over denken. Maar het moet wel door alle partijen gedragen worden. Overheden kunnen niet zomaar wat opleggen als er geen duidelijk draagvlak is.”
Uitdaging Keereweer blijft er in er zijn rol als IPO-voorzitter Water in ieder geval alles aan doen om een duidelijke stempel te drukken in de discussies over adaptatie, het zoet/zoutprobleem, droogte en hoog water in combinatie met klimaatverandering. “Dat is mijn hoofdtaak, om de provincies samen bij de uitvoering te betrekken.” Klip ziet als belangrijkste uitdaging in interprovinciaal verband het ‘daadwerkelijk goed invullen’ van het Klimaatakkoord. “Dan zijn we al een hele stap verder. Daarom moeten regionale en lokale overheden niet alleen betrokken worden bij Kopenhagen. Ik snap best dat regeringen uiteindelijk met elkaar tot klimaatafspraken moeten komen, maar neem die regionale overheden daar tijdig in mee. Want anders gaat het gewoon niet lukken!”
.
Jan de Graaf
MILIEUVRIENDELIJK DRUKKEN Werken op slijtvaste vloeren voorzien van een lekdichte toplaag
milieuwerk
Strijd om afval bedreigt recycling
Op de markt voor afvalverbranding woedt momenteel een hevige concurrentiestrijd. Deze vormt een bedreiging voor de Nederlandse bedrijven die zorgen voor gescheiden inzameling en recycling van afval.
KORT
LOM Handhavingsportaal is live!
Handhavers op het gebied van de leefomgeving moesten tot voor kort hun informatie zoeken bij vijf grote en tientallen kleinere websites. Daardoor was het aanbod ondoorzichtig en vaak niet praktisch bruikbaar. In het overleg tussen alle handhavingsinstanties is afgesproken om samenwerking en informatie-uitwisseling te stimuleren. Met de lancering van een nieuw handhavingsportaal door het Landelijk Overleg Milieuhandhaving (LOM) is hier werk van gemaakt. Toezichthouders en handhavers vinden op de site alle links naar praktijkcases, wetgeving, publicaties, opleidingen en een compleet overzicht van het handhavingsnetwerk. Geordend per thema en subthema. Daarnaast vindt men op de site elke dag het laatste nieuws. Het maken van de site is een initiatief van het LOM. Het adres is: www.handhavingsportaal.nl
.
Foto: Michiel Wijnbergh.
Door overcapaciteit is de prijs van afvalverbranding ingestort. De aanzuigende werking van de afvalovens die hierdoor is ontstaan vormt een ernstig gevaar voor het behalen van klimaat- en milieudoelstellingen en voor de werkgelegenheid in een maatschappelijk en economisch belangrijke sector. Hergebruik van afval komt daardoor ernstig in gevaar, in weerwil van Nederlands en Europees milieubeleid. Via een brandbrief aan de ministers van economische zaken en milieu hebben samenwerkende organisaties van recyclingbedrijven en de milieubeweging aan de noodrem getrokken. De brede coalitie van recyclingbedrijven en milieubeweging is van mening
Drenthe haalt meer uit het blauwe goud
Medeverantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het water zal een positief effect hebben op het beheer van de bodem waar dat grondwater uitkomt. Dit blijkt uit de nieuwe grondwatervisie van de provincie Drenthe. Volgens gedeputeerde Tanja Klip-Martin heeft het schone grondwater van Drenthe een belangrijke economische waarde. “Wij noemen dat het blauwe goud van Drenthe. Een duurzaam beheer en gebruik van grondwater kan een belangrijke bijdrage leveren aan de kernkwaliteiten van Drenthe. Denk aan combinaties van natuurbeheer en drinkwaterproductie. Daar ligt met een concessiestelsel misschien wel een nieuwe markt voor de agrarische sector. Onze provincie wordt er mooier van en we stellen door de verantwoorde duurzame aanpak onze grondwatervoorraad en de kwaliteit daarvan op de lange termijn veilig.” Voor de ondersteuning van alle nieuwe ontwikkelingen zal de provincie een kenniscentrum ontwikkelen dat
IPO MILIEUWERK 3 • jaargang 18 • oktober 2009 Uitgave: Interprovinciaal Overleg
zich verder verdiept in de opbouw van de bodem, kwaliteit van het grondwater en welke ontwikkelingen daar invloed op hebben
.
Hybridebussen in gebruik
De provincie Zuid-Holland heeft een eerste van vier hybridebussen in gebruik genomen. De bus wordt aangedreven door een schone dieselmotor en een elektromotor. In het eerste kwartaal 2010 wordt de vloot met nog eens twintig bussen uitgebreid. “Als opdrachtgever van het Openbaar Vervoer zijn wij in de gelegenheid om de bussen stiller, schoner en zuiniger te laten rijden”, aldus gedeputeerde Asje van Dijk. “In het coalitieakkoord hebben wij afgesproken dat we onze inwoners schone lucht willen laten inademen. Daarvoor hebben wij 2,6 miljoen euro ter beschikking gesteld aan dit project.” De meeste bussen worden ingezet in Alphen a/d Rijn, Gouda en Leiden. Naast de provincie heeft ook het ministerie van Verkeer en Waterstaat subsidie verleend. Staatssecretaris Huizinga liet weten
dat de overheid zich hard moet maken voor het realiseren van haar eigen milieudoelen en tenminste zou moeten zorgen voor een gelijk speelveld voor afvalverbranding en recycling. De verbrandingssector ontvangt immers overheidssteun voor de energieproductie, iets dat de recycling sector ontbeert voor de vaak grotere energiebesparing die zij bereikt door de productie van haar secundaire grondstoffen. “Voorkomen moet worden dat na de windenergie sector een tweede milieusector uit Nederland verdwijnt, zonder dat de Nederlandse overheid zich inspant om die sector voor de Nederlandse economie te behouden.” zo eindigt de brandbrief.
.
heel blij te zijn dat de eerste hybridebussen nu in het Groene Hart rijden. “Daarmee gaan wij dus vlot op weg om de ambitie van ‘alle bussen in Nederland schoon en stil’ in 2020 te halen. We zijn nu bezig met het ontwikkelen van een toekomstvisie voor het regionaal OV; dit initiatief gaan we daarin zeker meenemen:” Het project is één van de zes projecten uit het programma ‘Innovatieve Concessies’ van het ministerie van Verkeer en Waterstaat
.
Klimaatadaptatie in de Zuidplaspolder
De Zuidplaspolder, tussen Rotterdam, Zoetermeer en Gouda, is aangewezen als verstedelijkingslocatie. Er wordt gewerkt aan een nieuwe en duurzame inrichting. Tussen 2010 en 2020 komen er ongeveer 7.000 nieuwe woningen, honderden hectare bedrijfsterreinen en kassen. Vaak is twijfel geuit of deze diepe polder daar wel geschikt voor is. In de Zuidplaspolder ligt namelijk het laagste punt van Europa en de polder wordt aan één kant begrensd door de
rivier de Hollandsche IJssel. Provincie Zuid-Holland en Klimaat voor Ruimte hebben onderzoek gedaan of het wel veilig is om op deze plek woningbouw en bedrijventerreinen te realiseren. Dit met het oog op de stijgende zeespiegel, grotere rivierafvoeren en extremere weersomstandigheden veroorzaakt door klimaatverandering. Zij hebben hun resultaten gepubliceerd in het eindrapport ‘Klimaatadaptatie in de Zuidplaspolder’. Hierin staan naast deze analyse ook vele suggesties voor klimaatadaptatie, vertaald naar vijf concrete voorbeeldprojecten op diverse klimaatthema’s. Onlangs heeft het ministerie van VROM 24 miljoen euro uitgetrokken om deze klimaatadaptatiemaatregelen ook daadwerkelijk tot uitvoer te brengen. Nergens in Nederland is tot nu toe het klimaat zo uitdrukkelijk in de planvorming meegenomen. Deze benadering laat zien dat het goed is om klimaatbestendigheid een belangrijke plek in de planvorming te geven. Kijk voor meer informatie op www.aeneas.nl
.
CO2-opslag is zaak van ons allemaal
Om op termijn een wereldwijde catastrofe voor mens, milieu en economie te voorkomen, is een drastische reductie van de CO2-uitstoot nodig. De ontwikkeling van CO2-neutrale, grootschalig toepasbare alternatieve vormen van energie laat echter nog zeker tot 2050 op zich wachten. Om deze tijdspanne te overbruggen is afvang en opslag van CO2 dé oplossing.
Foto: Michiel Wijnbergh.
Afvang en opslag van CO2 oftewel Carbon Capture & Storage (CCS) is absoluut noodzakelijk om de Nederlandse klimaatdoelstellingen te kunnen realiseren. Buiten de noodzaak hiertoe, komt in ons land een aantal elementen samen waardoor Nederland een leidende positie op dit terrein kan innemen. Zo beschikt ons land over uitgebreide kennis van winning en opslag van gas, over een uitstekende infrastructuur voor het transport en over vele potentiële opslagplaatsen voor CO2 in de vorm van (bijna) lege gasreservoirs. Belangrijk is ook onze strategische positie ten opzichte van zowel grote Europese CO2-producenten als offshore opslaglocaties. Reden voor het rijk om de komende jaren sterk in te zetten op CCS.
Demonstatieprojecten Om de ontwikkeling van CCS in Nederland te versnellen is in 2008 de publiekprivate ‘Taskforce CCS’ opgericht. De Taskforce bestaat uit tien leden, waaronder prominente (ex)-politici en directeuren van grote energiebedrijven. De ministeries van VROM en EZ zijn betrokken als waarnemers. De Taskforce gaat onder meer na wat de beste taakverdeling is tussen private en publieke partijen en agendeert CO2-opslagstrategieën en infrastructurele aspecten bij de betrokken partijen. Gemikt wordt op de realisatie van twee grootschalige demonstratieprojecten in Noord-Nederland en de Rijnmond in 2015, als voorlopers op de geplande grootschalige industriële
KORT
Meer met bodemenergie
In september 2009 is ‘Meer met Bodemenergie’ van start gegaan, een onderzoeksprogramma van bedrijfsleven en overheid. Dit tweejarig onderzoek brengt de effecten van grootschalige koude/warmteopslag (KWO) in kaart, onder meer in combinatie met bodemsanering en innovatieve technieken. Het onderzoeksprogramma wordt gefinancierd door 25 overheden- en semi-overheden en uitgevoerd door experts van Bioclear, Deltares, IF Technology en Wageningen UR. De universiteit laat parallel aan het onderzoeksprogramma vier jaar lang AIO-onder-
zoekers verdiepend onderzoek doen naar de effecten en kansen van bodemenergie. Het programma wordt gesteund door VROM, de provincies, waterleidingmaatschappijen, het Productschap Tuinbouw, gemeenten en waterschappen. Informatie: www.meermetbodemenergie.nl
.
Geneesmiddelen in water Het in oppervlaktewater voorkomen van geneesmiddelen is een mogelijke bedreiging voor de toekomst, ook voor de drinkwaterbereiding. Reden voor de afvalwaterbehandelaars en drinkwaterbedrijven in de provincie Utrecht om onderzoek te doen naar de plaatsen waar geneesmiddelen in het oppervlaktewater
komen. Ook wordt gekeken naar maatregelen die nodig zijn om de (drink)waterkwaliteit te kunnen waarborgen. De samenwerking van de diverse partijen is vrij uniek en vanwege het innovatieve karakter van het onderzoek is een subsidie van de provincie Utrecht verkregen. Over een jaar verwacht het samenwerkingsverband de resultaten van het uitgevoerde onderzoek te kunnen presenteren. Dan kunnen ze wellicht antwoord geven op de vragen of het nodig is extra aandacht te schenken aan verwijdering van geneesmiddelen uit afvalwater
.
toepassingen vanaf 2020. Er wordt hard gewerkt om de hiervoor benodigde subsidies te verkrijgen.
Researchprogramma Gezien de ernst van het wereldwijde klimaatvraagstuk is export van de Nederlandse kennis naar ontwikkelende economieën niets meer of minder dan de invulling van een maatschappelijke plicht. Tegelijkertijd biedt onze kennisvoorsprong op dit gebied belangrijke kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven. Een spilfunctie daarbij vervult CATO (CO2 Afvang Transport en Opslag), het Nederlandse nationale CCS-researchprogramma dat in 2004 is opgezet met publiekprivate samenwerking. CATO doet research naar alle facetten van CCS, heeft een wereldwijd kennisnetwerk en lanceert demoprojecten. CATO mikt voor de komende jaren op een budget van ca. 100 miljoen euro, afkomstig van bedrijven, onderzoeksinstellingen, universiteiten, milieuorganisaties en het rijk, om de benodigde technische expertise te kunnen leveren voor grootschalige implementatie van CCS in Nederland. Van belang in dit kader is de ontwikkeling van de ‘gasrotonde NW-Europa’, een ambitieus plan van het rijk om onze gasinfrastructuur om te vormen tot een netwerk voor de Noordwest-Europese gasmarkt; een CO2-rotonde zou hierbij kunnen aansluiten.
Draagvlak Voor de volledige ontwikkeling van CCS zijn naast marktrijpe technologie een duidelijk rijksbeleid, een goed juridisch kader, financiële prikkels en last but not least maatschappelijke acceptatie noodzakelijk. Voor dit laatste zal nog veel werk verzet moeten worden. Juist vanwege die maatschappelijke acceptatie is het van belang dat de provincies een leidende rol krijgen bij het vaststellen van de opslaglocaties. Zij zijn bekend met de ruimtelijke aspecten van hun gebied en kennen hun bevolking. Het IPO pleit er dan ook voor, onder meer in het kader van de Rijksvisie op duurzaam gebruik van de ondergrond, om de ruimtelijke inpassing voor CO2-opslag bij de provincies neer te leggen. In dezelfde geest werkt de provincie Drenthe momenteel aan een Structuurvisie voor de ondergrond, de eerste in Nederland. Dat CO2-opslag een zaak is van nationaal belang staat buiten kijf. Om het tot een succes te maken is consensus nodig. Hier ligt een duidelijke rol voor de provincies. CO2-opslag is een zaak van ons allemaal.
.
Informatie: Debbie Wimmers, 058-2925925,
[email protected]
MILIEUVRIENDELIJK DRUKKEN Inkten - indien mogelijk - inkopen in te recyclen kartonnen kokers en spuitdoppen
milieuwerk
Duurzame innovatie landbouwsector
Klimaat in de structuurvisie In structuurvisies maken provincies hun plannen en ambities voor de komende jaren bekend. Anno 2009 is aandacht voor de effecten van klimaatverandering in die plannen geen overbodige luxe. Op 11 juni organiseerde Klimaat voor Ruimte (KvR) daarom samen met het IPO en netwerkorganisatie NIROV een seminar in Utrecht.
Minister Verburg zet in op verduurzaming van de glastuinbouw. Foto: Michiel Wijnbergh.
Minister Gerda Verburg van LNV zet in 2010 stevig in op de nieuwe technologieën die bijdragen aan duurzame productie in de landbouw, tuinbouw, veehouderij en visserij. In totaal trekt de minister volgend jaar ruim 386 miljoen euro uit voor duurzame productie. “Landbouw is onderdeel van de oplossing van de crises waar we ons voor geplaatst zien”, aldus minister Verburg. Innovatie en verduurzaming zijn volgens de minister de sleutel voor een vitale agro- en visserijsector. Ook in 2010 wil LNV de sector op verschillende manieren ondersteunen en stimuleren. Zo is via het aanvullend beleidsakkoord volgend jaar 20 miljoen euro extra beschikbaar voor duurzame stallen en gecombineerde luchtwassers in de veehouderij. LNV heeft verder 25 miljoen euro beschikbaar voor het onderzoeksprogramma Biosolar Cells. In dit onderzoek wordt bekeken hoe zonlicht op een zo effectief mogelijke manier kan worden omgezet in energie en bouwstoffen voor planten en algen. Verder richt het programma zich op de ontwikkeling van kunstmatige bladeren.
De minister zet ook in op de stimulering van verduurzaming van de glastuinbouw. In 2010 is 4,1 miljoen euro beschikbaar voor het programma ‘kas als energiebron’. Het doel is vanaf 2020 in nieuwe kassen klimaatneutraal en economisch rendabel te telen. Een belangrijk onderdeel voor de glastuinbouwsector is ook het garantiefonds voor boringen naar aardwarmte. In de begroting kondigt de minister aan dat zij deze regeling zo snel mogelijk wil openstellen. Met ruim 990 miljoen euro gaat het meeste geld op de begroting van LNV in 2010 naar kennis en innovatie. Voor investeringen in natuur, landschap en platteland trekt het ministerie ruim 760 miljoen euro. Essentieel onderdeel van het beleid om de biodiversiteit te behouden is de aanleg van robuuste ecologische netwerken, de Ecologische Hoofdstructuur en Natura 2000. In 2010 worden de 162 Natura 2000-gebieden definitief aangewezen.
.
Tijdens het seminar stond centraal wat klimaatverandering betekent voor het ontwerpen van ruimtelijk beleid. Vier ervaringsdeskundigen deelden hun ervaringen bij het inpassen van klimaat in de structuurvisies van Zuid-Holland, Noord-Brabant en Groningen, en de plan-MER van Overijssel. In het seminar passeerden de gebruikte methoden en instrumenten (Klimaateffectatlas, Xplorelab, planMER) de revue en zijn kansen en knelpunten in het proces benoemd. Onderdeel van de bijeenkomst vormde een paneldiscussie. Daarbij is uitvoerig ingegaan op vragen als: Is de structuurvisie wel hét instrument om klimaatbestendigheid te bewerkstelligen? Hoe ga je om met de onzekerheid over de aard en omvang van klimaateffecten? Wat hebben bestuurders nodig om zich sterk te maken voor klimaatadaptatie in structuurvisies?
.
Van de bijeenkomst is een verslag verschenen; dit is op te vragen bij Programma-bureau Klimaat voor Ruimte, 088-3357890,
[email protected]
Jaar van de Biodiversiteit Biodiversiteit staat de laatste maanden vanwege het naderen van het Internationale Jaar voor de Biodiversiteit meer en meer in de belangstelling. De Verenigde Naties (VN) hebben via de Countdown Verklaring de focus op 2010 gericht als jaar waarin de wereldwijde afname van de rijkdom aan planten en dieren tot stilstand moet zijn gebracht. Een ambitieus doel, dat helaas niet gehaald zal worden.
is dan ook meer dan alleen variatie aan planten en dieren. Het gaat ook over schoon water, gezonde lucht en bodem, gezond voedsel, inspirerende natuur en landschap. Duurzaam handelen van burgers, boeren en bedrijfsleven ligt aan de basis om het verlies aan biodiversiteit daadwerkelijk tegen te kunnen gaan. Op de korte termijn zal dit de nodige inspanningen kosten, maar op termijn levert het ons rendement op.
Gelukkig begint ons natuurbeleid haar vruchten af te werpen. Het Countdown-proces laat ook positieve ontwikkelingen zien buiten de wereld van de natuurbeschermers. Er is toenemende belangstelling voor biodiversiteit bij burgers, maatschappelijke partijen en binnen de economische sector. De nationale Coalitie Biodiversiteit 2010, waarvan ik voorzitter ben, zal volgend jaar een campagne starten om dit draagvlak te vergroten en deze partijen tot gericht handelen aan te zetten.
De provinciale overheden zijn verantwoordelijk voor een aantal belangrijke randvoorwaarden voor een gevarieerde biodiversiteit, al lijken we ons dat niet altijd te beseffen. Beleid voor bodem, water, lucht, landbouw, ruimtelijke ontwikkeling is namelijk kaderstellend voor biodiversiteit. Als we in 2010 het VN Jaar van de Biodiversiteit ‘vieren’, verwacht ik een actieve opstelling van de provincies. Alleen al door het thema biodiversiteit te benoemen als deel van ons beleid. Want zonder die verscheidenheid aan flora en fauna bereiken we nooit de natuurlijke balans waarin gezonde burgers opgroeien. En wij als provinciebestuurders spelen daar een cruciale rol in.
Biodiversiteit is een onderwerp dat veel partijen aangaat; naast de natuurbeschermende organisaties zijn dat ook het bedrijfsleven, landbouw, industrie, de waterschappen en internationale hulporganisaties. Biodiversiteit
IPO MILIEUWERK 3 • jaargang 18 • oktober 2009 Uitgave: Interprovinciaal Overleg
gastcolumn Onno Hoes, gedeputeerde provincie NoordBrabant
milieuwerk
Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit van kracht
Langs de A28 bij strand Nulde wordt de invloed gemeten van schermen langs de weg op de luchtkwaliteit. Er zijn schermen waar de stikstofdioxide in wordt omgezet in minder schadelijke stoffen en schermen die veel fijn stof opvangen. Foto: Michiel Wijnbergh.
Met ingang van 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht. Dit betekent dat zowel het NSL als de onderliggende Saneringstool via internet voortaan openbaar zijn. Het NSL is een samenwerkingsprogramma tussen rijk, provincies en gemeenten, dat ertoe leidt dat Nederland tijdig aan de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit kan voldoen (zie ook het vorige nummer van Milieuwerk). Nederland heeft van de Europese Commissie uitstel gekregen van de huidige grenswaarden, omdat het NSL voldoende garandeert dat hiermee binnen de gestelde termijnen wél aan de grenswaarden kan worden voldaan. Nederland moet nu in juni 2011 aan de norm voor fijn stof (PM10) voldoen en op 1 januari 2015 aan de norm voor stikstofdioxide (NO2). In het NSL zijn de nieuwste emissiegegevens opgenomen. Daarmee geeft het NSL een goed beeld van de luchtkwaliteit in Nederland nu en in de periode
KORT
65 miljoen euro voor Brabantse bodem
Voor beheer en gebruik van de bodem in Brabant is in de periode 2010-2014 65 miljoen euro beschikbaar. Daarvan is 40 miljoen bestemd voor het project Actief Bodembeheer de Kempen. Rijk, provincie, gemeenten en waterschappen hebben daartoe onlangs het bodemconvenant ondertekend. Hierin leggen de overheden richtlijnen vast voor het toekomstige bodembeleid. Het gaat om regels voor het schoonmaken van vervuilde locaties of voor het bestrijden van grootschalige grondwaterverontreinigingen. Daarnaast gaat het om voorschriften voor het gebruik van grond en grondwater,
ondergronds bouwen (parkeergarages, aanleggen van kabels en leidingen), energietoeslag en grondwater voor drinkwaterproductie. Doel is om ondergronds ruimtegebruik, gebiedsgericht grondwaterbeheer en bodemsanering goed op elkaar af te stemmen. Volgens gedeputeerde Onno Hoes kan Brabant het geld goed gebruiken. “We hebben de afgelopen jaren al meer dan 50 procent van de vervuilde bodem in de Kempen schoongemaakt. In mei van dit jaar hebben we zelf ook al 10 miljoen extra beschikbaar gesteld. Met het totale bedrag kunnen we deze enorme operatie helemaal afmaken en bovendien nog allerlei andere vervuilde locaties in Brabant aanpakken.”
.
Milieubeleidsplan Noord-Holland
Gedeputeerde Staten van NoordHolland hebben onlangs Provinciaal Milieubeleidsplan (PMP) voor de periode 2009 – 2013 vastgesteld. In het PMP worden twee milieudoelen geformuleerd: het voorkomen van schade aan de menselijke gezondheid en het stimuleren van duurzame ontwikkeling zonder afwenteling van de milieubelasting naar elders. Om die doelen te bereiken voert de provincie activiteiten uit op acht milieuthema’s: afval, bodem, externe veiligheid, klimaat en energie, licht en donkerte, geluid, geur en lucht. De provincie stelt tweejarige uitvoeringsprogramma’s (2010-2011 en 2012-2013) op waarin de uitvoering meer in detail wordt vastgelegd.
tot 2014. Het maatregelenpakket zorgt ervoor dat Nederland tijdig aan de Europese grenswaarden gaat voldoen. Het NSL is ontwikkeld in hechte samenwerking tussen rijk en regio’s en bestaat uit de volgende elementen: een saneringstool waarmee de luchtkwaliteit in heel Nederland in beeld wordt gebracht en waarmee de effecten van nationale en lokale maatregelen zichtbaar worden; • een omvangrijk maatregelenpakket, waarop een uitvoeringsplicht rust; • een monitoringsinstrument, waarmee de voortgang van het NSL wordt bewaakt.
.
Gemeenten en provincies kunnen met vragen over de werking van het NSL terecht bij de Helpdesk van InfoMil. Steeds terugkerende vragen inclusief de antwoorden zullen op de website www.infomil.nl komen te staan. Het NSL is te downloaden via vrom.nl.
Gedeputeerde Bart Heller van milieu is tevreden met de vaststelling van het nieuwe plan. “Een provinciaal milieubeleidsplan moet ambitieuze doelstellingen bevatten, maar moet wel realistisch en werkbaar zijn. Het moet uitvoerbaar zijn in samenwerking met alle partners. Het huidige plan voldoet hieraan.”
.
Besluit over CO2-opslag Barendrecht
Het principiële besluit om al dan niet door te gaan met CO2-opslag in Barendrecht zal in nauw overleg met provincie Zuid-Holland nog dit najaar wordt genomen. Dat schrijft minister Van der Hoeven van Economische Zaken aan de Tweede Kamer. De minister wil eerst nog de resultaten van enkele aanvullende
onderzoeken afwachten. De RIVM is een advies gevraagd over de aanpak van de gezondheidsaspecten rondom het project, inclusief de psychosomatische. De aanpak van het vraagstuk van aansprakelijkheid op de lange termijn voor de opgeslagen CO2 wordt nu in samenwerking tussen de ministeries van Economische Zaken, VROM en Justitie bestudeerd. Tenslotte wordt op dit moment onderzocht of de locatiekeuze Barendrecht een goede optie is en zullen potentiële alternatieven meegewogen worden
.
MILIEUVRIENDELIJK DRUKKEN Minder chemicaliën gebruiken door offsetplaten te vervaardigen via CTP - computer to plate
Koude/warmteopslag (KWO) is een robuuste energietechniek, waarmee energiebesparingen tot wel 80% realiseerbaar zijn. Centraal bij ieder nieuw bouwproject staat de vraag of de bodem geschikt is voor deze duurzame energiebron en of de toepassing voldoende financieel rendement oplevert. Zeeland heeft hiervoor de eerste provinciale bodemenergiemodule van Nederland ontwikkeld. Met behulp hiervan wil de provincie werk maken van het omzetten van bodemenergie in harde euro’s.
Module brengt haalbaarheid koude/warmteopslag in beeld Foto: Michiel Wijnbergh.
Aanleiding voor het ontwikkelen van de module vormde het feit dat slechts één procent van het huidige opgestelde vermogen aan KWO-installaties in Zeeland is gerealiseerd. Voor de provincie reden om vaart te zetten achter het ontwikkelen van een provinciaal stimuleringsproject.
Handige module Eerste stap vormde de oprichting van een klankbordgroep, met vertegenwoordigers van provincie, gemeenten, woningbouwcorporaties, projectontwikkelaars, installatiebedrijven en het MKB. Een workshopsessie met deze partijen legde de prioriteit bij het ontwikkelen van een module, die op basis van bodemgeschiktheid en de bouwopgave een eerste indicatie geeft van de haalbaarheid van KWO-toepassing. Initiatiefnemers zoals overheden, woningbouwcorporaties, projectontwikkelaars, maar ook particuliere woningbezitters, krijgen met behulp van de applicatie inzicht in de technische en financiële toepassingmogelijkheden van KWO in relatie tot de milieuvoordelen.
Werking De bodemenergiemodule bepaalt op basis van de aangewezen bouwlocatie en bouwopgave een drietal interessante output-gegevens: de toepasbaarheid, de financiële haalbaarheid en de milieuvoordelen. Toepasbaarheid Door het invoeren van gegevens over de bouwlocatie wordt specifieke geohydrologische informatie uit de onderliggende database opgehaald. De module geeft vervolgens aan de hand van de bodemgeschiktheid en grondwaterkwaliteit inzicht in de technische toepassingsmogelijkheden van zowel open als gesloten systemen. Financiële haalbaarheid Op basis van de bouwopgave (bijvoorbeeld aantal woningen of m2 benut vloeroppervlak) berekent de module wat de energievraag is. Samen met informatie over de lokale bodemgeschiktheid wordt voor zowel open als gesloten systemen de investeringskosten vastgesteld voor de benodigde voorzieningen (bronnen, bodemlussen, warmtepompen, leidingwerk, etc) en de jaarlijkse energiekosten. Vergelijking met een conventioneel koelings-
IPO MILIEUWERK 3 • jaargang 18 • oktober 2009 Uitgave: Interprovinciaal Overleg
en verwarmingsysteem maakt vervolgens inzichtelijk op welke termijn de meerinvesteringen voor KWO kunnen worden terugverdiend Milieuvoordelen Tegelijkertijd stelt de bodemenergiemodule ook de milieuvoordelen van de KWO-installatie vast. Daarbij kan het te behalen milieurendement optioneel worden uitgedrukt in % energiebesparing, vermeden ton CO2 of TerraJoule (TJ) per jaar.
Betrouwbaarheid Zit er toekomst in bodemenergie voor de specifieke situatie van de gebruiker? Het doel van de module is om de gebruiker te helpen antwoord te vinden op deze vraag. De uitkomsten zijn te vergelijken met een quickscan, nadrukkelijk niet met die van een haalbaarheidsonderzoek. De uitkomsten van de module kan de gebruiker juist van argumenten voorzien om te investeren in een haalbaarheidsonderzoek. Naast de uitkomsten biedt de module de gebruiker ook de mogelijkheid om de meest kritische parameters te wijzigen, zoals energieprijzen, investeringskosten van warmtepompen en subsidies. Zodoende kan de gebruiker inzicht krijgen in de gevoeligheid van veranderende omstandigheden. Stimuleren begint in Zeeland met het aantoonbaar maken van haalbare duurzame opties die terug te verdienen zijn. Dat zet mensen aan het denken. Veelal zal blijken dat investeren in bodemenergie loont, voor de eigen portemonnee en voor het milieu! Meer weten? De bodemenergiemodule is gratis te downloaden via www.zeeland.nl (zoek op KWO).
.
Informatie: Peter Michielsen 0118-631950,
[email protected] en Rutger Wierikx (links) 026-3535572,
milieuwerk
Interbestuurlijke aanpak nu nog professioneler Sinds 2004 werkt IPO samen met VROM, VNG en de Unie van Waterschappen aan de aanpak van Europese dossiers. Dit gebeurt binnen interbestuurlijke dossierteams. Ingegeven door het succes van deze werkwijze is besloten tot een professionaliseringsslag
De interbestuurlijke dossierteams maken het mogelijk om signalen uit de provinciale uitvoeringspraktijk al in een vroeg stadium te laten doorklinken in Brussel. Indien mogelijk trekken de overheden bovendien één lijn, maar tenminste houden ze elkaar goed op de hoogte van de ingenomen posities. Aanpak en voortgang komen in het bestuurlijke ‘DUIV-overleg’ (DGM VROM, Unie van Waterschappen, IPO en VNG) aan de orde. Voorbereiding daarvan gebeurt in de ambtelijke Arena-werkgroep, die zo heet naar het basisdocument ‘Interbestuurlijke Samenwerking in de Europese Arena’.
Dossierteams Het rijk heeft voor een groot aantal lopende Europese dossiers interdepartementale teams ingesteld. Het aantal teams met een interbestuurlijk karakter is uiteraard kleiner, want niet alle dossiers zijn voor alle overheden van belang. Inmiddels zijn er interbestuurlijke dossierteams actief voor onder meer de richtlijn Industriële emissies, het Europese gezamenlijke milieu-informatiesysteem (SEIS), de bodemrichtlijn en het witboek Klimaatadaptatie. Om de aanpak van alle dossierteams te structureren en te verbeteren heeft VROM nu een professionaliseringsproject opgestart. Voor zover het daarbij gaat om de interbestuurlijke samenwerking zijn de conclusies aan het DUIV-overleg voorgelegd.
Veranderingen Inmiddels is ingestemd met een drietal veranderingen. Allereerst wordt voortaan gewerkt met een vast type basisdocument. Dat is een soort checklist met punten waar op een vroeg moment bij stilgestaan moet worden, denk aan doelstellingen, taakverdeling en middelen. Bij de start van een interbestuurlijk dossierteam wordt het document ingevuld en vervolgens geactualiseerd zodra een nieuwe fase start. Daarbij gaat het om de expertfase (als de Commissie nog werkt aan de voorbereiding van een voorstel), de besluitvormingsfase (als Parlement en Raad samen gaan besluiten over een voorstel van de Commissie) en de implementatiefase. Een tweede verandering betreft het voortzetten van de interbestuurlijke aanpak in de implementatiefase. Doel hiervan is een betere continuïteit met de voorafgaande aanpak in Brussel te bereiken. Richtlijnen worden in Brussel namelijk vaak verder geïmplementeerd in Commissieverordeningen, terwijl ze ook moeten worden omgezet in Nederlandse wetgeving. Met het oog hierop maken de dossierteams voortaan een overdrachtsdocument. Hierin staan de verdere aandachtspunten voor de implementatie en de betrokkenheid van de decentrale overheden bij het interbestuurlijk team in de implementatiefase. Het overdrachtsdocument komt in het DUIV aan de orde. Derde aanpassing betreft de introductie van een quickscan en impactanalyse, welke fungeren als hulpmiddelen voor een dossierteam. In een quickscan wordt nagegaan op welke terreinen een Commissie-voorstel gevolgen kan hebben voor Nederland. Is dit het geval dan kan voor die betreffende terreinen tot een impactanalyse volgen, met onder meer aandacht voor de gevolgen voor de provinciale uitvoeringspraktijk.
Boekje VROM heeft over de nieuwe werkwijze een boekje uitgebracht: ‘VROM en de EU’. Het boekje is ook nuttig voor de provinciale experts op de Europese milieudossiers. Het boekje is aan te vragen via het emailadres
[email protected]’.
.
Informatie: Ronald Groen, 070-4417430,
[email protected]
Werk maken van schone brand-stoffen Bij de start van de Groene Karavaan in Lelystad op 16 september rolde milieugedeputeerde Anne Bliek (midden) een rode loper uit voor ongeveer 20 voertuigen die op aardgas, biobrandstoffen en elektriciteit reden. Zij opende daarmee de landelijke karavaan die het Nederlandse publiek nader kennis laat maken met schone brandstoffen. Bliek riep het kabinet op om het rijden op schone brandstoffen veel meer te stimuleren. “Minister Bos heeft het over een sterker, schoner, slimmer, solidair en solide Nederland. Prima, ik pleit voor een zesde ‘s’, die van switch, een overstap van fossiele naar schone brandstoffen.”
MILIEUVRIENDELIJK DRUKKEN Chloorvrij papier inkopen en op efficiënt drukformaat om afsnijdsel te beperken
Alle informatie rond bodemsanering van de provincie in één database. Wie wil dat niet? Binnenkort is het in Fryslân zo ver. Eind september startte de provincie met TNO-DINO, Landmark, Nazca-I en het SIKB hiertoe een project. Einddoel is dat de provinciegegevens zijn ondergebracht in de basisregistratie Bodem.
Alle bodeminformatie in één database Foto: Michiel Wijnbergh.
De projectaftrap vormt een belangrijke mijlpaal in een proces dat in 2006 is gestart. In dat jaar werd duidelijk dat de situatie waarin elke overheid zijn gegevens bijhoudt tot problemen leidt. Verschillen in invoerwijzen, samen met moeizame uitwisselingsmogelijkheden, maken dat de verschillende databases steeds meer van elkaar vervreemden. Dit is ongewenst omdat de informatie uit de bodemdatabases wordt gebruikt om wettelijke beslissingen te nemen. Daarnaast kunnen kopers van onroerend goed deze raadplegen bij een aankoopbeslissing. Het werd dus tijd om de zaken anders aan te pakken. Nu is dat makkelijker gezegd dan gedaan. Zo zijn alleen al in Fryslân meer dan dertig partijen die bodemsaneringsdata bijhouden en gebruiken, waaronder gemeenten, samenwerkingsverbanden en de provincie. Deze partijen gebruiken los van elkaar vier verschillende applicaties.
Drie projectlijnen Doel van het nu gestarte project is te komen tot één database met alle informatie over bodemsanering in de provincie. Hiertoe zijn drie lijnen ingezet. Ten eerste is de aandacht gericht op een eenduidige invoer door deze collectief te organiseren. Inmiddels is dit project afgerond en wordt de invoer structureel door één partij verzorgd, waarbij de provincie een coördinerende rol heeft. De tweede lijn, de ‘shared service bodem Fryslân’, is gericht op de hulpmiddelen. Doel is te komen tot een webapplicatie waar alle betrokkenen gebruik van kunnen maken. Het voordeel hiervan is dat de data overal op een centraal punt kunnen worden neergezet en beheerd. Dit scheelt in de beheerkosten, leidt tot minder fragmentatie en stimuleert eenduidig datagebruik. Inmiddels is 80% van de betrokken partijen bij dit proces aangesloten.
lijst’ oftewel basisregistratie gaat uit van een standaardprotocol, op basis waarvan alle databases van de betrokken partijen worden gesynchroniseerd. Ook hier is inmiddels 80% van de betrokkenen bij aangesloten.
Flexibele oplossing De tweede en derde lijn hangen sterk samen en lopen beide voor een deel stuk op de bereidheid van een partij om een bestaand systeem op te geven en de eigen data in een collectief onder te brengen. Het project moet in een oplossing voorzien. Ten eerste gaat het om een landelijke database die op een uiterst professionele wijze wordt beheerd. Dit geeft vertrouwen waardoor de drempel om de data in een collectief onder te brengen flink naar beneden gaat. Ten tweede gaat het om een database die vrij te raadplegen is met elke applicatie die daarvoor geschikt is gemaakt. Juist dit laatste maakt dat er een zeer flexibele oplossing komt, waar elke betrokken partij mee uit de voeten kan. Voordeel voor marktpartijen is bovendien dat zij geen database meer hoeven te bouwen. Om die reden zijn twee van deze partijen bij het project betrokken. De eerste resultaten worden binnen een jaar verwacht en kunnen een voorbeeld zijn voor alle andere partijen in Nederland die met bodemsanering bezig zijn. Indien zij dit initiatief overnemen ontstaat er een eenduidig landelijk dekkend beeld van alle bodemsaneringsgegevens.
.
Informatie: Berend Trion, 058-2925833,
[email protected]
De derde lijn heeft betrekking op het onder één noemer brengen van alle data. Dit project, dat landelijk bekend staat als de zogenaamde ‘één-locatie-
IPO MILIEUWERK 3 • jaargang 18 • oktober 2009 Uitgave: Interprovinciaal Overleg
Ziet Europa het licht?
Op 3 september presenteerde EC-voorzitter Barroso een programma om het Europese parlement warm te maken voor zijn herbenoeming. Met succes, want twee weken later stemde het parlement in met de verlenging van zijn voorzitterschap. Wat het milieu betreft richten Barroso’s ambities zich grotendeels op het tegengaan van de klimaatverandering. Hij ziet in de aanpak van het klimaatprobleem vooral een kans om innovatie bij het bedrijfsleven te bevorderen.
Barrosso wil dat Europa het voortouw neemt bij het ontwikkelen van een koolstofarme economie; op de foto de grootste zonne-energiecentrale ter wereld bij Sevilla in Spanje. Foto: Michiel Wijnbergh
Het programma ‘Politieke richtsnoeren voor de volgende Commissie’ van Barroso omvat 47 pagina’s inclusief een soort samenvatting. Op basis hiervan is Barroso onlangs herbenoemd en om die reden is het goed om het programma tegen de milieulat te leggen. Het programma is trouwens geen werkprogramma van de nieuwe Europese Commissie, maar een illustratie van de richtsnoeren om alle pro-Europese krachten te inspireren tot concensus.
Duurzamer Europa Insteek van het programma is dat Europa door een juiste mix van regelgeving, technologische ontwikkeling en financiering tussen nu en 2020 duurzamer wordt. Het streven naar een duurzame samenleving berust op drie pijlers: een andere organisatie van de energievoorziening, zuiniger omgaan met energie en het erkennen van de werkelijke kosten van de CO2-uitstoot. Met name koolstofbeperking in de elektriciteitsvoorziening en de vervoersector is daarbij van belang. Zorg voor de klimaatverandering moet gaan doorklinken in al het beleid van de EU. Dus zullen in de visie van Barroso alle EU-richtlijnen op dit punt moeten worden doorgelicht.
Klimaataanpak Met name de paragraaf over het nemen van maatregelen tegen klimaatverandering is interessant. Barroso stelt dat het nodig is meer te investeren in duurzaamheid, vooral vanwege de grote kansen voor werkgelegenheid en energiezekerheid. Als eerste inspringen op de ontwikkeling van koolstofarme technologieën biedt volgens de voorzitter voordelen voor het potentieel milieuvriendelijke bedrijven en diensten. De link met het midden- en
Beperkte scope De eerste reacties vanuit het parlement op het programma waren niet onverdeeld gunstig. Bij lezing valt ook op dat de aanpak van het klimaatprobleem vooral wordt gezien als een mogelijkheid om innovatie bij het bedrijfsleven te bevorderen. Op zich is die insteek om de technologische voorsprong van Europa op het gebied van duurzame energie te benutten voor de versterking van het bedrijfsleven een goede. Een omwenteling naar een echt duurzame samenleving en een visie op milieu in de samenleving in 2020 worden echter gemist. Zeker gezien de stappen die op allerlei fronten de afgelopen jaren zijn gezet. Neem het klimaat- en energiepakket, de thematische strategieën, de grote aandacht voor biodiversiteit en de discussie met betrekking tot bodembescherming. Een meer integrale, aansprekende en vooral concrete aanpak had dan ook in de rede gelegen. Maar wat niet is kan nog komen. De nieuwe Europese Commissie zal immers zelf haar werkprogramma vorm moeten geven.
.
Informatie: Joop Kramer voorzitter IPO-KEM, 0592-365822,
[email protected]
uitgever
kostenloze abonnementen /
eindredactie en productie
cartoon
Milieuwerk wordt uitgegeven door het
adreswijzigingen
De Graaf Communicatie
Wim Stevenhagen
Interprovinciaal Overleg
Antwoordnummer 10145
Enkhuizen
druk
telefoon 0228 326068
RS Drukkerij bv Den Haag
Postbus 16107 2500 BC Den Haag Joyce Klink 070 8881231
2260 WB Leidschendam
e-mail:
[email protected] basisvormgeving Jeronimus van Pelt (Saskia Mpiana) opmaak Herman R. Fuit Den Haag
ISSN 0927-7463
colofon
milieuwerk
kleinbedrijf is daarbij van groot belang. Het ontwikkelen van een heldere visie, die wordt uitgedragen op de klimaatconferentie in Kopenhagen, noemt hij een belangrijke opgave voor Europa en de wereld. Barroso pleit voor heldere streefdoelen en steun voor klimaatmaatregelen in ontwikkelingslanden.