Milieuagenda 2013 – 2016 Op weg naar een duurzame ontwikkeling
Milieuagenda 2013 - 2016
Milieuagenda 2013 – 2016 ‘Op weg naar een duurzame ontwikkeling’
Inhoudsopgave
blz.
1. Inleiding
3 3 3 3
1.1 Doelstelling 1.2 Betrokkenen 1.3 Terugblik op de voorgaande Milieuagenda 2009 – 2012
2. Trends en ontwikkelingen 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
Duurzame ontwikkeling Economie Kabinet Rutte 2 Wet- en regelgeving: integraal Kennis delen Gebiedsontwikkeling
3. Organiseren 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Samen werken Vergunningverlening, toezicht, handhaving Regionale Uitvoeringsdienst (RUD) Regiegroep Leefomgeving Monitoren
4. Milieukwaliteit per thema 4.1 Afval 4.2 Energie 4.3 Gezondheid 4.4 Groen, Natuur en Landschap, Ecologie 4.5 Duurzaam bouwen 4.6 Bodem 4.7 Geluid en trillingen 4.8 Lucht 4.9 Externe veiligheid 4.10 Mobiliteit 4.11 Licht 4.12 Elektromagnetische straling 4.13 Water
4 4 4 4 5 6 6 8 8 9 9 9 9 10 10 11 13 13 13 14 14 15 16 17 17 17 17
2
Milieuagenda 2013 - 2016
1.Inleiding De Milieuagenda 2013 – 2016 is het kader voor de jaarlijkse, wettelijk verplichte milieujaarprogramma’s van de gemeente. Omdat wij niet aan alle onderwerpen tegelijk aandacht kunnen besteden, geven wij prioriteit aan de milieuthema’s zoals beschreven in deze milieuagenda. De milieuactiviteiten die wij de komende vier jaar oppakken zijn aangeven in de kaders “Wat doen we?” van hoofdstuk 4. De benodigde instrumenten, middelen en betrokken partijen worden aangegeven in de milieujaarprogramma’s en komen ook terug in de begroting van de afdelingen die bij de uitvoering betrokken zijn.
1.1 Doelstelling Doelstelling van de Milieuagenda is het kunnen voldoen aan de wettelijk verplichte milieutaken en het faciliteren van gewenste ontwikkelingen in de gemeente, waarbij we de aanwezige milieukwaliteiten willen behouden en waar mogelijk versterken. De Milieuagenda geeft aan wat wij daarvoor gaan doen. We werken toe naar een integrale gebiedsontwikkeling waarin we met alle betrokkenen de verschillende belangen goed afwegen. De belangen van het milieu hebben hierin een evenwichtige plaats. De Milieuagenda 2013 – 2016 is de opmaat naar een structuur waarin de afweging van belangen op de gewenste wijze plaatsvindt.
1.2. Betrokkenen Verschillende partijen hebben een belang bij de Milieuagenda. Bij het opstellen van de Milieuagenda hebben we een representatieve groep van deze belanghebbenden, zoals vertegenwoordigers van bedrijven, natuur- en milieuverenigingen, woningcorporaties en bedrijven, gevraagd om aan te geven welke aspecten in hun ogen aandacht vragen. We vroegen hen ook om hierbij aan te geven wat en wie ze nodig hebben voor het bereiken van hun doelen of waar ze een bijdrage kunnen leveren aan de gemeentelijke ambities op het gebied van het milieu. Met stip bovenaan stonden samenwerken, informeren en het betrekken van de samenleving. Veel belanghebbenden noemden afval en energie als milieuthema’s waar de komende jaren veel gaat gebeuren en waarvoor aandacht van de gemeente gewenst is. Daarnaast noemden ze vooral de kansen voor groene groei: versterk de lokale economie met maatregelen voor het milieu en beperk de stijging van de woonlasten voor bewoners.
1.3 Terugblik op de voorgaande Milieuagenda 2009 – 2012 In 2009 constateerden we dat het streefbeeld van het gemeentelijk Milieubeleidsplan, ‘De kwaliteit van de leefomgeving als opgave’,nog niet was bereikt; wel waren in de jaren daarvoor stappen in de goede richting gezet. De belasting van het milieu blijft in bijna alle milieuthema’s onder de gestelde normen. Dit niveau willen we minimaal handhaven en waar mogelijk verbeteren. Verder zien we dat duurzaam1 een steeds groter draagvlak kreeg bij de ontwikkeling van Emmen. Voorbeelden hiervan zijn de aandacht van ondernemers voor maatschappelijk verantwoord ondernemen, partijen die samenwerken om het energiegebruik van huishoudens en bedrijven te beperken en de ambitie van het Dierenpark Emmen om het toppunt te zijn van duurzaamheid in de dagattractiesector. De snelle stijging van energieprijzen en de, zoals ook het KNMI aangeeft, steeds extremere weersomstandigheden hebben grote gevolgen voor huishoudens en bedrijven, maar ook voor de gemeente zelf. In de Milieuagenda 2009 – 2012 zagen we communicatie en samenwerking als het belangrijkste middel om het streefbeeld van het Milieubeleidsplan en de doelen van deze milieuagenda te bereiken. Onder andere via Educohof, de gemeentelijke website en met publicaties op de gemeentelijke informatiepagina informeerden we de Emmense samenleving over onze inspanningen voor een beter milieu.
1
Definitie duurzaam: zie Hoofdstuk 2
3
Milieuagenda 2013 - 2016
Het milieu in Emmen is van goede kwaliteit. De basismilieutaken geluid, lucht en veiligheid zijn op orde. Voor het thema afval zetten we extra in op het scheiden van afval zodat wij aan de landelijke streefwaarden gaan voldoen. We hebben onze ambitie voor het verminderen van de CO2-emissie moeten bijstellen van 2020 naar CO2-neutraal in 2050. In de in 2012 vastgestelde Energienota geven wij met de ‘Big Five’ (vijf belangrijke thema´s) aan ons in te zetten voor energiebesparing, efficiënter omgaan met energie en het benutten van duurzame energievormen (aardwarmte, windenergie en zonne-energie).
2. Trends en ontwikkelingen 2.1 Duurzame ontwikkeling Wij verstaan onder duurzame ontwikkeling een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder daarmee voor de toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen ook in hun behoeften te kunnen voorzien (conform VN Commissie Brundtland). Een duurzame ontwikkeling vereist niet alleen dat het milieu schoon is, vrij van verontreinigingen en hinder, maar ook dat natuurlijke hulpbronnen van goede kwaliteit beschikbaar zijn, voor iedereen, nu en in de toekomst. Een gelijke verdeling van en toegang tot de natuurlijke hulpbronnen is hierbij van belang. Voor de huidige en toekomstige behoeftevoorziening zijn voorraden energie, ruimte en biodiversiteit cruciaal. Op mondiale schaal verdienen daarnaast de water- en voedselvoorraden nadrukkelijk aandacht. Bij duurzame ontwikkeling gaat het dus niet alleen om milieu, maar ook om economische en sociale belangen, zoals welvaart, een goede concurrentiepositie, voldoende werk, een rechtvaardige verdeling van hulpbronnen, veiligheid en zorg voor de leefomgeving. Het verenigen van deze belangen op verschillende schaalniveaus (mondiaal, nationaal, lokaal) is de centrale uitdaging van het streven naar duurzame ontwikkeling. Zoals we ook in de Energienota aangeven, biedt het thema energie de komende jaren veel mogelijkheden om een bijdrage te leveren aan een duurzame ontwikkeling.
2.2 Economie We gaven het onder duurzame ontwikkeling al aan: de lokale economie is voor ons van groot belang. Een sterke lokale economie biedt mogelijkheden voor innovatie en maatschappelijke verantwoordelijkheid en dat wederom maakt het mogelijk om de maatregelen te nemen die de milieukwaliteit in stand houden en waar mogelijk verbeteren. Onder andere in de paragraaf Energie vindt u voorbeelden van mogelijkheden op het gebied van innovatie en maatschappelijke verantwoordelijkheid en de wijze waarop wij dit faciliteren. Hierbij werken we samen met bedrijven en instellingen aan een ‘groene groei’. Steeds meer bedrijven in Emmen zijn betrokken bij de recycling van materialen. Afval dat vroeger verbrand of gestort werd, wordt nu opgewaardeerd en ingezet als nuttige grondstof. Het is een goed voorbeeld van de mogelijkheden die ontstaan vanuit het beleidsveld Milieu en duurzaam. Bij de vestiging van bedrijven hebben we oog voor de belangen van omwonenden, omliggende bedrijven en het bedrijf zelf. We streven naar een optimale situatie voor alle betrokkenen. In onze (ruimtelijke)plannen die de gewenste economische ontwikkelingen mogelijk maken, is duurzame ontwikkeling een vast onderdeel.
2.3 Kabinet Rutte 2 In het regeerakkoord van kabinet Rutte 2 staat dat energiebesparing in bestaande woningen, kantoren en scholen prioriteit krijgt, maar dit wordt niet verder uitgewerkt. In het Lenteakkoord 2012 was een revolverend
4
Milieuagenda 2013 - 2016
fonds2 van € 70 miljoen in het leven geroepen. Dit fonds is in 2013 uit de rijksbegroting gehaald. Het aandeel van duurzame energie is bepaald op 16 procent in 2020, wat onder andere bereikt moet worden door subsidies en leveranciersverplichtingen. Kleinschalig opwekken van duurzame energie door coöperaties van particuliere kleinverbruikers wordt gestimuleerd met een verlaagd tarief voor energiebelasting op de opgewekte elektriciteit. Nu de leveranciers door het rijk verplicht worden resultaten te boeken, lijkt het er op dat de vrijblijvendheid van de duurzame energiedoelstellingen zijn verlaten. Duurzame energie staat daarmee weer duidelijk op de agenda en dat kan ook lokaal doorwerken. Het fiscaal stimuleren van kleinschalige energieopwekking kan gemeenten helpen de ambities te realiseren. Om fiscale redenen was het kleinschalig opwekken van energie ‘vòòr de energiemeter’ tot dusver niet rendabel, waardoor een groot potentieel aan duurzame energie niet benut wordt. De inzet van het nieuwe kabinet is een positieve eerste stap. In de verdere uitwerking van de kabinetsplannen zal blijken of het past bij onze ambities, zoals onder andere verwoord in de energienota van de gemeente Emmen. In 2013 presenteert de minister van Infrastructuur en Milieu de nieuwe Omgevingswet. De nieuwe wet moet de besluitvorming over ruimtelijke projecten eenvoudiger en sneller laten verlopen en betekent een verdere stroomlijning van de ruimtelijke wet- en regelgeving. De Omgevingswet vervangt onder meer de Wet op de ruimtelijke ordening en de Waterwet. Om informatie eenvoudiger te ontsluiten, richt het kabinet een databank op voor ruimtelijke gegevens. Het kabinet streeft naar een circulaire economie3 en wil de (Europese) markt voor duurzame grondstoffen en hergebruik van schaarse materialen stimuleren. Bij de ruimtelijke inrichting kiest het kabinet voor economische groei die geen afbreuk doet aan ecologie en omgevingskwaliteit. Binnen het natuurbeleid wordt gestreefd naar synergie met andere maatschappelijke belangen, zoals waterveiligheid, recreatie, ondernemerschap, gezondheid, energie en klimaat. De ecologische hoofdstructuur wordt uitgevoerd, inclusief de verbindingszones. Elektrisch vervoer biedt volgens het kabinet veel kansen voor Nederland. Het kabinet wil daarom met netbeheerders, energiebedrijven en lokale overheden afspraken maken over de laadinfrastructuur om de groei van elektrische mobiliteit verder te stimuleren.
2.4 Wet- en regelgeving: integraal De sectorale aandacht voor het milieu verandert meer en meer in integrale aandacht voor de omgeving. Zo is de afgelopen jaren een groot aantal toestemmingsvereisten opgenomen in de Wet algemene bepaling omgevingsrecht (Wabo). Verschillende andere wetten, zoals de Wet ruimtelijke ordening, de Milieueffectrapportage en de Waterwet, zijn gemoderniseerd. Doelstelling van deze modernisering: minder regels, versnelling en stroomlijning van procedures en een verlaging van de administratieve lasten. Voor de sectorale milieuwetten binnen het omgevingsrecht zien we echter een beweging van toenemende specialisatie. Het gevolg is dat alleen specialisten de wetgeving kunnen beoordelen en toepassen, wat de mogelijkheden voor integrale afwegingen beperkt. De komende jaren wordt daarom landelijk verder gewerkt aan een integrale Omgevingswet waarmee de inrichting van de leefomgeving eenvoudiger en transparanter kan worden aangepast aan wensen van de samenleving. 2
Een revolverend fonds realiseert investeringen via leningen in plaats van via subsidies. Rente en aflossingen vloeien weer terug in het fonds en zijn beschikbaar voor nieuwe investeringen. 3 Het begrip circulaire economie (ook wel Kringloopeconomie) is de basis van het Cradle-to-Cradleprincipe. In een circulaire economie worden alle gebruikte materialen in een product nuttig ingezet in hetzelfde of een ander product, zonder dat sprake is van kwaliteitsverlies. Deze kringloop is compleet als alle restproducten hergebruikt kunnen worden en de producten milieuneutraal zijn.
5
Milieuagenda 2013 - 2016
Samen met de provincie en de andere gemeenten in Drenthe ontwikkelen we de Regionale uitvoeringsdienst (RUD). Doel ervan is het verbeteren van de kwaliteit en efficiëntie op het gebied van milieuvergunningverlening, milieutoezicht en milieuhandhaving. Nog meer dan in het verleden, vereist dit planmatig en integraal werken van de medewerkers van de verschillende beleidsterreinen. Hiertoe ontwikkelt de gemeente in overleg met de organisatie van de RUD-in-oprichting een eenduidig sturingsinstrument op de uitvoering van de taken door de RUD.
2.5 Kennis delen De rol en het takenpakket van de gemeente verandert, ook op het gebied van milieu. Wij hebben de taak over deze veranderingen te communiceren. Dat doen we gericht, vanuit de verschillende milieuthema’s in deze Milieugenda. De kennis die we overdragen, maken we op maat voor onze inwoners, bedrijven en partners. Bij milieuvergunningverlening en milieutoezicht communiceren we bijvoorbeeld niet alleen de milieuwetgeving en -regels – en daardoor vooral de beperkingen zelf –, maar ook over de mogelijkheden en ruimte die er is voor ondernemers en particulieren. In onze eigen organisatie spelen wij in op onze veranderende rol met scholing en goede informatie-uitwisseling tussen de verschillende beleidsterreinen. Dit vraagt intern en via RUD om een andere manier van werken. Bij kennisoverdracht naar burgers, bedrijven en andere doelgroepen speelt professionele, planmatige communicatie een belangrijke rol. Het vergroten van kennis moet immers leiden tot een andere houding en uiteindelijk resulteren in ander gedrag. De rol van communicatie is mede ook van belang in het kader van de heroriëntatie op de gemeentelijke taken (gemeente krijgt meer de regierol). Grotere bedrijven hebben vaak inhoudelijk veel kennis over de processen in hun bedrijf en zijn goed in staat om te beoordelen hoe zij het beste aan gestelde regels kunnen voldoen. Kleinere bedrijven zien echter graag dat de gemeente hen adviseert over gestelde regels. Bedrijven geven de voorkeur aan één milieuloket vanuit de gemeente, waarbij de gegeven informatie ‘back office’ is afgestemd tussen de afdelingen economie en milieu. Bij grotere bedrijven hebben op specialistisch niveau meerdere medewerkers van het bedrijf contact met de gemeente. Als het gaat om onderlinge afstemming (ook tussen bedrijven) en kennisuitwisseling, pakt de gemeente dit op in de projecten die met en voor bedrijven worden uitgevoerd .
2.6 Gebiedsontwikkeling Voor het realiseren van 60 MW windenergie experimenteren we met participatie van bewoners en bedrijven in een proces van integrale gebiedsontwikkeling. Zo’n proces van integrale gebiedsontwikkeling start omdat er in een gebied een bepaalde maatschappelijke urgentie is, vaak een opstelsom van meerdere (vaak sterk verschillende) problemen en kansen. Deze urgentie is alleen op te lossen als de diverse actoren vanuit een gemeenschappelijke visie samenwerken. De beoogde resultaten zijn samenhangende uitvoeringsprojecten die een bijdrage leveren aan de gemeentelijke milieuambities en het gebied economisch en sociaal versterken. Bij gebiedsontwikkeling nemen betrokkenen deel aan het proces, ze zijn proactief en voortdurend op zoek naar kansen en win-win-situaties. Tegelijkertijd accepteren alle partijen dat er keuzes gemaakt moeten worden. Het proces van gebiedsontwikkeling is faciliterend. Uitgangspunt is dat initiatiefnemers (bewoners en bedrijven) voor projecten met deelnemers van alle gemeentelijke disciplines het traject samen doorlopen: stedenbouwkundigen, planologen, milieudeskundigen, bodemdeskundigen, verkeerskundigen, economen en ecologen en professionals uit de sociale disciplines.
6
Milieuagenda 2013 - 2016
3. Organiseren Wat doen we? • We ondersteunen de ontwikkeling van het Innovatie- en Kennisplatform. • Bewoners actief: we ondersteunen lokale, duurzame initiatieven in de samenleving die zich richten op sociaal economische versterking. Wat levert het op? • Bewoners, bedrijven en instellingen werken samen aan innovatieve activiteiten en waar dit hun ontwikkeling bevordert, maken ze optimaal gebruik van elkaars mogelijkheden.
3.1 Samen werken Milieubeleid staat niet op zichzelf. Wij verankeren ons milieubeleid in diverse beleidsgebieden, zoals verkeer en vervoer, accommodatie- en huisvestingsbeleid, inkoop en aanbesteding, armoedebestrijding en woningbouw. Mede op deze beleidsvelden halen we de komende jaren de resultaten op het gebied van milieu en duurzame ontwikkeling. Wij richten de interne organisatie zodanig in dat we de doelstellingen uit deze Milieuagenda kunnen realiseren en de gezamenlijke uitvoering inhoudelijk kunnen aansturen. Zo wordt de uitvoering van de Milieuagenda een verantwoordelijkheid van alle betrokken beleidsvelden. Vanuit deze gezamenlijke verantwoordelijkheid stellen we ook de wettelijk verplichte jaarprogramma’s en verslagen op. Zo nodig stellen we de Milieuagenda bij op grond van voortschrijdend inzicht, maatschappelijke ontwikkelingen en invloeden van hogere overheden. Via de bestaande communicatiemiddelen gaan we intensiever de dialoog aan wanneer dit in het belang is van het milieu of duurzame ontwikkeling. We streven naar meer ondernemerschap in de samenleving (meer van de samenleving) en faciliteren burgerinitiatieven en publiekprivate samenwerking in projecten. We organiseren samenwerkingsverbanden die gericht zijn op concreet resultaat. Voorbeelden hiervan zijn partners die samenwerken bij het realiseren van projecten op het gebied van aardwarmte, zonnepanelen, warmtenetten, windenergie en het verbeteren van de (energetische) kwaliteit van woningen. De gemeente krijgt een nieuwe rol als initiator en facilitator op het gebied van samenwerking met en tussen burgers, kennisinstellingen en ondernemers. Deze rol bouwen we uit op dezelfde manier als waarop we Educohof inzetten, dat wil zeggen door het organiseren van (onder meer) bijeenkomsten als Green Drinks en Energieke daken. Ook de verdere uitbouw van reeds gestarte kennis- en informatieverbanden draagt hieraan bij. Hierbij hebben wij voortdurend oog voor de maatschappelijke vraag om de lokale economie te versterken met behoud van onze goede milieukwaliteit. Uit de interviews met belanghebbenden die we voor het opstellen van deze Milieuagenda gehouden hebben, blijkt dat bedrijven, het georganiseerde bedrijfsleven, onderwijsinstellingen en overheden het belang onderschrijven van samenwerking op het gebied van innovatie en kennisontwikkeling. Wij verkennen daarom de bereidheid van het bedrijfsleven en kennisinstellingen om zich te committeren aan de opzet van een Kennisen Innovatieplatform. Ook kijken we naar de randvoorwaarden waaronder een dergelijk platform succesvol kan gaan functioneren. Naast de milieuthema’s energie, water en materialen, omvat het concept van het platform de thema’s Biobased economy en Recreatie en toerisme. In het op te richten platform zijn Stenden University, Dierenpark Emmen en het Programma Centrum Vernieuwing Emmen belangrijke dragers van nieuwe ontwikkelingen. Het investeren in de sociale infrastructuur van Zuidoost-Drenthe is bij dit alles van groot belang. De gemeente heeft hierin de rol van projecteigenaar, diplomaat, makelaar en acquisiteur van nieuwe bedrijvigheid. We versterken de doorlopende leerlijn van voortgezet onderwijs naar hoger onderwijs in samenwerking met kennis-instituten en bedrijven. Hierbij maken we gebruik van het onlangs in Energy Valley-verband opgezette E-college waarmee energiegerelateerde opleidingen worden bevorderd en opleidingen beter op de behoeften van het bedrijfsleven worden afgestemd.
7
Milieuagenda 2013 - 2016
3.2.Vergunningverlening, toezicht en handhaving Met de komst van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is de afstemming tussen de processen op het gebied van milieu, ruimtelijke ordening en bouw verbeterd. We hebben ervaren dat deze afstemming complex is. Steeds meer regels vallen onder de algemene voorwaarden, wat betekent dat er geen vergunning meer hoeft te worden aangevraagd. De komende jaren wordt dit nog verder uitgebreid, waardoor de kosten verminderen en de procedure versnelt. Het betekent wel meer werk voor toezicht en handhaving. Toezicht wordt nu nog vaak sectoraal opgepakt, maar we gaan er aan werken om ook dit aspect meer integraal uit te voeren, wat voor bedrijven tot een lastenvermindering leidt.
3.3. Regionale Uitvoeringsdienst (RUD) Het rijk, het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) maakten in 2009 afspraken over een betere kwaliteit van de uitvoering van zogenaamde VROM-taken4. De kwaliteitsverbetering gebeurt enerzijds door het formuleren van kwaliteitscriteria en anderzijds door de verplichting van het rijk om regionale uitvoeringsdiensten (RUD’s) op te richten. De komst van de RUD Drenthe betekent dat de uitvoerende taken op het gebied van milieu (waaronder milieuvergunningverlening, milieutoezicht en milieuhandhaving) door een externe organisatie wordt uitgevoerd. Dit vraagt extra aandacht voor de afstemming met de gemeentelijke organisatie.
3.4 Regiegroep ‘Leefomgeving’ Naar verwachting gaat in 2013 het wetsvoorstel Omgevingswet naar de tweede kamer. Deze nieuwe wet bundelt de regelgeving op het gebied van het omgevingsrecht en betekent minder regels, minder planvormen, procedures en toetsingskaders, en meer ruimte voor lokale afwegingen. Met de Omgevingswet ontstaat er een integrale besluitvorming voor ruimtelijke projecten. We gaan onze organisatie de komende jaren hierop voorbereiden. De informatiestroom tussen de verschillende beleidsterreinen en binnen het milieubeleid zelf, vereist een goede afstemming en borging van processen. Met het overdragen van alle uitvoerende gemeentelijke milieutaken aan de RUD in 2013 wordt deze afstemming nog belangrijker. De komst van de Omgevingswet en een verdergaande integrale afweging van de verschillende (milieu-)aspecten vraagt een goede regievoering. Om de afstemming en integrale afweging te regelen en te borgen, formeren we binnen onze organisatie de regiegroep ‘Leefomgeving’. Doel van de regiegroep is in eerste instantie om een goede opdrachtgever te zijn voor de RUD en om de gemeentelijke ambities op het gebied van het milieu ook in de uitvoering te borgen. Op weg naar een duurzame ontwikkeling functioneert deze regiegroep in tweede instantie als opmaat naar de versterking van het gebiedgerichte milieubeleid. We verkennen of in de toekomst vertegenwoordigers van bedrijven, bewoners, instellingen en verenigingen kunnen participeren in deze regiegroep.
3.5 Monitoren Geografische systemen Milieuregels zijn vaak gekoppeld aan normen die in veel gevallen een Europese of landelijke oorsprong hebben. In het kader van milieuvergunningverlening en milieutoezicht en het ontwikkelen van plannen, houden bedrijven, overheden en andere (controlerende) instanties gegevens bij over het voldoen aan gestelde normen.
4
VROM staat voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (het vroegere ministerie VROM)
8
Milieuagenda 2013 - 2016
Veel van deze gegevens staan in databestanden. Door koppeling van deze gegevens (data) aan een kaart ontstaat geografische informatie. Met geo-informatie is snel en eenvoudig inzichtelijk te maken wat, op een bepaald milieuthema, de stand van zaken is in een bepaald gebied. We gaan meer geo-informatie ontwikkelen en deze ook ontsluiten voor bewoners en bedrijven.
Indicatoren Wij ervaren een spanningsveld tussen het SMART (Specifiek, Meetbaar, Aanvaardbaar, Reëel, Tijdgebonden) formuleren van doelen en de inspanningen in tijd en middelen die het bijhouden van alle benodigde gegevens van ons vraagt. Daarom willen we op een efficiënte manier inzicht geven in de kwaliteit van de leefomgeving, zonder alle relevante factoren in detail te volgen. Dat gaan we doen door te werken met signalen uit de samenleving en signalen van professionals op de diverse milieuthema’s, en door het slim kiezen van een beperkt aantal indicatoren.
4.Milieukwaliteit per thema Milieukwaliteit is een aanduiding voor de toestand van het milieu. Die toestand wordt onder meer beïnvloed door emissies van stoffen naar bodem, water en lucht (milieudruk), door onttrekking van (grond-)water en benutting van andere voorraden, en door de plaats en omvang van risicovolle activiteiten, zoals vliegen en het opslag van LPG (maatschappelijke ontwikkelingen). Veranderingen in de milieukwaliteit kunnen leiden tot aantasting van natuur en de gezondheid van mensen (effecten). Wij streven naar het behoud en waar mogelijk verbeteren van de huidige milieukwaliteit. In dit hoofdstuk beschrijven we de milieuthema’s vanuit de situatie in de gemeente Emmen. In de kaders beschrijven wij de acties die wij willen ondernemen en de resultaten die we daarmee willen bereiken. De acties worden uitgewerkt in de milieujaarprogamma’s. De thema’s zijn: 4.1 Afval 4.2 Energie 4.3 Gezondheid 4.4 Groen, Natuur en Landschap, Ecologie 4.5 Duurzaam bouwen 4.6 Bodem 4.7 Geluid en trillingen 4.8 Lucht 4.9 Externe veiligheid 4.10 Mobiliteit 4.11 Licht 4.12 Elektromagnetische straling 4.13 Water
4.1 Afval Wat doen we? • Gescheiden inzamelen: voldoen aan de normen van het Landelijk Afvalbeheersplan. • Bevorderen bewustwording, gedrag en houding consument en bedrijfsleven om het zwerfafval te beperken. Wat levert het op? • We voldoen aan de normen voor gescheiden inzamelen zoals vermeld in het Landelijk Afvalbeheersplan.
9
Milieuagenda 2013 - 2016
Wij hebben de wettelijke plicht huishoudelijk afval in te zamelen. Deze taak hebben we opgedragen aan AreaReiniging NV waarvan we met de gemeente Coevorden en Hoogeveen aandeelhouder zijn. Ons beleid voor afval is vastgelegd in het Kaderplan Afvalstoffen 2010 – 2015. Basis voor dit beleid is het Landelijk Afvalbeheersplan (LAB2). Onze doelstelling is om in 2015 60% van al het afval brongescheiden in te zamelen. Nu ligt dit in Emmen op 53%. Zwerfaval vraagt sinds jaar en dag de aandacht. In het kader van ‘Emmen Schoon’ hebben we beperkt budget voor opruimactiviteiten van zwerfafval door bewoners en verenigingen. We gaan in overleg met organisatoren van evenementen om het ontstaan van zwerfafval te beperken.
4.2 Energie Wat doen we? • • • • • • • • • • • • • •
Waar mogelijk toepassen van duurzame en energiezuinige installaties bij het gemeentelijk vastgoed Opstellen van een projectplan voor verduurzaming van het gemeentelijk vastgoed vanaf 2014. Bij renovatie en nieuwbouw kijken we naar de laatste stand van zaken op het gebied van energiebesparing en duurzame energie; waar mogelijk passen we dat toe. In bestemmingsplannen(stedebouwkundig plan) waar mogelijk zongericht verkavelen zodat eigenaren van gebouwen de energie van de zon optimaal kunnen benutten. Faciliteren van het ontwikkelen van ‘slimme energie’-concepten, gericht op energiezuinige woningen Onderzoek naar het beperken van het energieaandeel in woonlasten. Bevorderen van kennis over energielasten bij inwoners. Fonds instellen waar huishoudens met een laag inkomen tegen een lage rente kunnen lenen om energiebesparende maatregelen in hun woningen door te voeren. Heroverwegen van de mogelijkheden om het Lokaal Akkoord met de woningcorporaties in te zetten voor verduurzamen woningen. GreenDeals en Lokale klimaat-agenda: we maken en benutten afspraken met rijksoverheid, provincie en Energy Valley. We delen informatie en brengen partijen bij elkaar; Educohof heeft hierin een belangrijke makelaarsfunctie. Groene groei: we faciliteren de inspanningen op het gebied van de ‘Big Five’, de energiethema’s uit de Energienota. Samenwerken met andere overheden (ook in Duitsland). Benutten mogelijkheden vanuit (Europese) subsidieregelingen
Wat levert het op? • Relatief minder energiegebruik en minder CO2 uitstoot. • Nieuwe woningen gebouwd in het jaar 2020 zijn energieneutraal. • Bestaande woningen voldoen minimaal aan de normen van label C. • Aanwezige restwarmte van bedrijven wordt nuttig gebruikt voor verwarming van gebouwen. • Er wordt met een opgesteld vermogen van 60 MW windmolens elektrische energie geproduceerd. • Aardwarmte wordt, indien financieel rendabel, ingezet voor verwarming van kassen. • Op daken van gebouwen in de gemeente die daarvoor geschikt zijn worden door de eigenaar of huurder zonnepanelen geplaatst.
10
Milieuagenda 2013 - 2016
Energie is voor ons de komende jaren een belangrijk thema. Niet alleen uit milieuoogpunt maar ook ruimtelijk en economisch. De in 2012 vastgestelde gemeentelijk e Energienota biedt het kader waarbinnen de gemeente handelt op het gebied van energie, met als doel reductie van CO2-uitstoot. Dit levert weer een bijdrage aan het streven naar CO2- neutraal in 2050. Emmen is CO2-neutraal als het energiegebruik volledig bestaat uit duurzame energie. Het moment waarop Emmen CO2 neutraal kan zijn, hangt af van het tempo waarin energie kan worden bespaard en tegelijkertijd het aandeel duurzame energie in de energievoorziening groeit. Wat dat betreft zijn we mede afhankelijk van het nationale beleid dat is gericht op CO2-neutraal in 2050. We streven naar een vermindering van de CO2uitstoot van activiteiten in de gemeente Emmen in 2025 met 50% van de huidige uitstoot en naar CO2-neutraal in 2050. De Europese en landelijke doelstellingen zijn ambitieus, het tempo waarin de ambities gerealiseerd worden blijft hier echter ver bij achter. Emmen vormt daarop geen uitzondering: we hebben hoge ambities en legden de afgelopen jaren een stevige basis onder ons energiebeleid. De resultaten blijven echter achter. Om hier verandering in aan te brengen kiezen we voor een energiebeleid dat lokale en regionale economische ontwikkelingen ondersteunt. Het is essentieel dat partijen gebruik maken van elkaars kennis en mogelijkheden. Als gemeente gaan we onze contacten met kennisinstituten en andere overheden inzetten. We stimuleren marktontwikkelingen door in voorbeeldprojecten als een van de eerste partijen innovatieve ontwikkelingen toe te passen, waarbij we ons realiseren dat innovatieve ontwikkelingen meer aandacht vragen dan standaardtechnieken. De woningmarkt en in het kielzog daarvan de bouwsector verkeert sinds 2008 in crisis. De nieuwbouwproductie daalt sterk en als gevolg daarvan neemt de werkgelegenheid in de bouwsector af. Wij zoeken naar mogelijkheden om de bouwsector te stimuleren door bijvoorbeeld te experimenteren met pilots voor nieuwbouw en verbetering & verduurzaming van de woningvoorraad. Onze woonvisie (Woonvisie 20122017, Thuis in Emmen) speelt in op de moeizame woningmarkt en de (komende) bevolkingskrimp en maakt de omslag gemaakt van kwantiteit naar kwaliteit. Prioriteit ligt bij lage inkomensgroepen, senioren (levensloopbestendig maken), herstructurering en duurzaamheid (in het bijzonder energiebesparing). Een duurzame energievoorziening is geen doel op zich. Emmen kiest voor een schone, betrouwbare en betaalbare energievoorziening als motor achter groene economische groei voor Emmen. We zetten daarvoor de volgende drie stappen. 1. Energiebesparing We richten onze inspanningen op het besparen op het warmteverlies in woningen (isolatie), het zuiniger omgaan met elektriciteit en het gebruik van grondwater als tijdelijk opslagmedium voor warmte en koude (WKO). 2. Productie van duurzame (CO2-vrije)energie Voor ons zijn de belangrijkste opties het plaatsen van windmolens, het plaatsen van zonnecollectoren op daken van gebouwen, het benutten van organische reststromen (vergistbare en houtige materialen), het benutten van aardwarmte en restwarmte. 3. Efficiënter energiegebruik In Emmen is veel restwarmte beschikbaar die op een nuttige manier kan worden gebruikt, met name voor ruimteverwarming. Op die manier kunnen we een aanzienlijke hoeveelheid aardgas besparen. Hiervoor is een warmtenet nodig. Op een warmtenet kunnen meerdere bronnen (industriële restwarmte, aardwarmte) worden aangesloten. Voor de realisatie van warmtenetten in het centrum van Emmen en in de omgeving van het Scheperziekenhuis hebben we samen met marktpartijen een intentieovereenkomsten ondertekend. Met bovenstaande stappen maken we een aantal duidelijke keuzes. De weg naar een duurzame energievoorziening gaat van centrale aardgas- en elektriciteitsvoorziening naar een decentrale energievoorziening met een breed palet aan mogelijkheden. In deel 2 van de Energienota ‘Werken aan groene groei’ werkten we deze keuze verder uit aan de hand van vijf belangrijke thema’s, de zogeheten ‘Big Five’:
11
Milieuagenda 2013 - 2016
1. Energiebesparing, met name in de gebouwde omgeving en onze eigen gebouwen. 2. Verbetering van de energie-efficiency en slim ketenbeheer door betere benutting van de beschikbare restwarmte in Emmen door de ontwikkeling van warmtenetten. 3. De ontwikkeling van 60 MW windenergie. De windenergieopgave maakt onderdeel uit van integrale gebiedsontwikkeling waarbij we nadrukkelijk ook kijken naar nieuwe vormen van eigendom en beheer. 4. Geothermie. De ondergrond biedt goede mogelijkheden. Bovendien is een koppeling met de glastuinbouw mogelijk. 5. Het benutten van zonne-energie.
4.3 Gezondheid Wat doen we? • We informeren bewoners over milieuaspecten in relatie tot gezondheid. Wat levert het op? • Bewoners zijn zich bewust van de effecten van het (binnen-)milieu op hun gezondheid en passen hun gedrag daarop aan. De kwaliteit van de leefomgeving heeft invloed op de gezondheid, maar de risico's van het milieu op de gezondheid zijn gemiddeld kleiner dan de gevolgen van bijvoorbeeld een ongezonde levensstijl. Hoe onze gezondheid ervoor staat, hangt af van vele zaken, zoals aanleg en eet- en beweeggewoonten. Maar ook de omgeving waarin we wonen en werken beïnvloedt de gezondheid. Van een aantal zaken is zeker dat ze schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid: luchtvervuiling, vocht en schadelijke stoffen in huis, geluids- en geuroverlast, asbest, radon en uv-straling. Onze milieuregelgeving richt zich op het behouden en verbeteren van een kwalitatief goede leefomgeving. Hiervoor zijn landelijk normen gesteld die wij lokaal hanteren bij vergunningverlening en toezicht op bedrijven en evenementen.
4.4 Groen, Natuur en Landschap, Ecologie Wat doen we? • Ontwikkelen beleid ecologische waarden. • Toetsbaar maken van ambities biodiversiteit. Wat levert het op? • Beleidsplan ecologische waarden met toetsbare ambities voor biodiversiteit; • Gedragscode Ruimtelijke Ontwikkeling en Inrichting en Gedragscode Bestendig beheer gemeentelijk groenvoorzieningen. • Lijsten met waardevolle bomen en beleidsuitgangspunten bomen. Wij zijn een open, groene gemeente. We hebben onze ruimtelijke waarden vastgelegd in de Ruimtelijke waarden kaart. Waardevolle boomstructuren leggen we vast bij nieuwe ontwerpen. Onze houtsnippers zijn brandstof voor verbrandingsinstallaties waarmee elektriciteit en warmte wordt opgewekt. Bij aanleg en onderhoud van gemeentelijk groen zetten we in op het behouden en versterken van biodiversiteit en kwaliteit van het landschap. Om tijdig rekening te houden met natuur/dieren en planten bij de planvorming en bij de uitvoering van werkzaamheden in het groen worden gedragscodes opgesteld. Hierdoor wordt zorgvuldig handelen aantoonbaar en is het aanvragen van ontheffingen in veel gevallen niet meer nodig. Beide gedragscodes gaan ter informatie naar de raad. De waardevolle bomenlijsten worden ter informatie aan de raad voorgelegd. Daarnaast worden voor de gemeentelijke bomen die niet op deze lijsten zijn opgenomen beleidsregels geformuleerd c.q. een notitie worden opgesteld waarin zal worden opgenomen hoe wij als eigenaar met deze bomen om zullen gaan. De lijsten en de uitgangspunten zullen door het college worden vastgesteld en ter informatie aan de raad worden
12
Milieuagenda 2013 - 2016
aangeboden. De uitvoering van de in de raad van 29 september 2011 vastgestelde bomenverordening zal in 2013 worden geëvalueerd. De raad zal geïnformeerd worden over de uitkomsten van de evaluatie.
4.5 Duurzaam bouwen Wat doen we? • Inzicht verkrijgen in de GPR-score* van onze gebouwen. • We informeren kopers van bouwkavels over de mogelijkheden voor duurzaam bouwen. • We geven het goede voorbeeld en dragen het uit. Wat levert het op? • Gemeentelijke gebouwen voldoen aan GPR-score 8 voor nieuwbouw en 7 voor renovatie. Waar de gemeente betrokken is bij de bouw, voldoen de gebouwen aan een GPR score 7. • Er wordt in de gemeente meer op duurzame manier gebouwd. *De GPR-score is een rapportcijfer dat aangeeft aan hoe een gebouw, project of plan presteert op het gebied van kwaliteit, toekomstwaarde, milieubelasting en andere aspecten van duurzaamheid. Bij regulier gemeentelijk onderhoud zetten we meer in op verduurzaming. Hiermee geven wij het goede voorbeeld aan burgers en bedrijven. Wij laten zien dat verduurzaming meer is dan alleen zonnepanelen op het dak. Energiebesparende maatregelen en duurzame energie leveren geld op. We onderzoeken de mogelijkheid om dit geld niet in de algemene middelen te storten, maar terug te laten vloeien naar een eigen fonds waaruit andere energie-investeringen worden gefinancierd. Meer in het algemeen willen we af van situaties waarbij de gemeente subsidie verstrekt in de vorm van huur en energieverbruik. Als een eigenaar van het pand investeert in verbetering, dan moet ook hijzelf, en niet de verhuurder of gebruiker, daarvan profiteren. Bij de verkoop van gemeentelijke bouwkavels geven we voorlichting aan kopers over de mogelijkheden voor duurzaam bouwen. Hiervoor stellen wij een op deze doelgroep gericht informatieblad samen over duurzaam bouwen.
4.6 Bodem Wat doen we? • We pakken spoedlocaties aan. • We gaan de ondergrond verkennen (fase 1+ 2). • We herzien het grondstromenbeleid/bodembeleid. Wat levert het op? • Onze schone bodem blijft schoon. • Een inventarisatie van bodemverontreinigingen. • Sanering van bodemverontreinigingen die geen spoedlocatie zijn, worden opgeruimd in samenhang met ruimtelijke ontwikkelingen. We constateren een toenemende samenhang tussen het bodem-, water- en energiebeleid. De ruimtedruk op de ondergrond wordt steeds groter, denk hierbij aan aardwarmte, warmte-koudeopslag, parkeerkelders, energie uit de ondergrond, waterwinning, bodemverontreiniging. Door onze kennis over de lokale ondergrond te vergroten en de samenhang met andere beleidsvelden te optimaliseren, kunnen we de ondergrond efficiënt gebruiken voor de verschillende, hiervoor genoemde doelen. De komende jaren gaan we inventariseren wat de mogelijkheden zijn van de ondergrond binnen de gemeente Emmen. De inventarisatie dient als basis voor het opstellen van beleid op dit terrein. De komende jaren ronden we de inventarisatie van de spoedlocaties af. Bodemverontreinigingen die worden aangemerkt als spoedlocatie, gaan we saneren. Bodemverontreinigingen die geen spoedlocatie zijn, pakken we aan in samenhang met ruimtelijke ontwikkelingen in het betreffende gebied. Waar het vanuit oogpunt van
13
Milieuagenda 2013 - 2016
milieuhygiëne kan, laten we grondverzet zo eenvoudig mogelijk verlopen. We houden actief toezicht op het grondverzet binnen de gemeente Emmen. We hebben een overwegend schone bodem en dat willen we graag zo houden!
4.7 Geluid en trillingen Wat doen we? • Opstellen van een gemeentebrede geluidvisie en gebiedsgericht geluidbeleid. • SWUNG 1 en 2: inspelen op de komende grootschalige aanpassing van de geluidswetgeving. • Wat levert het op? • Geluidsbelasting van geluidgevoelige objecten wordt zo veel mogelijk beperkt. In de vorige Milieuagenda 2009-2012 is al besloten om een gemeentebrede geluidvisie op te stellen. Vanwege de omvang is het project opgesplitst in twee fasen: in de looptijd van de vorige Milieuagenda is de geluidvisie voor de Werkas opgesteld. In het kader van de huidige milieuagenda ontwikkelen we de gemeentebrede visie. In het beleid leggen we ook een link met het nieuwe Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) en bekijken we wat het GVVP betekent voor de geluidbelasting langs de wegen. Op het ogenblik wordt landelijk gewerkt aan een grootschalige aanpassing van de Wet geluidhinder. Dit gebeurt onder de noemer Swung (Samen Werken in de Uitvoering van Nieuw Geluidbeleid). De invoering van de geluidproductieplafonds voor de rijksinfrastructuur (Swung-1) is per 1 juli 2012 geregeld via het nieuwe hoofdstuk Geluid in de Wet milieubeheer. Verder wordt gewerkt aan een eerste wetsvoorstel voor de provinciale en gemeentelijke wegen en voor gezoneerde industrieterreinen (Swung-2). Op een gezoneerd industrieterrein mogen bedrijven gezamenlijk een bepaalde geluidsnorm niet overschrijden. Bij vestiging, wijziging of uitbreiding van de activiteiten moeten alle bedrijven een akoestisch rapport indienen bij de gemeente. De gemeente is verantwoordelijk voor het beheer van de zone. In de gemeentebrede visie anticiperen we op de komende veranderingen. Bij het opstellen van de gemeentebrede geluidsvisie kiezen we voor een gebiedsgerichte benadering. Dit betekent dat we de klassieke aanpak (via het stellen van randvoorwaarden komen tot verbetering) omruilen voor een proactieve, ontwerpende werkwijze met initiatiefnemers als bedrijven en projectontwikkelaars. Op deze manier zorgen we voor een evenwichtige, integrale besluitvorming die optimaal bijdraagt aan een duurzame en leefbare gemeente. Gebiedsgericht beleid geeft ons de mogelijkheid om de geluidskwaliteit af te stemmen op de lokale situatie. Ons doel is het realiseren van een geluidskwaliteit die past bij het gebied. Ook willen we in kunnen spelen op locatiespecifieke omstandigheden en kansen benutten om de geluidskwaliteit te verbeteren. De gebiedsindeling wordt gebaseerd op de kwaliteitsprofielen van verschillende gebieden. Deze kwaliteitsprofielen gaan we nog ontwikkelen. In grote lijnen gaat het om ruimtegebruik, de functie van het gebied en de mate van functiemenging. Aan de hand van de kwaliteitsprofielen kennen we per gebied geluidsambities toe . Geluidbelasting wordt veroorzaakt door allerlei activiteiten, van evenementen, verkeer en vervoer tot economische en industriële activiteiten. In het gebiedsgericht beleid brengen we daarom ook in beeld wat de relatie is tussen het gebied en de activiteiten die er plaats vinden.
4.8 Lucht Wat doen we? • Opstellen kaderplan lucht • Opstellen luchtkwaliteitskaart • Opstellen geurbeleid • Opstellen Verkeersmilieukaart Wat levert het op? • We zijn, in het kader van vergunningverlening, beter en sneller in staat om de het aspect luchtkwaliteit langs wegen en rond veehouderijen te toetsen
14
Milieuagenda 2013 - 2016
Schone lucht is een belangrijke voorwaarde voor een gezond leefmilieu. De luchtkwaliteit in Nederland wordt voor een groot deel bepaald door verontreinigende componenten zoals fijnstof (PM10), stikstofdioxide (NO2), koolmonoxide en benzeen. Verkeer is een belangrijke bron van luchtverontreiniging, maar ook industriële bronnen, de landbouw, huishoudens en bronnen in het buitenland spelen een rol. De lucht binnen de gemeente Emmen is relatief schoon. Nergens overschrijden we de grenswaarden zoals gesteld in hoofdstuk vijf van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen). We richten het beleid dan ook niet op het oplossen van knelpunten, maar op het voorkomen daarvan. Het beleidskader lucht geeft aan hoe we omgaan met luchtkwaliteit in het ruimtelijke ordeningsproces. Op dit moment is het niet nodig, maar als de resultaten van de luchtkwaliteitskaart er aanleiding toe geven, kunnen we later alsnog dieper in gaan op ruimtelijke, verkeerskundige en organisatorische maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Het luchtkwaliteitbeleidskader is een dynamische rapportage. We richten het zo in dat we eventueel nieuwe wetgeving, rekenvoorschriften of rekenmodellen in het beleidskader in kunnen passen zonder dat de structuur ervan wezenlijk verandert. We stellen een luchtkwaliteitskaart op waarmee we inwoners van de gemeente actuele en toegankelijke informatie over de staat van de luchtkwaliteit ter beschikking stellen. Door de groeiende behoefte aan wonen, werken, mobiliteit en recreëren, neemt de druk op de fysieke leefomgeving toe. Dit zorgt voor een spanningsveld tussen de diverse behoeften. Als het gaat om geur, zit het spanningsveld vooral tussen wonen, werken (bedrijven) en recreëren. Geurbelasting in de woon- en leefomgeving is vaak afkomstig van bedrijvigheid en verspreidt zich via de lucht. Veehouderijen worden getoetst aan de Wet geurhinder en veehouderij. Deze wet biedt gemeenten de mogelijkheid een eigen geurbeleid te gaan voeren en daarmee af te wijken van de wettelijke normen. Per gebied zoeken we naar normen die passen bij de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen. De normen leggen we vast in een gemeentelijke verordening, die wordt onderbouwd met een gebiedsvisie. De verordening is de toetssteen voor ruimtelijke plannen en aanvragen van veehouderijen voor een omgevingsvergunning.
4.9 Externe veiligheid Wat doen we: • Doorvoeren in 2015 verwachte aanpassing Sevezo-richtlijn. • Geactualiseerde PraktijkRichtlijnen worden binnen de gemeente en veiligheidsregio meegenomen als zijnde toetsingskader. • Mogelijke gevolgen nieuwe regelgeving voor vervoer gevaarlijke stoffen worden meegenomen. • Evaluaties worden beoordeeld en waar noodzakelijk vertaald naar actiepunten. Wat levert het op: • Bewoners hebben gemakkelijker toegang tot informatie over risico’s in hun omgeving. • Wij kunnen goed omgaan met aanwezige en eventueel toekomstige risicosituaties. • Bedrijven zijn zich bewust van eigen risico’s en de invloed hiervan voor de omgeving.
Onder externe veiligheid verstaan we het beheersen van risico’s die voortvloeien uit de opslag, productie, het gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving, doordat veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en bijvoorbeeld woningen nodig zijn. In de voorgaande milieuagenda kreeg het aspect externe veiligheid veel aandacht. We inventariseerden de aanwezige risicobronnen in de gemeente (industriële activiteiten, transport van gevaarlijke stoffen via spoor,
15
Milieuagenda 2013 - 2016
weg en buisleidingen). Hieruit blijkt dat er geen knelpunten/saneringsituaties zijn in de gemeente. Op basis van deze inventarisatie is een beleidsplan opgesteld waarin we aangeven hoe wij het ontstaan van knelpunten in bestaande en toekomstige risicosituaties voorkomen. De keuzes in het beleid passen we toe in bestemmingsplannen en vergunningen. We gaan de informatie over externe veiligheid beter ontsluiten voor onze inwoners. Dat doen we door het opstellen van een goed toegankelijke databank met actuele milieurisico’s bij bedrijven. Voor bewoners en bedrijven werken wij aan een informatiepakket over maatregelen die zij kunnen nemen om risico’s te beperken. We werken daarbij samen met partners in de Veiligheidsregio en maken gebruik van nieuwe media op internet en mobiele telefoon. De veiligheidsregio Drenthe is een samenwerkingsverband van de hulpverleningsdiensten op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Wet veiligheidsregio's. De diverse hulpdiensten werk samen op het gebied van: - brandweerzorg; - rampenbestrijding; - crisisbeheersing; - geneeskundige hulpverlening bij rampen; - handhaving van openbare orde en veiligheid.
4.10 Mobiliteit De centrale visie in het nieuwe Emmense verkeer- en vervoerplan is om te zorgen voor meer evenwicht in de keuze die mensen maken voor het soort vervoermiddel. De komende jaren streven we naar een goede balans voor de inbreng en betekenis van de vervoersmodaliteiten auto, openbaar vervoer en fiets. In dit verband is een duurzame keuze vooral een bewuste keuze voor een bepaalde vervoersmodaliteit. Daarnaast willen we het gebruik van elektrische fietsen en auto’s stimuleren. Bij de daadwerkelijke uitvoering van de voorgenomen maatregelen van het gemeentelijk verkeers- en vervoersplan bekijken we wat het effect is op de luchtkwaliteit. In onze eigen bedrijfsvoering zetten we in op het beperken van mobiliteit door het faciliteren van thuiswerken en oplaadpunten voor elektrische fietsen in de fietsenkelder.
4.11 Licht Wij streven ernaar om de lichthinder, veroorzaakt door verlichting bij bedrijven en openbare verlichting, tot een acceptabel niveau terug te brengen en hindersituaties te voorkomen. Enerzijds geven we het goede voorbeeld bij openbare verlichting, zoals blijkt uit het beleidsplan ‘Gericht verlicht’ uit 2010. Anderzijds schenken we extra aandacht aan naleving van regelgeving om de overlast te voorkomen. Het thema licht vraagt de komende vier jaar geen extra aandacht van ons.
4.12 Elektromagnetische straling Elektromagnetische velden zijn onder andere aanwezig in de omgeving van hoogspanningskabels en transformatorstations. Dit leidt in sommige situaties tot gezondheidsrisico’s. Uit onderzoeken is gebleken dat kinderen die in de buurt van hoogspanningslijnen wonen een verhoogde kans hebben op leukemie (één geval extra per twee jaar binnen Nederland). Het rijk adviseert om zo veel mogelijk te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waar het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0.4 microtesla (de magneetveldzone). De gemeente kan hier invloed op uitoefenen bij de vaststelling van bestemmingsplannen van bovengrondse hoogspanningslijnen. Ook bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen en het verlenen van omgevingsvergunningen houden we rekening met dit advies. Binnen de gemeente Emmen zijn geen knelpunten op dit gebied bekend.
16
Milieuagenda 2013 - 2016
Antennes Antennes voor bijvoorbeeld GSM en UMTS veroorzaken elektromagnetische straling. De plaatsing van dergelijke antennes is echter voor een belangrijk deel landelijk gereguleerd. De gemeente is alleen betrokken bij de plaatsing van grote, vrijstaande zendmasten. De plaatsing op of aan gebouwen is veelal vergunningsvrij. Nadere informatie over antennes, inclusief locatie, hoogte, frequentiebereik en zendvermogen, is beschikbaar via de website van de rijksoverheids: http://www.antennebureau.nl/antenneregister.
4.13 Water Het KNMI geeft aan dat ons klimaat verandert. Maar wat betekent dat op dit moment voor ons? Het regent vaker en langer, waardoor wateroverlast kan ontstaan, op straat, in de tuin, of soms zelfs in huis. Als het regent, regent het in korte tijd soms zo hard dat we te maken hebben met een overvloed aan water, water dat we niet direct kwijt kunnen in de riolering. Tijdens deze ‘piekbuien’ willen we het regenwater op een plek opvangen waar het geen overlast veroorzaakt, bijvoorbeeld in een vijver of in een wadi (een verlaagd stuk openbaar groen). Door klimaatverandering regent het vaak ook langer. Tijdens deze ‘langdurige’ buien willen we het regenwater eerst zo lang mogelijk vasthouden waar het valt. Als dat niet voldoende is, willen we het afvoeren naar een plek waar het ‘geparkeerd’ kan worden: dat noemen we waterberging. Dit doen we dan op een plek waar het water zo min mogelijk overlast veroorzaakt of – nog beter – op plekken waar water juist van pas komt, bijvoorbeeld in natuur- of recreatiegebieden, in bepaalde landschappen of in gebieden waar droogte heerst. Water biedt kansen om het oude karakter van het veenlandschap en beekdallandschap in ere te herstellen. Dit sluit aan bij de keuzes van de gemeente Emmen in de Structuurvisie Emmen 2020 Veelzijdigheid troef , het Gemeentelijk Rioleringsplan 2010-2015 en het Programma van Eisen Structuurvisie Water. Hittestress In steden is het gemiddeld warmer dan op het platteland. Dit komt onder andere doordat gebouwen de warmte vasthouden en doordat een stad veel verhard oppervlak heeft. Hierdoor hebben mensen in steden eerder last van 'hittestress': bij nachttemperaturen van 20 °C of meer (zomerse nachten) slapen veel mensen bijvoorbeeld slechter. Bij hittegolven zijn mensen minder productief. Ouderen en anderen die hier gevoelig voor zijn, krijgen lichamelijke klachten. Hittestress is ook gerelateerd aan meer huiselijk geweld en burenoverlast. In onze planvorming voor inrichting en beheer besteden we aandacht aan de klimaateffecten vanuit hitteperspectief door het aanleggen van groenstructuren en water. Bewoners en bedrijven kunnen hierop inspelen met zogenaamde ‘groene daken’. Dit zijn daken die beplant worden met bijvoorbeeld sedum.
17
Milieuagenda 2013 - 2016
Bronvermelding Bij het opstellen van deze milieuagenda is gebruik gemaakt van informatie uit de volgende bronnen: - Habiforum: kennisnetwerk van en voor professionals in de ruimtelijke ordening en gebiedsontwikkeling (www.habiforum.nl) - Milieu en ruimte : handreiking voor duurzame gebiedsontwikkeling ( www.milieuexruimte.nl) - Kenniscentrum Infomil (www.infomil.nl) - KNMI (www.knmi.nl)
Overzicht beleidsnota waar milieu een relatie mee heeft: a. Aanbesteding en inkoop b. Woonvisie c. Accommodatiebeleid d. Vastgoedbeleid e. Structuurplan gemeente Emmen f. Gemeentelijk verkeer en vervoerplan g. Nota bodembeheer en Uitvoeringsprogramma bodembeheer 2012-2014 h. Gemeentelijk Rioleringsplan 2010-2015 (GRP 2010-2015) i. Gericht Verlicht, beleidsplan openbare verlichting
18