Milieu-resultaten tijdens het EU-Voorzitterschap Juli tot en met december 2004
1
Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. De Europese Agenda 2.1 Milieu als kans 2.2 REACH 2.3 Klimaat 2.4 Duurzaam wegtransport: stillere, schonere en zuiniger auto’s 2.5 Stedelijk milieu 2.6 Mijnafval 2.7 Gefluorideerde broeikasgassen 2.8 Aarhus 2.9 Kwik 2.10 INSPIRE 2.11 Batterijen en accu’s 2.12 Grondwater 2.13 ENAP 2.14 LIFE+/ Natura 2000 2.15 25 jaar Vogelrichtlijn 2.16 Hoogwaterbescherming 2.17 Mariene strategie 3. Mondiale bijeenkomsten 3.1 Verdrag van Rotterdam 3.2 SAICM 3.3 Verdrag van Bazel 3.4 Kiev+1/ Tbilisi Ministerial Meeting 3.5 Montreal Protocol 3.6 Brusselse voorbereiding CSD en UNEP 3.7 Cartagena Protocol on Biosafety 3.8 CoP-10 Klimaatverdrag 4. Overige thema’s tijdens het voorzitterschap 4.1 Legionella congres 4.2 Handhaving 4.3 Milieu en gezondheid 4.4 Bodemconferentie 4.5 Conferentie Energy for Development 5. Conclusies voorzitterschap
2
1. Inleiding In de recente brief (d.d. 18 januari 2005) van de bewindslieden van Buitenlandse Zaken waarin uw Kamer namens het Kabinet wordt geïnformeerd over de resultaten van het Nederlands voorzitterschap van de EU, worden de onder Nederlands voorzitterschap bereikte resultaten op hoofdlijnen geschetst. Daarbij wordt ook kort ingegaan op de prioriteiten op milieugebied. Met deze brief wil ik u uitgebreider informeren over de resultaten op milieuterrein tijdens het Nederlands voorzitterschap. Hierbij zal in grote lijnen worden aangesloten bij de indeling van mijn brief van 14 juni jl., waarin ik U mijn ambities voor het voorzitterschap heb geschetst. Het inmiddels afgesloten voorzitterschap viel in een in meerdere opzichten onstuimige periode: bij de start was de Unie net uitgebreid met 10 nieuwe lidstaten, er hadden juist verkiezingen voor het Europees Parlement plaatsgevonden, waardoor veel Europarlementariërs zich hun nieuwe rol moesten eigen maken, en een groot deel van het voorzitterschap hebben wij te maken gehad met een Europese Commissie die in feite een demissionaire status had. Desondanks is er in dit half jaar een aantal successen geboekt, zijn er initiatieven gelanceerd en onderwerpen op de politieke agenda geplaatst. Ten behoeve van mondiale bijeenkomsten heeft Nederland de EUstandpunten voorbereid en namens de EU de onderhandelingen gevoerd. Ik ben dan ook van mening dat we op een productief en succesvol half jaar kunnen terugkijken.
3
2. De Europese Agenda Bij de start van het voorzitterschap heb ik U mijn ambities ten aanzien van de Europese Agenda gepresenteerd. Hierbij heb ik aangegeven dat ik het voorzitterschap wilde gebruiken om vier thema’s extra prioriteit te geven: Milieu als kans, REACH, Klimaat en Duurzame mobiliteit. Daarnaast waren er onderwerpen in het wetgevingsproces waarbij Nederland de mogelijkheid heeft gehad om ze verder te brengen: voor Mijnafval, Gefluorideerde gassen (f- gassen), Aarhus en Batterijen en accu’s zijn het afgelopen half jaar politieke akkoorden gesloten. Tevens zijn over de onderwerpen Stedelijk milieu, Hoogwaterbescherming, Klimaat, Milieu als kans, Lissabon en de Mariene strategie raadsconclusies getrokken. Beleidsdebatten werden gevoerd over Hoogwater bescherming, Duurzaam wegtransport, Financiering van Natura 2000, Kiev+1, REACH, LIFE+ en UNEP. 2.1 Milieu als kans ‘Milieu als kans’ is tijdens het gehele voorzitterschap een rode draad geweest. De boodschap dat milieu geen belemmering is maar juist kansen biedt voor economische groei en daarmee ook werkgelegenheid, is in Europa goed geland. Onder de vlag ‘Clean, Clever and Competitive’ is het gelukt om duidelijk te maken dat ecoefficiënte innovaties een positieve bijdrage leveren aan de verwezenlijking va n de economische en sociale doelstellingen van de Lissabonstrategie. Mijn doel daarmee is milieu in het hart van de discussie over de tussentijdse evaluatie (de zogeheten Mid Term Review) van de Lissabonstrategie te houden. De Mid Term Review vormt een van de belangrijkste gespreksonderwerpen tijdens de aanstaande Voorjaarsraad (22-23 maart). De Informele Milieuraad in Maastricht (15-17 juli jl.) vormde de start van het proces om de boodschap ‘Clean, Clever and Competitive’ in de Europese Unie over het voetlicht te krijgen. Onder mijn Europese collega’s en vertegenwoordigers van bedrijfsleven en milieubeweging bleek brede steun voor de notie dat eco-efficiënte innovaties Europa een concurrentievoordeel kunnen opleveren. We hebben een aantal aansprekende voorbeelden laten zien van innovaties die leiden tot nieuwe afzetmarkten, besparing van kosten bij grondstoffen- en energieverbruik en kwaliteitsverbetering van producten en diensten. Tevens zijn samen met vertegenwoordigers van een aantal grote Europese bedrijven opties besproken voor Europese en nationale maatregelen om deze kansen beter te kunnen benutten. Ook de heer Kok woonde als voorzitter van de High Level Review Group voor de Lissabonstrategie het debat bij. Die groep is in het najaar met een rapport gekomen dat een belangrijke basis vormt voor de aanstaande Mid Term Review. De uitkomst van de Informele Milieuraad is tijdens de formele Milieuraad van oktober in Raadsconclusies vastgelegd. Eén van de conclusies is dat het marktperspectief voor eco-efficiënte innovaties verbeterd moet worden en dat daarvoor een mix van instrumenten nodig is. Daarbij valt te denken aan groen aanbesteden, fiscale stimulering, hervorming van milieuschadelijke subsidies en beschikbaarheid van risicokapitaal - met name voor het MKB. Begin november vond de presentatie van het rapport van de Kok-groep plaats. De kern van ‘Clean, Clever and Competitive’ is daarin tot mijn genoegen overgenomen.
4
De stimulering van eco-efficiënte innovaties wordt als één van de vijf prioritaire aandachtsgebieden genoemd. Mijn streven was dat de Milieuraad in december zijn genoegen zou uitspreken over de erkenning van ‘mileu als kans’ in het rapport Kok. Dat is echter niet gelukt. In de Raad kon geen unanimiteit worden bereikt over de preciese formulering waarmee dat zou moeten gebeuren. Een aantal lidstaten wilde de focus verbreden en stelde voor een passage op te nemen over een aantal specifieke milieuonderwerpen, waaronder klimaat en biodiversiteit. Andere lidstaten daarentegen waren geen voorstander van het selectief noemen van een aantal milieuonderwerpen. Het Voorzitterschap heeft verschillende compromisvoorstellen gedaan en daarbij sterk de bedoeling van de voorliggende conclusies benadrukt, namelijk dat zij een reactie vormen op het rapport Kok en de erkenning daarin van ‘milieu als kans’, daarbij herhalend dat het openen van een waslijst van (op zich belangrijke) deelterreinen van het milieubeleid het effect van de conclusies zou afzwakken. Ook na intensieve discussie lukte het niet de tegenstelling te overbruggen. Wel heb ik tijdens de Raad samen met vertegenwoordigers van het Europese bedrijfsleven en de Europese milieubeweging het startsein gegeven voor de dialoog ‘Clean, Clever and Competitive’. Ik vind het belangrijk te constateren dat het bedrijfsleven hierin kansen ziet en grote belangstelling heeft voor eco-efficiënte innovaties. De komende maanden gaan we samen met hen, de Commissie en de milieubeweging onderzoeken hoe we het marktperspectief van die innovaties kunnen vergroten en hoe we daarin gezamenlijk kunnen optrekken. Ik zie hetgeen we het afgelopen half jaar bereikt hebben met “Milieu als kans” als één van de hoogtepunten van het voorzitterschap op milieuterrein. We kunnen constateren dat de boodschap “Clean, Clever and Competitive” veel bekendheid heeft gekregen, niet alleen binnen het circuit van de Milieuraad, maar ook onder het bedrijfsleven, wetenschappers en milieuorganisaties. De “milieu als kans”-gedachte heeft bovendien een goede plek gekregen in het rapport Kok. Daarmee is een goede basis gelegd voor de discussie in de aanstaande Voorjaarsraad. Het was mijn ambitie om de uitkomsten van de Informele Milieuraad en het proces daaraan volgend een substantiële bijdrage te laten zijn voor de Voorjaarsraad 2005. Weliswaar is het wachten op de uitkomst van deze Voorjaarsraad voordat we kunnen concluderen of ik in dat deel van mijn ambitie omtrent dit onderwerp ben geslaagd, tot nu ben ik echter zeer tevreden over wat er is bereikt. 2.2 REACH Totstandbrenging van de verordening over chemische stoffen (REACH) is een omvangrijke operatie die beoogt één enkel geïntegreerd systeem te initiëren voor Registratie, Evaluatie, beperkende maatregelen en de Autorisatie (verlening van vergunningen) ten aanzien van CHemische stoffen. Het voorstel komt in de plaats van ruim 60 bestaande richtlijnen en verordeningen en draagt bij aan een sterke vermindering van de administratieve lastendruk. Mede om deze reden heb ik REACH gedurende het Voorzitterschap bestempeld als één van de vier prioritaire dossiers. Het Nederlands Voorzitterschap heeft aangegeven substantiële voortgang te willen boeken bij de artikelsgewijze bespreking van de eerste 3 titels van REACH, die gaan over algemene aspecten, toepassingsgebied en definities (titel I), registratie van
5
stoffen (titel II) en uitwisseling van gegevens en voorkoming van onnodige dierproeven (titel III). In 7 vergaderingen van de Ad-hoc Raadswerkgroep Chemische Stoffen is het voorstel intensief en in detail besproken. Voorts waren de bijlagen IV tot en met IX onderwerp van bespreking door deskundigen op het gebied van testmethoden. Van 25-27 oktober 2004 vond in Den Haag een door het Nederlandse voorzitterschap georganiseerde workshop plaats over de op dat moment afgeronde REACH Impact Assessments. Vertegenwoordigers van bijna alle EU- lidstaten en de Europese instellingen namen daaraan deel. Ook vertegenwoordigers van het bedrijfsleven (CEFIC en UNICE) en NGO’s (EEB en WWF) waren uitgenodigd om hun visie te geven op de impact van REACH. Ter voorbereiding op de workshop heeft het Nederlandse voorzitterschap een samenvatting laten maken van alle 36 beschikbare impact studies. De workshop heeft ook bijgedragen aan het creëren van een reëel beeld van de gevolgen van REACH, waardoor bestaande vooroordelen konden worden weggenomen. In essentie concludeerde de workshop, hetgeen ook werd overgenomen in het beleidsdebat in zowel de Concurrentiekrachtraad als de Milieuraad, dat extra inspanningen moeten worden verricht om de kosten van REACH, met name voor MKB-bedrijven, verder te reduceren. Dit moet gebeuren op een manier waarbij de beoogde doelstelling van REACH voor de gezondheid van mens en milieu niet in het gedrang komt. Ook is geconcludeerd dat de implementatie van REACH door het bedrijfsleven zo kosteneffectief mogelijk moet zijn. Tenslotte hebben de Raad voor Concurrentievermogen en de Milieuraad op respectievelijk 25 november en 20 december jl. over de resultaten van de onderhandelingen een politiek debat gevoerd. Dat heeft geresulteerd in samenvattende conclusies van het Nederlands Voorzitterschap over de volgende kernproblemen: 1. De resultaten van de Impact Assessment Workshop; 2. De verplichte uitwisseling van testgegevens over stoffen en de interpretatie van gedeelde gegevens; 3. Informatievereisten voor stoffen die in lage volumes op de markt worden gebracht (1-10 ton per jaar); 4. Prioritering in het registratieproces; 5. Registratie of kennisgeving van stoffen in voorwerpen. Bespreking in de Raad van november gaf aan dat vast moet worden gehouden aan het ambitieniveau ten aanzien van de bescherming van gezondheid en milieu bij gelijktijdige aandacht voor de negatieve gevolgen van de regelgeving voor het bedrijfsleven (met name het MKB). De Raad besloot tot verdere bestudering van het Brits-Hongaarse voorstel “één stof, één registratie” dat onder meer de administratieve lasten voor het bedrijfsleven zal reduceren en leidt tot verplichte gezamenlijke indiening van één “core data set” per stof alsook het verplicht delen van informatie die moet worden opgegeven bij de registratie van stoffen. De Raad bevestigde voorts het belang van voldoende informatie over laag volume stoffen en benadrukte het belang van een goede balans tussen enerzijds de kosten van additionele informatievereisten voor deze stoffen en anderzijds de baten ervan voor gezondheid en milieu. De decemberraad hechtte vooral belang aan verdere bestudering en uitwerking van prioriteringsopties in de registratieverplichtingen, teneinde stoffen van zeer ernstige zorg (Persistente Bio-accumulerende en Toxische stoffen) zo vroeg mogelijk geregistreerd te krijgen. Een risicogerichte aanpak achtte de Raad alleen toepasselijk
6
voor de fasen na de registratie van stoffen. Tenslotte sprak de Raad bezorgdheid uit over de uitvoerbaarheid en de mededingingseffecten van de voorgestelde regels inzake stoffen in artikelen (voorwerpen). De Raad zal dit aspect verder bestuderen. Mijn ambitie om voortgang te boeken bij de bespreking van de eerste 3 titels als belangrijke en dragende onderdelen van het REACH-voorstel, is verwezenlijkt. Er is substantiële inhoudelijke vooruitgang geboekt die een goede basis biedt voor de inkomende voorzitterschappen om hun ambitie te realiseren en eind 2005 een politiek akkoord na te streven. 2.3 Klimaat Het internationale klimaatbeleid kende twee belangrijke ontwikkelingen tijdens het Nederlands voorzitterschap. Ten eerste heeft Rusland in oktober het Kyoto-protocol geratificeerd, waardoor dat op 16 februari van dit jaar in werking zal treden. Daarmee is een eind gekomen aan een periode van onzekerheid met betrekking tot de toekomst van het Kyoto protocol. Er ligt nu een juridische multilaterale basis voor internationaal klimaatbeleid tot 2013. De tweede ontwikkeling betreft de vooruitgang die de EU zowel intern als extern heeft geboekt ten aanzien va n internationaal klimaatbeleid na 2012. Intern heeft de EU milieuraad zowel voor als na de tiende Conferentie van Partijen bij het Klimaatverdrag, CoP-10 (in oktober en december) onder mijn voorzitterschap Raadsconclusies aangenomen waarin de contouren va n de Europse inzet op toekomstig klimaatbeleid worden beschreven. Zo is het EU-standpunt dat de wereldgemiddelde temperatuur niet méér zou mogen stijgen dan 2ºC ten opzichte van pre-industrieel niveau (om de grote risico’s van klimaatverandering te beperken) bevestigd. Deze langetermijn doelstelling is verder uitgewerkt in de daarbij behorende broeikasgasconcentraties en in een mondiaal emissiepad. Ook wordt ingegaan op de strategieën voor toekomstig klimaatbeleid: mondiale aanpak, lastenverdeling, gebruik van emissiehandel en verdergaand EU-klimaatbeleid. Extern hab ik me als voorzitter van de EU-Milieuraad eveneens ingezet om het mondiale klimaatbeleid verder te brengen. In aanloop naar COP-10 in Buenos Aires heb ik bezoeken afgelegd naar een aantal sleutellanden, zoals de VS, India, China, Qatar, Brazilië en Argentinië. Tijdens die gesprekken heb ik met hen van gedachten gewisseld over toekomstig klimaatbeleid, om te peilen of het starten van besprekingen over de toekomst van het klimaatbeleid binnen de VN haalbaar zou zijn. In geen van de gesprekken is twijfel geuit over het bestaan van door de mens veroorzaakte klimaatverandering, integendeel, in vrijwel alle landen wordt klimaatverandering geconstateerd en wordt een relatie gelegd met de emissies van broeikasgassen. Alle landen hebben gewezen op de belangrijke relatie tussen klimaatverandering en duurzame ontwikkeling en op het belang van adaptatie, het Clean Development Mechanisme en van technologieoverdracht. Ook wordt algemeen gewezen op het belang om klimaatbeleid te ontwikkelen waarbij rekening wordt gehouden met andere aspecten van het energie en milieubeleid zoals luchtkwaliteit, voorzieningszekerheid, elektrificatie, etc. In bijna alle landen werd aangegeven dat informele gesprekken over het lange termijn klimaatbeleid mogelijk zijn. Het initiatief om deze landen te bezoeken werd in hoge mate gewaardeerd en heeft bijgedragen aan een verbeterde vertrouwensrelatie met de EU.
7
Toch ondervond de EU tijdens COP-10 zware weerstand van een aantal landen tegen het bespreekbaar maken van toekomstig klimaatbeleid (na 2012) binnen de VN. Uiteindelijk is de EU er wel in geslaagd een akkoord te bereiken over een seminar in mei 2005 voor informatieuitwisseling over toekomstige acties ten aanzien van mitigatie en adaptatie, en over bestaand beleid en maatregelen van regeringen om aan de huidige verplichtingen te voldoen onder het VN-Klimaatverdrag en het Kyotoprotocol.
Voorafgaand aan de Klimaatconferentie heb ik met mijn collega van Ontwikkelingssamenwerking de succesvolle conferentie “Energy for Development” georganiseerd over intensivering van de samenwerking met ontwikkelingslanden op gebieden die de klimaatproblemen raken, zoals energieproductie en -gebruik. Deze conferentie was belangrijk voor het vergroten van het draagvlak voor het klimaatprobleem bij ontwikkelingslanden. 2.4 Duurzaam wegtransport: stillere, schonere en zuiniger auto’s Voor de Milieuraad van oktober heb ik het thema Duurzaam wegtransport geagendeerd. Doel van het beleidsdebat was om te spreken over voorstellen en acties die het wegverkeer in de Unie schoner, stiller en zuiniger kunnen maken. Tijdens de Milieuraad bleek een duidelijk door iedereen gevoelde noodzaak om zo snel mogelijk beslissingen te nemen over aanvullende maatregelen op dit vlak. Er was brede consensus dat in de nieuwe Euro-5 norm voor diesel personenauto’s een flinke reductie van de fijnstofemissie moet worden opgenomen, die overeenstemt met de reductiemogelijkheden van roetfilters. Het op initiatief van NL gevoerde debat tijdens de Milieuraad, heeft er mede toe geleid dat de Commissie voortijdig een indicatie heeft gegeven van de kaders waarbinnen Lidstaten roetfilters (of dieselauto’s met zeer lage fijnstofemissie) mogen stimuleren. De Nederlandse voornemens voor een roetfilterregeling passen binnen deze kaders. De Lidstaten riepen de Commissie op om naast het Euro-5 voorstel ook met een Euro6 voorstel voor personenauto’s en voor het zware wegverkeer te komen, waarmee de Nox-emissie op een gewenst duurzaamheidsniveau komt. Een belangrijke conclusie was ook dat geluidsnormen moeten worden aangescherpt, door middel van nieuwe testmethoden voor auto’s en banden. Ik heb zelf aangegeven dat ik het van belang vind dat besluitvorming over geluidsnormen niet alleen op ambtelijk niveau, maar ook op politiek niveau moet plaatsvinden. Voorts riepen de Lidstaten de Commissie op met de auto- industrie te overleggen over nieuwe CO2 convenanten voor de periode 2008-2012, en daarnaast een back-up strategie (bijv. CO2 regelgeving) te ontwikkelen voor het geval de convenanten niet worden nageleefd. Daarnaast werd de noodzaak gevoeld van een evaluatie over de haalbaarheid van de doelstelling van 120 gr. CO2 per kilometer voor nieuwe personenauto’s in 2012. De Commissie heeft aangegeven dat zij op korte termijn met nieuwe of aangescherpte voorstellen zal komen. Deze voorstellen zullen worden geplaatst in het kader van het Clean Air for Europe (CAFE) programma. In oktober heeft ook de high- level conferentie “Energy in motion” plaatsgevonden, die ik samen met mijn collega’s Minister Peijs en Minister Brinkhorst heb georganiseerd. Deze conferentie stond vooral in het teken van de lange termijn strategie voor duurzaam wegvervoer, waarbij de toekomstige energievoorziening
8
wordt gewaarborgd en innovatie van de economie wordt gestimuleerd. Tijdens de conferentie is gesproken over de bijdrage die innovaties in brandstoffen en motoren kunnen leveren aan een schoner en klimaat-neutraal systeem voor wegtransport en de manier waarop dergelijke innovaties sneller in de markt kunnen worden gezet. In de voorzitterschapsconclusies die zijn voorgelegd aan de Milieuraad, de Transportraad en de Energieraad zijn onder andere aanbevelingen opgenomen over reductie van fijnstof, NOx en CO2 . Een van de conclusies was ook dat een geïntegreerde aanpak nodig is om het CO2 -probleem op te lossen, met aandacht voor alternatieve brandstoffen, eco-efficiënte rijstijl, andere vormen van hernieuwbare energie en logistieke innovaties. Daarnaast worden vrijwillige afspraken met de auto-industrie, en strategische partnerschappen tussen overheid, industrie en stakeholders aanbevolen. Met het voeren van deze debatten, is het onderwerp duurzaam wegtransport op de Europese agenda geplaatst en is een belangrijke aanzet gegeven tot een ve rscherping en versnelling van maatregelen op dat vlak door de Commissie, die inmiddels voorstellen heeft gedaan die overeenkomen met mijn ambitie op dit gebied. Deze is daarmee verwezenlijkt.
2.5 Stedelijk milieu In de loop van 2005 zal de Europese Commissie komen met een thematische strategie voor het stedelijk leefmilieu. Tijdens de oktoberraad zijn conclusies aangenomen op basis van de eerder door de Commissie uitgebrachte mededeling, waarin het belang wordt benadrukt van bronmaatregelen ter verlaging van luchtvervuiling en geluidsoverlast. Daarnaast werd de Commissie uitgenodigd om, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, de rechtvaardiging voor de voorgestelde planverplichtingen in heroverweging te nemen. Mijn ambitie voor dit onderwerp was om de Mededeling van de Commissie te behandelen en hierover raadsconclusies te formuleren teneinde richting te geven aan de Commissie bij het uitwerken van de mededeling in de thematische strategie. Deze ambitie is verwezenlijkt. 2.6 Mijnafval De milieuproblematiek op Europese schaal als gevolg van mijnactiviteiten is aanzienlijk: mijnafval vormt een van de grootste stromen (29% van de totale hoeveelheid) afval in de EU. De richtlijn mijnafval beoogt een dusdanig beheer van het afval dat bij de winning van mineralen ontstaat, dat de bodem en het oppervlakteen grondwater worden beschermd. De aanleiding van het voorstel is een aantal ongelukken die zich de afgelopen jaren hebben voorgedaan met opvangbekkens en afvalbergen (vooral in Spanje en Roemenië). Tijdens de Milieuraad van oktober werd een politiek akkoord bereikt over de richtlijn. Hiermee werd voldaan aan mijn ambitie om op het – door het Iers voorzitterschap grotendeels voorbereide – dossier een politiek akkoord te behalen. 2.7 Gefluorideerde broeikasgassen Onder het Kyoto-verdrag vallen ook gefluorideerde gassen. Deze leveren een sterke bijdrage aan het broeikaseffect (honderden tot duizenden malen sterker dan CO2 ).
9
Nederland wil de emissie van deze broeikasgassen reduceren en heeft beleid en regelgeving daarvoor vastgesteld. Ik hecht er waarde aan dat er binnen de EU een vergelijkbare ambitieuze aanpak van deze gassen komt. Om dit te bereiken heeft de Commissie een voorstel voor een EU Verordening betreffende bepaalde gefluorideerde broeikasgassen uitgebracht. Dat voorstel voorziet in controle op de lekdichtheid van koelinstallaties, airconditioningssystemen, warmtepompen en brandbeveiligingssytemen. Verder wordt het gebruik van bepaalde gefluorideerde broeikasgassen in een aantal producten volgens de Verordening verboden. In de aparte richtlijn emissies uit auto-airco’s wordt het gebruik van sterke gefluorideerde broeikasgassen uitgefaseerd. Gelet op het belang van deze Verordening en de Richtlijn voor de uitvoering van het Kyoto-verdrag is het mijn ambitie geweest om hierover een politiek akkoord te bereiken. Tijdens de Milieuraad van oktober heb ik dat politiek akkoord kunnen bewerkstelligen. Het debat was niet eenvoudig. Terwijl het voorstel voor sommige lidstaten al te ver ging, ging het voor anderen niet ver genoeg. Als voorzitter heb ik ernaar gestreefd het hoogst haalbare te verwezenlijken, hetgeen heeft geresulteerd in een besluit dat op Europese schaal een belangrijke stap voorwaarts is. Deze ambitie is dan ook verwezenlijkt.
2.8 Aarhus Het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden (Verdrag van Aarhus) is in 1998 totstand gekomen en ondertekend door alle lidstaten van de EU en de Gemeenschap zelf. Omdat de relevante communautaire wetgeving nog niet was aangepast aan de bepalingen van het Aarhus-verdrag, kon dit nog niet door de EU worden geratificeerd. De Commissie had een pakket van drie voorstellen naar de Raad gestuurd: - een ontwerp-verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag voor de EG- instellingen en organisaties; - een ontwerp-richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende toegang tot de rechter inzake milieu-aangelegenheden; en - een ontwerp-besluit betreffende de goedkeuring van het Verdrag. Tijdens de Decemberraad is overeenstemming bereikt over de ontwerp- verordening in de vorm van een politiek akkoord en is het ontwerp-besluit aangenomen. In mijn brief aan het begin van het voorzitterschap gaf ik aan dat ik veel belang hechtte aan spoedige ratificatie van het Verdrag door de EU, met het oog op de tweede bijeenkomst van Partijen van het Verdrag in mei 2005. Om die reden is prioriteit gegeven aan de activiteiten die hierop betrekking hadden, namelijk de ontwerp-Verordening en het ontwerp-Besluit, en is minder energie gestoken in de ontwerp-Richtlijn. De Verordening handelt over de toepassing van het Verdrag op de instellingen van de Gemeenschap. Dit instrument was noodzakelijk voor de implementatie van het Verdrag, in aanvulling op de bestaande richtlijnen die de toepassing van het Verdrag voor de Lidstaten regelen. Door het bereikte politiek akkoord en het aannemen van het besluit is deze ambitie verwezenlijkt.
10
Met deze stap kan de Unie spoedig ratificeren en tijdens de tweede bijeenkomst van Partijen een belangrijk signaal afgegeven naar andere partijen over ratificatie en krijgt de EU een sterkere positie bij de besluitvorming tijdens deze bijeenkomst. De ontwerp-Richtlijn over toegang tot de rechter is door het Luxemburgs en Britse voorzitterschap geagendeerd. 2.9 Kwik De door de Commissie toegezegde samenhangende Europese kwikstrategie is tijdens het Nederlands voorzitterschap niet tijdig gereedgekomen door vertragingen binnen de Commissie. Hierdoor is de eerder in het Voorzitterschap aan de door mij gestelde ambitie - Raadsconclusies in de Decemberraad - helaas niet voldaan. Vooruitlopend op de strategie is er wel vanuit het Nederlands EU voorzitterschap met de Commissie van gedachten gewisseld over de in te nemen EU-positie tijdens de UNEP Beheersraad van eind februari 2005 die het onderwerp kwik in mondiaal verband zal behandelen, om te bewerkstelligen dat de genoemde EU-positie en de op handen zijnde EU-strategie met elkaar in lijn zijn. Inmiddels is vernomen dat de Commissie eind januari 2005 de Europese strategie zal uitbrengen, waardoor deze voor de Beheersraad daadwerkelijk beschikbaar is.
2.10 INSPIRE Begin 2004 heeft de Commissie voorstellen gepresenteerd om te komen tot Europese regelgeving en een adequate Europese organisatie rond de uitwisseling van geografische gegevens bestemd voor milieubeleidszaken in Europa (INSPIRE). Tijdens het Nederlands voorzitterschap is de behandeling van het dossier gestart. Het Europees Parlement heeft over dit onderwerp nog geen eerste lezing afgerond. Het Luxemburgs Voorzitterschap heeft de behandeling van het INSPIRE voorstel voortvarend opgepakt en streeft naar een politiek akkoord onder zijn voorzitterschap. De ambitie van de Nederlandse regering om tijdens het voorzitterschap te starten met behandeling van het dossier is gehaald. 2.11 Batterijen en accu’s Een volgend succes tijdens het voorzitterschap wordt gevonden in het politiek akkoord dat in december werd bereikt over de Richtlijn batterijen en accu’s. Het resultaat ging daarmee verder dan de eerder geformuleerde ambitie om slechts de twee belangrijke discussiepunten (uitfasering van cadmium en vaststellen van inzamel- en recyclingdoelstellingen) te bespreken. Hoewel de standpunten aanvankelijk ver uiteen lagen, is het gelukt een compromis te formuleren waar voldoende steun voor was. De meerderheid van de Raad (en, essentieel, inclusief de Commissie) kon met betrekking tot de nog openstaande punten uiteindelijk akkoord gaan met een pakket dat bestaat uit: 1. een verbod op Nikkel-Cadmium batterijen met een uitzondering op draadloos gereedschap (accuboren e.d.) 2. de commissie evalueert die uitzondering binnen 4 jaar 3. inzamelpercentages voor alle batterijen van tenminste 25% na 4 jaar en 45% na 8 jaar en een recyclepercentage van tenminste 50%
11
De ambitie is dan ook ruimschoots gehaald. 2.12 Grondwater De grondwaterrichtlijn geeft invulling aan artikel 17 van de Kaderrichtlijn Water met als doel te komen met nadere bepalingen inzake het voorkómen en beheersen van grondwaterverontreiniging. De ambitie was om onder Nederlands voorzitterschap de behandeling van de Richtlijn voort te zetten. Dit is inderdaad gebeurd. Op hoofdlijnen werd overeenstemming bereikt over: 1. de door het voorzitterschap voorgestelde aanpassing van de structuur van de richtlijn 2. het uitgangspunt dat de nieuwe richtlijn het beschermingsniveau van de in 2013 in te trekken oude Grondwaterrichtlijn moet waarborgen (in samenhang met de Kaderrichtlijn Water) 3. alsmede over enkele technische aspecten De behandeling is zelfs al zover gevorderd, dat naar verwachting onder Luxemburgs voorzitterschap een politiek akkoord bereikt zal kunnen worden. De ambitie is dus gehaald.
2.13 ENAP Het project ENAP (Exploring New APproaches for regulating industrial installations) is een initiatief om een dialoog tussen onder meer de lidstaten en de Commissie op gang te brengen om te verkennen welke nieuwe benaderingen beschikbaar zijn en succesvol kunnen zijn om de milieuregulering van industriële installaties te verbeteren. In de vorm van drie workshops richtte de Europese dialoog zich op het verkennen van de reikwijdte van vergunningen onder IPPC en alternatieve manieren, het gebruik van nationale emissiehandelssystemen om nationale emissiereducties te bereiken en het versterken van de rol van milieuzorgsystemen, in vergunningverlening, inspectie en handhaving. Tijdens de afsluitende conferentie in oktober was één van de hoofdconclusies dat de IPPC-richtlijn een goed instrument is voor het reguleren van de industrie en dat er op dit moment geen noodzaak wordt gezien voor grote amendementen vóór 2007, al dient dit niet tot inactiviteit te leiden. Deze en de overige conclusies zijn aan de Milieuraad van december gezonden, wat overeenkomt met de ambities die ik in juni over dit onderwerp aan u heb medegedeeld. 2.14 LIFE+/ Natura 2000 In juli heeft de Europese Commissie de Financiële Perspectieven 2007-2013 - in feite de meerjarenbegroting voor de Europese Unie - gepresenteerd. Via het financieel instrument LIFE+ en de mededeling over financiering van de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden (Natura 2000) heeft de Commissie voorstellen gedaan voor financiering van natuur- en milieubeheer. Het Nederlandse Voorzitterschap heeft de mededelingen over de financiering Natura 2000 en LIFE+ voor oriënterend debat geagendeerd. Nederland als Lidstaat heeft zich daarbij van het begin af aan beroepen op het voorbehoud dat met het oog op de komende onderhandelingen over de Financiële Perspectieven het vaststellen van definitieve bedragen nu nog niet aan de orde kon zijn.
12
De Milieuraad van oktober voerde een beleidsdebat over de financiering van Natura 2000. Daarbij bestond wel behoorlijke - zij het ver van unanieme - steun voor de voorstellen van de Commissie om de financiering van Natura 2000 gebieden voor een belangrijk deel te doen plaatsvinden uit Structuur/Cohesie- en Plattelands Ontwikkelingsfonds. Een vijftiental - voornamelijk zuidelijke en nieuwe - lidstaten voorzag onvoldoende mogelijkheden binnen de Structuurfondsen en het Plattelands Ontwikkelingsfonds voor financiering van Natura 2000 en wenste daarom vergroting van het financieel instrument LIFE+. De Milieuraad van december voerde een beleidsdebat over LIFE+. Ook bij het opstellen van dit voorstel is een fundamentele keuze gemaakt om diverse milieuprogramma’s te integreren alsmede milieu-programma’s in te bedden in andere programma’s. Deze integratiegedachte houdt in dat het milieu en de natuur beter beschermd kunnen worden wanneer deze bescherming onderdeel uitmaakt van een algehele economische en sociale ontwikkeling. In de Raad bleek vrij brede steun voor het algemene voorstel van de Commissie voor integratie. Het door de Commissie voorgestelde fonds LIFE+ is een faciliterend instrument voor de uitvoering van het 6e Milieu Actieprogramma met nadruk op communicatie, bewustwording en monitoring van de uitvoering van milieubeleid.
2.15 25 jaar Vogelrichtlijn Tijdens het Nederlands voorzitterschap is een internationale conferentie georganiseerd in het kader van het 25-jarig bestaan van de Vogelrichtlijn. Tijdens de conferentie is vastgesteld dat dankzij de implementatie van de Vogelrichtlijn belangrijke resultaten zijn bereikt in de laatste 25 jaar ter bescherming van vogels en hun habitats. Recent onderzoek toont echter aan dat de aantallen van veel gewone vogelsoorten nog steeds afnemen, wat een algemene vermindering van de milieukwaliteit van Europa aangeeft. Eén van de hoofdconclusies was dat betere integratie van de eisen van de Vogelrichtlijn in alle andere EU beleidsvelden nodig is, alsmede dat het netwerk van Special Protection Areas op land in 2005 zal worden afgerond en op zee in 2008. De conclusies en bijbehorende acties zijn als de “Bergen op Zoom Conclusions” ter informatie gezonden aan de Milieuraad van december. 2.16 Hoogwaterbescherming De overstromingen als gevolg van hevige regenval in grote delen van Europa in 2002 hebben geleid tot een roep om een actieplan van de Europese Commissie. Medio 2004 heeft de Commissie een mededeling gepresenteerd die tijdens de informele milieuraad in juli is besproken onder leiding van de Staatssecretaris van V&W. De bevindingen van het debat zijn tijdens de Milieuraad van oktober vastgelegd in Raadsconclusies. Mijn collega Minister Peijs zal u, in haar brief over het voorzitterschap, nader informeren over dit onderwerp. 2.17 Mariene strategie Het initiatief van de Europese Commissie om te komen tot een strategie voor duurzame bescherming van het mariene milieu teneinde een duurzaam gebruik mogelijk te maken, is met een 2e stakeholdersbijeenkomst van 10-12 november in Rotterdam haar laatste fase ingegaan. In de eerder genoemde brief die Minister Peijs voornemens is aan u te zenden, zal dieper worden ingegaan op de uitkomsten van de bijeenkomst.
13
3. Mondiale bijeenkomsten Tijdens het Nederlands voorzitterschap heeft ook een aantal mondiale bijeenkomsten plaatsgevonden waarbij Nederland als voorzitter namens de Unie is opgetreden. Hierbij kunnen met name de onderwerpen CoP-1 van het Verdrag van Rotterdam, Prepcom-2 SAICM, CoP-7 van het Verdrag van Bazel, MoP-16 van het Montreal protocol, CoP-10 van het Klimaatverdrag, alsmede Brusselse voorbereiding voor CSD, UNEP en het Biosafety-protocol worden genoemd. 3.1 Verdrag van Rotterdam In september vond de eerste vergadering van partijen (Conference of Parties) plaats na inwerkingtreding van het Verdrag van Rotterdam. Het verdrag beoogt in het kader van de internationale handel in chemicaliën, exporteurs ertoe te verplichten dat zij, met betrekking tot chemische stoffen die in het verdrag als gevaarlijke chemische stoffen zijn geïdentificeerd, voorafgaande instemming van het importerende land dienen te verkrijgen (Prior Informed Consent, PIC). Tijdens CoP-1 zijn onder andere de volgende beslissingen genomen: 1. De plaatsing van 14 stoffen in annex III van het verdrag (de PIC-lijst). 2. De aanvaarding van een op de FAO-regio’s gebaseerde lijst van landen onderverdeeld in de zogenaamde PIC-regio’s met het oog op notificaties van stoffen. 3. De instelling van een definitief Chemicals Review Committee waarin de EU 6 van de 31 zetels heeft. 4. De keuze van Geneve en Rome als locatie voor het Secretariaat van het verdrag. 5. De aanvaarding van een tweejaarlijks budget voor uitvoering van het verdrag (circa 3,5 miljoen $ per jaar) op basis van de UN-scale of contributions. Dat budget zal reeds tijdens CoP-2 (oktober 2005) worden herzien. Voorts zijn twee fondsen onder het verdrag ingesteld, een fonds voor core-activities en een tweede fonds voor ondersteuning van ontwikkelingslanden. 6. Afspraken over technische assistentie alsmede onderzoek naar mogelijkheden voor financiële ondersteuning onder bestaande financiële mechanismen. 3.2 SAICM In oktober vond in Nairobi onder auspiciën van UNEP de tweede vergadering plaats van de Preparatory Committee for the development of a Strategic Approach to International Chemical Management (SAICM PrepComII). SAICM dient er onder meer toe de doelstellingen van de WSSD top in Johannesburg te verwezenlijken met betrekking tot een duurzaam gebruik van chemische stoffen en een minimalisatie per 2020 van de schadelijke effecten van chemische stoffen voor mens en milieu. Ofschoon allerminst finale resultaten zijn geboekt, kan worden geconcludeerd dat een duidelijke stap voorwaarts is gezet in de ontwikkeling van een mondiale chemicaliënstrategie, inclusief een daarbij behorend mondiaal actieprogramma. Met name de zeer actieve betrokkenheid van alle regio’s en stakeholders was opmerkelijk en bemoedigend. De vergadering bevestigde een sense of urgency en was resultaatgericht, hetgeen verwachtingen schept voor PrepCom III.
14
3.3 Verdrag van Bazel Het verdrag van Bazel (VN- milieuverdrag over grensoverschrijdende handel in afval) richt zich o.a. op technische richtlijnen voor het milieuhygiënisch verantwoord verwerken van afvalstoffen die persistente organische verontreinigingen bevatten (POP’s). Tijdens de 7e Conferentie van Partijen die in oktober plaatsvond zijn twee richtlijnen aanvaard, namelijk: - een algemene richtlijn (“paraplu-richtlijn”) voor afvalstoffen met POP’s, en - een specifieke richtlijn voor afvalstoffen die PCB’s, PBB’s en PCT’s bevatten. Beide richtlijnen zijn gemaakt om invulling te geven aan artikel 6, lid 2 van het Verdrag van Stockholm over het verbieden van productie van en handel in specifieke POP’s. Nu CoP-7 al 2 richtlijnen heeft aanvaard, en daarmee het format voor 4 nog te ontwerpen richtlijnen vastligt, mag worden verwacht dat deze werkzaamheden in 2005 kunnen worden afgerond. Voor het onderdeel sloopschepen heeft voorafgaand aan CoP-7 in Den Haag een tweedaagse bijeenkomst van de Working Group on Ship Dismantling plaatsgevonden waarin drie besluiten werden voorbereid over achtergelaten schepen, milieuvriendelijk management van sloopschepen en samenwerking tussen IMO en ILO over sloopschepen. Tijdens CoP-7 van het verdrag van Bazel zijn hierover drie besluiten ge nomen die een cruciale stap betekenen voor het slopen van schepen op een wijze die veel minder schadelijk is voor de gezondheid en het milieu, ook in ontwikkelingslanden. 3.4 Kiev+1/ Tbilisi Ministerial Meeting In 2003 is in Kiev tijdens de Pan European Ministerial Conference “Environment for Europe” de milieustrategie aangenomen voor de zogenoemde EECCA-regio (Eastern Europe, Caucasus and Central Asia). In oktober 2004 vond in Tibilisi een vervolg ministeriële conferentie plaats die als doel had om voor de doelstellingen van de EECCA-milieustrategie nadere prioriteiten te stellen en om een impuls te geven aan de uitvoering. De EU inbreng daarvoor werd door het Nederlands voorzitterschap gecoördineerd. De deelnemende EECCA- landen bleken vooral behoefte te hebben aan gedegen capaciteitsopbouw voorafgaand aan nadere prioritering. Tijdens de conferentie heb ik namens de EU de in de Milieuraad besproken praktische manieren van samenwerking naar voren gebracht, waaronder ‘twinning’, convergentie van het milieubeleid van de EECCA-landen met dat van de EU, en invulling van de European Neighbourhood Policy. Met verschillende andere partijen (o.a. de OESO, VN-ECE en Regional Environment Centers) zal een nadere uitwerking worden gemaakt van het werkprogramma, dat realistisch is over wat kan worden bereikt en de behoeften van deelnemende partners respecteert. In 2007 zal de volgende Environment for Europe conferentie plaatsvinden in Belgrado, waar de vorderingen tot dan toe zullen worden beschouwd. Tevens is de EECCA Environment Strategy voorgelegd aan de UNEP Working Group die een intergouvernementeel strategisch plan ontwikkelt voor technologische ondersteuning en capaciteits opbouw.
15
3.5 Montreal Protocol In november vond de 16e Meeting of Parties (MoP) plaats onder het Montreal Protocol. Eén van de belangrijkste onderwerpen op de agenda betrof de verdere uitfasering van ozonlaag-aantastende stoffen, waaronder de uitfasering van methylbromide. Over dit onderwerp bestaan grote verschillen van mening tussen met name de EU en de VS. Tijdens een extra MoP in maart 2004 is uiteindelijk overeenstemming bereikt met de VS over de verdere uitfasering van methylbromide door de VS, waarmee een uittreden van de VS uit het Montreal Protocol werd voorkomen. Tijdens de bijeenkomst in nove mber 2004 werd opnieuw gediscussieerd over (meerjarige) uitzonderingsverzoeken om methyl-bromide nog te mogen blijven gebruiken. De bijeenkomst heeft overeenstemming bereikt over criteria om deze aanvragen te beoordelen. Uitzonderingsaanvragen voor methyl- bromide voor 2005 zullen worden goedgekeurd maar zonder dat landen boven de 30% productie uitkomen; zij zullen dus moeten interen op de voorraden. De aanvragen zullen beoordeeld worden door een technisch panel van het MBTOC (Methyl Bromide Technische Opties Comité). Overigens zal opnieuw een extra MoP plaatsvinden in juni 2005, om de gemaakte afspraken van november 2004 hard te maken. Met deze uitkomst was het Nederlandse EU-voorzitterschap zeer tevreden. Enerzijds omdat tot twee keer toe scherpere afspraken zijn gemaakt over de verdere uitfasering van methylbromide, maar ook van CFK-houdende asthma- medicijnen. Anderzijds omdat we erin geslaagd zijn de VS binnenboord te houden zonder teveel concessies toe te staan. Het Voorzitterschap heeft een bindende rol binnen de EU kunnen spelen, in goede samenwerking met de Europese Commissie. Mijn doelstellingen voor dit onderwerp zijn dan ook zeker gehaald. Tot slot kan ik nog melden dat Nederland is gekozen tot voorzitter van het Implementation Committee. 3.6 Brusselse voorbereiding CSD en UNEP In februari 2005 vindt de UNEP beheersraad plaats. Tijdens de Milieuraad van december is van gedachten gewisseld met de directeur van UNEP, de heer Töpfer, over een aantal onderwerpen in relatie tot de Millenium Summit Review die in maart zal plaats vinden en de UNEP Beheersraad van februari 2005. De discussie had als doel het formuleren van richtinggevende bouwstenen die UNEP kunnen helpen bij het vormgeven van haar bijdrage aan de Millenium Summit Review en die het voorzitterschap helpen bij de discussie tijdens de komende Beheersraad in februari 2005. Nederland functioneert bij de voorbereiding op en tijdens deze raad, op verzoek van Luxemburg, als voorzitter van de EU. Overigens is in december 2004 met Nederland als voorzitter van de EU delegatie, het UNEP strategisch plan voor capacity building and technology support tot stand gebracht. Dit plan zal tijdens de Beheersraad in 2005 worden vastgesteld. Van 11 t/m 22 april 2005 zal de 13e vergadering van de Committee on Sustainable Development (CSD) plaatsvinden. Tijdens deze sessie zullen afspraken gemaakt worden die moeten leiden tot een versnelling van de uitvoering van het Johannesburg Plan of Implementation en de Millennium Development Goals op het gebied van water, sanitatie en menselijke nederzettingen. Onder Nederlands voorzitterschap is in de Working Party on International Environmental Issues (WPIEI) de afgelopen 6 maanden gewerkt aan de EU positie voor CSD-13. Om input te verkrijgen voor de EU
16
positie zijn de Internationale Financiële Instellingen en de VN organisaties aangeschreven door het NL voorzitterschap met het verzoek hun ervaringen en expertise betreffende de drie thema’s te delen. Daarnaast zijn in een vroeg stadium gesprekken gevoerd met deze en andere belangrijke spelers. Bovendien is in december een stakeholdersbijeenkomst georganiseerd in Brussel waarbij de Europese NGO’s in de gelegenheid zijn gesteld om de WPIEI te adviseren over mogelijke oplossingen voor CSD-13. In januari 2005 zal onder Luxemburgs voorzitterschap de EU positie voor CSD-13 worden vastgesteld. Mijn doel om aan het eind van het Nederlandse voorzitterschap een EU positie aan de Luxemburgers over te dragen die vrijwel compleet is, is hiermee dus ruimschoots gehaald. 3.7 Cartagena Protocol on Biosafety Het protocol heeft als doel een adequaat beschermingsniveau te bieden voor het transport, de behandeling en het gebruik van genetisch gemodificeerde organismen, welke een nadelig effect kunnen hebben op het behoud en duurzaam gebruik van de biodiversiteit. De doelstelling van het Nederlands voorzitterschap was om, ter voorbereiding van de tweede bijeenkomst van Partijen bij het Protocol (CoP/MoP-2) in juni 2005 EU positie papers voor te bereiden en af te ronden voor alle CoP/MoP-2 agenda onderwerpen. Deze doelstelling is gehaald. Nederland zal op verzoek van Luxemburg het EU-voorzitterschap in de eerste helft van 2005 voortzetten. Nederland zal dit doen in samenwerking met het Verenigd Koninkrijk. 3.8 CoP-10 Klimaatverdrag Ik verwijs naar hetgeen ik hiervoor (paragraaf 2.3) over klimaatbeleid heb gemeld. In aanvulling daarop kan meer specifiek over CoP-10 het volgende worden aangegeven. Als voorzitter van de EU heeft Nederland namens de EU onderhandeld en gesproken tijdens de paneldiscussies van het high level segment. Naast verdergaande besluiten over de uitvoering van het Kyoto protocol en de Conventie was de inzet van de EU om op deze conferentie te komen tot een toekomstgericht proces-besluit, aangezien het Kyoto protocol in 2012 afloopt. Uiteindelijk is een pakket van besluiten aangenomen met betrekking tot assistentie aan ontwikkelingslanden (financiering, Werkprogramma van Buenos Aires voor Adaptatie en de gevolgen van klimaatmaatregelen voor producenten van fossiele brandstoffen, technologieoverdracht) en is een eerste discussie over de toekomst van het klimaatbeleid geagendeerd tijdens een seminar van overheidsdeskundigen in mei 2005 (ondanks zware weerstand van de VS en een groot aantal ontwikkelingslanden). Daarnaast zijn besluiten genomen over uitwisseling van informatie over mitigatie, het CDM, bewustwording, landgebruik en bossen, capaciteitsopbouw, rapportage en monitoring van emissies en emissies van internationale lucht- en scheepvaart.
17
4. Overige thema’s tijdens het voorzitterschap Tijdens het voorzitterschap heeft ook een aantal evenementen plaatsgevonden waarbij VROM het voortouw had of direct betrokken is geweest. Sommige van deze evenementen speelden op ministerieel niveau, andere op hoog-ambtelijk niveau. 4.1 Legionella congres Tijdens de Aqua-tech beurs in september heb ik een high- level conferentie georganiseerd onder de naam “Legionella in Europe: Problem and prevention.” Tijdens dit congres zijn ervaringen uitgewisseld over het voorkómen van de ziekte en is gesproken over afstemming van beleid. Er was brede steun voor het versterken van Europa-brede inspanningen door te komen tot een “European guidance document for a preventive approach.” Voorgesteld werd dat dit wordt opgepakt door de reeds functionerende European Working Group on Legionella Infections (EWGLI) en dat bij het opstellen van dit document gebruik wordt gemaakt van (de ervaringen met) de regelgeving in de verschillende (kandidaat-) lidstaten. 4.2 Handhaving In het kader van de Europese samenwerking bij milieuhandhaving zijn verschillende bijeenkomsten georganiseerd waaronder de conferentie van het Chemical Legislation European Enforcement Network (CLEEN) en de plenaire vergadering van het European Union Network for the Implemenation and Enforcement of Environmental Law (IMPEL). Tijdens de CLEEN-bijeenkomst werd onder andere het Nederlandse projectvoorstel EuroPCB aangenomen, dat de implementatie van Europese PCBregelgeving in de verschillende lidstaten rond september 2005 in kaart moet hebben gebracht. Op de IMPEL-vergadering werd onder meer besloten een vervolg te geven aan het door Nederland geïnitieerde zeehavenproject (Cluster TFS / Transfrontier Shipments of Waste). Tevens is besloten tot het oprichten van een nieuw cluster “IMPEL/Better Legislation” waaraan de VROM-Inspectie ook deel zal nemen, dit beoogt de verbetering van de handhaaf- en naleefbaarheid van Europese milieuregelgeving. 4.3 Milieu en gezondheid Doel van de conferentie “The European Environment & Health Action Plan 20042010, Implementation” was om het door de Commissie gepresenteerde actieplan verder uit te werken. Het plan bestaat uit 13 acties rond de drie thema’s: Verbeteren van de informatieketen; opvullen van de kennistekorten; en herzien van beleid en verbeteren van communicatie. In de voorzitterschapsconclusies, die zijn doorgestuurd aan de Milieuraad, werden lidstaten, Commissie en stakeholders opgeroepen om hun constructieve bijdragen voort te zetten en het onderwerp hoog op de politieke agenda te houden. 4.4 Bodemconferentie De high- level conferentie “Vital soil: the next step towards a European soil strategy” die Nederland tezamen met de Commissie heeft georganiseerd, was onderdeel van de voorbereidingsfase voor de Europese bodemstrategie. Deze bijeenkomst vormde de afsluiting van de ‘eerste’ expertfase, waarin een vijftal werkgroepen zich heeft gebogen over de onderwerpen erosie, organisch materiaal en biodiversiteit, vervuiling, onderzoek, en monitoring. Geconcludeerd werd dat bedreigingen van ecologisch en economisch vitale bodem- functies de grootste aandacht verdienen en
18
dat men zich dient te realiseren dat de bodem onderdeel is van een groter systeem, waarvan in het bijzonder de relatie met water, biodiversiteit, klimaat en landgebruik belangrijke elementen vormen. Te weinig leeft nog het besef dat een duurzaam bodemgebruik ook veel kan opleveren. Integratie van het bodembeleid in andere beleidsterreinen van de EU (m.n. interne markt- en landbouwbeleid) is nodig, en in dit verband wordt uitgezien naar een beleidsstrategie die een kader biedt voor verdere beleidsontwikkeling op EU- niveau en voorstellen voor concrete maatregelen. De Commissie zal dit voorstel volgens haar meest recente planning in het najaar van 2005 uitbrengen. 4.5 Conferentie Energy for Development Hoewel strikt genomen geen activiteit van Nederland als voorzitter, is ook vermeldenswaardig de mondiale ministeriële conferentie Energy for Development, die ik in december samen met mijn collega Van Ardenne van Ontwikkelingssamenwerking heb georganiseerd. Ook de Wereldbank, UNDP en de World Business Council on Sustainable Development waren nauw betrokken bij de organisatie van de conferentie. Met ongeveer 300 deelnemers, waaronder ministers, vertegenwoordigers van nationale overheden, internationale organisaties, bedrijfsleven en NGO’s is de conferentie succesvol verlopen. Energy for Development concentreerde zich op de wijze waarop moderne energievoorzieningen in ontwikkelingslanden kunnen bijdragen aan het verminderen van armoede, het verbeteren van de economische ontwikkeling, het ondervangen van effecten op gezondheid en milieu en de financiering hiervan. Nederland heeft als voorzitter van de conferentie ‘chair’s conclusions’ gepresenteerd met daarin nadruk op toegang tot energie voor de armen, integratie van energie in het ontwikkelingsproces, milieu en gezondheid, financiering en een marktconforme energiesector. Nationale overheden, internationale organisaties, bedrijfsleven en NGO’s zijn gevraagd commitments op deze onderwerpen uit te werken. De resultaten van de conferentie zullen onder andere gebruikt worden voor de Commission on Sustainable Development (CSD) 14/15 in 2006/2007, waar energie voor duurzame ontwikkeling, naast industriële ontwikkeling, klimaat en atmosfeer centraal staat.
19
5. Conclusies voorzitterschap Zoals eerder geconstateerd vond het Nederlands EU voorzitterschap in een bijzondere en enigszins complexe periode plaats. Toch ben ik van mening dat Nederland wat het milieubeleid betreft kan terug kijken op een productief en succesvol half jaar. Bij de start van het voorzitterschap heb ik U mijn ambities ten aanzien van het Voorzitterschap gepresenteerd. In deze brief heb ik kunnen aangeven dat ik deze ambities voor het grootste deel heb kunnen realiseren. En daar waar dit niet gelukt is, kan geconstateerd worden dat dit voor het grootste deel te wijten is geweest aan het niet (tijdig) verschijnen van nieuwe voorstellen door de Europese Commissie. Een eerste hoogtepunt was het bereiken van vier politieke akkoorden tijdens de twee formele Milieuraden, te weten over mijnafval, F-gassen, de verordening en het besluit van het Aarhuspakket en over het richtlijnvoorstel batterijen en accu’s. Met veel doorzettingsvermogen heeft Nederland als voorzitter die steeds oog hield op de milieuresultaten deze onderwerpen met een positief resultaat kunnen afronden. Een tweede hoogtepunt vormen de resultaten op het thema ‘Milieu als kans’ (‘Clean, Clever and Competitive’) in relatie tot de discussie over de Lissabonstrategie. De Informele Milieuraad in Maastricht was een groot succes. Er bleek veel steun te bestaan voor ‘Clean, Clever and Competitive’, zowel onder de aanwezige collega’s als onder de vertegenwoordigers van het bedrijfsleven. Bovendien is de notie ‘Milieu als kans’ uitstekend in het rapport Kok terecht gekomen. De stimulering van ecoefficiënte innovaties wordt daarin als één van de vijf prioritaire gebieden genoemd. Tot slot zijn we er goed in geslaagd ook de interesse van het Europese bedrijfsleven en de milieubeweging te wekken. Eind december is officieel de dialoog met hen over ‘Clean, Clever and Competitive’ van start gegaan. De komende maanden zal worden bekeken hoe we samen kunnen optrekken om het marktperspectief van eco-efficiënte innovaties te verbeteren. Een derde hoogtepunt was het succesvol agenderen van en discussiëren over duurzaam wegtransport in de oktoberraad. Dit onderwerp stond nog niet als zodanig op de Europese agenda. Door een vroegtijdige start en actief lobby-werk is het onderwerp duurzaam wegtransport nu prominent op de Europese agenda geplaatst, en is een belangrijke aanzet gegeven tot een verscherping en versnelling van maatregelen op dat vlak door de Commissie. Ter afronding van het Europese deel wil ik terugkomen op het onderwerp REACH. Voorafgaand aan het voorzitterschap was bekend dat dit onderwerp zodanig omvangrijk was, dat het niet onder Nederlands voorzitterschap zou kunnen worden afgerond. Door het pakket echter op te splitsen in een aantal hanteerbare onderdelen, is grote vooruitgang geboekt op dit dossier waardoor de voorzitterschappen na ons een goed uitzicht houden op het welslagen van hun ambitie om eind 2005 een politiek akkoord te behalen. Op mondiaal terrein vormde (de voorbereiding op) het CoP-10 Klimaatverdrag uiteraard een hoogtepunt. Door een zeer intensieve voorbereiding en afstemming kon Nederland hier optreden als spreekbuis voor 25 Lidstaten, waarbij efficiënt gebruik kon worden gemaakt van de beschikbare expertise van de Lidstaten en de Commissie.
20
Maar ook de bijeenkomsten van Partijen bij het Montreal Protocol ter bescherming van de Ozonlaag in 2004 kunnen als een succes voor het Voorzitterschap beschouwd worden. Nederland vervulde hier het EU-Voorzitterschap een heel jaar, aangezien Ierland hiervoor geen capaciteit beschikbaar had. Het jaar 2004 werd hier gekenmerkt door een ernstig conflict tussen de VS en de EU, waarbij van VS-zijde zelfs gedreigd werd met terugtrekking uit het Montreal Protocol. Het Montreal Protocol is van oudsher een zeer succesvol milieu-verdrag met een belangrijke rol voor de VS. Inzet van het EU-Voorziterschap was dan ook om de VS te behouden voor het Montreal Protocol zonder dat dit tot vertraging leidt in het verdere pad op weg naar uitfasering van ozonlaag-aantastende stoffen. Met name de laatste stappen op weg naar complete uitfasering zijn het moeilijkst. Als EU-Voorzitter is Nederland erin geslaagd de EUinzet in de onderhandelingen een reële maar ambitieuze inzet te laten zijn, die ook naar volle tevredenheid kon worden gerealiseerd. Tot slot heeft Nederland op het mondiale niveau van de rol als EU voorzitter gebruik gemaakt om, naast het zetten van de noodzakelijke stappen bij de milieuverdragen, bruggen te slaan tussen milieu en ontwikkeling middels de internationale conferentie Energy for Development en het uitonderhandelen van het Strategic Plan for capacity building and technology support.
21