Emile Gemmeke De Geerkamp 1014 6545 HB Nijmegen 024-3739514 /
[email protected]
Aan de Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden t.a.v. zittingscombinatie van 26 januari 2015 p/a kamer H. 2.51 Postbus 30214 6803 AE Arnhem Nijmegen, 13 januari 2015
Onderwerp: do we meet again or not?
Geachte leden, Op 27 oktober 2014 was u niet blij met mij, dat begrijp ik. Misschien is er veel misverstand en onnodige (wederzijdse) irritatie. Voor zover ik daar voor verantwoordelijk bent: sorry. Mijn beeld van tuchtrecht is, dat de voorliggende vraag is: “is beklaagde wel of niet verkeerd bezig geweest, en zo ja, hoe ernstig is dat dan wel?” Daarin lijkt het tuchtrecht op het strafrecht. Ik ga even extreem. Wanneer iemand mijn partner vermoordt, beoordeelt de samenleving of en hoe ernstig deze persoon gestraft moet worden. Voor mij is er geen gewin, hoogstens het gevoel van recht. De winst voor de samenleving is, dat deze veiliger wordt wanneer moordenaars opgesloten zijn. Hoe kan het zijn dat er een strijd ontstaat over afhandeling van een klacht, over het onderzoek? Had u op 27 oktober 2014 het dossier gelezen? Had u begrepen dat in Utrecht er twee leuke jongvolwassen meiden wonen die samen 17.000 euro studiegeld gemist hebben? En dat het contact met hun ouders verziekt is? Dat de oorzaak eind mei 2010 begonnen is. Precies een jaar nadat Marle, de jongste, op haar rekeningnummer 2600 euro overgemaakt had gekregen (goodwill) en gestart is vanwege een (uno, one, ein, 1) maandbetaling van 375 euro studiegeld die opgehouden werd? Ik noem de werving van Marle als cliënte: ronselen. Een begrip dat momenteel veel in het nieuws is: met een soort van hersenspoeling, mensen inzetten voor eigen gewin. Ernstige beschuldiging, lijkt mij. Is dan geen goed onderzoek geboden? Hoe kan het zijn dat een Orde van Advocaten Gelderland hier niet over na wil denken? Hoe kan het zijn dat een Raad van Discipline zoiets laat gebeuren: dat de Orde dergelijke klachten niet belangrijk vind?
1
Emile Gemmeke
Kent u de nieuwe advocatenwet? Er staat nu helder verwoord wat al in de oude wet de opzet was: goed onderzoek doen. Helder is verwoord wie verantwoordelijk is voor dat onderzoek. Ga maar eens tellen, het woord “vooronderzoek” staat er dertien (treize, thirteen, dreizehn, 13) keer in, gekoppeld aan de voorzitter van de Raad van Discipline. Maar voor de goede lezer was de oude advocatenwet ook helder, beetje subtiel, maar toch erg helder. Zie mijn bijlage, brief aan de Hoge Raad d.d. 8 januari 2015. Strijd om onderzoek, waarom? Stel: we sturen alle forensisch medewerkers van justitie naar huis, mooie bezuiniging, wie heeft daar voordeel bij? Dan is het strafrecht toch om zeep geholpen! Elke crimineel krijgt vrijspraak omdat er geen bewijzen zijn. Mijn vraag aan u is, waarom ik, sinds ik op 23 juli 2012 contact zocht met de Orde van Advocaten om een klacht in te dienen, niemand geïnteresseerd aantref, helemaal niemand! Eerste vraag van “uw zittingsvoorzitter” op 26 mei 2014 was: “wat is eigenlijk uw klacht?” Dat was de eerste zitting en na veel voeding van informatie. Voor mij reden om te wraken. Immers desinteresse in onderzoek levert een voorspelbare uitkomst op ten voordele van beklaagde (per definitie). Ik hoor dan die desinteresse en vraag mij af, waarom is mijn dossier van slechts 160 pagina’s niet gelezen? Waarom heeft er geen correctie plaatsgevonden van het ontbreken van onderzoek? Het is toch tuchtrecht? In civiel recht is het anders, daar moet ik, als partij, voor bewijs zorgen. Als mij dat niet zomaar lukt, wordt het moeilijk. Moet ik eerst naar de rechter om informatie op te eisen. Pas daarna kan ik in een nieuwe procedure die verkregen bewijzen gebruiken. Do we meet again or not? Volgens mij is het onverstandig om de zitting van 26 januari 2015 door te laten gaan. Hiervoor de volgende redenen: • Het gaat om een andere klacht, een van 15 december 2014, dus nadat wij elkaar gezien hebben. Toegegeven, de verschillen zijn klein, maar juridisch procedureel een andere klacht (de klacht is ook gewijzigd). • Het wettelijke verplichte onderzoek is niet uitgevoerd (o.a. artikel 46c lid 3, er is ook geen deken aangewezen om dat onderzoek uit te voeren). • Op 15 december 2014 heb ik bij de Hoge Raad der Nederlanden een klacht, artikel 13a RO, ingediend tegen “uw zittingsvoorzitter”. • Zelfs wanneer de Hoge Raad mijn klacht ongegrond beschouwd, wat ik betwijfel, dan is nog gezien het aanwezige persoonlijke conflict, haar rol ontoelaatbaar. Zeker zolang er geen uitspraak is … lijkt mij de zitting in strijd met een goede rechtsgang en zal ik dit feit aan mijn klacht toevoegen. • Een feit waar u dan getuige van bent. In dat kader wijs ik u op artikel 162 Sv en advocatenwet artikel 46b lid 17 (laatste gaat over u).
2
Emile Gemmeke
Verder is de vraag waar de zitting op 26 januari 2014 over zal gaan: • Tuchtrecht? Waarom bent u van mening dat u met tuchtrecht bezig bent als er geen onderzoek heeft plaatsgevonden (en u waarschijnlijk ook geen onderzoeksvragen heeft); • Deze rechteisende “op zijn plek te zetten” Hoop dat u beseft dat er dan verkeerde belangen worden nagestreefd, het volk noemt dat corruptie. Uw onafhankelijke en onpartijdige vrijheden • U hoeft mij niet leuk te vinden. • U hoeft niet te willen invoelen, dat er in Utrecht twee leuke meiden, het hadden uw kinderen kunnen zijn, waarom hun leven drastisch verminkt is. • U hoeft niet, zoals ik, te kunnen begrijpen dat in 2013 drie vaders uit wanhoop, na een scheiding, een einde aan hun leven en dat van hun kinderen gemaakt hebben. Wat was de rol van de advocaat? • U hoeft niet mee te leven met de rechteisende die vanaf dag één tegen een muur van arrogantie en onwil aanloopt (de Orde). Daarna bij de hogere in rang (RvD) tegen ongeloof in de melder en blind vertrouwen in de deken. Na enige kritische opmerkingen, lees op veel te lange tenen te hebben gestaan, lijkt het recht ontnomen. • U hoeft niet te kunnen begrijpen dat het SSR (Studiecentrum rechtspleging) al op 1 januari 2010 voor iedereen verplichtte, de presentielijst te tekenen, zowel bij aankomst als vertrek. Omdat hun ervaring is dat te veel advocaten, te eenvoudig aan studiepunten willen komen (feitelijk dus oplichters zijn). • U hoeft niet te begrijpen dat de voorzitter van de Raad van Discipline hier met onbegrip op reageert en de SSR ter verantwoording roept. Immers, hij is als rechter wel te vertrouwen. • U hoeft niet te kunnen begrijpen, dat mr. van Osch dan niet begrijpt, dat met zijn persoonlijke focus, zijn “eer”, bezig is. Verder ook niet juist de voorzitter van de Raad van Discipline hiervan moet leren: de SSR meldt impliciet dat op basaal gedragsniveau dat te veel advocaten niet te vertrouwen zijn. • U mag mij uitleggen waarom opmerking van mr. van Osch verdwenen is van de webblog van Rosa Jansen. Kan dit komen omdat ik mr. van Osch geconfronteerd heb met mijn indruk?1 • U mag mij uitleggen of ik als “lastpost voor enkele voorzitters van de Raad van Discipline” minder rechten heb dan een ander. • U mag de samenleving gaan uitleggen, dat omdat de melder van een foute advocate behoorlijk lastig is, deze advocate niet bestraft wordt. Do we meet again or not? U moet wel uw keuze aan de samenleving kunnen verantwoorden. Ik kan dat momenteel met betrekking tot mijn opstelling zeer zeker. Ook wil ik graag luisteren naar personen die vinden dat mijn opstelling niet deugd.
Ter vergelijking: de link naar de huidige pagina: http://www.ssr.nl/index.php?mact=Blogs,cntnt01,showentry,0&cntnt01entryid=46&cntnt01ret urnid=866&hl=nl_NL en mijn hardcopy van maanden geleden: www.gemmeke.nl/BlogSSR.pdf 1
3
Emile Gemmeke
Ik voeg enkele documenten tot, ten eerste mijn klacht over uw zittingsvoorzitter bij de Hoge Raad. Omdat deze verwijs naar de andere twee klaagschriften, ook die over twee andere voorzitters, die zijn overigens een en twee graadjes ernstiger. Mijn hardcopy (afdruk) van de webblog van Rosa Jansen (SSR) van enige maanden geleden, waarop mr. Tijn van Osch zijn frustraties uit, is een groot bestand is. Dat bied ik uitsluitend met de link aan (zie voetnoot vorige pagina). Mochten wij elkaar zien op 26 januari 2015, dan zal ik u recht en rechtvaardig in uw ogen kijken, ik kan dat. Dan wordt het gegarandeerd weer een interessante zitting. met vriendelijke groet,
Emile Gemmeke (digitale versturing niet ondertekend) cc:
voorzitter Hof van Discipline (met aparte aanbiedingsemail)
Optioneel:
toevoeging van dit document aan mijn klaagschriften over mr. K,Heenk en mr. M. van Osch bij de Hoge Raad.
4
KLAAGSCHRIFT als bedoelt in
artikel 13a e.v. wet op de rechterlijke organisatie over
mr. K.H.A. (Karian) Heenk in haar functie van
voorzitter van de zittingscombinatie Raad van Discipline Arnhem - Leeuwarden op 26 mei 2014 (14:15) & 27 oktober 2014 (11:30) te Arnhem (klacht over
) 15 december 2014 Emile Gemmeke
Inleiding “Niemand in de lange rij van de politieambtenaar die de niet-aangifte opschreef tot aan de Hoge Raad heeft gezegd: ho! Het kan niet meer gestopt worden. Er is niemand die wat dat betreft met een soort common sense optreedt.” Deze woorden zijn door dr. Ybo Buruma uitgesproken op 4 februari 2014 in de Eerste kamer der Staten Generaal. De heer Buruma geeft een voorbeeld van systeemfalen. Systeemfalen is een van de thema’s op die deskundigenbijeenkomst.1 Het systeemfalen werkt twee kanten op, de zijde die besproken is in de Eerste Kamer, is de zijde van de rechtzoekende die onrecht krijgt. Nogmaals haal ik dr. Ybo Buruma aan. Juni 2009 schrijft hij in “Vooraf” een artikel met als titel “Vertrouwen in rechtvaardige rechtspraak”.2 Aan het einde citeert de heer Buruma “the distinguished former president of the Supreme Court of Israel, Aharon Barak”. In zijn boek “The Judge in a Democracy”, schrijft Barak: “I view my office as a mission. Judging is not a job. It is a way of life. Whenever I enter the courtroom, I do so with the deep sense that, as I sit at trial, I stand on trial.” Dit laatste, “I stand on trail”, is wat beklaagde nu overkomt. De andere, niet besproken, zijde van het systeemfalen. Nu de focus op individuele schaal, maar de grotere schaal is het dalende “vertrouwen in rechtvaardige rechtspraak”. Als oorzaak zie ik het, volgens dr. Ybo Buruma onpersoonlijke systeemfalen. Immers niemand kan klaarblijkelijk “ho” zeggen en “comon sense” gebruiken. Ook beklaagde niet. 1 2
zie stenoverslag: https://www.eerstekamer.nl/behandeling/20140408/verslag_van_een/f=/vjire1vllnyn.pdf zie http://njb.nl/blog/import/vertrouwen-in-rechtvaardige-rechtspraak.7393.lynkx
Klaagschrift over mr. K.H.A. (Karian) Heenk (15 december 2014)
1 van 6
Dat aanspreken van “common sense” heb ik nadrukkelijk geprobeerd. O, zeker, u mag mij aanspreken over de manier waarop ik dat gedaan heb. Oud voorzitter van de Raad van Discipline Arnhem – Leeuwarden, huidige vicevoorzitter mr. B. van der Pol, is u daarin voorgegaan op 12 februari 2014: “Misschien komt een oplossing ook wat sneller naderbij als u met wat meer respect en minder neerbuigend zou schrijven over de adjunct-secretaris en de deken.” Maar de heer van de Pol ontgaat voorgeschiedenis: het systematisch respectloos behandelen van een rechtzoekende door de deken en zijn adjunct-secretaris. O, zeker, dan heb ik het over inhoud van beslissingen, niet over de nette vorm waarin die respectloze beslissing vastgelegd is. Een onafhankelijke rechter kijkt naar feiten, naar alle feiten, dus ook deze feiten. Feiten over het voorafgaande on-juridische traject, heb ik met brieven de Raad van Discipline, voorafgaande aan de zitting van 26 mei 2014, schriftelijk onder de aandacht gebracht. Zelfs een maand voor de zitting, toen de zittingscombinatie bekend was, aan de zittingscombinatie, waaronder de voorzitter, beklaagde. Feiten: 1. het onderzoek van de deken was ondeugdelijk, ik zal dat aantonen met een leuke analogie.. Waarmee het dossier deugd niet, bewijzen ontbreken (onnodig), waarmee voordeel heeft. Dus een onbetwistbaar partijdig dossier. 2. de deken weigerde medewerking aan het op schrift stellen van de klacht, ondanks dat ik dat vaker en nadrukkelijk verzocht heb (zie artikel 46c lid 1 advocatenwet). Hierover heb ik bij de Raad van Discipline geklaagd. Ik accepteer het falende systeem binnen mijn casus niet. Ik meen goed de positieve inspanningen van personen zoals beklaagde waar te nemen, mijn kritieken zijn uitsluitend zakelijk. Daarom betreur ik de beperkte mogelijkheden, die de wetgever mij biedt om dit aan te kaarten. Ik zie er maar twee: 1. “Common sense”, dus het aangaan van de dialoog en met reële, eventueel niet juridische, oplossingen komen, maar die wel juridisch geldig vastleggen. 2. Deze: het indienen van een klacht. Niet mijn voorkeur, maar voorstellen tot de dialoog en “common sense” leiden uitsluitend tot negeren van deze kritische recht-eisende persoon (ook u heeft dat op schrift gesteld). De eerste optie heb ik met veel geduld, humor, juridische analyses, feiten en dergelijke geprobeerd. Echter zonder resultaat. U mag mij aan spreken op de vorm waarin ik deze poging gedaan hebt. Ik laat mij graag aanspreken, immers dan kan ik leren. Onderdeel van leerwinst zie ik dan graag een bewezen c.q. beproefde manier waarmee een Nederlands rechtzoekende wel succesvol “common sense” heeft kunnen aanspreken. Zonder een dergelijk concreet voorbeeld, een casus in Nederlands advocatuurtuchtrecht ergens tussen 2000 en heden, zal ik elk betoogd hiertoe, als wishfull-thinking weerleggen. Ja, ik besef ondertussen, hoe (te) gemakkelijk het systeem de oorzaak van het falen buiten zichzelf plaatst. Wanneer er sprake is van een foute perceptie, adviseer ik de Hoge Raad, of elke andere die zich geroepen voelt, mij dat duidelijk te maken. Klaagschrift over mr. K.H.A. (Karian) Heenk (15 december 2014)
2 van 6
Analogie Stel: U, een keurige rechter, woont naast een persoon die connecties heeft in het criminele circuit. Er is een vervelende discussie over een boom in uw tuin. Uw buurman meldt dat hij last heeft van “alles”. Er valt te denken aan: vallende vruchten, bladeren in de herfst, schaduw in de zomer, het ritselen van de bladen bij wind, etc.. U besluit de boom gewoon te laten staan en de vermeende overlast te minimaliseren, u snoeit enkele takken eraf of korter. Echter de buurman is boos en meldt: “straks kan je niet meer lopen”. Een paar dagen later loopt u op straat en ziet een bodybuilder op u afkomen. Iemand die u vaker bij uw buurman heeft gezien. Voordat u het goed beseft, wordt u hard met een honkbalknuppel geraakt. Uw knieschijf is kapot, dus operatie en daarna moeizaam en pijnlijk lopen. U doet aangifte, u weet waar de honkbalknuppel is (persoonlijk bezit van de bodybuilder), daar moet uw bloed op zitten en de vingerafdrukken van de bodybuilder. Daarnaast weet u dat iemand het gezien heeft, maar ja … hoe spoor je die getuige op? De politie lijkt in het voorval geen zin te hebben. De agente is wat bevooroordeeld. U merkt dat ze vindt dat rechters te veel criminelen weer los laten lopen, nadat zij deze met moeite opgepakt heeft. U krijgt te horen: “Uw buurman heeft dit gewild, spreek die maar aan”. U houdt vol, met een artikel 12 Sv procedure, verplicht u de agente (het O.M.) toch de zaak te onderzoeken. Er gebeurd niet meer dan dat de bodybuilder zijn weerwoord mag geven en die stelt: “ik heb mij als keurige burger gedragen en u alleen aangesproken, van uw knie weet ik niets”. Wat denkt u dat er gaat gebeuren als dit dossier bij een rechter komt? Die honkbalknuppel is niet onderzocht en de getuige is niet ondervraagt. Die onafhankelijke rechter, die de maatschappelijke status van personen (beroep) terecht niet in zijn weging meeneemt, heeft die “onweerlegbaar bewijs”? Of zal hij uit nood tot vrijspraak moeten besluiten? Misschien kent u de film “A time to kill”: Het verhaal gaat over de strijd van een zwarte man voor gerechtigheid in het hedendaagse Amerika. De dochter van Carl Lee wordt op een beestachtige wijze verkracht. De daders worden opgepakt maar voordat zij veroordeeld kunnen worden, neemt Carl Lee het recht in eigen hand en schiet de daders dood. De jonge advocaat Jake Brigance neemt de verdediging van Carl Lee op zich. Hij maakt zich daarmee niet geliefd onder de veelal plaatselijke Ku Klux Klan gezinde bevolking. Uit voorzorg stuurt hij zijn vrouw en kind naar een veilige plaats en zet samen met rechtenstudente Ellen Roark zijn eenzame strijd voort.
In zeker zin speelt in die film hetzelfde als in bovenstaande. Het rechtssysteem heeft niet die onpartijdigheid die het zou moeten hebben. In de film is de jury bevooroordeeld, in de situatie hiervoor de agente. Hoe lost “de jonge advocaat Jake Brigance” dit uiteindelijk op? In zijn slotpleidooi beschrijft hij wat het kind is overkomen. Hij heeft het dus niet over de vader (Carl Lee) die terecht staat. Hij eindigt met de woorden: “imagine she was white”. Dan gaat er een shock door de jury, zeker: als dit een blank kind was overkomen, dan kwamen de daders “aan de hoogste boom”. Klaagschrift over mr. K.H.A. (Karian) Heenk (15 december 2014)
3 van 6
Imagine (stel u voor dat), in de analogie de volgende vertalingen reëel zijn: • rechter dat ben ik; • buurman mijn ex-partner; • boom echtscheiding; • knie diep leed, door psychologen als traumatisch aangeduid; • agente deken van de orde van advocaten; • bodybuilder advocate van mijn ex. Imagine (stel u voor dat): • Ik tot aan dit moment het onrecht nog voor lief nam; • De bodybuilder daarna een tweede keer kwam. Mijn kinderen ronselden, “ja: ronselden, zoals IS dat in Nederland doet”. Dat toen mijn juridische strijdvaardigheid (pas) kwam; • Dat ik mij kan inleven in de drie (!) vaders die in 2013, niet alleen aan hun eigen leven een einde hebben gemaakt, maar ook hun kinderen in de dood hebben meegenomen (alhoewel … dat laatste niet, dat nooit). Hoe voelt nu wat ik hiervoor schreef, over de opties om de bodybuilder te vervolgen? U houdt vol, met een artikel 12 procedure verplicht u de agente toch de zaak te moeten onderzoeken, maar er gebeurd niet meer dan dat de bodybuilder zijn weerwoord mag geven en die stelt: “ik heb mij als keurige burger gedragen”. Wat denkt u dat er gaat gebeuren als dit dossier bij een rechter komt? Een onafhankelijke rechter die de maatschappelijke status van personen (beroep) terecht niet in zijn weging meeneemt? Is er sprake van “onweerlegbaar bewijs”?
Ik daag de Hoge Raad uit, in te zoomen op de feiten. Zowel mijn tuchtrechtelijke dossier van als mijn ervaring met, wat ik als systeemfalen diagnosticeer. Moet u wel waarschuwing geven: personen die gevoelig zijn voor hun beroepsethiek kunnen door deze kennis ernstige plaatsvervangende schaamte gaan krijgen.
Samenvatting Als voorzitter van de zittingscombinatie, als rechter in het tuchtrecht, heeft beklaagde te controleren of voorgelegde dossier acceptabel is. Daarvoor heeft het tuchtrecht voldoende verwantschap met het strafrecht. De advocatenwet is op diverse punten ook helder (de huidige). De komende aanpassing beschouw ik als dwaling, gezien de verdwenen cohesie dwalend. Ik ga niet hier 80% van de inhoud van mijn klacht over de voorzitter van de Raad van Discipline, mr. M. van Osch, herhalen. Het valt ook buiten mijn beoordeling hoe een rechter leert het tuchtrecht volgens de wet toe te passen en niet volgens wandelgangen-gesprekken. Persoonlijk acht in de voorzitter verantwoordelijk voor het niveau van zijn plaatsvervangend voorzitters (wettelijke term). Hetgeen geen afbreuk doet aan de eigen verantwoordelijkheid. Beklaagde lijkt te redeneren vanuit civiel recht waarbij de voorliggende stukken door partijen worden ingebracht en een rechter niet de aanval of de verdediging van een der partijen op zich mag nemen. Bij strafrecht is waarheidsvinding essentieel, het is ook aan de rechter om dat proces van waarheidsvinding te controleren. Klaagschrift over mr. K.H.A. (Karian) Heenk (15 december 2014)
4 van 6
In die gedachte vind ik steun bij prof. dr. Peter van koppen, artikel over rechter Silvis. De goede wil van beklaagde is mij niet ontgaan. Ik heb de overtuiging dat beklaagde in het civiel recht een goede rechter is.
Klachten 1. Als rechter is beklaagde verantwoordelijk voor de gevolgde regie. Beklaagde was uitgebreid geïnformeerd, dat het onderzoek van de deken niet deugde. Beklaagde laat na om hier op te acteren, stelt daarover een vraag bij aanvang zitting geen vraag. De regie, de verantwoordelijkheid voor het onderzoek, die bij de Raad van Discipline ligt, heeft de Raad steeds aan de deken en de adjunct-secretaris gegeven, zie bij brief aan het Presidium van 30 oktober 2014. Hierdoor volgt beklaagde de partijdigheid van de deken. Immers geen onderzoek is altijd in voordeel van . 2. Beklaagde komt niet met een juridisch juist argument om mij de verklaring eerder klachten te weigeren (artikel 46d lid 5). In het zittingsverslag probeert ze dit met het woord “dossier”. Artikel 49 lid 2 gebruikt de term processtukken en daartoe behoort het document zeker. De wrakingskamer van 27 oktober 2014 maakt het helemaal bont, in dat vonnis komt een privacy argument “uit de lucht vallen” (door zittingscombinatie ingebracht). Met elke drogreden voel ik mij meer gesterkt in mijn overtuiging dat het tuchtrecht in de advocatuur traditioneel de rechten van de klagers met voeten treedt (traditie is wel leuk, maar geen recht). 3. Beklaagde heeft moeite met The Bangalore Principles Judicial Conduct, is zich niet bewust van haar eigen “bias”, zie mijn eerste wraking en beseft niet dat ze als voorzitter van haar advocaatleden mag verwachten dat deze voldoen aan artikel 4.1 en 4.2. Zie ook mijn klacht over mr. S. Bokx, zittingsvoorzitter wrakingskamer (bijlage). Ik meen dat een voorzitter “foute” leden naast zich moet weigeren.
Verzoek Ik verzoek de Hoge Raad na te gaan wat verstandig is. Ik zie deze klacht als noodzakelijk kwaad om het recht in juiste banen te leiden. Het mag in een rechtsstaat niet zijn dat een deken, die te snel oordeelt dat hij er geen zin in heeft, de toont zet. Dat er vanaf moment alleen systeemverdediging optreedt wanneer het systeem kritisch benaderd wordt, dit gemis aan systeem-reflectie leidt tot het systeemfalen van dr. Ybo Buruma op 4 februari 2014 in de Eerste Kamer. Mijn brief aan de voorzitter van het Hof van Discipline, is lijkt mij helder. Komt het niet tot: • uitleg dat ik dwaal; • een compromis zoals ik daar voorstel.
Klaagschrift over mr. K.H.A. (Karian) Heenk (15 december 2014)
5 van 6
Dan verwacht ik de volgende details in de uitspraak van de Hoge Raad over deze klacht: • Gegeven de situatie: o waar er gerede twijfel is aan betaam handelen van in de eerste fase van een echtscheiding; o in een, te voorkomen, tweede fase het onbetaam handelen verergerd, alsof het een persoonlijke strijd werd; o waar gerede redenen zijn om aan te nemen dat kinderen (cliënten) geronseld zijn ter genoegdoening van die persoonlijke vete tussen en klager, op een misselijkmakende wijze met grote schade voor de geronselde cliënten ; o de deken stelt: “dit heeft uw ex-partner gewild”; klachten over de wederpartij zijn zelden succesvol. (begint een self-fulfilling-property te worden); dat hij medewerking weigert; o medewerking die nodig is voor objectief onderzoek, dat integer gedaan moet worden om enige kwaliteit te garanderen van het dossier.3 o de Raad van Discipline, van generatie op generatie, een werkwijze heeft laten evolueren waarbij ze de interesse in het toezicht op de deken verloren zijn. Of was die taak daar werkelijk nooit?; Heeft de wetgever hier daadwerkelijk niet in voorzien (geloof ik nog niet)? En/of wat waren betere oplossingen (graag geen wishfull thinking, maar praktijk voorbeelden); • Behoort de verklaring “eerder klachten” volgens onze wetten aan, de klager toegezonden te worden vóór de zitting (ik wijs ook op tijdig in artikel 49 lid 2)? Ik heb verwezen naar artikel 19 Rv en EVRM artikel 6; • Moet een klager accepteren dat de advocaat-leden zich in hun dagelijkse beroepsuitvoering niet aan de wet houden? Ik wijs op The Bangalore Principles Judicial Conduct artikel 4.1 en 4.2 en op de wettelijke verplichtingen het KvK en BTW nummer op onder meer hun websites en heldere tariefstelling? Zie artikel 15d BW, dat gebiedt ook advocaten hun KvK-nummer en BTW nummer op al hun correspondentie en website te vermelden en artikel 193e BW dat gebiedt ook advocaten hun prijzen inclusief BTW te vermelden indien hun cliënt een particulier is. Verder moeten kantoorkosten inclusief zijn wanneer deze een vast percentage of vaste toevoeging zijn. • Heeft de (zittings)voorzitter daarop toe te zien? Zo nee, wie wel? • Beoordeling van de keuzes die beklaagde in deze casus gemaakt heeft. Dus wat de recht-eisende van een (tucht)rechter mag verwachten.
Getekend
Emile Gemmeke
Nijmegen 15 december 2014 Emile Gemmeke De Geerkamp 1014 6545 HB Nijmegen 024-3739514 /[email protected]
Ik hou van deze drie woorden uit de opdracht van mr. Rein Jan Hoekstra, wacht nog steeds op de persoon die mij de passages in zijn rapportage kan aanwijzen, die corresponderen met zijn opdracht. 3
Klaagschrift over mr. K.H.A. (Karian) Heenk (15 december 2014)
6 van 6
(A) Structuur van de bijlagen De bijlagen zijn gecodeerd. De codering beschrijf ik met een subset van de algemeen gebruikte BNF-notatie (The Backus-Naur Form (BNF) is a convenient means for writing down the grammar of a context-free language): • tussen punthaken “<” en “>” staan begrippen; • tussen accolades “{“ en “}” is optioneel; De codering voor de bijlagen is: -[-[@]-(<documentype>{:<paginanummer>}). waarbij: < hoofdletter > I = Initieel A = afhandeling eerste klacht B = afhandeling tweede klacht C = afhandeling derde klacht J = Justitie {‘} tweecijferig volgnummer letter{} volgnummer genoteerd in het formaat “jjjjmmdd” EG = klager: Emile Gemmeke RvD = Raad van Discipline HR = Hoge Raad <documenttype> doc = document brief = brief brief + = brief met bijlage(n) email = email verslag = verslag <paginanummer> nummer
Ik gebruik “code verantwoordelijke”, omdat ik alle brieven van de Orde van Advocaten Gelderland (voorheen Arnhem) codeer onder [Dkn] ongeacht of: • deze door de deken is ondertekend; • namens de deken door de adjunct-secretatris is ondertekend; • namens de deken door de secretaresse van de adjunct-secreatris is ondertekens (i/o); • door de adjenct-secretaris is ondertekend (namens haarzelf); • names de adjucnt-secreataris door haar secreatesse is ondertekend. (B) Aanlevering van de bijlagen Alle documenten zijn digitaal beschikbaar met de link: http://www.gemmeke.nl/20141215.htm Voor het gemak zijn er bundels gemaak van de losse documenten. Het kan zijn dan de bundels op 15 december 2014 nog niet klaar zijn, dat zal hoogstens enkele dagen duren.
Klaagschrift over mr. K.H.A. (Karian) Heenk (15 december 2014)
a
(C) Lijst van documenten Bijlage
Datum
van
aan
Omschrijving
K01
15-12-2014
EG
HR
Het klaagschrift zelf, geen bijlage.
V01
24-2-2014
EG
RvD
V02 V03 V04
28-4-2014 26-5-2014 15-12-2014
EG RvD EG
RvD EG RvD
V05 V06
5-6-2014 17-6-2014
EG RvD
RvD EG
V07 V08
19-6-2014 28-9-2014
EG EG
RvD RvD
Uitgebreide voorlichting over het feit dat de procedurele aanloop niet deugde. Opnieuw, uitgebreide voorlichting. Procesverbaal van de zitting. Voorstel tot onderzoek door Raad van Discipline.En de wraking in te trekken. Kritiek op procesverbaal Via de griffier, de mededeling dat beklaagde vertrouwelijke onderzoeksinformatie gelekt heeft.Tja, dacht dat het civiel recht was ... geen tuchtrecht! verwijt, gebrek aan onderzoek geest en psychologisch inzicht Opnieuw voorlichting over wat ik verwacht. Overigens heeft GEEN van de leden van de zittingscombinatie naar de digitale versie gekeken. Hoezo onderzoeksgeest?
Voorlichting
Referentiesnloop R01 R02
15-12-2014 15-12-2014
EG EG
HR HR
Klaagschrift mr. van Osch Klaagschrift mevrouw mr. Bokx
Klaagschrift over mr. K.H.A. (Karian) Heenk (15 december 2014)
b
KLAAGSCHRIFT als bedoelt in
artikel 13a e.v. wet op de rechterlijke organisatie over
mr. S.H. (Selinde) Bokx-Boom in haar functie van
voorzitter van de zittingscombinatie op 27 oktober 2014 13:30 te Arnhem (wrakingskamer) (& ter beoordeling aan de Hoge Raad, ook de advocaatleden) 15 december 2014 Emile Gemmeke
Inleiding Op de zoektocht naar goed tuchtrecht loop ik tegen het probleem aan dat personen niet vanuit hun taak en verantwoordelijkheid acteren, maar vanuit verwachtingen. De dogmatische aanname dat de ander (de deken, de andere rechter etc.) het wel goed gedaan heeft. De gebruikelijke reactie die ik krijg, wanneer ik iets onder de aandacht breng, is vanuit dat dogmatisch denken, direct de verdediging van het “systeem”. Maar het systeem faalt veelvuldig. Dat hebben twee leden van de Hoge Raad op 4 februari 2014 in de Eerste kamer de Staten Generaal de geachte aanwezigen duidelijk proberen te maken. Ik accepteer het falende systeem binnen mijn casus niet. Wanneer er sprake is van een foute perceptie mijnerzijds, adviseer ik de Hoge Raad, of elke andere die zich geroepen voelt, mij dat duidelijk te maken.
Samenvatting Zonder twijfels te hebben over de goede inzet van beklaagde om goed recht te spreken, als algemene attitude, kan ik niet anders concluderen dat binnen de concrete situatie die zich in het Paleis van Justitie op 27 oktober heeft afgespeeld, zij zich als rechter schuldig heeft gemaakt aan onbetwistbaar onbekwaam en partijdig gedrag. Dus onbehoorlijk gedrag conform artikel 13f wet RO. Omwille van de snelheid in de (oorspronkelijke) procedure heb ik de wrakingskamer niet gewraakt. Dit heb ik wel overwogen en is zelfs door mij als optie genoemd tijdens de voorlezing van het direct geformuleerde vonnis. Advocaat-lid mevrouw mr. E. (Gabriella) Bige begreep mij in deze heel goed. De wrakingskamer is de voorgeschiedenis ontgaan. Dat is niet mijn probleem, dat is een onderdeel van systeemfalen.
Klaagschrift tegen mr. S.H. (Selinde) Bokx-Boom (15 december 2014)
1 van 8
De dwangmatige c.q. vooringenomen houding van de Raad van Discipline om regie te voeren, koste wat het kost, zonder te reflecteren: doe ik het wel goed, respecteer ik de wet? Enige kennis van de voorgeschiedenis had het inzicht gegeven dat juist ik hard mijn best doe voor de combinatie: snelheid, zorgvuldigheid en juridische correctheid. Toegegeven: bij mij is snelheid ten koste van zorgvuldigheid, geen optie! Wrang is het dan, in het schriftelijke vonnis dat drie weken later “klaar is” (hoezo snelheid), te moeten lezen dat ik mij schuldig maak aan “tijdrekken”. Wrang? Nee, wrang is het verkeerde woord, dat is immers vanuit mijn perceptie. Beter is het om het gedrag van beklaagde te beoordelen, niet mijn perceptie. Is dan “schaamteloos” een goede term? Drie weken, die ook wrang staan tegenover de slechts drie uur waarin zich heeft afgespeeld: 1. formuleren wrakingsgrond; 2. formuleren verweer, door de gewraakte rechters; 3. samenstellen wrakingskamer; 4. zitting (nu is het eerste uur van de drie om) 5. schorsing (tja, misschien toch iets te gemakkelijk gedacht dat “het wel kon”) 6. uitspraak met discussie (ja leuk hé, de meeste informatie komt op tafel nadat het vonnis al geformuleerd is) Mevrouw Selinde Bokx heeft op 27 oktober 2014 de opdracht gekregen om de wraking af te wijzen en heeft deze opdracht van de Raad van Discipline trouw uitgevoerd. Dus van rechtspreken was geen sprake. Was er een opdracht? Niet in juridische zin, geenszins. Wel psychologisch, vanuit collegialiteit, misschien de gedachte “we hebben er weer eentje”. De opzettelijk gecreëerde setting bewijs dat. Ik vermoed dat beklaagde, dit pas na de zitting enigszins inzag. Verder psychologisch. Wraking zou een reflectiemoment voor een rechter moeten zijn, met die vraag: “Ben ik wel goed bezig? Ben ik wel de juiste persoon?” De goede rechter moet kunnen reflecteren en kunnen stoppen (rust nemen, nadenken) en dan eventueel het aan een ander overlaten. Maar de wrakingscultuur is totaal verziekt, dit “reflectie instrument” dat kwaliteit verhogend zou moeten werken, werkt uitsluitend negatief: “wraking is een belediging en rechters laten zich niet beledigen.” Dat dit de cultuur is geworden, dat is te lezen in het blad “rechtspraak” nummer juni 2014.1 Ik beschouw deze cultuur als zielig, kinderlijk en onvolwassen. Zakelijk gezien is deze cultuur zonder meer kwaliteit verlagend.
zie http://www.rechtspraak.nl/Organisatie/Publicaties-En-Brochures/Rechtspraak/Documents/RechtspraakMagazine-juni-2014.pdf 1
Klaagschrift tegen mr. S.H. (Selinde) Bokx-Boom (15 december 2014)
2 van 8
Voorgeschiedenis, die beklaagde ontgaan is door (te) snel(on)recht •
•
•
•
•
•
•
Maandag 27 oktober 2014 ben ik naar het Paleis van Justitie gekomen voor een tuchtrechtzitting conform advocatenwet artikel 49 lid 1, met als geplande aanvangstijd 11:30. In de aanloop naar deze zitting (maanden: vanaf 4 februari 2014) heb ik met herhaling de Raad van Discipline er op gewezen, dat er geen deugdelijk onderzoek (zie advocatenwet artikel 46c (3x), 46d, 46h, 47) is uitgevoerd en dat dit in het voordeel van is. Waarmee het dossier accepteren gelijk staat aan partijdigheid. Misschien dat ik als niet jurist een vreemd c.q. verkeerd beeld heb bij onderzoek. Voor mij betekent onderzoek enige hersenactiviteit! Vragen formuleren waarop antwoorden moeten komen. Zaken chronologisch ordenen en controleren of een beeld compleet en zonder tegenstrijdigheden kan worden vastgesteld. Zelf ooit begonnen aan een studie psychologie en daar was dit bij het vak “methoden en technieken” common-sense. Enige jaren later op de universiteit Nijmegen werkzaam geweest bij de vakgroep methoden en technieken van Beleidswetenschappen. Daar was dit niet anders. In de advocatenwet lees ik bevestiging. Uit artikel 55 maak ik op, dat de (eind) verantwoordelijkheid voor het onderzoek bij de Raad van Discipline ligt en niet bij de deken. Nogal logisch, dat is het strafrecht niet anders, daar is het O.M. eindverantwoordelijk, niet de politie rechercheurs). Daarom heb ik op 26 mei 2014 de zittingscombinatie gewraakt: acceptatie van ondeugdelijk dossier. Daarom heb ik daarna nog brieven geschreven, maar dit deel van vrouwe Justitia was doof. De zittingscombinatie kende dus mijn bezwaren maar acteerde niet. Ik mag aannemen dat ze een kans op “wraking” gezien de voorgeschiedenis, mogelijk achtte. De zittingscombinatie is mijn goede wil ontgaan. Een soort van navelstaren zorgde voor tunnelvisie op de voorleggende klacht, zonder acht te slaan op de procesgang tot die klacht. 21 juli 2014, uitspraak van die wrakingskamer: “Ik had meer geduld en vertrouwen moeten hebben, dan was het wel goed gekomen (waarschijnlijk)” 27 oktober 2014, zitting, herkansing. Ik ben volhardend in procedurele correctheid en eis de verklaring genoemd in advocatenwet artikel 46d lid 5, eerdere tuchtrechtelijke klachten, op. Ik vermeld de grond: principes eerlijk proces (EVRM artikel 6) en artikel 19 Rv. Dat laatste lees ik zelfs letterlijk voor!
Tijdverloop op 27 oktober 2014 In korte tijd is er op 27 oktober 2014 veel gebeurd, te veel voor een goede rechtsgang: • 11:35 aanvang tuchtrechtzitting; • 11:45-12:15 (ongeveer) schorsing, overleg of ik wel/niet de verklaring “eerdere tuchtklachten” mag krijgen.
Klaagschrift tegen mr. S.H. (Selinde) Bokx-Boom (15 december 2014)
3 van 8
•
• •
•
•
• •
12:15 de zittingscombinatie besluit dat ik het document niet krijg, waarop ik wraking uitspreek (mondeling), daar voeg ik een schriftelijk voorbereidde wraking aan toe. Deze was voorbereid voor het geval de zittingscombinatie niet snel tot goed onderzoek zou beslissen. 12:25 de bode komt aangesneld, hij meldt dat de wrakingskamer om 13:30 zitting gaat houden! na snelle “lunch” & parkeermeter bijvullen, blijkt dat de zittingscombinatie nog niet bekend is. Ik vroeg dat de bode, die met de Raad van Discipline contact opnam. Misschien dat “voorbereiding” in deze zaak vooral “vooringenomenheid” is, immers bij “vooringenomenheid” kan “voorbereiding” erg summier zijn; 13:30 aanvang zitting wrakingskamer onder voorzitterschap van beklaagde. Ik krijg na korte introductie van de leden het verweer van de gewraakte rechters, klaag over het feit dat ik die tijdig (artikel 49 lid 2) zou moeten krijgen; 14:15 schorsing (juiste tijd, in een van de bijlagen staat foutief 14:45) tijdens deze “pauze” thuisfront geïnformeerd, parkeermeter bijgevuld en geconstateerd dat de wrakingskamer ’s ochtends al gereserveerd was. 15:00 hervatting zitting (betere tijd, in een van de bijlagen staat 15:15) 15:25 einde, met het verzoek te wachten, want de ochtend zitting wordt waarschijnlijk vervolgd …
Klachtwaardig (onbehoorlijk) gedrag, art 13f wet RO Globaal zijn er drie klachtwaardige opmerkingen, twee procedurele en een inhoudelijke: (a) De gedachte bestond dat de zitting van de ochtend mogelijk aansluitend vervolgd ging worden. Dit is bijzonder. Dat kan immers alleen met de medewerking van de . Als dit geregeld was, en dit is logisch af te leiden, dan was het ongegrond verklaren van de wraking vooringenomenheid; (b)
Het is niet aan rechters de verdediging van een der partijen uit te voeren. Dit wel doen is partijdigheid. Rechters mogen hun beslissing niet baseren op feiten die niet “ter tafel” zijn geweest en waartegen partijen hun mening niet hebben kunnen formuleren (artikel 19 Rv);
(c)
Van rechters mag verondersteld worden dat zij een goed beeld hebben van verschillen tussen strafrecht, civiel recht en tuchtrecht. Een redenering die voor civiel recht “hout snijdt” mag niet zonder “verificatie” op tuchtrecht worden toegepast. Zie ook bijlage I02'1-[20141118-EG@ZC], artikel dr. Peter van Koppen.
Bewijzen c.q. feiten (a) Ik heb de voorzitter van de Raad van Discipline op 16 november 2014 om uitleg c.q. verantwoording gevraagd over de gang van zaken. Over wie de regie voerde. Hierop heb ik (nog) geen antwoord gekregen. Mag ik stellen: wie zwijgt stemt toe (geen verweer, dus mijn klacht is terecht)?
Klaagschrift tegen mr. S.H. (Selinde) Bokx-Boom (15 december 2014)
4 van 8
(b) In het (schriftelijke) vonnis staan argumenten die niet door partijen zijn aangereikt: 1) Eerste punt gaat over de verklaring eerder tuchtklachten, zie advocatenwet artikel 46d lid 5. Ik ga hier apart op in. 2) De voorgeschiedenis, die door mij summier is aangereikt. Door verweerders wordt deze niet genoemd! Maar vonnis punt 4.7 en 4.15 bevat argumenten en feiten die ter zitting en bepaling van het vonnis niet bekend waren! Daarbij, en dat is een omissie (opnieuw artikel 19 Rv), door hierover geen openheid te geven concludeert de wrakingskamer vanuit haar fantasie, niet vanuit voorgelegde feiten: “dat verzoeker met zijn wrakingsverzoeken de afwikkeling van zijn klacht tegen mr. Ester wenst op te houden.” Een foute conclusie en een valse aantijging! Ik wil dat de samenleving beschermd wordt tegen foute advocaten en dat de Raad van Discipline haar onderzoeksplicht serieus neemt. Kennis van de voorgeschiedenis had duidelijk gemaakt dat niet ik de zaak ophoud, daarover staat voldoende op papier! Daarbij, graag gisteren recht zoals recht bedoeld is, want ik vind dit echt niet leuk! Zie ook mijn brief aan de voorzitter eerder genoemd. 3) Dat de advocaatleden mijn klacht over hun dagelijkse praktijkuitoefening bestrijden, in verweer staat: “Evenmin is juist dat de leden zich niet aan de wet houden”, wordt gemakshalve als zijnde oninteressant aangemerkt, geen bewijs van partijdigheid. “Leuk” is dat, voor alle advocaatleden van de wrakingskamer hetzelfde verwijt van toepassing is, dus enige partijdigheid ligt voor de hand (zie bijlage, interessant detail is dat de gemiddelde fout bij de advocaatleden wrakingskamer hoger ligt, dan bij de vier advocaten in de ochtendzitting). Een rechter-voorzitter zou dit moeten doorzien. Daarnaast is dit in strijd met door het Internationaal Gerechtshof te Den Haag op 25 november 2002 vastgestelde The Bangalore Priciples of Judictal Conduit artikelen 4.1 en 4.2. Hoofdstuk 4 gaat over “propriety dus fatsoenlijk & behoorlijk handelen: 4.1 A judge shall avoid impropriety and the appearance of impropriety in all of the judge's activities. 4.2. As a subject of constant public scrutiny, a judge must accept personal restrictions that might be viewed as burdensome by the ordinary citizen and should do so freely and willingly. In particular, a judge shall conduct himself or herself in a way that is consistent with the dignity of the judicial office. Dus mijn eis dat de advocaatleden in hun dagelijkse praktijk de wet moeten respecteren, lijkt “gedragen” te worden, ik lees behoorlijk dwingend taalgebruik: shall & must. Indien geen wrakingsgrond, dan zeker de basis om na te denken over advocatenwet artikel 46b lid 17. (c) De wrakingszittingscombinatie onder leiding van beklaagde blijkt geen verschil te zien tussen civielrecht en tuchtrecht. Ik verwijt, reden wraking, dat de rechter van de ochtendzitting, via de griffier van de Raad van Discipline, mijn voorstel tot details van strafrechtelijk, o nee, tuchtrechtelijk onderzoek, van 3 juni 2014 aan heeft doorgestuurd voor goedkeuring. Volgens mij even idioot (ja, ik gebruik dit woord), als: Klaagschrift tegen mr. S.H. (Selinde) Bokx-Boom (15 december 2014)
5 van 8
Wanneer de politie ergens, ik zal in de tijdsfeer schrijven (dus december) melding krijgt over een schuur die volgeladen is met illegaal vuurwerk en dan vriendelijk de eigenaar vraagt of ze volgende week mogen controleren. In civiel recht moeten alle stukken bij alle partijen zijn. De verantwoordelijkheid voor waarheidsvinding (bewijs) en invalshoek (perceptie) ligt bij partijen. Binnen strafrecht en ook tuchtrecht is de waarheidsvinding de verantwoordelijkheid van de overheid. In het medisch tuchtrecht o.a. de IGZ. In het tuchtrecht advocatuur: deken en vooral de Raad van Discipline (zie artikel 55, er valt uitsluitend over zaken te waken die bestaan)!
Beslissing “verklaring eerder tuchtklachten” Volgens mij beschrijven wetten: geboden, verboden, rechten, plichten taken, rollen, organisatiestructuren etc. Mag ik van rechters verwachten dat zij deze begrippen netjes weten te hanteren? Dat foute rederneringen als gevolg van het dooreen halen van dergelijke begrippen onbekwaamheid inhoud (of ernstigere redenen die zich laten raden)? De verklaring “eerder tuchtklachten” behoor ik, gegeven artikel 19 Rv, volgens mij te krijgen. De rechter stelt partijen over en weer in de gelegenheid hun standpunten naar voren te brengen en toe te lichten en zich uit te laten over elkaars standpunten en over alle bescheiden en andere gegevens die in de procedure ter kennis van de rechter zijn gebracht, een en ander tenzij uit de wet anders voortvloeit. Bij zijn beslissing baseert de rechter zijn oordeel, ten nadele van een der partijen, niet op bescheiden of andere gegevens waarover die partij zich niet voldoende heeft kunnen uitlaten. Ook nog netjes op tijd (tijdig voor de zitting) gegeven advocatenwet artikel 49 lid 2: De betrokken advocaat en de klager zijn bevoegd zich bij de behandeling van de klacht door een raadsman te doen bijstaan. Zij en hun raadslieden worden in de gelegenheid gesteld tijdig van de processtukken kennis te nemen. Hun wordt door de griffier van de raad van discipline tijdig medegedeeld, waar en wanneer deze gelegenheid bestaat. Leuk is dat dit artikel nog uit 1952 lijkt te komen, toen bestonden er geen kopieerapparaten, dus processtukken vermenigvuldigen was “niet te doen”, vandaar “kennis te nemen”, dus ter inzage. Tot hier de wettelijke basis, nu de procesgang. • Na de zitting van 26 mei 2014 staat in het zittingsverslag: De verklaring maakt geen deel uit van het dossier en kan hem om die reden niet worden verstrekt. • In mijn (mondelinge) wrakingsgrond, zie ook mijn voorbereiding voor de ochtendzitting, wijs ik op het artikel hierboven en de term “processtukken”. De eerdere term “dossier”, in zittingsverslag, is een onzin term die uitsluitend tot doel kan hebben een recht-eisende recht te ontzeggen. • In het verweer, dat zeker niet tijdig, conform artikel 49 lid 2, in mijn bezit was, waar ik ook over klaag, staat als argument om de verklaring niet te verstrekken: “Dat uit het weigeren de stukken met betrekking tot het tuchtrechtelijk verleden in kopie aan de heer Gemmeke te verstrekken de gevolgtrekking kan worden gemaakt dat de Raad niet onpartijdig en onafhankelijk zou zijn, wordt niet door de Raad gedeeld. Overigens heeft de Raad- net als tijdens de eerste zitting- aan de heer Gemmeke meegedeeld dat de gegevens omtrent het tuchtrechtelijk verleden zo nodig aan het eind van de zitting zullen worden voorgehouden. Het is aan de Raad om de orde op de zitting te bepalen en de volgorde van de te behandelen onderwerpen, dit in relatie tot de aard van de procedure.” • Ik lees hier niets over het “recht hebben op”, dus het onderwerp van discussie. Klaagschrift tegen mr. S.H. (Selinde) Bokx-Boom (15 december 2014)
6 van 8
Mijn klachten over de uitkomst zijn de volgende (zie vonnis): • De regie van een zitting hoort onbetwistbaar bij de rechter, zolang en uitsluitend deze de wet respecteert, mijn klacht was dat dit niet gebeurde! Voorgenoemde artikelen: (1) het recht op het stuk en (2) tijdig dus voor zitting! • Het verweer noemt (nu) geen reden waarom de stukken niet verstrekt werden, alleen de informatie dat mogelijk (zo nodig) aan het einde de inhoud publiekelijk wordt. • Vonnis 4.6: de wrakingskamer legt een relatie tussen “onwelgevallige beslissing” en partijdigheid die onterecht is. Volgens de heer Oor van de kamer van Toezicht Rechtbank Arnhem (email aan de Nationale Ombudsman,12 februari 2010) is artikel 19 Rv de borging van EVRM artikel 6. Dus die “onwelgevallige beslissing” ligt wel in een bijzondere hoek: recht op eerlijk proces! • Vonnis 4.10: De wrakingskamer gaat fantaseren: o Het argument “wet persoonsgegevens” is niet ingebracht; o Daarbij deugt het argument “wet persoonsgegevens” niet, immers: In het verweer stond al dat deze informatie (waarschijnlijk) voorgelezen zou worden, dus alleen de manier waarop en het moment van het ter beschikking stellen van de informatie staan ter discussie. Niet het beschikbaar komen zelf; Artikel 19 Rv stelt “tenzij uit de wet anders voortvloeit”. Dus er is een duidelijk gebod, dat alleen met een ander specifiek verbod teniet kan worden gedaan. In talloze rechtszaken komen privé aangelegenheden aan bod (wet persoonsgegevens) die niet “op straat horen te liggen”. Het specifieke verbod om deze gegevens niet ter zitting of daarvoor publiekelijk te maken bestaat niet (volgens mij) en is ook niet genoemd. Wel begrijp ik dat de advocaat-leden, vanuit hun beroepsgroep, die niet leuk vinden. o Waarmee dit onderdeel in het vonnis, dat drie weken na uitspraak mijn kant op kwam, en waarvan ik mij niet herinner dat dit ter zitting is gezegd (wil dat overigens niet ontkennen), de beroepsgroep “advocaten” verdedigt en niet onpartijdig beoordeelt.
Conclusie Een uiterst twijfelachtige, bedenkelijke procesvoering, een rechter onwaardig. Dus onbehoorlijk gedrag, conform artikel 13f RO.
Ter verdediging van beklaagde Mijn persoonlijke indruk is dat beklaagde, zeker richting het einde, wel aanvoelde dat er zaken niet deugde. Ze kwam ook spontaan met de opmerking dat ze de gang van zaken het Presidium van de Raad van Discipline wilde voorleggen. Ik betreur het, dat de eerste jurist (advocaat c.q. rechter) die ik de afgelopen jaren in relatie tot deze casus benaderd heb, buiten degene die ikzelf voor juridische procedures geselecteerd heb, die aantoont te kunnen reflecteren, door foute opzet van anderen het meest duidelijk verwijtbaar gedrag heeft vertoond. Ik betreur het dat haar “leiding”, de voorzitter van de Raad van Discipline, waarvan mijn indruk is dat hij op het gebied van reflectie veel van zijn beklaagde collega kan leren, het zo ver heeft laten komen. Jammer is dat ik op, onder meer, mijn brief van 16 november 2014 geen antwoord Klaagschrift tegen mr. S.H. (Selinde) Bokx-Boom (15 december 2014)
7 van 8
gekregen heb. Misschien dan mijn brief van 3 november 2014 iets te hard was, maar dat mag geen excuus zijn. Ik hoop, niet alleen voor mijzelf, maar ook voor beklaagde, dat u, of de voorzitter van het Hof van Discipline, mijn uitnodiging aanneemt alternatieve wegen te onderzoeken, die leiden tot het intrekken van deze klacht. Voor het geval ik zaken echt verkeerd zie, lijkt mij het verstandig als iemand de moeite neemt om die dialoog daarover aan te gaan. Ik kan goed ongelijk toegeven en mijn interesse is in recht zoals het werkelijk bedoeld is. Misschien dat een oud professor die ik hoog heb, met als specialisme het strafrecht, dat toch dicht tegen het tuchtrecht aanligt, ik denk aan dr. Ybo Buruma, in zo’n geval de moeite wil nemen. Kan, als ik dwaal, u en mij veel tijd, moeite en negatieve energie besparen.
Getekend
Emile Gemmeke
Nijmegen 15 december 2014 Emile Gemmeke De Geerkamp 1014 6545 HB Nijmegen 024-3739514 /[email protected]
Klaagschrift tegen mr. S.H. (Selinde) Bokx-Boom (15 december 2014)
8 van 8
(A) Structuur van de bijlagen De bijlagen zijn gecodeerd. De codering beschrijf ik met een subset van de algemeen gebruikte BNF-notatie (The Backus-Naur Form (BNF) is a convenient means for writing down the grammar of a context-free language): • tussen punthaken “<” en “>” staan begrippen; • tussen accolades “{“ en “}” is optioneel; De codering voor de bijlagen is: -[-[@]-(<documentype>{:<paginanummer>}). waarbij: < hoofdletter > I = Initieel A = afhandeling eerste klacht B = afhandeling tweede klacht C = afhandeling derde klacht J = Justitie {‘} tweecijferig volgnummer letter{} volgnummer genoteerd in het formaat “jjjjmmdd” Dkn = de deken / het dekenaat HR = Hoge Raad RvD = Raad van Discipline HvD = Hof van Discipline ZC = zittingscombinatie EG = klager: Emile Gemmeke <documenttype> doc = document brief = brief brief + = brief met bijlage(n) email = email overzicht = overzicht <paginanummer> nummer Bijvoorbeeld de code voor deze pagina is K01-[20141210-EG@HR] (klacht:a) en voor het document zelf: K01-[20141210-EG@HR] Ik gebruik “code verantwoordelijke”, omdat ik alle brieven van de Orde van Advocaten Gelderland (voorheen Arnhem) codeer onder [Dkn] ongeacht of: • deze door de deken is ondertekend; • namens de deken door de adjunct-secretatris is ondertekend; • namens de deken door de secretaresse van de adjunct-secreatris is ondertekens (i/o); • door de adjenct-secretaris is ondertekend (namens haarzelf); • names de adjucnt-secreataris door haar secreatesse is ondertekend.
Klaagschrift tegen mr. S.H. (Selinde) Bokx-Boom (15 december 2014)
a
(B) Lijst van bijlagen Bijlage K01
Datum 15-12-2014
van EG
aan HR
B01
27-10-2014
EG
RvD
B02
30-10-2014
EG
RvD
B02'1
30-10-2014
EG
info
B03
3-11-2014
EG
RvD
B04
18-11-2014
EG
RvD
P01
27-10-2014
EG
ZC
P02
27-10-2014
EG
ZC
P03 P04
27-10-2014 17-11-2014
RvD RvD
RvD EG
I01
27-10-2014
EG
info
I02 I02'1
18-11-2014 18-11-2014
EG EG
RvD ZC
I03 I04 I05
27-10-2014 3-6-2014 16-11-2014
info EG EG
ZC RvD
Omschrijving De eigenlijke klacht, geen bijlage. Brieven Brief met daarin de eerste samenvatting over hoe ik de dag beleefd heb. Omdat mr. S. Bokx had aangegeven de zaak het presidium voor te leggen, heb ik de vrijheid genomen mijn visie toe te voegen aan de extreem korte indruk die zij heeft opgedaan. Achtergrond informatie voor andere lezers van mijn brief aan het Presidium van de Raad van Discipline. Soms probeer je met zachte hand reflectie tot stand te brengen, soms met harde hand. Ook deze harde hand werkte niet. Commentaar op het vonnis. Deze versie is de schriftelijke, die iets later verstuurd is dan de digitale en waar enkele kleine taalfouten uit verwijderd zijn. Procedurele documenten Mondelinge wrakingsreden in eigen woorden op papier gezet voor deze klacht. Voorbereidde wrakingsgrond voor het geval de zittingscombinatie niet genegen was tot goed onderzoek. immers dat "niet genegen zijn" was bij een vorige wraking al aan bod gekomen, dus niet te herhalen. Verweer van de zittingscombinatie. Vonnis van de wrakingskamer van 27 oktober. Bijzonder is dat er argumenten vermeld worden die door geen van de partijen aangedragen zijn. Hoezo, onafhankelijke rechtspraak, wanneer de advocaat-leden van de zittingscombinatie met een "privacy" argument komen, dat evenveel op hen zelf slaat als op de gewraakte partij. Informatief De tickets uit de parkeerautomaat ondersteunen de gang van zaken op 27 oktober 2014 ter Paleis van Jusitie te Arnhem. Begeleidende email bij stukje over dr. Peter van Koppen. Dr. Peter van Koppen geeft in dit artikel zijn visie op rechter Silvis. Hij verwijt de rechter geen verantwoordelijkheid te nemen voor het slechte onderzoek. Overzicht van de leden van de zittingscombinatie wrakingskamer. Voorstel aan de zittingscombinatie om de wraking in te trekken Brief aan de voorzitter met vragen over de organisatie van 27 oktober 2014.Hierop is tot op heden (15 decmeber 2014) geen antwoord gekomen.
Klaagschrift tegen mr. S.H. (Selinde) Bokx-Boom (15 december 2014)
b
KLAAGSCHRIFT als bedoelt in
artikel 13a e.v. wet op de rechterlijke organisatie over
mr. M.F.J.N. (Tijn) van Osch in zijn functie van
voorzitter van de Raad van Discipline Arnhem - Leeuwarden 15 december 2014 Emile Gemmeke
Inleiding Beklaagde vervult een centrale rol binnen het tuchtrecht proces. In casus die de Raad van Discipline op 4 februari 2014 bereikt heeft, heeft beklaagde niet gehandeld zoals dat van een onpartijdig, onafhankelijk en bekwame functionaris op een dergelijke positie verwacht mag worden. Hierbij lijken mij twee zaken van belang: • mijn beeld van wat de samenleving en de recht-eisende burger mag verwachten; • op welke punten beklaagde niet aan die toetsing voldoet. Waarom samenleving? Omdat ik mij bewust ben van hetgeen staatssecretaris Fred Teeven op 2 april 2014 aan mr. Michiel van Nispen (SP) uitlegde bij de bespreking van de wijzigingen in de advocatenwet: “Het klopt dat het tuchtrecht niet strekt tot persoonlijke genoegdoening van de klager, hoewel de klager dat zelf vaak wel zo zal ervaren. Het aanbrengen van de drempel — zoals uit de stukken blijkt — helpt ook bij het voorkomen van bagatelklachten. De klager moet ook tevoren een goede afweging maken.” In tegenstelling tot Fred Teeven zijn verwachting, ervaar ik het zelf zeker wel zo. Ik doe dit voor de samenleving, anderen mogen niet overkomen wat mij is overkomen. In de laatste zin zit meer informatie, dan u er mogelijk een-twee-drie weg leest. Ik formuleer mijn doel en niet de weg daartoe, deze klacht is een poging tot bewustwording! Er zijn vele wegen naar Rome en ook naar mijn doel, ik sta voor alternatieven open. Alternatieven die maatschappelijk waarschijnlijk veel beter zijn, dan verprutste juridische procedures die alleen negatieve energie opleveren. U krijgt van mij de volgende informatie: • Visie op functieprofiel “voorzitter Raad van Discipline”; • Analogie strafrecht – tuchtrecht (rollen); • Wettelijk kader dat analogie ondersteunt (zelfde verhaal, andere invalshoek); • Op welke punten beklaagde niet aan dit profiel voldoet; • Gevolgen binnen mijn casus, het gedrag dat ik verwijtbaar acht; • Samenvatting, conclusie & optie (klachtintrekking).
Klaagschrift over mr. M.F.J.N. (Tijn) van Osch (15 december 2014)
1 van 10
Visie op functieprofiel “voorzitter Raad van Discipline”; Volgens mij zijn er vele paralellen tussen het tuchtrecht en het strafrecht. Ook zijn er (elementaire) verschillen. Een van de verschillen is dat het strafrecht meer gedetailleerd in wetgeving is uitgewerkt, dat heeft zeker met de omvang (klein) en kwaliteit (hoog) van de advocatuur in 1952 te maken. Volgens mij is in de loop van jaren een rolopvatting ingesleten, die de wetgever niet bedoelde. Dit slijtage proces is ondertussen voorbij de wettelijke (dus vastgelegde) regels verlopen. Ik schrijf slijtageproces. In zijn toespraak op 26 september 2011 noemt de president van de Centrale Raad van Beroep, mr. drs. T.G.M. Simons soortgelijke slijtage:“erosie”.1 “De rechtsstaat kan alleen dan goed functioneren, als de burgers vertrouwen hebben in die rechtsstaat en daarmee in de instituties die het overheidsgezag representeren en in de personen die deze instituties vertegenwoordigen: de gezagsdragers. Dit betekent tegelijkertijd dat de instituties en de gezagsdragers vertrouwen moeten hebben in elkaar en dat vertrouwen ook moeten uitdragen. Waar dit vertrouwen ontbreekt of niet wordt uitgedragen, is het niet verwonderlijk dat het overheidsgezag ter discussie wordt gesteld en aan erosie onderhevig is. Dat ligt zeker niet alleen aan de burgers, maar juist ook aan de gezagsdragers zelf. Het voor de rechtsstaat zeer schadelijke gevolg hiervan is dat een steeds groter wordende kloof ontstaat tussen dat wat de gezagsdragers doen en dat wat ze volgens de burgers moeten doen.” Binnen het tuchtrecht advocatuur is het beeld geërodeerd, dat het proces de volgende fases kent: • klachtbehandeling door de deken; • klachtbeoordeling door de voorzitter van de Raad van Discipline, wanneer deze “kennis heeft genomen” van de klacht; • klachtbehandeling door de Raad van Discipline (eerste aanleg); • klachtbehandeling door het Hof van Discipline (tweede aanleg). Volgens mij spoort dat beeld niet met de opzet van de wetgever. Dit beeld is in strijd met goede lezing van diverse artikelen in hoofdstuk 4 van de advocatenwet. Ik zal dat aantonen. Daarnaast is ook met enige common sense in te zien, dat de huidige praktijk niet deugt. Ik bied eerst de analogie, de common sense invalshoek aan, daarna onderbouwing met referenties naar de wet. Ik beoordeel beklaagde op wat de wetgever heeft vastgelegd en voor ogen stond (in 1952 en 1984). Dus niet op het geërodeerde aftreksel dat vandaag de dag de praktijk blijkt te zijn. Is dit een goede juridische gedachte? Of geldt bij het functieprofiel van een voorzitter van de Raad van Discipline dat wanneer de Hoge Raad dit duurzaam gedoogd heeft, er sprake is van “gewoonterecht”? In dat geval ben ik zeer geïnteresseerd in relevante wetgeving en de uitstraling op andere wetten en functies. In mijn casus, een die “stout” is geweest, heb ik last van de, volgens mij, verkeerde taak- en rolopvatting, waarmee er sprake is van nalatigheid. Gevolg is onrecht. Niet alleen voor mij, ook voor de samenleving, juist voor de samenleving. 1
http://www.rechtspraak.nl/Organisatie/CRvB/Nieuws/Pages/Vertrouwenindedemocratischerechtsstaat.aspx
Klaagschrift over mr. M.F.J.N. (Tijn) van Osch (15 december 2014)
2 van 10
Analogie strafrecht – tuchtrecht (rollen) Ik begrijp dat de rollen binnen het strafrecht, globaal op te vatten zijn: • Politie (opsporing, aangifte behandeling) • Openbaar Ministerie (coördinatie, toezicht op politie) • Rechter-commissaris (bij ernstige zaken aansturing OM c.q. verlenen bevoegdheden) Globaal. Immers details zijn voor analogieën niet belangrijk, anders zijn het per definitie geen analogieën. Strafrecht bestaat (mede) om de samenleving te beschermen tegen foute burgers. Hoe is dat met het tuchtrecht? Volgens de staatsecretaris niet veel anders, want op 2 april 2014 legde hij dat Michiel van Nispen uit, daar was ik mee begonnen. Overigens vat ik “niet strekt tot persoonlijke genoegdoening” (negatieve formulering) op, als “voor de samenleving” (positieve formulering). Tuchtrecht bestaat (mede) om de samenleving te beschermen tegen foute beroepsuitoefenaars. Het is mijn systematische ervaring dat het tuchtrecht in de praktijk als een soort van civiel recht behandeld wordt. Partijen in het tuchtrecht, dus ook de klager, dienen voor bewijzen en standpunten te zorgen, dat lijkt wel civiel recht. Echter tuchtrecht is verwant aan strafrecht. Daar staat waarheidsvinding centraal en die is de verantwoordelijkheid van de “overheid”, het aangewezen gezag. Dat aangewezen gezag is in het medisch tuchtrecht de IGZ (Inspectie Geestelijke Gezondheidszorg) en in de advocatuur de Raad van Discipline, in concreto: de voorzitter. Zoals het O.M. via de politie bereikbaar is, zo is de Raad van Discipline dat via de deken. In verband met geheimhoudingplicht en verschoningsrecht, is de enige opsporingsambtenaar met voldoende bevoegdheid de deken! Die kan, ondersteunt door gedragsregel 37, de archieven en administratie doorzoeken. Omdat de Nederlandse Orde van Advocaten, sinds de oprichting in 1952 een openbaar lichaam oftewel een Publiekrechtelijke beroepsorganisatie (Pbo), met regelgevende bevoegdheid (Grondwet artikel 134) is, zijn die gedragsregels meer dat “nice-to-have”. Deze gedragsregels vallen onder de regelgevende bevoegdheid. Zeker bij klachten van de wederpartij (of de belastingdienst, casus Bram Moszkowicz), is de inzet dan de deken cruciaal, vanwege die (onmisbare) opsporingsbevoegdheid. Zoals in het strafrecht het O.M. aan de politie opdrachten kan geven, zo kan (moet) de voorzitter van de Raad van Discipline de deken begeleiden en controleren. Ik ga inzomen op de in de wetgeving vastgelegde samenwerking tussen deken en voorzitter Raad van Discipline. Laat ik beginnen met de, volgens de deken, niet serieuze klachten. De zogenaamde bagatel klachten. Daarvoor heeft de wetgever volgens mij de volgende procedure bedacht (geniaal): • De klacht wordt de Raad van Discipline ambtshalve voorgelegd (artikel 46e lid 2); • De uitleg bedoelt in artikel 46d lid 4 wordt (geformuleerd vanuit de deken): “Volgens mij is er niets te klagen, waarmee “in de minne schikken” ongewenst is.” • Hieraan toegevoegd de eerder klachten (artikel 46d lid 5).
Klaagschrift over mr. M.F.J.N. (Tijn) van Osch (15 december 2014)
3 van 10
De voorzitter van de Raad van Discipline beslist (dus) met een “ongegrond verklaring”, zie artikel 49g lid 1. Let wel in artikel 46d lid 4 staat dat de deken dat niet mag (verbod). In artikel 49g lid 1 staat ook “niet-ontvankelijk”, dat begrip staat niet in artikel 46d lid 4. Ik kom hier op terug. Goed, dat waren de bagatel-klachten, die zijn goed geregeld! Wat nu bij de serieuze klachten? Ik ga door in de analogie en naar het andere uiterste. Serieuze klacht betekent dat de , de verdachte, behoorlijk fout is geweest. Ik ga even common sense introduceren (de wetgever wil dat): Vindt u het vreemd dat ik, heel persoonlijk, verwacht dat het aantal echt foute mensen dat spontaan schuld bekent en boete wil doen, zeer beperkt is? Dat edele beroepsuitvoerders als advocaten, maar marginaal verschillen van criminele personen, met betrekking tot spontaan schuld bekennen? Dat de samenleving op die edele grondhouding (de eed), die volgens mij slechts marginale verschil geeft, niet mag vertrouwen? Dan ontstaat, vanuit common sense, bij serieuze klachten de situatie dat de standpunten van klager en beklaagde ver uit een liggen. Wat zegt de advocatenwet hierover? Die gebruikt geen Engelse term als common sense, maar goed Nederlands: “aannemelijk”: In artikel 46d lid 3 tweede volzin lees ik: Overigens brengt de deken de klacht steeds ter kennis van de raad van discipline, indien aannemelijk is dat daarvoor geen oplossing in der minne kan worden bereikt. Mag ik constateren dat de wetgever voor zowel de beoordeling van bagatel klachten als wel het andere uiterste, de heel terechte klacht, twee zaken heeft gedefinieerd: • beoordeling is aan (de voorzitter van) de Raad van Discipline; • de deken moet spontaan de Raad van Discipline informeren. Het is de Raad van Discipline die verantwoordelijk is voor het onderzoek, zowel de voortvarendheid (lees artikel 55) als de kwaliteit. Waarom laat beklaagde dan begin februari 2014 zijn stoel inpikken c.q. zijn taak uitvoeren, door de adjudant–secretaris van de Orde, de assistente van de deken? Wanneer ik daar opmerkingen over maak … dan is het antwoord: ik weet van niets, want de klacht is niet via de officiële weg (de deken) mij aangeboden. En ik mag niets, de wet voorziet niet … De vraag of de deken nalatig is, obstructie goede rechtsgang en daarom getucht moet worden, die vraag lijkt niet op te komen. Beter kijken en nadenken zou wel eens tot artikel 162 Sv kunnen leiden. Is wel durf voor nodig. Durf die de President van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden had, toen hij recent aangifte deed tegen het ministerie van Financiën. Alhoewel durf? Nee, plicht! Tuchtrecht staat net als het strafrecht primair ten dienste van de samenleving, het voorkomen van recidive en het geven van publiekelijke waarschuwing: “kijk dit gebeurd als je stout bent, dan mag je een tijdje in een huis van bewaring logeren (geen water en brood, maar gezonde sapjes en gezond eten).”
Klaagschrift over mr. M.F.J.N. (Tijn) van Osch (15 december 2014)
4 van 10
Dat de voorzitter van de Raad van Discipline “in control” is, analoog aan het O.M. in een strafzaak blijkt duidelijk uit de volgende artikelen: • 46d lid 3, eerste volzin: optie voor klager als het te lang duurt; • 46d lid 3, tweede volzin: klacht blijkt ernstig; • 46e lid 1: klager vindt de klacht ernstig; • 46e lid 2: deken ervaart de klacht als ernstig (niet door hem “in de minne te schikken”. Artikel 46e lid 1 doet een uitspraak over het onderzoek van de deken. Dat moet “onverminderd” uitgevoerd worden. Over deze zeer eenvoudige zin, heb ik een “discussie” met de deken gehad. Op 19 augustus 2013 vroeg ik bij de aanbiedingsbrief bij mijn klaagschrift deze onmiddellijk ter kennis van de Raad te brengen en verwijs naar artikel 46e lid 1: Indien de klager daarom bij indiening van de klacht verzoekt, brengt de deken, onverminderd het bepaalde in artikel 46c, tweede lid, deze onmiddellijk ter kennis van de raad van discipline. Is niet gebeurd! Argument van de deken, bij monde van (op schrift) zijn adjunct-secretaris (bijna letterlijk): “Het onderzoek moet eerst uitgevoerd worden.” Alleen vanuit het idee-fixe2 dat er geen samenwerking tussen de deken en de Raad van Discipline is, is dit met een behoorlijke dosis cognitieve dissonantie3 te verwoorden. Ik ben ondertussen bekend met de algemeen gebruikte foute lezing van artikel 46e lid 1 en het veel verspreide idee-fixe dat er geen samenwerking tussen deken en Raad van Discipline is. Zelfs minister Ernst Hirst Ballin is op het verkeerde been gezet. Zie mijn boekje “Het Tuchtrecht in de Advocatuur”, pagina 11, dat zowel u (Procureur-Generaal) als beklaagde op 27 oktober 2014 heeft ontvangen.4 De volgende personen bevinden zich in goed gezelschap van de minister: • adjunct-secretaris Raad van Toezicht Gelderland, mr. Marie-Louise Hoppenbrouwers; • toenmalig voorzitter Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden, mr. Bruno van der Pol. De wijze waarop de heer van der Pol dit communiceerde was voor mij reden bij het parket van de Hoge Raad een klacht in te dienen (u vond mij niet leuk). • huidige voorzitter van de Raad van Discipline Arnhem – Leeuwarden, beklaagde • voorzitter Hof van Discipline, mr. Joost van Dijk Maar ik ben niet dogmatisch, ik lees en herlees. Lees uitsluitend “ter kennis stellen” aan de Raad van Discipline, nooit “overdragen” of “indienen”. Bij een ter kennis stelling is de informatie op twee plaatsen actief: (1) de deken: die moet onverminderd zijn onderzoek blijven uitvoeren en tegelijk … (2) de voorzitter van de Raad moet zo snel mogelijk, immers de voorzitter van het Hof bewaakt dit (artikel 55) beslissen of het onderzoek niet nodig is, dus klacht afwijzen, of het onderzoek mede richting geven. De raad kan zelfs beslissen getuigen op te roepen (dat kan de deken niet, die zijn opsporingsbevoegdheid is gericht op de beklaagde advocate). Ik verwacht van een voorzitter van de raad van Discipline kan reflecteren en controleert wanneer informatie aangedragen wordt die anders is, dan zijn huidige beeld, denkwijze en/of werkwijze.
zie http://en.wikipedia.org/wiki/Id%C3%A9e_fixe_%28psychology%29 zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Cognitieve_dissonantie 4 www.gemmeke.nl/TuchtrechtAdvocatuur.pdf 2 3
Klaagschrift over mr. M.F.J.N. (Tijn) van Osch (15 december 2014)
5 van 10
Dat die aangedragen informatie aan de wet wordt getoetst, dus aangeven artikelen herlezen, conceptueel nadenken etc. Wanneer de uitkomst daarvan handhaving van het oude beeld is, dan moet die uitkomst helder gecommuniceerd worden met argumenten op gelijk niveau, dus verwijzing naar de wet. De rollen en rol-opvatting (ik ga door met common sense) Een eenvoudige strafzaak: inbraak en diefstal. De dader is op heterdaad betrapt en direct aangehouden. Dab zal er vooral een “overdracht” van de zaak zijn van politie aan O.M. en misschien wordt de rechter-commissaris geraadpleegd over de termijn van voorlopige hechtenis (dat weet u beter dan ik). In een meer complexe strafzaak is er geen overdracht, daar is samenwerking tussen politie, O.M. en de rechter-commissaris. Dergelijke samenwerking kan zelfs maanden duren. Met alles daartussen. Globale waarheidsvinding versus gedetailleerde waarheidsvinding Globale waarheidsvinding: In een woonerf rijdt een man met zijn auto een kind aan, het komt ter plekke te overlijden. Gedetailleerde waarheidsvinding optie A: In een woonerf rijdt een man met zijn auto een kind aan, het komt ter plekke te overlijden. Buurt en sporenonderzoek wijzen het volgende uit: • de man reed stapvoets • was nuchter • het kind had zich achter een geparkeerde auto verstopt en sprong vlak voor aanrijding op en stak over. Gedetailleerde waarheidsvinding optie B: In een woonerf rijdt een man met zijn auto een kind aan, het komt ter plekke te overlijden. Buurt en sporenonderzoek wijzen het volgende uit: • de man reed minimaal 60 km/u • had een alcoholpromillage van 2,3 promille (strafbaar feit op zich?) • het kind had zich van het midden van de weg, verplaatst naar de zijkant, om de auto ruimte te geven. Mijn rechtsgevoel zegt mij, dat de bestuurder A milder gestraft wordt dan bestuurder B. Als bestuurder A al gestraft gaat worden. Een bestuurder heeft het voordeel van de twijfel. Dus wanneer er geen sporen en buurtonderzoek plaatsvindt en de bestuurder (als enige getuige) op zijn woord geloofd moet worden, dan kan bestuurder optie B de zaak als optie A laten overkomen. Dat zal in de praktijk ook gaan gebeuren. Omdat de samenleving dit ongewenst vindt zijn we blij met moderne technieken van forensisch onderzoek waarbij “getuigen” als de “verminking van het lichaam”, “remsporen” en dergelijke de voorvallen A en B moeten onderscheiden. Stelling: Gedetailleerde waarheidsvinding is ook bij tuchtrecht van belang! In de tuchtzaak die tot dit klaagschrift heeft geleid is er geen onderzoek geweest, anders dan schriftelijk woord en wederwoord. Omdat ik heel zeker weet dat, om binnen de analogie te blijven, eerder optie B dan optie A van toepassing is, en hiervoor ook vele indicaties heb gegeven, meen ik dat het in het belang van de Klaagschrift over mr. M.F.J.N. (Tijn) van Osch (15 december 2014)
6 van 10
samenleving is (met dank aan de staatsecretaris voor zijn inzicht) dat er deugdelijk onderzoek wordt gedaan. Stelling: Desinteresse in deugdelijk onderzoek bij politie, O.M. of rechtercommissaris is verwijtbare nalatigheid. Vraag: Hoe liggen taken, rollen en verantwoordelijkheden binnen het tuchtrecht? Mijn antwoord: Analoog, de voorzitter (beklaagde) vervult de rol O.M. c.q. rechter-commissaris. Wanneer hij die rol echt invulling moet gegeven mag hij in die casus geen zittingsvoorzitter zijn. Dat is sinds het Procola-arrest duidelijk. Gelukkig heeft de wetgever dat voorzien, artikel 46b lid 1 staat tot dertien vice-voorzitters toe.
Wettelijk kader dat analogie ondersteunt (zelfde verhaal, andere invalshoek) Artikel 47a advocatenwet ondersteunt de gedachte van vergaande samenwerking tussen deken en (voorzitter) Raad van Discipline: In geval van intrekking van de klacht wordt de behandeling daarvan gestaakt, tenzij de raad van discipline beslist dat de behandeling van de klacht om redenen aan het algemeen belang ontleend, moet worden voortgezet. In dat laatste geval wordt de klacht verder behandeld als ware deze afkomstig van de deken. Dit artikel impliceert enkele zaken die sinds de inwerkingtreding in ongebruik lijken te zijn geraakt: • Wanneer de deken de klacht nog niet ter kennis van de raad heeft gebracht, zal dat bij intrekking moeten gebeuren, immers anders kan de raad haar wettelijke opdracht niet uitvoeren, te weten: een beslissing nemen; • Ook dit wetsartikel ondersteund mijn betoog in hoofdstuk 3 van mijn boekwerkje “Het Tuchtrecht in de Advocatuur” eerder genoemd; • (Voorzitter) Raad van Discipline heeft de eindverantwoordelijkheid. Ook artikel 46g lid 1 impliceert samenwerking tussen de deken en de voorzitter: De voorzitter van de raad van discipline kan kennelijk niet-ontvankelijke en kennelijk ongegronde klachten, alsmede klachten die naar zijn oordeel van onvoldoende gewicht zijn, binnen dertig dagen nadat zij ter kennis van de raad zijn gebracht, bij met redenen omklede beslissing schriftelijk afwijzen. De deken heeft niet de bevoegdheid, een eenmaal schriftelijk ingediende klacht niet-ontvankelijk te verklaren. Het verbod er op is evenals de bevoegdheid niet in de wet letterlijk geformuleerd, Maar de verplichte toegankelijkheid van deken (gebod) heeft de wetgever helder geformuleerd in artikel 46c lid 5. Waarmee volgens mij de deken niet de toestemming heeft een klacht niet-ontvankelijk te verklaren, analoog aan de politie die elke aangifte moet accepteren. Ik lees in de wet bevestiging van de rolverdeling: • de uitvoeringsbevoegdheid ligt bij de deken om van een verdachte advocate stukken te vragen, inzicht in de administratie en dergelijke. • de beslissende taak, de eindverantwoordelijkheid is aan de Raden van Discipline. Onder hun verantwoordelijkheid wordt het “onderzoek” gedaan dat in artikel 55 lid 1 genoemd wordt.
Klaagschrift over mr. M.F.J.N. (Tijn) van Osch (15 december 2014)
7 van 10
Het hof van discipline waakt tegen nodeloze vertraging van het onderzoek door de raden van discipline. De voorzitter van het Hof van Discipline kan niet over iets “waken” dat niet bestaat. Dus de Raad doet onderzoek, waarbij de “handjes”, de uitvoering bij de deken ligt. Onderzoek is onbetwistbaar iets anders dan hoor en wederhoor (of op schrift woord en wederwoord), artikel 46h lid 3: Is de raad van discipline van oordeel dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond, of van onvoldoende gewicht is, dan kan hij zonder nader onderzoek het verzet ongegrond verklaren, echter niet dan na de klager, de deken en de advocaat tegen wie de klacht is gericht, in de gelegenheid te hebben gesteld te worden gehoord. De goede lezer, leest hier nogal wat implicaties: • net als bij het strafrecht, kan elke burger aangifte doen (dat is een recht), het is niet aan de politie c.q. de deken om te beslissen om te “seponeren”. • bij het tuchtrecht is het zelfs zo dat de Raad van Discipline, dus de voorzitter, de klager en beklaagde moet uitnodigen (in de gelegenheid stellen) toe te lichten wat er aan de hand is. Dat hoor en wederhoor is geen onderzoek, immers, het vind plaats “zonder nader onderzoek”. • Hoewel niet geformuleerd, maar logisch is de gedachte dat de wetgever voortschrijdend inzicht bij de beoordelaar, de eindverantwoordelijke, de voorzitter verwacht. Onderzoek dat veel verder kan gaan dan een welles-niets dialoog tussen verdachte advocate en klager, zo lees ik in artikel 49 van de advocatenwet waarin de behandeling van de zaak wordt beschreven. Hierin zijn lid 4-7 erg duidelijk. De wetgever heeft echt de controle (terecht) bij de Raad van Discipline gelegd. Gelukkig stamt de oude advocatenwet nog uit de tijd dat dat wetten interne cohesie en coherentie bevatte. Dan helpt goed lezen om het concept helder te krijgen.
Op welke punten beklaagde niet aan dit profiel voldoet Ik verwacht van een voorzitter van de Rad van Discipline, dat hij over de ongeveer dertien A4tjes tuchtrecht, beschreven in hoofdstuk 4 van de Advocatenwet, met de informatie die ik aangedragen heb, een conceptueel juist beeld kan opbouwen. Dat mijn voorlichting varieert tussen beschrijvend, belerend, verwijtend, cynisch, etc. etc., doed niet af aan het feit dat een persoon op dat niveau snel en adequaat schakelt. Dan hoef ik “het ook niet op een andere manier te vertellen”. Dat beklaagde geen eenling lijkt te zijn in zijn standpunten, is juridisch gezien geen argument, dat stukje “gewoonterecht” had ik al besproken. Dat zelfs de Hoge Raad niet ingrijpt, is ook geen juridisch argument. Wel mag u hier een behoorlijke kritische noot lezen en mijn hoop dat u (nu) wel conceptueel nadenkt over het Tuchtrecht zoals dat onder minister Job de Ruiter zijn laatste grote revisie heeft gehad.
Klaagschrift over mr. M.F.J.N. (Tijn) van Osch (15 december 2014)
8 van 10
Volgens mij, maar dat ligt buiten deze klacht, zal conceptueel doordenkend over de wijzingen die de Kamers hebben aangenomen, aan het licht brengen dat de nieuwe versie niet meer coherent is. Lijkt mij voor rechters een ramp. Persoonlijk zou ik daar conclusies uit trekken en pro-actief de staatssecretaris en de vaste Kamercommissies Veiligheid en Justitie “voorlichting” geven. Ik kan een voorzetje aanleveren.
Gevolgen binnen mijn casus, het gedrag dat ik verwijtbaar acht Sinds mijn eerste klachtmelding op 23 juli 2012 bij de deken tot aan heden, heeft geen enkele jurist de moeite genomen om te onderzoeken of mijn beschuldigingen over <stoute advocate te Nijmegen> grond hebben. Wel hebben heel veel juristen de moeite genomen om er voor te zorgen dat vooral dat onderzoek niet of niet gedegen uit gevoerd wordt, want voor steun van dat onderzoek (het is maar een paar uurtje goed onderzoek), heb ik gevraagd aan: • de deken; • de Nationale Ombudsman; • twee voorzitters van de Raad van Discipline; • de voorzitter van het Hof van Discipline; (eindverantwoordelijke voor al het onderzoek van de Raden, zie artikel 55, goed overzoek gaat voorspoedig, slecht onderzoek ettert, dat begreep de wetgever.) • de Procureur-Generaal Hoge Raad; Dus ook u heeft er last van de beklaagde zijn rol niet netjes vervult. En de maatschappij omdat er “rotte appels in de mand blijven”. Het niet-onderzoeken kost veel tijd en (maatschappelijk) geld. Ik nodig u uit mij uit te leggen waarom goed onderzoek niets gaat opleveren, analoog opportuniteitsredenen van het O.M. om te seponeren. Persoonlijk vind ik het voor mijn dochters die opgestookt en geïndoctrineerd zijn (geronseld) heel ernstig. Die psychische schade laat zich nauwelijks meten. Heel concreet zijn de 17.000 euro studiegeld die deze jong volwassen niet gekregen hebben vanwege dit veroorzaakte conflict. Van mijzelf wordt door (meerdere) psychologen gesteld dat deze ervaring traumatisch is. Misschien dat u paragraaf 6.2 uit “Het Tuchtrecht in de Advocatuur” moet (her(lezen).
Samenvatting, conclusie & optie (klachtintrekking) Volgens mijn inzicht is er sprake van onbehoorlijk gedrag, conform artikel 13f RO. Persoonlijk denk ik, dat de mogelijkheid tot goed onderzoek behoorlijk gereduceerd is. Zie ook mijn klaagschrift over de rechter van de zittingscombinatie, mevrouw mr. K. Heenk. Ik kan goed vrede hebben met alternatieve oplossingen. Mijn advies is die te (laten) onderzoeken voordat de Hoge Raad … (en nu ga ik pro-actief mijn gevoel opschrijven, een gevoel dat te veel hoog opgeleide Nederlanders hebben, een gevoel dat in een democratische rechtsstaat niet (zoveel) mag bestaan, een gevoel waar mr. T. Simons naar refereerde) Klaagschrift over mr. M.F.J.N. (Tijn) van Osch (15 december 2014)
9 van 10
… veel moeite gaat stoppen in de verdediging van beklaagde. Moet ik weer gaten in die verdediging gaan schieten. Vervolgens dan gaan we saampjes naar Luxemburg, u met gemeenschapsgeld, ik met het studiegeld van mijn dochters (17.000 euro). Gaan we daar vragen of “we” in Nederland nog wel goed bezig zijn. (ik denk dat ik recht heb op enig cynisme)
Getekend
Emile Gemmeke
Nijmegen 15 december 2014 Emile Gemmeke De Geerkamp 1014 6545 HB Nijmegen 024-3739514 /[email protected]
Klaagschrift over mr. M.F.J.N. (Tijn) van Osch (15 december 2014)
10 van 10
(A) Structuur van de bijlagen De bijlagen zijn gecodeerd. De codering beschrijf ik met een subset van de algemeen gebruikte BNF-notatie (The Backus-Naur Form (BNF) is a convenient means for writing down the grammar of a context-free language): • tussen punthaken “<” en “>” staan begrippen; • tussen accolades “{“ en “}” is optioneel; De codering voor de bijlagen is: -[-[@]-(<documentype>{:<paginanummer>}). waarbij: < hoofdletter > I = Initieel A = afhandeling eerste klacht B = afhandeling tweede klacht C = afhandeling derde klacht J = Justitie {‘} tweecijferig volgnummer letter{} volgnummer genoteerd in het formaat “jjjjmmdd” Dkn = de deken / het dekenaat HR = Hoge Raad RvD = Raad van Discipline HvD = Hof van Discipline ZC = zittingscombinatie EG = klager: Emile Gemmeke <documenttype> doc = document brief = brief brief + = brief met bijlage(n) email = email overzicht = overzicht <paginanummer> nummer Bijvoorbeeld de code voor deze pagina is K01-[20141210-EG@HR] (klacht:a) en voor het document zelf: K01-[20141210-EG@HR] Ik gebruik “code verantwoordelijke”, omdat ik alle brieven van de Orde van Advocaten Gelderland (voorheen Arnhem) codeer onder [Dkn] ongeacht of: • deze door de deken is ondertekend; • namens de deken door de adjunct-secretatris is ondertekend; • namens de deken door de secretaresse van de adjunct-secreatris is ondertekens (i/o); • door de adjenct-secretaris is ondertekend (namens haarzelf); • names de adjucnt-secreataris door haar secreatesse is ondertekend.
Klaagschrift over mr. M.F.J.N. (Tijn) van Osch (15 december 2014)
a
(A) Lijst van bijlagen Bijlage
Datum
van
aan
Omschrijving
K01
15-12-2014
EH
HR
De eigenlijke klacht (geen bijlage_ Benadering in rol voorzitter
V01 V02
10-2-2014 12-2-2014
EG RvD
RvD EG
V03
20-2-2014
EG
RvD
V03'1
20-2-2014
EG
RvD
V04
3-3-2014
RvD
EG
V05 V06
5-3-2014 17-4-2014
EG EG
RvD RvD
V07
24-4-2014
RvD
EG
V08
28-4-2014
EG
RvD
V09
21-7-2014
EG
RvD
V10
27-10-2014
EG
RvD
V11
30-10-2014
EG
RvD
V12
31-10-2014
EG
RvD
V13
3-11-2014
EG
RvD
V14
9-11-2014
EG
RvD
V15
12-11-2014
RvD
EG
V16
16-11-2014
EG
RvD
V17
18-11-2014
EG
RvD
V18
27-11-2014
EG
RvD
Informatie over het gedrag van de deken. Antwoord op mijn brief van de ex. voorzitter, mr. B. van der Pol. Informeren van de voorzitter dat de deken van de Orde een keurige klacht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Links de oorspronkelijk ingediende klacht, rechts op A# papier 280 grams (11 kilo). Eerste reactie van beklaagde. Mij is duidelijk dat hij de wet anders leest dan ik, maar ik vermoed dat hij de wet niet leest en denkt deze uit overdracht te kennen. Mijn reactie op de voorzitter zijn standpunt en vele vragen. Introductie van mijn beleving dat eerst beter onderzoek moet worden gedaan voordat er een zitting is. Reactie van de Raad. De deken was voorbarig in het "ter kennis stellen", ik reageerde met mijn brief van 17 april op een valse verklaring van . Wijs nogmaals op tekortkomingen(hoe vaak moet een burger waarschuwen?) Na de zitting van de wrakingskamer besluit ik dat ik de leden ga wraken. Mijn reden is dat de voorzitter zijn rol niet vervult en geen goede antwoorden geeft, Dus ik voel een machtsspel. Aankondiging van de klacht(en) die hierbij de Hoge Raad komen.(en dus te voorkomen waren met: de dialoog) Omdat het presidium over de gang van zaken gaat nadenk, geeft in voeding, die mogelijk meer objectief en integer is dan uit eigen bron gaat komen. Advies snel te acteren.(niet geleefd worden door feiten die moeilijk terug te draaien zijn: deze klacht) Openheid over mijn gedachten en ideeën. Aanbieding bij brief aan voorzitter Hof van Discipline. Waarin ik behoorlijk veel informatie geef. Antwoord van mr. van Osch, alles is in behandeling, zijn handen zijn gebonden.(lees ik als een uitnodiging voor alternatieve actie, als hij niet voor goed recht gaat zorgen die ik dat wel) Ik stel eenvoudige heldere vragen. De voorzitter mag zich verantwoorden c.q. uitleg geven. Geen reactie gekregen, nu mag de uitleg naar de klachtbehandelaar (HR).Krijg ik deze dus toch, kost alleen de maatschappij iets meer. Reactie op het vonnis (van die snelzitting, dat er drie weken over doet). "Just in between" een presentje; Kerstman 25 dec., Sinterklaas 5 dec. ==> 15 december. De letterlijke aankondiging van deze klacht (die voorkomen kon worden met alleen maar eigenschappen als: objectief, integer & kwaliteit)
Klaagschrift over mr. M.F.J.N. (Tijn) van Osch (15 december 2014)
b
Persoonlijke benadering P01
8-7-2014
EG
RvD
P02
16-11-2014
EG
RvD
P03 P04
15-12-2014 15-12-2014
EG EG
RvD overig
I01
22-9-2014
EG
info
I02
28-11-2014
EG
info
Nieuwe poging, andere opzet, andere invalshoek. Wat gaat met het kwartje gebeuren, gaat het vallen? Hoe bereik je iemand die opgesloten zit in zijn eigen wereld? Welke vorm en inhoud moet je kiezen om door te dringen. Dit is een poging ... Ik stel beklaagde op de hoogte van de klachten Foto's van de eerste pagina's van de brieven aan de voorzitter van (1) de Raad en (2) het Hof. Het presentje is fysiek aanwezig. Informatie Vraag aan en antwoord van docente Nederlands, over juiste interpretatie van artikel 46e lid 1 Compliment aan mr. Winkel vanwege zijn aangifte tegen ministerie van Financiën.
Klaagschrift over mr. M.F.J.N. (Tijn) van Osch (15 december 2014)
c