Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde, Reuvensplaats 2, 2311 BE Leiden e-mail:
[email protected]
Interview with mr: Soemopawiro, Matte
Transcriptic summary “Ik heb mijn weg gevonden” Jeugd en opvoeding [00:00]Ik heet Soeparman Achmad Soemopawiro en ben geboren op 2 juli 1969 in het district Wanica/Lelydorp. Matte is mijn roepnaam, het komt van Achmad. Ik ben geadopteerd door mijn Siwo. Dat is de dochter van mijn oma uit haar eerste huwelijk. Deze siwo, mijn adoptiemoeder heet Rasmini. Mijn oma was voor een tweede keer getrouwd. Uit dit huwelijk heeft ze zeven (vijf meisjes en twee jongens) kinderen gekregen en één van ze was mijn biologische moeder. Mijn oma heeft uit beide huwelijken tien kinderen gekregen, zeven meisjes en drie jongens. Ik weet niet eens hoe mijn echte moeder heet. Ze leeft niet echt bij mij. Zij is ook al een tijd geleden overleden, in 1976 op 38-jarige leeftijd. [04:45] Ik kom uit een nest van vijf broers, twee oudere zussen en een jongere zusje. Toen mijn moeder zwanger was van mij was al sprake dat ik zou worden weggegeven. Rasmini, mijn adoptiemoeder had namelijk zelf geen geluk met kinderen krijgen. Ze had ooit een zoon gebaard die niet lang daarna was overleden. Zij wilde heel graag kinderen hebben en wilde zelfs een djoeka 1kind adopteren. Het maakte haar niet uit. Haar kinderwens was groot. Voordat ze mij adopteerde zorgde zij al voor haar één na jongste zusje en later kwamen ik en mijn zusje erbij. Mijn moeder had mij aan haar beloofd, ‘deze baby is voor jou’. Mijn adoptiemoeder vertelde dat ik ziek was geboren. Ik was bijna blind geboren, ik kon amper kijken en ik was heel erg mager. Mijn moeder gebruikte medicijnen en dat had effect op mij. Mijn adoptiemoeder heeft 1
Djoeka = de bevolkingsgroep die in de Surinaamse binnenlanden woont en direct afstamt van de slaven.
mij bijna elke dag naar het ziekenhuis moeten brengen om mijn ogen te laten behandelen. Dr. Krep was de behandelende arts. Mijn ogen werden schoongemaakt, er kwam pus uit en ik kreeg spuitjes. Omdat ik zo mager was, ging de huid mee als ik een spuit kreeg. Zij had het best moeilijk met mij want ze moest de zorg voor mij combineren met haar werk. [09:20]Mijn adoptiemoeder heeft bij elkaar drie kinderen geadopteerd. Alleen één ging vaak naar de biologische ouders. Ik heb wel mijn biologische ouders gekend maar ik was niet gewend aan hen. Ik wil daarom nu alleen over ‘mijn moeder’ praten als ik het heb over mijn adoptiemoeder. Zij was getrouwd. Mijn adoptievader is in Nederland overleden Slamet Kartooetomo heette hij. Ik was 18 toen hij overleed. Ik had een leuke en gelukkige jeugd gehad. Ik werd verwend door mijn moeder. Ik herinner me dat mijn verjaardagen altijd werden gevierd met traktaties, snoepje en popcorn. Ik kreeg alles wat ik wilde. Van mijn moeder had ik nooit pakslaag gehad, maar wel van mijn pleegzus wel. Zij heet Jetty. Migratie naar Nederland [12:45]Ik was zes jaar toen ik naar NL kwam. In Suriname zat ik op de kleuterschool. Ik kon al wat schrijven, letters herkennen en plaatjes kijken. Mijn moeder was al eerder naar NL gegaan op weg naar Indonesië, maar bleef een tijdje in NL. Ze zei aan mij niets over emigreren, maar ik zag het al aankomen. Mijn moeder heeft haar grond overgelaten aan de familie en vertrok. Ik vond het allemaal wel spannend. Ik hou wel van iets nieuws. Ik kan me helaas niet herinneren op welke dag ik vertrokken was. Het was in ieder geval in 1975, ik denk in de maand oktober, vlak voor de onafhankelijkheid. Een broer van mij was eerst naar NL gegaan, maar hij kwam terug. Hij vond dat het beter was om in Suriname te blijven. ‘Wij hebben er niets te zoeken, het is koud, en er is niets te doen. Mijn biologische ouders hadden alles al verkocht, land, koeien enz. om te vertrekken, maar omdat mijn broer dat zei zijn ze niet meer vertrokken. Mijn ouders moesten ergens anders grond gaan kopen en jaren later sprak ik ze en ze zeiden dat hun leven daardoor niet goed is gegaan. Ze hadden spijt dat ze niet meer naar NL waren gegaan. [19:14] Ik kwam op Schiphol aan en zag erg veel Javanen en andere Surinamers, met koffers en een dikke jas. Mensen stonden in de rij. Wij werden met een bus gebracht naar Zeeland. Wij werden ‘gedropt’ bij een opvangcentrum, denk ik. Het was een soort hotel. Mijn vader en moeder wilden terug, ze vonden het niet leuk. Het eten vonden ze niet lekker. Maar uiteindelijk zeiden ze ‘wij hebben de stap genomen, wij moeten volhouden’. Ik weet niet meer hoe lang wij er bleven. De eerste week gingen wij naar de supermarkt. Ik keek mijn ogen uit. Het was groot, er was zoveel te koop en het rook allemaal lekker: een grote gegrilde kip…de chocolade en vanille vla en andere lekkere toetjes…. Ik ontdekte dat er ook andere Javanen en Hindoestanen in het hotel verbleven. Wij kregen één kamer met twee bedden, dat was voor ons vieren. Wij moesten delen. Mijn moeder kocht een grote teil om te wassen. Toilet en douche moesten wij delen met anderen. Wij konden niet zelf koken. Op vaste tijden moesten wij naar een zaal voor de maaltijden. Allemaal Hollands eten. Mijn moeder vond het maar niks. Ik vond het wel grappig
Onderwijs en scholing [25:17] Ik ging achter het gebouw naar de kleuterschool. De eerste dag was bijzonder..al die kinderen met goudkleurig haar, dat had ik nog nooit gezien. Ook de spelletjes en de pakjes melk viel me op. Melkunie, een piramideachtig pakje, blauw was het. Ik werd een klas teruggezet. Ik moest alleen spelen terwijl ik in Suriname al heb leren lezen en schrijven. [27:20] In de weekenden gingen wij naar Den Haag. Daar hadden wij familie. Wij logeerden eerst bij hun aan de Jacob Marisstraat en gingen op zoek naar een eigen woning. Wij kwamen in de Schilderswijk terecht. Ik ging naar de Marijke school. Den Haag was een grote overgang. Zeeland was rustiger, boeren, koeien. In Den Haag waren er meer Surinamers op straat. Ik vond het niet vervelend om te verhuizen. [37: 02] Op de lagere school was ik erg goed in dingen maken, handenarbeid en in tekenen en schilderen. Elke week verscheen in de schoolkrant altijd iets van mijn hand. Ik wilde kunstenaar worden, maar werd echter niet gestimuleerd om in de kunst door te gaan. Mijn moeder kende alleen maar het woord studeren, ingenieur, dokter of iets dergelijks …. een titel dat vond ze belangrijk. Ik heb de CITO toets gedaan en kreeg als advies dat ik naar de technische school moest. Maar op de technische school waren er ook richtingen waarin ik mijn kunstzinnigheid zou kunnen botvieren, zoals de grafische techniek, maar dat koos ik uiteindelijk niet omdat ik door mijn moeder gedwongen werd om een andere richting te kiezen. In het tweede jaar zei Mw. Hardon, die Engelse les gaf, ‘je hoort hier eigenlijk niet thuis. Als je wilt, mijn man geeft les op de Academie’. Ik wist niet dat ze de Kunst Academie bedoelde en ik bedankte. Ik heb het wel verteld, maar mijn moeder zei ‘daar verdien je je brood niet mee’. Zij keek op naar andere mensen zoals haar neef die op de TU Delft studeerde en wilde dat ik ook daarvoor zo kiezen. Zo iemand moet je worden, zei ze. Ik heb steeds gevochten met de vraag; is dit wat ik wil. Mijn moeder steunde mij, zij betaalde mijn opleiding en alles wat ik wilde. Ik heb het derde jaar gehaald en heb me ingeschreven aan de Haagse Hogeschool. Ik meldde me voor de opleiding Werktuigbouwkunde. Dat vond ik maar niks. De docenten kwamen van Delft, ik vond ze niet zo goed en ik vond de toetsen raar. Multiple Choice vond ik raar. Voor wie doe ik dit, dacht ik steeds. Voor mijn moeder is het belangrijk, maar het is mijn toekomst. Uiteindelijk besloot ik terug te gaan naar bouwkunde met een avondopleiding Foto Journalistiek en Documentaire aan de Fotografische School Amsterdam. Het was niet gebonden aan de studiefinanciering. Ik kreeg er niets voor. Ik heb het kunnen betalen doordat ik op zaterdag bij Kinorama (fotowinkel) werkte. Mijn moeder wist dit niet. Maar ik redde het niet met combineren. Ik besloot verder te gaan met Fotografie. Ik heb het moeilijk gevonden om het haar te vertellen, ik heb er heel lang mee gewacht, wel twee jaar. Toen ik het haar vertelde keek ze niet blij. Ze was een hele dag stil; later draaide ze bij en zei ze als je dit echt wilt, moet je verder gaan. Ik ging over op de dagopleiding. De hele opleiding duurde 4 jaar. Ik had niet zoveel nodig. Mijn moeder steunde me alleen nog maar met eten. Ik heb gekozen voor Documentaire Fotografie. Ik ben blijven hangen bij Kinorama en heb daar 4 jaar gewerkt. Ik droomde om oorlogsfotograaf te worden, maar ik ben bang voor het gevaar en heb gekozen voor cultuur. De Amerikaanse oorlogsfotograaf James Nachtwey, was mijn voorbeeld. Wat ik graag zou willen doen, is kunst maken. Iets scheppen, keramiek maken, sieraden, dat soort dingen. Ik weet dat ik goed ben. Toen de expositie van Javaans-Surinaamse kunstenaars
‘Sporen in de Kunst’ in de Pulchri Studio werd gehouden, zag ik mezelf. Ik dacht, dit kan ik beter, deze schilderij is niets, het is te gemakkelijk. Ik heb dus nog een diepe wens die nog niet is vervuld. Cultuur en Identiteit [54:55] Mijn moeder heeft mij veel meegegeven van de Javaanse tradities. Met haar sprak ik altijd Javaans. Daar was zij consistent in. Zij volgde de Kejawan2 traditie. Zij deed aan alle rituelen. Ze wilde dat ik daaraan deed en zei vaak dit moet je later doen, maar ik gaf er niet om. Ze haalde mij er altijd bij, maar ik dacht….ach, het wordt toch voor mij gedaan. Het is fijn om het te weten maar ik hoef het niet perse te doen. Mijn geboortedag werd altijd herdacht. Mijn weton 3 is Kliwon. Altijd werd sesajen 4gemaakt. Voor iedereen eigenlijk, maar meestal voor mij. Drie papjes, witte, bruine en eentje met een blauwe kruis, een glas met water met een bloem daarin. [1:2:33] Nu denk ik er anders over. Vroeger had ik geen interesse in Javanen. Ik was het beu om elke dag weer de Javaanse radio te horen. Doordat mijn moeder er niet meer is heb ik meer interesse gekregen, en voel ik, ik ben terug bij mijn roots. Ik ga nu zoeken. Javanen geven mij achtergrond, het voelt als ‘hier hoor ik thuis’. Nu voel ik het nog meer dan vroeger. Ik voel me meer op mijn gemak bij Javanen, eigenlijk meer bij oudere Javanen. Ik zie wat mijn ouders vroeger deden en mijn moeder in hun terug. Zij was zoals zij. [1:11:03]Ik haal in waarin ik tekortgeschoten ben. Ik zoek slametans op, ik zet water op met bloemen, ga op bezoek, dat soort dingen. Ik heb geen spijt dat het te laat is, want ik heb het gevoel, ‘ik ben terug en dat geeft een goed gevoel’. Mijn familie en vrienden verbazen zich erover dat ik ben veranderd. Ze lachen me uit. Ik zeg tegen hun: ik heb mijn weg gevonden. [1:22:36] Ik heb er bijvoorbeeld spijt van dat ik van mijn moeder niet heb geleerd hoe de Javaanse gerechten bij de slametan5, bij de genduren6 worden klaargemaakt. Ze had altijd gezegd, ‘je moet wel kunnen koken’, want ze ging weleens met vakantie naar Suriname en dan at ik bij mijn zus of bij anderen. Mijn moeder kookte authentiek en op gevoel. Recepten met gewichten en maten is voor haar niets. Zij zei, je moet kijken en voelen en het gewoon doen. [1:5:26] [1:16:10]Ik heb ook bewust naar een Javaanse vriendin gezocht om het ‘Javaans zijn’ te kunnen beleven. Ik heb verschillende vriendinnen gehad, mijn eerste liefje was een Hindostaanse. Ik had ook een half Pakistaans-Indonesisch/Nederlandse vriendin. Bij de Javaanse vriendin had ik een goed gevoel. Dat gevoel heb ik niet eerder bij andere vriendinnen. [1:25:15] Mijn moeder heeft gevraagd om gecremeerd te worden. Dat komt omdat zij de Kejawen volgt. Daar zit veel Hindoeïsme in. Mijn vader werd begraven. Hij was meer een Islam volgeling.
2
Kejawen= het ‘javanisme’, pre-islamitische uitingen van geloof en tradities. Weton = geboortedag volgens de Javaanse telling. Kliwon = naam van een dag in de week die volgens de Javaanse kalender slechts 5 dagen kent. 4 Sesajen: offer 5 slametan = bijeenkomst, veelal religieus getint, bij belangrijke gebeurtenissen. 6 genduren = onderdeel van de slametan, dat gericht is op het offeren en zegenen van gerechten, die vervolgens worden uitgedeeld onder de slametan deelnemers. 3
Verbondenheid met Suriname/familie [ 31:33]Ik voel me thuis in Nederland, maar niet in Suriname. Ik heb immers mijn hele leven in Nederland gewoond. Toen ik op mijn 16de in Suriname op vakantie was, voelde ik me niet echt ‘krasan’7, ook niet toen ik de tweede keer ging, dat was toen ik 18 was. Ik heb de dagen zitten tellen totdat ik terug kon. Het was leuk en gezellig, maar ik heb er geen gevoelens bij, ik voel geen sterke band. Mijn echte broers en zussen zijn allemaal in Suriname. Ik heb niet veel contact met ze. Ik zie ze als neefjes en nichtjes en mijn echte ouders als oom en tante. Er is niet zo’n hechte band. Ik voel geen verbondenheid met Suriname en ook niet met mijn familie. Misschien heeft te maken met mijn karakter. Ik ben meer een eenling. Als ik problemen had met school of met andere dingen [59:10] Het is vreemd dat ik me niet thuis voel in Suriname, maar me wel goed voel bij Surinamers en vooral bij Javanen. Ik heb iets met de mensen, maar niet met het land. Ik voel me zakelijk op mijn gemak bij Nederlanders, maar voor mijn gevoelsleven zijn zij niet zo belangrijk. [1:18:31]Nu ik weer belangstelling heb voor mijn Javaans achtergrond, zal ik misschien contact maken met mijn broers en zussen in Suriname. Positie Javanen in Nederland [1:11: 57] Javaanse jongeren in Nederland zijn nog niet ver gekomen. Jongeren die ik ken zijn een beetje laks met hun studie. Tegenwoordig is er zoveel keuze. Ik zie dat men elke keer iets anders doet en ik vraag me af waarom ze zich niet op eentje kunnen concentreren of zoek een vak dat je leuk vindt. Dat adviseer ik hun ook, doe wat je leuk vindt. Maar misschien weten ze niet wat ze leuk inden. Ik vind dat Javaanse jongeren beter kunnen doen. Slot [1:34:01] Ik zou nog een fotoboek willen maken, maar dit keer over ouderen in Suriname, hoe ze vroeger woonden en nu wonen, hoe ze oud worden en waar ze worden weggezet, in een bejaardenhuis of misschien bij familie, zoiets.
7
Krasan = zich thuisvoelen