Maandblad voor de Faculteit der Geesteswetenschappen UvA • jaargang 21 • nummer 9 • juni 2013 • student.uva.nl/babel
Midden-Oostendeskundige en schrijver Monique Samuel: Hollandse nuchterheid, Egyptisch temperament
Horde hashtaggers verslaat monopolie van zure kunstcritici Filmproducent Marc van Warmerdam over Borgman in Cannes
Universiteit van Amsterdam
Faculteit der Geesteswetenschappen Juni 2013
1
tekening
2
Beeld /// Tobias Wals
Babel
INHOUD 02 tekening 03 Hoofdredactioneel Faculteitszaken 04 Collegehopper Samenleven in de grote stad 05 Brood op de plank Emma Curvers
Reportage Amsterdamse bakfietsen en Berlijnse oproerkraaiers
Journalistiek 06 In gesprek Marc van Warmerdam
8
08 Reportage Berlijn/Amsterdam 10 uitgelicht ‘Verantwoord’ eten 12 het interview Monique Samuel Kunst&Literatuur 15 lofdicht Jan Rock
Uitgelicht Van paardenvlees tot moestuin: over het wel en wee van duurzaam eten
10
16 de ode Jannah Loontjes 17 FICTIE 18 Beschouwing Liefde en literatuur 20 mijn agenda Columns&Opinie 21 essay Ondergang van de kunstkriticus 22 column Italianer 23 Recensies
Beschouwing Liefhebben, hoe moet dat nou? Liefdeslessen uit de boekenkast
Bamboe-fixies – en andere hippe dingen Parijs, daar gebeurde het. Van nouveaux riches tot de bourgeoisie bohemienne, iedereen die hip en happening was boekte een tripje Thalys om te flaneren in le capital. Nu boek je de ICE richting Berlijn. Lekker underground. Veel rauwer, echter, puurder. In de jaren negentig was je cool als je verre vliegreizen maakte, de dure importingrediënten van de Albert Heijn kocht en een setje aandelen had in een upcoming internetbedrijf. En nu: beleggen is uit, je moet op fietsvakantie en teren op duurzame producten van de boer om de hoek wil je nog een beetje meetellen. Trends, iedereen is er gevoelig voor. Je identiteit lijkt wel een samenraapsel van merken, steden, fietsen, koptelefoons en laptops waar je je mee associeert. Een bamboe-fixie (google maar), vet. In Bangladesh geproduceerde shirtjes kunnen écht niet meer. Sartre noemde het een groot moreel falen, jezelf vastpinnen op een identiteit. Een bange vlucht in een ‘dingachtig’ bestaan. Rozen verwelken en trends vergaan, wat blijft er nog van jouw identiteit bestaan? Hang je werkelijk met consumptiegoederen aan elkaar of heeft de Generatie IK – zoals De Balie ons graag noemt – nog iets van een (ideologische) kern? Zonder moreel door te draven, loodsen we je deze maand door nogal wat van die trends heen. In een meerdelige serie gaan we op zoek naar de parallelle trends in Amsterdam en Berlijn. Sleutelwoord: ‘gentrification’. De hype rond ‘verantwoord’ voedsel komt eind deze maand tot een hoogtepunt in de food waste-lunch die voor vijfduizend mensen gratis en voor niks (geld is uit) op het Museumplein wordt georganiseerd. In reactie daarop een kritische reflectie op het ethische wel en wee van biologisch eten. Literatuurwetenschapper Jannah Loontjes brengt haar ode – ze schreef een boek over de betekenis van lezen en schrijven in een tijd dat iedereen wil publiceren. Daar kan Cineville. nl-hoofdredacteur Emma Curvers over meepraten. En zeg nou eerlijk, lig jij ook niet af en toe in je bedje te dromen van een boekcontract, dichtbundel of baan als topjournalist?
24 Mijn amsterdam
Daan Borrel en Francisca Wals Beeld /// Daniel Webb
18
COLOFON Babel, Maandblad voor de Faculteit der Geesteswetenschappen, Spuistraat 134, kamer 112, 1012 VB Amsterdam,
[email protected] www.student.uva.nl/babel
Hoofdredactie Daan Borrel, Francisca Wals Penningmeester Daan Borrel, Francisca Wals Redactie Jesse Beentjes, Ties Brock, Quint Italianer, Minthe Lok, Inger van der Ree, Carlijn Schepers, Kim Schoof, Nina Schuttert, Andrea Speijer-Beek, Florentine Sterk, Jolijn Swager, Lieke van der Veer Medewerkers Noor Kuijpers Eindredactiecoördinatie Jolijn Swager Eindredactie Marie-Claire van Bracht, Laurie Branderhorst, Lisanne Buijze, Alexandra Cousy, Anne Everard, Janneke van de Griendt, Ingrid van der Mooren, Jolien Suurmond, Jolijn Swager, Elin Wassenaar Beeldredactie Saskia Buddelmeijer Fotografie Roos Aalvanger, Wouter Alberts, Vera Duivenvoorden,
Juni 2013
Andrea Margelli, Daniel Webb Illustraties Bob Foulidus, Claudia Spinhoven, Tobias Wals Redactieraad Yra van Dijk, Reinier Kist, Everdien Rietstap, Floor Rusman, Jerrold Smit, Joris van Wouden Vormgeving Luke van Veen, www.studioveen.com Druk Grafiplan Nederland BV, www.grafiplan.biz
Schrijven of illustreren voor Babel? Babel heeft regelmatig plaats voor nieuw schrijftalent, fotografen en illustratoren. Mail ons je cv en recent werk. Vind ons leuk op www.facebook.com/BabelFGw Volg ons via www.twitter.com/BabelFGw Download de Babel-app voor iPads in de App Store
Cover /// Vera Duivenvoorden
3
Faculteitszaken Collegehopper
Amsterdam was een loser Heftige discussies of duf aantekeningenvoer? Babel test het onderwijs aan de FGw en schuift in de collegebanken aan. Deze maand: ‘Samen leven in de grote stad’. Tekst /// Minthe Lok Beeld /// Andrea Margelli
S
tadsbestuur en burgerschap, religie en ritueel, misdaad en straf, migratie en integratie, uitgaan en vertier. Allemaal thema’s die aan bod komen bij het vak ‘Samen leven in de grote stad: van oudheid tot heden’, een keuzevak binnen de minor ‘economische en sociale geschiedenis’. In de tweewekelijkse hoorcolleges wordt door (gast)docenten antwoord gegeven op de vraag: ‘Hoe kunnen we in grote steden het beste samen leven?’ Spanningen en conflicten rondom sociale klassen, etnische achtergronden en religieuze oriëntaties zijn in de afgelopen decennia al goed bestudeerd. ‘Maar minstens zo interessant is de vraag waarom de maatschappelijke orde eigenlijk zelden dramatisch wordt verstoord’, beschrijft de studiegids van dit vak.
Geitenstallen in de Jordaan
Wanneer ik op een strategische plek achter in de collegezaal van PCH 1.05 ga zitten, begint Moritz Föllmer, de coördinator van het vak, te praten. ‘Guten Mittag allemaal’, zegt hij. De laatste studenten druppelen binnen. ‘Promovendus Merel Klein zal het met jullie over het onderwerp van vandaag gaan hebben, namelijk: tussen burger en bestuur, de relatie tussen stedelingen en stedelijke overheid in negentiende-eeuws Amsterdam.’ Mevrouw Klein laat ons een prent van Amsterdam zien, en licht deze toe. ‘We gaan vandaag onderzoeken in hoeverre het negentiende-eeuwse Amsterdam een moderne stad was.’ Alle studenten hebben inmiddels een plekje gevonden, de zaal is slechts voor een derde gevuld. Klein weet me gelijk te boeien: ik vind het interessant dat dit college over Amsterdam gaat. Amsterdam liep in de negentiende eeuw eigenlijk ver achter op de rest van de Europese hoofdsteden. Zo had Amsterdam in deze tijd nog geen pleinen, geen opera, de industrialisering bleef achter, de bevolking groeide niet en onze hoofdstad was vervallen en vies. Klein concludeert: ‘Amsterdam was in die tijd dus eigenlijk een beetje een loser.’ De studenten lachen. Met een aantal grafieken van de bevolkingsgroei, economische groei en handel licht Klein toe dat Amsterdam inderdaad achterliep op andere Europese steden. Ze laat de studenten in haar college veel prenten van het ‘verloederde’ negentiende-eeuwse Amsterdam zien, wat ervoor zorgt dat iedereen geboeid blijft en een goed beeld krijgt van de periode waar ze vol enthousiasme over praat. Amsterdam komt, vergeleken met plaatsen in Ierland en Zweden, gelukkig niet als slechtste Europese stad uit de bus. De gastdocente zoomt vervolgens in op Amsterdam zelf. Ze vertelt interessante feiten: het Paleis van Justitie op de Prinsengracht was eerst een weeshuis en het stadsbestuur was vroeger gevestigd in hotel The Grand op de Oudezijds Voorburgwal. Amsterdam was op zichzelf een stabiele stad, maar paste gewoon niet in het industrialiseringsplaatje van andere Europese steden. Klein trekt haar vestje uit, het is warm in de collegezaal. ‘En nu is het tijd om de historische modder in te duiken.’ Ze neemt ons met behulp van prenten mee naar de Jordaan, de Joodse buurt en de Amsterdamse grachten. Voor de deur staan geitenstallen en bomen. Ze vertelt dat er kippen op de Dam liepen. ‘Beter dan die duiven’, merkt de lange jongen op de voorste rij lachend op. Klein behandelt de gelezen literatuur, waar begrippen als ‘spatial turn’ en ‘urban environmental history’ worden uitgelegd.
Ruzie om bomen
‘En dan gaan we het nu hebben over bomen, mijn lievelingsonderwerp’, grapt Klein na de pauze. Ze legt uit dat ze door de hele stad stonden, en elke boom
eigendom van een Amsterdammer was. Op de grachten had bijna elk huis wel een boom voor de deur. Met het stadsbestuur is veel onenigheid geweest over deze bomen en hun bestemming, want ze zorgden voor overlast. De lantaarnpalen konden hun werk niet meer doen, en… Ik dwaal af. Naast me gaapt een jongen. Het meisje voor me bekijkt felgekleurde bikini’s op haar laptop. Drie kwartier lang luister ik naar voorbeelden van burgers die brieven inzonden over hun bomen en hoe het stadsbestuur hiermee omging. Ondanks Kleins enthousiasme weet ze me wat betreft de Amsterdamse bomen niet helemaal meer te boeien. Misschien komt het omdat ik de literatuur niet heb kunnen lezen. Toch heeft Klein erg haar best gedaan om het college zo aantrekkelijk mogelijk te maken met prenten, grafieken, concrete voorbeelden en een levendige manier van vertellen. En ik kan zeggen dat ik écht wat heb geleerd over Amsterdam en haar rijke geschiedenis. Nooit geweten dat bomen daar zo’n belangrijk onderdeel van waren.
College Samen leven in de grote stad: van de oudheid tot heden Departement Geschiedenis, archeologie en regiostudies Docenten Moritz Föllmer (coördinator), Merel Klein en andere gastsprekers Inhoud panoramisch overzicht van de uiteenlopende, maar ook vergelijkbare manieren waarop stedelijke instituties en stadsbewoners sinds de klassieke oudheid in Europa en het Middellandse Zeegebied met elkaar samenleven Publiek opgewekte geschiedenisstudenten die ieder voor zich en op hun eigen manier deze collegereeks bijwonen, waarvan sommigen in de pauze Liga Milk Breaks eten Eindcijfer: 8
4
Babel
Faculteitszaken Brood op de plank
Emma Curvers 27 jaar Is columnist, freelance journalist, schrijver en hoofdredacteur Salaris Tussen de € 1500 en € 1800. Elke maand anders, ik reken het nooit precies uit. Opleidingen 2003-2004: Bouwkunde (faliekante mislukking) 2004-2008: Kunstacademie Maastricht richting Audiovisueel (diploma) 2009-2012: Wijsbegeerte bachelor (UvA) Werk: 2008-2009: productiemanager filmproductie maatschappij CZAR 2009-2012: producer bij creatief bureau Habbekrats 2011-heden: columnist voor Folia Magazine 2012-heden: hoofdredacteur Cineville.nl 2013: columnist CJP Magazine en publicatie roman
‘Alle schrijvers moeten eigenlijk filosofie studeren’ Ter inspiratie of puur uit interesse; iedere maand een blik door de bril van een ex-FGw’er als heuse kostwinner. Deze maand: Folia-columnist en Cineville.nl-hoofdredacteur Emma Curvers. Tekst /// Andrea Speijer-Beek Beeld /// Vera Duivenvoorden Laatste keer dat ik je sprak in 2009 zat je een beetje in een creatieve dip. Ik geloof dat je zei dat mensen eigenlijk alleen ranzige seksverhalen willen lezen. Je hebt nu een contract bij uitgeverij Atlas/Contact, ben je uit de impasse?
‘Een tijd lang zag ik dingen om me heen verschijnen waar veel lucht en wol omheen zat. Daar kreeg ik wel de kriebels van. Mijn moeder zei tegen me: “Kijk, die Heleen van Royen schrijft dan misschien wel slechte boeken, maar ze heeft het wel mooi voor elkaar!” Zo krijg je als schrijver de indruk dat je wel heel erg je best kunt doen, maar dat het eigenlijk gaat om de evenementjes eromheen, de gimmicks en hoe je je op Twitter gedraagt. Allemaal prima als dat de marketing is, maar vaak blijkt het product ook weinig meer te zijn dan dat. Daar heb ik me misschien wel aan geërgerd, ja.’
Houd je dan geen rekening met wat mensen willen in je werk?
‘Nee, niet wanneer ik een boek schrijf, want ik weet niet wat mensen willen. Met mijn columns voor de Folia wel wat meer, omdat ik dan eerder meega in thema’s die op dat moment spelen.’
Hoe ben je van columns schrijven bij Cineville.nl terechtgekomen?
‘Ik ben altijd veel bezig geweest met film en schrijven en heb zelfs een tijdlang gedacht dat ik films moest gaan maken. Ik heb de kunstacademie in de
Juni 2013
richting audiovisueel gedaan en afgemaakt, dus toen ik begon met schrijven was het logisch dat ik ook over film zou gaan schrijven. Toen ik de functie bij Cineville.nl zag heb ik gewoon mijn stukken laten zien en gezegd dat ik van films en schrijven houd.’
Hoe heeft je studie filosofie dan bijgedragen aan je werk? Als ik het zo hoor had je ook prima kunnen schrijven en hoofdredacteur van Cineville.nl worden zonder filosofische graad.
‘Nou, dat weet ik niet. Ik wilde na de kunstacademie toch meer leren en meer schrijven. Door wat ik bij filosofie leerde ging ik andere stukken schrijven en probeerde ik filosofische thema’s aan te snijden. Doordat ik ging studeren ben ik ook gevraagd voor de Folia, dat was anders niet gebeurd. Filosofie is ook gewoon belangrijk voor een schrijver. Alle schrijvers moeten eigenlijk filosofie studeren.’
Is dat zo?
‘Nou ja, mensen vragen vaak aan filosofen: waarom ga je eigenlijk filosofie studeren? Wat ga je er dan mee doen, wat is de toepassing? Ik denk altijd: mijn hele leven is de toepassing. In alles erna komt het terug. Er bestaat geen scenario “wat als ik geen filosofie had gestudeerd”. Het dringt op een heel brede manier door in je blik, er is altijd de mogelijkheid om op die manier naar de dingen te kijken. Dat wordt dan gezien als elitair,
studeren om het studeren, maar ja.’
Moet je elitair zijn om verantwoord populair te kunnen zijn? ‘Hangt ervan af wat je doel is met schrijven. Ik zou nooit zeggen dat iedereen het zo moet doen. Sommige mensen kunnen gewoon heel leuk observeren of botte conclusies trekken en hebben daar geen theorieën bij nodig. Misschien is ondoordacht zijn ook wel een zegen. Voor mij is het belangrijk dat het verhaal erachter klopt, maar ik ben ook dankbaar voor kortzichtige schrijvers, domme schrijvers, botte schrijvers. Er zijn mensen van allerlei niveaus en dus ook schrijvers van allerlei niveaus. Die vinden elkaar.’
Is je baan bij Cineville.nl een ‘echte’ baan waar je je geld mee verdient?
‘Dat is mijn broodwinning. Ik werk drie of vier dagen in de week voor Cineville.nl en daar betaal ik mijn huur van. Daarnaast heb ik twee vaste columns en doe ik freelanceopdrachten. Voor mijn komende boek kreeg ik een voorschotje. Alles wat erbij komt is leuk, dat betekent nieuwe schoenen kopen. Ik hoef niet in te klokken, kan werken aan wat ik wil wanneer ik wil, zolang het maar gedaan wordt. Dat past goed bij mij. Ik heb wel eens een baan gehad met vaste werktijden, maar vond dat lastig. Ik voel me ook belangrijk nu ik niet op vaste tijden word verwacht. En ik voel me graag belangrijk.’
5
Journalistiek in gesprek
De vreemdeling op Cannes Hitsige fotografen, megalomane jachten, rode lopers en flanerende celebrity’s: Cannes, het filmfestival der filmfestivals. Dit jaar werd Borgman, de nieuwste film van Alex van Warmerdam (1952) en zijn broer – tevens producent – Marc van Warmerdam (1954) genomineerd voor een Gouden Palm. Tekst /// Jesse Beentjes en Lieke van der Veer Beeld /// Wouter Alberts
S
tupéfait. Dat zijn we. ‘Dit is echt de meest Dat hoopt u wel, neem ik aan. wordt het maken van een volgende film een stuk waanzinnige film die ik ooit heb gezien’ zegt ‘Nou ja, hopen...’ gemakkelijker.’ een van ons. Zojuist mochten we Borgman Hoezo? zien, de film waar het allemaal om te doen is. Een Is de nominatie al voldoende? nogal verwilderd figuur (gespeeld door Jan Bij- ‘Nee, zo is het ook weer niet. Alex zegt dat hij het ‘Op z’n minst zal het sneller gaan. We heb er nu drie voet) klopt aan bij een villa. Marina (Hadewych al prachtig vindt dat hij geselecteerd is. Maar we jaar over gedaan om het geld bij elkaar te harken. Minis), de vrouw des huizes, doet open. De vreem- hebben natuurlijk wel een half jaar naar dat festi- Dat zal nu korter duren.’ deling manoeuvreert zich in de vertrouwenssfeer val toegewerkt. Er zijn twintig films die kans mavan de familie – papa, mama, een kindermeisje en ken, en dat zijn allemaal nieuwe films die eigenlijk Inhoudelijk zal er niks veranderen? drie bloedjes van kinderen. Aan het eind van het nog niemand heeft gezien. Daarmee beschouw ik ‘Nee. Alex gaat nu niet denken: wacht eens even, verhaal is deze familie, zoals Marc het zelf zegt, de kansen om te winnen als gelijk. Zo simpel is het.’ thrillers verkopen goed, daar ga ik er meer van maken.’ ‘niet zo gelukkig meer’. Een understatement, zo U vond Borgman meteen Cannes-waardig, blijkt.
toen u de eerste ruwe montage zag.
De films die Marc van Warmerdam produceerde ‘Ja, onmiddellijk.’ gooiden altijd al hoge ogen. Eerder werd Kleine Teun geselecteerd voor ‘Un certain regard’, de Wat maakt iets Cannes-waardig? tweede competitie op Cannes. Grimm won de Gol- ‘Om het heel plat te zeggen, als een film gewoon den Seashell op het San Sebastian International heel goed is. Maar goede films heb je natuurlijk in Film Festival in Spanje. Ober ontving een Gouden honderd categorieën. Alex heeft een eigenzinnige Kalf voor het beste scenario. De Jurk en De laatste stijl van filmen. De toeschouwer is vaak letterlijk dagen van Emma Blank zijn beide vertoond op het een toeschouwer: hij of zij kijkt tegen de film aan en ziet daar vreemde mensen, vreemde toestanfilmfestival in Venetië. den, vreemde…’ De laatste keer dat een Nederlandse film werd genomineerd voor de hoofdcompetitie van Cannes is Dat hebben we net ervaren ja. maar liefst 38 jaar geleden. Op 26 mei horen Alex ‘Maar tegelijkertijd is Borgman anders dan Alex’ en Marc van Warmerdam of hun film in de prijzen andere films. Als kijker word je er als het ware zal vallen, en of een van hun beider schoorstenen ingezogen. Je denkt: shit, wat is hier aan de hand, gesierd zal worden door een nieuw ornament. wat gaat hier gebeuren? Maar ondertussen blijft Wanneer wij Marc ontmoeten in het door hemzelf de film je de hele tijd voor. In films als De laatste opgerichte Het Ketelhuis, ligt die datum nog in de dagen van Emma Blank, Abel en De Noorderlingen blijft de kijker nogal op een afstand. Borgman toekomst. heeft dat niet en kan zo meer mensen raken, denk U wordt wakker. Het is 26 mei. U bent in ik. Terwijl de eigenzinnigheid van Alex overeind is Cannes. En dan? gebleven.’ ‘Ik weet nog niet of ik daar ben. Wij gaan er zaterdag 18 mei naartoe. Zondag 19 mei is de première In De Wereld Draait Door zei u dat u al langer van de film, de persconferentie en alles daarom- vindt dat Alex zich internationaal zou moeten meten. heen. Dan gaat iedereen weer weg.’ ‘Dat doet hij al wel, maar te bescheiden, vind ik.’
U hoort niet ter plekke of u wint?
‘Geen idee. De 26e is een besloten avond, waar geen van de genomineerden iets voor geregeld of gereserveerd heeft. Maar ik neem aan dat we het wel zullen horen als ze ons daar willen hebben.’
6
Gaat het voor u alleen om de waardering door de groten der aarde, of ook om geld?
‘Bij mij gaat het altijd maar om één ding, namelijk dat alles wat je maakt zo goed moet zijn dat het je in staat stelt het volgende te maken. Door Cannes
Krijgt u meer artistieke vrijheid?
‘Het is juist andersom. We hebben nu de grootst mogelijke artistieke vrijheid, juist omdat er geen financieel belang is. Naarmate een film duurder wordt, zullen mensen er meer eisen aan stellen. Niet te veel zus, niet te veel zo, niet te lang, niet te kort. En veel distributeurs willen geen films die alleen geschikt zijn voor zestien jaar en ouder, dat kost publiek. We moeten dus heel streng blijven op wat we zelf willen maken en hoe we dat willen.’
De verdeling binnen het team is dat Alex het artistieke…
‘Hij schrijft.’
En u zit op het geld.
‘Dat er nooit is.’
Doet dat afbreuk aan uw creativiteit?
‘Een heel slap antwoord is dat je ongelooflijk veel creativiteit nodig hebt om aan geld te komen.’
Wat is een beter antwoord?
‘Alex schrijft een script en laat dat aan mij lezen. Dan kom ik in beeld. Ik besluit of ik zijn script überhaupt wel wil verfilmen. Het is niet zo dat ik alles maar zou doen omdat hij mijn broer is.’
Bent u Marc van Warmerdam, broer-van?
‘In tachtig procent van de gevallen noemen ze mij Alex. Als ik op straat loop noemen ze me Alex. In een vergadering waarin ze weten dat ze Marc tegenover zich hebben, zeggen sommige mensen nog steeds: Alex, moet je eens luisteren.’
Babel
Journalistiek in gesprek
Vervelend. ‘Nee, totaal niet.’
Uw medewerker zei aan de telefoon: ‘Alex is er niet, maar je kunt ook Marc interviewen, die spreekt wel vaker namens Alex.’ Toen ik u later zelf sprak, zei u dat ik mij goed moest realiseren dat u Alex niet bent.
is het zo dat zijn films meer over de staat van de ‘Zien jullie dat erin? Alex zegt – en nu citeer ik Alex, Nederlander zeggen dan dat je er in de eerste in- dus dan spreek ik niet namens hem − dat zodra stantie aan af zou zien. Ook meer dan dat Alex zelf een film in de bioscoop komt, hij niet meer van hem is. Het publiek bepaalt wat het verhaal is van bewust zou willen vertellen.’ de film. Dat kan alle kanten op.’
Borgman zou kunnen gaan over vreemdelingen die de boel van binnenuit verzieken.
Dat vind jij ook?
‘Ja, maar Marina wordt niet kwaad omdat hij de ‘Ja, natuurlijk. Anders zou je mensen moeten ver‘Je mag “je” zeggen. En je kan mij overal over inter- boel komt verzieken. Zij is “de goede Nederlander” tellen hoe ze naar de film moeten kijken en hoe viewen. Over de film, over Cannes, van alles. Wat ik en neemt Borgman in bescherming. Daarentegen ze het moeten begrijpen. En dat is nou net niet de met die opmerking bedoelde, is dat een veel voor- is Richard, haar man, “de foute Nederlander”: hij bedoeling.’ komende vraag is: hoe kom je op de ideeën voor je schopt Borgman in elkaar. Wat zou je graag horen wanneer mensen films? Ook Alex weet daar nooit zo goed raad mee napraten over de film? en klapt meteen dicht, maar hem kan je zoiets vra‘Dat iemand zegt: “sorry hoor, maar ik heb even gen. Terwijl je mij niet kan vragen hoe Alex op iets een uurtje nodig om te weten wat ik nu eigenkomt, snap je? Alles wat ik zeg, zeg ik namens mijlijk moet vinden of denken.” Dat betekent dat de zelf, of over Alex. Ik kan niet namens Alex spreken.’ film in je hoofd van alles in beweging heeft gezet. Maar je moet je wel kunnen identificeren met Gedachten die je eerst moet ordenen, voordat je zijn ideeën. Jij moet je verantwoorden tegenweet wat je eigenlijk gezien hebt. Als een film dat over de sponsoren. teweegbrengt is het goed. Dat hij je na laat denken ‘Ja, ik moet voor honderd procent achter de film over goed en kwaad, man-vrouwverhoudingen, staan.’ verantwoordelijkheidsgevoel, noem het allemaal maar op.
Alex gaat nu niet denken: thrillers verkopen goed, daar ga ik er meer van maken
Om welke ideeën gaat het dan? Waar sta jij achter?
‘Volgens mij gaan al die films over hoe mensen met elkaar omgaan. En vooral hoe verwrongen dat contact kan zijn.’
Zegt dat iets over Nederland?
‘Deze film niet meer dan andere films van Alex. Wel
Juni 2013
Uiteindelijk is het de vreemdeling die overwint.
En de moraal?
‘Dat is misschien ook het wrange. Aanvankelijk ‘Met een distributeur zijn we een tijdje bezig geheeft Marina een zwak voor de zwakkere. Vervol- weest met een tekst voor op het affiche. Het was in gens blijkt die zwakkere veel sterker.’ het Engels, wat was het ook alweer.’ Na een tijdje: ‘Het kwaad vertrekt net zo geruisloos als dat het Het knuffelen van allochtonen leidt tot radicagekomen is. Zoiets.’
lisering?
7
Journalistiek reportage
Amsterdam/
bakfietsinvasies en antikapi
H
In het eerste deel van een tweeluik over Amsterdam en Berlijn kijken Erasmus-student in Berlijn Ties Brock en thuisblijver Jesse Beentjes naar het zogenoemde gentrificatieproces in hun twee steden. In Amsterdam wordt deze opwaardering van wijken door de gemeente gestimuleerd, in Berlijn stuit het op rauw verzet in de oude volksbuurten. Beeld /// Vera Duivenvoorden
et komt in iedere grote stad voor: kunstenaars en studenten ontdekken een vervallen wijk met weinig status en lage huren. De buurt wordt hip, de koffiebardichtheid stijgt en binnen een paar jaar zijn er zoveel nieuwe bewoners, bakfietsen en biologische bakkers dat de wijk nauwelijks meer lijkt op de buurt die zij was.
Amsterdam: een gemeentelijk succesverhaal
‘Goh, hier komt het ook al helemaal op,’ zegt een vriendin vrolijk wanneer we over de Jan Pieter Heijestraat lopen. En inderdaad. Onder andere hippe tweedehandsboekwinkel Books & Bubbles, een traiteur en een dure kapper hebben de straat ontdekt, die voorheen grossierde in belwinkels, coffeeshops en ijzerzaken. Gentrificatie begon in de Jordaan, de wijk die burgemeester Eberhard van der Laan hét voorbeeld voor de rest van Amsterdam noemde, en trok via De Pijp en Oud-West in de richting van wijken als De Baarsjes en de Indische Buurt. ‘De hoger opgeleide middenklasse wil graag in de stad wonen, met name in Amsterdam. Daar vind je het soort publiek leven dat deze mensen zoeken. Daarom zijn de centraal gelegen wijken binnen de ring interessant,’ stelt Errik Buursink, planoloog bij de Dienst Ruimtelijke Ordening in Amsterdam. ‘De leefbaarheid, wat het ook moge zijn, gaat daar sterk vooruit’. Volgens Buursink stijgt het gemiddeld inkomen en worden de voorzieningen gevarieerder. Ook profiteren in de opkomende buurten zwakke scholen van de instroom van kinderen van hoger opgeleide ouders. Slechte huisvesting, zoals in de Van der Pekbuurt in Noord, wordt aangepakt en de veiligheid neemt toe. Voor de gemeente lijkt gentrificatie een succesverhaal.
Berlijn: bewoners wijken uit hippe buurten
‘We zijn te oud, te arm en niet hip genoeg’, schrijven Anne en Ingo op het forum van burgervereniging Travekiez-Ostkreuz. Ze herkennen zichzelf niet meer in hun wijk Friedrichshain, die de afgelopen jaren voor hun ogen van gedaante veranderde. Na dertig jaar verlieten ze als vreemden de buurt waar ze graag
8
woonden en hun zonen zagen opgroeien. Volgens Ulrike Mackrodt, sociaal geograaf aan de Berlijnse Humboldt Universität, is dat de kern van gentrificatie: de bouwkundige, sociale en symbolische opwaardering van een stadsdeel, die samen gaat met de verdringing van oorspronkelijke bewoners. Vanaf de Val van de Muur in 1989 veranderden nieuwkomers het karakter van grote delen van Berlijn. Gebieden in de buurt van de oude grens werden razend populair en wijken als Prenzlauer Berg, Kreuzberg en Friedrichshain ondergingen een metamorfose. Extraverte nieuwkomers als grafici, journalisten en academici bepalen volgens Mackrodt het ritme van het fenomeen, dat ze tot een belangrijk publiek thema maken. Voor hen is een woonplaats een belangrijk cultureel statement. Mackrodt: ‘In de jaren zeventig was haarlengte een politiek en cultureel symbool. Mannen hadden lange haren, vrouwen korte. Nu gaat het niet om je kapsel, maar om waar je woont. Net als clubs en cafés raken ook stadsdelen en vogue. De huren stijgen en er vindt een centrifugale beweging van minder kapitaalkrachtige huurders naar de buitenwijken plaats. Gentrificatie komt in steeds meer stadsdelen voor.’
Amsterdam: ondergang van authenticiteit
Ook in Amsterdam zien we een centrifugale beweging: steeds meer wijken worden ontdekt, wat wennen is voor de oude bewoners. ‘Ze hebben de Jordaan al, ze hebben De Pijp al. Moeten ze ons nou ook nog?’ verzucht een vrouw met een Amsterdamse tongval tijdens een bewonersavond over de plannen op een oud schoolterrein in de Spaarndammerbuurt. Het duo Golfstromen maakte de fictieve game ‘Gentrification Battlefield’. Hierin neemt Timo de Hipster het met zijn VW-busje op tegen Sjaan uit Amsterdam-Noord, die op haar beurt is gewapend met een Canta. Het ziet er geestig uit, maar het heeft iets wrangs: de hippe elite die de oude, armere bevolking verdringt. In de Van der Pekbuurt ontstond verzet toen de gemeente een blok sociale huurwoningen wilde slopen om vrije-sectorhuur mogelijk te maken. Die tegenstand was echter ongewoon voor Amsterdam, waar ook oude bewoners de nieuwe voorzieningen vaak toejuichen. Dat komt volgens planoloog
Babel
Journalistiek reportage
/Berlijn:
italistische oproer
Errik Buursink doordat de woningmarkt hier een stuk minder hard is dan in andere steden: ‘De gemeente hanteert quota voor het aantal sociale huurwoningen binnen wijken. Bovendien hebben we in Nederland de huurbescherming, waardoor men niet zomaar gedwongen hoeft te verhuizen.’ Het valt echter niet te ontkennen dat ‘hippe’ buurten steeds meer op elkaar gaan lijken, met hun galerieën, organic food markets en tweedehandskleding annex koffiezaken. Critici stellen dat nieuwkomers authenticiteit of echtheid hoog in het vaandel hebben staan, maar ondertussen bijdragen aan de afbraak van het eigene van een wijk. Dat heeft volgens Buursink met geld te maken: ‘Wijken als de Jordaan hebben nog altijd een hoog aantal sociale huurwoningen, en het inkomen is er lager dan gemiddeld in Amsterdam. Toch vallen vooral de gelegenheden op die worden bezocht door de nieuwe stedelijke middenklasse. Zij hebben het geld, dus bepalen zij voor het grootste deel hoe een buurt er uit ziet.’
Berlijn: van spreekkoor tot ronde tafel
In Berlijn wordt de strijd tegen gentrificatie hard gespeeld. Angst voor hogere huurkosten en afbraak van sociale netwerken leidt niet alleen tot hatelijke graffiti tegen yuppen, toeristen en mensen uit het zuiden van Duitsland, maar zet ook aan tot politieke actie. In het stadsdeel Wedding begeleiden rode vlaggen, wagens met muziek en sprekers duizenden betogers door de straten. De demonstranten verbinden de strijd tegen stijgende huren en sociale verdringing met antikapitalisme. Spreekkoren worden gezongen met een volume dat in Nederland alleen in voetbalstadions te horen is: ‘Wir lassen uns nicht einfach weggentrifizieren!’ In Friedrichshain strijdt burgervereniging Travekiez-Ostkreuz tegen een bekend gezicht van gentrificatie: de bouw van luxe huurappartementen. In door
Juni 2013
het stadsdeel georganiseerde ronde-tafelbijeenkomsten eisen bewoners meer groen en betaalbare huurwoningen. Volgens initiatiefnemer Carsten Joost klinken de ideeën wellicht onrealistisch, maar is het belangrijk de eisen van bewoners te formuleren. Bondsdagkandidaat voor de Piratenpartij Sebastian von Hoff is het met hem eens: ‘Net als de investeerder, die zo veel mogelijk geld wil verdienen, eisen wij het maximale. Of je dan over vijf jaar een park hebt, is een andere vraag.’ De politiek heeft volgens hem de sleutel in handen. Dat vindt sociaal geograaf Ulrike Mackrodt ook: ‘Woonpolitiek is misschien saai, maar wel belangrijk. In de binnenstad huurt meer dan negentig procent van de bewoners. De huren mogen volgens de bestaande wetgeving elke drie jaar met maximaal twintig procent worden verhoogd, maar voor nieuwe bewoners is die beperking er niet. Mensen zijn een groot deel van hun inkomen aan huur kwijt. De politiek kan de woonproblematiek verzachten.’
De Berlijnse protesten en burgerinitiatieven lijken effectief. De woningmarkt staat prominent op de agenda voor de Bondsdagverkiezingen van september. Mackrodt: ‘De Berlijnse politiek heeft haar positie drastisch veranderd. In 2010 zou Berlijn nog een ontspannen woningmarkt hebben, nu heeft de stad een woonprobleem.’ Er zijn plannen voor een aanscherping van de huurwetgeving en de bouw van tienduizenden goedkope huurwoningen in Berlijn. In Amsterdam lijkt gentrificatie minder scherpe randjes te hebben en heeft het verzet vooral met een verlies van authenticiteit te maken. Hoewel de opwaardering van stadsgedeelten gunstig voor de gemeente is, ziet Buursink een risico: ‘Stadsculturen bestaan door botsingen. Als in de wijken in het centrum alleen nog de rijke kant van de samenleving zichtbaar is, zijn er geen botsingen meer en roest de specifieke stadscultuur vast. Dat kan je in Parijs nu heel goed zien.’
9
journalistiek uitgelicht ‘verantwoord’ eten
Yoghurt maken, sla verbouwen Revolutie van duurzaam egoïsme
H
oe is liefdadigheid van een particuliere aangelegenheid veranderd in een fundamentele factor binnen onze economie? Deze vraag stelde cultuurfilosoof Slavoj Žižek aan het begin van een lezing getiteld ‘First as Tragedy, Then as Farce’. Waar een rijke eerst zelf bepaalde of en hoeveel hij van zijn kapitaal via liefdadigheid liet terugvloeien in de samenleving, lijkt het tegenwoordig alsof je er als consument niet aan ontkomt tegelijkertijd met iets voor jezelf, ook iets voor een ander te (moeten) doen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het kopen van ‘fairtrade’ Starbuckskoffie. Met het consumeren van een product koop je meteen de schuld van dit consumeren af. Je bent zo consument en Robin Hood in één.
Duurzaam sentimentalisme
Volgens Žižek creëert dit een last. Je koopt namelijk nooit alleen een kop koffie, je vervult tegelijkertijd ook een hele reeks milieu-ethische plichten. Als chronisch ongezonde filosoof geeft hij even later toe niet te geloven dat consumenten biologische producten werkelijk om inhoudelijke redenen prefereren boven ‘gewone’ producten. Volgens hem kopen wij alleen duurzame producten omdat wij ons daardoor moreel betere mensen voelen. Op dit sentimentalisme is de biologisch-duurzame industrie volgens Žižek gestoeld. Wij zouden er volgens hem niet op uit moeten zijn tijdelijke verlichting te bieden van armoede en ellende in de wereld, maar we moeten ons richten op herstructurering van de wereld, zodat armoede en ellende verdwijnen. Onze milieu-ethische verplichtingen eindigen dus niet bij liefdadigheid; zij beginnen er. Herstructurering van het productieproces gebeurt inderdaad niet door mee te draaien in een schadelijk systeem en tegelijkertijd een aalmoes te geven om de schade van dit systeem te beperken. Maar de duurzame initiatieven van tegenwoordig gaan helemaal niet over liefdadigheid, schadebeperking of het afkopen van schuldgevoelens, zoals Žižek beweert. Zij gaan over duurzame voedselproductie en gaan dus verder daar waar de consumptiegerichte initiatieven die Žižek noemt ophouden. Hedendaagse duurzaamheidstrends gaan juist over het zelfstandig produceren van voedsel of het verkorten van de productieketen. Daarvoor is initiatief nodig van burgers met een alternatief voor het huidige systeem dat Žižek beschrijft. Die initiatieven zetten zwaar in op transparantie van de voedselsector om haar zo te dwingen tot verantwoorde productiemethoden, maar
er spelen naast milieu-ethische redenen ook andere overwegingen mee in duurzaamheidsland.
Paardenvlees
Door de indeling van onze stedelijke samenleving en de specialistische vormen van arbeid waarvoor wij worden opgeleid, hebben wij het directe contact met de natuur verloren. De voedselschandalen, die voortkomen uit een systeem dat op extreme winsten is gebaseerd, doen ons langzaamaan beseffen wat wij hebben ingeleverd voor het gemak en de luxe waarin we leven: onze zelfredzaamheid. In een wereld waarin we ongeremd individualistisch kunnen leven, zijn we tegelijkertijd volledig afhankelijk van anonieme productieketens voor onze meest fundamentele bestaansvoorwaarden. De ondoorzichtige wijze waarop ons voedsel wordt geproduceerd in combinatie met de heilige graal van het neokapitalisme – zelfregulering – zorgt ervoor dat wij paardenvlees eten wanneer er rundvlees op de verpakking staat. Aangezien transparantie van het productieproces vrijwel onmogelijk af te dwingen is – laat staan door individuele burgers – gaan steeds meer mensen over op een vorm van zelfvoorziening. Zelf yoghurt maken, sla verbouwen, zo ‘natuurlijk’ en gezond mogelijk leven. Het zijn trends die niet alleen gestaag groeien, maar zelfs verhippen. De zoektocht van de moderne mens naar een authentieke manier van bestaan in een mechanische wereld is niet langer gereserveerd voor de rijkere middenstand. Zij barst onder steeds meer jongeren los. Hoogopgeleiden zijn van alle sociale klassen het meest met hun gezondheid bezig en hun bevolkingsaandeel neemt toe. Een hernieuwd bewustzijn van onze menselijke kwetsbaarheid en het belang van leefstijl voor onze gezondheid maakt een einde aan de gemakzucht binnen de voedingsindustrie waar smaak belangrijker is dan voedingswaarde en waar marketing gericht is op liefdadigheid in plaats van duurzaamheid. Of de keuze voor biologische voeding nu wordt gemaakt uit de drang autonomie te heroveren op het systeem of – zoals Žižek vermoedde – om je moreel goed te voelen, het maakt voor de uiteindelijke impact van de keuze niet uit. De revolutie van het duurzaam egoïsme is ophanden. En dat is eigenlijk heel natuurlijk. Tekst /// Andrea Speijer-Beek
Moestuingroenten op bloemetjesservies
Wat: Gartine Waar: Taksteeg 7 Open: woensdag t/m zondag 10.00 tot 18.00 uur Duurzaamheidsfactor: slow food, adoptiekipeieren, eigen moestuin, zuurdesembrood
Biologische lunchroom Gartine heeft de allure van een alleen-door-Amsterdammers-ontdekt zaakje. Het bevlogen echtpaar dat Gartine runt, heeft een eigen moestuin en boomgaard die ze gebruiken om vergeten groenten te kweken en lekkere jam te maken. Ook eitjes van adoptiekippen, slow food-
10
verantwoorde streekproducten en zuurdesembrood van het Vlaamsch Broodhuys sieren de kaart. Zo kan je bijvoorbeeld soep uit de moestuin eten, of een zuurdesembol met adoptiekipeiersalade, groene asperges en truffel.
Gartine huist in een typisch Amsterdams pand, bijzonder smal en hoog, met aan de straatkant ramen tot aan het plafond. Zelfs op de kleine vide staan nog twee tafeltjes. De inrichting is een mix van de jaren 30, Berlijn en een vleugje art nouveau: een knusse huiskamersetting, aan het plafond een
chromen kroonluchter en op tafel rood-wit bloemetjesservies met ouderwets bestek. Een enkele lavendelbloem siert een klein vaasje. De sfeer is rustig en langzaam, je wordt er zelf bijna slow van.
Zowel voor vegetariërs als vleeseters is het hier goed vertoeven met een ontbijtje of lunch. Maar je kan ook gewoon langs voor een stuk taart of een croissantje. Misschien wel even reserveren, in dit kleine zaakje zit het al snel vol.
Tekst /// Florentine Sterk Beeld /// Andrea Margelli
Babel
journalistiek uitgelicht ‘verantwoord’ eten Paardenvlees in onze hamburgers en bijna een derde van ons eten gooien we weg. Tijd voor een duurzaam-ethische revolutie? In aanloop naar de grootse food waste-lunch die 29 juni op het Museumplein wordt georganiseerd, vraagt Andrea Speijer-Beek zich af of we werkelijk Robin Hood en consument in één moeten zijn, en recenseren we drie ‘verantwoorde’ eet-initiatieven.
Restjes van de buren Wat: www.thuisafgehaald.nl Duurzaamheidsfactor: restjes van de buren, dus geen verspilling.
Het concept van thuisafgehaald.nl is simpel: mensen koken voor zichzelf en als er wat overblijft kunnen de buren ook een hapje mee eten. Tegen betaling, dat wel. En je moet het zelf even afhalen. Op de website kun je zien wie er wat kookt in jouw buurt. Je dient een verzoek in en als de kok accepteert is de deal rond. Een kleinschalige manier om iets te doen aan de jaarlijks 0.8 miljard kilo verspild voedsel in Nederland. Al snel zet ik mijn zinnen op de Nutella-taart van Gerben en ook de Turkse gevulde broodjes, oftewel pogaça, van de kok ‘Lekker Turks Eten’ maken me nieuwsgierig. Het duurt even voordat beide
Juni 2013
koks mijn verzoek accepteren en met een romme- met een huis vol katten en een grote passie voor lende maag klik ik wanhopig op de koksmutsjes zoetigheid. Hij bakt regelmatig taarten en sinds bij mij in de buurt. ‘Pling’, nieuw bericht: ‘Lekker een paar maanden zet hij die op thuisafgehaald.nl. Turks Eten en Gerben accepteren je verzoek, je ‘Ik eet zelf maximaal twee stukken en bij m’n vrienkunt je maaltijden tussen 15.00 uur en 20.00 uur den kan ik ook niet alles kwijt.’ Ik geef hem twee afhalen!’ Ik spring op de fiets en race naar het eer- euro in ruil voor een flink stuk taart. ste adres. Er doet een verlegen Turkse mevrouw Watertandend kom ik thuis met mijn gescoorde open. Ze vertelt dat haar kinderen haar hebben in- voedsel. Na een voorzichtig hapje zijn alle vier de geschreven bij thuisafgehaald.nl omdat ze de god- Turkse broodjes binnen een paar minuten op, zo ganse dag kookt en meestal veel te veel maakt. ‘Ko- lekker zijn ze. En ook de chocolade taart wordt geken vind ik echt leuk!’ zegt ze blij, ‘Alles komt vers waardeerd. ‘Buonissimo!’ roept mijn meestal zeer uit mijn eigen volkstuintje.’ Als ik wil afrekenen kritische Italiaanse vriend met volle mond. Met pakt ze er een papiertje bij, want haar zoon heeft thuisafgehaald.nl sla je drie vliegen in een klap: je de prijzen bedacht. Vijfenvijftig cent per broodje, helpt het milieu een handje, je hoeft niet zelf te koik neem er vier. ken, en je leert je buurtgenoten kennen. Blij van het leuke gesprek rij ik door naar het volgende adres. Gerben blijkt een relaxte jongeman Tekst /// Nina Schuttert Beeld /// Andrea Margelli
Duurzame fastfoodhemel Wat: Burgermeester Waar: Albert Cuypstraat 48, Elandsgracht 130 en Plantage Kerklaan 37 Open: dagelijks van 12.00 tot 23.00 uur Duurzaamheidsfactor: streekproducten, milieuvriendelijk gefokte burgers, zelfgemaakte mayonaise en ketchup
Als iets bewijst dat duurzaamheid niet per se gebroken lijnzaad, quinoa of tofu hoeft te zijn, dan is het Burgermeester wel. Wie zich tegoed wil doen aan een schandalige (ham)burger zonder een milieu-existentialistisch schuldgevoel, is hier aan het goede adres.
Bij Burgermeester waan je je in een Amerikaanse fastfoodzaak. De koks dragen matchende tenues, de zitjes zijn bekleed met rood leer en vanaf de wand glimlachen gelukkige koeien je toe terwijl je midden tussen de dampen van de grill zit. Burgermeester heeft stijl, en onder het gepolijste fastfoodoppervlak schuilt een stevige basis van duurzaamheid. Eten moet goed, eerlijk en betaalbaar zijn, dat was het idee van de drie Amsterdamse vrienden die Burgermeester oprichtten. Alle burgers zijn verantwoord en van lokale en eerlijke producten gemaakt. Het hamburgervlees is afkomstig van milieuvriendelijk gefokte Blonde d’Aquitaine-runderen die in de Betuwe buiten mogen ronddartelen, de lamsburger komt van Texel, de broodjes uit
Amsterdam en de tomatenketchup en mayonaise zijn zelfgemaakt. Ook vegetariërs hebben keuze, uit een falafel- of manchegoburger.
Het kost misschien iets meer dan bij de Burger King, maar je krijgt er een burger voor waar je u tegen zegt. Mijn falafelburger was groot en torenhoog opgestapeld, niet alleen met alle klassieke hamburgerbelegjes, maar ook met portobello en olijventapenade. Met een gepofte aardappel, dik beboterde maïskolf en een frambozen-muntmilkshake erbij ben je in duurzame fastfoodhemel. Gegarandeerd dat je dat niet zonder te knoeien opkrijgt.
Tekst /// Florentine Sterk Beeld /// Andrea Margelli
11
Journalistiek Het interview
In de Bijbel staat: “Wees het zout van de aarde”. Nou, ik ben dan misschien de peper.
12
Babel
Journalistiek Het interview
Twaalf ambachten, nul ongelukken Als kind haalde Monique Samuel (1989) tienen voor topografie, nu schrijft ze boeken, maakt ze documentaires en zit ze als Midden-Oostendeskundige aan tafel bij Pauw & Witteman. ‘Ik ben wel een beetje exhibitionistisch.’ Tekst /// Francisca Wals Beeld /// Vera Duivenvoorden
V
oor het eerst in haar leven heeft Monique Samuel een vriesvak. ‘Zo gelukkig’ is ze ermee. Nu hoeft ze nooit meer beschimmelde broden of kliekjes van haar Arabische kookkunsten weg te gooien. Alles invriezen, als ze weer eens dagenlang weg van huis is of op reis gaat. Volgende week vertrekt ze alweer naar Egypte om een reportage te maken over de seksuele revolutie. Best eng, ze zou zomaar gearresteerd kunnen worden. Een week geleden is ze naar Amsterdam verhuisd. Handig, nu kan ze op de fiets naar de redactie van De Groene Amsterdammer, waarvoor ze schrijft. Of naar de studio van Pauw & Witteman, waar ze regelmatig als Midden-Oostendeskundige aanschuift. De dag dat Mubarak aftrad stond ze er buikdansend op tafel. Ze schrijft ook boeken. De teller staat op acht. In Dagboek van een zoekend christen (2012) gaat ze op zoek naar de wortels van haar rotsvaste geloof in God. In Mozaïek van de revolutie (2012) doet ze verslag van haar reis door Egypte en het Midden-Oosten in nasleep van de Arabische lente. Dat boek werd genomineerd voor de Bob den Uyl-prijs voor beste reisliteratuur. Ze won ‘m niet. Erg? ‘Nee. Voor mij was de bekroning al dat ik met de VPRO een documentaire van mijn boek mocht maken.’ Het zou ook niet goed voelen, zegt ze later. ‘Ik wil pas een prijs winnen als ik mijn beste boek geschreven heb.’
Niet alleen tienen
Monique Samuel is een vrouw van twaalf ambachten, nul ongelukken. Ze blogt, twittert, schrijft, fotografeert, geeft lezingen, is half-Egyptisch, christelijk, lesbisch. En 23 jaar. Op haar negentiende trouwde ze met een man, zo graag wilde ze ‘normaal’ zijn. In 2011 scheidde ze van hem, het ging niet langer. Ze kwam publiekelijk uit de kast. Haar familie in Egypte mocht het niet weten. Jeugdvrienden in Nederland wilden haar niet meer zien. Ze vonden haar te veel veranderd. − ‘Hoe was jij als kind?’ − ‘Ik werd veel gepest. Het onderwijssysteem in Nederland is niet ingericht op hoogbegaafden. Ik was veel te snel met leren, stelde altijd vragen. In groep 8 gaven ze me een Italiaans woordenboek: “ga dat maar uit je hoofd leren”. Ik haalde altijd tienen voor topografie en toen kreeg ik een keer een halve punt aftrek voor een bonusantwoord met een spelfout. Een bonusantwoord! “Monique moet leren dat ze niet altijd tienen kan halen,” zei de docent. Prima, maar dat is toch niet de manier?’ − ‘En de middelbare school?’ − ‘Daar zei mijn mentrix dat ik af en toe expres het verkeerde antwoord maar in moest vullen. Leraren sloegen me over omdat ik te veel vragen stelde. En ik
Juni 2013
had problemen thuis. Lesbisch, een oogziekte, Egyptische wortels die ik een plaats moest geven. Op de universiteit zat ik met mensen in de werkgroep die de lesstof geen donder kon schelen. Meisjes gooiden expres koffie over mijn aantekeningen. Op een dag kwam ik er een tegen in de wc. “Wat heb jij tegen mij?” vroeg ik. “Ik vind je gewoon een rotwijf,” antwoordde ze.’ − ‘Waarom werd je zo tegengehouden?’ − ‘Afgunst denk ik. In Egypte en Arabische landen geloven ze in het boze oog. Mijn familie zegt vaak dat ik moet oppassen, dat ik met de jaloezie van anderen slechte dingen over mezelf afroep.’ − ‘Waarom dan toch die drive om te presteren?’ − ‘Mensen begrijpen niet hoe het is om een oma te hebben die niet kan lezen of schrijven, om de eerste te zijn in je familie te zijn die naar de universiteit gaat. Het is geen vanzelfsprekendheid. In Egypte heb ik superslimme mensen gezien die kaartjes staan te scheuren bij de metro. Als God me de kansen geeft, dan grijp ik ze. Met beide handen. Nederlanders kunnen slecht omgaan met prestatiedrang.’ − ‘Werd je er niet wrokkig van, dat onbegrip?’ − ‘Wrok en cynisme zitten niet in mijn karakter.’ Ze zegt het resoluut.
Aan tafel bij Pauw & Witteman, dat is een spel Anderhalf jaar geen bitch Boterhammen met oude kaas en tomaatjes heeft ze gemaakt. Ze schenkt er een glas melk bij in. ‘Hollands opgevoed,’ zegt ze. ‘Mijn ouders vonden dat ik Nederlands moest zijn.’ En toch: Midden-Oostendeskundige, een shisha in de hoek van de kamer, een boek over Egypte. En passant strooit ze met Arabische kreten. ‘Mijn vader had last van het migrantencomplex. Altijd werden hem vragen gesteld: “Waar kom je vandaan? Hoe lang woon je hier al? Wanneer ga je terug?” Dat wilde hij niet voor zijn dochters.’ Haar vader – een koptischchristelijke Kaireen – kwam 28 jaar geleden naar Nederland. Voor haar moeder, die hij kende omdat ze zijn geëmigreerde broer Nederlandse les gaf. Hij kreeg een baan als fijnproever bij Knorr, toen de wereldgerechten volop in ontwikkeling waren. ‘Ze hadden mensen nodig met andere smaken, die gewend waren aan veel knoflook en peterselie.’ Later klom hij op tot hogere managementfuncties – ‘nu snap je waar die werklust vandaan komt’.
13
Gek wordt ze van de vraag of ze nou Egyptisch of Nederlands is. Alsof ze zou moeten kiezen. Niet ‘halfbloedig’, maar ‘meerbloedig’, noemt ze zichzelf. Hollandse nuchterheid, Egyptisch temperament. − ‘Ik kan me voorstellen dat mensen je fel vinden.’ − ‘Nee. Pittig ben ik. Fel klinkt negatief, pittig past beter bij me. In de Bijbel staat: “Wees het zout van de aarde”. Nou, ik ben dan misschien de peper.’ − ‘Op tv kom je scherp over.’ − ‘Ik probeer het wel wat te temperen. Ik ben al anderhalf jaar geen bitch meer genoemd op Twitter. Maar ja, dan zit ik bij Pauw & Witteman en dan móét ik ze gewoon onderbreken met dingen die gezegd moeten worden. Ik kan mijn mond niet houden als ik onrecht zie of voel.’ − ‘Je bracht Tofik Dibi in verlegenheid door hem en plein public te vragen waarom hij niet uit de kast kwam.’ − ‘Hij bleef maar doorzagen over leiderschap en voorbeeldfuncties! Het was zo scheef, ik moest er iets van zeggen.’ − ‘Je komt graag op tv.’ − ‘Tv is heerlijk. Aan tafel bij Pauw & Witteman, dat is een spel. Soms zit ik daar tussen zeven mannen die allemaal op de top van de piramide willen staan. Politici hebben eindeloos met hun spindokters overlegd, er hangt veel van zo’n tv-optreden af. En ik zit daar gewoon namens mezelf. Ik ben ook wel een beetje exhibitionistisch.’ − ‘Hoe is het om een publiek figuur te zijn?’ − ‘Ik onderschat het wel eens. Dan heb ik in de trein een telefoongesprek en lees ik van alles terug op Twitter. Of ik sta met mijn vader in de IKEA en word door wildvreemden aangesproken, zonder introductie, niks. Stel jezelf op z’n minst voor!’
nier waarop ik dit leven volhoud.’ − ‘Is dit leven jouw toekomst?’ Ze is even stil. Dan, op zachte toon: ‘Ik ben mijn dromen een beetje kwijt.’ − ‘Waar droomde je dan van?’ − ‘Ik had dromen over verre reizen, werkdromen, liefdesdromen. Ik heb veel gereisd, veel snelle succesjes gehad, en nu weet ik: dat is ook niet alles.’ − ‘Je mist een spark.’ − ‘Ja, precies. Een reden om elke dag uit bed te springen, een diepere inspiratie. Een tijdje terug wilde ik meer leven zoals ik dacht dat mensen die niet geloven hun leven leiden. Minder bidden, minder Bijbel, gewoon leven bij de dag. Maar ik kan dat niet, dat is me veel te leeg.’
Mijn ouders vonden dat ik Nederlands moest zijn Hermelien Vorig jaar ging het even niet zo goed met Monique Samuel. Alles liep door elkaar: radio, televisie, twee nieuwe boeken, masterscriptie, en drie verhuizingen. Ze was constant op pad. Haar relatie ging uit. ‘Ik was te veel met mezelf bezig. En ik werd geleefd.’ − ‘Waarom moest het allemaal én én én?’ − ‘Nou, dit werk verdient niet veel. Lezingen, columns, ik moet heel veel doen om mijn huur te kunnen betalen. En als een radioprogramma me in alle drukte belt voor commentaar op gebeurtenissen in de Arabische wereld, voel ik me verplicht dat te geven. Dat geldt ook voor televisie. Als ik niet kom, vragen ze een ander die geen idéé heeft. Dan voel ik me geroepen. Ik weiger anderen onzin over mijn volk te laten verkondigen, een eenzijdig, negatief beeld te laten schetsen. Daarbij, het zijn mooie kansen. Ik heb mijn talenten ook maar in bruikleen van God. Ik kan morgen wel dood zijn, of blind. Wie ben ik om er niks mee te doen?’ − ‘Maar er zijn grenzen.’ − ‘Ja. Ik was vorig jaar ook best eenzaam, werkte veel alleen. Ik ben in mijn eentje op vier continenten geweest. Op een gegeven moment maakte ik zoveel alleen mee dat ik het met niemand meer deelde. Iemand zei tegen mij: “jij hebt een beetje coaching nodig, een vaste plek.” Zo kwam ik bij De Groene terecht. Heel fijn, zo’n vaste redactie.’ − ‘Je lijkt wel een beetje op Hermelien uit Harry Potter, die wilde ook álle vakken op Zweinstein volgen.’ − ‘Ja! Ik zag die film en ik dacht: zo ben ik ook. Maar: er is één groot verschil. Zij is neurotisch. Ik niet, ik ben heel stressbestendig. Gister nog, ik was drie kwartier te laat op de redactievergadering. Arabische timing. Kom ik op mijn dooie gemak met mijn handen in de lucht binnenlopen: “sorry, sorry!”’ − ‘Je bent ongelooflijk productief.’ − ‘Ik werk snel, ik kan in twee uur een stuk van tweeduizend woorden schrijven. Het moet er in één keer uitkomen. Ik werd in blokjes, van negen tot vijf werken kan ik niet. En die stressbestendigheid is cruciaal, het is de enige ma-
14
Curriculum vitae (een selectie) 1989 geboren in Amersfoort 2007-2008 wint twee keer de El Hizjra-literatuurprijs 2007-2010 studie politicologie aan de Universiteit van Leiden en UC San Diego (VS) 2009 publicatie roman Voorbij de horizon en Bruiswater. Mijn ontdekkingen met God. 2010 schrijft met Cees Rentier Allah weet het beter. Wie ben je als je moslims ontmoet? 2010-2012 post-initiële master International relations & diplomacy aan de Universiteit Leiden/Clingendael begin 2011 maakt tijdens de Egyptische Revolutie naam als Midden-Oosten deskundige 2011 publicatie columnbundel Zonder verhalen kan ik niet leven 2012 publicatie Mozaïek van de Revolutie en Dagboek van een zoekend christen 2013 genomineerd voor de Bob den Uyl-prijs (Mozaïek) en Beste Theologische Boek 2012 (Dagboek)
Babel
Kunst&Literatuur Lofdicht
Daar komt de buitenstaander Elke maand bespreekt een dichter of poëziegeleerde een bijzonder gedicht met bijbehorend eerbetoon. Deze maand Jan Rock (1980), Vlaming, docent Nederlandse Letterkunde, postdoctoraal onderzoeker bij het Instituut voor Cultuur en Geschiedenis en onvoorwaardelijk Gorter-liefhebber. Met een licht schuldgevoel uit hij zijn lof over een ander: Ramsey Nasr. Tekst /// Kim Schoof Beeld /// Roos Aalvanger hier komt de poëzie als je haar begint te schateren, als je blauwhuis zacht voelt naderen als je plots dit vers verstaat, naar buiten gaat, waar alles slaapt behalve de tuinman, die je bloemen vrolijk platspuit met zijn slang als je paukenhart zich stilhoudt, als je lichaam langzaam afgaat als de hele wereld dwerrelt – dan begint de poëzie. als de zon opkomt als een insect en niets dan duizendpoten uitstrekt als je schreeuwt uit zeven kelen, rondwandelt in brood als je mensentaal moet bakken van de dood, pap vreet van oude peppels als de oerknal tegenvalt, en ook je almacht doet het niet als je pantserschild ineenstuikt – dan begint de poëzie. dan vind je wrakhout, troost noch tweede kans dan helpt er niets – hier zijn geen kolibrietjes uit te delen niemand zal je leren drijven en er is geen lief dat blijft er is alleen maar poëzie: om te loeien dat het pijn doet deze heimwee stuk te knijpen, leeg te lopen zonder bloed. ik ken een struik van poëzie, een veilig brandend braambos om in weg te schuilen en ons allebei steeds verder om de tuin te leiden. kom, ik zal je goed verwijderen. wij horen hier niet, maar ik heb wanhoop en papier. waar niemand ooit nog thuiskomt, daar begint de poëzie.
Uit: Mi have een droom, verschenen bij De Bezige Bij in 2013
G
raag zou hij l’art pour l’art-dichter Herman Gorter (1864-1927) eer betonen, maar hij kan het toch niet zeggen. Op zich een prachtige praeteritio, gezien Rock vervolgens zijn liefde voor deze grote dichter toch vlug uitspreekt: behalve een romantisch genie toont Gorter zich in zijn latere werk een politiek geëngageerd dichter. Zo schrijft hij over de arbeidersbeweging: ‘In nederlaag wil ik hun dichter zijn’. Rock vindt goed aan Gorter dat hij meegaat in het socialisme en toch een eigen positie als dichter behoudt. Maar Gorter is historisch, zijn tijd is voorbij en Rock kiest iets actueels: het gedicht dat Ramsey Nasr (1974) begin dit jaar schreef voor zijn aftreden als Dichter des Vaderlands. Rock zegt zich te troosten met het feit dat Nasrs nieuwste show begint met een soort eerbetoon aan Gorter en andere Tachtigers, dat ook in de bundel Mi have een droom is opgenomen: Nasr citeert bijna letterlijk uit Gorters beroemde gedicht Mei.
Verontrustende beelden
‘Nasr is goed thuis in Gorter en in de rest van de vaderlandse literatuurgeschiedenis. Volgens mij zijn de eerste twee strofen volledig verwijzingen naar andere gedichten. Aan de rijke beeldspraak heb je op zich weinig. ‘Paukenhart’ zou kunnen verwijzen naar Van Ostayen en ‘dwerrelt’ is letterlijk Vondel. Het zijn verontrustende beelden die het vertrouwde vervreemden: de tuinman geeft
Juni 2013
een heel vredig plaatje, maar hij staat je bloemen ‘Pa had een kleurtje, dus hij weet opeens heel goed plat te spuiten, wat hij juist niet moet doen. Uit die hoe het Nederlandse volk in elkaar steekt, als strofen spreekt wanhoop en onmogelijkheid. Poë- “buitenstaander”.’ Nasrs positie als half Nederlanzie lijkt daarvoor een soort redmiddel en de derde der, half Palestijn versterkt juist zijn boodschap. strofe lijkt dat te bevestigen. Je vindt wrakhout, En die verkondigt hij vaak weinig bescheiden tijtroost… maar daarna blijkt de hele zin een ontken- dens onder andere tv-optredens. Rock: ‘Ik vind het ning! Als de poëzie begint, vind je dus helemaal ongelooflijk goed dat hij gebruik maakt van zijn geen thuis. Er is alleen maar poëzie. De Bijbelse buitenstaanderpositie, maar toch heel zichtbaar is braamstruik biedt ook geen oplossing: schuilen als dichter en over de actualiteit praat. Ook dat hij leidt je om te tuin. Je wilt natuurlijk gered worden schaamteloos in gesprek gaat met de onderbuiken een plek hebben om te schuilen, maar in plaats stemmen uit de samenleving, zoals zo’n forum. Hij daarvan word je ‘verwijderd’, iets volkomen nega- opereert voortdurend op twee sporen tegelijk: op tiefs. En dan krijg je het beste stuk: ‘waar niemand een heel literair, elitair niveau – het gedicht is heel ooit nog thuiskomt’. Bij die volledige uithuizigheid, jambisch – maar hij spreekt zich ook helder uit op daar begint de poëzie. Nasr lijkt dus te suggereren politiek niveau.’ dat de Dichter des Vaderlands een contradictio in terminis is: het vaderland draagt te veel het gevoel Als het einde van het gesprek nadert, bekent Rock van thuiskomen en een dichter moet juist daarbui- dat hij bang was dat ik hem zou vragen naar een ten gaan staan. Net als Gorter pleit Nasr voor een persoonlijke verbondenheid met Nasr, gezien zijn autonome dichter en net als Gorter is hij wel be- eigen status als Vlaming in Nederland. Als ik hem vraag of hij het daarover nog wil hebben, zegt hij trokken bij politiek en maatschappij.’ ‘nee,’ maar vertelt het vervolgens toch: ‘Ik word Half Nederlander, half Palestijn soms op ongepaste momenten met mijn buitenTijdens een adempauze werpen we een blik op staanderpositie geconfronteerd, zoals tijdens de schutbladen van Nasrs bundel, die volledig werkgroepen, wanneer studenten achterdochtig bestaan uit forumreacties op zijn benoeming tot reageren als ik hun over de Nederlandse poëzie Dichter des Vaderlands. De meest grove dingen vertel. Maar die achterdocht helpt me bij het overstaan ertussen. Dat hij terug moet naar Palestina. brengen van een overtuiging: als literatuurwetenOf ‘Ramsey Nasr heeft een kleine plassr!’ Sommige schapper moet je je niet in dienst stellen van een reacties blijken minder beledigend dan bedoeld: thuisgevoel in de poëzie.’
15
Kunst&Literatuur de ode
Mrs. Dalloway als ultiem gezelschap Elke maand brengt een inspirerend persoon een ode aan zijn of haar favoriete boek, film of andersoortige cultuuruiting. Deze maand niets dan lof van schrijver Jannah Loontjens (1974) voor het boek Mrs. Dalloway van Virginia Woolf. Tekst /// Carlijn Schepers Beeld /// Andrea Margelli
O
p een hete zomerdag in Parijs gaat ze als negentienjarig meisje met een boek van café naar café, om steeds een stukje te lezen. Met alleen een boek op zak en zeeën van tijd voelt Jannah Loontjens een enorme vrijheid. Wat ze dan nog niet weet is dat dit boek tot een van haar favorieten zal gaan behoren: Mrs. Dalloway (1925) van Virginia Woolf. ‘Ik kijk met plezier terug op die eerste leeservaring. Het boek was het ultieme gezelschap, omdat het een enorme rijkdom is.’
Ik ontmoet Loontjens – die naast schrijver ook dichter is én gepromoveerd is bij Algemene Literatuurwetenschappen aan de UvA – bij haar thuis. We gaan zitten naast een immense kast, van onder tot boven volgepropt met boeken. Bedachtzaam beantwoordt ze mijn vragen, terwijl ze door de vergeelde pagina’s van het boek bladert. Het vele lezen heeft zijn sporen nagelaten. Haar keuze voor Mrs. Dalloway komt niet helemaal uit de lucht vallen. In Loontjens nieuwste boek Mijn leven is mooier dan literatuur – een mengvorm van autobiografie, zelfhulp en filosofie over het schrijverschap – wordt het werk en diens auteur al benoemd en geprezen.
Fantastische zinnen
‘Virginia Woolf is een van de meest briljante schrijvers van de vorige eeuw en Mrs. Dalloway is zo’n boek dat telkens opnieuw inspireert als je het openslaat. Een van de redenen waarom ik het blijf herlezen.’ Het verhaal speelt zich af vlak na de Eerste Wereldoorlog en gaat over een vrouw die Londen doorkruist om een feest voor te bereiden voor al haar vrienden en kennissen. ‘Maar het draait vooral om de belevingswereld van de personages, om hun denkwijzen
16
en om de manier waarop hun levens met elkaar verweven zijn. Ondanks dat het verhaal wordt verteld vanuit de derde persoon, word je als lezer meteen in de gedachtes van de personages getrokken.’
‘Al vanaf de eerste keer dat ik het boek las ben ik onder de indruk van Woolfs schrijfstijl. Het verhaal wordt schitterend verteld; in vloeiend taalgebruik, met een mooi ritme en fantastische zinnen. Ze schrijft vol verbeelding en dan niet zomaar mooischrijverij, maar vol scherpe inzichten, psychologische visies en een inspirerende kijk op de wereld.’ Om dit te illustreren leest Loontjens een stukje voor uit het boek: ‘How fresh, how calm, stiller than this of course, the air was in the early morning; like the flap of a wave; the kiss of a wave; chill and sharp and yet (for a girl of eighteen as she then was) solemn…’
Stream of consciousness
‘Woolf stond erom bekend zich af te zetten tegen beschrijvingen “van buitenaf”, van uiterlijke kenmerken die iedereen kan registreren. Ze beschreef liever wat verborgen blijft, dus “van binnenuit”; wat er in het hoofd van de personages afspeelt. Dit doet ze heel knap.’ Om het menselijk denken na te bootsen gebruikt Woolf de stream of consciousness-techniek, oftewel het omschrijven van een stroom van observaties, gevoelens, ideeën en herinneringen. ‘Ik hou erg van deze schrijftechniek. Het ligt dicht bij filosofie, wat ik gestudeerd heb.’ Ook de inhoud van het boek is filosofisch. ‘Mrs. Dalloway spreekt me aan omdat Woolf in dit boek het leven probeert te doorgronden. Ze zet de lezer aan het denken door grote filosofische vragen als: “wat betekent dit?” en: “wie ben ik?” heel terloops in de tekst te noemen. Het boek zette mij aan tot denken over taal en schrijven, maar ook over het leven. Deze manier van schrijven bewonder ik en mijn doel is om de lezers van mijn eigen boek op eenzelfde manier aan het denken te zetten.’
Nota bene: Oud-Babelredacteur Simone van Saarloos gaf Loontjens’ nieuwste boek Mijn leven is mooier dan literatuur – een kleine filosofie van het schrijverschap (Anthos, maart 2013) vier sterren in de Volkskrant. Babel
Kunst&Literatuur fictie
De vergeten gitarist Tekst /// Quint Italianer Beeld /// Rijksdienst voor het Culturele Erfgoed
‘W
ijn… och wijn…’ mompelt de kale man die languit op de trap in het studentenhuis ligt. Hij stopt een paar pillen in zijn mond en neemt een slok uit zijn fles. In zijn armen ligt een oude Fendergitaar met half-afgebladderde lak. Naast hem zitten een vrouw, met groezelig haar en een fles wijn in haar hand, en een man in een lange zwarte regenjas. Ik stap de lift uit en loop naar de voordeur. ‘Drink met ons… drink toch met ons...’ hoor ik. Ik werp een blik op het stel. De kale man grijnst vriendelijk. Zijn tanden zijn verrot. ‘Wijn is de witte motor’, zegt hij, een vingertje naar mij opheffend. ‘Vijftien jaar geleden was hij dé gitarist,’ zegt de vrouw treurig. ‘Moet je hem nu eens zien…’ ‘Ik ben nog steeds gitarist!’ ‘Maar niet meer dé gitarist, Jonas.’ ‘Ik ben verdomme nog steeds gitarist!’ Hun stemmen weergalmen in het kale trappenhuis. De vrouw vertelt hoe Jonas vijftien jaar geleden stomdronken van het podium afviel op een festival. Hij brak zijn kaak en zijn wijsvinger; hij verloor zijn reputatie en zijn carrière. ‘Hij zit goed in de shit,’ zegt de vrouw. ‘Ik leef toch nog,’ zegt Jonas. ‘Amy Winehouse, die is pas echt naar klote.’ ‘Amy Winehouse is dood.’ ‘Dat zeg ik.’
De twee agenten stappen door het kapotgeslagen raam naar binnen. De vrouwelijke agent bekijkt Jonas eerst van top tot teen, daarna kijkt ze een tijd naar zijn gezicht. Ze schrikt. ‘Jij bent Jonas de Witte,’ zegt ze half vragend, half mededelend. Jonas staart met een uitdrukkingloze blik voor zich uit. ‘Ik was negentien,’ gaat ze verder. ‘Ik zat bij de eerste hulp. Ik heb je hoofd verbonden toen je viel, en een mitella om je arm gedaan.’ Jonas reageert niet. ‘Je weet dat je gezocht wordt, hè?’ zegt de agent. Het is even stil. Dan zegt de dikke agent: ‘We gaan je arresteren.’ ‘Godverdomme,’ zegt de vrouw met het groezelige haar. De man in de regenjas neemt nog een slok wijn. De agenten tillen Jonas aan zijn armen op. Zijn gitaar klettert op de grond. Terwijl de politieagenten de handboeien om zijn polsen slaan, zakt Jonas in elkaar. Hij valt voorover, met zijn voorhoofd op de snaren van zijn gitaar. Er klinkt een klap, en een akkoord. Uit het achterklepje van zijn gitaar is een groot aantal witte capsules gerold.
Amy Winehouse, die is pas echt naar de klote Ik sta nog steeds bij de deur. Achter het grote raam ernaast staat een grote, dikke politieman. Hij klopt op het glas. Ik kijk naar Jonas’ gerimpelde, doorrookte gezicht. Niemand maakt aanstalten om de deur open te doen. De politieagent kijkt me boos aan en beweegt zijn mond. Ik vraag Jonas wat hij slikt. Hij antwoordt niet. Hij haalt een plectrum uit zijn broekzak en begint op zijn gitaar te spelen. The End van The Doors. De vrouw zingt, vals en hard. De man in de regenjas reikt mij de fles aan.
Nu is er een tweede politieagent achter het raam komen staan, een jonge vrouw met rood haar. De twee maken verwoede gebaren en de eerste schreeuwt iets. Er klinkt alleen een gedempt gemummel. Jonas grijnst. De eerste agent trekt een knuppel uit zijn riem. Hij haalt hem naar achteren en slaat met een enorm kabaal het raam aan diggelen.
Juni 2013
17
Kunst&Literatuur Beschouwing
De geliefde: een fictieve compilatie Liefde is het verlangen het goede voor altijd te hebben, zo concludeerden Diotima en Socrates in de Griekse Oudheid. Moet je alleen nog ‘even’ uitvinden hoe dat verlangen om te zetten in een perfecte liefdesrelatie. Hoe brachten onze fictieve helden het er vanaf? Lees en kies je favoriete geliefde uit een volledig toevallige compilatie. Tekst /// Daan Borrel Beeld /// Claudia Spinhoven
‘Als liefde niet alles is, dan is ze niets.’ Salman Rushdie, De laatste zucht van de Moor.
Miljarden gingen je voor, en miljarden zullen je volgen. Deel uitmaken van een liefdesrelatie. En toch zijn we er na eeuwenlange ervaring nog steeds niet achter hoe we het in de liefde nou het beste kunnen aanpakken. Uiteindelijk gaat het in de kern toch om zoiets ongrijpbaars als gevoel: ‘Ja, het voelt gewoon goed.’ Maar als je zelf mag kiezen voor een geliefde, ben jij natuurlijk ook zelf verantwoordelijk als het níet goed gaat. Dus het zou best schelen als we weten met welk gedrag we dat gevoel zo kunnen sturen dat het precies goed zit. Voor altijd. Een verplicht college ‘Liefde, geven en nemen, in de 21e eeuw’ lijkt mij zo gek nog niet. Hard to get spelen, jezelf met volle overgave geven, of daar ergens tussenin: hoe een allerbeste geliefde te zijn?
geliefdes zouden als honden voor elkaar moeten zijn
In mijn boekenkast staat een boekje dat in tijden van onrust en onzekerheid stiekem op mijn nachtkastje ligt. Het is geschreven door een geitenherder die zijn leven slijt op een afgelegen berg in Zuid-Amerika. Het gaat over hoe ware
liefde zou moeten zijn. Volgens mijn goeroe is het allemaal vrij simpel: geliefdes zouden als honden voor elkaar moeten zijn. Dit houdt in dat je niets van elkaar verwacht. De hond verwacht geen rozen, is niet boos als de baas ’s avonds nog met een ander wat gaat drinken; de trouwe hond is simpelweg gelukkig als het baasje gewoon elke dag naar huis toekomt. Hij is vrolijk en kwispelt gezellig met zijn staart als hij elke dag te eten krijgt en op gezette tijden naar buiten mag. Heel wat minder verlangend dan ik. Toch vermoed ik dat het gemakkelijker is om op een afgelegen berg ergens in Zuid-Amerika onvoorwaardelijk en zonder vooroordelen lief te hebben, dan hier in het dynamische en drukke Amsterdam. En honden zijn dommer en praten nooit terug. Plus, als de liefde écht zo gemakkelijk te perfectioneren was als de geitenherder beweert, dan zou er geen gespreksstof, boek of film meer overblijven. Het antwoord op hoe een allerbeste beminde te zijn, moet wel complexer zijn. Dus werp ik, zoals het een echte literatuurwetenschapper in tijden van crisis betaamt, een blik in mijn boekenkast om advies te halen bij mijn fictieve helden. Waar beter te zoeken dan in de taal van de liefde, want zoals Plato al stelde: aangeraakt door de liefde, wordt iedereen een dichter. Hieronder drie analyses van types geliefdes uit drie verschillende teksten, die ieder op hun eigen beurt een antwoord trachten te geven op het ultieme liefdesvraagstuk. Welke liefde duurt het langst. Blijven afwachten, bij voorbaat rouwen om het mogelijke verlies of eeuwig zoeken naar iets anders? Laat je inspireren.
De wachtende geliefde Tjitske Jansen, Het moest maar eens gaan sneeuwen. ‘Liefste’
De eerste geliefde die ik in mijn boekenkast aantref komt uit een gedicht. De ik-figuur schrijft in dit gedicht een brief aan haar lief. Deze brief is gericht aan een matroos en wordt door de geliefde in de haven zelf geschreven (‘elk schip dat hier nu ligt wordt een schip waar jij op was elke meeuw die hier nu vliegt een meeuw die jij ook zag’). Deze schrijvende geliefde wordt gekenmerkt door kalme afwachtendheid. Liever de mogelijkheid van liefde voor altijd, dan de werkelijkheid die het weleens zou kunnen verscheuren. Dankbaarheid is wat deze geliefde omschrijft, zo blijkt aan het einde van de eerste strofe: ‘En ik hoef nergens om te vragen. Alles is hier al’. Het is duidelijk dat deze geliefde zichzelf het veiligst opstelt, maar ja, wie niet waagt, die niet wint. Het lijkt de geliefde niet veel uit te maken, zij nestelt zich in het wachten. Maar het wachten waarop? Misschien is het (ver)wachten zelf wel de liefde. Het antwoord van de wachtende geliefde op hoe om te gaan met het verlangen, bestaat uit niet toegeven aan dat verlangen. Romantischer dan het beruchte hard to get-spel. Dan nu de mooiste zinnen uit het gedicht die precies de wachtende geliefde in al haar glorie karakteriseren: ‘en ik hou van // jou geloof ik en ik weet het trouwens zeker maar wat ben ik blij dat jij // al een beminde hebt want alles is hier al en ik hou zo van verlangen // en ik hou zo van alleen zijn en ik hou zo van het denken dat het zou // kunnen als het kon.’ Dat verlangen, dat houden van het denken dat het zou kunnen als het kon. Liefde hoeft niet tastbaar te zijn, dat is maar een keuze. Heus.
18
Babel
Kunst&Literatuur Beschouwing
De hongerige geliefde of de melancholicus Patricia de Martelaere, Een verlangen naar ontroostbaarheid. ‘Een verlangen naar ontroostbaarheid, over Freud en melancholie’
De tweede beminde komt uit een essay over rouw en melancholie, maar is daarom niet minder literair. De verteller stelt: er is geen ontkomen aan, we hebben objecten van affectie nodig, we moeten beminnen, ondanks onszelf. Ondanks de eindeloze risico’s. De ander kan minder van jou houden dan jij van hem of haar. Je kunt de ander verliezen. Er is het zwijgen, het weggaan. De hongerige geliefde kent en voelt deze risico’s. Hij of zij is doodsbang zijn lief te verliezen. Van de liefde worden de hongerigen afhankelijk en o zo kwetsbaar voor verlies. De geliefde is zich sterk bewust dat hij nooit iemand helemáál zal hebben. En dat is wat hij of zij toch het liefste zou willen: inzetten op één subject, voor hem is de liefde niet vervangbaar. ‘Ze wil alleen maar dat ene, zet roekeloos haar hele vermogen in en wordt dan ook bedreigd met een verpletterend, onherstelbaar verlies’. Het lijden − dat ontstaat uit de mogelijkheid en de bedreiging van het voorbijgaan van de liefde en nog zwaarder weegt dan het verdriet zelf − kan maar op een manier worden opgelost: hij zal zijn liefje moeten consumeren. Alleen dan kan hij of zij haar lief niet meer verliezen. ‘Het lijkt eerder om een extreme vorm van possessiviteit te gaan, gericht op het behoud, en niet de vernietiging, van het object. Wat de wanhopig verliefde eigenlijk zou willen is het liefdesobject opeten zonder dat het daardoor vernietigd wordt, een soort doorslikken zonder kauwen en zonder vertering, zodat het object in hem blijft zitten, als een vulling, een vervulling − iets dat maakt dat hij nooit meer opnieuw leeg zal zijn, nooit meer opnieuw honger zal hebben, opnieuw zal begeren.’ Het antwoord van de hongerige geliefde op hoe het verlangen om te zetten in daden, is melancholie. Daardoor maakt de geliefde zich ontroostbaar, hij of zij is vanuit zichzelf al ongelukkig; de buitenwereld kan dit niet meer doen. De melancholicus zal niet sterven voor zijn geliefde, maar alleen voorlopig niet. ‘Voorlopig heeft hij iets dat beter is dan de dood: het onuitputtelijke verdriet waarmee hij zijn absolute trouw aan het object bewijst − het laatste teken dat het object nog niet, of nog niet helemaal, verloren is.’
De zoekende geliefde Maartje Wortel, Dit is jouw huis. ‘Love is a horse with one leg’
Kan één persoon ooit genoeg zijn voor de derde variant geliefde? De geliefde uit een kort fictieverhaal neemt zoveel liefjes, dat hij eigenlijk met niemand is. In het verhaal komt de man een onbekende, aantrekkelijke vrouw tegen, waardoor hij weg moet bij zijn eerdere vrouw. ‘Ik was bij haar weggegaan. Het moest niet van haar maar van mezelf, ik kon niet stil blijven staan, ik wilde trilling voelen. Ik had het natuurlijk nooit moeten doen, bij haar weggaan. Wie eenmaal begint weg te gaan, blijft weggaan. Ik had ervoor moeten zorgen dat ik bleef, maar ik kon het niet. Ik was een andere vrouw tegengekomen. Niets bijzonders. Gewoon een vrouw. Maar wel een andere.’ Het gaat bij deze geliefde niet eens om de liefjes, het draait allemaal om hemzelf. De geliefde wil een spoor nalaten van zijn aanwezigheid, zijn bestaan wordt pas bevestigd door de liefde, door anderen. Waarom hij constant vreemd gaat, of een ander zoekt, is hemzelf ook onduidelijk. Is het echt door de trilling waarnaar hij smacht? Of toch de eeuwige leegte die telkens opnieuw gevuld moet worden? De zoekende geliefde geeft in ieder geval nooit zichzelf de schuld. ‘Ik dacht aan mijn vrouw. Ik probeerde mijzelf te kalmeren. Ik dacht weer: dit is hoe dingen gaan. Dit is het leven.’ Een zekere ongemakkelijkheid kenmerkt deze geliefde want hij is nooit ergens écht bij, durft nooit ergens volledig voor te gaan, of juist iets volkomen te beëindigen. ‘Ik heb spijt van alles en spijt van niets.’ Deze geliefde wacht altijd op een val, maar voordat je kunt vallen moet je eerst durven kiezen. ‘Ik fietste door de stad en zag dat iedereen zich had verloren in iemand, sturen in elkaar, wachtend op de val. Dat deed me pijn. Ik kon niet blijven, daarom ging ik weg. Eerder kon ik niet weggaan, daarom bleef ik. Ik weet niet wat beter was.’ Net als de wachtende geliefde van Tjitske Jansen, wacht deze geliefde ook. Maar eerder op een terugkomen van zichzelf, dan op de ander. In dit verhaal komt de laatste fictieve mogelijkheid aan bod: van liefje naar liefje, een beetje rond-dwalen zonder ooit echt te kiezen. Kun je ook nooit vallen.
Juni 2013
19
Kunst&Literatuur mijn agenda
Iedere maand selecteert een Babel-redacteur de leuke dingen uit zijn of haar agenda. Deze maand is het de beurt aan Francisca Wals, student filosofie en economie.
T
oen ik achttien was werkte ik op een groot terras waar veel bier gedronken werd. Ik was oproepkracht en als de zon scheen moest ik én halsoverkop komen werken én zat het terras bomvol. Gevolg was een pavloveffect: elke keer als de zon doorbrak dacht ik, shit. Regen betekende vrijheid. Nu, jaren later, mag het van mij wederom de hele maand juni regenen. Ik moet aan mijn scriptie. Vooruit, op gezette tijden mag de zon even aan.
1 en 2 juni Queeristan – De Valreep (Polderweg 620), Vrankrijk (Spuistraat 216) en De Slang (Spuistraat 199) – gratis Een ongeorganiseerd zootje van een festival met veel politiek geëngageerde zooi (lezingen dragen titels als ‘queer anarchism’, ‘radical anger’, ‘queer perspectives on sex workers’) maar – ja hier kom ik eerlijk voor uit – ik ga voor de feestjes, die na de lezingen, workshops en demonstraties plaatsvinden. Ook het eten dat ze serveren schijnt lekker te zijn, doch veganistisch. Ieder z’n ding.
vanaf 7 juni
De ideale vrouw – DeLaMar Theater – van € 15 tot € 36,50 Ik ben fan van Tjitske Reidinga. Omdat ze Prinsesje Nooitgenoeg in Klokhuis was. En Claire in Gooische Vrouwen. En omdat Geheugen van water, het toneelstuk waar ze vorige zomer in speelde, geestig was. Toneel hoeft niet intellectueel. Voor dit stuk wil ik het Jan des Bouvries-interieur van de Van den Endetjes wel trotseren.
een zwoele zondagavond
Barbecueën/drinken/dansen – Westerpark/de Trut – voor de Trut betaal je € 2 Ritueel vlees/vis/groenten verbranden bovenop je buren-die-het-ook-heel-gezellig-hebben. Nou, ik doe er graag aan mee. (Te) vroeg beginnen met wijn en als alles op is door naar de Trut – wat kan men zich beter wensen. Jammer van die brakke maandagochtend.
14 juni, 19.00
Mezze&Jazz – VLLA (Willem Roelofsstraat 9) – € 28,50 voor zeven gangen ‘Mezze’ is geloof ik het nieuwe woord voor hapjes. De chef maakt ze vanavond ‘Caribbean style’ en ze worden met tussenpozen aan tafel geserveerd terwijl jij naar de live jazzbandjes aan het luisteren bent. Natafelen tot drie uur ‘s nachts. Klinkt heel oké.
vanaf 22 juni
Walker Evans: decade by decade – Huis Marseille (Keizersgracht 401) – € 3 voor studenten, gratis met museumjaarkaart Iedereen kan instagrammen, maar goed fotograferen is en blijft een kunst. De Amerikaanse fotograaf Walker Evans kon er wat van. Vanaf de Grote Depressie tot ver in de jaren zeventig legde hij het dagelijks leven in de Verenigde Staten op prachtige zwart-witfoto’s vast. Houten kerkjes, buurtwinkels en bizarre billboards – van Chicago tot Miami.
22 en 23 juni
Solstice – Ruigoord – € 35 voor een passe-partout Ruigoordfeesten zijn de beste feesten. In deze hippie-enclave – waar ze overigens niet vies zijn van (entree) geld verdienen – doet de kerk dienst als disco en worden de lachgasballonnen in je handen gedrukt. Dus misschien besluit ik wel dat ik tijd heb voor dit ‘psychedelische trance’-feestje.
29 juni, van 12.00 tot 16.00
Damn Food Waste – Museumplein – gratis Stomme voedselverspilling, dachten eetorganisaties Youth Food Movement, FoodGuerilla en nog zo wat. Bij vijfduizend Facebookaanmeldingen organiseren zij op deze dag een lunch met eten ‘dat anders weggegooid zou worden’. Gratis en voor niks.
20
Babel
Columns&Opinie essay
Van homme de lettres naar popcornpanel? In een digitaal tijdperk waarin likes en tweets de boventoon fluiten, dreigt de kunstcriticus zijn/haar meningsmonopolie steeds vaker af te moeten staan. Is dat nu eigenlijk winst of verlies? Student cultuurwetenschappen Inger van der Ree maakt de balans op. Beeld /// Bob Foulidis
D
e kunstcriticus is altijd al verdacht geweest. Al is het alleen maar om de secundaire aard van het bekritiseren, zegt essayist Tineke Reijnders. De kunstenaar tovert uit het niets iets tevoorschijn en de criticus beperkt zich tot het geven van een reactie. En is er eigenlijk ooit een standbeeld opgericht voor een criticus? Een straat vernoemd? Een gedicht opgedragen? Dat is driemaal ‘nee’. De kunstcriticus is immers ook maar een azijnpisser. Eeuwenlang wordt hij al gezien als een omhooggevallen elitaire professor of een gefrustreerde kunstenaar die op basis van ongegronde meningen de een besprenkelt met rozenolie en de ander bedekt onder een dikke laag zwart teer. Te midden van alle hashtags, likes en tweets lijkt het wel of er al helemaal niemand meer zit te wachten op een bleke wijsneus die ons met een belerend vingertje uitlegt wat wel of geen goede kunst is.
geven, want je bent ervan overtuigd dat iedereen daarop zit te wachten. In zijn boek De @-cultuur: hoe internet onze beschaving ondermijnt beschrijft criticus en essayist Andrew Keen de door internet aangewakkerde you-decide-tendens die onze maatschappij in zijn greep heeft: ‘Wie was volgens
De you-decide-tendens
Juni 2013
Laten we wel wezen: eigenlijk tel je al niet helemaal meer mee als je geen eigen blog hebt waarop je dagelijks je mening ventileert. Niet zo gek dus dat in deze polyfonie aan stemmen, gedoopt tot blogosphere, de traditionele kunstkritiek roemloos ten onder dreigt te gaan. De dagbladcriticus is door de komst van het digitale tijdperk een bedreigde diersoort geworden die maar moeilijk boven alle oerwoudgeluiden uitkomt. Maar is dat eigenlijk erg? Past een kunstkritiek voor en door iedereen niet veel beter in het democratisch ideaal van onze hedendaagse samenleving? Wellicht wordt het tijd te pleiten voor een popcornpanel in plaats van een homme de lettres. ‘Het publiek is geëmancipeerd en luistert niet meer zonder meer naar het oordeel van een recensent. Men denkt tegenwoordig zelf te weten wat goed en slecht is en vertelt dat graag aan iedereen die het maar wil horen op internet,’ schrijft filosoof en criticus Maarten Doorman.
De mening van het grote publiek legt steeds meer gewicht in de culturele schaal. De gemiddelde toeschouwer weet namelijk écht hoe het zit. Waarom heeft vrijwel ieder film-, muziek-, literatuur- of theaterfestival anders een publieksprijs en mogen in Het Parool bioscoopbezoekers in de rubriek ‘Popcornpanel’ vertellen wat ze van een bepaalde film vonden? Anno 2013 is jóúw mening goud waard.
Deze maatschappij is er dan ook een van schaamteloze egocasting waarbij de ene stem de andere continu overschreeuwt. Het is niet denkbeeldig dat in de echo van deze grote hoeveelheid stemmen de echt interessante informatie verloren gaat. Maar ach, wat maakt dat uit? Als jij je ongezouten mening maar kunt
reld. Diezelfde JIJ! kom je tegen op Wikipedia, waar de kennisconsument tevens de kennisredacteur en -schepper is. JIJ! vormt YouTube, waar de tienduizenden video’s dagelijks worden geproduceerd en bekeken door dezelfde consument/schepper.’
het blad Time persoon van het jaar? Was dat George W. Bush of Paus Benedictus XVI of Bill Gates? Time koos JOU: Ja, jou. Jij hebt het in het informatietijdperk voor het zeggen. Welkom in jouw we-
Veel critici, van huis uit azijnpissers, zijn allesbehalve gecharmeerd van de huidige ontwikkelingen. Logisch natuurlijk, zij vinden dat de inhoudelijke armoede van het online gekakel zich niet kan meten met hun professionele visies. Aan de poorten van hun ivoren torens rammelt een leger hashtaggers. Doorman, nota bene zelf crititcus, vindt dat er wel degelijk wat gewonnen is met het verlies van de gezaghebbende criticus: ‘Een
21
Columns&Opinie essay grotere beweeglijkheid en levendigheid in de kritiek. Dit is een tijd van pluralisme. Lezers kunnen niet meer op de opinie van een persoon varen, en nee dat vind ik geen achteruitgang.’
Een haast darwinistische strijd
Natuurlijk: we leven niet meer in een tijd waarin een leermeester ons met de bril op het puntje van zijn neus uitlegt wat wel of geen goede kunst is. De canon staat immers niet voor niks continu ter discussie. En natuurlijk heeft dat virtuele gekakel behalve het democratisch karakter ook nog wel andere kwaliteiten. Zo kun je als blogger linken en embedden waardoor je je mening door middel van video- en geluidsfragmenten daadwerkelijk kunt laten zíen en hóren, in plaats van te blijven steken in vage beschrijvingen. Maar ja; slechts weinig bloggers maken gebruik van deze laatste optie. ‘Jammer, want dit zou het medium eens écht vernieuwend kunnen maken’, stelt Floris Solleveld van online magazine Hard//Hoofd. Blijkbaar houdt de gemiddelde blogger zich liever bezig met een haast darwinistische strijd om op te vallen in het digitale landschap vol schreeuwende en scheldende stemmen. En daarvoor geldt natuurlijk maar één zaligmakende methode: hoe ongenuanceerder, hoe beter.
En dan nog iets. Een spotprent in The New Yorker toont twee honden die samen achter een computer zitten. De ene hond heeft zijn voorpoot op het toetsenbord gelegd en de andere hond kijkt hem vragend aan. ‘Op internet,’ zegt de hond die het toetsenbord bedient, ‘weet niemand dat je een
Aan de poorten van hun ivoren torens rammelt een leger hashtaggers hond bent.’ De aard van dit digitale medium verschaft iedereen wereldwijd de mogelijkheid om op anonieme wijze allerlei berichten aan het voetlicht te brengen, niet zelden met behulp van een gefingeerde identiteit. Te midden van al dit online gekakel is het dan ook des te belangrijker dat traditionele kunstjour-
nalistiek blijft bestaan. ‘Kunstkritiek’, zegt Oscar Wilde, ‘is in het algemeen een absolute noodzaak voor het voortbestaan van de kunsten. Zij begrijpt wat er in de kunsten omgaat, ze conserveert kunst doordat ze erover schrijft.’ Kunstkritiek die niet gebukt gaat onder de darwinistische overlevingsstrijd om op te vallen – die de lezer al sinds de negentiende eeuw aan de hand neemt en door het polyfone landschap loodst – is momenteel, meer dan ooit, onmisbaar. Recensenten moeten anno 2013 de lezer namelijk bijlichten in het duistere en schimmige gebied dat internet heet, om te voorkomen dat kunstkritiek ongemerkt, moeiteloos en onbenoemd in een diffuse brei verzandt. Want wie kan met zekerheid zeggen dat de juichende recensie van het boek De @-cultuur op de website van Amazon, die je misschien heeft aangespoord het ‘briljante en oorspronkelijke’ boek te kopen, niet gewoon door auteur Andrew Keen zelf als zogenaamd enthousiaste lezer werd geschreven? Inger van der Ree (1991) is redacteur bij Babel en student cultuurwetenschappen aan de UvA. Ook studeerde ze een semester aan de Universita di Bologna. Ze liep dit jaar stage bij de Amsterdamse Uitkrant en het muziekmagazine Gonzo (circus).
Italianer
Ploeteren
Cabaretier Micha Wertheim vertelde in de Babel van vorige maand wat zijn grootste ergernis was tijdens zijn studie: dat je constant wordt geconfronteerd met dingen die al af zijn. ‘Je krijgt nooit een manuscript van Nietzsche of Foucault te zien waarin een redacteur met rode inkt heeft geschreven: “Wat zit je nou te lullen man? Dit heb je toch net al gezegd?”’ aldus Wertheim. Ik vind dat ook een gemis. Hoe kun je zonder enorme frustraties het schrijfproces van je magnum opus doorkomen, als je nooit ziet hoe de briljante geesten hebben zitten worstelen? Voor sommige werkgroepen lees ik zulke geniale werken dat zelfs mijn docent er geen bal van snapt. ‘Met Foucault heb ik eigenlijk niet zo veel,’ zegt hij dan. Maar briljante werken rollen uiteraard niet vanzelf uit de pen. Ik stel me voor dat je sowieso eerst wat intellectuele groeipijn moet doormaken voordat je een geniaal werk kunt schrijven. Eerst een paar dingen schrijven die zo slecht zijn dat je ze niet eens afmaakt. Dan een paar slechte dingen schrijven die je wel afmaakt. Vervolgens een paar van die slechte schrijfsels opsturen naar uitgeverijen. Dan een paar keer afgewezen worden en dan een paar keer vloekend al je boeken en meubels uit het raam gooien en alles opgeven. En dan misschien eindelijk een keer iets goeds schrijven. Hoe zou dat zijn gegaan met die rode inkt bij de grote filosofen? Eigenlijk moet de redacteur nog intelligenter zijn dan de filosoof zelf, maar is dat voor die filosoof wel te verdragen? Neem een zin als ‘een eindigheid zonder oneindigheid is ongetwijfeld een eindigheid die geen einde kent’ – dit lijkt mij totale quatsch. Stel, de redacteur zei dat tegen Foucault, zou die dan niet een snerende opmerking hebben gemaakt over de domheid en eindigheid van de
22
redacteur zelf? Maar zulke problematiek terzijde. Voor ieder belangrijk wetenschappelijk werk zou er een making of moeten uitkomen, net als bij de extra’s op een dvd van een Hollywoodfilm. In de vorm van een bijlage achter in het boek. Bijvoorbeeld bij Les mots et les choses waarin Foucault uitlegt: ‘Man o man, bij hoofdstuk 5 raakte ik echt waanzinnig in de knel. Ik sprak mezelf keer op keer tegen, ik kwam in nood met de deadline, en ik wilde iets erin zitten maar wist niet meer waar ik het vandaan had, en toen heb ik de voetnoot maar verzonnen.’ Wat zou dat een opluchting zijn. Tekst /// Quint Italianer Beeld /// Roos Aalvanger
Babel
Columns&Opinie RECENSIES
Even Afrika bellen
Daar gingen ze dan: mijn oude schatten per post De mobieltjes kun je ongefrankeerd opsturen; acnaar Afrika. Een mobieltje uit het jaar nul van het cessoires en opladers meesturen is niet nodig. Het Franse merk Alcatel, een Nokia 3210 – zo eentje geldbedrag staat binnen zeven werkdagen op je met het beruchte spelletje Snake er nog op – plus rekening en de klantenservice reageert vliegensmijn vorige week verzopen iPhone 4. Het liefst vlug per e-mail. zou ik ze mijn hele leven bewaren, toch wringt er De website van Cash4Mobile vermeldt: ‘Je weriets: aan de andere kant van de wereld kan mijn kende toestel zal hergebruikt worden in ontwikpracht nog gretig gebruikt worden. Bovendien kelingslanden. Defecte telefoons worden gebruikt komen er schadelijke stoffen vrij wanneer de apvoor onderdelen. Indien dat niet mogelijk is, paraatjes bij het gewone afval belanden. Tijd voor wordt het toestel gerecycled.’ Klinkt goed, maar Cash4Mobile. verdient het bedrijf er intussen niet ook aan? Hoe Cash4Mobile is een van de vele bedrijfjes die oude kan ze anders van die hoge bedragen uitbetalen? toestellen inzamelt voor het goede doel. Voor de En zal in de praktijk niet iedereen voor het geldarme student kan het zelfs voordelig zijn: je hebt bedrag gaan in plaats van een donatie? Op deze namelijk de keuze om er wat geld voor terug te vragen geeft de eerder vermelde vlugge klantenkrijgen. Op de website is per model te zien wat service geen antwoord. De verleiding om zelf te de resterende waarde is, werkend of defect. Mijn cashen is kleiner bij een alternatief als het GSM verdronken iPhone is nog € 25,80 waard. Voor Retourplan. Bij deze organisatie gaat de gehele een werkend model zou ik maar liefst € 103,20 opbrengst rechtstreeks naar War Child of het krijgen. Vervolgens kun je kiezen of je 0, 25, 75 World Food Programme – zeggen ze. Misschien of 100% van het bedrag aan het goede doel wilt even naar mijn oude mobiel in Afrika bellen om schenken. het na te vragen.
Een mens tussen de mensen Je hebt mensen die het moeilijk vinden om te leven, en mensen die het leven ervaren als een zonnestraal. Daarnaast zijn er mensen die noch het één, noch het ander voelen. Mensen die ervaren dat alles ze overkomt, zonder dat ze daar ooit iets over te zeggen hebben. Zo iemand is ook de hoofdpersoon in De tedere onverschilligen – de nieuwste roman van Oscar van den Boogaard.
Albert de Vriend junior wordt op een dag ontslagen op de school waar hij werkt vanwege een vermeende affaire met een leerlinge. Diezelfde dag wordt hij verlaten door zijn Franse vriendin. Zodra hij inziet dat Amsterdam voor hem niets nieuws meer in petto heeft en hij alleen leeft voor zijn pijnlijke herinneringen, vertrekt hij naar het Italiaanse Napels. Kijkend naar De zeven werken van barmhartigheid van Caravaggio beleeft hij zijn absolute dieptepunt. Om het lijden van Caravaggio, om het egoïsme van de mensen, maar vooral om zijn eigen lijden: hij is even tevoren slachtoffer geworden van een straatroof. Albert wordt gered door octopusvisser Dario, die hem een huis geeft,
Juni 2013
hem de kneepjes van het vak leert, maar bovendien zijn eerste echte vriend is. Vervolgens maakt hij de reis die zijn moeder gedurende de laatste dagen van haar leven maakte, naar Capri, een eiland bij de kunst van Napels. Hij realiseert zich dat hij net zo is als zij: zonder ooit een keuze te maken om te leven hebben ze het anderen kwalijk genomen zelf ooit geboren te zijn. Van den Boogaard beschrijft de transitie die zijn hoofdpersoon doormaakt uiterst helder, maar vervalt vaak in een clichématige verwoording daarvan. Tenenkrommend voorbeeld: ‘Ik ren voor mijn leven. Ik haal op het nippertje de boot en loop de trap op naar het zonnedek. Terwijl de boot zich losmaakt van het eiland, maak ik me los van zoveel meer.’ Ook zonder overdreven benadrukken en expliciteren wordt duidelijk dat de enige reden dat Albert leeft, is dat hij niet dood is. Van den Boogaards beslissing om Alberts uiteindelijke keuze voor het leven te illustreren met een zonnestraalmetafoor is hem aan te rekenen. De tedere onverschilligen is een boek rond een thema
Wat: Cash4Mobile Waar: www.cash4mobile.nl
BEOORDELING:
Tekst /// Jolijn Swager
dat hout snijdt – de keuze om wel of niet te zijn – maar dat bij een soberder omgang met literaire verwijzingen en clichés gebaat was geweest.
Wat: De tedere onverschilligen van Oscar van den Boogaard Waar: De Bezige Bij Amsterdam, 2013 Hoeveel: € 17,90
BEOORDELING:
Tekst /// Noor Kuijpers
23
Mijn Amsterdam
Overtoomse sluis Elke maand laat een FGw’er zijn of haar lievelingsplek in Amsterdam zien. Deze maand gaan we met Ivar Dusseljee (1991), student Engels, een haring eten bij de Overtoomse sluis. Tekst /// Daan Borrel Beeld /// Daniel Webb
Even een wandelingetje maken tijdens het ellenlange studeren, dat doet Ivar het liefst ter ontspanning. Rondje Vondelpark, want daar woont de lucky bastard, of naar het Stedelijk- of Rijksmuseum. Zijn ene favoriete plek is in het Rijks, bij de klok die gemaakt is door de Eindhovense Maarten Baas. Ivar komt zelf namelijk uit Eindhoven, het beste van twee werelden op een plek dus. Maar hij heeft nog een lievelingsplek. Minstens een keer per week gaat Ivar hier, bij Kees Tol aan het einde van de Overtoom, een haring eten. De haringtent ligt precies op zijn weg naar het Rijks. Het is heel goede haring, vertelt Ivar, zo zacht en zo vers. Cees Holtkamp haalt hier garnalen voor zijn kroketjes thuis, nou als dat geen teken is. Kees Tol, die hier al zijn hele leven in zijn nette witte jas achter de toonbank staat, snijdt de haring op z’n Amsterdams in stukjes dus je hoeft het visje niet naar binnen te laten glijden. Ivar eet de haring zonder uitjes en zuur want: ‘Als de haring echt vers is, heb je dat niet nodig. Dat zuur ernaast is er vroeger alleen bij verzonnen om te maskeren dat de haring zelf zuur was.’ Zo leer je nog eens wat. Of er weleens iets bijzonders is gebeurd tijdens het haringeten? ‘Nee, geen spannende gebeurtenissen. Ik ben hier niet verliefd geworden ofzo.’ Voor het verhaal zou het leuk zijn als hij een stiekeme affaire had met de dochter van Kees, die ook geregeld meehelpt in de kar. Maar zij is al in de veertig. En Ivar komt eigenlijk toch enkel voor de heerlijke harinkjes.
24
Babel