thuis. Dit doet ze op geheel eigen wijze: als ze dertien jaar is, begint ze een boek te schrijven. In Voorbij de Horizon neemt ze ons mee op een fascinerende reis naar het eeuwenoude land van de piramides en farao’s en maken we kennis met de Egyptische cultuur van het Oosten. Het plot is geen verrassende wending in het verhaal, er is geen spontane gebeurtenis en er wordt geen dader ontmaskert. Het is een langzame bewustwording. “Ik heb het hele boek nodig om er achter te komen wie ik ben, waarom ik zo ben en hoe ik de Egyptische cultuur een plaats kan geven in mijn westerse leven”, aldus Monique. Haar worsteling staat symbool voor die van vele multiculturele Nederlanders. Een opmerkelijke prestatie van een uniek schrijverstalent bij wie op jonge leeftijd de ziekte van Stargardt werd geconstateerd. Binnen een paar jaar verloor Monique Samuel een groot deel van haar zicht, maar vastbesloten schreef zij door aan Voorbij de Horizon, haar debuutroman waarvoor zij in 2007 terecht werd beloond met de prestigieuze El Hizrja literatuurprijs. Daarmee treed zij in de voetsporen van bekende schrijvers als Abdelkader Benali Bruilof aan zee, Mohammed Benzakour Osama’s grot - Allah, Holland & ik en Khalid Boudou Het Schnitzelparadijs.
w i nnaa r e l h i zr j a l i t e ra t uurpri j s 2007
In een worsteling tussen twee culturen, zoekt de jonge Monique haar
Monique Samuel Voorbij de horizon
wat begon als een vakantie naar het land van haar vader, liep uit op een grote confrontatie met haar eigen identiteit. waarom betekende egypte zoveel voor haar?
Monique Samuel
Voorbij de horizon
INHOUDSOPGAVE
VOORBIJ DE HORIZON Een uitgave van Uitgeverij Timotheüs, Harderwijk. Auteur: Monique Samuel Omslagontwerp: Deelstra & De Jong Communicatie, Montfoort Binnenwerk: TMGraphics.nl, Veenendaal Druk: Wilco Boeken & Tijdschriften, Amersfoort ISBN 978-90-79895-01-4 NUR 301 Copyright © 2008 Uitgeverij Timotheüs Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this work may be reproduced in any form by print, photoprint, microfilm or any other means without written permession of the publisher.
Proloog I II III IV V VI VII VIII IX X XI XII XIII XIV XV XVI XVII XVIII XIX XX XXI XXII XXIII XXIV XXV XXVI XXVII XXVIII XXIX XXX XXXI Epiloog
9 13 17 21 27 33 39 43 49 55 61 65 69 75 81 87 93 97 101 105 111 117 125 131 137 141 147 153 157 163 167 175 181
A goodbye to someone you love is like a hello to death.
XXXI
D
aar zitten ze dan, oma’s, opa’s, oudtantes en nog veel oudere ooms, achterachterachternichtjes, de buurvrouw en mijn neefje. Ze zitten op banken en op stoelen, op een schoot, op een tapijt, op een bed, op een kruk. Daar staan ze dan, ooms, achternichten en neven, mijn eigen oma, tantes en vrienden. Ze staan in de keuken, in de badkamer, in de slaapkamer van mijn oma, in de kamer die voor mijn zusje en mij als slaapkamer gediend heeft, in de slaapkamer van mijn ouders, op het balkon en in het trappenhuis voor de voordeur. Er is geen plaatsje meer vrij. Er is in het krappe appartement geen hoekje meer onbenut. Er is geen ruimte voor mij, voor mijn tas die ik nog moet inpakken, voor mijn gedachten, voor mijn gevoel. Er is al helemaal geen ruimte om me terug te trekken. Noodgedwongen jaag ik de kinderen uit de badkamer want ik moet nog douchen. Wanneer ik eindelijk onder de dampende waterstraal sta en om het hoekje van het douchegordijn kijk zie ik toch weer een achternichtje staan. Ik haal even diep adem en besluit er verder maar geen probleem van te maken. Vijf minuten later kijk ik weer om het randje van het kletsnatte plastic, gelukkig, ze is weg. Ik glip uit de douche en kleed me zonder af te drogen aan. 174
175
Iedereen wil met mij praten. Mensen waarvan ik de namen niet ken. Ik voel me overweldigd door de massa, alsof ze me willen pletten, alsof ze dat beetje rust dat ik had tot moes willen slaan. Je zult pas merken dat je weg bent, wanneer je voor je huisdeur staat en je verdwaasd afvraagt hoe je aan de huissleutel komt. Ik vlucht naar het balkon, smachtend naar frisse lucht. Ik tref er Margot, die tegen de reling van het balkon leunt en in de verte staart. Ze kijkt even op en tuurt dan weer naar dat punt dat ze waarschijnlijk in haar gedachte gevormd heeft. Ik zie niets, de straten zijn pikdonker. De nacht is zwart. De nacht is toch wel zwart. Met het licht van achteren is de nacht zwarter dan zwart. Met het licht van voren zou hij vast weer een mooie en diepe donkerblauwe kleur hebben. Maar het licht komt nu van achteren en dus is de nacht zwart. ‘Waarom ga je?’ Ze vraagt het met een toon die aangeeft dat ze geen antwoord verwacht. Dus zwijg ik. Waarom vertrekken we toch altijd op de heetste dag van het jaar? De lucht is drukkend en heet. ‘Hoe lang nog?’ Deze keer is er in haar intonatie wel een zekere vraagtoon te bespeuren. ‘There’re two hours left.’ Margot draait zich om en begint op het balkonnetje heen en weer te benen. ‘Two hours… two hours!’ Wanneer ze achter me staat stopt ze. ‘Ik zal je zo missen! Ik had nog veel meer met je willen doen, ik wilde je mijn leven laten zien! Er zijn nog zoveel dingen waar ik over wilde praten.’ Ik kijk haar peinzend aan. ‘Ja, ik weet het… ’‘Het komt allemaal door die … door die… vreselijke school!’ Ze heft haar handen in de lucht. ‘En mijn ouders natuurlijk, die 176
constant achter me aan zitten. En jouw drukke programma, je was nooit in Cairo!’‘Margot, chalas, please stop!’ Ze stopt. Ze is doodstil. Haar ogen lijken te huilen, maar ik zie geen enkele traan. Opmerkelijk, normaal ben ik degene die zich druk maakt, die zich opwindt om het korte verblijf, die uitroept dat er nog duizend niet gedane dingen zijn. Maar vanavond voel ik me eigenlijk wel ‘o.k.’. Is het de gelatenheid die mij belet te huilen? Hoe kan het dat ik mijn emoties simpel de baas blijf door strak vooruit te kijken? Terwijl ik Margot omhels en haar emoties van haar gezicht af te lezen zijn, voel ik me rustig. ’Je bent zo anders dan vorig jaar.’‘Nee, ik ben niet anders dan vorig jaar, maar ik heb er ondanks mijn verdriet vrede mee. Vraag me niet hoe het kan maar het is gewoon goed zo. Vorig jaar voelde ik me vreselijk gefrustreerd, omdat ik het gevoel had dat ik nog zoveel wilde zien. Ik besefte voor het eerst in mijn leven dat ik echt deel uitmaak van dit land, maar ik wist nog niet hoe of wat. Ik was in complete staat van verwarring toen ik weer in Nederland was, alles leek zo onwerkelijk! Maar nu weet ik wat mijn plaats is. En … ik weet ook wáár mijn plaats is.’ Terwijl ik sprak waren mijn ogen afgedwaald tot ze op de straat bleven rusten, maar nu richt ik ze weer op haar gezicht. Er staat een glimlach op haar lippen. Ze pakt mijn hand. ‘Weet je, je handen zijn zo mooi. Train ze erin het goede te doen en ze zullen symbool staan voor je schoonheid.’ Ik lach. ‘Je bent gek! Maar wel een wijze gek. En een lieverd!’ De mannen nippen aan hun glaasje kostbare whisky, onbetaalbaar in de Islamitische heilstaat Egypte, als je die drank überhaupt al kan vinden. Welke godsdienst verbiedt nu alcohol? De vrouwen kletsen, de kinderen rennen gillend door de woonkamer en de jongens spelen computerspelletjes. Ik schuif op het puntje van een bank. Ik kijk naar mijn tante, ze glimlacht 177
maar haar ogen staan droevig. Ze buigt zich voorover en fluistert zachtjes in mijn oor. ‘I don’t want you to go, you became my sister.’‘Tant, I had a marvellous time, thank you.’ Haar ogen glimmen. ‘No thanks dear, no thanks,’ mompelt ze en ze draait haar hoofd weg. Auto’s toeteren, mijn oom loopt haastig rond en maant ons tot snelheid, het vliegtuig wacht niet. De gasten verlaten één voor één het appartement. Ik sta buiten op straat, samen met Mary. Ook met haar heb ik een diepe en intieme vriendschap. We omhelzen elkaar stevig en vergeten compleet dat we op straat zijn. Tante Amal kijkt verlegen, lachend en huilend toe. Mary kust me, een traan loopt over haar wang. Ik veeg hem uit haar gezicht. ‘Ik kom terug, ik kom snel terug.’‘Ik wacht op je. En in mijn hart en mijn gedachten zal ik altijd bij je zijn, die paar duizend kilometer kunnen ons niet scheiden.’ Ik kijk haar voor een laatste keer aan. Dan draai ik me moeizaam om. ‘Snel, snel, de auto in!’ Oom Osama pakt mijn tas. Ik heb het gevoel dat ik moet overgeven en dat de grond onder mijn voeten verdwijnt. Maar er is geen tijd meer om na te denken, mijn oom toetert en ik ren naar de auto. Het portier staat nog open wanneer hij wegrijdt. Daar zit ik dan, op de achterbank. Tètè, mijn oma, zit naast me en houdt een zakdoek voor haar gezicht. Ik zie haar fragiele schouders schokken. Ik leg mijn arm op haar heen en kijk uit het raam. Weer die lichtjes, overal die lichtjes, de lichtjes van de minaretten, de flats, de winkeltjes, de auto’s… de mensen. Ja, het lijkt wel of de mensen licht geven. Ik voel mijn lichaam trillen. Ik weet het, ik voel het, ik heb van nu af aan dit licht ook in mij.
178
179