gemeente Eindhoven
Raadsnummer
13R5532
Inboeknummer
13bst01603
Beslisdatum B&W 17 september 2013 Dossiernummer
Raadsvoorstel
13.38.252
Tot het vaststellen van de Verordeningen gemeentelijke belastingen en rechten 2014
Inleiding Ieder jaar stelt uw raad de “Verordeningen gemeentelijke belastingen en rechten” (hierna: de verordeningen) vast. De belastingtarieven maken onderdeel uit van deze verordeningen. Aan de hand van deze tarieven worden de aanslagen gemeentelijke belastingen en rechten opgelegd. Het betreft de navolgende verordeningen: b b b b b b b b b b b b b b b
onroerendezaakbelastingen; rioolheffing; reinigingsheffingen (afvalstoffenheffing en reinigingsrecht); leges; marktgeld; precariobelasting; begraafplaatsen; hondenbelasting; standplaatsgelden autobusdiensten; kanaalrechten; toeristenbelasting; parkeerbelasting; reclamebelasting Eindhoven Centrum; reclamebelasting Winkelcentrum Oud Woensel; kwijtschelding gemeentelijke belastingen;
Middels dit voorstel worden de verordeningen voor belastingjaar 2014, ter vaststelling, aan u voorgelegd. Bestuurlijk kader X Wettelijke taak X Kerntaak gekoppeld aan het werkprogramma van het college X Onvermijdelijk Doelstelling Realisatie mogelijk maken van de in de Programmabegroting 2014 opgenomen begrote opbrengsten gemeentelijke belastingen en rechten.
Raadsnummer
13R5532
Voorstel 1. De Verordeningen gemeentelijke belastingen en rechten 2014 vaststellen.
Argumenten 1.1 De verordeningen geven uitvoering aan het Raadsvoorstel tot vaststelling van de Programmabegroting 2014 – 2017. In de Programmabegroting geeft u de begrote opbrengsten van de verschillende gemeentelijke belastingen en rechten voor belastingjaar 2014 aan. Het raadsvoorstel voorziet in een algemene prijsindex van 2%. De aanpassingen in de verordeningen onroerende-zaakbelastingen, reinigingsheffingen (afvalstoffenheffing en reinigingsrecht) leges, precariobelasting, hondenbelasting en parkeerbelasting behoeven nadere toelichting. Daarnaast wordt kort ingegaan op rioolheffing en de lastenontwikkeling. Tenslotte wordt een verordening kwijtschelding gemeentelijke belastingen geïntroduceerd, hetgeen ook nader wordt toegelicht.
1.2 Onroerende-zaakbelastingen (OZB) De waarde als gevolg van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) dient als grondslag voor de aanslag OZB. De OZB-tarieven bedragen een percentage van de WOZ-waarde. Volgens de Wet WOZ dient de waarde jaarlijks te worden vastgesteld door de gemeente. Voor het belastingjaar 2014 gaat het daarbij om de waarde naar peildatum 1 januari 2013. De waardeontwikkeling van woningen is in Eindhoven in de periode 1 januari 2012 en 1 januari 2013 ongeveer minus 7,5%. Op basis van de huidige gegevens wordt de gemiddelde waardedaling voor de niet-woningen geschat op bijna 6,4%. Het tariefsvoorstel is gebaseerd op de thans best beschikbare kennis. Dat wil zeggen dat op basis van de huidige beschikbare gegevens inschattingen zijn gemaakt over bijvoorbeeld de gemiddelde waardestijgingen, de omvang van de leegstand en de omvang van de verminderingen als gevolg van toegekende bezwaar- en beroepsprocedures. Na afronding van de herwaardering van alle onroerende zaken en de afwikkeling van de bezwaar- en beroepsprocedures kan blijken dat de inschattingen enigszins afwijken van de werkelijke cijfers. Teneinde verschillen tussen de begroting en de realisatie te minimaliseren, zal nu een eerste inschatting worden gemaakt met betrekking tot de waardeontwikkelingen. Aan het einde van het jaar zal deze berekening nogmaals uitgevoerd worden. De taxaties zijn dan verder gevorderd waardoor een meer nauwkeuriger tariefberekening voor 2014 kan worden uitgevoerd. Deze systematiek wordt door meerdere gemeenten gehanteerd en is ook vorig jaar door Eindhoven toegepast. Wij stellen u voor voortaan jaarlijks deze procedure te hanteren. Uitgangspunt voor de bepaling van de tarieven is dat de OZB aanslagen (waarde x tarieven) jaarlijks niet meer stijgen dan het in de kadernota bepaalde stijgingspercentage van 2%. Volgens de Programmabegroting bedraagt de totale begrote opbrengst OZB voor 2014 €45.186.000,-. De methodiek van verhoging op aanslagniveau met 2% gaat uit van de realisatiecijfers 2013.
2
Raadsnummer
13R5532
Omdat de gerealiseerde opbrengsten onroerende-zaakbelastingen niet-woningen in 2013 lager zijn dan de begrote opbrengsten 2013 is in 2014 een correctie noodzakelijk. Als gevolg hiervan stijgen de aanslagen onroerende-zaakbelastingen niet-woningen (gemiddeld) met ca. 5%. Heffing OZB eigendom woningen OZB eigendom niet woningen OZB gebruik niet woningen
Voorstel tarieven 2014 0,09147% 0,19992% 0,15936%
Dit geeft het volgende beeld ten opzichte van 2013 WOZ-waarde 2013 OZB 2013 Woning € 204.281 € 168,61 Niet-woning eigendom €1.034.622 € 1.824,45 Niet-woning gebruik € 1.034.622 € 1.454,57
WOZ-waarde 2014 € 188.015 € 958.658 € 958.658
OZB 2014 +% € 171,99 2,00% € 1.916,54 5,05% € 1.527,76 5,03%
1.3 Rioolheffing Rioolheffing dient ter dekking van de kosten die gemaakt worden voor de nakoming van de zorgplichten die de gemeente heeft voor afvalwater, hemel- en grondwater. Aangezien deze kosten vanwege periodieke investeringen van jaar tot jaar fors kunnen verschillen, worden kosten niet per jaar verhaald. Dit om grote fluctuaties in de heffing te voorkomen. Zodoende stellen gemeenten een Gemeentelijk Rioleringsplan op. In het GRP 2011-2014 is door uw raad besloten dat er, behoudens index, geen tariefsverhogingen plaatsvinden. Voor verdere toelichting op de tariefsontwikkling op langere termijn, verwijzen we verder naar de paragraaf lokale heffingen, als bijlage bij de begroting.
1.4 Reinigingsheffingen Afvalstoffenheffing (huishoudens) De opbrengsten van de afvalstoffenheffing mogen de kosten niet overschrijden. De kosten van de afvalstoffenheffing 2014 zijn enerzijds geactualiseerd op basis van de begrote investeringen, de vastgestelde begroting 2014 van Cure 1 (inzamelkosten), de aanbestede contracten voor de verwerking van afvalstromen (papier, glas, metalen, hout et cetera) en anderzijds gebaseerd op de geïndexeerde gemeentelijk kostenposten. De tarieven afvalstoffenheffing bestaan uit twee componenten. Een vastekostendeel en een variabelekostendeel. Er wordt bij het bepalen van de tarieven onderscheid gemaakt in éénpersoonshuishoudens, tweepersoonshuishoudens, driepersoonshuishoudens en meerpersoonshuishoudens. Hierbij betaalt elk huishouden 1x het vastekostendeel. Het variabelekostendeel wordt naar rato van de grootte van het huishouden bij het vastekostendeel opgeteld. De grootte van een meerpersoonshuishouden is het gemiddelde van de grootte van alle huishoudens met vier of meer personen. Achterliggende reden om deze tariefstructuur te hanteren is : “de vervuiler betaalt”.
3
Raadsnummer
13R5532
Daarnaast is er een reserve zorgplicht afvalstoffenheffing&reinigingsrecht. Deze is bedoeld om schommelingen in de tarieven over de jaren te dempen. De stand van de reserve is op 1 januari 2013 €5.403.630. De reserve is bij het instellen gemaximeerd op € 5 miljoen. We verwachten een daling van de kosten met bijna € 2 miljoen ten opzichte van vorig jaar. Daarnaast stellen we voor om € 2 miljoen (vorig jaar € 1,5 miljoen) uit de reserve in te zetten op de vaste kosten. Het vastekostendeel komt daarmee op €131,01 per huishouden. Het variabele kostendeel bedraagt €36,54 voor een éénperrsoonshuishouden, €73,08 voor een tweepersoonshuishouden, €109,62 voor een driepersoonshuishouden en €164,17 voor een meerpersoonshuishouden. De tarieven worden op hele euro’s afgerond (zie bijlage 2). Aldus stellen we voor om de tarieven van de huishoudens voor 2014 op basis van de rechtmatige toerekening van kosten en opbrengsten vast te stellen op:
Eenpersoonshuishouden Tweepersoonshuishouden Driepersoonshuishouden Meerpersoonshuishouden 1
2013 €189 €226 €263 €314
2014 €168 €204 €241 €295
betreft de begroting van Cure die nog niet is aangepast op de nieuwe organisatie-inrichting. Op 25-06-2013 heeft uw college een
besluit genomen op welke wijze u wilt omgaan met de overgang van activa, personeel en (verwerkings)contracten. Cure heeft deze besluiten van de gemeente Eindhoven, Valkenswaard en Geldrop-Mierlo ontvangen en zal in het najaar van 2013 met een daarop aangepaste begroting komen. Dit leidt niet tot een risico van rechtmatigheid ( indien de gerealiseerde opbrengsten hoger liggen dan de gerealiseerde kosten worden deze gestort in de reserve en kunnen zij via de reserve verrekend worden in een volgende tariefstelling).
Reinigingsrecht bedrijven De tarieven worden exclusief omzetbelasting aangegeven, aangezien het om bedrijfsafval gaat. De tarieven voor het achterlaten van bedrijfsafval op milieustraten worden jaarlijks berekend op basis van de kosten van verwerking. Deze worden dan ook niet geïndexeerd. Het tarief voor het ophalen van bedrijfsafval is ook maximaal kostendekkend. Dit is gebaseerd op de kosten en opbrengsten die verband houden met het ophalen van het bedrijfsafval (in de route voor huishoudelijk afval). De kosten zijn gedaald, waardoor we voorstellen om het tarief voor het ophalen van bedrijfsafval in 2014 vast te stellen op € 262,- exclusief BTW. (2013: ( €335,- exclusief BTW.).
1.5 Woonlastenontwikkeling De tarieven onroerende zaakbelastingen voor woningen, afvalstoffenheffing en rioolheffing vormen samen de woonlasten voor burgers met een eigen woning. Ten opzichte van 2013 geven deze tarieven het volgende beeld:
OZB gem. woningwaarde Afvalstoffenheffing 2-
2013 €168,61 €226,-
2014 €171,99 €204,-
4
Raadsnummer
persoonshuishouden Riool eigendom totaal saldo
€145,€539,61
13R5532
€148,€523,99 -3%
Lokale belastingdruk 2013 - 2014 De tarieven van de belastingsoorten waarmee nagenoeg alle huishoudens en bedrijven van doen hebben kunnen in het kort als volgt worden weergegeven. 2013
2014
0,08254%
0,09147%
0,14059% 0,17634%
0,15936% 0,19992%
€145,-€201,--
€148,-€205,--
€189,-€226,-€263,-€314,--
€168,-€204,-€241,-€295,--
€335,--
€262,--
Onroerende zaakbelastingen Woningen Eigenaar (% van de WOZ-waarde)
Niet-woningen Gebruiker (% van de WOZ-waarde) Eigenaar (% van de WOZ-waarde)
Rioolheffing Eigenaar Gebruiker (per 500 m3)
Afvalstoffenheffing Eenpersoonshuishouden Tweepersoonshuishouden Driepersoonshuishouden Vierpersoonshuishouden
Reinigingsrechten Reinigingsrecht ophalen bedrijfspanden
1.6 Leges Algemeen uitgangspunt bij legesheffing is een zoveel mogelijk kostendekkend tarief. Dit is in het coaltieakkoord 2010-2014 aldus verwoord: “het college streeft naar optimale kostendekkendheid van de gemeentelijke heffingen, met oog voor de maatschappelijke effecten van de tariefstelling.” Hiervoor zijn de afgelopen jaren onderzoeken naar de kosten van dienstverlening gedaan, hetgeen wij als basisvoorwaarde beschouwen voor een eventuele tariefsverhoging. Het optimaliseren van de legestarieven schept immers de dure plicht om de kosten zoveel mogelijk te drukken. Voor wat betreft de leges voor burgerzaken wordt het volgende opgemerkt. Titel 1 Huwelijken (h.3)
5
Raadsnummer
13R5532
Vorig jaar zijn de tarieven voor huwelijken op andere locaties dan het stadhuis verhoogd (naar 100%, Raadsnummer 13R5318, verwerkt in artikel 1.3.7.2 van de tarieventabel). Teneinde optimale duidelijkheid te verschaffen is in de tarieventabel artikel 1.3.7.3 toegevoegd. Hierin is vermeld dat de leges voor huwelijken in een ‘bijzonder huis’ niet verhoogd worden. Een bijzonder huis wordt dus niet als een externe locatie beschouwd, maar is bijvoorbeeld een ziekenhuis, waar het huwelijk voltrokken kan worden indien men niet in staat is om naar het stadhuis te komen (artikel 1:64 BW). Reisdocumenten (h. 4) Evenals vorig jaar zijn de van Rijkswege vastgestelde tarieven voor paspoorten en dergelijke nog niet bekend. Daarom worden nu de tarieven 2013 opnieuw vastgesteld voor 2014. Zodra de landelijke tarieven bekend worden, kan het college zelf de tarieventabel aanpassen. Hiertoe is in 2011 jaar de legesverordening gewijzigd (art. 10 ). Rijbewijs (h. 5) Op 6 september heeft de ministerraad besloten het maximumtarief voor 2014 op €38,48 vast te stellen. Tenzij de Raad van State dit afkeurt, geldt dit maximumtarief per 1 januari 2014. De prijs van een rijbewijs wordt daardoor €7,52 lager dan oorspronkelijk is voorgesteld. Conform de leges voor reispapieren worden deze van rijkswege bepaalde tarieven in het najaar door het college vastgesteld. Het eerder voorgestelde tarief van €46,- wordt daarom uit het raadsvoorstel geschrapt. Overige producten burgerzaken (h.8) Teneinde de burger te stimuleren om meer via het digitale kanaal aan te vragen, zijn vorig jaar voor enkele producten (uittreksels uit de Gemeentelijke Basisadminstratie) de tarieven gedifferentieerd (één voor digitale aanvragen en één voor niet-digitale aanvragen die €2,50 hoger zijn). In aansluiting hierop wordt dit ook voor het aanvragen van de stadspas ingevoerd (€5,- en 7,50). Voor wat betreft de leges voor vergunningen wordt het volgende opgemerkt. Algemeen In 2010 hebben we als gevolg van de economische crisis een dip gehad (terugloop in grote bouwtrajecten) met als resultaat dat de legesinkomsten achter bleven. Om deze dip op te vangen en om invulling te geven aan de ambities en uitgangspunten uit het coalitieakkoord zijn vanaf 2011 ev maatregelen getroffen. Maatregelen die hebben geleid tot verlaging van kosten en verhoging van inkomsten/stijging van tarieven met als resultaat dat de meeste vergunninggroepen in Eindhoven 100% kostendekkend zijn. De gehanteerde uitgangspunten voor 2014 zijn volgend op deze maatregelen omdat de eind 2011 ingeslagen weg geen doorlopende weg is. Continu krijgt het vergunningproces op bestuurlijk en ambtelijk niveau de kritische aandacht op de zaken waar we direct invloed op hebben en op zaken waarbij we afhankelijk zijn van de markt en de landelijke wetgeving. Eindhoven loopt hierin duidelijk voorop. Maatregelen vanaf 2011 De stappen die vanaf eind 2011 zijn gezet, zijn: b het ‘lean’ maken van alle werkprocessen met betrekking tot vergunningverlening; b beoordeling of er in navolging van de projecten Goed Geregeld bepaalde vergunningsoorten nog in aanmerking komen voor vereenvoudiging/ schrappen;
6
Raadsnummer
b b b b
13R5532
toepassen van een andere kostenonderbouwing; toewerken naar 100% kostendekkendheid rekening houdend met maatschappelijke effecten; vertaling naar de begroting; anticiperen op toekomstige ontwikkelingen.
Deze aanpak heeft geleid tot het treffen van diverse maatregelen zoals: b Lean en mean maken van de vergunningenorganisatie. De laatste activiteit voor het “lean en mean” maken in het maatregelenpakket voor 2011 en 2012 wordt nu uitgerold met de implementatie van digitaal zaakgericht werken (loopt door in 2014). b Vermindering van regels daar waar kan. Op basis van bestaand beleid zijn vergunningen geschrapt dan wel omgezet naar algemene regels. Daarvoor is o.a. samen opgetrokken met de horecabranche. b Toewerken naar kostendekkende tarieven en invoering ABC-methode (activity based costing). De ingevoerde ABC-methode is gebaseerd op een leidraad die Deloitte in 2010 heeft ontwikkeld in opdracht van de ministeries van VROM en BZK, de VNG, het IPO en de Vereniging van Bouw en Woningtoezicht Nederland. De opdracht had tot doel te komen tot een transparante kostentoedeling voor de leges. Met de invoering van de ABC-methode is per vergunningproduct inzichtelijk geworden welke inzet hiervoor nodig is. Het gaat dan om het toetsen aan landelijke (o.a. Bouwbesluit) en lokale (o.a. bestemmingsplan, welstand, parkeerbeleid) kaders. Daarnaast vraagt, met name bij de kleine aanvragen, een aanvrager ook om begeleiding (serviceniveau). Dit is ook duidelijk geworden toen we met de horeca rond de tafel zaten. Toen heef de horecabranche aangegeven dat het terugbrengen van het volledige serviceniveau een ongewenste ontwikkeling was. Na het treffen van de maatregelen hebben we de conclusie getrokken dat het vooral bij de bouwvergunningen (omgevingsvergunning) en kleine APV-vergunningen maatschappelijk niet verantwoord is om op productniveau toe te werken naar 100% kostendekkende tarieven. Om deze reden zijn onze tarieven voor de grote bouwwerken nog steeds meer (wel minder dan voorheen) dan 100% kostendekkend om zo de kosten voor de kleine bouwwerken op te vangen. Dezelfde systematiek is in 2013 toegepast bij de APVvergunningen waarbij de “commerciële” activiteiten (zondagsopenstelling detailhandel, grote bouwplaatsen) de kosten van de kleine APV-vergunningen opvangen. Nieuwe rol van de overheid en de huidige terugloop van het aantal vergunningaanvragen Ten aanzien van de bouw is het risico dat de inkomsten achterblijven als de grote bouwwerken stagneren niet weggenomen. De traditionele aanpak biedt maatschappelijk gezien onvoldoende mogelijkheden om dit risico volledig weg te nemen. Om deze reden is gezocht naar een volledig andere aanpak. Die is gevonden binnen de ombuiging naar de nieuwe rol van de overheid waarbij we aanvragers meer verantwoordelijkheid geven binnen het vergunningenproces. Het toewerken naar die nieuwe verantwoordelijkheidsverdeling vraagt niet alleen een aanpassing aan de zijde van de gemeente maar ook aan die van de aanvragers, ontwikkelaars en de adviseurs daarvan. Deze cultuurverandering gaat niet vanzelf, we zullen dat actief moeten sturen. Enerzijds is uw gemeenteraad aan zet om keuzes te maken over toe te passen toetsingskaders binnen het project “Geen regels, tenzij …” waarbij u direct de mogelijkheid heeft de regeldruk voor de vergunningaanvragers te verlagen. Anderzijds stimuleren wij de markt om delen van het vergunningproces
7
Raadsnummer
13R5532
over te nemen binnen het project private kwaliteitsborging van de bouwtechnische toets en spreken wij de aanvragers aan op hetgeen dat van hen wordt verwacht. Naast de ombuiging naar de nieuwe rol zien we in 2013 een tweede dip (verwacht tekort legesinkomsten in 2013 van € 2.900.000). Deze dip was ten tijde van de besluitvorming over de legestarieven 2013 niet voorzien. Vermoedelijk dragen de aanvullende gepresenteerde rijksmaatregelen, o.a. voor de woningcorporaties, zeker bij aan de grote terugloop van vergunningaanvragen. Afgaande op de signalen van onder meer het Centraal Planbureau en diverse economen is de inschatting dat de economische situatie zich dit jaar en komend jaar niet of nauwelijks herstelt. Daarnaast blijkt uit de berichtgeving dat het Rijk met een fors aanvullend bezuinigingspakket komt. We verwachten voor 2014 een forse structurele afname van de vergunningaanvragen. Maatregelen 2014 Rekening houdend met de veranderende rol en de verwachtte terugloop in het aantal aanvragen worden de volgende maatregelen getroffen: b voortzetting van het project “Geen regels, tenzij …” waarbij uw gemeenteraad bij uw beleidsafwegingen rondom de lokale toetsingscriteria op welstand, parkeren, leefbaarheid e.d. tevens het kostenaspect voor de aanvragers kunt meenemen. b behouden van koploperspositie in Nederland door het treffen van voorbereidingen voor de uitrol van de private kwaliteitsborging van de bouwtechnische toets (zie verdere toelichting bij Titel 2 omgevingsvergunning). b bezuiniging formatie in het primaire vergunningenproces (€ 856.000) b bezuiniging op kosten (€ 54.000) b uitbreiding van het aantal soorten flitsvergunningen bij bouwwerken tot € 50.000 inclusief invoering servicecontract voor aanvragers b het verlagen van het toetsniveau voor bouwwerken van € 5.000 - € 100.000 b stimuleren van de veranderende verantwoordelijkheidsverdeling en toename van de kwaliteit van de ingediende aanvragen door uit te gaan van het principe “vrager betaalt”. Invoering van de volgende nieuwe diensten (meerinkomsten van € 559.000): a. opvragen en beoordelen van aanvullende gegevens ingeval van een onvolledige aanvraag b. toeslag voor niet digitaal ingediende aanvragen c. aanvullende adviezen indien deze nodig zijn bij flitsvergunningen (omgevingsvergunning) d. het in behandeling nemen van wijzigingen van een bouwplan na indienen van de aanvraag en/of na start van de bouw (omgevingsvergunning) e. “Verlenging” van omgevingsvergunningen indien bouw later start dan 26 weken na besluit op aanvraag (omgevingsvergunning) f. vooroverleg bij horeca-, APV- en huisvestingsvergunningen (gelijk aan werkwijze bij omgevingsvergunning) b opvang overige legesderving (€ 1.412.000) binnen een voorziening in de begroting (stelpost Route2014) ter dekking van gemeentebrede nog te realiseren bezuinigingen, wegvallende dekking overheadskosten en tevens als gevolg van het vrijgeven van de koopzondagen van de detailhandel. Tariefsvoorstel 2014 en kostendekkendheid
8
Raadsnummer
13R5532
De hoogte van de legestarieven is gekoppeld aan de kosten die voor de dienst worden gemaakt (zie bijgevoegde bijlagen). Het gaat dan om directe kosten (kosten voor publicatie, het doen van benchmarks, kosten voor Commissie Ruimtelijke Kwaliteit), personele kosten en overheadskosten. Binnen het gemeentelijk project Route2014 worden vele bezuinigingen gerealiseerd. De financiële effecten hiervan worden in het eerste kwartaal 2014 in de begroting verwerkt. Om binnen enkele maanden grote fluctuaties in de hoogte van de tarieven te voorkomen, wordt voorgesteld nu een tariefsstijging van 3% als uitgangspunt te nemen. Deze tariefsstijging is als volgt te verklaren: b door de krimp in formatie neemt het aantal productieve uren voor het primaire proces af. De ondersteunende processen nemen namelijk niet evenredig in omvang af. Het gaat dan bijvoorbeeld over het open houden (en mogelijk zelfs uitbreiden) van de flitsvergunningen- en vergunningenbalie, informatieverstrekking aan de balie en per telefoon, het beantwoorden van raads- en collegevragen, het anticiperen op veranderende regelgeving en het leveren van input voor P&C-cyclus b de advieskosten van de Veiligheidsregio blijven onveranderd. Tot nu toe zijn alleen directe kosten toegerekend aan de tarieven. Binnen de tarieven 2014 worden ook de overheadskosten van de Veiligheidsregio toegerekend b een aantal directe kosten ademt niet mee met een krimp aan personeel. Het gaat dan o.a. om de toegerekende BTW, kosten voor benchmarks, publicatiekosten. Afwijkingen ten aanzien van de tariefsstijging van 3% en belangrijke ontwikkelingen worden hierna bij de afzonderlijke diensten toegelicht. Na de bijstelling van de kosten in 2014 kan inzicht worden gegeven in de werkelijke mate van kostendekkendheid. Op basis daarvan zal worden beoordeeld of de nu vastgestelde tarieven nog rechtmatig zijn of dat er nieuwe tarieven voor 2014 aan u moeten worden voorgelegd. Titel 1 Gehandicaptenparkeerkaart Ten aanzien van het vergunningenproces worden verbeteringen doorgevoerd in de communicatie op de website en te verstrekken formulieren zodat het voor aanvragers vooraf duidelijk is wanneer men wel/niet in aanmerking komt voor een kaart. Zo wordt zoveel mogelijk voorkomen dat burgers een aanvraag indienen, daarvoor leges moeten betalen (men betaalt leges voor het in behandeling nemen van een aanvraag) en vervolgens worden geconfronteerd met een weigering. Voor 2013 bedraagt het tarief voor een gehandicaptenparkeerkaart € 108,75. Dit tarief kan voor 2014 ongewijzigd blijven. Indien een aanvraag wordt geweigerd vervallen de kosten voor de Europese kaart (€ 36,50) maar stijgt de personele inzet voor de aanvullende nazorg richting de aanvrager. De besparing op de kaart valt weg tegen de extra personele kosten voor de nazorg. Winkeltijdenwet In 2013 is het tarief voor de ontheffing winkeltijdenwet 400% kostendekkend. Met de meerinkomsten vanuit deze commerciële activiteit worden de kosten voor diverse kleine APV-vergunningen gedekt. Door het besluit van de raad om de koopzondagen voor de detailhandel vrij te geven vervallen deze legesinkomsten waardoor een inkomstenderving optreedt. Binnen de maatregelen 2014 wordt bezuinigd op de personele
9
Raadsnummer
13R5532
kosten die voor deze dienst beschikbaar is. Voorgesteld wordt om de overige inkomstenderving op te vangen binnen de stelpost Route2014. Tariefstelling Voor 2014 worden de volgende tarieven voorgesteld (zie ook bijgevoegde bijlage Urenoverzicht) Tarief
Voorstel
% toe- /
2013
tarief 2014
afname
Gehandicaptenparkeerkaart
€ 108,75
€ 108,75
0%
Ontheffing bouwhinder geluid/trilling
€ 22.563
€ 23.200
3%
Ontheffing bouwhinder werktijden
€ 1.106
€ 1.137
3%
Collecte en inzamelingsvergunning
€ 137
€ 142
3%
Ontheffing winkeltijdenwet incidenteel
€ 423
€ 436
3%
€ 5.076
Vervallen
Mobiele kraan / hoogwerker
€ 295
€ 304
3%
Flitsvergunning / mobiele kraan / hoogwerker e.d.
€ 164
€ 169
3%
€ 4.336
€ 4.467
3%
Bouwplaatsinrichting A
€ 13.198
€ 13.594
3%
Bouwplaatsinrichting B
€ 6.599
€ 6.797
3%
Bouwplaatsinrichting C
€ 1.100
€ 1.133
3%
nieuw
€ 120
Ontheffing winkeltijdenwet toedeling zondagopenstelling
Parapluvergunning mobiele kraan / hoogwerker e.d.
Informatiegesprek Toeslag aanvullende gegevens door onvolledige aanvraag
Titel 2 Omgevingsvergunning Private kwaliteitsborging van de bouwtechnische toets Als koploper in Nederland werkt Eindhoven sinds 2012 met het project Private kwaliteitsborging van de bouwtechnische toets toe naar een andere rol van de overheid; een overheid die faciliteert, en zich beperkt tot het strikt noodzakelijke en gevraagde. Voor deze nieuwe rol en verantwoordelijkheidsverdeling is aanpassing van de wet- en regelgeving noodzakelijk omdat nu de verantwoordelijkheid voor de integrale toetsing op een vergunningaanvraag nog volledig ligt bij het bevoegd gezag. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties geeft aan dat in 2015 de gewijzigde wet volgens de huidige planning in werking zal treden. Bij aanvragen om omgevingsvergunning voor het bouwen dient een integrale toetsing plaats te vinden aan alle toetsingscriteria in het Bouwbesluit en lokale regelgeving (bouwverordening, bestemmingsplan, welstandsnota). Nu vindt de toetsing plaats door de overheid, in de toekomst kunnen marktpartijen dat ook voor het Bouwbesluit doen. Op basis van de opgedane ervaringen bij de uitgevoerde pilots in Eindhoven en andere steden blijkt dat de kwaliteit niet verslechtert als gevolg van de nieuwe rolverdeling mits wordt uitgegaan van een gelijk toetsniveau (zie de samenvatting in de bijlage en het ter inzage gegeven hoofdrapport). De overheid hanteert nu de Collectieve Kwaliteitsnormering bouwvergunningen (CKB) die in het verleden is ontwikkeld door de Vereniging Bouw- en Woningtoezicht Nederland. Om dit toetsniveau bij de marktpartijen te borgen ontwikkelt de markt nu een erkenningsregeling (TIS Bouwbesluit). Zodra de
10
Raadsnummer
13R5532
erkenningsregeling toepasbaar is zal de nieuwe werkwijze worden geïmplementeerd. Nadrukkelijk wordt “toepasbaar” gebruikt omdat verwacht wordt dat een door de Raad van Accreditatie erkende regeling langer op zich laat wachten. De regeling is toepasbaar indien de regeling op landelijk niveau inhoudelijk akkoord is bevonden. Op basis van de geschetste ontwikkelingen is het nu te vroeg voor de besluitvorming met betrekking tot het structureel op grote schaal aanbieden van de private kwaliteitsborging. Tot die tijd stimuleren we de markt door mee te werken aan pilot projecten door bijvoorbeeld korting te geven op de leges en niet te toetsen aan constructieve veiligheid, brandveiligheid, gezondheid en energiezuinigheid. Deze verantwoordelijkheid wordt dan informeel bij de markt gelegd. Elke pilot zal ter besluitvorming aan het college worden voorgelegd. Het experiment Keurmerk Garantiewoning Het Keurmerk Garantiewoning wordt uitgegeven door de Stichting GarantieWoning, een particulier initiatief van Vereniging Eigen Huis, Bouwend Nederland, NEPROM en NVB-bouw. Woningen die onder dit keurmerk worden gebouwd (ca. 90% van de projectmatige nieuwbouw) zijn voorzien van onder meer de volgende waarborgen en garanties (zie http://stichtinggarantiewoning.nl/): b De woningen voldoen minimaal aan de toepasselijke eisen voor nieuwbouw conform het Bouwbesluit en de eisen van goed en deugdelijk werk; b Bij faillissement of anderszins niet nakomen van de bouw wordt de woning afgebouwd; b De woningen vallen onder een uitgebreide garantie. De garantietermijn bedraagt minimaal 6 jaar. In het geval zich ernstige gebreken voordoen geldt een garantietermijn van minimaal 10 jaar; b Bij disputen wordt op basis van arbitrage beslist. Komt de bouwer de uitspraak van een arbiter niet na dan zal de waarborginstelling dit doen. Op dit moment zijn er in Nederland drie organisaties die deze waarborgregeling aanbieden: Woningborg, SWK en sinds kort ook Bouwgarant. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stelt voor om een experiment in het kader van de Crisis- en herstelwet te starten waarbij grondgebonden eengezinswoningen die worden gebouwd onder een waarborgregeling van de Stichting Garantiewoning niet preventief worden getoetst aan het Bouwbesluit. Door te verwijzen naar het Keurmerk wordt een open regeling gecreëerd waaraan verschillen aanbieders (bouwers) kunnen deelnemen. Consumenten / bouwers hebben momenteel de keuze uit een drietal aanbieders van de waarborgregeling. Het Ministerie BZK heeft de gemeente Eindhoven gevraagd deel te nemen aan dit experiment. De ontwikkeling sluit naadloos aan op de ingezette weg naar private kwaliteitsborging van de bouwtechnische toets zodat wordt voorgesteld dit aanbod aan te nemen. Dit experiment kan worden meegenomen in de achtste tranche van de Crisis- en herstelwet. Het college heeft op 10 september jl ingestemd met deelname aan dit experiment. Vereenvoudiging lokale toetsingscriteria is gewenst Op basis van opgedane ervaringen binnen de pilots blijkt dat aanvragers vooral baat hebben van de nieuwe verantwoordelijkheidsverdeling indien de lokale regelgeving in grote mate wordt beperkt dan wel
11
Raadsnummer
13R5532
vereenvoudigd. Met het project “Geen regels, tenzij…” kan uw gemeenteraad in relatie tot onze lokale kaders de kans grijpen om bij de vergunningen de grootste slag te slaan voor de invulling van de nieuwe rol. Zodra de gemeentelijke rol beperkter wordt heeft dit direct effect op de hoogte van de legestarieven van het product. In onderstaande grafiek is de verhouding weergegeven (tarieven 2013) tussen de totale tijdsbesteding aan het toetsen van landelijke kaders (rode kleur; rolverschuiving via Private kwaliteitsborging van de bouwtechnische toets) en de overige inzet (blauwe kleur) die bestaat uit het toetsen aan lokale kaders (rolverschuiving via “Geen regels, tenzij…”), het verlenen van service en de administratieve afhandeling. De meeste tijd wordt in 2013 besteed aan het beoordelen van lokale kaders en het verlenen van service voor bouwwerken tussen € 5.000 en € 50.000.
Flitsvergunning en stimuleren verbeteren kwaliteit aanvragen Het aantal soorten flitsvergunningen wordt uitgebreid (nu tot € 5.000) voor de bouwwerken tot € 50.000. Het flitsen betekent dat een aanvraag op dezelfde onderdelen wordt getoetst maar het toetsingproces is zodanig ingeregeld dat de volledige toetsing en advisering op één dag dan wel in een korte periode kan gebeuren. Dit is mogelijk bij minder complexe aanvragen waarbij het initiatief voldoet aan de toetsingskaders of, wanneer het hieraan niet voldoet, slechts een eenvoudige afweging nodig is om tot een positief besluit te komen. Aanvragen die hiervoor in aanmerking komen zijn die, die volledig en juist zijn ingevuld. Op dit moment bestaat de dienstverlening voor deze categorie voor een groot deel uit het verlenen van service aan aanvragers die een onvolledige aanvraag indienen. Met de uitbreiding van de flitsvergunningen worden de aanvragers die zorgen voor de juiste kwaliteit beloond. Het starttarief wordt relatief laag gehouden. Aanvragers kunnen voor indiening tegen betaling op basis van werkelijke uren bij ons, maar ook bij adviseurs, studenten en/of deskundigen in een privénetwerk, terecht voor extra service. Indien toch een onvolledige aanvraag wordt ingediend dan wordt de betreffende aanvrager extra leges in rekening gebracht voor het opvragen en beoordelen van aanvullende gegevens. De dienstverlening wordt beïnvloed door deze nieuwe werkwijze. Dat komt doordat deze werkwijze de rolverdeling tussen gemeente en vergunningaanvrager en betrokkenen verandert. Waar eerst de gemeente een grotere rol pakte in het zorgen voor een goede en volledige vergunning wordt deze verantwoordelijkheid mede door de veel beperktere capaciteit meer bij de aanvrager neergelegd. Dit vraagt aan de bestemmingsplannenbalie, in de telefonische contacten, de flitsvergunningenbalie en op Eindhoven.nl een heldere en duidelijke omschrijving van wat er wordt verwacht van de aanvrager. Dit
12
Raadsnummer
13R5532
betekent ook een andere houding, waarbij het versterken van de verantwoordelijkheid van de aanvrager het belangrijkste wordt en niet het overnemen van de taken en rollen. Met name in de persoonlijke contacten (balie en telefonisch) zal dit naar verwachting leiden tot meer contacten over onder meer de tarieven die worden gevraagd voor aanvullende documenten om de aanvraag op orde te krijgen. Bij de flitsvergunning treden meerkosten op als er een eenvoudige afweging nodig is. Het gaat dan om lokale toetsen (groen, parkeren, bestemmingsplan e.d.) waarbij het project “Geen regels, tenzij…” uw gemeenteraad de mogelijkheid biedt om deze noodzakelijke afwegingen af te bouwen. Nieuwe diensten De economische situatie laat meer dan voorheen het effect zien dat tijdens het vergunningproces, in de voorbereiding tot de bouw en tijdens de bouw, bouwplannen worden bijgesteld en dat de bouw pas laat start nadat de vergunning is verleend. Bij de wijzigingen kan het gaan om kleine aanpassingen maar steeds meer zien we dat de wijzigingen zodanig zijn dat dit een uitgebreide toetsing of controle van nieuwe berekeningen vraagt. Tot op heden hebben we deze wijzigingen kosteloos beoordeeld en verwerkt. Maar gezien de groei in aantal en gevraagde capaciteit wordt voorgesteld voor deze diensten leges in rekening te brengen. Zodra een vergunning is verleend moet conform de wet de bouw binnen 26 weken zijn gestart. Om aanvragers tegemoet te komen geven wij jaarlijks de mogelijkheid om de vergunning te “verlengen”. Verlenging van deze periode kan, maar zal voor de aanvrager kosten met zich meebrengen. Digitale aanvragen Om het digitaal indienen van aanvragen te stimuleren wordt een toeslag voorgesteld bij indiening van een papieren aanvraag (met name scannen van tekeningen). Tariefstelling Voor 2014 worden de volgende tarieven voorgesteld (zie ook bijgevoegde bijlage Urenoverzicht)
Bouw <5.000 (Crisis- herstelwet)
Tarief
Voorstel
% toe- /
2013
tarief 2014
afname
€ 301
€ 310
3%
Bouw <5.000 (Crisis- herstelwet, niet in uitvoering gebracht)
€ 291
€ 282
-3%
Bouw 5.000-50.000 (Crisis- herstelwet)
€ 498
€ 513
3%
Bouw 5.000-50.000 (Crisis- herstelwet, niet in uitvoering
€ 456
€ 353
-23%
€ 752
€ 641
-15% -6%
gebracht) Bouw 5.000-50.000 Bouw 5.000-50.000 (niet in uitvoering gebracht) Bouw 5.000-50.000; toeslag extra adviezen Bouw 50.000-100.000 Bouw 100.000-400.000
€ 512
€ 481
nieuw
€ 228
€ 2.552
€ 2.630
3%
€ 7.366
€ 7.588
3%
Bouw 400.000-1.000.000
€ 13.161
€ 13.559
3%
Bouw 1.000.000-2.000.000
€ 20.572
€ 21.193
3%
13
Raadsnummer
Bouw 2.000.000-5.000.0001 1
Bouw >5.000.000
13R5532
Tarief
Voorstel
% toe- /
2013
tarief 2014
afname
€ 52.458
€ 54.039
3%
€ 207.929
€ 201.554
3%
Toeslag inscannen tekeningen
nieuw
€ 65
Toeslag gewijzigd bouwplan bestemmingsplan bouw<50.000
nieuw
€ 326
Toeslag gewijzigd bouwplan bestemmingsplan bouw
nieuw
€ 653
Toeslag gewijzigd bouwplan welstand bouw < 50.000
nieuw
€ 326
Toeslag gewijzigd bouwplan welstand bouw > 50.000
nieuw
€ 653
Toeslag gewijzigd bouwplan na start bouw op bp+welstand
nieuw
€ 131
nieuw
€ 261
Toeslag gewijzigde constructieberekeningen
nieuw
kostprijs
Toeslag aanvullende gegevens onvolledige aanvraag
nieuw
€ 131
nieuw
€ 261
Uitstel start bouw <50.000
nieuw
€ 261
Uitstel start bouw >50.000
nieuw
€ 522
Toeslag aanvullende adviezen wijziging na
nieuw
€ 261
nieuw
€ 522
nieuw
kostprijs
Sloop vergunning
€ 1.327
€ 1.367
Planologisch gebruik reguliere procedure
€ 1.326
€ 1.366
3%
Planologisch gebruik uitgebreide procedure gemeente
€ 5.709
€ 8.897
56%
Planologisch gebruik uitgebreide procedure markt
€ 2.610
>50.000
bouw < 50.000 Toeslag gewijzigd bouwplan na start bouw op bp+welstand bouw > 50.000
bouw <50.000 Toeslag aanvullende gegevens onvolledige aanvraag bouw >50.000
vergunningverlening bouw <50.000 Toeslag aanvullende adviezen wijziging na vergunningverlening bouw >50.000 Toeslag voor serviceverlening
€ 3.875
48%
€ 497
€ 366
-26%
Aanleg
€ 1.991
€ 2.052
3%
Monument < 100.000
€ 1.172
€ 1.207
3%
Monument 100.000 - 1.000-000
€ 4.324
€ 4.457
3%
Monument > 1.000.000
€ 9.910
€ 10.206
3%
€ 101
€ 104
3%
Kap ivm groenbeheer
€ 1.062
€ 1.095
3%
Kap bomen ivm bouw/onderhoudsinitiatieven
€ 2.525
€ 2.601
3%
Uitrit bestaande bouw
€ 1.161
€ 1.196
3%
kostprijs
kostprijs
Toeslag op vrijstelling planologisch gebruik (irt planschade)
Particuliere kap t/m 10 bomen
Aanlegkosten uitrit
1
3%
Hoogte leges wordt bepaald door een percentage van de bouwsom
14
Raadsnummer
13R5532
Tarief
Voorstel
% toe- /
2013
tarief 2014
afname
Leegstandsvergunningen
€ 106
€ 109
3%
Conceptaanvraag
€ 791
€ 815
3%
Vooroverleg
€ 310
€ 319
3%
Informatiegesprek
Producten waar de dienstverlening terug gaat of de kosten dalen kennen een verlaging van het tarief. Om de stijging van tarieven bij de kleine bouwwerken (bouwwerken van € 5.000 tot € 100.000) beperkt te houden wordt bij deze vergunningen het toetsniveau verlaagd. Concreet betekent dit dat de berekeningen inzake constructieve veiligheid minder diepgaand worden gecontroleerd en de inspectiefrequentie tijdens de bouw als volgt wordt verlaagd: b bouwwerken van € 5.000 tot € 50.000 van gemiddeld 2/2,5x naar 1x per vergunning b bouwwerken van € 50.000 tot € 100.000 van gemiddeld 4x naar 3x per vergunning De tarieven voor het planologisch gebruik (wijziging bestemmingsplan) stijgen voor de grote commerciële projecten doordat door voortschrijdend inzicht kosten specifieker kunnen worden toegerekend. Om deze reden daalt de toeslag op vrijstelling planologisch. Titel 3 Net als bij de omgevingsvergunning wordt de aanvrager gestimuleerd om te zorgen dat een juiste aanvraag wordt ingediend. Indien een onvolledige aanvraag wordt ingediend dan wordt de betreffende aanvrager extra leges in rekening gebracht voor het opvragen en beoordelen van aanvullende gegevens. Bij de horecavergunningen kennen we nu een soortgelijke maar omgekeerde stimulans. Daar ontvangt een aanvrager korting bij het indienen van een juiste aanvraag. In de afgelopen 1,5 jaar hebben aanvragers hier sporadisch gebruik van kunnen maken. Voor alle vergunningproducten wordt dezelfde werkwijze gehanteerd zodat deze kortingsregeling wordt afgeschaft. Horecavergunningen In 2012 zijn diverse structurele maatregelen getroffen die in dat jaar hebben bijgedragen aan de tariefsverlagingen van de horecatarieven. Het gaat dan om de volgende maatregelen: - in goed overleg met de Koninklijke Horeca Nederland (KHN) en de Stichting Horeca Eindhoven (SHE) terugbrengen van toezichtstaken - invoering ondernemingsdossier; het ondernemingsdossier is een initiatief van het ministerie van Economische zaken en is van, voor en door de ondernemers. Ondernemers kunnen veel tijdwinst besparen door op een centrale digitale plaats éénmalig de bedrijfsgegevens in te voeren. Overheidsinstanties, zoals de gemeente, kunnen dan deze informatie gebruiken bij gevraagde diensten, in dit geval voor een vergunning - afschaffen terrasvergunning en exploitatievergunning voor de natte horeca - schrappen van bestemmingsplantoets bij horecavergunningen - landelijke wijziging waarbij de vergunningplicht voor de wijziging van een leidinggevende is omgezet naar een meldingsplicht
15
Raadsnummer
13R5532
Zoals eerder aangegeven worden in 2014 ondernemers gestimuleerd om volledige aanvragen in te dienen. Net als bij de meeste andere vergunningen stijgen de horecatarieven met 3%. Standplaatsvergunningen In het afgelopen jaar is geconstateerd dat het tarief voor de ééndaagse activiteiten met een maatschappelijk doel hoog wordt geacht. Vanuit maatschappelijk belang wordt een categorie standplaatsvergunning 1 dag met maatschappelijk doel ingevoerd. Met de aangepaste tariefopbouw is rekening gehouden met maatschappelijke belangen. De vergunninghouders die activiteiten uitvoeren vanuit een commercieel belang betalen meer dan indien de activiteit een maatschappelijk doel betreft. b Standplaatsvergunning commercieel (maximaal 1 dag, € 245) b Standplaatsvergunning met maatschappelijk doel (maximaal 1 dag, € 123) b Standplaatsvergunning commercieel (meerdaagse, € 871) b Standplaatsvergunning met maatschappelijk doel (meerdaagse, € 218) Een voorbeeld: indien een scouting meerdere dagen kerstbomen verkoopt dan gaat het om een activiteit met een maatschappelijk doel. Indien een bewoner in een woonwijk voor eigen belang kerstbomen verkoopt dan gaat het om een commerciële activiteit. Huisvestingsvergunningen Het aantal aanvragen is de laatste jaren fors terug gelopen. De personele omvang is tot een minimale omvang gekrompen, echter een aantal vaste kosten ademt niet mee. Hierdoor stijgen de kosten per product met 53% bij 100% kostendekkendheid. Voorgesteld wordt om de tariefsstijging te beperken tot 15%. Tariefstelling Voor 2014 worden de volgende tarieven voorgesteld (zie ook bijgevoegde bijlage Urenoverzicht) Tarief
Voorstel
% toe- /
2013
tarief 2014
afname
€ 5.190
€ 5.347
Splitsing/samenvoeging
€ 1.221
€ 1.406
15%
Omzetting
€ 3.459
€ 3.984
15%
nieuw
€ 1.250
€ 857
€ 883
Brandveilig gebruik
3%
Huisvestingsvergunningen
Vooroverleg splitsing/samenvoeging/omzetting Horeca Exploitatievergunning horeca
3%
Wijziging leidinggevende (mogelijk landelijk tarief)
€ 482
€ 497
3%
Wijziging inrichtingseisen
€ 696
€ 717
3%
€ 1.125
€ 1.159
3%
Vergunning drank en horeca (art.3 nieuw) Omzet vig. DH-vergunning
nieuwe DH-vergunning
Terrasvergunning Aanwezigheidsvergunning speelautomaten (vast tarief) Exploitatievergunning growshops
nieuw
€ 189
€ 643
€ 662
3%
€ 57
€ 57
0%
€ 4.465
€ 4.599
3%
16
Raadsnummer
13R5532
Tarief
Voorstel
% toe- /
2013
tarief 2014
afname
Exploitatievergunning coffeeshops
€ 4.465
€ 4.599
3%
Incidentele ontheffing sluitingsuur
€ 589
€ 607
3%
Ontheffing art.35 drank en horecawet
€ 134
€ 138
3%
Op verzoek toetsing / inmeten inrichtingseisen
€ 321
€ 331
3%
nieuw
€ 243
Exploitatievergunning sexinrichting (wijziging)
€ 1.090
€ 1.123
3%
Exploitatievergunning sexinrichting (nieuw)
€ 3.051
€ 3.143
3%
Geschiktheidsverklaring sexinrichtingen
€ 1.526
€ 1.572
3%
nieuw
€ 272
Loterijvergunning
€ 127
€ 131
3%
Kienvergunning
€ 127
€ 131
3%
Inzameling oud papier
€ 370
€ 381
3%
Standplaatsvergunning (1 dag)
€ 190
€ 245
29%
Standplaatsvergunning (1 dag, met maatschappelijk doel)
nieuw
€ 123
Standplaatsvergunning (meerdaagse) Standplaatsvergunning (meerdaagse, met maatschappelijk doel)
€ 846
€ 871
3%
€ 212
€ 218
3%
nieuw
€ 120
Informatiegesprek Toeslag aanvullende gegevens door onvolledige aanvraag Prostitutie
Informatiegesprek Toeslag aanvullende gegevens door onvolledige aanvraag APV
Informatiegesprek Toeslag aanvullende gegevens door onvolledige aanvraag
Samenvatting advies over de veranderende rollen Bouwbesluittoetsing en Bouwtoezicht (zie bijlage voor de gehele tekst advies invoering private kwaliteitstoets) Inleiding De gemeente Eindhoven wil vergunningen anders aanpakken. Het voornaamste doel van het gemeentebestuur is het beperken van de sturende rol van de overheid en meer ruimte over laten aan burgers en bedrijven. De bureaucratie vermindert daardoor en er kan efficiënter worden gewerkt. Dit komt overeen met de adviezen van de Commissie Dekker (2008). De centrale vraag die het bestuur van de gemeente Eindhoven daarbij beantwoord wil zien is: Draagt private kwaliteitsborging van de Bouwbesluittoets en het toezicht daarop voldoende bij aan de doelstellingen uit het Raadsprogramma/Collegeakkoord 2010-2014 "werken aan morgen": b Vermindering van de regeldruk en administratieve lasten
17
Raadsnummer
b b b
13R5532
Een efficiënte gemeentelijke organisatie Optimale kostendekkendheid en Verbeterde dienstverlening
Indien deze vraag positief of onder voorwaarden positief beantwoord wordt, is de vervolgvraag daarna: En wat moet er dan nog (landelijk of lokaal) geregeld worden om hiermee te starten? Om inzicht te krijgen op deze onderzoeksvragen zijn in 2012 en 2013 binnen de gemeente proeven uitgevoerd, samen met marktpartijen, met betrekking tot private kwaliteitsborging van de Bouwbesluittoets en het toezicht daarop. Tevens zijn ervaringen meegenomen van projecten die andere gemeenten en instanties (Den Haag, Vereniging BWT Nederland en Bouwend Nederland) in dit kader hebben doorlopen. Op basis van de ervaringen, de huidige en toekomstige wet- en regelgeving en de juridische publieke en private randvoorwaarden zijn door een onafhankelijke adviseur conclusies en aanbevelingen gedaan.
Verdieping van de onderzoeksvragen De in de inleiding genoemde centrale vraag is opgesplitst in de volgende deelvragen: b In hoeverre draagt private kwaliteitsborging van het Bouwbesluit (inclusief het toezicht) bij aan de vermindering van regeldruk en administratieve lasten voor de burger en het bedrijfsleven? b In hoeverre beïnvloedt dit het verbeteren van de efficiëntie van de gemeentelijke organisatie? b Wat is het effect op de kostendekkendheid van het product omgevingsvergunning? b In hoeverre wordt hiermee de dienstverlening verbeterd? Om deze deelvragen adequaat te kunnen beantwoorden, zijn de volgende technische onderzoeksvragen in ogenschouw genomen: b Welke landelijke beoordelingsrichtlijnen zijn er te onderscheiden en hoe verhouden die zich tot elkaar? b Zijn deze richtlijnen in werking getreden, in ontwerp of in procedure en wat is de rechtszekerheid in dat proces? b Hoe is de verantwoordelijkheidsverdeling geregeld bij publieke en bij private kwaliteitsboring van het Bouwbesluit? b Wat zijn de te onderscheiden verschillen en veranderingen tussen publieke en private toetsing van en toezicht op het Bouwbesluit in relatie tot kwaliteit, proces onafhankelijkheid, kosten, verantwoordelijkheden en juridische dekking? b Wat zijn resultaten van en conclusies uit andere pilots zoals private toepassing toezichtprotocol, de pilot in Den Haag etc? b Wat is het (bestuurlijk) risico wanneer nu reeds gewerkt wordt met private kwaliteitsborging? b Wat zijn mogelijkheden om, vooruitlopend op landelijke in werking treden van private kwaliteitsborging, hier reeds op te anticiperen?
Technische uitgangspunten De gemeente Eindhoven omarmt, in lijn met de commissie Dekker, de nieuwe rol van de overheid. Van government naar governance, ofwel van zorgen voor naar zorgen dat. Deze nieuwe rol vraagt een
18
Raadsnummer
13R5532
fundamentele heroriëntatie op de gemeente. De visie van de sector VTH (Vergunning, Toezicht en Handhaving) van Eindhoven is leidend bij die nieuwe rol: ‘De sector VTH levert substantiële bijdragen aan de veiligheid en leefbaarheid. Het werkveld en het toetsingskader zijn gebaseerd op wetgeving en bestuurlijke kaders. Zij weegt de belangen van alle belanghebbenden op een transparante en integrale wijze.’ De private kwaliteitsborging van het Bouwbesluit, inclusief het toezicht, sluit hier naadloos bij aan. De gemeente Eindhoven is landelijk koploper om die private kwaliteitsborging nader vorm en inhoud te geven. In een oefenomgeving (de proeftuin) is die nieuwe rol van de overheid met een private kwaliteitsborging ingevoerd en getest. Uitgangspunten voor deze oefenomgeving van private kwaliteitsborging zijn: 1. Duaal stelsel (privaat of publiek) 2. Indien privaat: Bouwbesluit maakt geen onderdeel uit van de beschikking; 3. Omvat zowel technische toets als het toezicht op de naleving van de voorschriften van Bouwbesluit 4. Inzet van verschillende instrumenten is mogelijk, waarbij de gecertificeerde Bouwbesluittoets één van die instrumenten is 5. Onafhankelijk toezicht op private instellingen 6. Bij een gecertificeerde Bouwbesluittoets toetsen private partijen betrouwbaar een bouwplan aan de voorschriften van het Bouwbesluit 2012 7. Op basis van een BRL of erkenningsregeling, waarin inhoudelijke en procedurele eisen aan een toetser zijn opgenomen, kunnen organisaties zich laten certificeren 8. Eindgebruikers moeten zich door middel van een verzekerde garantie kunnen laten indekken voor afwijkingen van het Bouwbesluit, waarbij de verzekering instaat voor het eindresultaat. Randvoorwaarde is dat de gehele Bouwbesluittoets en het toezicht op de bouw door de gecertificeerde partij wordt uitgevoerd. Hiermee wordt kans op ruis tussen toetser en toezichthouder minder en wordt de verdeling in verantwoordelijkheden scherper. In de eindsituatie toetst de onafhankelijke, gecertificeerde partij het bouwplan aan het Bouwbesluit voordat het naar de gemeente gaat. Het oordeel over het bouwplan wordt vastgelegd in een toetsrapportage. De gemeente voert een (beperkte) toets uit op de lokale eisen, zoals bestemmingsplan en welstand. In de vergunning wordt niet langer beschikt op het Bouwbesluit, dit maakt geen onderdeel meer uit van de publieke vergunning in dat geval.
Financiële uitgangspunten De privatisering mag niet ten koste gaan van de kostendekkendheid van de leges, maar de leges zijn natuurlijk wel een van de incentives die een gemeente kan inzetten om de private kwaliteitsborging aantrekkelijk te maken. Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van de opbouw van de Eindhovense tarieven in 2013. Binnen deze opbouw is een splitsing gemaakt van de bestede uren per activiteit en de daarbij behorende kosten. Dit maakt per vergunningcategorie de kosten inzichtelijk voor de Bouwbesluittoets en het toezicht op de bouwplaats.
19
Raadsnummer
13R5532
Conclusies en aanbevelingen In dit hoofdstuk staan puntsgewijs de conclusies die uit het brede onderzoek kunnen worden getrokken. Onder de conclusies zijn enkele aanbevelingen opgenomen. Deze aanbevelingen geven aan welke aspecten nog moeten worden georganiseerd of welke stappen nog zouden moeten worden gezet voordat de Gemeente Eindhoven kan overgaan tot het mogelijk maken van private toetsing en privaat toezicht op de bouwtechnische voorschriften. Het onderzoek heeft zich, gelet op het tijdstip van opdracht en de daarin beschreven onderzoeksvraag, gericht op de BRL 5019 en de BRL 5006 (in ontwerp). De ontwikkelingen rond dit onderwerp staan echter niet stil. Inmiddels wordt steeds duidelijker wat private partijen moeten organiseren om te voldoen aan de randvoorwaarden en criteria die de rijksoverheid stelt aan een 'acceptabel' privaat instrument. Er zijn momenteel verschillende instrumenten in ontwikkeling, echter zijn deze gelet op de fase waarin ze zich bevinden niet meegenomen in dit onderzoek. Regeldruk en administratieve lasten Het invoeren van de private Bouwbesluittoets en Bouwtoezicht is een goede stap ter vermindering van regeldruk en administratieve lasten, vooral als daarnaast ook andere maatregelen worden genomen. De kosten en de tijd die verloren gaan bij het volledig uitwerken van bouwplannen zonder dat al duidelijk is of (om politieke, ruimtelijke of financieel-economische redenen) het bouwplan uiteindelijk kan worden gerealiseerd zijn daarbij een belangrijk aspect. Door de mogelijkheid te bieden om de technische uitwerking van het bouwplan te laten plaatsvinden op een voor de aanvrager passend moment (als duidelijk is dat het gerealiseerd mag en kan worden) biedt dat de initiatiefnemer meer regie, lagere ontwerpkosten en flexibiliteit. Uit diverse onderzoeken blijkt echter dat niet de bouwtechnische maar vooral de planologische en in iets mindere mate de esthetische aspecten bepalend zijn voor de doorlooptijd. Het vereenvoudigen, transparant en uniform maken van de planologische kaders zijn dan ook mede van belang om de regeldruk en administratieve lasten te verminderen. Aanbeveling 1: Kom met een plan van aanpak mbt aanpak planologische en esthetische toetsing om de regeldruk en administratieve lasten verder te verlagen. Aanbeveling 2: Bij de keuze voor private toetsing en toezicht is proportionaliteit erg belangrijk. Een klein en eenvoudig plan vraagt een andere behandeling dan een groot complex plan. De instrumenten BRL5019 en BRL5006 zijn dan ook niet geschikt voor kleine plannen. Aanbevolen wordt dan ook om het mogelijk maken van het aanvragen van kleine plannen via het private spoor pas te stimuleren als hiervoor passende instrumenten zijn ontwikkeld en geformaliseerd. Aanbeveling 3: Adviseer aanvragers bij aanvragen met een hoger risico op brandveiligheid een vooroverleg met de brandweer. Tijdens dit vooroverleg wordt dan het plan besproken vanuit een risicobenadering. Hierdoor krijgt de aanvrager/ontwerper op basis van het risicoprofiel van het plan kaders mee waarmee hij rekening kan houden bij de verdere uitwerking van het plan en de door hem te kiezen maatregelen. Bij de technische
20
Raadsnummer
13R5532
beoordeling (privaat of publiek) hoeft dan uitsluitend getoetst te worden aan de limitatieve brandveiligheidseisen zoals deze zijn opgenomen in het Bouwbesluit. Verandering in dienstverlening De gemeente Eindhoven streeft een hoge kwaliteit van dienstverlening na, maar bij een kleinere overheid en het verleggen van de verantwoordelijkheid naar de aanvrager is dit wel een aspect waar naar moet worden gekeken. Als de verantwoordelijkheid duidelijker komt te liggen bij de aanvrager betekent dit ook dat van de aanvrager (die ook opdrachtgever is) mag worden verwacht dat deze zich meer bewust is van de eigen verantwoordelijkheid. De particuliere aanvrager wordt nu uitgebreid geholpen, geadviseerd en begeleid in het proces. Als in de toekomst voor de grote plannen wordt gekozen voor de private weg, en de kleine plannen door de dienstverlenende houding van de gemeente ook niet worden geprikkeld bewust te kiezen tussen het private of publieke spoor, omdat zij bij het publieke spoor 'goedkoop' worden geholpen dan zet dit de kwaliteit en de betaalbaarheid (kostendekkend) van de dienstverlening van het totale product enorm onder druk. Hoe groot het percentage is dat kiest voor het private en welk percentage voor het publieke spoor is het op de korte termijn niet in te schatten. Dit vraagt veel van de organisatie. Verschuiving naar het private spoor heeft grote invloed op de benodigde capaciteit. Maar omdat de aanvrager ook eerst zal moeten ondervinden of hij beter en sneller af is bij een keuze voor het private spoor, is het ook mogelijk dat hij bij een volgende aanvraag toch weer kiest voor het publieke spoor. Aanbeveling 4: Communiceer duidelijk dat kiezen voor het private spoor niet alleen minder overheidsbemoeienis betekent, en meer invloed op het proces, maar dat de aanvrager dan ook voor een goede planvoorbereiding zich op de marktpartijen moet richten. Met als resultaat dat de gemeente dan de adviesrol los laat en zich beperkt tot voorlichting en het ontsluiten van benodigde informatie. Kostendekkendheid leges Wanneer gekozen zou worden voor een legeskorting van bijvoorbeeld 50% zou dat betekenen, dat voor een groot deel van de aanvragen de kostendekkendheid op zich (dus niet als totaal) omlaag zou gaan. Dat betekent, dat voor deze plannen de leges eerst verhoogd moeten worden, dus dat de kosten meer evenredig over de producten moeten worden verdeeld. Dit laatste is echter een ongewenste ontwikkeling omdat hierdoor de kosten van een aanvraag in het lage segment 2 tot 5 keer zo hoog worden. Het kostendekkend maken van het deelproduct is een kwestie van het draaien aan knoppen in de legesverordening. Wel is het mogelijk doelstellingen te formuleren met betrekking tot het private spoor en ook een significante reductie in behandeltijd van de kleine plannen. Aanbeveling 5: Stel een legestabel op met een zo evenwichtig mogelijke kostendekkendheid waarbij wordt uitgegaan van verschillende geschatte percentages met een keuze voor het private en het publieke spoor. Aanbeveling 6:
21
Raadsnummer
13R5532
Onderken de risico's van onderdekking en overdekking, doordat nu nog niet in te schatten is welk percentage aanvragers kiest voor het private spoor. Maatlat en ijking gecertificeerde bedrijven Vertrouwen en verantwoordelijkheid waren de kernwoorden van de Commissie Dekker. De verantwoordelijkheid ligt dan ook bij de marktpartijen en niet bij de gemeente. De overheid stelt de kaders met als belangrijkste doel dat het eindresultaat moet voldoen aan het Bouwbesluit. Daarnaast moet de eindverantwoordelijke duidelijk zijn en moet de aansprakelijke duidelijk zijn als niet wordt voldaan aan het Bouwbesluit. Los van welk instrument wordt ingezet zal er altijd een discussie blijven over de mate van onafhankelijkheid van de private toetsende of toezichthoudende partij. Daarin is het de verantwoordelijkheid van de opdrachtgever zelf om het juiste instrument en de juiste partij in te schakelen. Dit onderwerp wordt op dit moment op een aantal fronten nader uitgewerkt. De Vereniging Bouw- en Woningtoezicht Nederland is bezig met het opstellen van een visiedocument voor kwaliteitsborging. Daarnaast is ook de markt zelf, in de vorm van het Actieteam Bouw (actieteam private kwaliteitsborging) een document aan het opstellen waarin de randvoorwaarden en criteria voor private kwaliteitsborging worden opgenomen. Deze twee documenten vormen naast de al in dit onderzoek gebruikte rapporten belangrijke ingrediënten voor de Rijksoverheid voor het wettelijk borgen van de criteria voor private kwaliteitsborging. Aanbeveling 7: Sluit bij invoeren van het duale stelsel binnen de gemeente Eindhoven aan bij zowel de randvoorwaarden uit het document van het Actieteam Bouw en de Vereniging BWT Nederland. Aanbeveling 8: Organiseer bij de invoering van het duale stelsel vanuit de gemeente een vorm van inspectie die steekproefsgewijs controleert of de private partij zijn werk uitvoert conform het gekozen instrument. Zorg daarbij ook voor voldoende sanctiemogelijkheden. Verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid Het belangrijkste verschil is, zoals uit de verschillende onderzoeken blijkt, dat met de onafhankelijke private Bouwbesluittoets en Bouwtoezicht het ontegenzeggelijk duidelijk wordt wie juridisch verantwoordelijk is voor het uiteindelijke eindresultaat van het project. Daardoor wordt de schijn weggenomen dat de overheid (deels) verantwoordelijk is voor het bouwen conform de voorschriften uit het Bouwbesluit. Het niet naleven van de bouwvoorschriften kan maatschappelijke gevolgen voor de omgeving hebben. De gemeente heeft de verantwoordelijkheid om de maatschappelijke belangen te beschermen. In het huidige stelsel zijn aantoonbare nalatigheid, en bij de gemeente bekende aanwijzingen die tot schade kunnen leiden elementen waarop de gemeente aansprakelijk kan worden gesteld. Bij het nu al mogelijk maken van het private spoor (dus voordat dit wettelijk is geborgd) loopt de gemeente Eindhoven een risico. Dit risico is te ondervangen door het schriftelijk vastleggen dat de aanvrager bij keuze voor het private spoor de gemeente geen nalatigheid zal verwijten. Aanbeveling 9: Zorg bij keuze voor het private spoor, voordat dit wettelijk is geborgd, dat schriftelijk wordt vastgelegd dat de aanvrager de gemeente geen nalatigheid kan verwijten. Stel met de marktpartijen een convenant op waar
22
Raadsnummer
13R5532
rolverdeling, werkafspraken en verantwoordelijkheden duidelijk zijn vastgelegd. Daarnaast dienen daarin ook sanctiemiddelen in opgenomen worden, om in te kunnen grijpen als daar aanleiding toe is. Aanbeveling 10: Beschrijf de wijze waarop de gemeente het gebouw vrij geeft voor gebruik. De private toezichthouder dient voor of bij oplevering aan te kunnen tonen dat het gebouw is gebouwd volgens het Bouwbesluit. Dit kan door het overleggen van het inspectiedossier. Aanbeveling 11: De gemeente dient bij oplevering een bouwdossier te ontvangen met daarin de tekeningen en berekeningen. Deze worden gebruikt voor de BAG en worden opgenomen in het gemeentelijk bouwarchief. De gemeente blijft namelijk verantwoordelijk voor de kwaliteit van de bestaande voorraad. Geraadpleegde bronnen BRL’s 1. BRL 5006, KOMO procescertificaat voor Toezicht op de Bouw, d.d. 1 maart 2004 2. BRL 5006, KOMO Managementcertificaat voor Toezicht op de Bouw, d.d. 6 september 2012, (Kritiekversie) 3. BRL 5019 KOM Managementsysteemcertificaat Bouwplantoetsing op het Bouwbesluit, d.d. 7 januari 2011 (Kritiekversie) 4. Brief Gezamenlijk College van Deskundigen BRL 5019 (incl. voorstel wijzigingen), d.d. juni 2012 5. Reactie VBWTN op BRL 5019 6. BRL K12003, KIWA procescertificaat voor Bouwplanbeoordeling en Toezicht, d.d. 25 juni 2012 (Conceptontwerp) 7. Verslag Werkgroep Systeem BRL 5006, 3e verslag, d.d. 14 juni 2012-06 Rapporten en presentaties 1. Rapport Commissie (Dekker) Fundamentele Verkenning Bouw: “Privaat wat kan, Publiek wat moet”, d.d. 8 mei 2008 2. Ministerie BZK, Crisislab, Rapportage Onderzoek : Risicoaansprakelijkheid als vervanging van overheidstoezicht in de bouw?, d.d. 21 juni 2012 3. Ministerie BZK, Stichting Bouwkwaliteit (SBK), Rapportage Onderzoek “Markt als toezichthouder, Private kwaliteitsborging in de bouw”, d.d. juli 2012 4. Ministerie BZK, Memo opzet adviescommissie bouwregelgeving, d.d. 1 augustus 2012 5. Ministerie BZK, Spekkink C&R, Rapportage Onderzoek “Motieven marktpartijen voor de toepassing van een privaat stelsel in het bouwtoezicht, d.d. 8 augustus 2012 6. Ministerie BZK, Agenda Overleg bevoegd gezag ( VBWTN, VNG, NVBR) over uitvoering Dekker, d.d. 10 augustus 2012 7. Dr. ir. J. Van der Heijden (TU Delft), "Gedelegeerd toezicht: bestuurskundige en juridische beschouwingen" 8. Dr. ir. J van der Heijden De voor- en nadelen van privatisering van het bouwtoezicht. 9. Servicepunt Handhaving (Noord-Brabant), Rapportage Onderzoek “Privatisering van Plantoetsing en Bouwtoezicht”, Regio Brabant, d.d. 12 mei 2012
23
Raadsnummer
13R5532
10. Tjitkse de Haas, (i.o.v. min. BZK), Presentatie “Uitvoering Adviezen Commissie Dekker”, d.d. 6 september 2012 11. VROM-Inspectie, Rapportage Onderzoek “Private Kwaliteitsborging in de bouwregelgeving, Toezicht op het certificatiestelsel (en CE-markering) d.d. 14 januari 2011 12. Brandweer RRC, Brief “Position statement Private kwaliteitsborging in de bouw”, d.d. 21 september 2012 13. Deloitte, Onderzoek naar de mate van uniformiteit tussen gemeenten en de mate van transparantie in de opbouw van de leges omgevingsvergunning: 14. Arcadis/VBWTN, Eindevaluatie praktijkproef private toepassing Toezichtprotocol 15. Evaluatie gedelegeerd toezicht gemeente Den Haag: Gemeente Den Haag 16. VNG/VBWTN, Leidraad transparante leges 17. Xaro Consult Onderzoek rol gemeente bij instorting tribunedak Grolsch Veste. 18. Diverse presentaties, mails en overige documenten Gemeente Eindhoven 1. Gemeente Eindhoven, Vervolg Projectplan Veranderende rollen bouwbesluittoetsing en bouwtoezicht (Concept versie 201201) 2. Gemeente Eindhoven, Werkdocument Legestabel en begroting 2013 3. Gemeente Eindhoven, Afdelingen Vergunningen, Toezicht & Handhaving 4. Gemeente Eindhoven, Bezetting Sector VTH 5. Uitgangspuntennotitie lokaal ruimtelijk beleid --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
1.7 Markten De tarieven voor de markten zijn de afgelopen jaren bewust ontzien. Om de tarieven kostendekkend te maken is een tariefstijging nodig van 8%. In vergelijking met vergelijkbare gemeenten in het land zijn de voorgestelde tarieven niet hoog. Binnen de structurele afstemming met de marktadviescommissie (vertegenwoordigers van de marktkooplieden) wordt de dialoog gestart of kosten kunnen worden bespaard indien de marktkooplieden meer eigen verantwoordelijkheid nemen. Bij kostenverlaging kan de tariefstijging beperkt blijven.
1.8 Precariobelasting Om geen onduidelijkheid te laten bestaan is in hoofdstuk 5 van de tarieventabel bij luifels, overkappingen, zonneschermen en dergelijke de toevoeging gedaan dat alleen precariobelasting wordt geheven indien het voorwerp onderdeel is van een pand dat niet uitsluitend als woning in gebruik is. De rechtvaardiging voor dit onderscheid ligt in het verschil in profijt. Naast het eigenlijke gebruiksnut van de onroerende zaak, wordt bij bedrijfspanden ook commercieel profijt getrokken door de gebruiker van het pand met voorwerp boven gemeentegrond. Bovendien gelden doelmatigheidsredenen om bij woningen geen aanslag op te leggen.
1.9
Begraafplaatsrechten.
24
Raadsnummer
13R5532
Om de tarieven kostendekkend te maken is een tariefstijging nodig van ongeveer 3%, hetgeen dus iets meer is dan de reguliere verhoging van 2%. Daarnaast wordt voorgesteld om voor het reserveren van een graf geen kwijtschelding meer te verlenen. Het reserveren wordt als een luxe beschouwd, waarvoor kwijtschelding niet bedoeld is. Dit kan bovendien een looptijd hebben van tientallen jaren. Zie ook Verordening kwijtschelding.
1.10 Hondenbelasting Voorgesteld wordt om de mogelijkheid voor kwijtschelding van hondenbelasting te beperken tot de eerste hond. Uit sociaal-maatschappelijk oogpunt vinden we dat het ook voor mensen met een inkomen op of rond bijstandsniveau mogelijk moet zijn om een hond te kunnen houden. Wij vinden het echter niet nodig om huishoudens die meer honden hebben volledig kwijtschelding te verlenen. Zij gaan daarom vanaf 2014 hondenbelasting betalen, waarbij dus nog slechts het tarief voor de eerste hond kan worden kwijtgescholden. Over deze wijziging zal nadrukkelijk worden gecommuniceerd op onze website. Zie ook Verordening kwijtschelding. In januari 2013 heeft Gerechtshof ’s-Hertogenbosch uitspraak gedaan waarbij geconcludeerd is dat hondenbelasting een bestemmingsheffing is. Dat wil zeggen dat de opbrengst besteed zou moeten worden aan kosten die verband houden met het houden van honden, in plaats van dat deze naar eigen inzicht besteedbaar zijn. Dit zou voor gemeente Eindhoven een risico meebrengen van zo’n 5 à €600.000,-. Een forse tariefsverlaging is dan nodig. Echter, gemeente Sittard-Geleen heeft cassatie bij de Hoge Raad ingesteld, waarbij de Advocaat-Generaal op 18 juli 2013 heeft geconcludeerd dat de uitspraak teruggedraaid zou moeten worden. Zijn conclusie wordt meestal gevolgd. Er is daarmee nog maar een kleine kans dat de begrootte opbrengst 2014 niet wordt gehaald. Mocht de Hoge Raad toch anders beslissen, dan zullen wij u hier uiteraard over informeren.
1.11 Parkeerbelastingen Tarieven Automaten De tarieven voor betaald parkeren bij parkeerapparatuur worden niet geïndexeerd. Vanwege de muntinworp die bij een aantal automaten nog nodig is, moeten de tarieven afgerond worden. Om meer eenduidigheid in de tarieven te krijgen is de tarieventabel vereenvoudigd. In het centrum was op diverse locaties een parkeerduur beperking van 60 en 120 minuten, dit wordt opgeheven omdat de tarieven op die plekken al vrij hoog zijn, waardoor langparkeerders geen gebruik zullen maken van deze plekken. Voor de inwerkingtreding van deze verordening passen wij het aanwijzingsbesluit aan, zodat er geen misverstand kan bestaan over welke tarieven waar en wanneer van toepassing zijn. Voorstellen omtrent betaaltijden worden in een separaat dossier voorgelegd. Parkeervergunningen op parkeerterreinen
25
Raadsnummer
13R5532
Een aantal parkeerterreinen (Tramstraat, Rungraaf, Deken van Somerenstraat, ’t Eindje) in de binnenstad worden grotendeels in gebruik genomen door bewoners die een bewonersvergunning hebben van € 3,65 per maand, terwijl het dagtarief op deze terreinen € 6,70 bedraagt. Het gaat om ongeveer 100 vergunningen. Voorgesteld wordt om deze vergunningen te verhogen naar € 21,- per maand. Het doel van deze verhoging is het creëren van ruimte voor bezoekers van de binnenstad. Bewoners die een vergunning hebben op deze terreinen en niet bereid zijn € 21,- per maand te betalen, krijgen de mogelijkheid om een vergunning aan te vragen op een ander terrein voor € 3,65 per maand, namelijk terrein Vonderweg, Vogelzang, Bomansplaats en Prof. Dr. Dorgelolaan. Vergunningen met plaatsgarantie Vergunningen met plaatsgarantie kosten momenteel € 21,- per maand. Voorgesteld wordt het maandtarief te verhogen van € 21,- naar € 25,- per maand voor de eerste vergunning en van €42,- naar € 50,- per maand voor de tweede vergunning. Bedrijfsvergunningen Bedrijfsvergunningen worden nu verstrekt op basis van 1 vergunning op 20 werknemers (FTE). Dit wordt verlaagd naar 1 vergunning op 10 werknemers (FTE), hetgeen in het uitwerkingsbesluit wordt opgenomen. Bedrijven kunnen op deze manier meerdere vergunningen aanvragen. Voorgesteld wordt het tarief te verhogen van € 16,75 naar € 25,- per maand. E9 vergunninghoudersgebieden De parkeerdruk in de vergunninggebieden is erg hoog. We stellen daarom voor om het tarief van de bezoekerspas te verhogen van € 5,50 naar € 7,50. Afschaffen tijdelijke vergunningen Aangezien in de schilwijken dagtarieven worden ingevoerd en omdat belparkeren en stadspasparkeren steeds meer gestimuleerd wordt, zijn tijdelijke vergunningen niet meer nodig. Naheffingsaanslag Voor wat betreft de naheffingsaanslagen parkeerbelasting wordt zoals gebruikelijk voorgesteld het landelijk vastgestelde maximale tarief (€58,-) voor 2014 te hanteren.
1.12 Verordening kwijtschelding gemeentelijke belastingen Per 1-1-2013 is de mogelijkheid om kwijtschelding van gemeentelijke belastingen te krijgen uitgebreid van particulieren naar ondernemers die toegelaten zijn tot de zogenaamde Bbz-regeling (Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004). Indien voor een belastingsoort geen of beperkt kwijtschelding mogelijk is, is dit in betreffende verordening vastgelegd. Voor kwijtschelding van gemeentelijke belastingen is zowel landelijk als in onze stad steeds meer aandacht, met name vanwege de mogelijkheid van kwijtschelding (van privébelastingen) voor ondernemers. Aangezien uw raad bepaalt of en waarvoor kwijtschelding kan worden verleend, stellen wij voor om een verordening kwijtschelding gemeentelijke belastingen vast te stellen. Dit komt ook de duidelijkheid ten goede. Aanpassing van uitvoeringsregels met betrekking tot invordering van gemeentelijke belastingen, zoals die omtrent kwijtschelding, vindt plaats via
26
Raadsnummer
13R5532
de Leidraad invordering gemeentelijke belastingen Eindhoven. Deze wordt met name ten aanzien van landelijke wijzigingen actueel gehouden. Zie tenslotte de opmerkingen over kwijtschelding onder de kopjes begraafplaatsrechten en hondenbelasting.
1.13 Geen privaatrechtelijke tarieven De gemeente kan naast een publiekrechtelijke vergoeding ook een privaatrechtelijke vergoeding vragen indien daar een tegenprestatie tegenover staat. Dit dossier behandelt alleen fiscale tarieven, zoals hiervoor opgesomd. Privaatrechtelijke tarieven, zoals bijvoorbeeld voor sport, maken hier dus geen onderdeel van uit.
Kosten Met dit voorstel wordt invulling gegeven aan de Programmabegroting 2014. Hierin wordt een totale opbrengst geraamd van €113,2 miljoen. Communicatie De verordeningen worden middels gemeentebladen bekendgemaakt. Deze zijn digitaal te raadplegen. Planning en uitvoering Op basis van de verordeningen legt het hoofd van de sector Publiekscontacten de aanslagen en/of kennisgevingen gemeentelijke belastingen en rechten voor belastingjaar 2014 op. Evaluatie Middels de tussentijdse rapportage en de jaarrekening wordt uw raad geïnformeerd over de stand van zaken van de realisatie van de begrote opbrengsten gemeentelijke belastingen en rechten.
27
Raadsnummer
13R5532
Bijlagen Als bijlagen bij dit voorstel behoren: Bijlage 1 Berekening tarieven onroerende-zaakbelastingen 2014; Bijlage 2 Berekenings- en afrondingsmethodiek tarieven gemeentelijke belastingen en rechten 2014; Bijlage 3 Bijlage bij legesverordening: 1. kosten horeca- en APV-vergunningen, 2. kosten omgevingsvergunningen, 3. urenoverzicht diensten 4. advies veranderende rollen bouwbesluit Bijlage 4 Overzicht tarieven gemeentelijke belastingen en rechten 2013 / 2014. De bijlagen worden meegestuurd Ontwerp-raadsbesluiten bieden wij u hierbij ter vaststelling aan. Burgemeester en wethouders van Eindhoven,
Secretaris
28
Raadsnummer
13R5532
Raadsbesluit De raad van de gemeente Eindhoven; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 september 2013 mede gelet op de artikelen 220 t/m 220h van de Gemeentewet; besluit: vast te stellen de
Verordening op de heffing en de invordering van de onroerende zaakbelastingen 2014.
Artikel 1. Belastingplicht. 1. Onder de naam "onroerende zaakbelastingen" worden terzake van binnen de gemeente gelegen onroerende zaken twee directe belastingen geheven: a. een gebruikersbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, verder te noemen: gebruikersbelasting; b. een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van een onroerende zaak het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, verder te noemen: eigenarenbelasting. 2. Bij de gebruikersbelasting wordt: a. gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; diegene die het deel in gebruik heeft gegeven is bevoegd de belastingen als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven; b. het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld. 3. Met betrekking tot de eigenarenbelasting wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is. Artikel 2. Belastingobject. 1. Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofd stuk III van de Wet waardering onroerende zaken. 2. Een onroerende zaak dient in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak in hoofdzaak kan worden
29
Raadsnummer
13R5532
toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Artikel 3. Maatstaf van heffing. 1. De heffingsmaatstaf is de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het tijdvak waarbinnen het in artikel 1 bedoelde kalenderjaar valt. 2. Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18, 19, eerste en tweede lid, onderdelen b en c, 20, tweede lid, en 22, derde lid van de Wet waardering onroerende zaken. Artikel 4. Vrijstellingen. 1. In afwijking, in zoverre van artikel 3, wordt bij het bepalen van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van: a. ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken; b. glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a bedoelde grond; c. onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning; d. één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de in artikel 1, derde lid, onderdeel b, van die wet bedoelde voorwaarden met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen; e. natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden; f. openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken; g. waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning; h. werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning; i. werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken;
30
Raadsnummer
13R5532
j.
onroerende zaken voor zover die bestemd zijn te worden gebruikt voor de publieke dienst van de gemeente, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die bestemd zijn te worden gebruikt voor het geven van onderwijs; k. straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen; l. plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning; m. begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning. 2. De vrijstelling met betrekking tot de in onderdeel j van het eerste lid bedoelde onroerende zaken voor de eigenarenbelasting geldt niet voor zover de gemeente van die zaken niet het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht. 3. In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de gebruikersbelasting buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Artikel 5. Belastingtarieven. Het tarief van de belasting bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf. Het percentage bedraagt voor: A. de gebruikersbelasting: 0,15936%, B. de eigenarenbelasting: 1. voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen 0,09147% 2. voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen 0,19992% Artikel 6. Wijze van heffing. De belastingen worden geheven bij wege van aanslag. Artikel 7. Aanslaggrens. 1. Voor belastingbedragen tot € 10,-- vindt geen invordering plaats. 2. Voor de toepassing van het bepaalde in het eerste lid wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen onroerende zaakbelastingen of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag. Artikel 8. Termijnen van betaling. 1 In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in één termijn, die vervalt op de laatste dag van de maand volgend op die, welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld. 2 In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan meer is dan €78,-, doch minder is dan € 9.000,-- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in elf
31
Raadsnummer
13R5532
termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. 3 Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voor zover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag. 4 De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen. Artikel 9. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders. Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de onroerende zaakbelastingen. Artikel 10.
Inwerkingtreding en citeertitel.
1. De Verordening tot wijziging van de verordening onroerende-zaakbelastingen 2013 (eerste wijziging) vastgesteld bij raadsbesluit van 18 december 2012, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014. 4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening onroerende zaakbelastingen 2014". Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 5 november 2013
R. van Gijzel, voorzitter.
J. Verheugt, griffier.
32
Raadsnummer
13R5532
Raadsbesluit De raad van de gemeente Eindhoven; gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17 september 2013 gelet op artikel 228a van de Gemeentewet; besluit vast te stellen de
Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2014
Artikel 1 Begripsomschrijvingen Deze verordening verstaat onder: a. perceel: een roerende of onroerende zaak; gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente, b. verbruiksperiode: de periode van 12 maanden waarop de afrekening van de N.V. Waterleidingsmaatschappij Oost- Brabant/Brabant Water N.V. betrekking heeft; c. water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater. Artikel 2 Aard en voorwerp van de belasting 1. Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan: de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht De belasting wordt geheven: van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, verder te noemen: eigenarendeel en; van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel. Met betrekking tot het eigenarendeel wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als
33
Raadsnummer
13R5532
zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is. Met betrekking tot het gebruikersdeel, word als gebruiker aangemerkt: degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt; ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan. Artikel 4 Zelfstandige gedeelten Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt. Artikel 5 Maatstaf van heffing Het eigenarendeel wordt geheven per perceel; Het gebruikersdeel wordt geheven naar het aantal kubieke meters afvalwater dat vanaf of vanuit het perceel wordt afgevoerd. Het aantal kubieke meters afvalwater wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater en grondwater, dat in het aan het belastingjaar voorafgaande kalenderjaar naar het perceel is toegevoerd of opgepompt. Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een: watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen. De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling. De op de voet van het derde lid berende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet is afgevoerd. Artikel 6 Belastingtarieven Het eigenarendeel bedraagt €148,00 Het gebruikersdeel bedraagt voor elke volle eenheid van 500 kubieke meters water €205,00 Artikel 7 Belastingjaar Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar. Artikel 8 Wijze van heffing De belasting wordt bij wege van aanslag geheven. Artikel 9 Vrijstelling Van het eigenarendeel van de rioolheffing zijn vrijgesteld de percelen welke in hoofdzaak worden gebruikt voor de openbare eredienst of voor openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard.
34
Raadsnummer
13R5532
Artikel 10 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of voor het gebruikersdeel, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht. 2. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. 3. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 17,50 Belastingbedragen van minder dan € 10,- worden niet geheven. Artikel 11 Termijnen van betaling 1 In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in één termijn, die vervalt op de laatste dag van de maand volgend op die, welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld. 2 In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan meer is dan €78,-, doch minder is dan € 9.000,-- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in elf termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. 3 Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voor zover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag. 4 De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
Artikel 12 Kwijtschelding Van de heffing van het gebruikersdeel, zoals bedoeld in artikel 3, wordt geen kwijtschelding verleend. Artikel 13 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing. Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel 1 De 'Verordening tot wijziging van de verordening rioolheffing 2013 (eerste wijziging), vastgesteld bij raadsbesluit van 18 december 2012, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
35
Raadsnummer
13R5532
2 Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking. 3 De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014 4 Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening rioolheffing 2014'. Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 5 november 2013.
R. van Gijzel, voorzitter,
J. Verheugt, griffier.
36
Raadsnummer
13R5532
Raadsbesluit De raad van de gemeente Eindhoven; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 september 2013 mede gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer; besluit: vast te stellen de
Verordening op de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2014.
Hoofdstuk I Algemene bepalingen. Artikel 1. Inleidende bepaling. Krachtens deze verordening worden geheven: a. een afvalstoffenheffing; b. reinigingsrechten. Artikel 2. Begripsomschrijvingen. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: 1. bedrijfspand: een eigendom - of een zelfstandig gebruikt gedeelte ervan - geen perceel zijnde in de zin van de Wet milieubeheer; 2. grof bedrijfsafval: afvalstoffen, met uitzondering van autowrakken, afkomstig van bedrijven en instellingen, welke door aard, omvang of hoeveelheid niet in aanmerking komen voor het periodiek inzamelen als bedoeld in artikel 11, tweede lid, onder a; 3. een collo: elk exemplaar stukgoed, ongeacht de verpakking, dat door één man te dragen is.
Hoofdstuk II Afvalstoffenheffing. Artikel 3. Aard van de heffing/belastbaar feit. Onder de naam "afvalstoffenheffing" wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer (Stb. 1994, 80). Artikel 4.
Belastbaar feit en belastingplicht.
37
Raadsnummer
13R5532
1. De belasting wordt geheven van degene die gebruik maakt van een perceel in de gemeente ten aanzien waarvan, ingevolge artikel 10.21, 10.22 van de Wet milieubeheer, een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt. 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt: a. degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht van het perceel gebruikmaakt; b. ingeval een perceel door de leden van één huishouden wordt gebruikt: degene die door de in artikel 231 lid 2 onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen lid van dat huishouden. c. ingeval een gedeelte van een perceel ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte ten gebruike heeft afgestaan. Artikel 5. Maatstaf van heffing en tarief. De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel. Artikel 6. Belastingjaar. Met betrekking tot de belasting die per jaar wordt geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar. Artikel 7. Wijze van heffing. 1. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel wordt geheven bij wege van aanslag. 2. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.2 van de tarieventabel wordt geheven door middel van een gedagtekende kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Artikel 8. Aanslaggrens. 1. Voor belastingbedragen van minder dan € 10,-- vindt geen invordering plaats. 2. Voor de toepassing van het bepaalde in het eerste lid wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen afvalstoffenheffing of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag. Artikel 9. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang. 1. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dat later is, bij de aanvang van de belastingplicht. 2. Indien de belastingplicht aanvangt in de loop van het belastingjaar, is de belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar bij de aanvang van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven. 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt bestaat aanspraak op ontheffing van de belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel, voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar na het einde van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven 4 Het tweede en derde lid is niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt. 5. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.2 van de tarieventabel is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de gemeentebezittingen, werken of inrichtingen.
38
Raadsnummer
13R5532
Artikel 10 Termijnen van betaling 1 In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in één termijn, die vervalt op de laatste dag van de maand volgend op die, welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld. 2 In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan meer is dan €78,-, doch minder is dan € 9.000,-- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in elf termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. 3 Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voor zover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag. 4 De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
Hoofdstuk III Reinigingsrechten. Artikel 11. Aard van de heffing/belastbaar feit. 1. Onder de naam "reinigingsrechten" worden rechten geheven voor zowel het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen of van voor de openbare dienst bestemde werken of inrichtingen, die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn. 2. Het in het eerste lid bedoelde genot van diensten en het gebruik van bezittingen, werken en inrichtingen bestaat uit: a. het periodiek verwijderen van bedrijfsafval van beperkte omvang of hoeveelheid; b. het op aanvraag incidenteel verwijderen van colli; c. het achterlaten van met huishoudelijk afval gelijk te stellen bedrijfsafval van beperkte omvang en hoeveelheid (uitsluitend kantoor-, winkel- en dienstenafval) op een daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats. Artikel 12. Belastingplicht. De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen, bedoeld in artikel 11, gebruik maakt. Artikel 13. Maatstaven van heffing en tarieven. De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in hoofdstuk 2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel. Artikel 14.
Belastingjaar.
39
Raadsnummer
13R5532
1. Het recht genoemd in artikel 11, tweede lid, onderdeel a, wordt geheven over een belastingjaar. 2. Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar. Artikel 15. Wijze van heffing. 1. Het recht genoemd in artikel 11, tweede lid, onderdeel a, wordt geheven bij wege van aanslag. 2. De overige rechten genoemd in artikel 11, tweede lid, worden geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waarop het verschuldigde bedrag is vermeld. Artikel 16. Aanslaggrens. 1. Voor belastingbedragen tot € 10,-- vindt geen invordering plaats. 2. Voor de toepassing van het bepaalde in het eerste lid wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen periodiek reinigingsrecht of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag. Artikel 17. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang. 1. Het recht genoemd in artikel 11, tweede lid, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar of, zo dat later is, bij de aanvang van de belastingplicht. 2. De overige rechten genoemd in artikel 11, tweede lid, worden verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de gemeentebezittingen, werken of inrichtingen. 3. Indien met betrekking tot het recht genoemd in artikel 11, tweede lid, onderdeel a, de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is het recht verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar na de aanvang van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven. 4. Indien met betrekking tot het recht genoemd in artikel 11, tweede lid, onderdeel a, de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar na het einde van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven. Artikel 18 Termijnen van betaling 1 In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in één termijn, die vervalt op de laatste dag van de maand volgend op die, welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld. 2 In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan meer is dan €78,-, doch minder is dan € 9.000,-- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in elf termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. 3 Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voor zover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag. 4 De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden
40
Raadsnummer
13R5532
Artikel 19 Kwijtschelding Bij de invordering van de rechten als bedoeld in artikel 11 lid 1 wordt geen kwijtschelding verleend.
Hoofdstuk IV Aanvullende bepalingen. Artikel 20. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders. Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing en de reinigingsrechten. Artikel 21. Inwerkingtreding en citeertitel. 1. De Verordening tot wijziging van de verordening op de heffing en invordering van de afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2013 (eerste wijziging), vastgesteld bij raadsbesluit van 18 december 2012 , wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014. 4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening reinigingsheffingen 2014". Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 5 november 2013. R. van Gijzel, voorzitter.
J. Verheugt, griffier.
41
13R5532
Raadsnummer
Tarieventabel behorende bij de Verordening reinigingsheffingen 2014. Hoofdstuk 1
Maatstaven en tarieven afvalstoffenheffing.
Hoofdstuk 1.1
Maatstaven en jaarlijkse tarieven afvalstoffenheffing.
1.1.1
1.1.2
1.1.3
1.1.4
De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar, indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door één persoon: De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar, indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door twee personen: De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar, indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door drie personen: De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar, indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door vier of meer personen:
Hoofdstuk 1.2 1.2.1
Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1 bedraagt de belasting voor het verwijderen van colli: a. per big bag van1 m3 b. per big bag van 1,5 m3 c. voorwerpen die niet in een inzamelmiddel passen, per voorwerp:
Maatstaven en tarieven reinigingsrechten.
Hoofdstuk 2.1
Maatstaf en jaarlijks tarief reinigingsrechten.
Het recht bedraagt per belastingjaar voor: het verwijderen van bedrijfsafval als bedoeld in artikel 11, tweede lid, onder deel a, per bedrijfspand voor elke per ophaalbeurt te verwijderen hoeveelheid van max. 240 liter of max. 6 zakken
Hoofdstuk 2.2
168,--
€
204,--
€
241,--
€
295,--
Maatstaven en overige tarieven afvalstoffenheffing.
Hoofdstuk 2
2.1.1
€
Maatstaven en overige tarieven reinigingsrechten.
42
€ €
40,60,--
€
10,-
€
262,--
Raadsnummer
2.2.1
2.2.2 2.2.2.1 2.2.2.2 2.2.2.3 2.2.2.4 2.2.2.5 2.2.2.6 2.2.2.7 2.2.2.8 2.2.2.9 2.2.2.10 2.2.2.11 2.2.2.12 2.2.2.13 2.2.2.14 2.2.2.15 2.2.2.16 2.2.2.17 2.2.2.18
Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 2.1 bedraagt het recht voor het achterlaten van met huishoudelijk afval gelijk te stellen bedrijfsafval van beperkte omvang en hoeveelheid (uitsluitend kantoor-, winkel- en dienstenafval) op een daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats, als bedoeld in artikel 11, tweede lid, onderdeel c: (poorttarief) Het poorttarief als bedoeld onder 2.2.1 wordt –afhankelijk van het soort afval- verhoogd met de navolgende bedragen: Asbest en asbesthoudend afval, per ton: Autobanden, per band: Dakleer, per ton Puin schoon, per ton Puin vervuild, per ton Bouw- en sloopafval inclusief isolatie, per ton Bouw- en sloopafval, niet sorteerbaar, per ton Gipsafval, per ton Tapijt, per ton Vlakglas, per ton Hout A/B, per ton Hout C, per ton Afgewerkte olie, per m3 Grof brandbaar afval, per ton Klein chemisch afval, per ton Blad en gras, per ton Tuinafval (grof) snoeihout, per ton Gemengd afval, per ton
13R5532
€
15,-
€
83,30 vervallen 85,00 6,33 17,83 144,65 144,65 39,00 95,00 vervallen vervallen 25,58 50,00 144,65 239,00 12,00 12,00 144,65
€ € € € € € €
€ € € € € € €
De bedragen genoemd in hoofdstuk 2 zijn exclusief omzetbelasting.
Behoort bij raadsbesluit van 5 november 2013 tot vaststelling van de Tarieventabel 2014, behorende bij de Verordening reinigingsheffingen 2014. Eindhoven,
J. Verheugt, griffier.
43
Raadsnummer
13R5532
Raadsbesluit De raad van de gemeente Eindhoven; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 september 2013; gelet op artikel 229 van de Gemeentewet en artikel 2 van de Paspoortwet; besluit vast te stellen de volgende
Verordening op de heffing en invordering van leges 2014
Artikel 1. Aard van de heffing en belastbaar feit. Onder de naam ‘leges’ worden rechten geheven voor: a. het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten; b. het verrichten van handelingen ten behoeve van een aanvraag van een Nederlandse identiteitskaart als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Paspoortwet; een en ander zoals genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel Artikel 2. Belastingplicht. Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst of van de Nederlandse identiteitskaart, dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend of de handelingen zijn verricht. Artikel 3. Tarieven. 1. De leges worden geheven naar de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel. 2. Voor de berekening van de leges wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid gerekend. Artikel 4. Wijze van heffing. De leges worden geheven bij wege van een schriftelijke kennisgeving. Artikel 4a. Voorlopige vordering. Indien de bouwkosten, genoemd in de tarieventabel onder 2.3.1, op het moment van in behandeling nemen van de aanvraag niet tot het definitieve bedrag kunnen worden vastgesteld, kan een voorlopige vordering worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de vordering vermoedelijk zal worden vastgesteld. Artikel 5. Termijnen van betaling. 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, moeten de leges worden betaald ingeval de kennisgeving als bedoeld in artikel 4: a. mondeling wordt gedaan: op het moment van het doen van de kennisgeving;
44
Raadsnummer
13R5532
b. schriftelijk wordt gedaan: op het moment van het uitreiken van de kennisgeving dan wel wanneer de kennisgeving wordt toegezonden binnen 14 dagen na de dagtekening van de kennisgeving. 2. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande lid gestelde termijnen. Artikel 6. Teruggaaf. Gehele of gedeeltelijke teruggaaf van leges ter zake van een in de tarieventabel omschreven dienst wordt verleend op een verzoek als bedoeld in artikel 242 van de Gemeentewet (Stb. 1994, 762) en overeenkomstig een met betrekking tot die dienst in deze verordening en de daarbij behorende tabel opgenomen bepaling. Artikel 7. Vrijstellingen. 1. Leges worden niet geheven voor: a. stukken of handelingen, welke ambtshalve of ter voldoening aan wettelijke voorschriften kosteloos worden afgegeven of verricht; b. inlichtingen , opgaven, handelingen of stukken, welke met vergunning van het college van burgemeester en wethouders, worden verstrekt, verricht of afgegeven ten behoeve van rechtstreeks gebruik voor het algemeen belang dienende voorlichting over de gemeente, haar organen en instellingen; c. verklaringen van on- en minvermogen. 2. a. De leges, genoemd in de tabel onder 1.1.1, 1.1.2, 1.1.4, 1.2.1 en 1.2.2 worden niet geheven voor de in het openbaar belang afgegeven stukken en verstrekte inlichtingen aan openbare besturen, ambtenaren en instellingen. b. De leges, genoemd in de tabel onder 1.2.1 en 1.2.2 worden niet geheven voor zover de daarbij vermelde stukken met vergunning van het college van burgemeester en wethouders worden afgegeven aan politieke groeperingen, waarvan de aanduiding bij de Kiesraad is geregistreerd dan wel welke aan de laatst gehouden gemeenteraadsverkiezingen hebben deelgenomen. c. De leges, genoemd in de tabel onder 1.2.2.2 en 1.2.2.3 worden niet geheven, voor zover het betreft de exemplaren van de raadsbijlagen welke op eigen initiatief door of vanwege het college van burgemeester en wethouders worden verstrekt aan belangstellenden voor raadsvergaderingen, teneinde het deze mogelijk te maken de vergadering aan de hand van de stukken te volgen. d. De leges, genoemd in de tabel onder 1.9 worden niet geheven indien de nasporing uitsluitend wordt verricht voor een wetenschappelijk doel of in het algemeen belang. 3. Leges worden voorts niet geheven voor:diensten waarvan de kosten krachtens afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening (grondexploitatie) zijn of worden verhaald. Artikel 8 .Kwijtschelding. Bij de invordering van leges vindt geen kwijtschelding plaats. Artikel 9 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders. Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de leges. Artikel 10 Overdracht van bevoegdheden Het college is bevoegd tot het wijzigen van deze verordening, indien de wijzigingen:
45
Raadsnummer
13R5532
a. van zuiver redactionele aard zijn; b. een gevolg zijn van nieuwe of gewijzigde rijksregelgeving die in werking treedt binnen drie maanden na de officiële bekendmaking van de inwerkingtreding ervan in het Staatsblad of de Staatscourant en het de volgende hoofdstukken van de tarieventabel betreft: 1. Titel 1, hoofdstuk 4 (reisdocumenten); 2. Titel 1, hoofdstuk 5 (rijbewijzen); 3. Titel 1, hoofdstuk 6 tot en met 8 (papieren verstrekking uit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en de verklaring omtrent het gedrag); 4. Titel 3, hoofdstuk 4 (kansspelen) een en ander voor zover met deze wijzigingen niet reeds bij het vaststellen of latere wijziging van deze verordening bij raadsbesluit rekening is gehouden. Artikel 11. Inwerkingtreding en citeertitel 1. De Verordening tot wijziging van de Legesverordening 2013 (eerste wijziging), vastgesteld bij raadsbesluit van 27 november 2012, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014. 4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Legesverordening 2014". Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 5 november 2013
R. van Gijzel, voorzitter.
J. Verheugt, griffier.
46
Raadsnummer
13R5532
Tarieventabel, behorende bij de verordening legesverordening 2014 Indeling Titel 1 Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 Hoofdstuk 6 Hoofdstuk 7 Hoofdstuk 8 Hoofdstuk 9 Hoofdstuk 10 Hoofdstuk 11 Hoofdstuk 12 Hoofdstuk 12a Hoofdstuk 13 Hoofdstuk 14 Hoofdstuk 15 Titel 2 Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 Hoofdstuk 6 Hoofdstuk 7 Hoofdstuk 8 Hoofdstuk 9 Hoofdstuk 10 Titel 3 Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 Hoofdstuk 6 Hoofdstuk 7 Hoofdstuk 8
Algemene dienstverlening Algemeen Bestuursstukken Burgerlijke stand Reisdocumenten Rijbewijzen Verstrekkingen uit de Gemeentelijke basisadm. persoonsgegevens Verstrekkingen uit het Kiezersregister Overige publiekszaken Gemeentearchief Gemeentegarantie Winkeltijdenwet Telecommunicatie Overige kabels en leidingen Verkeer en vervoer Gebruik openbare grond Diversen Dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving/ omgevingsvergunning Begripsomschrijvingen Vooroverleg/beoordelen conceptaanvraag Omgevingsvergunning Vermindering Teruggaaf Intrekking omgevingsvergunning Wijziging omgevingsvergunning als gevolg van wijziging project Bestemmingswijzigingen zonder activiteiten Sloopmelding In deze titel niet benoemde beschikking Dienstverlening vallend onder Europese dienstenrichtlijn Horeca Organiseren evenementen of markten Prostitutiebedrijven Kansspelen Teruggaaf Huisvesting Brandbeveiligingsverordening In deze titel niet benoemde vergunning of ontheffing
47
Raadsnummer
13R5532
Titel 1 1.1 Algemene dienstverlening Hoofdstuk 1
Verstrekkingen op papier.
Gedrukte stuk- 1.1 ken afschriften, beschikkingen enz. (algemeen) 1.1.1 1.1.2 1.1.3
Het tarief bedraagt, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen, voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor de afgifte van:
gewaarmerkte afschriften van stukken, per pagina een beschikking op een verzoek stukken of uittreksels, welke op verzoek van de aanvrager moeten worden opgemaakt, per pagina
€ 2,65 € 3,15
€ 0,25 1.1.4
afschriften, doorslagen of fotokopieën van stukken, per pagina € 0,25
Obligatie Bouwverordening c.a.
1.1.5
fotokopieën van bouwtekeningen, overzichtskaarten, bestemmingsplankaarten en tekeningen, behorende bij voorbereidingsbesluiten, per fotokopie:
1.1.5.1 1.1.5.2 1.1.5.3 1.1.5.4 1.1.6 1.1.6.1 1.1.6.2 1.1.7
A 4-formaat A 3-formaat A 2-formaat A 1-formaat lichtdrukken van tekeningen: voor het eerste exemplaar voor elk volgend exemplaar van hetzelfde plan een duplicaat van de mantel en/of het couponblad van een obligatie van een door de gemeente uitgegeven obligatielening een exemplaar van de Bouwverordening
1.1.8.1
€ € € €
1,00 2,05 4,10 8,20
€ 11,€ 4,05 € 23,50 € 18,25
1.1.8.3
een exemplaar van de Kamerverhuurverordening € 10,50
1.1.8.4
een exemplaar van de Huisvestingsverordening
1.1.8.5
een exemplaar van de Monumentenverordening
€ 10,50 € 10,50
48
Raadsnummer
1.1.8.6 Brandbeveili1.1.9 gingsverordening 1.1.10 Inlichtingen inzake Wet bescherming persoonsgegevens 1.1.10.1 1.1.10.1.1 1.1.10.1.2 1.1.10.2.1 1.1.10.2.2
1.1.10.3
Hoofdstuk 2 Voorjaarsnota, begroting, jaarrekening
Raadsnotulen, bijlagen, ge-
13R5532
een exemplaar van de Verordening op inbraakvertragend hangen sluitwerk
€ 10,50
een exemplaar van de Brandbeveiligingsverordening van de gemeente Eindhoven € 23,50 een bericht als bedoeld in artikel 35 van de Wet Bescherming Persoonsgegevens
bij verstrekking op papier, indien het afschrift bestaat uit: ten hoogste 100 pagina's, per pagina met een maximum per bericht van meer dan 100 pagina's bij verstrekking anders dan op papier dat bestaat uit een afschrift van een, vanwege de aard van de verwerking moeilijk toegankelijke gegevensverwerking Indien voor hetzelfde bericht op grond van onderdeel 1.1.10.2 meerdere vergoedingen kunnen worden gevraagd, wordt slechts de hoogste gevraagd. het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een verzet als bedoeld in artikel 40 van de Wet bescherming persoonsgegevens
€ € € €
0,25 4,85 24,50 4,85
€ 24,50
€ 4,85
Bestuursstukken. 1.2.1
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een exemplaar van:
1.2.1.1 1.2.1.2 1.2.1.3 1.2.1.4 1.2.1.5 1.2.1.6 1.2.1.7
de Voorjaarsnota de Programmabegroting de Productenraming een Tussentijdse rapportage het Concernverslag de Concernrekening het jaarboek van de afdeling bestuursinformatie en onderzoek
1.2.1.8 1.2.2
het investeringsplan Het tarief bedraagt voor: het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een exemplaar van de notulen van een raadsvergadering per pagina met een maximum van
1.2.2.1
49
€ € € € € €
12,18,25 18,25 12,18,25 18,25
€ 17,25 € 19,50
€ 0,20 € 4,30
Raadsnummer
13R5532
meentebladen 1.2.2.2 1.2.2.3 1.2.2.4 1.2.2.5 1.2.2.6 1.2.2.7 Hoofdstuk 3
€ 0,20 € 0,20 € 51,€ 99,€ 29,50
Huwelijk/partnerschap
Huwelijken 1.3. Huwelijksvoltre 1.3.1 kking
Trouwboekje
van de raadsbijlagen per pagina van een gemeenteblad, per pagina het afsluiten van een abonnement voor een kalenderjaar op: de notulen van de openbare raadsvergaderingen de raadsbijlagen het gemeenteblad
1.3.2 1.3.3.1 1.3.3.2
Nasporing burgerlijke stand Wet rechten burgerlijke stand
1.3.4
Partnerschapsakte
1.3.6 1.3.6.1
1.3.5
1.3.6.2 1.3.6.3 Omzettingsakte 1.3.7 1.3.7.1
Het tarief bedraagt voor: het voltrekken van een huwelijk dat niet op grond van artikel 4 van de Wet van 23 april 1879 (Stb. 72) kosteloos wordt voltrokken in de daarvoor als vaste locatie aangewezen gebouwen: a. op werkdagen van maandag t/m donderdag b. op vrijdag en zaterdag c. op zondag Vervallen het verstrekken van een trouwboekje (excl. uittreksel BS) het verstrekken van een trouwboekje in luxe uitvoering (excl. uittreksel BS) het tarief bedraagt voor het doen van nasporing in de registers van de burgerlijke stand, voor ieder daaraan besteed kwartier Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een stuk als bedoeld in artikel 2 van de Wet rechten burgerlijke stand geldt het tarief zoals dat is opgenomen in het Legesbesluit akten burgerlijke stand. het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van de aanvraag tot het opmaken van een akte van registratie van een partnerschap in de daarvoor als vaste locatie aangewezen gebouwen a. op werkdagen van maandag t/m donderdag b. op vrijdag en zaterdag c. op zondag het verstrekken van een partnerschapsboekje (excl. uittreksel BS) het verstrekken van een partnerschapsboekje in luxe uitvoering (excl. uittreksel BS) het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van de aanvraag tot het opmaken van een akte van omzetting van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk dan wel van een huwelijk in een geregistreerd partner-
50
€ 429,€ 598,€ 918,€ 7,80 € 24,50 € 10,50
€ € € € €
429,598,918,7,80 24,50
Raadsnummer
Andere locatie
1.3.7.2
‘Bijzonder huis’
1.3.7.3
1.3.8
1.3.9
13R5532
schap in de daarvoor als vaste locatie aangewezen gebouwen, a op werkdagen van maandag t/m donderdag b. op vrijdag en zaterdag c. op zondag De tarieven voor de voltrekking van een huwelijk als bedoeld in onderdeel 1.3.1, het opmaken van een akte van registratie van een partnerschap als bedoeld in onderdeel 1.3.6 en het opmaken van een akte van omzetting als bedoeld in onderdeel 1.3.7 worden verhoogd met 100% indien het voltrekken van een huwelijk plaatsvindt op een andere locatie dan in de daarvoor als vaste locatie aangewezen gebouwen. De tarieven voor de voltrekking van een huwelijk als bedoeld in onderdeel 1.3.1, het opmaken van een akte van registratie van een partnerschap als bedoeld in onderdeel 1.3.6 en het opmaken van een akte van omzetting als bedoeld in onderdeel 1.3.7 in een “bijzonder huis”, zoals vermeld in art. 1:64 BW, zijn gelijk aan de tarieven zoals gelden voor een vaste locatie De tarieven als bedoeld in onderdelen 1.3.1, 1.3.6 en 1.3.7 worden verhoogd met 50% per half uur (van het voor die dag geldende tarief), indien de ceremonie meer dan een uur duurt. Het in behandeling nemen van een aanvraag tot benoeming van een buitengewoon ambtenaar burgerlijke stand (voor één dag)
€ 429,€ 598,€ 918,-
€ 189,-
Hoofdstuk 4 Reisdocumenten 1.4.1 - 1.4.5 Worden na bekendmaking Rijk aangepast 1.4 Paspoort
1.4.1 1.4.2
Faciliteitenpaspoort
1.4.3
NIK
1.4.4
Spoedlevering
1.4.5 1.4.6 1.4.7
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een nationaal paspoort, een reisdocument voor vluchtelingen of een reisdocument voor vreemdelingen tot het verstrekken van een nationaal paspoort, een groter aantal bladzijden bevattende dan een nationaal paspoort als bedoeld in 1.4.1 (zakenpaspoort) tot het verstrekken van een reisdocument ten behoeve van een persoon die op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers als Nederlander wordt behandeld tot het verstrekken van een Nederlandse Identiteitskaart (NIK) en voor personen t/m 13 jaar de tarieven als genoemd in de onderdelen 1.4.1 tot en met 1.4.4 worden bij een spoedlevering vermeerderd met een bedrag van vervallen indien aan de aanvrager reeds een reisdocument als bedoeld in onderdeel 1.4.1, 1.4.2, 1.4.3 en 1.4.4 werd verstrekt, welk
51
€ 50,35 € 50,35
€ 50,35
€ 41,90 € 31,85 € 46,60
€
24,50
Raadsnummer
13R5532
document bij de aanvraag niet kan worden overlegd, wordt het tarief als genoemd in onderdeel 1.4.1, 1.4.2, 1.4.3 en 1.4.4 vermeerderd met Hoofdstuk 5
Rijbewijzen 1.5 1.5.1 1.5.2 1.5.3
spoedlevering
1.5.4 1.5.5
Hoofdstuk 6
het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het afgeven, vernieuwen of omwisselen van een rijbewijs tot het verkrijgen van gegevens uit het Centraal Register Rijbewijzen tot het afgeven van een rijbewijs, indien aan de aanvrager reeds een rijbewijs werd verstrekt, welk rijbewijs bij de aanvraag niet kan worden overgelegd de ter zake verschuldigde leges, verhoogd met Het tarief genoemd in onderdeel 1.5.1 wordt bij een spoedlevering vermeerderd met: In behandeling nemen van een aanvraag tot het afgeven van een eigen verklaring (toeslag exclusief aanschafkosten EV CBR)
€ 4,05
€ 24,50 € 35,€ 2,50
Verstrekkingen uit de Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder één verstrekking verstaan: één of meer gegevens omtrent één persoon waarvoor de basisregistratie personen moet worden geraadpleegd. Hieronder zijn begrepen de administraties als bedoeld in de Wet basisregistratie personen: 1.6.1 1.6.1.1 1.6.1.2 1.6.1.2.1 1.6.1.2.2 1.6.1.2.3 1.6.1.2.4 1.6.1.2.5 1.6.1.3
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van gegevens op schriftelijk verzoek (post, email en fax) per verstrekking tot het afsluiten van een abonnement op het verstrekken van gegevens gedurende de periode van één jaar: voor 100 verstrekkingen voor 200 verstrekkingen voor 500 verstrekkingen voor 1.000 verstrekkingen voor 5.000 verstrekkingen tot het verstrekken van gegevens uit de basisadministratie voor 2.500 inlichtingen of minder elk volgend honderdtal of gedeelte daarvan vermeerderd met een bedrag van voor het langs geautomatiseerde wijze produceren van de gegevens dan wel het middels beeldschermen raadplegen van
52
€ 12,75
€ € € € €
1.047,2.072,5.111,9.870,45.337,-
€ 197,€ 7,80 € 1.023,-
Raadsnummer
1.6.2
1.6.3
Uittreksel/verklaring uit basisadministratie Hoofdstuk 7 Kiezersregister
Hoofdstuk 8
1.6.4
13R5532
deze gegevens Voor zover in de wetgeving elders niet nadrukkelijk anders is bepaald, bedraagt het tarief voor het op verzoek doornemen van de gemeentelijke basisadministratie personen, voor ieder daaraan besteed kwartier In afwijking van de voorgaande onderdelen bedraagt het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van gegevens als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van het Besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens/ basisregistratie personen het in behandeling nemen van een aanvraag tot het afgeven van een uittreksel uit / verklaring ontleend aan de basisadministratie personen, a. via DigiD: b. niet via DigiD
€ 10,50
€ 2,27
€ 10,25 € 12,75
Verstrekkingen uit het kiezersregister 1.7
Het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van inlichtingen c.q. een uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens betreffende de registratie als kiezer, bedoeld in artikel D4 van de Kieswet, a. via DigiD: b. niet via DigiD
€ 10,25 € 12,75
Overige producten burgerzaken
1.8 Verklaring 1.8.1 omtrent gedrag Legalisatie 1.8.2 Bewijs van ‘in leven zijn’
1.8.3
RNI
1.8.4
Stadspas
1.8.5 1.8.5.1 1.8.5.2
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het afgeven van een verklaring omtrent gedrag het in behandeling nemen van een aanvraag tot het afgeven van een legalisatie van een handtekening het in behandeling nemen van een aanvraag tot het afgeven van een bewijs van ‘in leven zijn’, a. via digiD: b. niet via DigiD: het in behandeling nemen van een aanvraag tot het afgeven van een uittreksel uit / verklaring ontleend aan het Register NietIngezetenen het in behandeling nemen van een aanvraag tot het afgeven van een stadspas Aan een niet-ingezetene van de gemeente Eindhoven, a. via DigiD b. niet via DigiD Voor vervanging van een verleende pas aan een ingezetene van de gemeente Eindhoven, a. via DigiD b. niet via DigiD
53
€ 30,05 € 10,25 € 10,25 € 12,75 € 12,75
€ 5,€ 7,50 € 5,€ 7,50
Raadsnummer
Hoofdstuk 9
Gemeentearchief 1.9
Hoofdstuk 10
€ 6,90
Het in behandeling nemen van een aanvraag tot het instemmen met het wijzigen of omzetten van een door de gemeente gegarandeerde hypothecaire geldlening
€
77,--
Winkeltijdenwet 1.11.1
1.11.2
Hoofdstuk 12
Het tarief bedraagt voor het doen van nasporing, ongeacht het resultaat, in de in het gemeentearchief berustende stukken door een ambtenaar van het gemeentearchief, per kwartier of gedeelte daarvan
Gemeentegarantie 1.10
Hoofdstuk 11
13R5532
Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot een incidenteel verkrijgen van een ontheffing ingevolge de Winkeltijdenwet bedraagt: Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een ontheffing openingstijden ingevolge de toebedeling zondagopenstelling i.k.k.v. de Winkeltijdenwet bedraagt:
€436,-
€7691,-
Telecommunicatie
Instemmingsb 1.12.1 esluit Telecommunicatiewet
1.12.2 1.12.3
1.12.4
Het tarief voor het in behandeling nemen van een melding tot het verkrijgen van instemming omtrent tijdstip, plaats en werkwijze van uitvoering van werkzaamheden als bedoeld in artikel 5.4 eerste lid, van de Telecommunicatiewet bedraagt: - voor tracés tot en met 250 meter € 196,- voor tracés vanaf 251 meter € 785,een basisbedrag per strekkende meter € 1,56 Het tarief bedoeld in de onderdelen 1.12.1 en 1.12.2 wordt verminderd met 50%, indien a. een melding wordt ingetrokken, voordat hierop een beslissing is genomen b. een aanvraag buiten behandeling wordt gesteld In afwijking van de onderdelen 1.12.1 en 1.12.2 bedraagt het tarief voor het in behandeling nemen van een na aanvang of gereedkomen van de aanleg, instandhouding of verwijdering van kabels ingediende melding in verband met het verkrijgen
54
Raadsnummer
13R5532
van instemming; 150% van de leges, zoals deze op grond van die onderdelen geheven zouden zijn bij een vooraf ingediende melding. Hoofdstuk 12a Overige kabels en leidingen Inbreekvergunning
1.12.a.1
1.12.a.2 1.12.a.3
1.12.a.4
Hoofdstuk 13
Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een vergunning voor het aanleggen, onderhouden, verleggen of verwijderen van kabels of leidingen als bedoeld in artikel 3.2 van de Verordening Kabels en Leidingen gemeente Eindhoven 2010, bedraagt: - voor tracés tot en met 250 meter € 196,- voor tracés vanaf 251 meter € 785,een basisbedrag per strekkende meter € 1,56 Het tarief bedoeld in de onderdelen 1.12a.1 en 1.12a.2 wordt verminderd met 50%, indien: a. op een aanvraag afwijzend wordt beschikt b. een aanvraag wordt ingetrokken, voordat hierop een beslissing is genomen c. een aanvraag buiten behandeling wordt gesteld In afwijking van de onderdelen 1.12a.1 en 1.12a.2 bedraagt het tarief voor het in behandeling nemen van een na aanvang of gereedkomen van de aanleg, onderhoud, verlegging of verwijdering van kabels of leidingen ingediende aanvraag om een vergunning; 150% van de leges, zoals deze op grond van die onderdelen geheven zouden zijn bij een vooraf ingediende aanvraag.
Verkeer en vervoer
Gehandicapten 1.13.1 parkeerkaart 1.13.1.1
1.13.1.2
1.13.1.3
1.13.1.4
Het tarief bedraagt voor het in ontvangst nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van: een Gehandicaptenparkeerkaart als bedoeld in hoofdstuk IV (landelijk) van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW, Stb. 1990, 460) een gehandicaptenparkeerkaart als bedoeld in artikel 87 (gemeentelijk) van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990, Stb. 1990, 459) een ontheffing van het verbod tot het plaatsen van een fiets in de binnenstad ingevolge artikel 87 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wijziging of duplicaat van de onder 1.13.1 bedoelde gehandicaptenparkeerkaart respectievelijk ontheffing:
55
€ 108,75
€ 108,75
€ 108,75 € 108,75
Raadsnummer
1.13.1.5
1.13.1.6 1.13.1.7 1.13.1.8 Ontheffing bij- 1.13.2.1 zonder vervoer
1.13.2.2
1.13.2.3 Ontheffing inrijverbod e.d.
13R5532
a. de aanvraag om een vergunning als bedoeld onder 1.13.1 wordt ingetrokken, voordat hierop een beslissing is genomen; b. op een aanvraag om een vergunning als bedoeld onder 1.13.1 afwijzend wordt beschikt, wordt op verzoek teruggaaf van 80% (a) respectievelijk 60% (b) van de geheven leges verleend Medische keuring t.b.v. GPK tijdens spreekuur Medische keuring t.b.v. GPK aan huis Zonder tijdige afmelding niet aanwezig voor afspraak medische keuring t.b.v. GPK, spreekuur of aan huis een ontheffing als bedoeld in artikel 87 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (Stb. 459) voor zover noodzakelijk voor en direct samenhangend met de uitvoering van bijzondere transporten een ontheffing als bedoeld in artikel 7.1 van het Voertuigreglement (Stb, 1994, 450) een ontheffing als bedoeld in artikel 87 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (Stb. 459) anders dan bedoeld in onderdeel 1.13.2.1 Voor een ontheffing voor één dag wordt slechts 50% van de leges in rekening gebracht. een ontheffing voor het gebruik van een busbaan / busstrook als bedoeld in artikel 81 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
Ontheffing 1.13.2.4 gebruik busbaan en busstrook Aanstelling 1.13.2.5. voor het in ontvangst nemen van een aanvraag tot het verkrijgen verkeersregelaa van Een aanstellingsbesluit met bijbehorende aanstellingspas rs bedraagt het tarief: indien de aanvraag minder dan 5 aanstellingen bedraagt indien de aanvraag 6-20 aanstellingen bedraagt indien de aanvraag 21-50 aanstelling bedraagt indien de aanvraag meer dan 50 aanstellingen bedraagt Vervoervergun 1.13.3 een vergunning als bedoeld in artikel 11 van de Wet ningen personenvervoer dan wel een verlenging, overdracht of wijziging van die vergunning op verzoek van de vergunninghouder Milieuzone
1.13.4
1.13.4.1
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een ontheffing als bedoeld in artikel 87 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, om toegang te hebben tot de milieuzone: Dagontheffing (per kenteken max. 12 per kalenderjaar)
56
€ € €
93,195,93,-
€ 44,50 € 82,-
€ 82,-
€ 82,-
€ € € €
99,198,297,396,-
€ 8,50
€ 26,50
Raadsnummer
13R5532
1.13.4.2
Tijdelijke ontheffing (per kenteken, bij aantoonbare aanschaf van een voertuig dat aan toegangeisen van de milieuzone voldoet, gedurende de levertijd)
€ 26,50
1.13.4.3
Hardheidsclausule (ontheffing voor één kenteken met een geldigheidsduur van meer dan 3 maanden en maximaal één kalenderjaar) een vergunning voor het houden van wedstrijden met voertuigen ingevolge artikel 24 van de Wegenverkeerswet
€ 156,-
Vergunning 1.13.5.1 wielerwedstrijden e.d. 1.13.5.2
Hoofdstuk 14
Indien een aanvrager zijn aanvraag om vergunning als bedoeld onder 1.13.5.1, intrekt terwijl deze reeds in ontvangst is genomen door de gemeente, wordt 20% van het tarief van de op grond van die onderdelen voor de betreffende activiteit verschuldigde leges in rekening gebracht. b. op een aanvraag om een vergunning als bedoeld onder 1.13.5.1 afwijzend wordt beschikt, wordt op verzoek teruggaaf van de geheven leges verleend van Een bedrag minder dan € 100,- wordt niet teruggegeven
€ 738,-
15%
Gebruik openbare grond 1.14
1.14.1 1.14.2 1.14.3 1.14.4
1.14.5 1.14.6 1.14.7
een vergunning ingevolge artikel 2.1.5.1, van de Algemene Plaatselijke Verordening Eindhoven voor het in, op, boven of over de weg aanbrengen of hebben van voorwerpen, indien het betreft Vervallen Vervallen een benzinestation bouwschuttingen e.d.: klasse A: klasse B: klasse C: klasse D: Bovenstaande klassen zijn nader gedefinieerd in Algemene Plaatselijke Verordening. overige objecten, mobiele kraan hoogwerker ed Parapluvergunning mobiele kraan/hoogwerker Flitsvergunning mobiele kraan/hoogwerker
€ 2.785,€ 13.594,€ 6.797,€ 1.133,Vervallen
€ 304,€ 4.467,€ 169,-
Hoofdstuk 14a Bouwhinder 1.14a Ernstige bouwhinder
1.14a.1
Voor een ontheffing voor het verbod op het veroorzaken van bouwhinder, afdeling 8.1 Bouwbesluit 2012 bedraagt het tarief: voor het in werking hebben van toestellen, installaties of apparaten voor bouw-, sloop- en onderhoudswerkzaamheden
57
€ 23.200,-
Raadsnummer
13R5532
waarbij niet wordt voldaan aan de in artikel 8.4 en 8.4a van het bouwbesluit 2012 genoemde geluids- en/of trillingsnormen 1.14a.2
1.14a.3
Hoofdstuk 15
Diversen
CollecteVergunning
1.15.1.1
1.15.1.2
Inregelen en 1.15.2 verzegelen muziekbegrenzer Gemeentelijk 1.15.3 beperkingenre gister
€ 1.137,-. Indien de ontheffing betrekking heeft op het verrichten van werkzaamheden op werkdagen tussen 19:00 en 07:00 uur en op zaterdag, zondag of feestdagen waarbij wel wordt voldaan aan de in artikel 8.4 en 8.4a van het bouwbesluit 2012 genoemde geluidsen/of trillingsnormen vervallen Indien de ontheffing betrekking heeft op het verrichten van werkzaamheden op werkdagen tussen 19:00 en 07:00 uur en op zaterdag, zondag of feestdagen in door het college van burgemeester en wethouders in beleidsregels vast te stellen categorieën
een inzamel- of collectevergunning als bedoeld in artikel 5.2.1 respectievelijk 5.2.1.a van de Algemene Plaatselijke Verordening Eindhoven € 142,indien: a. een aanvrager zijn aanvraag om vergunning als bedoeld onder 1.15.1, intrekt terwijl deze reeds in ontvangst is genomen door de gemeente, wordt 20% van het tarief van de op grond van die onderdelen voor de betreffende activiteit verschuldigde leges in rekening gebracht. b. op een aanvraag om een vergunning als bedoeld onder 1.15.1 afwijzend wordt beschikt, wordt op verzoek teruggaaf van de geheven leges verleend van 15% Het tarief bedraagt voor het in ontvangst nemen van een aanvraag tot het opnieuw inregelen van een muziekbegrenzer teneinde deze te laten voldoen aan de in de muziekvergunning gestelde € 184,voorwaarden Voor het in behandeling nemen van een tot het verstrekken van € 16,50 een afschrift of uittreksel, als bedoeld in artikel 9 van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen
Titel 2
58
Raadsnummer
13R5532
Dienstverleningvallend onder fysieke leefomgeving/omgevingsvergunning Hoofdstuk 1 2.1.1 2.1.1.1
Begripsomschrijvingen b b b
2.1.1.2
b b
2.1.1.3
b b
2.1.1.4 2.1.2
b
2.1.3
b
b
Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder: aanlegkosten: de aannemingssom inclusief omzetbelasting, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de 'Uniforme administratieve voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 (UAV 2012)', of voor zover deze ontbreekt, een raming van de aanlegkosten, de omzetbelasting inbegrepen. Indien de werken of werkzaamheden geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschieden wordt in deze titel onder aanlegkosten verstaan: de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor de werken of werkzaamheden waarop de aanvraag betrekking heeft; bouwkosten: de aannemingssom inclusief omzetbelasting, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de 'Uniforme administratieve voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 (UAV 2012)', of voor zover deze ontbreekt een raming van de bouwkosten, inclusief omzetbelasting, bedoeld in het normblad NEN 2631, uitgave 1979, of zoals dit normblad laatstelijk is vervangen of gewijzigd. Indien het bouwen geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschiedt wordt in deze titel onder bouwkosten verstaan: de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft; sloopkosten: de aannemingssom inclusief omzetbelasting,, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van 'Uniforme administratieve voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 (UAV 2012), of voor zover deze ontbreekt, een raming van de sloopkosten, de omzetbelasting inbegrepen. Indien het slopen geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschiedt wordt in deze titel onder sloopkosten verstaan: de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het slopen van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft; Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. In deze titel voorkomende begrippen die in de Wabo zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als bij of krachtens de Wabo bedoeld. In deze titel voorkomende begrippen die niet nader in de Wabo zijn omschreven en die betrekking hebben op activiteiten waarvoor het toetsingskader in een ander wettelijk voorschrift is uitgewerkt, hebben dezelfde betekenis als in dat wettelijk voorschrift bedoeld.
59
Raadsnummer
2.1.4
b
Hoofdstuk 2 2.2 2.2.1
2.2.2
Hoofdstuk 3 2.3
2.3.1 2.3.1.1
2.3.1.1.1 2.3.1.1.1a 2.3.1.1.2 2.3.1.1.2a
2.3.1.1.2b 2.3.1.1.2c
13R5532
Gecertificeerde Bouwbesluitgegevens: Met gecertificeerde Bouwbesluitgegevens wordt een volledige Bouwbesluittoets bedoeld die is ingediend conform de landelijke erkenningregeling
Vooroverleg/beoordeling conceptaanvraag Het tarief voor het in ontvangst nemen van een aanvraag: b om vooroverleg in verband met het verkrijgen van een indicatie of een voorgenomen project in het kader van de Wabo vergunbaar is bedraagt: b voor vooroverleg in verband met het verkrijgen van een indicatie of een voorgenomen project voor activiteiten met betrekking tot milieu in het kader van de Wabo vergunbaar is worden geen leges geheven b om beoordeling van een conceptaanvraag om een omgevingsvergunning bedraagt: b
€319,-
€ 815,-
Omgevingsvergunning Het tarief bedraagt voor het in ontvangst nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een project: de som van de verschuldigde leges voor de verschillende activiteiten of handelingen waaruit het project geheel of gedeeltelijk bestaat en waarop de aanvraag betrekking heeft, berekend naar de tarieven en overeenkomstig het bepaalde in dit hoofdstuk en hoofdstuk 4 van deze titel. In afwijking van de vorige volzin kan ook per activiteit, handeling of andere grondslag een legesbedrag worden gevorderd. Bouwactiviteiten Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief: indien de bouwkosten minder dan € 5.000,- bedragen: indien de bouwkosten minder dan € 5.000,- bedragen en de bouwactiviteit wordt niet in uitvoering gebracht door weigering: indien de bouwkosten € 5.000,- tot € 50.000,- bedragen en valt onder de in de crisis en herstelwet genoemde categorieën: indien de bouwkosten € 5.000,- tot € 50.000,- bedragen en valt onder de in de crisis en herstelwet genoemde categorieën en de bouwactiviteit kan niet in uitvoering worden gebracht vanwege het negatieve besluit: indien de bouwkosten € 5.000,- tot € 50.000,- bedragen: indien de bouwkosten € 5.000,- tot € 50.000,- bedragen en de bouwactiviteit kan niet in uitvoering worden gebracht vanwege het negatieve besluit:
60
€ 310,€ 282,€ 513,€ 353,-
€ 641,€ 481,-
Raadsnummer
2.3.1.1.3 2.3.1.1.4 2.3.1.1.5 2.3.1.1.6 2.3.1.1.7
2.3.1.2a 2.3.1.2aa
13R5532
indien de bouwkosten € 50.000,- tot € 100.000,- bedragen: indien de bouwkosten € 100.000,- tot € 400.000,- bedragen: indien de bouwkosten € 400.000,- tot € 1.000.000,- bedragen: indien de bouwkosten € 1.000.000,- tot € 2.000.000,- bedragen: indien de bouwkosten € 2.000.000,- of meer bedragen meer bedragen:
€ 2.630,€ 7.588,€ 13.559,€21.193 ,1,90 % over de bouwkosten, met een max. van € 500.000,-
Extra welstandstoets Indien de bouwkosten tot €50.000,- bedragen toetsing door welstand door gewijzigd bouwplan Indien de bouwkosten €50.000,- of meer bedragen toetsing door welstand door gewijzigd bouwplan
€326,€653,b
2.3.1.2.b
2 2.3.1.2.bb 2.3.1.2.c
2 2.3.1.2.cc
Extra bestemmingsplantoets Indien de bouwkosten tot €50.000,- bedragen toetsing aan bestemmingsplan door gewijzigd bouwplan Indien de bouwkosten €50.000,- of meer bedragen toetsing aan bestemmingsplan door gewijzigd bouwplan Indien deze wijziging (2.3.1.2 en 2.3.1.2.a) wordt gedaan na start bouw voor plan <€50.000,- geeft dit een aanvullende toeslag van Indien deze wijziging (2.3.1.2 en 2.3.1.2.a) wordt gedaan na start bouw voor plan >€50.000,- geeft dit een aanvullende toeslag van Verplicht advies agrarische commissie
€326,€653,€131,€261,-
2.3.1.3
Onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.3.1.1 bedraagt het tarief, indien krachtens wettelijk voorschrift voor de in dat onderdeel bedoelde aanvraag een advies van de agrarische commissie nodig is en wordt beoordeeld, het bedrag dat daartoe door de agrarische commissie is vastgesteld Achteraf ingediende aanvraag
2.3.1.4
Onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.3.1.1 bedraagt het tarief, indien de in dat onderdeel bedoelde aanvraag wordt ingediend na aanvang of gereedkomen van de bouwactiviteit 150% van de leges, zoals deze op grond van die onderdelen geheven zouden zijn bij een vooraf ingediende aanvraag. Beoordeling aanvullende gegevens door indiening van niet complete aanvraag met bouwkosten < €50.000,€131Beoordeling aanvullende gegevens door indiening van niet complete aanvraag met bouwkosten> €50.000,€261,Advies Groen, verkeer, water, stedenbouw of leefbaarheid b Onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.3.1.1 bedraagt het tarief voor €261,-
2.3.1.5 2.3.1.5.a 2.3.1.6
61
Raadsnummer
2.3.1.7
2.3.1.8
2.3.1.9 2.3.1.10 2.3.1.10 2.3.1.10a
2.3.1.11 2.3.1.11
2.3.1.11a
2.3.2
2.3.3
2.3.3.1
13R5532
aanvragen met bouwkosten <€50.000,-, indien krachtens wettelijk voorschrift voor de in dat onderdeel bedoelde aanvraag een advies groen, water, verkeer stedenbouw of leefbaarheid nodig is en wordt beoordeeld, het bedrag dat daartoe is vastgesteld, te weten Toeslag gewijzigde constructieve berekeningen Onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.3.1.1 bedraagt het tarief, indien krachtens wettelijk voorschrift voor de in dat onderdeel bedoelde aanvraag een gewijzigd advies constructieve veiligheid nodig is omdat gewijzigde berekeningen zijn ingediend en deze berekeningen worden beoordeeld, het bedrag dat daartoe is vastgesteld wordt berekend op basis van nacalculatie per uur, te weten Toeslag voor extra service b Onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.3.1.1 kan de aanvrager verzoeken om extra service en bedraagt het tarief, Toeslag niet digitale aanvraag b Inscannen van tekeningen Verlenging vergunning b Verlenging van vergunning in afwijking van artikel 2.33, tweede lid onder a uit de WABO met bouwkosten <50.000,Verlenging van vergunning in afwijking van artikel 2.33, tweede lid onder a uit de WABO met bouwkosten >50.000,Toeslag aanvullende adviezen na vergunningverlening
€131,Per uur €131,per uur €65,-
€261,€522,-
b
Onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.3.1.1 bedraagt het tarief voor aanvragen met bouwkosten <€50.000,-, indien krachtens wettelijk voorschrift voor de in dat onderdeel bedoelde aanvraag een aanvullend advies nodig is en wordt beoordeeld, het bedrag dat daartoe is vastgesteld, te weten Onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.3.1.1 bedraagt het tarief voor aanvragen met bouwkosten >€50.000,-, indien krachtens wettelijk voorschrift voor de in dat onderdeel bedoelde aanvraag een aanvullend advies nodig is en wordt beoordeeld, het bedrag dat daartoe is vastgesteld, te weten b Aanlegactiviteiten Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een aanlegactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de Wabo, bedraagt het tarief: b Planologisch strijdig gebruik Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo bedraagt het tarief: indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1º, van de Wabo wordt toegepast (binnenplanse afwijking):
62
€261,-
€522,-
€ 2.052,-
€ 1.712,-
Raadsnummer
2.3.3.2 2.3.3.3
2.3.3.4
2.3.3.5 2.3.3.6 2.3.3.7
2.3.3.8
2.3.3.9 2.3.3.10 2.3.4 2.3.5
indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, 3.3 en 3.5 van de Wabo wordt toegepast (buitenplanse kleine afwijking en aanhoudingsplicht): indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º, van de Wabo wordt toegepast (buitenplanse afwijking), waarbij de gemeente de ruimtelijke onderbouwing opstelt: indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º, van de Wabo wordt toegepast (buitenplanse afwijking), waarbij de aanvraag reeds is voorzien van de ruimtelijke onderbouwing: indien artikel 2.12, tweede lid, 3.3 en 3.5 van de Wabo wordt toegepast (tijdelijke afwijking en aanhoudingsplicht): indien artikel 2.12, eerste lid, onder b, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van exploitatieplan): indien de aanvraag een project van provinciaal belang betreft, de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.12, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van provinciale regelgeving): indien de aanvraag een project van nationaal belang betreft, de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.12, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van nationale regelgeving): indien artikel 2.12, eerste lid, onder d, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van voorbereidingsbesluit): Vervallen Planologisch strijdig gebruik waarbij geen sprake is van een bouwactiviteit Niet van toepassing In gebruik nemen of gebruiken bouwwerken in relatie tot brandveiligheid Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder d, van de Wabo, bedraagt het tarief voor bouwwerken en inrichtingen met een gebruiksoppervlakte van: b - cat. 1 t/m 100 m² b - cat. 2 van meer dan 100 m2 t/m500 m2 b - cat. 3 van meer dan 500 m2 t/m 2.000 m² - cat. 4 van meer dan 2.000 m2 t/m 5.000 m² b - cat. 5 van meer dan 5.000 m2 t/m 50.000 m2 b - cat. 6 van meer dan 50.000 m2 indien een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in onderdeel 2.3.5 betrekking heeft op het tijdelijk gebruik van een bouwwerk ten behoeve van een evenement (gebruiksduur maximaal 4 weken); 25% van het legestarief vermeld in onderdeel 2.3.5 indien een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in onderdeel 2.3.5 betrekking heeft op een vergunning tot wijziging dan wel uitbreiding van een vergunning als bedoeld in onderdeel 2.3.5 bedraagt b
2.3.5.1
2.3.5.2
13R5532
63
€ 1.712,-
€ 9.471,-
€4.162,€ 1.712,€ 1.712,-
€ 1.712,-
€ 1.712,€ 1.712,-
€ 1.359,€ 2.719,€ 3.625,€ 4.532,€ 5.891,€ 6.798,-
Raadsnummer
2.3.5.3
2.3.6
2.3.6.1
2.3.6.2
2.3.6.3
2.3.7 2.3.8 2.3.9
2.3.10
13R5532
het legestarief indien het betreft: a. uitbreiding van de inrichting: het legestarief vermeld in onderdeel 2.3.5, met dien verstande dat het tarief uitsluitend wordt berekend over de oppervlakte van de uitbreiding b. herindeling, interne verbouwing of gewijzigd gebruik van de gehele inrichting of een gedeelte van de inrichting: het tarief vermeld in onderdeel 2.3.5, met dien verstande dat het tarief uitsluitend wordt berekend over de oppervlakte van het gewijzigde gedeelte Indien een aanvraag tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning als bedoeld in onderdeel 2.3.5 wordt ingediend op basis van een schriftelijke aanschrijving, dan zijn géén leges verschuldigd wanneer deze vergunningaanvraag niet leidt tot het verlenen van deze vergunning. Activiteiten met betrekking tot monumenten of beschermde stads- of dorpsgezichten Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f, h, of artikel 2.2, eerste lid onder b van de Wabo, bedraagt het tarief: Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f, h, of artikel 2.2, eerste lid onder b van de Wabo, en de bouwkosten zijn kleiner dan €100.000, bedraagt het tarief: Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f, h, of artikel 2.2, eerste lid onder b van de Wabo, en de bouwkosten zijn groter dan €100.000, -en kleiner dan €1.000.000,- bedraagt het tarief: € Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f, h, of artikel 2.2, eerste lid onder b van de Wabo, en de bouwkosten zijn groter dan €1.000.000, bedraagt het tarief: b Sloopactiviteiten anders dan bij monumenten of in beschermd stads- of dorpsgezicht Vervallen b
Uitweg/inrit Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het maken, hebben, veranderen of veranderen van het gebruik van een uitweg waarvoor op grond van een bepaling in een provinciale verordening of artikel 2.1.5.3 van de Algemene plaatselijke verordening Eindhoven een vergunning of ontheffing is vereist, als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wabo, bedraagt het tarief: b Kappen Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het vellen of doen vellen van houtopstand, waarvoor op grond van een
€1.206,-
€4.446,-
€10.256,€ 1.369,-
b
64
€1.196,-
Raadsnummer
2.3.11
2.3.11.1 2.3.11.2
2.3.12 2.3.12.1
2.3.12.2
2.3.13
2.3.14
13R5532
bepaling in een provinciale verordening of artikel 4.3.2 van de Algemene plaatselijke verordening Eindhoven een vergunning of ontheffing is vereist, als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g, van de Wabo, bedraagt het tarief: Bij kap in particuliere tuin bij woning, per aanvraag: Bij kap om ‘groene’ reden (zonder compensatieplicht), per boom: Met een maximum van: Bij kap om ‘rode’ reden (met compensatieplicht), voor minder dan 10 bomen, per boom: Bij kap om ‘rode’ reden (met compensatieplicht), voor 10 bomen of meer, per boom: Met een maximum van: Opslag van roerende zaken Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op de opslag van roerende zaken in een bepaald gedeelte van de provincie of de gemeente, waarvoor op grond van een bepaling in een provinciale verordening of de Algemene plaatselijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist, bedraagt het tarief: indien de activiteit bestaat uit het daar opslaan van roerende zaken, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j, van de Wabo: indien de activiteit bestaat uit het als eigenaar, beperkt gerechtigde of gebruiker van een onroerende zaak toestaan of gedogen dat daar roerende zaken worden opgeslagen, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder k, van de Wabo: € Projecten of handelingen in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op handelingen in een beschermd natuurgebied die schadelijk kunnen zijn voor het natuurschoon, de natuurwetenschappelijke betekenis of voor de dieren of planten, als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 bedraagt het tarief: € Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het realiseren van projecten of andere handelingen met gevolgen voor habitats en soorten in een door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aangewezen gebied als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 b Handelingen in het kader van de Flora- en Faunawet Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een handeling waarvoor op grond van artikel 75, derde lid, van de Flora- en Faunawet ontheffing nodig is, bedraagt het tarief b Andere activiteiten Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het verrichten van een andere activiteit of handeling dan in de voorgaande onderdelen van dit hoofdstuk bedoeld en die activiteit of handeling:
65
€ 104,€ 104,€1.040,€ 260,€ 464,€9.280,-
€176,€176,-
€176,€ 515,-
€351,-
€351,-
€358,€627,-
Raadsnummer
2.3.14.1 2.3.14.2
2.3.15
2.3.15.1
2.3.15.2
2.3.16
2.3.16.1 2.3.16.2 2.3.16.3
2.3.17
2.3.18 2.3.18.1
2.3.18.1.1
13R5532
Vervallen behoort tot een bij provinciale verordening, gemeentelijke verordening of waterschapsverordening aangewezen categorie activiteiten die van invloed kunnen zijn op de fysieke leefomgeving, als bedoeld in artikel 2.2, tweede lid, van de Wabo, bedraagt het tarief: b Omgevingsvergunning in twee fasen Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning op verzoek in twee fasen plaatsvindt, als bedoeld in artikel 2.5, eerste lid, van de Wabo, bedraagt het tarief: voor het in ontvangst nemen van de aanvraag voor een beschikking met betrekking tot de eerste fase: 50% van het totaalbedrag dat aan leges verschuldigd zal zijn voor de behandeling van de totale aanvraag; voor het in ontvangst nemen van de aanvraag voor een beschikking met betrekking tot de tweede fase: het totaalbedrag dat aan leges verschuldigd zal zijn voor de behandeling van de totale aanvraag, verminderd met de leges bedoeld onder onderdeel 2.3.15.1 b Beoordeling bodemrapport Onverminderd het bepaalde in de voorgaande onderdelen van dit hoofdstuk bedraagt het tarief, indien krachtens wettelijk voorschrift voor de in dat onderdeel bedoelde aanvraag een bodemrapport wordt beoordeeld: voor de beoordeling van een milieukundig bodemrapport voor de beoordeling van een archeologisch bodemrapport Het tarief voor het in ontvangst nemen van een aanvraag tot het toestaan tot het geheel of gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport als bedoeld in artikel artikel 2.4, onder d, van de Regeling omgevingsrecht b Advies Onverminderd het bepaalde in de voorgaande onderdelen van dit hoofdstuk bedraagt het tarief, indien een daartoe bij wettelijk voorschrift aangewezen bestuursorgaan of andere instantie advies moet uitbrengen over de aanvraag of het ontwerp van de beschikking op de aanvraag om een omgevingsvergunning, het bedrag dat daartoe door het betreffende bestuursorgaan of instantie is vastgesteld. b Verklaring van geen bedenkingen Onverminderd het bepaalde in de voorgaande onderdelen van dit hoofdstuk bedraagt het tarief, indien een daartoe bij wet of algemene maatregel van bestuur aangewezen bestuursorgaan een verklaring van geen bedenkingen moet afgeven voordat de omgevingsvergunning kan worden verleend, als bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, van de Wabo: indien de gemeenteraad een verklaring van geen bedenkingen moet
66
€627,-
€ 525€ 525€158,-
€ 515,-
Raadsnummer
2.3.18.1.2
2.3.19 2.3.20
2.3.21.1
2.3.21.2
2.3.21.3
2.3.21.4
2.3.21.5
Hoofdstuk 4 2.4.1 2.4.2
13R5532
afgeven: indien een ander bestuursorgaan een verklaring van geen bedenkingen moet afgeven, het bedrag dat daartoe door het betreffende bestuursorgaan is vastgesteld. Openbare kennisgeving Hogere grenswaarde Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwwerk ten aanzien waarvan een hogere grenswaarde procedure dient plaats te vinden bedraagt het tarief: Onverminderd het gestelde in Hoofdstuk 3 van Titel 2 van deze verordening wordt het tarief voor het in ontvangst nemen van een aanvraag verhoogd, indien de verstrekte gegevens ter beoordeling van de integriteit van de aanvraag onvoldoende zijn om deze in behandeling te kunnen nemen, met: Indien er door de aard van de aanvraag en aangeleverde gegevens voldoende reden is tot het inwinnen van advies door het gemeentelijk bureau BIBOB ter beoordeling van de integriteit van de aanvraag: Indien er door de aard van de aanvraag en aangeleverde gegevens voldoende reden is tot het inwinnen van advies bij het landelijk bureau BIBOB ter beoordeling van de integriteit van de aanvraag Indien er door de aard van de aanvraag en aangeleverde gegevens voldoende reden is tot het inwinnen van advies bij het landelijk bureau BIBOB ter beoordeling van de integriteit van de aanvraag, en waarbij het onderzoek leidt tot het beperken/weigeren van de vergunning: Onverminderd het bepaalde in de voorgaande onderdelen van dit hoofdstuk bedraagt het tarief, indien het landelijk bureau BIBOB advies moet uitbrengen over de aanvraag tevens het bedrag dat daartoe door het betreffende bestuursorgaan is vastgesteld, te weten:
Vermindering en afwijking eerder ingediende aanvraag Vervallen. Indien een aanvraag tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit, waarvoor reeds een vergunning is verleend, worden leges geheven volgens 2.3.1 over de bouwkosten van het deel waar de aanvraag betrekking op heeft. met dien verstande dat zij nimmer minder dan € 300,- zullen bedragen. Het vorenstaande vindt geen toepassing indien de afwijking zodanig is dat naar de omstandigheden beoordeeld van een nieuwe aanvraag sprake is. Indien na weigering een gewijzigd plan wordt ingediend, kan niet tevens een verzoek om teruggaaf van leges worden gedaan.
67
€ 2.060,-
€ 200,-
€ 2.403,-
€ 8.009,-
€ 12.014,-
€ 500,-
Raadsnummer
Hoofdstuk 5 2.5.1 2.5.1.1
2.5.1.2
2.5.2
2.5.3 2.5.3.1
13R5532
Teruggaaf Vermindering als gevolg van intrekking aanvraag omgevingsvergunning voor bouw- gebruiks- of aanlegactiviteiten, monument of kappen Indien een aanvrager zijn aanvraag om een omgevingsvergunning voor een project dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit bouw- of aanlegactiviteiten, een monument of kappen, als bedoeld in de onderdelen 2.3.1, 2.3.2, 2.3.5 2.3.6 2.3.9 en 2.3.10 intrekt of niet in behandeling word genomen terwijl deze reeds in ontvangst is genomen door de gemeente, wordt 20% van het tarief van de op grond van die onderdelen voor de betreffende activiteit verschuldigde leges in rekening gebracht. Indien een aanvrager zijn aanvraag om een omgevingsvergunning voor een project dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit bouw- of aanlegactiviteiten, een monument of kappen als bedoeld in de onderdelen 2.3.1, 2.3.2, 2.3.5, 2.3.6 , 2.3.9 en 2.3.10 intrekt terwijl deze reeds in behandeling is genomen door de gemeente, wordt 85% van het tarief van de op grond van die onderdelen voor de betreffende activiteit verschuldigde leges in rekening gebracht Teruggaaf als gevolg van intrekking verleende omgevingsvergunning voor bouw- gebruiks- of aanlegactiviteiten, monument of kappen Indien de gemeente een verleende omgevingsvergunning met bouwkosten lager dan €50.000,- voor een project dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit bouw- of aanlegactiviteiten, een monument of kappen, als bedoeld in de onderdelen 2.3.1, 2.3.2, 2.3.6, 2.3.9 en 2.3.10 intrekt op aanvraag van de vergunninghouder, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges, mits deze aanvraag om intrekking is ingediend binnen één jaar na verlening van de vergunning en van de vergunning geen gebruik is gemaakt. De teruggaaf bedraagt het verschil van de kosten besluit in uitvoering gebracht en besluit niet in uitvoering gebracht. Indien de gemeente een verleende omgevingsvergunning met bouwkosten hoger dan €50.000,- voor een project dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit bouw- of aanlegactiviteiten, een monument of kappen, als bedoeld in de onderdelen 2.3.1, 2.3.2, 2.3.6, 2.3.9 en 2.3.10 intrekt op aanvraag van de vergunninghouder, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges, mits deze aanvraag om intrekking is ingediend binnen één jaar na verlening van de vergunning en van de vergunning geen gebruik is gemaakt. De teruggaaf bedraagt: 15 % van de op grond van die onderdelen voor de betreffende activiteit verschuldigde leges. Vermindering als gevolg van het weigeren van een omgevingsvergunning voor bouw- of aanlegactiviteiten, een monument of kappen Indien de gemeente een omgevingsvergunning voor een project met
68
15%
15%
Raadsnummer
2.5.3.2
2.5.4 2.5.4.1
13R5532
bouwkosten hoger dan €50.000,- dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit bouw- of aanlegactiviteiten, een monument of kappen als bedoeld in de onderdelen 2.3.1, 2.3.2, 2.3.6 2.3.9 en 2.3.10 weigert, bestaat tot uiterlijk één jaar na dagtekening van het besluit aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges. De vermindering bedraagt: van de op grond van die onderdelen voor de betreffende activiteit verschuldigde leges. Onder een weigering bedoeld in onderdeel 2.5.3.1 wordt mede verstaan een vernietiging van de beschikking waarbij de vergunning is verleend bij rechterlijke uitspraak. Vermindering als gevolg van welstandsvrije gebiedenbij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten Wanneer een aanvraag om omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is gelegen in een welstandsvrij gebied wordt het tarief verminderd met van de op grond van die onderdelen voor de betreffende activiteit verschuldigde leges.
2.5.5
Vermindering als gevolg van gecertificeerde Bouwbesluitgegevens bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten Wanneer een wordt ingediend volgens een toepasbare landelijke erkenningsregeling met betrekking tot de gecertificeerde bouwbesluittoets worden de uren maal het uurtarief in mindering gebracht welke worden besteed aan de toetsing bouwbesluit
2.5.6
Minimumbedrag voor teruggaaf Een bedrag minder dan € 300,- wordt niet teruggegeven.
2.5.7
Geen teruggaaf legesdeel advies of verklaring van geen bedenkingen Van de leges verschuldigd op grond van de onderdelen 2.3.17 en 2.3.18 wordt geen teruggaaf verleend.
Hoofdstuk 6 Intrekking omgevingsvergunning Niet van toepassing.
Hoofdstuk 7 Wijziging en overschrijven omgevingsvergunning Niet van toepassing.
69
5%
Raadsnummer
13R5532
Hoofdstuk 8 Bestemmingswijzigingen zonder activiteiten 2.8.1
2.8.1.1 2.8.1.2
Het tarief voor het in ontvangst nemen van een aanvraag om omgevingsvergunning wordt verhoogd indien hiervoor een herziening van het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid , onder a, van de Wet Ruimtelijke Ordening, noodzakelijk is, met : Bij gemeentelijk opstellen van het bestemmingsplan; Bij indiening herziening bestemmingsplan conform ‘Handboek Bestemmingsplannen’
€ 6180,€ 4120,-
Hoofdstuk 9 Sloopvergunning 2.9.1 Slopen planologisch of monument
Een aanvraag tot het verkrijgen van een sloopvergunning, als bedoeld in art 2.1 en 2.2 van de WABO voor het geheel of gedeeltelijk slopen van bouwwerken waarbij een hoeveelheid sloopafval vrijkomt van: 10 m3 t/m 20 m3
€ 79,-
21 m3 t/m 50 m3
€ 238,-
51 m3 t/m 100 m3
€ 713
101 m3 t/m 500 m3
€ 1429,-
meer dan 500 m3
€ 2842,-
Hoofdstuk 10 In deze titel niet benoemde beschikking en overigen 2.10
2.10.1.1
2.10.1.2 2.10.1.3
Het tarief bedraagt voor het in ontvangst nemen van een aanvraag om een andere, in deze titel niet benoemde beschikking: Het tarief bedraagt voor het in ontvangst nemen van: een verzoek om het ter inzage verstrekken van een bouwplandossier van een voltooid bouwwerk uit het bouwplannenarchief en/of microfiches, ongeacht het resultaat, per verzoek Indien op verzoek een kopie moet worden verstrekt, bedraagt het tarief per besluit en/of rapport: Indien op verzoek een kopie moet worden verstrekt, bedraagt het tarief per tekening:
70
€ 300,-
€ 26,€ 5,€ 15,-
Raadsnummer
13R5532
2.10.1.4
Vervallen
2.10.1.5
Vervallen
2.10.2
indien bij het raadplegen van een bouwplandossier op verzoek informatie wordt verstrekt door een technisch ambtenaar wordt het onder 2.10.1 genoemde tarief verhoogd met per kwartier of gedeelte daarvan
€ 32,-
Titel 3 Dienstverlening vallend onder Europese dienstenrichtlijn Hoofdstuk 1
Horeca
Exploitatievergunning
Het tarief bedraagt voor het in ontvangst nemen van een aanvraag om: 3.1.1 een vergunning ingevolge artikel 3, eerste lid van de Drank- en Horecawet 3.1.2 een wijziging van de vergunning als bedoeld in 3.1.1 van deze tarieventabel 3.1.2.1 een wijziging van de leidinggevende als bedoeld in 3.1.1 van deze tarieventabel 3.1.2.2 een wijziging van de inrichtingseisen als bedoeld in 3.1.1 van deze tarieventabel 3.1.3 een ontheffing als bedoeld in artikel 35 van de Drank- en Horecawet 3.1.4 een vergunning ingevolge artikel 2.3.1.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening Eindhoven 3.1.4.1 een vergunning ingevolge artikel 2.3.1.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening Eindhoven zijnde coffeeshop 3.1.4.2 een vergunning ingevolge artikel 2.3.4.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening Eindhoven. 3.1.5 een vergunning ingevolge artikel 2.3.1.2(a) van de Algemene Plaatselijke Verordening Eindhoven 3.1.6 vervallen 3.1.7. vervallen 3.1.8 Inmeten van terras en/of inrichtingseisen ten behoeve van een aanvraag als bedoeld in artikel 3.1.1, 3.1.4, en/of 3.1.5 3.1.9.1 een ontheffing van het tijdstip van sluiting van een voor het
Ontheffing
71
€ 1.159,€ 717,€ 497,€ 717,€ 138,€ 883,€ 4.599,-
€ 4.599,€ 717,-
€ 331,-
Raadsnummer
sluitingsuur 3.1.9.2 3.1.10
Hoofdstuk 2
13R5532
publiek toegankelijke inrichting, als bedoeld in artikel 2.3.1.4 van de Algemene Plaatselijke Verordening Eindhoven Een ontheffing als bedoeld in artikel 5.8.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening Eindhoven. Beoordeling aanvullende gegevens door indiening van niet complete aanvraag
€ 607,€ 538,€ 243,-
Organiseren evenementen
3.2
Het tarief bedraagt voor het in ontvangst nemen van een aanvraag om een vergunning ingevolge artikel 2.2.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening Eindhoven voor het organiseren van een evenement: - meldingsplichtig evenement (vergunningsvrij) - categorie A: regulier evenement - categorie B: evenementen met verhoogde aandacht - categorie C: risico-evenementen
€ € € €
0,500,-2.500,-25.000,--
bovenstaande categorieën zijn nader gedefinieerd in de bijlage
Hoofdstuk 3
Prostitutiebedrijven 3.3.1
3.3.2 3.3.3 3.3.4 3.3.5
Hoofdstuk 4
Vergunning speelautomaat
Het tarief bedraagt voor het in ontvangst nemen van een aanvraag om een vergunning ingevolge artikel 3.2.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening Eindhoven inzake de exploitatie van een seksinrichting of escortbedrijf: een wijziging van een bestaande vergunning als bedoeld onder 3.3.1 zonder volledige toetsing een geschiktheidverklaring voor een seksinrichting of escortbedrijf Het tarief bedraagt voor het inmeten van inrichtingseisen ten behoeve van een aanvraag als bedoeld in artikel 3.3.1 Beoordeling aanvullende gegevens door indiening van niet complete aanvraag
Kansspelen
3.4.1.1
Het tarief bedraagt voor: het in ontvangst nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een aanwezigheidsvergunning voor een tijdvak van 12 maanden,
72
€ 3.143,-
€ 1.123€ 1.572€ 331,€ 272,-
Raadsnummer
3.4.1.2
3.4.1.3
Loterijvergunning Kienbijeenkomst
3.4.2 3.4.3 3.4.3.1
3.4.4
Hoofdstuk 5
13R5532
als bedoeld in artikel 30b van de Wet op de kansspelen, is de aanvrager een vergoeding verschuldigd van: a indien de vergunning voor één speelautomaat geldt € 57,b. indien der vergunning voor twee of meer speelautomaten geldt, € 57,vermeerderd met het product van het aantal speelautomaten, waarvoor de vergunning geldt, en een bedrag van € 34,onderdeel 3.4.1.1 is van overeenkomstige toepassing, indien de vergunning geldt voor een tijdvak korter dan 12 maanden of langer dan 12 maanden doch ten hoogste vier jaar, met dien verstande dat de in onderdeel 3.4.1.1 bedoelde bedragen naar evenredigheid van het verschil in looptijd van der vergunning verlaagd onderscheidenlijk verhoogd worden. onderdeel 3.4.1.1 is van overeenkomstige toepassing, indien de vergunning geldt voor een tijdvak van meer dan vier jaar of voor onbepaalde tijd, met dien verstande dat voor de toepassing van 3.4.1.1 sub a in plaats van € 56,50 een bedrag van € 226,50 en voor de toepassing van 3.4.1.1 sub b in plaats van € 22,50 een bedrag van € 90,50 en in plaats van € 34,- een bedrag van € 136,- geldt een loterijvergunning ingevolge artikel 3 van de Wet op de kansspelen een jaarvergunning kienbijeenkomsten kalenderjaar 2012, artikel 7c van de Wet op de kansspelen Het tarief bedraagt voor het in ontvangst nemen van een aanvraag tot het incidenteel verkrijgen van een vergunning van een kienbijeenkomst Beoordeling aanvullende gegevens door indiening van niet complete aanvraag
€ 131,€ 131,-
€ 131,€ 120,-
Teruggaaf 3.5.1
3.5.2
Indien een aanvrager zijn aanvraag om vergunning als bedoeld onder artikel 3.1 tot en met 3.4, intrekt terwijl deze reeds in ontvangst is genomen door de gemeente, wordt 20% van het tarief van de op grond van die onderdelen voor de betreffende activiteit verschuldigde leges in rekening gebracht. b. op een aanvraag om een vergunning als bedoeld onder 3.1 t/m 3.4 afwijzend wordt beschikt, wordt op verzoek teruggaaf van de geheven leges verleend van 15% Vermindering als gevolg van een direct ontvankelijke aanvraag ten behoeve van een Drank- en Horeca- en/of
73
Raadsnummer
3.6
Hoofdstuk 6 Huisvestingswet Onttrekking
3.6 3.6.1
3.6.2
Splitsing
3.6.3
Omzetting
3.6.4 3.6.5 3.6.5.a 3.6.6 3.6.7
Hoofdstuk 7
exploitatievergunning Wanneer een aanvraag om Drank- en Horeca- en/of exploitatievergunning compleet, correct en volledig wordt ingediend bij de gemeente wordt het tarief verminderd met Een bedrag minder dan € 100,- wordt niet teruggegeven.
5%
Huisvesting
Samenvoeging
Leegstand
13R5532
Het tarief bedraagt voor het in ontvangst nemen van een aanvraag: om een vergunning tot gehele of gedeeltelijke onttrekking van woonruimte aan de bestemming tot bewoning als bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel a van de Huisvestingswet om een vergunning tot samenvoeging van woonruimte met andere woonruimte als bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel b van de Huisvestingswet om een splitsingsvergunning als bedoeld in artikel 33 van de Huisvestingswet om een leegstandsvergunning als bedoeld in artikel 15, eerste lid van de Leegstandswet om een omzettingsvergunning als bedoeld in artikel 30 eerste lid onderdeel c uit de Huisvestingswet Vooroverleg tbv een omzettingsvergunning als bedoeld in artikel 30 eerste lid onderdeel c uit de Huisvestingwet het overschrijven van een verleende vergunning ingevolge de Regionale noodhuisvestingsverordening Teruggaaf van vergunningen uit hoofdstuk 6 geschiedt als volgt; a. op een aanvraag om vergunning afwijzend wordt beschikt; b. een aanvraag om vergunning wordt ingetrokken, voordat hierop een beslissing is genomen; c. de vergunning wordt ingetrokken, omdat daarvan geen gebruik wordt gemaakt; wordt, tot uiterlijk één jaar na dagtekening van de afwijzing dan wel de intrekking van de aanvraag, op verzoek teruggaaf van de geheven leges verleend van
Brandbeveiligingsverordening vervallen
74
€ 1.406,-
€ 1.406,€ 1.406,€ 109,€ 3.984,€ 1.250,-
€
15%
315,-
Raadsnummer
Hoofdstuk 8
In deze titel niet benoemde vergunning of ontheffing 3.8
Standplaatsver- 3.8.1 gunning 3.8.1.1 3.8.1.2
Het tarief bedraagt voor het in ontvangst nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van: een standplaatsvergunning ingevolge artikel 5.2.3. van de Algemene Plaatselijke Verordening Eindhoven een standplaatsvergunning ingevolge artikel 5.2.3. van de € Algemene Plaatselijke Verordening Eindhoven voor 1 dag een standplaatsvergunning ingevolge artikel 5.2.3. van de € Algemene Plaatselijke Verordening Eindhoven voor meerdere dagen
3.8.1.3
Vergunning inzamelen afvalstoffen Wet Bibob
13R5532
een standplaatsvergunning ingevolge artikel 5.2.3. van de Algemene Plaatselijke Verordening Eindhoven voor meerdere dagen met een maatschappelijk doel 3.8.1.3.a een standplaatsvergunning ingevolge artikel 5.2.3. van de Algemene Plaatselijke Verordening Eindhoven voor 1 dag met een maatschappelijk doel 3.8.2 een vergunning voor het inzamelen van afvalstoffen ingevolge artikel 4.2.2.5 van de Algemene Plaatselijke Verordening Eindhoven (oud papier) 3.8.3. Het tarief voor het in ontvangst nemen van een aanvraag zoals bedoeld in deze verordening wordt verhoogd met: 3.8.3.1 Indien de bij de aanvraag verstrekte gegevens ter beoordeling van de integriteit van de aanvraag onvoldoende zijn om deze te beoordelen: 3.8.3.2 Indien er door de aard van de aanvraag en aangeleverde gegevens voldoende reden is voor het starten van een Bibob-onderzoek (bronnenonderzoek) door het gemeentelijk Cluster Bibob ter beoordeling van de integriteit van de aanvraag: 3.8.3.3 Indien er door de aard van de aanvraag en aangeleverde gegevens voldoende reden is tot het inwinnen van advies bij het Landelijk Bureau Bibob ter beoordeling van de integriteit van de aanvraag 3.8.3.4 Indien er door de aard van de aanvraag en aangeleverde gegevens voldoende reden is tot het inwinnen van advies bij het Landelijk Bureau Bibob ter beoordeling van de integriteit van de aanvraag, en waarbij het onderzoek leidt tot het beperken/weigeren van de vergunning: 3.8.3.5 Onverminderd het bepaalde in de voorgaande onderdelen van dit hoofdstuk bedraagt het tarief, indien het Landelijk Bureau Bibob advies moet uitbrengen over de aanvraag tevens het bedrag dat daartoe door het betreffende bestuursorgaan is vastgesteld, te weten:
75
245,871,-
€ 218,-
€ 123,-
€ 381,-
€ 168,--
€ 2.016,--
€ 6.720,--
€ 10.080--
€ 500,--
Raadsnummer
3.8.4
13R5532
Beoordeling aanvullende gegevens door indiening van niet complete aanvraag
€ 120,-
Overzicht criteria voor risicoanalyse evenementen. (t.a.v. titel 3, hoofdstuk 2 van de Tarieventabel van de Legesverordening 2014). Categorie
Omschrijving
Categorie C
Vergunningplichtig Hoog risico-evenement, waarbij sprake is van een grote impact op de stad en/of regionale gevolgen voor het verkeer.
Categorie B
Vergunningplichtig Gemiddeld risico-evenement, waarbij sprake is van een grote impact op de directe omgeving en/of gevolgen voor het verkeer.
Categorie A
Vergunningplichtig Laag risico-evenement, waarbij sprake is van een beperkte impact op de omgeving en de gevolgen voor het verkeer beperkt zijn.
Behorende bij besluit van 5 november 2013 tot vaststelling van de Tarieventabel behorende bij de legesverordening 2014. Eindhoven,
J. Verheugt, griffier.
76
Raadsnummer
13R5532
Raadsbesluit De raad van de gemeente Eindhoven; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 september 2013 gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b van de Gemeentewet;
besluit vast te stellen de
Verordening op de heffing en de invordering van marktgeld in de gemeente Eindhoven 2014.
Artikel 1. Aard en voorwerp van de heffing. Onder de naam van "marktgeld" worden overeenkomstig de bepalingen van deze verordening rechten geheven voor het innemen van een standplaats op markten. Artikel 2. Begripsomschrijvingen e.d. 1. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: a. een etmaal of een gedeelte daarvan; b. maand en kwartaal: een kalendermaand en een kalenderkwartaal; c. marktverordening: de Marktverordening Eindhoven 2012, vastgesteld bij raadsbesluit van 20 november 2012, opgenomen in gemeenteblad 2012, nr. 61; d. marktreglement: het Marktreglement Eindhoven 2012, vastgesteld bij collegebesluit van 9 oktober 2012; e. markten: de warenmarkten, welke krachtens besluit van het college op de daarbij aangewezen plaatsen, dagen en tijden worden gehouden; f. standplaats: de op en voor de duur van een markt op grond van de Marktverordening Eindhoven 2012 en het bijbehorende Marktreglement Eindhoven 2012 aangewezen ruimte voor het uitoefenen van de markthandel; g. vaste standplaats: een standplaats die op grond van de de Marktverordening Eindhoven 2012 en het bijbehorende Marktreglement Eindhoven 2012 tot wederopzegging wordt toegewezen; h. losse standplaats: een standplaats die op grond van de de Marktverordening Eindhoven 2012 en het bijbehorende Marktreglement Eindhoven 2012 als een zogenaamde dagplaats wordt toegewezen; i. standwerkerplaats: een standplaats die op grond van de de Marktverordening Eindhoven 2012 en het bijbehorende Marktreglement Eindhoven 2012 wordt toegewezen voor het uitoefenen van de markthandel op een wijze als bij standwerken gebruikelijk is; j. standplaatshouder: degene aan wie het op grond van de Marktverordening Eindhoven 2012 en het bijbehorende Marktreglement Eindhoven 2012 is toegestaan om gedurende een markt een vaste of losse standplaats dan wel standwerkerplaats in te nemen.
77
Raadsnummer
13R5532
2. Voor de berekening van de marktgelden wordt een gedeelte van een strekkende meter voor een volle eenheid gerekend.
Artikel 3. Belastingplicht. Belastingplichtig is de standplaatshouder. Artikel 4. Heffingsgrondslag en tarieven. Het marktgeld bedraagt per markt per ingenomen strekkende meter standplaats: a. voor een losse standplaats per dag € 2,95 b. voor een vaste standplaats voor een abonnement per kwartaal € 29,50 c. voor een standwerkerplaats per dag € 8,40 Artikel 5. Ontheffing. 1. Indien een belastingplichtige een hem toegewezen vaste standplaats als gevolg van ziekte, overlijden, bedrijfsopheffing of -staking, rekening houdend met het gestelde in de Martkverordening Eindhoven 2012 en bijbehorende Marktreglement Eindhoven 2012, ongebruikt laat gedurende de gehele of een deel van de periode waarvoor het abonnementstarief geldt, wordt op verzoek ontheffing verleend van het geheven marktgeld. 2. Deze ontheffing bedraagt: a. indien de standplaats gedurende de gehele abonnementsperiode ongebruikt is gelaten, het gehele bedrag van het daarvoor geheven marktgeld; b. indien de standplaats gedurende een deel van de abonnementsperiode ongebruikt is gelaten, het bedrag dat gevonden wordt door het bij abonnement geheven marktgeld te verminderen met het marktgeld over de dagen, gedurende welke van de standplaats gebruik is gemaakt, berekend naar het dagtarief genoemd onder letter a van artikel 4. Artikel 6. Wijze van heffing. 1. Het marktgeld wordt geheven bij wege van: a. een gedagtekende bon of nota voor losse standplaatsen en standwerkerplaatsen; b. een gedagtekende stortings-/acceptgirokaart voor vaste standplaatsen. 2. De in het eerste lid bedoelde bon, nota en stortings-/acceptgirokaart worden aangemerkt als kennisgeving, zoals bedoeld in artikel 233a van de Gemeentewet. Artikel 7. Tijdstip verschuldigdheid. Het marktgeld wordt verschuldigd: a. voor losse standplaatsen en standwerkerplaatsen bij het innemen van de plaatsen; b. voor vaste standplaatsen bij de aanvang van de abonnementsperiode. Artikel 8. Termijn van betaling. 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moet het marktgeld worden voldaan bij het uitreiken van de in artikel 6 bedoelde kennisgeving en indien die kennisgeving wordt toegezonden binnen acht dagen na dagtekening van de kennisgeving.
78
Raadsnummer
13R5532
2. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voorzover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de kennisgeving. 3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen. Artikel 9. Kwijtschelding. Bij de invordering van marktgeld wordt geen kwijtschelding verleend. Artikel 10. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders. Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de marktgelden. Artikel 11. Inwerkingtreding en citeertitel. 1. De Marktgeldverordening 2013, vastgesteld bij raadsbesluit van 6 november 2012, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten, die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014. 4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Marktgeldverordening 2014". Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 5 november 2013.
R. van Gijzel, voorzitter.
J. Verheugt, griffier.
79
Raadsnummer
13R5532
Raadsbesluit De raad van de gemeente Eindhoven; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 september 2013 gelet op artikel 228 van de Gemeentewet; besluit: vast te stellen de
Verordening op de heffing en de invordering van de precariobelasting 2014.
Artikel 1. Aard en voorwerp van de heffing. Onder de naam "precariobelasting" wordt een directe belasting geheven terzake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel. Artikel 2. Begripsbepalingen. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: jaar : een kalenderjaar; kwartaal: een kalenderkwartaal; maand : een kalendermaand; week : een periode van zeven aaneengesloten dagen; dag : een etmaal. Vergunning: een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon een of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben. . Terras: een geheel van tafels, stoelen of andere roerende zaken, die de belastingplichtige buitenshuis opstelt om anderen in de gelegenheid te stellen ter plaatse iets te nuttigen. Artikel 3. Belastingplicht. 1. De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn. 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft. Artikel 4.
Maatstaf van heffing en tarief.
80
Raadsnummer
13R5532
De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde. Artikel 5. Vrijstellingen. De belasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van: a. voorwerpen, indien de gemeente ter zake van het gebruik van de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond waarop het voorwerp of de voorwerpen zich bevinden een recht heft op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet, dan wel een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen; b. voorwerpen, welke rechtens moeten worden gedoogd; c. voorwerpen, gebruikt voor activiteiten met een politiek, godsdienstig, sociaal, weldadig doel en, voor zover geen sprake is van een directe of indirecte commerciële (neven)activiteit, voor activiteiten met een sportief, cultureel of recreatief doel; d. brievenbussen en telefooncellen; e. voorwerpen ten dienste van de gemeente of haar instellingen, alsmede het hebben van buizen, leidingen en kabels ten dienste van huisaansluitingen voor riolering, gas, water en elektriciteit; f. glas-, papier-, en kledingcontainers, welke zijn geplaatst ten behoeve van recyclingdoeleinden, welke voor gratis publiek gebruik zijn bestemd en onderdeel zijn van de gemeentelijke inzamelstructuur voor huishoudelijke afvalstoffen. Artikel 6. Berekening van de precariobelasting. 1. Voor de berekening van de precariobelasting wordt met betrekking tot een in de tarieventabel genoemde lengte- of oppervlaktemaat een gedeelte daarvan als een volle eenheid aangemerkt. 2. Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat geval bestaat aanspraak op ontheffing, waarbij het derde lid, van overeenkomstige toepassing is. 3. Indien in de tarieventabel voor een voorwerp tarieven voor verschillende tijdseenheden zijn opgenomen, wordt de precariobelasting berekend op de voor de belastingplichtige meest voordelige wijze. 4. In afwijking van het bepaalde in artikel 2 wordt voor de berekening van de precariobelasting: a. indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een weektarief, maar geen dagtarief is opgenomen, een gedeelte van een week gelijkgesteld met een week; b. indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een maandtarief, maar geen dag- of weektarief is opgenomen, een gedeelte van een maand gelijkgesteld met een maand. 5. Indien in de tarieventabel voor een voorwerp een dagtarief, weektarief, maandtarief of seizoenstarief is opgenomen en het belastingtijdvak een langere periode dan een dag, onderscheidenlijk een week of een maand omvat, gelden deze tarieven per dag, onderscheidenlijk week of maand van het belastingtijdvak. Artikel 7. Belastingtijdvak. 1. In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een
81
Raadsnummer
13R5532
kalenderjaaroverschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar. 2. In andere dan de in het eerste lid bedoelde gevallen, is het belastingtijdvak de aaneengesloten periode gedurende welke het belastbaar feit zich voordoet of heeft voorgedaan. Artikel 8. Wijze van heffing. De belasting wordt geheven: a. bij wege van aanslag voor de belasting betrekking hebbende op voorwerpen, die zijn of worden aangebracht voor een periode van één jaar of langer; b. bij wege van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving voor de belasting betrekking hebbende op voorwerpen, die zijn of worden aangebracht voor een periode van minder dan één jaar. Artikel 9. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang. 1. In de gevallen bedoeld in artikel 8 sub a, is de precariobelasting verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht. 2. In de gevallen bedoeld in artikel 8, sub b, is de precariobelasting verschuldigd bij het einde van het belastingtijdvak. 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de naar jaartarieven geheven precariobelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelte van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. 4. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde precariobelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. 5. Belastingbedragen van minder dan € 10,-- worden niet geheven. Artikel 10. Termijnen van betaling. 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in één termijn, die vervalt op de laatste dag van de maand volgend op die, welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld. 2. In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan meer is dan €78,-, doch minder is dan € 9.000,-- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in elf termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. 3. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voor zover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag. 4. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
82
Raadsnummer
13R5532
Artikel 11. Kwijtschelding. Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend. Artikel 12. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders. Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de precariobelasting. Artikel 14. Anti-dubbeltelbepaling Geen precariobelasting wordt geheven voor voorwerpen met reclame-uiting, waarvoor in hetzelfde belastingtijdvak reeds reclamebelasting wordt geheven. (Voor luifels, terrasmeubilair, -afscheidingen, en daarbij behorende parasols wordt precariobelasting geheven) Artikel 13. Inwerkingtreding en citeertitel. 1. Verordening tot wijziging van de verordening op de heffing en de invordering van de precariobelasting 2013 (eerste wijziging), vastgesteld bij raadsbesluit van 18 december 2012, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014. 4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening precariobelasting 2014". Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 5 november 2013.
R. van Gijzel, voorzitter.
J. Verheugt, griffier
83
Raadsnummer
13R5532
Tarieventabel 2014 (behorende bij de "Verordening precariobelasting 2014")
Indeling tarieventabel Hoofdstuk 1
Bouwmaterialen en dergelijke
Hoofdstuk 2
Terrassen
Hoofdstuk 3
Goederen, materialen, wagens, kramen enz.
Hoofdstuk 4
Reclame
Hoofdstuk 5
Onderdelen van onroerend goed
Hoofdstuk 6
Benzinepompinstallaties
Hoofdstuk 7
Overige voorwerpen
1.1 1.1.1
1.1.2
1.1.3
Hoofdstuk 1 Bouwmaterialen e.d. Het tarief bedraagt: Voor het hebben van een laad- en losinrichting, hijskraan, transportbrug en / of soortgelijke inrichtingen, per m2 ingenomen grondoppervlak: a. per maand b. per jaar: Voor het hebben van stelconplaten, per m2 ingenomen oppervlakte grond: a. per maand: b. per jaar: Voor het hebben van schuttingen, steigers of dergelijke getimmerten, het opslaan van bouwmaterialen, alsmede voor het hebben van directieketen, directiewagens, schaftwagens, werk- en bergloodsen, containers en dergelijke, per m2 ingenomen grond: a. per maand: b. per kwartaal: c. per jaar:
84
€ €
1,12 8,96
€ €
1,12 8,96
€ 4,85 € 9,70 € 38,80
Raadsnummer
2.1 2.1.1 2.1.1.a
2.1.1.b
2.1.1.c
3.1 3.1.1
3.1.2
3.1.2.1 3.1.2.2
13R5532
Hoofdstuk 2: Terrassen e.d. Het tarief bedraagt: Voor het hebben van een terras voor cafés, restaurants en dergelijke inrichtingen, per m2 ingenomen oppervlakte grond: In gebied A1: per jaar: € 54,1 : onder gebied A wordt begrepen het gebied van de gemeente Eindhoven, gelegen op de Markt In gebied B2: per jaar: € 36,50 2 : onder gebied b wordt begrepen het gebied van de gemeente Eindhoven, gelegen binnen of aan de kleine ringbaan (18 Septemberplein-Emmasingel-Keizersgracht-Wal-P.Czn.HooftlaanHertogstraat-Vestdijk), het Stationsplein en Dommelstraat, uitgezonderd de Markt. In gebied C3: per jaar: 3 : onder gebied C wordt begrepen het gebied van de gemeente € 18,Eindhoven niet vallende onder gebied A en B. Hoofdstuk 3: Goederen, materialen, wagens, kramen enz. Het tarief bedraagt: Voor het uitstallen of opslaan van al dan niet ter verkoop of verhuring aangeboden goederen of objecten, per m2 ingenomen oppervlakte grond, per jaar voor het innemen van een standplaats anders dan bedoeld in artikel 1 van de Marktverordening Eindhoven 2012, per m2 ingenomen oppervlakte grond: voor standwerkers per dag: voor voertuigen, kramen, tenten e.d. welke gebruikt worden voor het uitstallen, aanbieden of verkopen van onverschillig welke goederen: a. per dag b. bij het éénmaal per week innemen van een standplaats: per maand: - per jaar: c. bij het tweemaal per week innemen van een standplaats: - per week: - per maand: - per jaar: d. bij het driemaal per week innemen van een standplaats: - per week: - per maand: - per jaar: e. bij het viermaal of meer per week innemen van een standplaats:
85
€
25,-
€
1,25
€
1,25
€ €
4,50 36,-
€ € €
2,35 8,30 66,40
€ 3,35 € 11,75 € 94,-
Raadsnummer
3.1.3
3.1.4
4
4.1.2 4.1.3
5.1
5.2
6.1
6.1.1 6.1.2 6.1.3
13R5532
- per week: - per maand: - per jaar: voor het hebben van tijdelijke verkoop- en / of kantoorruimte en andere soortgelijke opstallen, per m2 ingenomen oppervlakte grond: a. per week: b. per maand: c. per jaar: voor het hebben van een automatisch verkooptoestel, automatisch weegtoestel, een etalagekast of ander toestel , per stuk: - per maand; - per jaar: Hoofdstuk 4: Reclame. Het tarief bedraagt: voor het hebben van een tot reclame dienend voorwerp, niet zijnde een voorwerp als bedoeld in hoofdstuk 5, per stuk: a. per maand: b. per jaar: Vervallen Vervallen Hoofdstuk 5: onderdelen van onroerende zaken Het tarief bedraagt: Voor het hebben van een gebouwde luifel, overkapping, erker, aan- of uitbouw en dergelijke, zijnde onderdelen van een pand dat niet uitsluitend in gebuik is als woning, per m2 per jaar: Voor het hebben van een zonnescherm, markies of zonnezeil, zijnde onderdelen van van een pand dat niet uitsluitend in gebuik is als woning, per m2, per jaar Hoofdstuk 6: Benzinepompinstallaties. Het tarief bedraagt voor het hebben van een installatie voor de levering van benzine of andere motorbrandstoffen, olie, lucht of water per jaar: Voor het aftappunt (met toebehoren) voor motorbrandstof, per stuk per jaar: Voor een verplaatsbaar aftappunt (met toebehoren) voor motorbrandstof of olie, per stuk per jaar: Voor een aftappunt (met toebehoren) voor lucht en water, per jaar
86
€ 4,10 € 14,75 € 118,-
€ 2,15 € 6,40 € 51,20
€ €
7,50 60,-
€ 3,80 € 30,40
€ 20,50 € 17,25
€ €
864,75,-
€ €
75,75,-
Raadsnummer
6.1.4. 6.2.1
7.1. 7.1.1
7.1.2
7.1.3
7.1.4
7.1.5
Voor een benzine- of olietank (met toebehoren), per stuk per jaar: Luifel, overkapping benzinestation, per m2, per jaar Hoofdstuk 7: Overige voorwerpen. Het tarief bedraagt: voor het hebben van rails, per strekkende meter: a. per maand: b. per jaar: voor het hebben van buizen, riolen, kokers, kabels en dergelijke voorwerpen, per strekkende meter: per jaar: voor het hebben van een tent, podium of tribune, per m2 ingenomen oppervlakte grond: a. per dag: b. per week: voor het hebben van een rijwielrek, per strekkende meter: a. per maand: b. per jaar: Voor het hebben van een spandoek, per dag:
13R5532
€
40,50
€
17,25
€ €
1,12 8,96
€
2,01
€ €
0,43 1,04
€ 5,70 € 45,60
€ 11,25
Eindhoven,
J. Verheugt, griffier.
87
Raadsnummer
13R5532
Raadsbesluit De raad van de gemeente Eindhoven; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 september 2013 gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b van de Gemeentewet; besluit: vast te stellen de
Verordening op de heffing en de invordering van rechten voor het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen in de gemeente Eindhoven 2014
Artikel 1. Aard en voorwerp van de heffing. Voor het gebruik van de begraafplaatsen, alsmede voor de diensten, welke in verband daarmede vanwege de gemeente worden verleend, worden overeenkomstig de bepalingen van deze verordening rechten geheven. Artikel 2. Begripsbepalingen. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: a. begraafplaats: elk in de gemeente Eindhoven als gemeentelijke begraafplaats aangewezen terrein; b. bijzonder graf: een graf op het daarvoor bestemde gedeelte van een begraafplaats, waarbij tevens de mogelijkheid bestaat voor het aanbrengen van een grafkelder; c. graf: een graf op het daarvoor bestemde gedeelte van een begraafplaats, welke kan bestaan uit een zandgraf of een keldergraf; d. kindergraf: een graf op het daarvoor bestemde gedeelte van een begraafplaats,waarin lijken van doodgeboren c.g. als levenloos aangegeven kinderen en/of kinderen beneden de 12 jaar worden begraven; e. graf op het urnenveld: een graf op het voor urnenveld bestemde gedeelte van een begraafplaats, ten aanzien waarvan het uitsluitend recht tot het plaatsen van een urn wordt verleend; f. columbarium: een bouwwerk, waarin urnen in aparte elementen worden geplaatst; g. urnentuin: een speciaal ingerichte tuin, waarin urnen bovengronds worden geplaatst; h. asverstrooiingsplaats: een permanent daartoe bestemd terrein waarop as wordt verstrooid; i. asbus: een gesloten bus, bevattende de as van een lijk, als bedoeld in het Crematiebesluit; j. grafteken:
88
Raadsnummer
13R5532
op graven aanwezige kruisen, zerken en andere gedenktekenen. k. urn: een voorwerp ter berging van één of meerdere asbussen. Artikel 3. Belastingplicht. De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt. Artikel 4. 4.1 Voor het begraven van een lijk wordt geheven, indien het geschiedt in een bijzonder graf of een graf of een kindergraf 4.2 Voor het bijzetten van een asbus of een urn wordt geheven, indien het geschiedt in een bijzonder graf of een graf of een kindergraf of een graf op een urnenveld, of in het columbarium 4.3 Voor het verstrooien van as op de asverstrooiingsplaats wordt per asbus geheven 4.4 Voor het begraven van een lijk, het bijzetten van een asbus of het verstrooien van as als in de vorige leden van dit artikel bedoeld worden de tarieven verhoogd met 50% indien zulks geschiedt op zaterdagen, alsmede wanneer dit plaats heeft op werkdagen vóór 08.00 uur en na 16.00 uur 4.5 Voor het bijzetten van een onvoldragen vrucht in de ossuaria wordt geheven 4.6 Voor het opgraven of verwijderen van een asbus wordt geheven: uit een bijzonder graf uit een graf uit een kindergraf uit een graf op een urnenveld uit het columbarium 4.7 voor het weer terugplaatsen van de asbus, na verwijdering van de asbus als bedoeld in 4.6, wordt geheven
€282,€141,-
€141,-
€141,-
€141,€141,€141,€141,€141,€141,-
Artikel 5. 5.1 Voor het recht tot begraven en het plaatsen van een urn in een graf, als bedoeld in artikel 2, wordt geheven voor de eerste termijn van uitgifte, indien dit een periode van 10 jaar betreft: een graf €842,een kindergraf €421,een graf op het urnenveld €421,een plaats in het columbarium €421,een plaats in de urnentuin €421,-
89
Raadsnummer
13R5532
5.2 Voor het recht tot begraven en het plaatsen van een urn in een graf, als bedoeld in artikel 2, wordt geheven voor de eerste termijn van uitgifte, indien dit een periode van 20 jaar betreft: een graf €1.684,een kindergraf €842,een graf op het urnenveld €842,een plaats in het columbarium €842,een plaats in de urnentuin €842,5.3 Voor het recht tot begraven voor een bijzonder graf, als bedoeld in artikel 2, wordt geheven voor de eerste termijn van uitgifte, waarbij dit een periode van 30 jaar betreft: een bijzonder graf €16.107,5.4 Bij verlenging van het recht tot het begraven en het plaatsen van een urn in een graf, als bedoeld in artikel 2, voor een termijn van 5 jaren wordt geheven: een bijzonder graf €2.684,50,een graf €421,een kindergraf €210,50 een graf op het urnenveld €210,50 een plaats in het columbarium €210,50 een plaats in de urnentuin €210,50 5.5 Bij verlenging van het recht tot het begraven en het plaatsen van een urn in een graf, als bedoeld in artikel 2, voor een termijn van 10 jaren wordt geheven: voor een bijzonder graf €5.369,voor een graf €842,voor een kindergraf €421,voor een graf op het urnenveld €421,voor een plaats in het columbarium €421,voor een plaats in de urnentuin €421,5.6 Bij verlenging van het recht tot het begraven en het plaatsen van een urn in een graf, als bedoeld in artikel 2, voor een termijn van 20 jaren wordt geheven: een bijzonder graf €10.738,een graf €1.684,een kindergraf €842,een graf op het urnenveld €842,een plaats in het columbarium €842,een plaats in de urnentuin €842,Artikel 6.
90
Raadsnummer
Voor het beschikbaar stellen van de aula voor de duur van maximaal 2 uur of een gedeelte daarvan wordt geheven:
13R5532
€ 282,-
Voor elk volgend uur of een gedeelte daarvan wordt geheven 50% van dit tarief Artikel 7. Voor het reserveren van een graf als bedoeld in artikel 2 wordt per jaar geheven, indien het betreft: een bijzonder graf €524,een graf €84,een plaats in het columbarium €42,een plaats in de urnentuin €42,een graf in een urnenveld €42,Onder jaar is te verstaan een tijdvak van twaalf achtereenvolgende maanden. Artikel 8. Wijze van heffing. De rechten worden geheven bij wege van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Artikel 9. Tijdstip verschuldigdheid. 1. De rechten, bedoeld in de artikelen 4 en 6 worden verschuldigd bij de aanvang van de gevraagde dienstverlening. 2. De rechten, bedoeld in de artikelen 5 en 7 worden verschuldigd bij de aanvang van de in die artikelen genoemde tijdvakken, waarover de rechten worden geheven. Artikel 10. Kwijtschelding Ten aanzien van de rechten voor het reserveren van een graf wordt geen kwijtschelding verleend. Artikel 11. Termijn van betaling. 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de rechten worden voldaan binnen één maand na de dagtekening van de schriftelijke kennisgeving. 2. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voorzover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de kennisgeving. 3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen. Artikel 12. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders. Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de begraafplaatsrechten. Artikel 13. Inwerkingtreding en citeertitel.
91
Raadsnummer
13R5532
1. De Verordening begraafplaatsrechten 2013, vastgesteld bij raadsbesluit van 6 november 2012, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten, die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014. 4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening begraafplaatsrechten 2014".
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 5 november 2013. R. van Gijzel, voorzitter.
J. Verheugt, griffier.
92
Raadsnummer
13R5532
Raadsbesluit De raad van de gemeente Eindhoven; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 september 2013; gelet op artikel 226 van de Gemeentewet; besluit vast te stellen de
Verordening op de heffing en de invordering van de hondenbelasting 2014
Artikel 1. Aard en voorwerp van de heffing. Onder de naam "hondenbelasting" wordt een directe belasting geheven terzake van het houden van een hond. Artikel 2. Belastingplicht. 1. Belastingplichtig is de houder van een hond. 2. Als houder van een hond wordt aangemerkt degene die, onder welke titel ook, een hond ter verzorging of onder toezicht heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is. 3. Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden van een hond door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden. 4. Voor honden, die verblijven in een inrichting, welker bedrijfsdoel is dieren tegen vergoeding te verzorgen, is de belasting verschuldigd door degene, voor wiens rekening de hond wordt verzorgd. 5. De belastingplicht ontstaat op het moment dat een hond voor het eerst wordt gehouden en eindigt op het tijdstip dat de schriftelijke mededeling wordt ontvangen dat de belastingplichtige geen houder meer is van een hond, tenzij wordt aangetoond, dat hij reeds eerder geen houder meer was. Artikel 3. Maatstaf van heffing. De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden. Artikel 4. Tarieven. 1. De belasting bedraagt per belastingjaar: a. voor de eerste hond € 69,b. voor elke volgende hond € 138,2. In afwijking in zoverre van het voorgaande lid bedraagt de belasting voor honden, gehouden in kennels, ingeschreven bij de raad van beheer op kynologisch gebied in Nederland, alsmede voor honden in ondernemingen voor handel in honden, in het bezit van een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de Dierenbescherming (wet van 25 januari 1961, Stb. 19), € 346,- per belastingjaar.
93
Raadsnummer
13R5532
3. Het tweede lid blijft buiten toepassing indien de belastingplichtige schriftelijk verzoekt de verschuldigde belasting vast te stellen naar het werkelijke aantal honden indien blijkt dat dit bedrag lager is dan het op de voet van het tweede lid bepaalde bedrag. Artikel 5
Belastingjaar.
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar. Artikel 6. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang. 1. De belasting is verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar of, zo dat later is, bij de aanvang van de belastingplicht. 2. Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt, is de belasting, respectievelijk de hogere belasting terzake van het toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel vierde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de toename van het aantal honden, nog volle kalenderkwartalen overblijven. 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel vierde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog volle kalenderkwartalen overblijven. Artikel 7. Vrijstellingen. De belasting wordt niet geheven voor honden: a. die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij te samen met de moederhond worden gehouden; b. die uitsluitend dienen om blinde personen te leiden; c. waarvan de houder in het bezit is van een geldend diploma van het hoofdcomité van het Nederlandse Rode Kruis of van De Nederlandse Vereniging van Rodekruishonden; d. die door geaccrediteerde leden (full-members) van Assistance Dogs Europe (ADEu) als gehandicaptenhond aan een gehandicapte ter beschikking zijn gesteld; e. die verblijven in een hondenasiel als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van het Honden- en kattenbesluit 1999, welk asiel is opgenomen in het centraal register bedoeld in artikel 5, tweede lid, van genoemd besluit; f. waarvan de houder zich in de loop van het belastingjaar in de gemeente heeft gevestigd, doch slechts voor het tijdvak van het lopende belastingjaar, waarover voor deze hond(-en) elders belasting is betaald of verschuldigd is en geen recht op ontheffing of vermindering van die elders betaalde belasting bestaat. g. die in het kader van een opleiding tot blindengeleidehond door het Koninklijk Nederlands Geleidehonden Fonds, worden gehouden door een pleeggezin; h. die in het kader van een opleiding door het Nederlandse Rode Kruis of de Nederlandse Vereniging van Rodekruishonden worden gehouden door een pleeggezin; i. die in het kader van een opleiding van geaccrediteerde leden (full-members) van Assistance Dogs Europe (ADEu) tot gehandicaptenhond, worden gehouden door een pleeggezin.
94
Raadsnummer
13R5532
Artikel 8. Wijze van heffing. De belasting wordt geheven bij wege van aanslag. Artikel 9. Continuering belastingplicht. Ten aanzien van de belastingplichtige, aan wie over het vorige belastingjaar een aanslag werd opgelegd, wordt de belasting geheven naar hetzelfde aantal honden als waarnaar de aanslag over het vorige belastingjaar werd opgelegd, tenzij blijkt, dat bedoeld aantal honden waarvoor hij belastingplichtig is, wijziging heeft ondergaan, of dat zijn belastingplicht voor de aanvang van het belastingjaar is geëindigd. Artikel 10. 1. Voor belastingbedragen tot € 10,-- vindt geen invordering plaats. 2. Voor toepassing van het bepaalde in het eerste lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen hondenbelasting of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag. Artikel 11 Termijnen van betaling 1 In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in één termijn, die vervalt op de laatste dag van de maand volgend op die, welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld. 2 In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan meer is dan €78,-, doch minder is dan € 9.000,-- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in elf termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. 3 Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voor zover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag. 4 De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen. Artikel 12 Kwijtschelding Kwijtschelding wordt alleen verleend voor de eerste hond, artikel 4 lid 1 sub a. Artikel 13. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders. Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de hondenbelasting. Artikel 14. Inwerkingtreding en citeertitel. 1. De : Verordening tot wijziging van de verordening hondenbelasting 2013 (eerste wijziging), vastgesteld bij raadsbesluit van 18 december 2012, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
95
Raadsnummer
13R5532
2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014. 4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening hondenbelasting 2014". Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 5 november 2013. R. van Gijzel, voorzitter.
J. Verheugt, griffier.
96
Raadsnummer
13R5532
Raadsbesluit De raad van de gemeente Eindhoven; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 september 2013 gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a van de Gemeentewet; besluit: vast te stellen de
Verordening op de heffing en de invordering van standplaatsgeld voor autobusdiensten in de gemeente Eindhoven 2014
Artikel 1. Aard en voorwerp van de heffing. Onder de naam van "standplaatsgeld voor autobusdiensten" worden overeenkomstig de bepalingen van deze verordening rechten geheven wegens het innemen van een standplaats met een autobus voor het onderhouden van een autobusdienst op een gemeentelijk autobusstation. Artikel 2. Begripsbepalingen. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: a. autobus: een motorrijtuig, ingericht tot het vervoer van meer dan acht personen, de bestuurder daaronder niet begrepen; b. autobusdienst: volgens een dienstregeling uitgevoerd vervoer van personen met een autobus, met uitzondering van besloten busvervoer als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b en f van de Wet personenvervoer; c. gemeentelijk autobusstation: een voor de openbare dienst bestemd, bij de gemeente in beheer en onderhoud zijnd terrein, dat door het college van burgemeester en wethouders is aangewezen voor het innemen van standplaatsen met autobussen, in de zin van artikel 1. Artikel 3. Belastingplicht. Belastingplichtig is de ondernemer van de autobusdienst, welke op de in artikel 1 bedoelde wijze standplaats met een autobus inneemt. Artikel 4. Heffingsgrondslag. De grondslag, waarnaar het standplaatsgeld wordt geheven, is het aantal standplaatsen, dat door de belastingplichtige op de in artikel 1 bedoelde wijze wordt ingenomen. Artikel 5. Tarieven. Het standplaatsgeld bedraagt € 696,- per ingenomen standplaats per jaar.
97
Raadsnummer
13R5532
Indien een standplaats in de loop van het belastingjaar wordt ingenomen, bedraagt het standplaatsgeld € 58,- voor elke kalendermaand. Een gedeelte van een maand wordt voor een gehele maand gerekend. Artikel 6. Belastingjaar. Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar. Artikel 7. Ontheffing. 1. Indien een standplaats niet of gedurende kortere tijd is ingenomen dan waarvoor standplaatsgeld is geheven wordt aan de belastingplichtige ontheffing van het geheven standplaatsgeld verleend. 2. Deze ontheffing bedraagt: a. indien de standplaats niet is ingenomen, het gehele bedrag van het daarvoor geheven standplaatsgeld; b. indien de standplaats gedurende kortere tijd dan waarvoor standplaatsgeld is geheven is ingenomen, een bedrag van € 58,- voor elke volle kalendermaand, dat de standplaats niet is ingenomen. Artikel 8. Wijze van heffing. Het standplaatsgeld wordt bij wege van aanslag geheven. Artikel 9. Tijdstip verschuldigdheid. Het standplaatsgeld wordt verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar of voorzover de standplaats in de loop van het belastingjaar is ingenomen, met ingang van dat tijdstip. Artikel 10. Termijn van betaling. 1. De aanslagen standplaatsgeld zijn invorderbaar in één termijn, welke vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld. 2. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voorzover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag. 3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen. Artikel11: Kwijtschelding. Bij de invordering van het standplaatsgeld voor autobusdiensten wordt geen kwijtschelding verleend. Artikel 12. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders. Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van het standplaatsgeld. Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel. 1. De Verordening standplaatsgeld autobusdiensten 2013, vastgesteld bij raadsbesluit van 6 november 2012, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten, die zich voor die datum hebben voorgedaan.
98
Raadsnummer
13R5532
2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014. 4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening standplaatsgeld autobusdiensten 2014".
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 5 november 2013. R. van Gijzel, voorzitter.
J. Verheugt, griffier.
99
Raadsnummer
13R5532
Raadsbesluit
De raad van de gemeente Eindhoven; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 september 2013 gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a en b van de Gemeentewet: besluit: vast te stellen de
Verordening op de heffing en de invordering van rechten voor het gebruik van het Beatrixkanaal van de gemeente Eindhoven 2014.
Artikel 1. Aard en voorwerp van de heffing. Voor het gebruik van het bij de gemeente in beheer en onderhoud zijnde Beatrixkanaal worden overeenkomstig de bepalingen van deze verordening rechten geheven onder de naam van "kanaalrechten", onderscheiden naar: a. rechten voor het invaren van het kanaal en het aansluitend daarop in het kanaal verblijven gedurende ten hoogste veertien achtereenvolgende dagen; b. rechten voor het aansluitend op de onder a genoemde periode in het kanaal verblijven gedurende elke volgende periode van veertien achtereenvolgende dagen of gedeelte daarvan. Artikel 2. Begripsbepaling. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder "de maximale waterverplaatsing" verstaan: de maximale waterverplaatsing in kubieke meters (m3) volgens de geldende meetbrief of volgens enig ander document, waaruit dat gegeven genoegzaam blijkt. Artikel 3. Belastingplicht. Belastingplichtig is de eigenaar, schipper of beheerder van het vaartuig of houtvlot, waarmede van het kanaal gebruik wordt gemaakt. Artikel 4. Heffingsgrondslag. 1. De rechten worden geheven voor vaartuigen naar de maximale waterverplaatsing in m3 en voor houtvlotten naar de inhoudsgrootte in kubieke meters (m3), met dien verstande dat: a. voor vaartuigen, die in afgeladen toestand een grotere diepgang hebben dan die welke voor het kanaal is vastgesteld, wordt uitgegaan van het aantal kubieke meters (m3) waterverplaatsing bij de voor het kanaal vastgestelde maximale diepgang; b. voor vaartuigen, die door hun lading een grotere diepgang hebben dan overeenkomt met hun maximale waterverplaatsing, wordt uitgegaan van het werkelijke aantal kubieke meters (m3) waterverplaatsing.
100
Raadsnummer
13R5532
2. a. Bij het ontbreken van de in artikel 2 bedoelde meetbrief of ander document dan wel bij weigering om die stukken ter inzage te verstrekken, wordt de maximale waterverplaatsing van het vaartuig door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar vastgesteld en worden de rechten naar de uitkomst daarvan geheven. b. Vaststelling als bedoeld onder a vindt eveneens plaats in de gevallen genoemd in het eerste lid, onderdeel b, voor het aantal kubieke meters (m3) waterverplaatsing, dat uitgaat boven de maximale waterverplaatsing. Artikel 5. Tarieven. 1. De rechten bedoeld onder a van artikel 1 bedragen: a. voor vaartuigen per kubieke meter (m3) € 0,26 waterverplaatsing b. voor houtvlotten per kubieke meter (m3) inhoud € 0,26 2. De rechten bedoeld onder b van artikel 1 bedragen voor elke volgende veertien achtereenvolgende dagen of gedeelte daarvan: a. voor vaartuigen per kubieke meter (m3) € 0,26 waterverplaatsing b. voor houtvlotten per kubieke meter (m3) inhoud € 0,26 Artikel 6. Vrijstelling. De rechten worden niet geheven: a. voor vaartuigen en houtvlotten in dienst van de gemeente Eindhoven; b. voor politievaartuigen; c. voor roeiboten en pleziervaartuigen met een maximum waterverplaatsing van 5 kubieke meter (m3); d. voor vaartuigen en houtvlotten, waarmede als gevolg van de ijstoestand het uitvaren uit het kanaal niet mogelijk is. Artikel 7. Wijze van heffing. De rechten worden geheven bij wege van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving. Artikel 8. Tijdstip van verschuldigdheid. De rechten bedoeld onder a van artikel 1 worden verschuldigd bij het invaren van het kanaal en de rechten bedoeld onder b van artikel 1 bij aanvang van elke volgende periode van veertien dagen. Artikel 9. Termijn van betaling. 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de rechten worden voldaan bij de uitreiking van de in artikel 7 bedoelde kennisgeving. 2. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voorzover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de kennisgeving. 3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
101
Raadsnummer
13R5532
Artikel 10. Kwijtschelding. Bij de invordering van de rechten voor het gebruik van het Beatrixkanaal wordt geen kwijtschelding verleend. Artikel 11. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders. Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de kanaalrechten. Artikel 12. Inwerkingtreding en citeertitel. 1. De Verordening kanaalrechten 2013, vastgesteld bij raadsbesluit van 6 november 2012, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten, die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014. 4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening kanaalrechten 2014". Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 5 november 2013.
R. van Gijzel, voorzitter.
J. Verheugt, griffier.
102
Raadsnummer
13R5532
Raadsbesluit De raad van de gemeente Eindhoven; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 september 2013 gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a van de Gemeentewet; besluit vast te stellen de
Verordening op de heffing en de invordering van toeristenbelasting 2014 Artikel 1 Begripsomschrijvingen Deze verordening verstaat onder: a. vakantieonderkomens: woningen en verblijven, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden; b. mobiele kampeeronderkomens: tenten, vouwwagens, kampeerauto's, toercaravans en soortgelijke onderkomens dan wel soortgelijke voertuigen welke bestemd zijn voor dan wel gebezigd worden als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden; c. niet-beroepsmatig verhuurde ruimten: woningen en andere verblijven, of gedeelten daarvan, niet-zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, welke niet in hoofdzaak bestemd zijn als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden doch wel in bepaalde perioden van het jaar voor die doeleinden worden verhuurd dan wel te huur aangeboden; d. vaste standplaats: een terrein of terreingedeelte dat bestemd is voor het gedurende een seizoen of een jaar plaatsen van een zelfde mobiel kampeeronderkomen of stacaravan; Artikel 2 Belastbaar feit Terzake van het houden van verblijf met overnachten binnen de gemeente, in hotels, pensions, vakantieonderkomens, mobiele kampeeronderkomens, niet-beroepsmatig verhuurde ruimten en op vaste standplaatsen tegen vergoeding in welke vorm dan ook, door personen die niet als ingezetene in de basisadministratie personen zijn opgenomen, wordt onder de naam “toeristenbelasting” een directe belasting geheven. Artikel 3 Belastingplicht 1. Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als daar bedoeld in hem daartoe ter beschikking staande ruimten. 2. Indien met toepassing van het eerste lid geen belastingplichtige is aan te wijzen, is belastingplichtig degene die overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, verblijf houdt. 3. De belastingplichtige die op meer dan één plaats in de gemeente gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2 kan ter zake van elk van die plaatsen afzonderlijk in de heffing worden betrokken.
103
Raadsnummer
13R5532
4. De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene, terzake van wiens verblijf de belasting verschuldigd wordt. Artikel 4 Vrijstellingen 1. De belasting wordt niet geheven ter zake van het houden van verblijf met overnachten door degene die als verpleegde of verzorgde verblijft in een inrichting tot verpleging of verzorging van zieken, van gebrekkigen, van hulpbehoevenden of van ouden van dagen. 2. De belasting wordt voorts niet geheven ter zake van het houden van verblijf van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h van voornoemde wet en voor zover deze persoon verblijf houdt in een gelegenheid als bedoeld in artikel 2 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers Artikel 5 Maatstaf van heffing De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen. Artikel 6 Tarief Het tarief bedraagt per overnachting € 3,50 Artikel 7 Belastingjaar Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar. Artikel 8 Wijze van heffing De belasting wordt bij wege van aanslag geheven. Artikel 9 Aanslaggrens Belastingbedragen van minder dan €10,00 worden niet opgelegd. Artikel 10. Termijnen van betaling. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later. 2. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c van de Invorderingswet 1990 met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voorzover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag. 3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen. Artikel 11: Kwijtschelding. Bij de invordering van toeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend. Artikel 12. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders. Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de toeristenbelasting.
104
Raadsnummer
13R5532
Artikel 13. Aanmeldingsplicht. De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdelen b en d van de Gemeentewet. Artikel 14. Intrekking, inwerkingtreding, citeerartikel 1. De Verordening toeristenbelasting 2013, vastgesteld bij raadsbesluit van 6 november 2012, wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2014, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014. 4. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening toeristenbelasting 2014.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 5 november 2013. besluit:
R. van Gijzel, voorzitter.
J. Verheugt, griffier.
105
Raadsnummer
13R5532
Raadsbesluit De raad van de gemeente Eindhoven; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 september 2013 gelet op artikel 225 van de Gemeentewet; besluit: vast te stellen de
Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2014.
Artikel 1 Parkeerbelastingen. Onder de naam "parkeerbelastingen" worden de volgende belastingen geheven: a. een belasting terzake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze; b. een belasting terzake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze. Artikel 2 Begripsomschrijvingen. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: a. parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden; b. houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven; c. parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan; d. parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats behorende bij parkeerapparatuur; e. niet-parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats voor betaald parkeren waarbij geen parkeerapparatuur is geplaatst; f. vergunningplaats: een parkeerapparatuurplaats en een parkeerplaats op de terreinen Achterom, Annahof, Krabbendampad, Wilhelminaplein, Nieuwe Emmasingel, Tramstraat achterzijde Dorint, Stationsweg, Stationsweg-Tramstraat, Raiffeisenstraat achterzijde en Bomanshof binnen afzetting, die:
106
Raadsnummer
13R5532
1. zijn aangeduid met bord 99a van bijlage II van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens (RVV) 1966 dan wel met bord E9 uit bijlage van het RVV 1990, of 2. zijn gelegen binnen een zone aangeduid met bord 99aa van bijlage II van het RVV 1966 dan wel met bord E9 van bijlage I van het RVV 1990 met het opschrift zone, voorzover de desbetreffende plaats niet is uitgezonderd; g. belanghebbendenplaats: een parkeerplaats - niet vallende onder onderdeel f , die: 1. is aangeduid met bord 99a van bijlage II van het RVV 1966 dan wel met bord E9 van bijlage I van het RVV 1990; of 2. is gelegen binnen een zone aangeduid met bord 99aa van bijlage II van het RVV 1966 dan wel met bord E9 van bijlage I van het RVV 1990 met het opschrift zone, voorzover de desbetreffende plaats niet is uitgezonderd; h. vergunning: een door het college van burgemeester en wethouders verleende vergunning krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op een belanghebbendenplaats, een vergunningplaats of parkeerapparatuurplaats i. vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning als bedoeld onder h is verleend; j. het RVV 1966: het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens van 4 mei 1966, Stb. 181; k. het RVV 1990: het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens van 26 juli 1990, Stb. 459. l. centrale computer: computer van het bedrijf waarmee de gemeente Eindhoven een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon of RFID-kaart. m. autodate: het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en een aanbieder of tussen natuurlijke personen uit meer dan een huishouden. n. RFID-kaart: kaart met technologie op gebied van Radio Frequency Identification. Artikel 3. Belastingplicht. 1. De belasting bedoeld in artikel 1, onderdeel a, wordt geheven van de degene die het voertuig heeft geparkeerd. 2. Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt: a. degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen; b. zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 1, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat: 1. indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd; 2. indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd. 3. De belasting bedoeld in artikel 1, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien
107
Raadsnummer
13R5532
deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen. 4. De belasting bedoeld in artikel 1, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd. Artikel 4. Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak. De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel. Artikel 5. Ontstaan van de belastingschuld. 1. De belasting bedoeld in artikel 1, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren, tenzij het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon of RFID-kaart inloggen op de centrale computer. 2. De belasting bedoeld in artikel 1, onderdeel b, is verschuldigd bij de aanvang van het heffingstijdvak waarover de belasting wordt geheven. Artikel 6. Wijze van heffing en termijn van betaling. 1. De belasting bedoeld in artikel 1, onderdeel a, wordt geheven: a. op parkeerapparatuurplaatsen bij wege van voldoening op aangifte. Deze moet worden betaald bij aanvang van het parkeren en daarbij moet, met uitzondering van het kentekenparkeren, het parkeerkaartje op een van buitenaf duidelijk zichtbare en leesbare plaats direct achter de voorruit van het voertuig worden geplaatst. Van de verschuldigde belasting per tijdseenheid wordt op de parkeerapparatuur kennisgegeven; b. op niet-parkeerapparatuurplaatsen bij wege van een schriftelijke kennisgeving, waarop het verschuldigde bedrag is vermeld, en moet worden betaald bij het uitreiken van die kennisgeving. 2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid onder sub a moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen een maand na het einde van het parkeren, indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon of RFID-kaart inloggen op de centrale computer. 3. De belasting bedoeld in artikel 1, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend. 4. Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald. Artikel 7. Ontheffing. 1. Indien een belastingplichtige als gevolg van verhuizing, ziekte, overlijden, bedrijfsopheffing of -staking van de verleende vergunning geen gebruik maakt gedurende de gehele of een deel van de periode waarvoor het parkeergeld is geheven, wordt op verzoek ontheffing verleend van het geheven parkeergeld voor de parkeervergunning. 2. Deze ontheffing bedraagt een twaalfde deel van het jaarbedrag voor elke volle kalendermaand dat van de vergunning geen gebruik is gemaakt. Artikel 8.
Vrijstelling.
108
Raadsnummer
13R5532
1. De belasting bedoeld in artikel 1 wordt niet geheven voor het parkeren van een voertuig op de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen plaatsen door: a. personen van rijk, provincie, regiobestuur en gemeente, voorzover het voertuig in de uitoefening van de dienst wordt gebruikt en uiterlijk duidelijk als dienstvoertuig kenbaar is; b. personen die gaan trouwen of een partnerschapsakte gaan sluiten, in het bezit van een door of namens het college van burgemeester en wethouders af te geven bewijs, uitsluitend op het Stadhuisplein. 2. De belasting bedoeld in artikel 1 wordt niet geheven voor het parkeren van een voertuig op de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen plaatsen door personen die gaan trouwen of een partnerschapsakte gaan sluiten, in het bezit van een door of namens het college van burgemeester en wethouders af te geven bewijs, uitsluitend op het Stadhuisplein. 3. De belasting als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, voor het parkeren van een voertuig op een parkeerapparatuurplaats wordt niet geheven van een houder van een geldige Gehandicaptenparkeerkaart als bedoeld in hoofdstuk IV van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW, Stb. 1990,469), mits deze kaart op een van buitenaf duidelijk zichtbare en leesbare plaats direct achter de voorruit van het voertuig is geplaatst. Artikel 9. Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen. De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 1, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit. Artikel 10. Bevoegdheid tot gebruik wielklem en wegsleepregeling. 1. Tot zekerheid van de betaling van een naheffingsaanslag terzake van de belasting bedoeld in artikel 1, onderdeel a, kan aan het voertuig ook een wielklem worden aangebracht, waardoor wordt verhinderd dat het voertuig wordt weggereden. 2. Het college van burgemeester en wethouders wijst bij openbaar te maken besluit in alle gevallen de terreinen en weggedeelten aan waar de wielklem wordt toegepast. 3. Indien na het aanbrengen van de wielklem 24 uren zijn verstreken kan het voertuig naar een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen plaats worden overgebracht en in bewaring worden gesteld. Artikel 11. Kosten. 1. De kosten van de naheffingsaanslag terzake van de belasting bedoeld in artikel 1, onderdeel a, bedragen ε 56,--. 2. De kosten van het aanbrengen en van het verwijderen van de wielklem bedragen ε 80,--. 3.1 De kosten voor de overbrenging van een voertuig naar de bewaarplaats bedragen: a. basistarief / uitrijtarief € 75,--; b. sleepkosten naar bewaarplaats voor voertuigen met een maximum massa van 3.500 kg. of minder: € 72,-c. sleepkosten naar bewaarplaats, voor voertuigen met een maximum massa van meer dan 3.500 kg.: de kosten genoemd onder a en b vermeerderd met 50%.
109
Raadsnummer
13R5532
3.2 De kosten van het bewaren van een voertuig bedragen: a. € 45,-- voor het eerste etmaal of een gedeelte daarvan; b. € 17,-- voor elk volgend etmaal of een gedeelte daarvan; 4. Het bedrag van de ingevolge het tweede en derde lid in rekening te brengen kosten wordt bij beschikking vastgesteld. Artikel 12. Kwijtschelding. Bij de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend. Artikel 13. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders. Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelastingen. Artikel 14. Inwerkingtreding en citeertitel. 1. De Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2013, vastgesteld bij raadsbesluit van 6 november 2012, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014. 4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening parkeerbelastingen 2014". Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 5 november 2013.
R. van Gijzel, voorzitter.
J. Verheugt, griffier.
110
Raadsnummer
13R5532
Tarieventabel verordening parkeerbelastingen 2014.
1. Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de verordening bedraagt: In het gebied (gebiedsbegrenzing conform figuur 1. In het aanwijzingsbesluit worden de locaties conform de nummering gespecificeerd): A. Per 60 Maximum dagtarief: Starttarief Maximale parkeerduur: Binnenstad: minuten: (toeslag)2 1. € 2,20 Niet van toepassing € 0,20 Niet van toepassing 2. € 2,20 € 6,50 € 0,20 Niet van toepassing 3. € 3,Niet van toepassing € 0,20 Niet van toepassing B. Schilwijk: Per 60 Maximum dagtarief: Starttarief Maximale parkeerduur: minuten: (toeslag) 1. € 1,20 Niet van toepassing € 0,20 Niet van toepassing 2. € 1,20 € 3,50 € 0,20 Niet van toepassing 3. € 1,20 Niet van toepassing € 0,20 30 minuten 4. € 1,20 Niet van toepassing € 0,20 120 minuten 5. € 1,20 € 6,50 € 0,20 Niet van toepassing 6. € 0,20 Niet van toepassing Nvt 200 uur per kwartaal (bezoekerpas)
C. Rest van de stad: 1. 2. 31 4. 5. 6.
Per 60 minuten: € 1,20 € 1,20 € 0,60/ € 1,20 € 1,20 € 1,20 € 0,20
Maximum dagtarief: Niet van toepassing € 3,50 € 3,50
Starttarief (toeslag) Nvt Nvt Nvt
Niet van toepassing Niet van toepassing Niet van toepassing
Nvt Nvt Nvt
Maximale parkeerduur: Niet van toepassing Niet van toepassing Niet van toepassing
30 minuten 120 minuten 200 uur per kwartaal (bezoekerpas) 1 Het tarief bedraagt € 0,60 voor de eerste 60 minuten en € 1,20 voor elke volgende 60 minuten, met een maximum van € 3,50 per dag. 2 Bovenop het reguliere tarief geldt een mobiliteitstoeslag in de vorm van een starttarief van €0,20 voor het gebied binnen de ring. Binnenstad: dit gebied wordt begrensd door Fellenoord – Vonderweg – Mauritsstraat – Edenstraat – De Dommel (tussen Edenstraat en P.C. Hooftlaan) - PC Hooftlaan – Hertogstraat – De Dommel (tussen Vestdijk en Professor Doctor Dorgelolaan. Deze wegen zijn inbegrepen in het gebied binnenstad. Schilwijk: het gedeelte van de gemeente gelegen binnen de ring maar niet behorend tot de binnenstad Rest van de stad: het gedeelte van de gemeente gelegen buiten de ring.
111
Raadsnummer
13R5532
2. De tarieven uit hoofdstuk 2 worden met €7,95 verhoogd, indien de aanvraag niet via DigiD wordt gedaan. Het tarief voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de verordening bedraagt: 2.1.a 2.1.b
voor een eerste vergunning aan bewoners in een vergunningengebied voor een eerste vergunning aan bewoners in een betaald parkeren gebied
2.1.c
voor een tweede vergunning aan bewoners in een betaald parkeren gebied :
2.1.d
voor een eerste vergunning aan bewoners van de binnenstad (postcode 5611) op de parkeerterreinen Tramstraat, Stationsweg, Deken van Somerenstraat, Rungraaf en ‘t Eindje zonder plaatsgarantie voor een eerste vergunning aan bewoners van de binnenstad (postcode 5611) op de parkeerterreinen Bomansplaats, Vonderweg, Vogelzang en Prof. Dr. Dorgelolaan zonder plaatsgarantie voor een eerste vergunning aan bewoners van de binnenstad op een parkeerterrein met plaatsgarantie:
2.1.e
2.1.f
2.1.g
Per maand
Per jaar
€ 11,25
€ 135,-
€ 3,65
€ 43,80
€ 7,30
€ 87,60
€ 21,-
€ 252,-
€ 3,65
€ 43,80
€ 25,-
€ 300,-
€ 50,-
€ 600,-
€ 25,-
€ 300,-
€ 25,-
€ 300,-
€ 58,-
€696,-
€ 71,-
€852,-
€ 109,-
€ 1.308,-
€ 155,-
€ 1.860,-
voor een tweede vergunning aan bewoners van de binnenstad op een parkeerterrein met plaatsgarantie:
Bedrijfsvergunning 2.2.a voor een vergunning aan beroeps- of bedrijfsbeoefenaars in een vergunningengebied: 2.2.b voor een vergunning aan beroeps- of bedrijfsbeoefenaars in een betaald parkerengebied: Vergunning schwilwijk / rest voor bewoners en bedrijven 2.2.c voor een vergunning in de schilwijk of rest van de stad, vijfdaags 2.2.d voor een vergunning in de schilwijk of rest van de stad, zevendaags: Vergunning parkeerterreinen 2.2.e voor een vergunning voor parkeerterreinen in de binnenstad, vijfdaags: 2.2.f voor een vergunning voor parkeerterreinen in de binnenstad, zevendaags:
112
Raadsnummer
13R5532
2.2.g
voor een vergunning voor parkeerterreinen in de binnenstad, zevendaags van 18.00 tot 21.00 uur: 2.2.h voor een vergunning voor parkeerterreinen ‘t Eindje, zevendaags van 18.00 tot 21.00 uur (speciale voorwaarden): Bezoekersvergunning/bezoekerspas met chip 2.3.a voor een bezoekersvergunning in een vergunningengebied: 2.3.b voor een bezoekerspas met chip in een betaald parkerengebied: Hulpverlenersvergunning 2.4 voor een vergunning aan hulpverlenersdiensten: Autodate 2.5
€ 27,-
€ 324,-
€ 0,-
€ 0,--
€ 7,50
€90,-
€ 25,-- eenmalig en €0,10 per 30 minuten
voor een autodatevergunning
gebiedstype schilwijk binnenstad
gebiedstype rest
Afbeelding: begrenzing gebiedstype – gemeente Eindhoven
113
€ 6,00
€72,-
€ 8,50
€102,-
Raadsnummer
13R5532
Behoort bij raadsbesluit van 5 november 2013 tot vaststelling van de Tarieventabel 2014, behorende bij de Verordening parkeerbelastingen 2014. Eindhoven, J. Verheugt, griffier.
114
Raadsnummer
13R5532
Raadsbesluit De raad van de gemeente Eindhoven; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 september 2013; gelet op artikel 227 van de Gemeentewet; besluit: vast te stellen de
Verordening op de heffing en de invordering van reclamebelasting Eindhoven Centrum 2014
Artikel 1. Begripsomschrijvingen Deze verordening verstaat onder: a. reclameobject: openbare aankondiging in letters, symbolen of kleuren, of een combinatie daarvan, zichtbaar vanaf de openbare weg; b. bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij directe of indirecte steun vindt in of op de grond; c. vestiging: een gebouw, of deel daarvan, dat door één organisatie of bedrijf wordt gebruikt; d. voorziening: specifiek hulpmiddel bestemd voor het aanbrengen van één of meer (al dan niet wisselende) openbare aankondigingen. e. tussenpersoon: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zijn bedrijf maakt van het verlenen van bemiddeling bij het tot stand brengen en sluiten van overeenkomsten in opdracht en op naam van personen tot wie hij niet in vaste betrekking staat; f. exploitant: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zijn bedrijf maakt van het ten behoeve van derden tegen vergoeding aanbrengen van reclameobjecten op door hem daartoe beschikbaar gestelde oppervlakten; g. jaar: een kalenderjaar. Artikel 2 Gebiedsomschrijving Deze verordening is van toepassing binnen het centrumgebied van de gemeente Eindhoven zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende kaart en de bijlage waarop de exacte grenzen van het gebied zijn omschreven. In geval van discrepantie tussen de kaart en de gebiedsomschrijving is de kaart bepalend. Artikel 3 Belastbaar feit Onder de titel ‘reclamebelasting’ wordt binnen het gebied als bedoeld in artikel 2 een belasting geheven ter zake van openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg.
115
Raadsnummer
13R5532
Artikel 4 Belastingplicht 1. De reclamebelasting wordt geheven van degene van wie, dan wel ten behoeve van wie, al dan niet met vergunning, de reclameobjecten worden aangetroffen. 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt de reclamebelasting ter zake van reclameobjecten die door tussenkomst van een exploitant zijn aangebracht, geheven van die exploitant. Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief 1. De reclamebelasting wordt geheven naar de oppervlakte van een reclameobject, met inachtneming van het overige in deze verordening bepaalde. 2. Voor de toepassing van dit artikel worden de op basis van artikel 6 bepaalde oppervlakten van reclameobjecten, die bij één vestiging, bouwwerk of deel daarvan behoren, bij elkaar opgeteld. Indien meerdere bouwwerken of delen daarvan naast elkaar zijn gelegen en tezamen worden gebruikt door één belastingplichtige voor één vestiging, worden de oppervlakten van reclameobjecten die bij deze bouwwerken of delen daarvan behoren voor de toepassing van dit artikel bij elkaar opgeteld. 3. Reclameobjecten behoren in elk geval tot één bouwwerk indien zij daarmee fysiek zijn verbonden of daarmee tezamen worden gebruikt. 4. Het tarief van de reclamebelasting is opgenomen in de bij de verordening behorende tarieventabel. Artikel 6 Berekening van de reclamebelasting 1. De oppervlakte van een reclameobject wordt als volgt vastgesteld: a. indien de openbare aankondiging wordt gedaan op een voorziening, zuil, bord, vlag, (span)doek, poster of soortelijk aankondigingsvoorwerp, wordt de oppervlakte van de aankondiging bepaald op de oppervlakte van het voorwerp waarop de aankondiging wordt gedaan. Indien het voorwerp niet rechthoekig is, wordt de oppervlakte van het aankondigingvoorwerp bepaald door de lengte c.q. de hoogte en de breedte van de denkbeeldige rechthoek die het voorwerp omsluit; b. indien de openbare aankondiging wordt gedaan door middel van een combinatie van verschillende losse voorwerpen of een opschrift met losse letters of symbolen, wordt de oppervlakte van het reclameobject bepaald door de lengte c.q. de hoogte en de breedte van de denkbeeldige rechthoek die de voorwerpen of het opschrift omsluit; c. indien de openbare aankondiging wordt gedaan op een voorziening, zuil, bord, vlag, (span)doek, poster of soortgelijk aankondigingsvoorwerp, waarop door verschillende belastingplichtigen een aankondiging wordt gedaan, wordt de oppervlakte van de aankondiging van de belastingplichtige bepaald op de aan hem voor het doen van de aankondiging ter beschikking staande oppervlakte van het aankondigingsvoorwerp; 2. Indien het reclameobject slechts voor een deel zichtbaar is vanaf de openbare weg wordt de oppervlakte van het reclameobject bepaald op het van de openbare weg zichtbaar gedeelte van het reclameobject. Artikel 7 Belastingtijdvak Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar. Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang 1. De belastingschuld ontstaat bij het begin van het belastingtijdvak. 2. Indien de belastingplicht na het begin van het belastingtijdvak aanvangt, ontstaat de belastingschuld bij de aanvang van de belastingplicht.
116
Raadsnummer
13R5532
3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de reclamebelasting verschuldigd voor zoveel maanden als er in dat jaar, na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. 4. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt dan wel vermindert, wordt de aanslag op verzoek van belastingplichtige verminderd met zoveel twaalde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde reclamebelasting als er in dat jaar na het tijdstip van de beëindiging of vermindering van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. Artikel 9 Wijze van heffing De reclamebelasting wordt geheven door middel van een aanslag. Artikel 10 Vrijstellingen De reclamebelasting wordt niet geheven ter zake van openbare aankondigingen: a. die korter dan 13 weken aanwezig zijn, tenzij deze openbare aankondigingen zijn geplaatst in een voorziening waarin, waaraan of waarop wisselende openbare aankondigingen worden geplaatst, die individueel korter dan 13 weken aanwezig zijn, maar waarbij de verschillende openbare aankondigingen gezamenlijk 13 weken of meer aanwezig zijn; b. waarvoor op grond van een privaatrechtelijke overeenkomst betaling aan de gemeente moet geschieden dan wel een vergoeding aan de gemeente verschuldigd is; c. die als algemene bewegwijzering waarmee een algemeen belang wordt gediend kunnen worden aangemerkt; d. die door de gemeente of in opdracht van de gemeente is geplaatst of aangebracht, indien en voor zover de openbare aankondiging geschiedt ter uitvoering van de publieke taak; e. die door politieke partijen zijn aangebracht en die een ideëel belang dienen; f. aangebracht door of namens winkeliersverenigingen of wijkorganen, waarbij het reclameobject uitsluitend bestaat uit een afbeelding met naam van de winkeliersvereniging of het wijkorgaan; g. die een onlosmakelijk onderdeel zijn van de voor de verkoop of verhuur bestemde artikelen en producten in een etalage of winkel; h. bestemd voor de verkoop of verhuur van onroerende zaken, indien deze aanwezig zijn in de onmiddellijke nabijheid van de te verkopen zaak; i. op bouwterreinen, voor zover de opschriften rechtstreeks betrekking hebben op de op dat terrein in uitvoering zijnde bouwwerkzaamheden. j. die uit cultureel, maatschappelijk, charitatief of ideëel belang zijn aangebracht door (semi-) overheden of cultureel-maatschappelijke instellingen of -verenigingen. Artikel 11 Betalingstermijn 1. De aanslag dient te worden betaald in één termijn, welke vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet. 2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande lid gestelde termijn. Artikel 12 Kwijtschelding Van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.
117
Raadsnummer
13R5532
Artikel 13 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels stellen met betrekking tot de heffing en invordering van de reclamebelasting. Artikel 14 Anti-dubbeltelbepaling Geen reclamebelasting wordt geheven voor voorwerpen (luifels, terrasmeubilair, -afscheidingen, en daarbij behorende parasols), waarvoor in hetzelfde belastingtijdvak reeds precariobelasting wordt geheven. Artikel 15 Inwerkingtreding en citeertitel 1. De Verordening op de heffing en de invordering van reclamebelasting Eindhoven Centrum 2013, vastgesteld bij raadsbesluit van 6 november 2012, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014. 4. Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening reclamebelasting Eindhoven Centrum 2014”. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 5 november 2013.
R. van Gijzel, voorzitter.
J. Verheugt, griffier.
118
Raadsnummer
13R5532
Tarieven en kaart behorende bij de Verordening op de heffing en invordering reclamebelasting Eindhoven Centrum 2014
DE RAAD VAN DE GEMEENTE EINDHOVEN heeft in zijn vergadering van 5 november 2013 de volgende tarieventabel en gebiedsomschrijving met kaart vastgesteld, behorende bij de Verordening op de heffing en invordering Reclamebelasting Eindhoven Centrum 2014:
BESLUIT: Het tarief voor het hebben van een reclameobject bedraagt, per jaar, a. indien de oppervlakte van het reclameobject niet meer is dan 0,1 m²: € 0,b. indien de oppervlakte van het reclameobject meer is dan 0,1 m² maar minder dan 10m²: € 550,c. indien de oppervlakte van het reclameobject 10 m² of meer is, maar minder dan 20m² : € 950,d. indien de oppervlakte van het reclameobject 20 m² of meer is: € 1.150,Gebiedsomschrijving en kaart, behorende bij de Verordening op de heffing en invordering reclamebelasting Eindhoven Centrum 2014 De verordening is van toepassing binnen het volgende gebied van de gemeente Eindhoven: in het centrumgebied, dat gelegen is binnen het gebied dat begrensd wordt door de straten: Fellenoord, Professor Dr. Dorgelolaan, Dommeltunneltje, Parklaan, Nachtegaallaan, Bleekstraat, Bleekweg, Stratumsedijk, Bilderdijklaan, Paradijslaan tot aan de Zwembadweg, Zwembadweg, Edenstraat, Mauritsstraat, Vonderweg en de Elisabethtunnel. De in de vorige zin genoemde (delen van) straten vallen buiten het gebied.
119
Raadsnummer
13R5532
Vastgesteld door de raad op 5 november2013.
R. van Gijzel, voorzitter.
J. Verheugt, griffier.
120
Raadsnummer
13R5532
Raadsbesluit De raad van de gemeente Eindhoven; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 september 2013; gelet op artikel 227 van de Gemeentewet; besluit: vast te stellen de
Verordening op de heffing en de invordering van reclamebelasting Winkelcentrum Oud Woensel 2014
Artikel 1. Begripsomschrijvingen Deze verordening verstaat onder: a. reclameobject: openbare aankondiging in letters, symbolen of kleuren, of een combinatie daarvan, zichtbaar vanaf de openbare weg; b. bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij directe of indirecte steun vindt in of op de grond; c. vestiging: een gebouw, of deel daarvan, dat door één organisatie of bedrijf wordt gebruikt; d. voorziening: specifiek hulpmiddel bestemd voor het aanbrengen van één of meer (al dan niet wisselende) openbare aankondigingen. e. tussenpersoon: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zijn bedrijf maakt van het verlenen van bemiddeling bij het tot stand brengen en sluiten van overeenkomsten in opdracht en op naam van personen tot wie hij niet in vaste betrekking staat; f. exploitant: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zijn bedrijf maakt van het ten behoeve van derden tegen vergoeding aanbrengen van reclameobjecten op door hem daartoe beschikbaar gestelde oppervlakten; g. jaar: een kalenderjaar. Artikel 2 Gebiedsomschrijving Deze verordening is van toepassing binnen het gebied van de gemeente Eindhoven zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende kaart en de omschrijving waarop de exacte grenzen van het gebied zijn omschreven. In geval van discrepantie tussen de kaart en de gebiedsomschrijving is de kaart bepalend. Artikel 3 Belastbaar feit Onder de titel ‘reclamebelasting’ wordt binnen het gebied als bedoeld in artikel 2 een belasting geheven ter zake van openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg.
121
Raadsnummer
13R5532
Artikel 4 Belastingplicht 1. De reclamebelasting wordt geheven van degene van wie, dan wel ten behoeve van wie, al dan niet met vergunning, de reclameobjecten worden aangetroffen. 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt de reclamebelasting ter zake van reclameobjecten die door tussenkomst van een exploitant zijn aangebracht, geheven van die exploitant. .Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief 1. De reclameheffing wordt geheven per onroerende zaak. 2. De heffingsmaatstaf is een vast bedrag vermeerderd met een bedrag dat afhankelijk is van de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het kalenderjaar. 3. Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken. 4. Het vaste bedrag van de reclameheffing bedraagt €250,-. 5. Het in het vorige lid genoemde bedrag wordt vermeerderd met een bedrag van €2,- per € 1.000,- aan WOZ-waarde, zodra de heffingsmaatstaf een bedrag van €153.000,- aan WOZ-waarde overstijgt. 6. De heffing bedraagt maximaal €700,-. 7. ndien de vastgestelde WOZ-waarde voor het betreffende jaar naar beneden wordt bijgesteld, wordt de aanslag ambtshalve verminderd indien de lagere WOZ-waarde leidt tot een lager belastingbedrag voor de reclameheffing. Artikel 7 Belastingtijdvak Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar. Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang 1. De belastingschuld ontstaat bij het begin van het belastingtijdvak. 2. Indien de belastingplicht na het begin van het belastingtijdvak aanvangt, ontstaat de belastingschuld bij de aanvang van de belastingplicht. 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de reclamebelasting verschuldigd voor zoveel maanden als er in dat jaar, na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. 4. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt dan wel vermindert, wordt de aanslag op verzoek van belastingplichtige verminderd met zoveel twaalde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde reclamebelasting als er in dat jaar na het tijdstip van de beëindiging of vermindering van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. Artikel 9 Wijze van heffing De reclamebelasting wordt geheven door middel van een aanslag. Artikel 10 Vrijstellingen De reclamebelasting wordt niet geheven ter zake van openbare aankondigingen:
122
Raadsnummer
13R5532
a. die korter dan 13 weken aanwezig zijn, tenzij deze openbare aankondigingen zijn geplaatst in een voorziening waarin, waaraan of waarop wisselende openbare aankondigingen worden geplaatst, die individueel korter dan 13 weken aanwezig zijn, maar waarbij de verschillende openbare aankondigingen gezamenlijk 13 weken of meer aanwezig zijn; b. waarvoor op grond van een privaatrechtelijke overeenkomst betaling aan de gemeente moet geschieden dan wel een vergoeding aan de gemeente verschuldigd is; c. die als algemene bewegwijzering waarmee een algemeen belang wordt gediend kunnen worden aangemerkt; d. die door de gemeente of in opdracht van de gemeente is geplaatst of aangebracht, indien en voor zover de openbare aankondiging geschiedt ter uitvoering van de publieke taak; e. die door politieke partijen zijn aangebracht en die een ideëel belang dienen; f. aangebracht door of namens winkeliersverenigingen of wijkorganen, waarbij het reclameobject uitsluitend bestaat uit een afbeelding met naam van de winkeliersvereniging of het wijkorgaan; g. die een onlosmakelijk onderdeel zijn van de voor de verkoop of verhuur bestemde artikelen en producten in een etalage of winkel; h. bestemd voor de verkoop of verhuur van onroerende zaken, indien deze aanwezig zijn in de onmiddellijke nabijheid van de te verkopen zaak; i. op bouwterreinen, voor zover de opschriften rechtstreeks betrekking hebben op de op dat terrein in uitvoering zijnde bouwwerkzaamheden. j. die uit cultureel, maatschappelijk, charitatief of ideëel belang zijn aangebracht door (semi-) overheden of cultureel-maatschappelijke instellingen of -verenigingen. k. die een oppervlakte hebben van niet meer dan 0,1m2. Artikel 11 Betalingstermijn 1. De aanslag dient te worden betaald in één termijn, welke vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet. 2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande lid gestelde termijn. Artikel 12 Kwijtschelding Van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend. Artikel 13 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels stellen met betrekking tot de heffing en invordering van de reclamebelasting. Artikel 14 Anti-dubbeltelbepaling Geen reclamebelasting wordt geheven voor voorwerpen (luifels, terrasmeubilair, -afscheidingen, en daarbij behorende parasols), waarvoor in hetzelfde belastingtijdvak reeds precariobelasting wordt geheven. Artikel 15 Inwerkingtreding en citeertitel 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking. 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014.
123
Raadsnummer
13R5532
3. Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening reclamebelasting Winkelcentrum Oud Woensel 2014’ Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 5 november 2013.
R. van Gijzel, voorzitter.
J. Verheugt, griffier.
124
Raadsnummer
13R5532
Gebiedsomschrijving en kaart, behorende bij de Verordening op de heffing en invordering van reclamebelasting Winkelcentrum Oud Woensel 2014 De Verordening is van toepassing binnen het volgende gebied van de gemeente Eindhoven: - Pastoor Petersstraat tussen Veldm Montgomerylaan en Kruisstraat; - Kruisstraat; -Gildelaan; Nieuwe Fellenoord tussen Kruisstraat en Dr Willem Dreesstraat; - Van Kinsbergenstraat nr. 1A; - Verwerstraat vanaf nr. 106 evenzijde en 131 onevenzijde tot aan de Kruisstraat; Woenselse Markt; Van Brakelstraat nr. 6; -Bakkerstraat vanaf nr. 34 evenzijde en nr. 33 onevenzijde tot aan de Woenselse Markt; - Kloosterdreef tussen Kronehoefstaat/Pastoriestraat en de Woenselse Markt. De in de vorige zin genoemde (delen van) straten en adressen vallen binnen het gebied.
125
Raadsnummer
13R5532
Vastgesteld door de raad op 5 november2013.
R. van Gijzel, voorzitter.
J. Verheugt, griffier.
126
Raadsnummer
13R5532
Raadsbesluit De raad van de gemeente Eindhoven; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 september 2013, mede gelet op artikel 255 van de Gemeentewet, het Besluit nadere regels kwijtschelding gemeentelijke en waterschapsbelastingen en artikel 28 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990; besluit: vast te stellen de
Verordening kwijtschelding gemeentelijke belastingen
Artikel 1.
Toepassing
Deze regeling vindt toepassing met betrekking tot: a. een verzoek om kwijtschelding van gemeentelijke belastingen en heffingen verschuldigd door een natuurlijk persoon die geen bedrijf of niet zelfstandig een beroep uitoefent; b. een verzoek om kwijtschelding van gemeentelijke belastingen en heffingen, die geen verband houden met de uitoefening van een bedrijf of beroep, verschuldigd door een natuurlijk persoon die een bedrijf of zelfstandig een beroep uitoefent en die is toegelaten tot de Bbz-regeling (Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004)
Artikel 2.
Heffingen waar kwijtschelding voor mogelijk is
Kwijtschelding is uitsluitend mogelijk van: a. b. c. d. e.
Onroerende-zaakbelasting, voor objecten die in hoofdzaak tot woning dienen; Rioolheffing, eigenarenbelasting; Afvalstoffenheffing; Hondenbelasting, eerste hond; Begraafplaatsrechten, met uitzondering van reserveringen.
Artikel 3.
Geen kwijtschelding
Geen kwijtschelding wordt verleend voor andere heffingen dan genoemd in artikel 2.
Artikel 4.
Kosten van bestaan
In afwijking van de krachtens artikel 26 van de Invorderingswet 1990 door de Minister van Financiën bij ministeriële regeling gestelde regels en met inachtneming van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bij ministeriële regeling gestelde regels, wordt bij de berekening van de betalingscapaciteit
127
Raadsnummer
13R5532
a. voor belastingschuldigen die op het moment van indiening van het verzoek nog niet de pensioengerechtigde leeftijd, als bedoeld in artikel 7, onderdeel a, van de Algemene ouderdomswet hebben bereikt, het bedrag van de kosten van bestaan gesteld op 100 procent van de normuitkering (bijstandsnorm) die de belastingschuldige naar de maatstaven van de Wet werk en bijstand (medio 2013 Wet werken naar vermogen) per maand telkens zou kunnen ontvangen; b. voor een echtpaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet werk en bijstand, voor een alleenstaande of een alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 4 van de Wet werk en bijstand, die op het moment van indiening van het verzoek de pensioengerechtigde leeftijd, als bedoeld in artikel 7, onderdeel a, van de Algemene ouderdomswet heeft bereikt, het bedrag van de kosten van bestaan gesteld op 100 procent van het toepasselijke bruto-ouderdomspensioen, bedoeld in artikel 9, zesde lid, van die wet, verminderd met de verschuldigde loonbelasting, de premies voor de volksverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 41 van de Zorgverzekeringswet (netto AOW-norm), en verhoogd met - het eerste bedrag, genoemd in artikel 16, tweede lid, onderdeel a van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990, voor een echtpaar waarvan beide echtgenoten de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, - het bedrag, genoemd in artikel 16, tweede lid, onderdeel b, van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 voor een alleenstaande of een alleenstaande ouder, of voor een echtpaar waarvan één van de echtgenoten de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt. Artikel 5.
Eigen bijdrage kinderopvang
1. Bij de beoordeling van een kwijtscheldingsverzoek wordt bij het bepalen van het netto-besteedbare inkomen als uitgaven als bedoeld in artikel 15, eerste lid van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990, mede in aanmerking genomen de overeenkomstig artikel 1.7, eerste en tweede lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen bepaalde kosten van kinderopvang verminderd met de kinderopvangtoeslag of met de tegemoetkoming van de gemeente of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de te betalen kosten van kinderopvang, bedoeld in hoofdstuk 1, afdeling 2, van die wet. 2. Voor de berekening van de kosten wordt gerekend met de maximum-uurprijs zoals vermeld in artikel 4, eerste lid, van het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in de kosten kinderopvang. Artikel 6.
Kwijtschelding van privé-belastingen aan ondernemers
Met betrekking tot een verzoek om kwijtschelding van de in artikel 2 genoemde belastingen en heffingen verschuldigd door een natuurlijk persoon die een bedrijf of zelfstandig een beroep uitoefent en die geen verband houden met de uitoefening van dat bedrijf of beroep, zijn de afdelingen 1, 2 en 5 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 van overeenkomstige toepassing, waarbij a. de wijze waarop het inkomen wordt bepaald, geschiedt conform het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004; b. de wijze waarop het voor de uitoefening van dat bedrijf of beroep noodzakelijke bedrijfsvermogen getoetst wordt, geschiedt conform het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004, met uitzondering van de vrijstelling voor de eigen woning als genoemd in artikel 7 van dit besluit.
Artikel 7.
Nadere regels
128
Raadsnummer
13R5532
Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels geven omtrent de uitvoering van het kwijtscheldingsbeleid.
Artikel 8
Inwerkingtreding en citeertitel
1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2014; 2. Deze verordening kan worden aangehaald als: “Verordening kwijtschelding gemeentelijke belastingen”.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 5 november 2013.
R. van Gijzel, voorzitter.
J. Verheugt, griffier.
129
Raadsnummer
13R5532
Bijlage 1: Berekening tarieven onroerende-zaakbelastingen 2014 Zie pdf-bestand
Bijlage 2: berekenings- en afrondingsmethodiek tarieven gemeentelijke belastingen en rechten 2014. Berekenings- en afrondingsmethodiek. Aan afronding van tarieven valt niet te ontkomen. Om een eenduidige werkwijze te kunnen waarborgen, is bij de tariefstelling voor 2014 aangesloten bij de berekenings- en afrondingsmethodiek welke in de voorgaande jaren is gehanteerd. Het gaat daarbij om de navolgende uitgangspunten: a voor tarieven, waarbij zonder bezwaar voor de praktische uitvoering gewerkt kan worden met een rekeneenheid van 1 eurocent of minder, worden de verhogingen tot op 1 eurocent of 1/10 gedeelte van een eurocent berekend; b voor tarieven, waarbij met het oog op de praktische uitvoering met enigszins ronde bedragen moet worden gewerkt, worden de verhogingen afgerond op een veelvoud van: b € 0,01 bij tarieven tot € 2,--; b € 0,05 bij tarieven van € 2,-- tot € 5,--; b € 0,10 bij tarieven van € 5,-- tot € 10,--; b € 0,25 bij tarieven van € 10,-- tot € 20,--; b € 0,50 bij tarieven van € 20,-- tot € 50,--; b € 1,-- bij tarieven van € 50,-- en hoger; c de tarieven worden afgerond naar: b beneden indien het af te ronden cijfer uitkomt op minder dan de helft van de conform het gestelde onder a of b van toepassing zijnde rekeneenheid; b boven indien het af te ronden cijfer uitkomt op de helft en meer van de conform het gestelde onder a en b van toepassing zijnde rekeneenheid; d ten aanzien van tarieven die in onderlinge verhouding tot elkaar staan, worden de verhogingen - met in acht name van het onder a t/m c gestelde - berekend met betrekking tot het basistarief; de verhogingen van de aan het basistarief gerelateerde tarieven worden daarna op basis van de bestaande verhoudingen afgeleid; e als berekeningsmaatstaf voor de jaarlijkse tariefsaanpassing wordt genomen het niet afgeronde tariefbedrag - zijnde het op drie cijfers achter de komma berekende tariefbedrag - van het voorafgaande jaar. Deze gedragslijn houdt in dat bepaalde "lage" tarieven buiten de verhoging blijven.
130
Raadsnummer
13R5532
Bijlage 3: leges vergunningen Zie pdf’s 1. kosten horeca- en APV-vergunningen, 2. kosten omgevingsvergunningen, 3. urenoverzicht diensten 4. advies veranderende rollen bouwbesluit (zie pdf-bstand)
Bijlage 4: Overzicht tarieven gemeentelijke belastingen en rechten 2013/2014 Zie excelbestand
131