1 Middelharnis 9.30, dopen Jasmijn van Loenen, themapreek 3, aansluitend vragen en stellingen ps.111:1,6 ps.19:4 gz.124 voor de doop ps.105:5 na de doop ps.72:1,2,4 ps.96:2,6 zingen koor voorafgaand aan collecte ps.96:7,8 lezen: Handelingen 11:1-18 tekst: Handelingen 10:34-36
Gemeente van de Heer van alle mensen, broeders en zusters. ‘Binnenste buiten’: het overkoepelende thema voor dit seizoen. Wat er in zit, komt er uit. Dat wat wij van God ontvangen, het is zijn bedoeling dat we dat delen. Met elkaar, en met de mensen om ons heen. In de eerste themapreek werd duidelijk dat wij sinds Pinksteren allemaal vooral profeet zijn: geroepen Gods grote daden stem te geven. In de de tweede dat de Geest van God ons bijstaat: je getuigt nooit alleen, de Heilige Geest is bij je, Hij is getuige nummer 1. In deze derde themapreek staat Gods grondhouding naar alle mensen centraal: Hij is onpartijdig. Hij gaat niet selectief te werk. Het is werkelijk waar dat heel de wereld, alle volken en mensen, Hem ter harte gaan. En daarom is het thema van deze preek: Gods onpartijdigheid, Hij maakt geen onderscheid: Jezus Christus is vredevorst over allen! Jongens en meisjes: je kent vast mensen waar je graag komt, bij wie het fijn is om te zijn. Daar loop je graag binnen. Maar er zijn denk ik ook wel mensen bij wie je nooit naar binnen zou gaan. Want je kent ze niet, of wat je van ze ziet en weet is genoeg om tegen jezelf te zeggen: mij niet gezien: daar kom ik niet. Joden, de mensen die bij Gods volk horen, het nageslacht van Abraham, in Petrus’ dagen komen echt niet over de vloer bij niet-Joden. Bij heidenen. Daar gaan ze niet mee om. Ze houden afstand. Dat zit er diep in. Dat merk je aan Petrus: hij heeft die rare droom nodig, over dat hele grote laken met daarop allerlei diersoorten, en hoort daarbij deze opdracht van God: Ga je gang, Petrus, slacht en eet. Maar daar zitten een heleboel dieren tussen die hij helemaal niet lust, die hij zelfs niet mag lusten. Dat had God zelf tegen zijn volk gezegd: jullie mogen niets eten dat door mij wordt verafschuwd (dt.14,3). En dan volgt een opsomming van dieren die ze wel en niet mogen eten. Het komt hoofdzakelijk hier op neer: Landdieren die herkauwen én gespleten hoeven hebben mogen ze eten, de andere soorten niet.
2 Waterdieren die vinnen en schubben hebben mogen ze eten, andere niet. En wat is daarvoor de reden, waarom geeft de Here God deze regel? Om ook zo te laten merken dat ze een apart volk zijn: Zíjn volk! Dat lezen we een vers eerder, dt.14,2: Want u bent een volk dat aan de HEER, uw God, is gewijd: u heeft hij uitgekozen om, anders dan alle andere volken op aarde, zijn kostbaar bezit te zijn. Dus dat Petrus helemaal in de war was toen hij die aparte droom had gehad, is helemaal niet gek: Hij vroeg zich verbijsterd af wat de betekenis kon zijn van het visioen dat hij had gezien. En juist op dat moment staan drie mannen voor de deur met het dringende verzoek om met hen mee te gaan naar Caesarea, naar centurio Cornelius, een Romein en dus een heiden. Die had ook een een bijzondere droom gehad. En de Heilige Geest laat Petrus weten: toe, geen getreuzel: ga maar met ze mee! En Petrus moet wel de conclusie trekken: dit is regie van God zelf: zó wil Hij het, hoe raar ik het ook ervaar. Wij hebben samen vanmorgen niet die geschiedenis zelf gelezen, in hd10, maar bewust het verslag van dat gebeuren door Petrus aan zijn Joodse medegelovigen in Jerzualem, als hij weer terug is uit Caesarea. Omdat we daardoor nog duidelijker merken hoe moeilijk ze dit vonden. Ze hadden in Jeruzalem al vernomen dat ook niet-Joden Gods Woord hadden aanvaard. Maar in plaats van dat ze daarover met Petrus beginnen te praten, beginnen ze hem te verwijten dat hij onbesnedenen had bezocht en met hen had gegeten. Petrus, jij bent een grens overgegaan! Je bent te ver gegaan! Het evangelie aan heidenen brengen is één ding, maar daarvoor hoef je toch niet per se bij ze over de vloer te komen en zelfs met ze te eten. Wat heb je allemaal op? Hoe kom je daar nou bij? En dan doet Petrus zijn verhaal. Over dat laken met al die diersoorten, en Gods opdrachten daarbij. Over de Geest die hem aanspoorde. En over diezelfde Geest die nota bene op de hele groep mensen in het huis van Cornelius - op een soortgelijke manier als op ons op de Pinksterdag! - kwam toen ik nog maar net wat begonnen te spreken. En wat dan zo schitterend is, is deze uitspraak, deze constatering van Petrus: als God hun hetzelfde geschenk wilde geven als ons, hoe had ik Hem daar dan van kunnen weerhouden? Met andere woorden: God doet het zelf! Onze God laat blijken dat Hij zich niet langer tot ons beperkt, ons in die zin niet meer afzondert van de wereld, maar dat Hij juist ons nu inzet om alle mensen met het evangelie van de ene Heer Jezus Christus te bereiken. En dat niet afstandelijk, maar door daadwerkelijk deel uit te maken van hun leven. Werkelijk met ze op te trekken. Ja, God is een tijd lang een aparte weg gegaan met Abrahams volk. Maar vanaf het begin met deze bedoeling: tot heil van alle volken. Gods zegen aan zijn adres, Gods beloften aan hem en zijn nageslacht: ze zijn niet exclusief, maar voorbeeldig. God heeft Israël een eeuwenlange opleiding gegeven, juist met de bedoeling dat zij nu de ene ware God aan de wereld leren kennen. Juist Israël heeft aan den lijve ondervonden dat het henzelf niet lukte om in vrede met God en elkaar te leven. Hoe vaak redden zij zichzelf, en kwamen juist zo om?
3 Hoezeer werd de verwijzing naar het ‘nageslacht van Abraham zijn’ een soort van levensverzekering in zichzelf: ons kan daarom niets gebeuren. God, de HERE, heeft zich toch exclusief aan ons verbonden, dus … Hoor Johannes de Doper hiertegen fulmineren. Hij zei tegen de mensen die massaal uitliepen om zich door hem te laten dopen: ‘Addergebroed, wie heeft jullie wijsgemaakt dat je veilig bent voor het komende oordeel? Breng vruchten voort die een nieuw leven waardig zijn, en zeg niet meteen bij jezelf: Wij hebben Abraham als vader. Want ik zeg jullie: God kan uit deze stenen kinderen van Abraham verwekken! (lc3). Gods volk heeft in zichzelf bij het oordeel geen enkel streepje voor! Doorslaggevend is de ene ware God zelf, die door Jezus Christus het goede nieuws van de vrede is komen brengen. Vrede! Dat betekent nadrukkelijk ook: geen onderscheid maken tussen mensen. Geen partijdigheid. Nee, dat is niet pas iets voor de God van het NT of het nieuwe Verbond. Wel dat Hij dit nu definitief en duidelijk in Jezus Christus bewijst en door Hem uitwerkt. Maar niet Gods onpartijdigheid. Zo laat Hij zich al kennen in dt10,17: Want de HEER, uw God, is de hoogste God en Heer. Hij is de grote, de machtige, de ontzagwekkende God. Hij handelt zonder aanzien des persoons en is onomkoopbaar. Petrus kan niet anders dan - profetisch! - uitroepen: Nu begrijp ik pas goed dat God geen onderscheid maakt tussen mensen, maar dat hij zich het lot aantrekt van iedereen, uit welk volk dan ook. God kan uit stenen kinderen van Abraham maken, en Hij doet het zeker mensen! Bij Petrus is het kwartje gevallen. Bij Paulus niet minder, lees het in rm2,11: God maakt geen onderscheid. Oh, maakt het dan allemaal niet meer uit? Als Jezus Christus de Heer is van alle mensen, dan is dat dus zo. Iedereen blij, iedereen tevreden. Dat hangt van het oordeel van de Heer af. Zijn oordeel over het gedrag van de mensen. Merkt Hij bij hen, bij ons ontzag voor Hem, en de hartelijke wil om rechtvaardig te handelen? Zo horen we Petrus het toch zeggen: God trekt zich het lot aan van iedereen, uit welk volk dan ook, die ontzag voor Hem heeft en rechtvaardig handelt. We moeten ons realiseren dat Petrus dit allereerst zegt tegen Cornelius en zijn huisgenoten. Op de drempel: nee: net óver de drempel van de bewuste stap van Joden naar heidenen. Heidenen in dit concrete geval die al wel blijk hadden gegeven van hun zoeken van de God van Israël: de zogenaamde Godvrezenden, en van wie ook duidelijk was dat ze rechtvaardig willen leven. In 10,2 lezen van Cornelius: Hij was een vroom man die, net als zijn huisgenoten, God vereerde. Hij gaf rijkelijk aalmoezen aan het volk en bad veelvuldig tot God. Zo ver was hij dus al. Ja.
4 Maar nu, in en door Jezus Christus, door het geloof in Hem, het geloof in zijn vrede, krijgt het werkelijk zin, mag en zal ieder mens werkelijk zijn. God ziet de persoon niet aan, is onpartijdig, maakt geen onderscheid. Tussen wie? Mensen in het algemeen? Nee. Tussen mensen die overduidelijk en nadrukkelijk wel de Persoon aanzien, en voor Hem partij kiezen, en Hem onderscheiden van alle zogenaamde heren en vredestichters: Jezus Christus, de vredevorst! Het maakt niet uit wat je komaf is. Welke je maatschappelijke positie is. Of je je plekje in het leven gevonden hebt, of nog - of weer - hevig aan het zoeken bent. Of je een eigenwijze Jood bent of een domme Hollander. De vrede van Jezus Christus gaat ons verstand en ons bestaan ver te boven. En brengt ons tot samen loven! Kijk naar de reactie van de Messiasbelijdende Joden in Jeruzalem op Petrus’ verslag van de gebeurtenissen in Joppe en Caeasarea, hd11,18: Toen ze dat gehoord hadden, waren ze gerustgesteld en loofden ze God met de woorden: ‘Dan geeft God dus ook de heidenen de kans om tot inkeer te komen en het nieuwe leven te ontvangen.’ Of - met de HSV -: En toen zij dit hoorden, waren zij gerustgesteld, en zij verheerlijkten God en zeiden: Zo heeft God dus ook aan de heidenen de bekering gegeven die tot het leven leidt. Het een klinkt nogal minimaal: God geeft de heidenen de kans om tot inkeer te komen. Het ander weer wat totaal: God heeft de heidenen de bekering gegeven. Het heeft beiden in zich: mens, wie je ook bent: ook jij mag geloven in Jezus Christus als ook jouw Heer, die je zijn vrede geeft. En tegelijk: mens, wie je ook bent: ook jij moet geloven in Jezus Christus als ook jouw Heer, die je zijn vrede geeft. En je voor dat geloven helemaal overgeven aan Hem, die het zelf in jou waarmaakt. Broeders en zusters: welke droom, welk visioen, hebt u, jij, ik nodig om concrete stappen te zetten naar onze medemensen? Wat houd je tegen? In deze geschiedenis van Cornelius blijkt overduidelijk dat God zelf al tijden in en met hem en zijn huis bezig was. Ook wij hoeven in onze contacten niet anders te doen dan aan te sluiten bij datgene wat God zelf al (lang) bezig is in hem of haar of hen te doen. Op wat voor manier dan ook. Wij kunnen God niet weerhouden, niet tegenhouden. Laat je gewoon - en graag: Hem lovend! - inschakelen in Zijn Vredesplan. Ontmoet je medemens onpartijdig, in de diepe overtuiging dat jouw Heer ook de zijne is. Met zomaar dit verschil: jij weet dat, hij of zij niet. En daarom doe je graag - op je eigen manier en met je eigen woorden - deze oproep: Wees van de partij! De partij van de vrede voor allen - zonder onderscheid - die Jezus Christus als Heer erkennen. amen
5
vragen en stellingen: Wat houd je tegen? Welke aansporing heb je - in vergelijking met Petrus - nodig? Zonder aanzien des persoons: hoe doe je dat? stelling 1. Ik zou graag een visioen willen ontvangen waarin mij duidelijk wordt gemaakt welke concrete stappen ik moet zetten naar mijn medemens. stelling 2. Als wij niet met het Evangelie naar buiten treden, veroorzaken wij onnodige vertraging van de Wederkomst van Christus. stelling 3. Het hemd is nader dan de rok. Het is prima om met het Evangelie naar buiten te treden, maar begin met zorg te besteden aan je broeder of zuster binnen de gemeente. stelling 4. Als ik concreet mensen ga benaderen met het Evangelie, doe ik er wijs aan mij te beperken tot onkerkelijken. Ik laat anderskerkelijken met rust.