Prof. Dr. Thérèse Jacobs Krista Berghs Rudy Marijnissen
METHODEBERICHT golf 2 (1993)
Mei 1995
Het Steunpunt Gezinsdemografisch Panel wordt gefinancierd in het kader van het Programma Valorisatie van federale sociaal-economische databanken, Federale Diensten voor wetenschappeljke, technische en culturele aangelegenheden. Alle data van Wallonië en de meeste data van Brussel werden verzameld door het Waalse PSBHteam onder leiding van prof. dr. B. Bawin (ULg).
2
PSBH : Methodebericht golf 2 (1993)
3
Inhoudstafel. INLEIDING DEEL I : ONDERZOEKSMETHODE
5 11
1. Organisatie van het veldwerk. 1.1. Bevragingsprocedure 1.2. Resultaten
11 11 12
2. Respons ratio's. 2.1. Demografische structuur van de steekproef anno 1993. 2.2. Attritie en non-respons op niveau van huishoudens. 2.3. Attritie en non-respons op niveau van individuen
18 18 22 24
3. Selectiviteit in de uitval? 3.1. Verband tussen aard van het eerste contact en resultaat. 3.2. Beschrijving van het responsgedrag van alle participerende volwassenen uit golf 1. 3.2.1. Verband tussen geslacht en non-respons 3.2.2. Verband tussen leeftijd en non-respons 3.2.3. Verband tussen gezinstype en non-respons 3.2.4. Verband tussen activiteitsstatus en non-respons 3.2.5. Verband tussen burgerlijke staat en non-respons 3.2.6. Verband tussen opleiding en non-respons 3.2.7. Verband tussen inkomen en non-respons 3.2.8. Verband tussen regio en non-respons
28 28 29 29 30 31 32 33 34 35 36
DEEL II : BESCHIKBARE INFORMATIE
37
1. De basisbestanden 1.1. Structuur 1.2. Conventies rond naamgeving 1.3. Inhoud 1.4. Weging 1.5. Modaliteiten voor de overdracht van basisbestanden
38 38 39 40 40 40
2. Documentatie 2.1. Welke documentatie is er ? 2.1.1. Globale documentatie 2.1.2. Documentatie per bevragingsronde 2.1.3. Ad hoc documentatie 2.2. Modaliteiten voor het bekomen van documentatie
41 41 41 41 42 42
DEEL III : EEN SELECTIE VAN ENKELVOUDIGE FREQUENTIES
43
4
PSBH : Methodebericht golf 2 (1993)
5
Inleiding Dit rapport beschrijft de resultaten van het veldwerk van de tweede onderzoeksronde van de Panel Studie van Belgische Huishoudens1. De enquêtes werden verricht in de lente en zomer van 1993. Deze onderzoeksronde werd uitgevoerd in het kader van het Steunpunt Gezinsdemografisch Panel en gefinancierd in het raam van het Impulsprogramma Maatschappelijk Onderzoek van de Federale diensten voor Wetenschapsbeleid (nu : Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden). De samenwerkingsverbanden die werden beschreven in het eerste methodebericht golden ook voor de uitvoering van de tweede onderzoeksgolf. Het veldwerk in Vlaanderen en in een deel van de regio Brussel werd uitgevoerd door het UIA-team onder leiding van Prof.Th.Jacobs; het veldwerk in Wallonië en Brussel door het Ulg-team onder leiding van Prof.B.Bawin. De enquêteurs in Vlaanderen en een deel van Brussel zijn gerekruteerd en opgeleid in het kader van het Steunpunt Politiek Opinie-onderzoek, onder leiding van Prof.J.Billiet en gecoördineerd door A.Carton. Het Ulg-team doet, voor de Brusselse enquêtes eveneens een beroep op het interviewersnetwerk van de Franstalige pool van het Steunpunt Politiek Opinie-onderzoek. In deze inleiding herhalen we beknopt de doelstellingen van het onderzoek en bespreken we de principes van de longitudinale bevraging.
De algemene doelstellingen van het Steunpunt
Het Steunpunt Gezinsdemografisch Panel werd opgericht vanuit de bekommernis om een impuls te geven aan het sociaal-wetenschappelijk onderzoek in België, en meer in het bijzonder het onderzoek van de veranderingen in de levensomstandigheden van de burgers. Dit werd geconcretiseerd in de opdracht om een longitudinale databank aan te maken en deze beschikbaar te stellen voor het wetenschappelijk onderzoek. Met dit Methodebericht willen we vooral tegemoet komen aan deze tweede doelstelling. Tegelijkertijd willen we een volledig verslag geven van onze werkzaamheden, nuttig voor de gebruikers van de databank en willen we met deze publicatie het gebruik van de data aanmoedigen. Bij de opzet van de eerste onderzoeksronde opteerden we voor een survey bij huishoudens uit de drie regio's van het land : de vragenlijsten zijn inderdaad identiek. Dit neemt niet weg dat we ook tijdens deze tweede ronde enkele 'schoonheidsfoutjes' hebben gemaakt, waarbij de Nederlandstalige en Franstalige versie niet helemaal overeenstemmen. In de aangesproken huishoudens bevragen we alle personen van 16 jaar en ouder met een afzonderlijke vragenlijst; we stellen ook vragen over de kinderen in het kader van de huishoudenlijst, die verder informatie bevat over de woonst en het gezinsinkomen. 1
Het methodebericht van de eerste onderzoeksgolf wordt, net zoals dit bericht en aanvullende informatie, beschikbaar gesteld via de WWW-pagina’s van het PSBH-project.
6
Verder is het ook goed om in herinnering te brengen dat de bevraging jaarlijks is. Op het niveau van het veldwerk proberen we dit principe te realiseren door het aanhouden van dezelfde volgorde van de supervisor-gebieden, in het op gang trekken van de enquêtes. Met de tweede bevraging zetten we voor het eerst een stap in het onbekende : de wereld van de longitudinale waarnemingstechnieken. De personen die vorig jaar meewerkten aan de enquête werden opnieuw om medewerking verzocht. Voor de organisatie van deze ronde werden een aantal keuzes gemaakt die we nu uitvoeriger toelichten.
De opvolging : enkele basisprincipes.
De eerste en meest belangrijke beslissing betreft het vastleggen van de onderzoekspopulatie voor de huidige en volgende onderzoeksgolven. De onderzoeksgroep. Hoewel de PSBH uitdrukkelijk een panelstudie van huishoudens is, kan het huishoudenniveau niet aangehouden worden als basis van de opvolging. Inderdaad, de huishoudens wisselen in grootte, in samenstelling, in woonst en bieden aldus geen basis voor de koppeling van de verschillende bevragingen aan elkaar. Er is internationaal een consensus gegroeid om de opvolging te realiseren via de panelleden, die elk jaar opnieuw bevraagd worden in de context van hun actuele huishoudelijke situatie. Dit betekent concreet dat de doelgroep bestaat uit de volgende personen: (a) de personen van 16 jaar en ouder die tijdens de eerste golf lid waren van de steekproefhuishoudens. Tijdelijk afwezigen die nu wel bereikbaar zijn, worden dus voor de eerste maal individueel bevraagd. Personen die naar een collectieve voorziening zijn verhuisd, blijven panellid en worden dus opgevolgd. (b) de personen die als 'kind' werden beschouwd in de vorige ronde, maar nu, omdat ze 16 zijn geworden, als 'volwassene' worden behandeld. (c) de nieuwe personen die de panelhuishoudens hebben vervoegd, via geboorte of adoptie. (d) Al deze personen zijn panelleden. Wijzigingen in de gezinssamenstelling hebben ook te maken met het vertrek van sommige leden, die bijvoorbeeld een eigen huishouden hebben gevormd ( de 'split-offs'). Deze panelleden worden ondervraagd in hun nieuwe context : dit houdt in dat de personen waarmee ze een huishouden vormen ook aangezocht worden om aan de survey mee te werken. Deze bijkomende personen (bv de partner, de vader van een kind dat panellid is en tijdens de eerste ronde bij de moeder woonde) zijn geen panelleden en worden in principe niet meer gevolgd, wanneer zich een nieuwe splitsing zou voordoen.
De onderzoeksinstrumenten.
PSBH : Methodebericht golf 2 (1993)
7
Ook in het onderzoeksinstrumentarium hebben we rekening gehouden met het feit dat dit een vervolgbevraging is. De veranderingen kunnen op verschillende manieren bevraagd worden. -
we bevragen elk jaar de situatie op precies dezelfde manier als het jaar daarvoor; in de analyse van de gegevens blijkt dan of er een verschil is of niet (cfr de vragen over het inkomen);
-
we vragen de respondenten of er zich op een bepaald terrein een verandering heeft voorgedaan sedert vorig jaar (bv een verandering in de burgerlijke staat of in de woonst). . Indien dit inderdaad het geval is dan vragen we naar meer bijzonderheden; indien dit niet het geval is dan worden de gegevens van het vorige jaar gewoon opnieuw gekopieerd in het gegevensbestand.
-
we vragen de respondenten om het hele voorbije jaar te overlopen en maand na maand de situatie weer te geven. Deze strategie is van toepassing op die veranderingen die verschillende keren per jaar kunnen optreden en waarvoor het voor de analyse van belang is om de gang van zaken meer in detail te gaan volgen (bv veranderingen in de tewerkstellingssituatie).
We kozen voor een evenwichtige mengeling van deze verschillende werkwijzen. Daarmee wilden we de belasting voor de respondent en de interviewer zo laag mogelijk houden. ... in de huishoudenlijst De huishoudenlijst werd, precies zoals in 1992, enkel mondeling afgenomen. Dat betekent dat we in de vragenlijst instructies voor de interviewer inlassen waardoor de respondent enkel die vragen moet beantwoorden die voor hem van toepassing zijn. Bijvoorbeeld, aan hen die op hetzelfde adres zijn blijven wonen laten we niet opnieuw alle karakteristieken van de woonst opsommen, maar we vragen hen enkel naar veranderingen. Daarom maken we in de huishoudenlijst telkens een onderscheid naargelang van de situatie : - de vragen die betrekking hebben op een woonst (een adres) die vorig jaar reeds werd beschreven en - deze die betrekking hebben op nieuwe woonsten en waarbij de vragen quasi dezelfde zijn als deze van de huishoudenlijst van de eerste golf.
8
... in de volwassenenlijst2 Voor de bevraging van de volwassenen hebben we twee lijsten klaargemaakt. De eerste lijst is bedoeld voor de personen die vorig jaar reeds hebben meegewerkt aan het onderzoek. In deze lijst staan de vragen die rechtstreeks peilen naar de veranderingen sedert vorige bevraging. De tweede is bestemd voor de nieuwe leden : degenen waarover we in het geheel geen informatie hebben (bv. de nieuwe partner van een panellid) én de 16-jarigen die voor het eerst als 'volwassene' bevraagd worden. Deze lijst is kwasi in zijn totaliteit een kopie van de lijst van de eerste golf. En vermits we onze panelleden willen volgen over hun hele levensloop, nemen we van hen ook informatie op wanneer ze nu leven in een of andere vorm van collectief wonen. We houden dit zeer kort, het is één bladzijde die vooral vraagt naar de aard van de collectieve voorziening en naar de redenen van verhuizing of opname. ... in het contactenblad We werken met twee verschillende contactenbladen : één voor de panelleden die op hetzelfde adres wonen als tijdens de eerste bevraging, en één voor de panelleden of panelhuishoudens die verhuisd zijn, of wier huishouden op hetzelfde adres nu toch als een afzonderlijk huishouden leeft. Bovendien voorzien we voor de invulling van het rooster met de samenstelling van het huishouden specifieke procedures om weggaande en bijkomende leden te registreren en om ervoor te zorgen dat panelleden die niet meer in het originele huishouden (dat we het 'stamhuishouden' noemen) verblijven ook daadwerkelijk opgezocht worden. Voor het terugvinden van de verhuisde panelleden konden we een beroep doen op de medewerking van het NIS.
Mechanismen van panelbinding Het feit dat we voor het eerst te maken hebben met een vervolgbevraging drukt zich ook uit in de inspanningen die we deden om de interviewers en de respondenten te motiveren om opnieuw mee te werken aan de enquête. Onze motivatiestrategie ten aanzien van de interviewers omvat een feestelijk omlijste 'debriefing'. Tegelijkertijd is dit een groepsbindingselement voor de interviewers zelf, maakt het een evaluatie van de voorbije ronde mogelijk en is het -naast de trainingen- nogmaals een gelegenheid om het specifieke van het project toe te lichten. Ten aanzien van de respondenten hebben we op verschillende vlakken initiatieven ontplooid. De respondenten hebben vooreerst onmiddellijk na het afsluiten van de onderzoeksperiode een 2
In deze vragenlijst zijn er ook een aantal vragen die enkel tijdens deze tweede bevraging worden gesteld. Het zijn vragen die gaan over de intergenerationele relaties : in ons jargon zijn het M-vragen, met de 'M' van module. Deze module werd enkel voorgelegd aan de panelleden die in 1992 werden bevraagd.
PSBH : Methodebericht golf 2 (1993)
9
dankbrief gekregen. Dan hebben we met Nieuwjaar aan alle huishoudens een nieuwjaarskaartje gestuurd met onze beste wensen. We hebben ook een brochure gemaakt die werd opgestuurd samen met de introductiebrief. In deze brochure staat een beknopt overzicht van de resultaten van de eerste golf. Zeer belangrijk is het tenslotte ook dat we proberen ervoor te zorgen dat dezelfde interviewers opnieuw dezelfde huishoudens bevragen : ook dit is een factor die vertrouwen zou moeten schenken om verder mee te doen aan dit project. In het eerste deel van dit methodebericht bespreken we de organisatie van het veldwerk en de resultaten. De beschrijving van de responsratio's geeft een neerslag van de complexiteit van het panelgebeuren. We hopen dat we de lezer in deze inleiding enigszins vertrouwd hebben gemaakt met onze werkwijze, zodat de berekeningen van de respons transparant zijn. Bijzondere aandacht besteden we ook aan de attritie tussen de beide onderzoeksgolven. Met name stellen we de vraag in welke mate deze uitval selectief is. De studie van de selectiviteit van de uitval is noodzakelijk voor de uitwerking van de wegingscoëfficiënten. Deze kunnen we in dit methodebericht nog niet presenteren, omdat de meer recente ontwikkelingen3 ons nopen tot het ontwikkelen van een wegingsstrategie waarvan de principes ontworpen worden in het kader van het Europees panelonderzoek.
3
Zie PSBH Nieuwsbrief nr 4, mei 1994 : 1-2
10
PSBH : Methodebericht golf 2 (1993)
11
DEEL I ONDERZOEKSMETHODE
1.
Organisatie van het veldwerk.
1.1.
Bevragingsprocedure
De interviewers en supervisoren. De interviewers ingezet door het UIA-team zijn aangesloten bij het Interviewersnetwerk, een project van het Steunpunt Politiek Opinieonderzoek o.l.v. Prof.J.Billiet en gecoördineerd door A.Carton (KULeuven). De interviewers ingezet door het ULg-team in Brussel werden gerekruteerd uit het netwerk dat wordt gecoördineerd door de Franstalige partner van het Steunpunt Politiek Opinieonderzoek, Prof.Frognier (UCL), en de interviewers in Wallonië werden gerekruteerd door de medewerkers van het Steunpunt in Luik. Zowel het team van de UIA als dat van Luik deelden het onderzoeksgebied op in regio's. Aan het hoofd van elke regio staat een supervisor, die de brug vormt tussen het onderzoeksteam en de interviewers. Alle interviewers werden specifiek voor de panelstudie getraind. Voor deze training, en als geheugensteun, werd een Handleiding voor de interviewer4 geschreven. Alle nieuwe interviewers, met name degenen die niet aan de eerste onderzoeksgolf hebben meegewerkt, dienden bovendien na het afwerken van 3 huishoudens met de supervisor het gedane werk te bespreken. We noemden dit het 'bijsturingsgesprek'. In golf2 zijn er in Vlaanderen 21 nieuwe interviewers en 71 interviewers die reeds participeerden aan golf1. Het is van groot belang dat zoveel mogelijk huishoudens jaarlijks door dezelfde interviewer bevraagd worden. Internationaal onderzoek heeft immers uitgewezen dat de interviewer de cruciale factor is inzake panelbinding: hij/zij is het die het vertrouwen van het huishouden heeft gewonnen en het ook kan behouden. Daarom hechten wij veel waarde aan een goed contact tussen het UIA-team en de interviewers. Ook na de tweede golf organiseerden we een debriefing voor de interviewers, ditmaal met koekjes en gebak.
4
PSBH. Handleiding voor de interviewer, UIA, Antwerpen 1993, 40 blz
12
Daarnaast trachten wij de panelhuishoudens aan te moedigen om verder mee te werken door hen een dankbrief toe te zenden bij het afsluiten van de jaarlijkse onderzoeksronde en door hen een nieuwjaarskaartje te bezorgen tijdens de oudejaarsperiode. Tenslotte ontvangen alle respondenten jaarlijks een brochure met daarin een greep uit de analyse-resultaten van het vorige jaar. Al deze instrumenten hebben tot doel de panelbinding te vergroten.
Opvolging van de huishoudens In de tweede bevragingsronde komt het erop aan zoveel mogelijk volwassen personen (16 jaar en meer) die in golf1 lid waren van een panelhuishouden, opnieuw te bevragen. Dit principe heeft tot gevolg dat we informatie inwinnen over de panelleden, ongeacht hun huidige woonsituatie. Personen die verhuisd zijn naar een collectieve voorziening blijven ook panelleden. Bovendien bevragen we voor de eerste keer de jongeren uit de panelhuishoudens die in de loop van het voorbije jaar 16 werden met een volwassenenlijst. Kinderen die in het voorbije jaar geboren werden of opgenomen in een panelhuishouden, worden nu bevraagd met een kindlijst. We ondervragen ook de nieuwe partners en andere nieuwe huisgenoten van onze panelleden. En tenslotte bevragen we ook de huisgenoten die wel tot het panel behoren, maar vorig jaar niet konden bevraagd worden bv. omwille van langdurige afwezigheid.
1.2.
Resultaten
De veldwerkperiode.
Ook tijdens de tweede onderzoeksronde zijn we er niet in geslaagd het veldwerk af te ronden in drie maanden. De laatste interviews werden nog afgenomen in december 1993. In het Vlaamse landsgedeelte waren eind juni reeds 78% van de interviews voltooid. In Brussel waren op dat moment 40% van de dossiers afgerond en in Wallonië 43%. We willen er hier echter wel op wijzen dat deze gegevens in Wallonië en Brussel zeer onzorgvuldig zijn ingevuld. In werkelijkheid zouden deze percentages voor de laatstgenoemde regio's dus wel wat hoger kunnen liggen.
PSBH : Methodebericht golf 2 (1993)
13
Grafiek 1 illustreert hoe de interviewafnames over de verschillende maanden gespreid liggen in de drie regio’s.. Grafiek 1. Datum van laatste contactname, naar regio. 600
N contacten
500
400
Brussel Vlaanderen Wallonie
300
200
100
0 4
5
6
7
8
maand
PSBH/methodebericht
9
10
11
12
14
Het veldwerk. De contactname met de huishoudens verloopt in twee fazen : de eerste stap is het opsturen van een introductiebrief, tezamen met een brochure. In de introductiebrief wordt een algemene situering en doelbepaling van het onderzoek gegeven en de contactname door de interviewer wordt aangekondigd. De brochure verschaft aan de respondenten informatie over de gebruikers van de data. Daarnaast worden acht verschillende thema's uit de vragenlijst onder de loep genomen a.h.v. concrete analyses: Samenstelling huishoudens, Huisvesting, Gezinsinkomen, Ontspanning, Opleiding, Beroep, Gezondheid en Waardenbeleving. In een tweede moment neemt de interviewer contact op met het huishouden : ofwel persoonlijk, ofwel telefonisch (zie grafiek 2). Het Antwerpse team geeft in de handleiding voor de interviewers de voorkeur aan contactname aan de deur. Grafiek 2. Wijze van eerste contactname. 80 %
70
60
50
telefoon bezoek onbekend
40
30
20
10
0
Brussel
PSBH/methodebericht
Vlaanderen
Wallonië
PSBH : Methodebericht golf 2 (1993)
15
Uit grafiek 2 leiden we af dat de Vlaamse interviewers in 84% van de gevallen hun eerste contactname persoonlijk afhandelden. In Wallonië gebeurden de meeste eerste contactnames telefonisch, 57%. In Brussel, waar het veldwerk gedeeltelijk door het Luikse en gedeeltelijk door het Antwerpse team werd gecoördineerd, waren 62% van de eerste contactnames telefonisch van aard. Het resultaat van dit eerste contact, en alle andere gegevens die betrekking hebben op het verloop van de contacten met het huishouden, werden geregistreerd op een contactenblad. Op dit document voorzagen we plaats voor minstens 5 contactpogingen. Bij de interpretatie van onderstaande tabel mag het hoge aantal missings in het Brusselse en het Waalse landsgedeelte niet uit het oog verloren worden.
Tabel 1. Aantal contactpogingen in Brussel, Vlaanderen en Wallonië. Aantal Contactpogingen
Brussel
Vlaanderen
Wallonië
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
1
210
48
700
36
728
68
2
107
24
599
31
275
26
3
69
16
341
18
57
5
4
24
5
128
7
14
1
5
31
7
159
8
4
0
Totaal Missing
441 264
100
1927 73
100
1078 861
100
Wanneer de interviewer toegang krijgt tot het huishouden dan probeert zij in te schatten in welke mate alle volwassen leden van dit huishouden bereid zijn om verder mee te werken aan het onderzoek. Indien hiertoe een redelijke kans bestaat, wordt ofwel een afspraak gemaakt voor de interviews, ofwel onmiddellijk begonnen met het invullen van het rooster 'Samenstelling van het huishouden' op het contactenblad en daarna eventueel het afnemen van de huishoudenvragenlijst.
16
Tabel 2. Interne coverage : % volwassenenenquêtes op aantal volwassenen in de huishoudens per regio. Resultaat Volwassenen
Brussel
Vlaanderen
Wallonië
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Bevraagd
984
92
3383
95
3171
94
Niet bevraagd
88
8
170
5
189
6
1072
100
3553
100
3360
100
Totaal
Onze panelstudie is gebaseerd op een steekproef van huishoudens. Opdat deze steekproef een equivalente waarde op het niveau van de personen zou hebben, is het noodzakelijk dat over alle individuen in de PSBH-steekproef informatie aanwezig is. Uit bovenstaande tabel kunnen we afleiden dat deze doelstelling ook tijdens de tweede onderzoeksronde meer dan behoorlijk bereikt werd. Naast het invullen van het contactenblad, diende één vragenlijst over het huishouden, één vragenlijst per kind en één vragenlijst voor elke persoon van 16 jaar en meer ingevuld te worden. Om deze opdracht haalbaar te maken t.a.v. de interviewers, hebben we op twee vlakken toegevingen gedaan : a) We stonden toe dat de volwassenenlijsten schriftelijk door de respondenten zelf mochten ingevuld worden. Eventueel konden de volwassenenlijsten ook achtergelaten worden bij de respondenten, op voorwaarde dat de interviewer deze lijsten achteraf grondig controleerde op de volledigheid van de antwoorden. De huishoudenlijst moest echter mondeling afgenomen worden. b) De volwassenenlijsten mochten door de respondenten tegelijkertijd (in stilte) ingevuld worden. Een andere methode om informatie over de huishoudleden te bekomen, nl. het werken met een 'proxy' (iemand uit het huishouden antwoordt voor iemand anders), stonden we evenwel niet toe. Deze methode is immers niet geschikt voor onze vragenlijst, waarin nogal wat vragen over waardenbeleving aan de orde staan. Uitzondering hierop vormen de panelleden die naar een collectieve voorziening verhuisd zijn, omdat in dit geval slechts één blad diende ingevuld te worden met informatie over de datum en reden van vertrek uit het stamhuishouden.
PSBH : Methodebericht golf 2 (1993)
17
Tabel 3. Wijze van invullen volwassenenlijst: interviewer of respondent. Brussel
Vlaanderen
Wallonië
wijze van invullen Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Respondent
421
43
1639
48
1508
47
Interviewer
478
49
1653
49
1573
50
85
8
91
3
90
3
984
100
3383
100
3171
100
Niet aangeduid Totaal
In ongeveer de helft van de gevallen hebben de respondenten de volwassenenlijst zelf schriftelijk ingevuld.
18
2.
Respons ratio's.
In een eerste paragraaf stellen we de absolute en relatieve verdelingen binnen de steekproef voor van enkele demografische karakteristieken: leeftijd, geslacht, gezinsgrootte, burgerlijke staat en positie in het huishouden. In de tweede paragraaf bestuderen we de uitval tussen de eerste en tweede onderzoeksronde.
2.1.
Demografische structuur van de steekproef anno 1993.
Tabel 4 Huishoudens naar grootte van gezin en leeftijd van het gezinshoofd in de PSBH-dataset. Brussel %
Vlaanderen %
Wallonië %
65 jaar en + 1 persoon 2-4 personen >4 personen
12,3 13,0 0,0
11,3 12,9 0,4
10,9 12,2 0,4
30 tot 64 jaar 1 persoon 2-4 personen >4 personen
18,2 36,7 8,1
7,8 49,3 8,8
11,5 47,6 8,3
jonger dan 30j 1 persoon 2-4 personen >4 personen
4,2 7,2 0,4
1,9 7,5 0,2
1,9 6,8 0,2
Totaal Basis=
100 570
100 1676
100 1654
Bovenstaande tabel geeft de verdeling van de huishoudens naar gezinsgrootte en leeftijd van het gezinshoofd weer. We stellen vast dat de huishoudens met twee tot vier personen en met een gezinshoofd van 30 tot 64 jaar het vaakst voorkomen. Toch is deze tendens in Brussel minder opvallend. In de hoofdstad zijn daarentegen veel meer alleenstaanden in de leeftijdscategorie van 30 tot 64 jaar.
PSBH : Methodebericht golf 2 (1993)
19
Tabel 5. Respondenten naar leeftijd, per regio. Brussel N % 0- 4jaar 5- 9j 10-14j 15-19j 20-24j 25-29j 30-34j 35-39j 40-44j 45-49j 50-54j 55-59j 60-64j 65-69j 70-74j 75-79j 80-84j 85 +jaar
103 82 93 58 71 100 121 98 97 69 63 60 60 75 51 37 23 9
8,10 6,45 7,31 4,56 11,47 7,86 9,51 7,70 7,63 5,42 4,95 4,72 4,72 5,90 4,01 2,91 1,81 0,71
Vlaanderen N % 362 273 287 291 285 312 428 304 305 285 193 236 221 198 162 102 65 49
8,30 6,26 6,58 6,67 6,54 7,15 9,81 6,97 6,99 6,54 4,43 5,41 5,07 4,54 3,71 2,34 1,49 1,12
Wallonië N % 329 317 266 225 263 290 395 323 317 289 176 193 229 192 174 80 47 25
7,97 7,68 6,44 5,45 6,37 7,02 9,56 7,82 7,68 7,00 4,26 4,67 5,54 4,65 4,21 1,94 1,14 0,61
Missing
2
3
0
Totaal Basis=
100 1272
100 4361
100 4130
In de eerste kolom staat telkens de verdeling naar leeftijdscategorie van de respondenten in absolute cijfers. De tweede kolom geeft per regio deze verdeling weer in percentages. De verdeling over de verschillende leeftijdscategorieën is zeer gelijkend in de drie regio's. Bovendien kan hier reeds vermeld worden dat de uitval slechts in zeer beperkte mate gebonden is aan de leeftijd. De leeftijdsopbouw in het panel blijft zeer stabiel (cfr verder 3.2.2.).
20
Tabel 6. Respondenten van 16jaar en+ naar geslacht, per regio. Geslacht
B %
Vl %
W %
België*
Man
48
49
48
3628
Vrouw
52
51
52
3907
Missing Basis=
3 984
0 3383
0 3171
7538
* Geen percentages op het niveau van België omdat de wegingscoëfficiënten pas later kunnen uitgewerkt worden.
Tabel 7. Respondenten (16+) naar burgerlijke staat, per regio en voor België.
Burgerlijke staat B % Ongehuwd Gehuwd Gescheiden Verweduwd Basis= Missing
28 55 12 5
Mannen Vl W % % 23 67 5 5
23 65 8 4
452 1624 1440 18 20 71
B %
Vrouwen Vl W % %
België PSBH* M
V
17 59 10 14
844 2264 250 159
683 2275 335 487
480 1695 1583 29 35 68
3517
3780
24 51 14 11
17 64 6 13
* Geen percentages op het niveau van België omdat de wegingscoëfficiënten pas later kunnen uitgewerkt worden
Bij deze verdelingen valt het meest op dat Brussel relatief meer ongehuwden en gescheiden personen en minder gehuwden telt dan de twee andere landsgedeelten. In Vlaanderen ligt het percentage gehuwden duidelijk het hoogst. Een laatste karakteristiek betreft de positie in het huishouden van elke respondent. We maken hier opnieuw gebruik van de typologie van het NIDI.
PSBH : Methodebericht golf 2 (1993)
Tabel 8. Percentsverdeling over huishoudenspositie in de PSBH-dataset.
POSITIE IN HUISHOUDEN
N
Brussel (%)
Vlaanderen N (%)
N
Wallonië (%)
België* Man N
Vrouw N
kind bij gehuwd paar kind bij ongehuwd paar kind in 1-oudergezin
300 27 61
(23.7) ( 2.1) ( 4.8)
1273 38 156
(29.2) ( 0.9) ( 3.6)
1096 57 202
(26.5) ( 1.4) ( 4.9)
1467 65 219
1202 57 200
alleenstaande
198
(15.6)
353
( 8.1)
404
( 9.8)
375
580
gehuwd zonder kind gehuwd met kind
201 307
(15.9) (24.2)
834 1353
(19.1) (31.0)
673 1219
(16.3) (29.5)
860 1431
848 1448
samenwonend zonder kind samenwonend met kind
45 35
( 3.6) ( 2.8)
85 49
( 2.0) ( 1.1)
90 66
( 2.2) ( 1.6)
111 74
109 76
hoofd 1-oudergezin
44
( 3.5)
110
( 2.5)
163
( 3.9)
57
260
geen verwantschap andere
8 41
( 0.6) ( 3.2)
32 75
( 0.7) ( 1.7)
37 123
( 0.9) ( 3.0)
33 118
44 121
Missing
5
3
* Geen percentages op het niveau van België omdat de wegingscoëfficiënten pas later kunnen uitgewerkt worden
0
22
Vlaanderen vertoont een traditionelere gezinsstructuur met verhoudingsgewijs meer kinderen in de categorie 'kind bij gehuwd paar' en meer volwassenen in de categorie 'gehuwd met kind'. Brussel is op dit vlak het meest progressief: 6,2% van de Brusselse respondenten woont samen en 2,3% is kind bij een ongehuwd paar.
2.2.
Attritie en non-respons op niveau van huishoudens.
Het verlies aan huishoudens en individuen is beperkt: 12% op niveau van de huishoudens en 14% op het niveau van de individuen. Golf 1
Golf 2
Ondervraagde huishoudens
4439
3900
Ondervraagde personen
11321
9763
Deze voorstelling van zaken is niet helemaal juist. We moeten een onderscheid maken tussen het verlies aan huishoudens (attritie) en de non-respons. Om deze laatste indicator te berekenen moeten we rekening houden met de veranderingen die hebben plaats gevonden tussen de beide bevragingsmomenten: de vorming van nieuwe huishoudens en het bijkomen van nieuwe panelleden. Op het niveau van het huishouden hebben we te maken met 'afgesplitste huishoudens': dit zijn huishoudens die werden gevormd rond een panellid dat het oorspronkelijke panelhuishouden heeft verlaten. Het zijn ook huishoudens die de resultante zijn van de splitsing van het oorspronkelijke of stamhuishouden, waarbij geen enkele huishoudengroep nog woont op het adres van Golf 1. Het gevolg is dat de boekhouding niet zo eenvoudig is: zo stemt het totale aantal huishoudens, bevraagd in 1992 (N=4439) niet overeen met het aantal ‘stamhuishoudens’ van 1993 (N=4312), omdat er 127 huishoudens zijn die werden opgesplitst en waarbij het oorspronkelijke adres veranderde. Alle huishoudens die in 1992 deelgenomen hebben aan het onderzoek, werden voor Golf 2 opnieuw gecontacteerd. In het totaal zijn er 322 nieuwe, afgesplitste huishoudens. De non-respons moet berekend worden op het totaal van de gecontacteerde huishoudens. We berekenen deze uitval ook voor elk van deze types afzonderlijk.
23
PSBH : Methodebericht golf 2 (1993)
Tabel 9. Resultaten bevraging Golf 2 (Huishoudens)/België. Stamhuishoudens Bruto aantal : 4316 67
1.Niet in aanmerking Overleden alleenstaande : Collectieve voorziening : Tijdelijk afwezig :
39 15 13
4249
100%
Niet bereikt Weigering
100 484
2,3% 11,4%
Deelname
3665
86,3%
2.In aanmerking
Afgesplitste huishoudens Bruto aantal : 328 2
1.Niet in aanmerking Overleden alleenstaande : Tijdelijk afwezig :
1 1
326
100%
Niet bereikt Weigering
36 55
11,0% 16,9%
Deelname
235
72,1%
1. Niet in aanmerking 2. In aanmerking
69 4575
100%
3. Deelname
3900
85,2%
2.In aanmerking
TOTAAL
24
De grootste bron van uitval zijn de weigeringen. Berekend op alle gecontacteerde huishoudens gaat het over 10% in Brussel, 12,6% in Vlaanderen en 10,3% in Wallonië. In vergelijking met de uitvalprocessen in andere panelstudies, realiseren we een hogere uitval op het niveau van de stamhuishoudens maar een lagere uitval op het niveau van de afgesplitste huishoudens.
2.3. Attritie en non-respons op niveau van individuen Ook op het niveau van de individuen werden er meer contacten gerealiseerd dan het aantal meewerkende panelleden tijdens de eerste golf. Er zijn de personen uit de panelhuishoudens die vorig jaar ten individuele titel niet hebben meegewerkt, en er zijn de personen die ofwel nieuwkomers zijn in de oude huishoudens ofwel nieuwkomers in de afgesplitste huishoudens. We berekenen ook hier de responsratio voor het totaal en voor elke categorie afzonderlijk. Wanneer we tabel 10 met 9 vergelijken, bemerken we dat er in de feiten een lagere uitval is op het vlak van de huishoudens (14,8%) dan op het vlak van de personen (18,5%). Dit resultaat is conform aan tabel 2,die een iets hogere interne non-respons vertoont dan tijdens de eerste golf. In tabel 10 geven we de totale resultaten van België. In tabel 10a geven we de resultaten uitgesplitst per regio. Zowel in Vlaanderen als in Wallonië werd 85% van de ondervraagden uit 1992 opnieuw bevraagd in 1993. Over deze personen is er dus informatie aanwezig over 2 tijdstippen. Dit percentage ligt lager in Brussel (76%), waar de werkvoorwaarden voor de interviewer bijzonder moeilijk liggen. Uit beide tabellen 10 en 10a blijkt eveneens dat we ongeveer één op drie panelleden die niet meewerkten tijdens de eerste onderzoeksronde hebben recupereren. Deze recuperatie-beweging was succesvoller in Vlaanderen dan in de beide andere regio’s. Hetzelfde fenomeen zien we bij de bevraging van de nieuwkomers : ook hier is de opzet om deze personen te bevragen in Vlaanderen beter geslaagd. Globaal bezien worden de respons-cijfers naar beneden gedrukt door (1) het resultaat in Brussel en (2) het resultaat van de nieuwkomers in Brussel en Wallonië. Elke - zij het ook geringe recuperatie van niet-bevraagde panelleden in de eerste golf is een pluspunt voor de databank.
25
PSBH : Methodebericht golf 2 (1993)
Tabel 10. Resultaten bevraging Golf 2 (Individuen)/België. 1. Reeds bevraagde panelleden
11321
Niet in aanmerking:
102 overleden coll. voorziening tijdelijk afwezig
44 10 48
In aanmerking: niet bereikt weigering andere reden reden onbekend
266 1161 118 309
11219
100% 2,4% 10,3% 1,0% 2,8%
deelname
9365
83,5%
2. Panelleden die niet werden bevraagd
253
Niet in aanmerking:
18 tijdelijk afwezig coll. voorziening
9 9
niet bereikt weigering andere reden reden onbekend
14 63 53 23
100% 6,0% 26,8% 22,5% 9,8%
deelname
82
34,9%
In aanmerking:
235
3.Nieuwe panelleden
574
Niet in aanmerking:
47 overleden coll. voorziening tijdelijk afwezig
34 2 11
niet bereikt weigering andere reden reden onbekend
527 55 124 32 0
100% 10,4% 23,5% 6,1% 0,0%
deelname
316
60,0%
In aanmerking:
TOTAAL Gecontacteerden: Niet in aanmerking: In aanmerking: Deelname:
12148 167 11981
100%
9763
81,5%
26
Tabel 10a. Resultaten bevraging Golf 2, per regio. Ook in wave1 bevraagd
Niet in wave1 bevraagd
Nieuwkomers in wave2
Bruto aantal Niet in aanmerking: overleden collectieve voorziening tijdelijk afwezig
B 1617 17 9 1 7
V 4977 25 13 4 8
W 4727 60 22 5 33
In aanmerking: niet bereikt weigering andere reden reden onbekend deelname % deelname Bruto aantal Niet in aanmerking collectieve voorziening tijdelijk afwezig
1600 77 150 35 125 1213 75,8 % 44 3 0 3
4952 107 616 27 16 4186 84,5 % 114 9 6 3
4667 82 395 56 168 3966 84,9 % 95 6 3 3
In aanmerking niet bereikt weigering andere reden reden onbekend deelname % deelname Bruto aantal Niet in aanmerking overleden collectieve voorziening tijdelijk afwezig
41 2 8 10 7 14 34,1 % 104 10 6 0 4
105 10 30 19 4 42 40 % 162 1 0 0 1
89 2 25 24 12 26 29 % 308 36 28 2 6
161 2 12 12 0 135 83,8 %
272 25 96 13 0 138 50,7 %
In aanmerking niet bereikt weigering andere reden reden onbekend deelname % deelname
94 28 16 7 0 43 45,7 %
27
PSBH : Methodebericht golf 2 (1993)
Tabel 10b. Bevraagden anno 1993. +16 B
-16
V
W
tot
B
V
Allen
W
tot
B
V
W
tot
Ook in wave 1 bevraagd
950
3304
3066
7320
263
882
900
2045
1213
4186
3966
9365
Niet in wave 1 bevraagd
12
23
25
60
2
19
1
22
14
42
26
82
Nieuwkomers in wave 2
22
56
80
158
21
79
58
158
43
135
138
316
984
3383
3171
7538
288
978
959
2225
1272
4361
4130
9763
Totaal
In tabel 10b bekijken we tenslotte enkel de bevraagden anno 1993, uitgesplitst naar het bevragingsstatuut in golf 1 en naar leeftijd. 96% van alle bevraagden werden ook in golf 1 bevraagd, 97% van de 16-plussers en 92% van de kinderen en jongeren. Dit laatste ù is lager, omdat er in de tussenperiode geboorten werden gerealiseerd, die als “nieuwkomers” verwerkt werden.
28
3.
Selectiviteit in de uitval?
3.1.
Verband tussen aard van het eerste contact en resultaat.
Er is een samenhang tussen de aard van het eerste contact en het resultaat.
Tabel 11. Aard van eerste contact en het resultaat, per regio.
Telefonisch %
Persoonlijk %
Wallonië
Vlaanderen
Brussel
Telefonisch %
Persoonlijk %
Telefonisch %
Persoonlijk %
deelname
89
77
80
87
89
87
weigering
9
12
16
11
10
10
andere reden
2
11
4
2
1
3
369
213
293
1500
1054
742
Totaal (Missing)
(123)
(207)
(143)
In Vlaanderen geeft een eerste persoonlijk contact duidelijk meer slaagkansen dan een eerste telefonisch contact. In Brussel zijn de rollen precies omgekeerd: personen die telefonisch gecontacteerd worden nemen meer deel aan het onderzoek dan anderen. In Wallonië stellen we nauwelijks verschil in respons vast naargelang de aard van het eerste contact. De Waalse interviewers verkiezen telefonisch contact boven persoonlijk contact. De Vlaamse enqueteurs hebben duidelijk een voorkeur voor persoonlijk contact. Dit laatste werd overigens ook aangemoedigd door het Antwerpse onderzoeksteam.
29
PSBH : Methodebericht golf 2 (1993)
3.2. Beschrijving van het responsgedrag van alle participerende volwassenen uit golf 1. Vooreerst willen we er de nadruk op leggen dat de meeste hiernavolgende analyses alleen de volwassenen betreffen die in golf 1 een volwassenenlijst hebben ingevuld. Personen die tussen de eerste en tweede golf 16 jaar geworden zijn of personen die bij een panelhuishouden zijn komen wonen, worden hier dus buiten beschouwing gelaten. Belangrijk is ook dat alle kenmerken die aan de volwassenen worden toegeschreven, afkomstig zijn uit golf 1 (bv. activiteitsstatus, gezinstype,...).
3.2.1. Verband tussen geslacht en non-respons
Uit analyse bleek dat er geen samenhang bestaat tussen geslacht en non-respons. De verdeling van mannen en vrouwen is gelijkaardig in de respons-groep, in de groep van overlijdens, in de groep van weigeringen en in de groep van non-respons door andere redenen.Wat geslacht betreft, hebben we dus geenszins te maken met systematische uitval. Grafiek 3. Beschrijving van de uitval naar geslacht. N
5000 4500 4000 3500 3000
weigering andere reden overlijden respons
2500 2000 1500 1000 500 0
man
PSBH/methodebericht
vrouw
30
3.2.2. Verband tussen leeftijd en non-respons
Het responsgedrag van de respondent hangt samen met de leeftijd. De leeftijdsgroepen tussen 35 en 50 jaar vertonen de hoogste responsratio’s, nl. 85 tot 86%. De responsratio’s zakken onder de 80% eens men de 70 gepasseerd is en dalen tot 65% voor de 80-plussers. Voor deze oudste leeftijdscategorie wordt wel bijna een tiende van de non-respons veroorzaakt door overlijden. Ook de 16- tot 25 jarigen vertonen lagere responsratio’s dan gemiddeld, nl. 80%. Toch ligt bij deze leeftijdsgroep het percentage weigeringen opvallend laag (8%). Vermoedelijk zijn zij vaker afwezig en dus moeilijker bereikbaar dan oudere respondenten. Het percentage weigeringen gaat snel de hoogte in bij de 50-plussers en bereikt zijn hoogtepunt bij de 70-plussers (16%). Niettegenstaande deze differentiële respons blijft de leeftijdsstructuur grosso modo gelijk.
Grafiek 4. Verdeling naar leeftijd in golf 1 en golf 2. N 1200
1000
800
golf 1 golf 2
600
400
200
0 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
leeftijd
PSBH/methodebericht
50
55
60
65
70
75
80
85
31
PSBH : Methodebericht golf 2 (1993)
3.2.3. Verband tussen gezinstype en non-respons
De responsratio is het hoogst bij de echtparen met kinderen (84%) en het laagst bij de andere gezinsvormen (74%). Het hoogste percentage weigeringen treffen we aan bij de kinderloze echtparen (13%) en het laagste bij alleenstaanden en echtparen met kinderen (9%). Aangezien het hier slechts een minimale spreiding van 4% betreft, kunnen we niet stellen dat bepaalde gezinsvormen systematisch vaker medewerking weigeren dan andere. De verschillen in non-respons worden hier dan ook door andere factoren veroorzaakt, zoals bv. ziekte of langdurige afwezigheid. Om ook een idee te krijgen van het aantal uitvallers per categorie, maken we deze en volgende grafische voorstellingen op basis van de absolute aantallen. Grafiek 5. Beschrijving van de uitval naar gezinstype. N 4500 4000 3500 3000 2500
weigering andere reden overlijden respons
2000 1500 1000 500 0
ander type
alleenstaande
PSBH/methodebericht
kindloos koppel
koppel met kind
kindloos echtpaar
echtpaar met kind
1-oudergezin
gezinsvorm
32
3.2.4. Verband tussen activiteitsstatus en non-respons
De responsratio ligt het hoogst bij de werknemers (86%). Dan volgen de zelfstandigen met 84% respons en de studenten, huisvrouwen en niet-tewerkgestelden met een onbekend statuut met 81%. Gepensioneerden, werklozen, personen in tijdelijke werkonderbreking en tewerkgestelden met een ander statuut (bv. helpers of mensen die door een tewerkstellingsprogramma aan de slag geraakt zijn) vertonen gemiddeld 79% respons. De responsratio ligt het laagst bij de invaliden en gehandicapten (73%). Het percentage weigeringen ligt beneden de 10% voor studenten, werknemers, personen in tijdelijke werkonderbreking en niet-tewerkgestelden met een onbekend statuut. De meeste weigeringen vinden we bij tewerkgestelden met een ander statuut (15%), bij invaliden en gehandicapten (14%) en bij huisvrouwen (13%).
Grafiek 6. Beschrijving van de uitval naar activiteitsstatus. N 3500 3000
2500
weigering andere reden overlijden respons
2000
1500
1000
500
0 onderbroken
ander/werk
PSBH/methodebericht
zelfstandige
werknemer
huishouden
ander/geen werk
student
werkloos
invalide
gepensioneerd
activiteitsstatus anno 1992
33
PSBH : Methodebericht golf 2 (1993)
3.2.5. Verband tussen burgerlijke staat en non-respons 84% van de gehuwden neemt ook deel aan de tweede onderzoeksgolf. Bij echtgenoten die niet meer samenwonen ligt de responsratio een stuk lager, 75%. Personen die uit de echt gescheiden zijn hebben een responsratio van 83% en ongehuwden en verweduwden hebben 79% respons. Het percentage weigeringen ligt opvallend hoger dan gemiddeld bij feitelijk gescheiden echtgenoten (14%) en lager dan gemiddeld bij personen die uit de echt gescheiden zijn (7%).
Grafiek 7. Beschrijving van de uitval naar burgerlijke staat. N 6000
5000
4000
3000
weigering andere reden overlijden respons
2000
1000
ongehuwd
gescheiden
echtgescheiden
verweduwd
gehuwd
0
burgerlijke staat
PSBH/methodebericht
Dit fenomeen werd tijdens de de-briefing van de interviewers vermeld: relatiemoeilijkheden zijn niet bevorderlijk voor deelname. De relatief gunstige uitval-cijfers voor de echtgescheidenen tonen aan dat, eens de situatie gestabiliseerd, ook verdere deelname aan het panel mag worden verwacht. Voor de opzet van het veldwerk betekent dit dat dergelijke panelleden tijdens een volgende ronde opnieuw aangesproken worden.
34
3.2.6. Verband tussen opleiding en non-respons De responsratio’s zijn lager dan 80% voor de volgende opleidingscategorieën: lager onderwijs, vierde graad, bijzonder onderwijs, middenjury en voor degenen zonder diploma. In de categorie van mensen zonder diploma zitten wel veel oudere mensen, het percentage overlijdens is daar dan ook hoger dan gemiddeld, nl. 4,5%. Panelleden uit het onderwijs voor sociale promotie of met een diploma hoger onderwijs hebben duidelijk een hogere responsratio dan gemiddeld met minstens 86% respons. De minimale responsratio vinden we terug bij personen zonder diploma (72,7%) en de maximale bij personen uit het hoger onderwijs van het korte type (89,3%). Expliciete weigeringen komen het vaakst voor bij personen uit het bijzonder onderwijs (17%), bij personen zonder diploma (16%), bij personen uit het aanvullend secundair beroepsonderwijs (15%) en bij personen met een vierde graad-diploma (15%). Bij hoger opgeleiden ligt het percentage weigeringen gemiddeld rond de 6%. Wij hadden het vermoeden dat deze differentiële respons veroorzaakt wordt door een leeftijdsverschil. Zou het verband tussen opleiding en non-respons geen schijnverband zijn dat wegverklaard wordt door leeftijd? Uit analyse bleek dat het verband tussen opleiding en nonrespons ook onder controle van de variabele leeftijd significant bleef; de verschillen zijn wel het grootst in de oudste leeftijdsgroep. Grafiek 8. Percentage respons naar opleiding en leeftijd. % 90 80 70 60 50
lager secundair hoger
40 30 20 10 0 16 - 39
40 - 64
leeftijd PSBH/methodebericht
65+
35
PSBH : Methodebericht golf 2 (1993)
3.2.7. Verband tussen inkomen en non-respons
Het zijn duidelijk de respondenten uit de lagere inkomensklassen die het meeste non-respons vertonen in golf2. Zo houden we van de personen met een gezinsinkomen lager dan 20.000 Bf/maand maar 76% over in golf2. Dit in tegenstelling tot bv. de inkomenscategorie tussen 100.000 en 12.000 Bf/maand, die een responsratio van 91% heeft. Opvallend is wel dat bij de laagste inkomensklasse slechts 7% uitdrukkelijk verdere medewerking weigert te verlenen. Ook bij de inkomenscategorieën van 70.000 Bf/maand en meer ligt het percentage weigeringen een stuk beneden de 10%, met uitzondering van de rijkste inkomenscategorie (200.000 Bf/maand en meer) waarvan 11% weigert verder mee te werken. De meeste weigeringen moeten we dus zoeken bij de ‘middenklasse’. Ook hier wilden we onderzoeken of het verschil in respons naar inkomenscategorie niet wegverklaard wordt door leeftijd. Uit onderstaande grafiek kunnen we echter afleiden dat het niet om een schijnverband gaat. Het verschil in respons naar inkomenscategorie blijft behouden, ook onder controle van de variabele ‘leeftijd’.
Grafiek 9. Percentage respons naar gezinsinkomen en leeftijd. %
90 80 70 60 50
< 35.000 Bf 35.000-79.999 Bf 80.000+
40 30 20 10 0 16 - 39
40 - 64
leeftijd PSBH/methodebericht
65+
36
3.2.8. Verband tussen regio en non-respons
Van alle volwassen respondenten die aan golf 1 hebben meegewerkt houden we in Brussel 75% over en in Vlaanderen en Wallonië 83%. Dit verschil in respons kan niet verklaard worden door een hoger percentage weigeringen in Brussel. Brussel en Wallonië tellen beide 9% weigeringen en Vlaanderen 12%. De Brusselse respondenten zijn gewoonweg moeilijker bereikbaar: 14% van hen werd niet bevraagd ten gevolge van andere redenen (bv. langdurige afwezigheid, nooit iemand thuis aangetroffen, ...).
Grafiek 9. Beschrijving van de uitval naar regio.
N
4000
3500
3000
2500
weigering andere reden overlijden respons
2000
1500
1000
500
0 Brussel
Vlaanderen
regio PSBH/methodebericht
Wallonië
37
PSBH : Methodebericht golf 2 (1993)
DEEL II BESCHIKBARE INFORMATIE
Elke bevragingsronde van het gezinsdemografisch panel resulteert in publiek toegankelijke informatie van tweeërlei aard: de basisbestanden met de gecodeerde antwoorden van de vragenlijsten enerzijds en documentatie van de basisbestanden anderzijds. Beide zijn in principe gratis beschikbaar voor alle wetenschappelijk onderzoek door erkende wetenschappelijke instellingen. Aangezien het PSBH-project wordt geëvalueerd op het gebruik van de basisbestanden willen we een goed overzicht bewaren van de gebruikers. Elke gebruiker van de basisbestanden dient, schriftelijk, een aanvraag te doen bij de promotor van het project. In deze aanvraag wordt aangegeven: - de naam van de instelling waaraan de aanvrager verbonden is, - het akkoord van het diensthoofd of de thesisbegeleider; - een omschrijving van het onderzoeksthema. Het schrijven wordt gericht aan: U.I.A. Departement PSW Prof. Dr. Thérèse Jacobs Universiteitsplein 1 2610 WILRIJK
De basisbestanden worden slechts ter beschikking gesteld binnen de doelstellingen van één onderzoeksthema en blijven het eigendom van het PSBH-project. Basisbestanden mogen dus niet verder gegeven worden aan collega-onderzoekers. In publicaties die van deze gegevens gebruik maken moet PSBH vermeld worden. Twee exemplaren van deze publicaties worden aan PSBH overgemaakt. Omwille van de privacy verwijderen we alle gegevens die de respondenten kunnen identificeren uit basisbestanden die we aan derden doorgeven.
38
1.
De basisbestanden
1.1.
Structuur
In golf 2 bestaat de PSBH-databank uit vier basisbestanden:
w2cont:
de contactenbladen van de huishoudens (zowel respons als non-respons)
w2hh:
de huishoudenlijsten.
w2child:
de kindlijsten.
w2adult:
de volwassenenlijsten.
Vermits in de tweede golf niet elke volwassene met eenzelfde vragenlijst bevraagd werd, bestaat het volwassenenbestand uit 4 deelbestanden (die eventueel apart verkrijgbaar zijn): w2oldad:
alle volwassenen die ook aan de eerste onderzoeksronde deelgenomen hebben.
w2newad:
alle volwassenen die in golf 1 nog geen adultlijst hebben ingevuld. Het betreft hier o.a. personen die na golf 1 16 jaar zijn geworden en volwassenen die bij een panelhuishouden zijn komen wonen.
w2bekad:
respondenten die weigerden een volledige vragenlijst in te vullen, of eventueel niet in de mogelijkheid verkeerden om dat te doen, konden een beknopte vragenlijst invullen.
w2colad:
volwassenen die naar een collectieve instelling verhuisden, werden bevraagd met een zeer korte vragenlijst, waarin voornamelijk akte genomen werd van het tijdstip en de reden van de opname.
De sleutel om deze bestanden cross-sectioneel aan mekaar te koppelen is het nummer van het huishouden in golf 2: W2HHID. W2HHID is de samenstelling van W1HHID (6 digits) en het SPLIT-nummer (1 digit). Het SPLITnummer identificeert verschillende huishoudens die van éénzelfde stamhuishouden (=golf 1 huishouden) afgesplitst zijn.
PSBH : Methodebericht golf 2 (1993)
39
Voor een exacte koppeling van de bestanden over de golven heen is de sleutel het permanent individueel nummer van de personen: INDID. INDID is de samenstelling van: nummer stamhuishouden m.a.w. W1HHID (6 digits), SPLIT-nummer van het huishouden in de golf waarin de persoon voor de eerste maal aanwezig is (1 digit), intern nummer van de persoon in het huishouden in de golf waarin de persoon voor de eerste maal aanwezig is (2 digits). Het INDID wordt vastgelegd OP HET MOMENT DAT DE PERSOON VOOR DE EERSTE MAAL LID IS VAN EEN PANELHUISHOUDEN.
1.2.
Conventies rond naamgeving
De namen van de basisbestanden bestaan uit 2 delen: -
de eerste 2 posities verwijzen naar de bevragingsronde, in dit geval W2 voor de tweede golf. de verdere posities verwijzen naar het specifieke bestand binnen de golf.
De namen van de variabelen bestaan uit de volgende delen: -
-
-
de eerste 2 posities verwijzen naar de bevragingsronde, in dit geval W2 voor de tweede golf. de derde positie staat voor de kenletter van het basisbestand, waarbij de volgende afkortingen worden gebruikt: R=contactenblad H=huishoudenlijst A=volwassenenlijst C=kindlijst optioneel staat de vierde positie voor de aanduiding van een variabele die kadert in een bijzondere module, zo bijv. M in golf 2 voor de variabelen in de module 'intergenerationele relaties'. een volgnummer dat 3 of 4 posities in beslag neemt.
Er zijn een aantal uitzonderingen op deze regels voor namen van variabelen. Ofwel gaat het hierbij om namen die zichzelf verduidelijken, ofwel worden de afwijkende naamgevingen toegelicht bij de levering van het betreffende basisbestand.
40
1.3.
Inhoud
Om de keuze van de nodige variabelen te vergemakkelijken en om onderzoekers een zicht te geven op het aantal observaties die in het bestand aanwezig zijn rond een of andere problematiek, publiceren we in de bijlage van dit methodebericht frequentieverdelingen van een selectie indicatieve variabelen. De selectie geeft een beeld van de ondervraagde domeinen en van de hoofdverdelingen hierin in elke regio. Verdere details worden buiten de selectie gehouden.
1.4.
Weging
Momenteel is er nog geen definitieve set wegingsfactoren voorhanden. De reden hiervoor is dat we voor de weging dezelfde procedure willen toepassen als die in het kader van het Eurostat huishoudenpanel wordt gebruikt. We voorzien een set cross-sectionele wegingsfactoren voor golf 1 te kunnen aanbieden in juni 1995, en zowel de cross-sectionele als longitudinale wegingsfactoren voor golf 2 en 3 in oktober 1995. Tot dan is het enkel mogelijk de basisbestanden ongewogen te gebruiken voor regionale analyses, door te selecteren op de variabele 'REGION', met daarin de waarden 'V' voor Vlaanderen, 'W' voor Wallonië en 'B' voor Brussel. Zij die de data willen analyseren op Belgisch niveau kunnen voorlopig de wegingscoëfficienten van golf 1 blijven gebruiken : Brussel: 0.662 Vlaanderen: 1.317 Wallonië: 0.782
1.5.
Modaliteiten voor de overdracht van basisbestanden
De PSBH-bestanden zijn SAS-datasets. Gewoonlijk gebeurt de overdracht naar een ander platform in de vorm van een SAS-transportfile (machine-onafhankelijk formaat, gekend door SAS op alle platforms, ook door bv. SPSS), ofwel in de vorm van een gewone ascii-file. De overdracht kan gerealiseerd worden via FTP-sessies over het BELNET (netwerk waarop haast alle Belgische universiteiten aangesloten zijn) of via gecomprimeerde bestanden op floppies.
PSBH : Methodebericht golf 2 (1993)
2.
41
Documentatie
Streefdoel is om in de mate van het mogelijke informatie die behulpzaam kan zijn bij het exploiteren van de basisbestanden beschikbaar te stellen. De verschillende types documentatie zijn in principe gratis en vrij toegankelijk voor iedereen. Afhankelijk van de wensen/mogelijkheden van de gebruiker kan de documentatie langs verschillende kanalen verkregen worden.
2.1.
Welke documentatie is er ?
2.1.1. Globale documentatie
Het onderzoeksplan (1991) schetst het concept van het PSBH-project zoals het in de opstartfase vorm kreeg. De format library is een document dat coderingsinformatie (klasse-indelingen) bevat voor variabelen in de basisbestanden, voor zover ze in de vragenlijsten zelf zijn opgenomen.In de vorm van een ascii-file is het mogelijk om hiermee snel kant en klare formats (klasseindelingen) op te zetten voor gebruik in statistische programma's (SAS, SPSS, ...). Op korte termijn wordt voorzien in het ter beschikking stellen van de sources van een aantal voorbeeld programma's. Dit zijn eigenlijk SAS-datastep routines die frequent weerkerende datamanipulaties uitvoeren. Het is de bedoeling dat ze door de gebruikers van de basisbestanden gehanteerd kunnen worden als een 'sjabloon' bij het voorbereiden van hun analysewerk. De voorbeeld programma's zullen voorzien zijn van verklarende commentaar.
2.1.2. Documentatie per bevragingsronde
Vanzelfsprekend is dit methodebericht zelf een essentieel element in de golfgebonden documentatie. De vragenlijsten waarmee de eigenlijke interviews gebeuren vormen ook een essentiële documentatiebron. Het contactenblad, de huishoudenlijst (incl. kindlijst) en de volwassenenlijst(en) zijn uiteraard beschikbaar in een layout waarbij in de vragenlijsten zelf de namen van de variabelen gelokaliseerd zijn. Indien voorhanden wordt het toepasselijke format uit de format library vermeld.
42
Elk jaar wordt ook een handleiding voor de interviewer uitgewerkt. Dit document dient als leiddraad voor de verplichte interviewertraining en de interviewers kunnen hierop ook terugvallen als eerste informatiebron bij eventuele vragen. Binnenkomende vragenlijsten ondergaan een editing proces waarbij de voornaamste consistentievereisten gecontroleerd worden en enkele variabelen gecodeerd worden. Daarna vindt echter nog een omvangrijke geautomatiseerde cleaning plaats. In regel betekent dit dat programma's inconsistenties, anomalieën of extreme waarden rapporteren, waarna een manuele consultatie van de veldwerkdocumenten volgt en een eventuele correctie in de basisbestanden. De sources van deze cleaning programma's, voorzien van verklarende commentaar, staan ook ter beschikking van de gebruikers. Verder wordt per golf ook een document opgesteld met de naam 'Bijzonderheden over de vragenlijsten'. Hierin vindt men opmerkingen die van belang zijn voor een goed begrip en gebruik van de basisbestanden. Zo wordt hier bijv. aangegeven waar zich de (minieme) verschillen bevinden tussen de Nederlandstalige en Franstalige versies van de veldwerkdocumenten en de gevolgen daarvan voor het gebruik van de gegevens.
2.1.3. Ad hoc documentatie Het oorspronkelijk streven was om bij het afsluiten van elke golf een nieuwsbrief uit te geven waarin de stand van zaken wordt meegedeeld. De praktijk wijst uit dat de nieuwsbrief eerder op onregelmatige tijdstippen tot stand komt. Dit medium kondigt ook aan wanneer datasets in orde zijn en kunnen aangevraagd worden. Het is tevens het kanaal voor mededelingen omtrent andere panelonderzoeken.
2.2.
Modaliteiten voor het bekomen van documentatie
Haast alle bovengenoemde documentatie is verkrijgbaar in gedrukte vorm na eenvoudig verzoek (telefonisch, e-mail, ...) bij het PSBH-team op de UIA. Indien men dit om een bepaalde reden wenst is het mogelijk de documentatie op floppy of via email te bekomen. Indien de infrastructuur daartoe aanwezig is gaat de voorkeur van het PSBH-team echter uit naar het consulteren en gebruiken van de recent ontwikkelde WWW-pages (URL= http://psbhwww.uia.ac.be). Via dit kanaal is alle bovengenoemde documentatie (en meer) ofwel onmiddellijk consulteerbaar in de www-pagina's zelf of opvraagbaar in de vorm van gecomprimeerde files (ftplinks). De www-pagina's zijn in hoge mate zelf-documenterend en gebruiksvriendelijk. Het PSBH-team hoopt dan ook dat zowel geïnteresseerden als nieuwe en ervaren gebruikers van de paneldata deze vorm van dienstverlening naar waarde zullen weten te schatten.
43
DEEL III EEN SELECTIE VAN ENKELVOUDIGE FREQUENTIES