Essay | door Johan Eland
Met duizend draadjes... Hechtingstherapie is broodnodig Er is onmiskenbaar veel behoefte aan een goede hechtingstherapie, stelt Johan Eland. Op de aankondiging van twee door hem vertaalde boeken over hechtingstherapie van Tony Madrid kreeg hij honderden reacties van therapeuten die meer wilden weten. `Om reclame te mogen rondsturen moet je eerst toestemming vragen’ vertelt Eland: `Voordeel daarvan is ook dat je beter zicht krijgt op de belangstelling. Het blijkt dat onveilige hechtingen ook in bijzondere situaties kunnen opspelen: bij geadopteerde kinderen, pleegkinderen maar ook bij tbs-ers en in relatieproblemen.’ Eland is van plan om als er in Nederland en Vlaanderen een poosje gewerkt is met de methode ‘Madrid’ een speciale versie te ontwikkelen voor bijzondere situaties. Eland: “Ik hoop van therapeuten te horen hoe de therapie hier werkt en waar misschien iets te verbeteren is. Een Amerikaanse aanpak wordt hier al gauw te ‘glamourous’ gevonden. Wij zijn nu eenmaal wat nuchterder. ‘Om te zorgen dat mensen terecht komen bij hechtingstherapeuten die de Madrid-methode gebruiken, openen we een website waarop informatie over de werkwijze te vinden is en een adressenlijst van de gecertificeerde therapeuten.’ Door: Johan Eland Hechting: met duizend draadjes… Een kind is met duizend draadjes verbonden aan zijn of haar moeder. Zelfs als moeder of kind het gevoel heeft dat het niet helemaal lekker zit, lopen er toch onzichtbare lijntjes van de een naar de ander. Het zijn contacten waarmee zij elkaar, meestal onbewust, beïnvloeden. Die draadjes zijn ook nodig om de hechting tussen moeder en kind op gang te helpen. Al die contacten tussen moeder en kind verlopen via de zintuigen. Het zijn vooral aanraking, oogcontact en de stem van de moeder en combinaties daarvan, zoals een zuigeling aankijken tijdens het voeden, het knuffelen met een peuter bij het vertellen van een verhaaltje en het koesteren van een tiener, die voor hechting zorgen en in standhouden.
Het belang van huilen, stem & taal Baby’s pikken in al de baarmoeder informatie op over hun moedertaal. Dit maakt duidelijk dat baby’s niet alleen luisteren naar taal maar er ook kenmerken van onthouden. Doordat intonatie het enige is dat ze op dat moment kunnen imiteren, is dat
16
het eerste waarmee ze aan de slag gaan. Het is dus niet zo gek dat zelfs al voor de geboorte het kind zijn moeders stem kan horen. De meeste pasgeborenen maken na korte tijd kleine ‘roepende’ geluidjes, die normaal gesproken leiden tot een reactie van de moeder. Meteen na de geboorte hebben de meeste baby’s een tijdlang hun ogen wijd open. Ze kunnen goed zien en hebben duidelijke voorkeuren. Als je een pasgeborene laat kiezen, kijkt hij het liefst naar een gezicht met open ogen op ongeveer twintig centimeter afstand. Veel baby’s kunnen binnen een paar uur na de geboorte al gezichtsuitdrukkingen nadoen. Moeders kunnen hun eigen baby heel snel herkennen aan hun uiterlijk en oogcontact is van cruciaal belang voor de hechting.
Kun je baby’s voor de gek houden? Het gaat natuurlijk niet alleen om zintuiglijke beelden, geluiden en gevoel. Ook de emoties spelen een belangrijke rol. Volgens psychologen Sabrina S. Chiarella en Diane Poulin-Dubois van de Canadese
Concordia University kun je kinderen van achttien maanden daarmee niet voor de gek houden. Vanaf die leeftijd hebben ze feilloos in de gaten als een volwassene doet alsof. Ze kwamen daar achter toen ze tweeënnegentig baby’s een toneelspel lieten zien waarin acteurs verschillende scenario’s mimeden. Een acteur liet de juiste emotie zien zoals verdriet nadat ze zich pijn deed maar ook ongepaste emoties, zoals verdriet nadat ze een cadeautje kreeg, of lachen nadat ze zich bezeerde. Kinderen tot vijftien maanden keken nergens raar van op maar kinderen vanaf achttien maanden keken bij ongepaste emoties langer naar de acteur en vaker naar hun verzorger alsof ze wilden weten wat die ervan vond. Ook toonden de kinderen meer medeleven als het verdriet terecht was. Poulin-Dubois en Chiarella concluderen daaruit dat je kinderen niet voor de gek kunt houden: ‘Je kunt een kind van achttien maanden niet beschermen tegen verdriet door een blij gezicht op te zetten na een negatieve ervaring ‘.’Ze hebben je toch wel door.’
alsof. Zelfs al doe je nog zo je best. Een goed oogcontact is nu eenmaal niet iets dat je bewust doet. Ook de intonatie van je stem en aanraken gaan meestal zonder er bij na te denken. Soms gaat het mis als de moeder, of een belangrijke verzorger, onder druk staat. Natuurlijk is het niet erg als het een keer misgaat. Het wordt pas vervelend als je doorlopend gestrest bent of met je gedachten ergens anders zit. Nare ervaringen waar je liever niet meer aan denkt, kunnen onbewust invloed uitoefenen op hoe je kijkt, praat en je baby aanraakt. (of juist niet aanraakt). Zulke herinneringen kun je hebben aan gebeurtenissen in de zwangerschap, tijdens of vlak na de geboorte. Als er in die tijd vervelende dingen gebeuren, blijven die sterker dan anders, bewust of onbewust, in je hoofd rondspoken. De baby kan daar natuurlijk niks aan doen maar is wel degene die je daaraan kan blijven herinneren waardoor je onbewust anders naar je kind kijkt, er anders tegen praat en het anders aanraakt.
Wat dan? Het onderzoek is ook belangrijk omdat het vaststelt wanneer kinderen leren welke emoties bij welke situatie horen. Dan ontdekken ze ook wie betrouwbaar is en van wie ze hulp kunnen verwachten. De onderzoekers willen nu uitzoeken wat de gevolgen zijn voor zuigelingen die blootgesteld worden aan een persoon die emotioneel onbetrouwbaar, is en of dat hun bereidheid beïnvloedt om te helpen of leren van die persoon. En daarmee zijn we weer terug bij de hechting en hechtingsproblemen.
Wat als het niet werkt? Een kind is met duizend draadjes verbonden aan de moeder. Maar soms werken die draadjes niet en ontstaan er hechtingsproblemen. Bij een kind kan dat zich uiten door astma of aldoor zeuren, het is agressief, heeft schoolproblemen of allergie. Een slechte hechting kan zich uiten door de meest uiteenlopende moeilijkheden.
Soms weet een moeder alleen dat ze bij haar ene kind niet datgene voelt dat ze bij haar andere kinderen wel voelt. Een baby die ontroostbaar is, een teruggetrokken kleuter, een tiener die zich soms gedraagt alsof hij ADHD heeft. Het kan allemaal komen door een slechte hechting. Iedereen snapt dat je die duizend draadjes niet aldoor bewust kunt besturen. Al helemaal niet omdat je ook nog een heleboel tegelijk moet doen. Dat gaat alleen als de natuur je geprogrammeerd heeft om dat automatisch te doen. Je kunt nu eenmaal niet vierentwintig uur per dag blij naar je baby kijken als je er niet echt blij mee bent. En ook zonder dat je het wilt, zal het in je stem doorklinken als je twijfels hebt over je kind. Of als het kindje je onbewust herinnert aan een nare ervaring. Zelfs spontaan knuffelen gaat alleen als je echt enthousiast bent. En het onderzoek van de Canadese psychologen wijst uit dat de kinderen toch wel door hebben dat je doet
Meestal gaat de hechting vanzelf maar soms, zonder dat iemand daaraan schuldig is, loopt het anders. Net zo min als de baby schuldig is aan een moeizame hechting kan de moeder iets verweten worden. Beiden zijn slachtoffer van omstandigheden. Als het gaat om verbetering van de hechting valt echter van een kind weinig initiatief te verwachten. Het is dus aan de moeder om de eerste stap te zetten. Daarna, zo is de ervaring, zal het kind volgen. Zo werkt dat met bijvoorbeeld de therapie van Dr. Tony Madrid. Veel therapeuten lopen aan tegen de gevolgen van een slechte hechting maar weten niet goed wat ze er aan kunnen doen. Met de Nederlandse handleiding en een bundel gevalsbeschrijvingen van Amerikaanse psycholoog Dr. Anthony Madrid kunnen ze nu aan de slag. De boeken vormen samen de introductie van een psychotherapie in Nederland en Vlaanderen die bedoeld is om een verstoorde hechting van moeder en kind met hypnose of EMDR te repareren. De therapie ont-
17
Essay | door Johand Eland
stond na de ontdekking dat veel kinderen met astma een slechte hechting met hun moeder hebben. Dr. Madrid zag dat de moeder van deze kinderen in veel gevallen een of meer traumatische ervaringen had tijdens de zwangerschap, de bevalling of kort daarna. Dat kan variëren van een overlijden in de familie, een eerdere miskraam, een echtscheiding of ernstige ziekte. In de meeste gevallen blijkt dat die gebeurtenis een tijdelijke, vroege, fysieke of mentale scheiding tussen moeder en kind veroorzaakte. Door deze nare ervaringen in hypnose te vervangen door een prettige gang van zaken gaat de moeder zich onbewust anders gedragen tegenover haar kind en verdwijnt de astma.
Hechting & astma Feinberg (1988) vergeleek de hechting van dertig moeders van astmatische kinderen met dertig moeders van niet-astmatische kinderen en ontdekte dat hechtingsstoornissen drie keer vaker voorkomen in de astmagroep (84%) dan in de niet-astmagroep (24%). Van een andere groep van dertig moeder-kindparen (Schwartz, 1988) was negenentwintig procent van de nietastmatische kinderen niet goed gehecht. Bij de astmatische kinderen was dat maar liefst zesentachtig. De moeders van zeventig procent van de astmatische kinderen vertelden dat ze meer dan één kritische gebeurtenis hadden meegemaakt tijdens hun zwangerschap. Bij de moeders van de niet-astmatici was dat maar vierentwintig procent. Deze gegevens zijn opmerkelijk genoeg om te kunnen concluderen: “Als een kind astma heeft, is het waarschijnlijk niet gehecht”. Pennington (1991) splitste de gegevens verder uit en ontdekte vier niet-hechtingsgebeurtenissen als zeer goede astmavoorspellers: 1. Uitstellen van het vasthouden van de baby; 2. Overlijden in de familie in het eerste jaar; 3. Emotionele problemen tijdens de zwangerschap; 4. Emotionele problemen in het eerste jaar na de geboorte. Pennington verklaart op grond hiervan dat een kind met een slechte band met de moeder angstig wordt en daaraan gerelateerd gedrag inclusief endocriene
18
en autonome responsen toont. Dat leidt tot de afgifte van chemische stoffen die vernauwing van de bronchiën veroorzaken. (1)
Hechtingsprobleem niet alleen bij astma Al gauw bleek de aanpak ook heilzaam bij kinderen die andere moeilijkheden hebben door een slechte band met hun moeder. Te denken valt aan opvoedingsproblemen maar ook leermoeilijkheden kunnen het gevolg zijn van een verkeerde hechting. Ook vaak onbegrepen klachten als een problematisch contact tussen moeder en kind kunnen veroorzaakt zijn door een slechte hechting. Madrid wijst er op dat een slechte hechting niet de schuld is van iemand. Meestal ontstaat een slechte hechting door een psychisch of sociaal probleem tijdens de zwangerschap, bijvoorbeeld scheiding of een overlijden in de familie, of doordat direct na de geboorte moeder en kind, fysiek of mentaal gescheiden zijn. Dat kan zijn doordat het kind in een couveuse verbleef of doordat de moeder eerder naar huis ging. Dat was soms maar voor korte tijd maar wel juist op het moment dat de hechting op gang moest komen. De therapie is er op gericht die periode over te doen. Eerst wordt uitgezocht wat de belemmering van de hechting was. Daarna wordt met de moeder bedacht hoe de zwangerschap of geboorte had moeten verlopen. Dat scenario wordt in hypnose zo levendig mogelijk beleefd. De therapie is kort en zakelijk. Het is niet de bedoeling dat iemands jeugd helemaal uitgeplozen wordt of nare herinneringen uitentreuren uitgekauwd worden. Een belangrijk voordeel van deze hechtingstherapie is dat niet het kind maar de moeder de behandeling voor haar rekening neemt. Doorgaans zijn vier tot zes sessies nodig om het vermoede trauma op te sporen en te vervangen door gewenste ‘ervaringen’. Madrid: ‘Dat blijkt meestal voldoende om moeder en kind anders met elkaar te laten omgaan. Het mooie van deze therapie is dat het kind, dat vaak toch al een moeilijke periode beleeft, niet extra belast wordt. De therapie kan helemaal gedaan worden
met de moeder.’ Hechting, eetstoornissen en hypnose en onveilige hechting komt veel meer voor bij mensen met een eetstoornis dan bij gezonde volwassenen of adolescenten. De combinatie hechting en eetstoornis wordt vooral versterkt door negatieve lichaamsbeleving, negatief affect, laag zelfbewustzijn, verminderde autonomie, neuroticisme en affectdisregulatie. Sommige van deze factoren komen doordat patiënten met een eetstoornis minder goed kunnen mentaliseren. In de loop van de tijd zijn allerhande behandelingen voor eetstoornissen uitgevonden maar therapeuten moeten wel oppassen, zeggen de professoren J. Vanderlinden en W. Vandereycken. Zij waarschuwen behandelaars dat patiënten met eetstoornissen uitzonderlijk belastend kunnen zijn. Hoe het in zijn werk gaat snappen ze nog niet maar voor dat je het weet kun je overweldigd worden door ‘medelijden’. Afstand bewaren is daarom hun advies. Hypnotherapeut Shaul Livnay heeft soortgelijke ervaringen. Hij beschrijft hoe patiënten met een contra-indicatie druk op hem uitoefenen om toch behandeld te worden met hypnose: ‘Ik voel me ‘verleid’ door deze patiënten’. Livnay spreekt in dit opzicht van een krachtige overdracht. Carolusson (1999) concludeert: “Ze verlangen allemaal naar erkenning en bekrachtiging. De thema’s leegte, depressie en verlatenheid heersen heel sterk. Er hangt dan een soort verslavend equivalent in de lucht. Ze brengen elke moeilijkheid in verband met contact, zowel met anderen als met zichzelf, en komen doorlopend met het pleidooi: ‘Breng me in contact met mezelf en met anderen... ‘ Elke eetstoornis lijkt zijn eigen hechtingsstijl te hebben. De gereserveerde gehechtheidsstijl komt vooral voor bij anorexia nervosa- patiënten en gepreoccupeerde gehechtheidsstijl bij mensen met boulimia. Dit lijkt te passen bij de klinische ervaring: de ‘vasters’ hebben een ander manier van spreken over voor hen belangrijke mensen dan diegenen met af-
wisselende vreetbuien en purging-gedrag. Maar het is ook bekend dat jonge meisjes met anorexia nervosa later wel boulimisch kunnen worden. Het is dus de vraag of het syndroom niet zelf de gehechtheidsstijl beïnvloedt. Als het gaat om de samenhang van eten en het ‘knuffelhormoon’ oxytocine is de mening van Moberg (2003) boeiend. Zij beschrijft eten als een inwendige massage: ”De ‘inwendige aanraking’ van het doorgeslikte eten in onze inwendige organen resulteert dus in de uitscheiding van oxytocine in de hersenen, ook al wordt de reactie als eerste veroorzaakt door CCK (spijsverteringshormoon) in het maagdarmstelsel.” Het prettige, verzadigde gevoel is volgens Moberg ook goed voor de sociale relaties. Berthold Stokvis noteerde al in 1939 dat bepaalde organen zich onder suggestief verwekte omstandigheden (b.v. in hypnose) evenzo gedragen, alsof deze laatste werkelijk bestonden. De afscheiding van het maagsap verschilt naar de spijzen wier toediening gesuggereerd wordt. Hetzelfde geldt voor de eiwitsplitsende werking van de fermenten. Naast de secretorische functie is ook de motorische functie van de maag met suggestie te beïnvloeden. Bij proefpersonen in hypnose werd voor een röntgenscherm nauwkeurig de maagbewegingen gecontroleerd. Die bleken af te hangen van het soort voedsel dat gesuggereerd werd.
Boulimia en hypnotiseerbaarheid Marga van Veen: “Tijdens de eetbui eet men vaak schrokkerig en zeer snel, waarbij men zich vaak nauwelijks bewust is van wat men eet. Dit gevoel wordt ook wel omschreven als “het er even niet zijn”, waardoor men dissocieert van de situatie en hierdoor de innerlijke pijn en andere onbehaaglijke gevoelens even niet hoeft te voelen. (5) Overigens is dissociatie een verschijnsel dat ook bij andere verslavingen een rol speelt. Vanderlinden noemt dit verschijnsel ‘emotionele anesthesie’. (3) M. Barabasz:”… Bulimic subject demonstrated significantly higher hypnotic ability
than non-eating disordered subjects. Bulimics in the present study demonstrated higher hypnotic ability than the hospitalized bulimics in the Pettinati study. (Van Dyck, 1990) “Er zijn veelbelovende onderzoeksresultaten die uitgaan van de hogere hypnotiseerbaarheid van boulimia patiënten (vergeleken met anorexia) en de mogelijke aanwezigheid van een dissociatie mechanisme bij eetstoornissen, vooral bulimia patiënten”. (3) (7). J. Vanderlinden en W. Vandereycken (4) onderschrijven de bevindingen van Pettinati. Vrouwen met boulimia scoren hoger op suggestibiliteit en dissociatie. Deze hogere scores vallen deels samen met traumatische ervaringen. Ook studenten met vreetbuien scoren hoger op dissociatietesten. Vanderlinden en Vandereycken denken dat de suggestibiliteit meer te maken heeft met de traumatische ervaringen dan met de eetstoornissen: “We vermoeden dat boulimia-patiënten en patiënten met een atypische eetstoornis betere hypnosetalenten hebben doordat ze, meer dan anorexiapatiënten, berichten van traumatische ervaringen in de kindertijd. Mogelijk leerden ze toen het mechanisme van dissociëren om met de extreem stressvolle gebeurtenissen om te gaan en gebruiken ze daardoor vaker een soort zelfhypnose dan anorexiapatiënten.” Ook Griffiths (1993) zocht de hypnotiseerbaarheid van honderddertien bulimia nervosa patiënten uit. Zijn rapportages bevestigen eerdere bevindingen van hoge hypnotiseerbaarheid van boulimiapatiënten. Bovendien bleken de scores van de proefpersonen op zeven van de twaalf test-items significant af te wijken. Dat waren de smaakhallucinatie, armrigiditeit, droom, leeftijdsregressie, arm-onbeweeglijkheid en stemhallucinatie. M. Degun-Mather (1995) stelde vast dat boulimiapatiënten hoog hypnotiseerbaar zijn. Niet misbruikte of mishandelde kinderen, maar verwaarloosde kinderen hebben een groot risico op overgewicht. Dat blijkt uit een onderzoek onder bijna vijfduizend kinderen. De kinderen werden op driejarige leeftijd gewogen en gemeten. De moeders vulden vragenlijsten in over drie typen kindermishandeling in het
voorgaande jaar. Dat ging van verwaarlozing in de vorm van onvoldoende toezicht tot lichaamsstraffen, zoals een pak slaag met de blote hand, en psychische agressie zoals dreigen met slaag. Achttien procent van die kinderen bleek te dik. Obesitas bleek bij verwaarloosde kinderen maar liefst vijftig procent hoger. De neiging om te veel te eten is een reactie op stress, en dit onderzoek ondersteunt de gedachte dat overeten een manier is om oxytocinetekorten te compenseren. De stress van isolatie is de stress van het weerhouden worden van een oxytocine-producerend contact met een ander. Eten, of liever het verteren van vooral vet voedsel, zorgt voor signalen van de darm naar de hersenen waar de hypothalamus oxytocine maakt die terug gaat naar de darm en het gevoel van verzadiging creëert. Het lijkt erop dat deze oxytocine ook het hersengedeelte activeert waar de sociale interacties gewaardeerd worden. Geen wonder dus dat kinderen waarvoor niemand belangstelling heeft zich gaan overeten. In dit opzicht is de combinatie hypnose en gewichtsverlies niet zo vreemd.
Hechting & Verslaving H.P.J. Vos (8) betwijfelt of mensen wel van hun verslaving afgeholpen kunnen worden zonder aandacht voor hun hechting. Want, zo zegt Vos: “Verslaafden zijn allen zeer gehecht aan het door hen gebruikte middel en aan de gebruikssituatie. Vaak meer dan aan een mens.” Dat zeggen Zimmer Höfler en Kooijman (1996, in Vos 2001) ook: “Omdat hechten aan een persoon als te beangstigend of te pijnlijk wordt ervaren wordt gezocht naar een onpersoonlijk object. Een drug kan dat zijn; ook activiteiten of een specifiek gedrag kunnen die functie krijgen. Een middel stelt je niet teleur, het is meestal beschikbaar als jij het wilt, het geeft troost (door te verdoven)”. Zij noemen acht criteria van vroege hechting die ze ontlenen aan Weiss (1991) Deze zijn: 1. Het zoeken van nabijheid; 2. Het verzekeren van het basale gevoel van veiligheid; 3. Protest bij scheiding; 4. Het opgeroepen worden van hechting; 5. Gedrag door dreiging; 6. De specificiteit van hechtings-
19
Essay | door Johand Eland
figuren; 7. Het niet toegankelijk zijn voor bewuste controle; 8. Vasthoudendheid en de ongevoeligheid voor zelfs negatieve ervaringen met de gehechtheidsfiguur. Al deze hechtingskenmerken zijn terug te vinden in de relatie van de verslaafde tot het middel of de gebruikerssituatie.
om sociale bindingen aan te gaan. Alcohol en drugs geven (de illusie van) contact: “Als ik drink ben ik minder verlegen”; ‘vrienden’ in de kroeg of de scene. En natuurlijk de fles of de dope als ‘vriend’. Bovendien vullen of verdoven middelen de eenzaamheid, en geven vergetelheid.
Drank, drugs en jeugdzorgkinderen
Hypnose en verslaving
Jongeren in de jeugdzorg en het speciaal onderwijs drinken, blowen en roken aanzienlijk meer en eerder, dan hun leeftijdgenoten in het reguliere onderwijs die geen bemoeienis met jeugdzorg hebben. Drieëndertig procent van de twaalf tot dertienjarige jeugdzorgklanten heeft geblowd. In het speciaal onderwijs is dat twintig procent. In het regulier onderwijs is dat percentage slechts vier procent. Een gedeeltelijke verklaring is dat jongeren in de jeugdzorg vaker licht-psychiatrische problemen hebben, een risicofactor voor middelgebruik. Daarnaast spelen ook de gevoeligheid voor groepsdruk en een tekort aan sociale vaardigheden een rol bij de keuze om te gaan roken, drinken en blowen. In Europa zit Nederland met deze cijfers in de top van alcoholgebruik door jongeren. Velen beginnen op hun elfde of twaalfde al met drinken en ook drinkt de Nederlandse jeugd relatief veel. Vos vindt het niet zo gek dat veel verslavingen ontstaan in de adolescentie. Hij wijst daarom op de ontwikkelingsfasen van de adolescent en de spreekwoordelijke kenmerken, zoals de verzwakte egofunctie waardoor emoties en impulsen meer ruimte krijgen, de worsteling met de losmaking van de verinnerlijkte ouders en de identiteitsonzekerheid. Daardoor ligt het volgens Vos voor de hand dat al bestaande hechtingsproblemen in die leeftijdsfase extra sterk ervaren worden, en noodzakelijkerwijs sterker afgeweerd dienen te worden. Het gebruik van gevoels- en bewustzijn veranderende middelen heeft veel facetten die ieder voor adolescenten hun eigen aantrekkelijke kanten hebben, ook met betrekking tot deze afweer. Vos stelt dat het middelengebruik een compensatie kan zijn van een door een verstoorde hechting aangetast vermogen
20
Hoe zit het met de mogelijkheid om mensen uit een familie met veel verslaving te hypnotiseren? Studenten die opgroeien in een gezin waarvan beide ouders verslaafd zijn aan alcohol en of drugs zijn meer hypnotiseerbaar dan anderen. Daarentegen is er geen relatie tussen gezinsverslaving en dissociatie vastgesteld. Is er sprake van mishandeling, dan is die relatie met dissociatie er wel maar niet met hypnotiseerbaarheid.
TranceArt pionier in hechtingstherapie Moeders en kinderen in Nederland en Vlaanderen die te kampen hebben met hechtingsproblemen kunnen binnenkort te rade gaan bij een hypnotherapeut. Opleidingsinstituut Trance Art in Den Haag start in april met een basiscursus waar ervaren hypnotherapeuten kunnen kennismaken met de Moeder en Kind hechtingstherapie. Ook werkt TranceArt aan een opleiding voor trainers die op hun beurt therapeuten kunnen opleiden in de hechtingstherapie. Therapeuten die zich voor de training willen aanmelden kunnen terecht bij: TranceArt in Den Haag.
[email protected]
Bronnen: (1) Feinberg, S. (1988). Degree of maternal infant bonding and its relationship to pediatric asthma and family environments. Unpublished doctoral dissertation. Professional School of Psychology, Sacramento, CA. (2) Uvnäs Moberg, Kerstin, (2007); De oxytocine factor, Benut het hormoon van onthaasting, genezing en verbondenheid. Thoeris, Amsterdam (3) Vanderlinden, J. (1993); Dissociative experiences, trauma and hypnosis. Eburon press, Delft (4) Vanderlinden J. & W. Vandereycken, (1995) Hypnose bei der behandlung von Anorexia und Bulimie. Quintessenz, Munchen (5) Veen, Marga van, (2010); In de ban van eten. Over de betekenis van hypnotherapie in de behandeling van eetstoornissen. Gopher (6) Livnay, Shaul; In B. Peter, ‘Munnich 2000’, blz. 107 (7) Pettinati, Horne & Staats, (1985) Sanders (1986) in Dyck, R. van; Ph. Spinhoven en J.W. van der Does, (1991); Hypnose en hypnotherapie. Bohn Stafleu Van Loghum, Houten/Antwerpen, 1991 (8)Stokvis, B., (1939); De beteekenis der experimenteele psychologie in de geneeskunde. De Tijdstroom, Loghem (9) Vos, Herry / Liebeth Bos en Frank Brook, (2001)Dubbelspoor Over hechting en verslaving. Dr. Kuno van Dijk Stichting, 2001
Johan Eland heeft een antiquariaat, Lilith, gespecialiseerd in gedragswetenschappen en een hypnosebibliotheek met bijna 3000 zeer oude, oude en ook nieuwere boeken over hypnose. Je kunt bij Johan op afspraak de hypnoseboeken inzien en er zijn ook veel boeken te koop. Dankzij zijn boekencollectie schrijft Johan veel en levert op bestelling ook artikelen voor websites en tijdschriften.
[email protected]