2013
Module poppenspel
Met de pop op de hand, kunnen wij de wereld aan! Door: Bente Gerits en Jill Litjens Email:
[email protected] en
[email protected] Studentnummer: 459758 en 461902 Datum: 03-06-2013 Onderzoekbegeleider: Liesbeth Doomen Opleiding: Creatieve Therapie Drama, Hogeschool Arnhem en Nijmegen
Een sociale vaardigheidstraining voor kinderen met een meervoudige beperking
Inhoudsopgave
Inleiding Doelgroep Indicaties Behandelvisie Doelen Intake Behandelfasen Randvoorwaarden Tijdsduur Groeps-individuele therapie Therapeutenvariabelen Evaluatie Uitvoering Bijlagen
blz. 3 blz. 4 blz. 4 blz. 5 blz. 6 blz. 6 blz. 7 blz. 8 blz. 8 blz. 9 blz. 9 blz. 10 blz. 11 blz. 25
1. Evaluatie vragenlijst 2. Kenmerken van de axen-dieren 3. Uitleg SGG model 4. Goed en slechtgemutste axen-dieren 5. Dierendomino 6. Complimentenmuur 7. Over de lijn 8. Emotiekaartjes 9. De basisemoties 10. Ik word.. 11. Ik moet je wat vertellen 12. standbeelden 13. beroep/actie
blz. 25 blz. 27 blz. 32 blz. 33 blz. 38 blz. 40 blz. 42 blz. 44 blz. 45 blz. 50 blz. 52 blz. 54 blz. 56
2
Inleiding Voor u ligt een module die ontwikkeld is voor meervoudig beperkte kinderen. De module heet: ‘Met de pop op de hand kunnen wij de wereld aan!’. De ondertitel van deze module is: ‘Een sociale vaardigheidstraining voor kinderen met een meervoudige beperking’. De module is gericht op de instelling Adelante. Binnen de instelling Adelante wordt onder andere onderwijs gegeven aan meervoudig beperkte kinderen. De dramatherapeuten die met deze kinderen werken, is opgevallen dat er voor deze specifieke doelgroep weinig dramatherapeutische informatie of methoden bestaan. Binnen Adelante wordt gewerkt met verschillende methoden, deze worden dan aangepast aan het kennen en kunnen van de kinderen. Deze module is ontstaan naar aanleiding van het afstudeeronderzoek van Bente Gerits en Jill Litjens, dramatherapeuten in opleiding. ‘In dramatherapie worden drama- en theaterwerkvormen ingezet, waarbij de cliënt verschillende posities en rollen kan innemen. Dat biedt de mogelijkheid te oefenen en experimenteren met nieuw gedrag. Kernprocessen in dramatherapie gaan over: lichamelijke expressie, projectie, relatie tussen fictie en reële gevoelens, empathie en distantie, presentatie en interactie. Het verlenen van betekenis aan de ervaringen is essentieel voor het therapeutisch proces. Doelen bestaan uit het verbeteren van expressie en beheersing van emoties, ontwikkelen van ‘het observerend zelf’, uitbreiden van rolrepertoire, acceptatie en uitbreiding van zelfbeeld en het verbeteren van sociale interactie’. (I. Rentenaar en H. Visser 2012) Het onderzoek is gericht op de sociale vaardigheden van de kinderen. Hiervoor is bewust gekozen, omdat deze kinderen vaak op sociaal gebied wat zwakker zijn en omdat pesten een maatschappelijk probleem is dat direct met sociaal vaardig zijn te maken heeft. Door deze kinderen sociaal vaardiger te maken, kunnen de kinderen leren voor zichzelf op te komen of juist niet te reageren en weg te lopen van een situatie waarbij ze zich niet prettig voelen. De module is gebaseerd op de theorie zoals die door Ferdinand Cuvelier in de ‘Stad van Axen’ beschreven wordt. De stad van Axen is gebaseerd op de ‘Roos van Leary’. Leary beschrijft in de roos het menselijke gedrag in acht verschillende rollen. Leary was van mening dat een mens elke rol moet kunnen aannemen. Bij de methode Stad van Axen wordt er met soort gelijke rollen gewerkt, alleen zijn deze omgezet naar dieren omdat de rollen zoals Leary die beschreef, niet toegankelijk bleken voor kinderen. Omdat taal voor deze kinderen minder toegankelijk is, is de keuze gevallen op het visueel maken. Dit wordt gedaan door middel van poppenspel. Hierdoor zullen de te leren vaardigheden gemakkelijk over te nemen zijn. M. Hell, dramatherapeute werkzaam bij Lucertis Kinder en Jeugdpsychiatrie en Blijf, vertelt dat werken met een dierenhandpop psychische distantie creëert. ‘De pop fungeert als projectiemiddel voor ervaringen en gevoelens. Door de inzet van een pop wordt veiligheid en luchtigheid gecreëerd, het is een veilige manier om emoties te verwerken en om nieuw gedrag te oefenen’. Dit is een goede reden geweest om in de module gebruik te maken van dieren, dit sluit namelijk goed aan bij de belevingswereld van deze doelgroep.
3
Doelgroep De doelgroep waar deze module zich op richt, zijn meervoudig beperkte kinderen. Wanneer er over een meervoudige beperking gesproken wordt, is dit in de meeste gevallen een combinatie van een lichamelijke en een verstandelijke beperking. Kenmerkend hierbij is een moeizame communicatie. Door deze combinatie van beperkingen hebben deze kinderen meer ondersteuning en begeleiding nodig. De beperkingen kunnen veroorzaakt zijn door een verstoring in de aanleg. Denk hierbij aan chromosomale afwijkingen, infecties, een stofwisselingsziekte of hersenbeschadiging. De wisselwerking tussen twee of meer beperkingen maakt het dat de beperking complex is. Hierdoor kan een beperkte minder makkelijk compenseren. Een meervoudig complexe beperking heet daarom ook een ernstige meervoudige beperking. Mensen met meervoudige beperkingen zijn moeilijk onder één noemer te brengen, doordat de oorzaken van de beperkingen zo divers zijn. Volgens deskundigen zijn in Nederland circa tien- tot twaalfduizend personen ernstig meervoudig beperkt. In de meeste gevallen wordt er bij meervoudig beperkte gedacht aan ernstig meervoudig beperkt. Dus kinderen die in een rolstoel zitten of bedlegerig zijn en niet tot bijna niet kunnen communiceren. Dat is in dit geval niet zo. De kinderen waar deze module zich op richt hebben een lichamelijke beperking en een lichte achterstand (verstandelijke beperking).
Indicaties De groep kan aangemeld worden bij de plaatselijke dramatherapeut of hier kan een ambulante dramatherapeut voor ingehuurd worden. Er dient allereerst een vragenlijst ingevuld te worden per individuele leerling. Hiermee kan gescoord worden welke vaardigheden het kind beheerst en welke vaardigheden verbeterd dienen te worden. Deze lijst is terug te vinden in bijlage 1.
4
Behandelvisie In deze module werken we volgens de cognitieve gedragstherapie, de orthopedagogische in combinatie met de supportieve en de re-educatieve werkwijze. Door cognitieve gedragstherapie leert het kind hoe je zelf je stemming en gedrag kunt beïnvloeden. Hij/zij zal merken dat het dagelijks leven soepeler verloopt, en wordt bovendien zelfstandiger. En dat is noodzakelijk voor de toekomst. De meest gangbare werkwijze die gebruikt wordt in de behandeling van kinderen met een meervoudige beperking is de orthopedagogische werkwijze in combinatie met de supportieve werkwijze. De reden hiervoor is dat de orthopedagogische werkwijze een gestructureerde werkwijze is, die gericht is op ondersteuning bij de ontwikkeling. De activiteiten zijn gericht op vaardigheden en dat is een belangrijk punt bij kinderen met een verstandelijke beperking. De Supportieve werkwijze is belangrijk om de accepterende, geduldige houding. Deze twee aspecten zijn erg belangrijk bij kinderen met een verstandelijke beperking. Bij de re -eduactieve werkwijze staat het eigen gedrag en de beleving in het hier en nu centraal. Deze werkwijze richt zich dan ook op het beïnvloeden en doorwerken van problemen. De reconstructieve werkwijze wordt volgens ons gemeden in de behandeling van kinderen met een verstandelijke beperking. De kinderen kunnen dit niet aan en het werkt dan ook niet. Het is beter om in het hier en nu aan het werk te gaan. Binnen deze module zal in de meeste gevallen gebruik worden gemaakt van visuele ondersteuning in de vorm van pictogrammen. Wij denken dat de kinderen veel structuur kunnen halen uit de visuele ondersteuning, wanneer ze vergeten zijn wat er gedaan moet worden, zouden ze door middel van de pictogrammen de opdracht zelfstandig weer kunnen ophalen. Dit zal hen houvast geven en daar hebben vooral deze kinderen grote behoefte aan.
5
Doelen De doelen binnen deze module zijn opgedeeld in hoofddoelen en subdoelen. Het hoofddoel: Het kind staat sterker in zijn/haar schoenen door alle bijgeleerde vaardigheden, hierdoor zal hij/zij minder problemen hebben met sociale vaardigheden. De subdoelen: De subdoelen zijn gerelateerd aan de thema’s die behandeld worden. Na de therapie: - kan ik anderen laten zien dat ik luister en hier een gepaste reactie op geven - kan ik anderen gemeende complimenten geven over het uiterlijk en het innerlijk van de ander. - weet ik wat ik kan en niet kan en heb ik een reëel beeld van mezelf. - kan ik zeggen wat ik wel en niet wil en hier ook bij blijven, zonder dat ik word overgehaald. - kan ik mijn gevoelens en emoties benoemen en hiermee omgaan. - kan ik wanneer ik contact met anderen aanga, luisteren en reageren op wat de ander zegt. - kan ik beoordelen in een situatie of ik moet weglopen, overleggen of voet bij stuk moet houden. De eindtermen * Aan het einde van de therapie weet ik beter wie ik ben en wat ik kan. * Aan het einde van de therapie kan ik een ander laten zien en merken dat ik hem hoor en zie, door te luisteren en reacties te geven. * Aan het einde van de therapie weet ik, hoe ik me in de omgang met andere mensen kan gedragen.
Intake U kunt uw klas via een verwijzing of op eigen initiatief aanmelden, een verwijzing door de orthopedagoog of andere hulpverleners is niet noodzakelijk maar kan soms nodig zijn om eerder geplaatst te worden.
Bij aanmelding zal er door iedere docent, assistent en ouder een observatielijst over de kinderen ingevuld dienen te worden, om te zien waar de kinderen staan en hoe eventuele groepen gevormd kunnen worden. Binnen een intake gesprek wordt er gekeken of er zicht komt op de problemen of klachten van de kinderen. Er wordt dan per kind individueel gekeken hoe deze functioneert op school en of deze thuis ander gedrag laat zien.
6
Behandelfasen Binnen deze module worden verschillende thema’s behandeld. Ieder thema komt twee keer aan bod. Hier is voor gekozen omdat deze kinderen de kracht van herhaling nodig hebben. De thema’s die aan bod komen zijn: 1. Luisteren 2. Complimenten geven 3. Het zelfbeeld 4. Zeggen wat je wil 5. Gevoelens en emoties 6. Interactie met elkaar 7. Weglopen, overleggen of vechten Binnen de behandeling zal er vooral ‘structurerend’ gewerkt worden. Zo wordt er duidelijk gemaakt wat er op de planning staat en wat er verwacht wordt van de kinderen. Verder zal er veel richting het inzichtgevende gewerkt worden, zodat de kinderen leren welk gedrag ze vertonen en welk gedrag gewenst of ongewenst is. Door het dier te benoemen wat past bij dit gedrag, zal het voor de kinderen duidelijk en herkenbaar zijn. Binnen het inzicht geven zullen de kinderen ook geconfronteerd worden met het gedrag dat ze vertonen en welk dier hierbij hoort. Het is belangrijk dat er directief opgestart wordt, dit is voor het proces van de kinderen goed. Door directief tijdens de uitleg te zijn, weten de kinderen wat er van hen verwacht wordt. Tijdens de oefeningen zal er stimulerend gewerkt worden, zodat de uitkomst ook echt van de kinderen afkomt. Binnen de overlegmomenten zullen de kinderen terug kunnen vallen op de therapeuten voor extra begeleiding. Deze zullen echter de vragen zo stellen dat het alsnog vanuit de kinderen komt. Het is belangrijk om binnen de therapie af te stemmen op de kinderen, hen te ondersteunen, te instrueren, variëren en het gewone begeleiden. Voor de therapeuten is het van belang om inzicht te hebben en de volgende dingen toe te passen: * De therapeuten moeten een sfeer van veiligheid en vertrouwen bieden. * De therapeuten moeten de kinderen op hun gemak stellen. * De therapeuten moeten de kinderen kunnen stimuleren * De therapeuten moeten aansluiten bij het belevingsniveau van de kinderen. * De therapeuten moeten ervaring hebben met het werken met deze kinderen. * De therapeuten moeten weten wat de belangrijkste beperkingen van deze kinderen zijn.
7
Randvoorwaarden In het begin van iedere sessie wordt er teruggehaald wat er de sessie ervoor belangrijk was; wat hebben ze geleerd. Dit om te kijken wat er is blijven zitten en waar nog extra aandacht aan besteed dient te worden. Aan het einde van iedere sessie terughalen wat er gedaan is en wat er belangrijk was. Hierbij kan er gekeken worden of de essentie overgekomen is bij de kinderen. Het is belangrijk dat er iedere sessie een even aantal kinderen/speler aanwezig is. Wanneer een van de kinderen ziek of afwezig is zal de co-therapeut meespelen om het even aantal te realiseren.
De ruimte Het is belangrijk dat het een grote ruimte is waar mogelijkheid tot bewegen is. In de ruimte moeten stoelen zijn, waar de kinderen op kunnen gaan zitten. Er zal een duidelijk verschil gemaakt moeten worden gemaakt tussen de plek waar de scènes gespeeld worden en waar de nabespreking plaats zal vinden. Dit om een duidelijke lijn tussen doen alsof en het hier en nu te trekken. Verder is het belangrijk dat de ruimte zo min mogelijk prikkels bevat ter bevordering van de concentratie bij de kinderen.
Tijdsduur De behandeling zal over veertien sessies verspreid worden waarbij iedere sessie vijfenveertig minuten duurt. De sessies zullen gedurende 14 weken in een frequentie van één maal per week plaatsvinden. Mochten de vorderingen niet voldoende zijn, dan kan ervoor gekozen worden om de behandeling te verlengen. Dit zal ten alle tijden in overleg met de groepsleerkracht en de orthopedagoog van de groep gaan.
8
Groeps- of Individueel Deze behandeling is gericht op een groep kinderen omdat middels deze weg de sociale vaardigheden het best zichtbaar en oefenbaar zijn. Door middel van rollenspel zal zichtbaar worden waar de problemen van de kinderen liggen en kunnen ze deze oefenen. De ideale groepsgrootte is 4 tot 6 kinderen en 2 therapeuten, maar dit kan in overleg altijd anders verdeeld worden. Bij het samenstellen van de groep is het belangrijk dat de therapeut er rekening mee houdt dat er
niet alleen sterk sociaal vaardige of juist niet alleen maar zwak sociaal vaardige kinderen in zitten. Door een evenwichtige balans zullen de kinderen meer van elkaar leren. Dit geldt ook voor de sekse, het is goed wanneer de groepen gemengd zijn; maar hierbij zal er wel de noodzaak zijn dat tenminste 2 kinderen van dezelfde sekse in de groep moeten zitten. Mocht het zo zijn dat er een kind tijdens de behandeling moet/gaat stoppen, wordt er geen nieuw kind bij de groep gevoegd. Dit omdat het belangrijk is dat er een goed groepsgevoel is. Mocht er in de groep toch een nieuwe leerling komen dan zou deze binnen de eerste 5 sessies aan mogen sluiten. Komt deze later binnen de groepssamenstelling is het wegens te veel gemiste informatie niet mogelijk om de rest van de therapie te volgen.
Therapeutvariabelen Deze behandeling wordt bij voorkeur gegeven door twee dramatherapeuten. Dit omdat op deze manier de orde gehandhaafd kan worden en zodat één trainer kan observeren. Zo kan er ook beter ingespeeld worden op de kinderen en signalen kunnen tijdig worden gesignaleerd. De sekse van de therapeuten is niet van belang. Om de week heeft een van de twee therapeuten de leiding. De ander neemt dan de rol van de observant op zich. Mocht er iets gebeuren buiten het zicht van de ‘hoofdtherapeut’ dan grijpt de ‘observant’ natuurlijk in. Binnen de overleg situaties begeleid de ene therapeut het ene tweetal en de ander het andere tweetal.
9
Evaluatie Na iedere sessie wordt de kinderen gevraagd wat ze geleerd hebben en aan het begin van iedere sessie wordt er gekeken of de kinderen nog weten waar het de vorige keer over ging. Op deze manier weten de therapeuten in hoeverre het geleerde is blijven hangen en hoeveel extra aandacht er nog aan besteed moet worden. Doordat het om de kinderen gaat zijn hun meningen en ervaringen van belang. De kinderen gaan een leerproces aan binnen de therapie en zullen de veranderingen voelen, ook al zijn deze niet altijd zichtbaar voor de omstanders. Verder zal er aan het einde van de veertien sessies nog een keer eenzelfde vragenlijst ingevuld worden per individueel kind door de docenten, assistenten en ouders (De evaluatie formulieren zijn te vinden in bijlage 1). Voor deze manier van evalueren is gekozen omdat de betrokkenen de kinderen in een andere setting zien dan de therapeuten. Op deze manier kan er beoordeeld worden of de kinderen de vaardigheden dusdanig beheersen om deze ook buiten de therapieruimte toe te kunnen passen. De therapeuten zullen ook na iedere sessie per kind evalueren wat leerpunten zijn en wat al verbeterd is binnen de sessies. Al deze notities van de eigen indrukken, gesprekken met het kind en de leerkracht en de bevindingen van alle partijen uit de vragenlijsten worden gebundeld en samengevat. Dit vormt samen de evaluatie.
10
Uitvoering Sessie 1 Doel Kennismaken Leren luisteren
Warming-up 1
Warming-up 2
Hoofdoefening
Thema Luisteren Materialen Duur Een stoffen bal, Een keukenwekker, 2 blokken/1 tafel, Een 1. 2 - 4 min. sleutelbos, Een stoel, Een blinddoek. 2. 5 min Handpop: Uil en Schildpad 3. 20-25 min Bijlage: 2,3 4. 5-10 min. Het spel met de bom: De kinderen zitten in een kring, de therapeuten zitten hier tussen verspreid. De bal is een bom waarmee overgegooid wordt. Wanneer de bom naar iemand gegooid wordt moet de naam van dit kind genoemd worden. Dit gaat net zo lang door tot de bom afgaat. Dit is wanneer de keukenwekker na 2 minuten afgaat. Wanneer de bom afgaat als jij de bom hebt laat je zien dat de bom ontploft. De luie cipier: Er staan 2 blokken als tafel in de ruimte met een stoel erachter. Op de tafel ligt een sleutelbos. Degene die op de stoel zit is de luie cipier en krijgt de blinddoek om. Vervolgens wordt er een boef aangewezen die moet proberen de sleutelbos te stelen. Dit moet zo zacht mogelijk omdat de cipier anders wakker wordt. Wanneer deze wakker wordt, moet diegene wijzen naar de afkomst van het geluid. Dan wordt er gekeken of er goed geluisterd is. De uil en de schildpad worden voorgesteld aan de hand van de werkbladen van bijlage 2. Dan volgt er een scene waar het volgende in gebeurt: Schildpad verteld over zijn weekend tegen de uil. Deze luistert niet en kijkt hem niet aan. Wanneer de schildpad vraagt hoe het weekend van de uil was begint deze te vertellen. De schildpad luistert hier niet naar en kijkt naar beneden. Wanneer de scene afgelopen is moeten de kinderen vertellen wat ze gezien hebben en of er iets mis ging.
Vervolgens gaan de kinderen de scene waar iets mis in ging, herhalen in groepjes van twee. Na iedere scene wordt er middels het SGG model geëvalueerd (voor verdere uitleg hierover raadpleeg bijlage 3).
Cooling-down
Wanneer iedereen geweest is mogen er in andere 2-tallen scenes gemaakt worden waarin het goed gaat. Dus hoe laat je zien dat je goed luistert. Deze worden vervolgens op dezelfde manier geëvalueerd. Geluiden memorie: Een iemand gaat op de gang staan, de rest van de groep wordt in 2-tallen gedeeld. Per 2-tal wordt er een beweging met een geluid bedacht, dit moet hetzelfde zijn. Vervolgens worden alle koppels gehusseld door de ruimte en wordt diegene die op de gang stond naar binnen gebracht. Deze persoon moet proberen de koppels bij elkaar te zoeken door de naam van iemand te zeggen die dan vervolgens de afgesproken beweging met geluid maakt. Dan kan de andere gezocht worden. Dit gaat door tot ieder koppel gevonden is. 11
Sessie 2
Thema Luisteren
Doel Leren luisteren
Materialen Blinddoek, domino kaartjes Handpop: Uil en Schildpad Bijlage: 2,3,4,5
Warming-up 1
Roddelen: De groep zit in een kring, de therapeut bedenkt een zin, bijvoorbeeld ‘ik heb een schildpad gezien’. Dit wordt in het oor van diegene naast hem doorverteld. De roddel moet de hele groep door en de laatste mag hardop vertellen wat de roddel is. Dierendomino: De kinderen krijgen allemaal een kaartje waar 2 dieren opstaan. De therapeut begint en heeft een kaartje waar maar een dier opstaat. De therapeut begint en beeld uit MET GELUID welk dier er op zijn kaartje staat. Het kind dat het kaartje heeft waar dit dier als eerste plaatje opstaat, mag in de scene komen en meespelen, als dat dier. Zo wordt meteen duidelijk of het goede kind opgestaan is. Vervolgens maakt de eerste speler een einde aan de scene en kan het 2de dier van het kaartje uitgebeeld worden. De uil en de schildpad worden herhaald aan de hand van bijlage 2. Hierbij komt het goedgemutste en het slechtgemutste van de dieren naar voren dit is terug te vinden in bijlage 4.
Warming-up 2
Hoofdoefening
Duur 1. 2 - 4 min. 2. 5 min 3. 20-25 min 4. 5-10 min.
Dan volgt er een scene waar het volgende in gebeurt: Schildpad verteld over zijn weekend tegen de uil. Deze luistert niet en kijkt hem niet aan. Wanneer de schildpad vraagt hoe het weekend van de uil was begint deze te vertellen. De schildpad luistert hier niet naar en kijkt naar beneden. Wanneer de scene afgelopen is moeten de kinderen vertellen wat ze gezien hebben wat was goed gemutst en wat was slecht gemutst. De kinderen mogen in groepjes van 2 zelf een scene met de uil en de schildpad bedenken. Hierbij mogen ze kiezen of hun dieren goedgemutst of slechtgemutst zijn. De andere moeten raden welke keuze er gemaakt is.
Cooling-down
Na iedere scene wordt er middels het SGG model geëvalueerd. Nacht in de dierentuin: Een kind gaat op de gang staan. De rest van de groep bedenkt individueel een dierengeluid en een verstopplaats. De lichten gaan uit en het kind dat op de gang stond, komt geblinddoekt de ruimte binnen. Om de beurt mogen de dieren hun geluid laten horen en moet het kind met de blinddoek het desbetreffende dier zoeken en benoemen.
12
Sessie 3 Doel Leren complimenten geven Warming-up
Hoofdoefening
Thema complimenten geven Materialen Duur Vrolijke muziek 1. 5-10 min. Handpop: Leeuw en Schildpad 2. 20-25 min. Bijlage:2,3 3. 5-10 min. Complimenten dans: Er wordt vrolijke muziek opgezet en de kinderen lopen al dansend kris kras door elkaar. Wanneer de muziek stopt moeten de kinderen aan diegene die het dichtst bijstaat vertellen wat ze MOOI aan hem /haar vinden. Dan begint de muziek weer en dansen de kinderen verder door het lokaal. Wanneer de muziek nogmaals stopt, moeten de kinderen aan diegene die het dichtst bijstaat vertellen wat ze LEUK vinden aan hem/haar. Dit 2 tot 3 keer herhalen. De schildpad en de leeuw worden voorgesteld aan de hand van de werkbladen van bijlage 2. Dan volgt er een scene waar het volgende in gebeurt: Leeuw zegt tegen de schildpad dat hij een mooi schild heeft. de schildpad wordt verlegen en trekt zich terug in zijn huisje. Vanuit zijn huisje zegt de schildpad heel zacht dat hij de haren van de leeuw mooi vind. Wanneer de scene afgelopen is, moeten de kinderen vertellen wat ze gezien hebben en of er iets mis ging.
Vervolgens gaan de kinderen de scene waar iets mis in ging, herhalen in groepjes van twee. Na iedere scene wordt er middels het SGG model geëvalueerd
Cooling-down
Wanneer iedereen geweest is, mogen er in andere 2-tallen scènes gemaakt worden waarin het goed gaat. Dus hoe laat je zien, dat je goed complimentjes kan geven. Deze worden vervolgens op dezelfde manier geëvalueerd. Cadeautjes geven: De kinderen staan in een cirkel en geven elkaar om de beurt een onzichtbaar cadeau. Bij dit cadeau zeggen ze waarom het kind dit verdient heeft. Bij het geven van het cadeau, is het belangrijk om goed uit te beelden wat je cadeau is door de handelingen van het voorwerp uit te beelden. Het kind dat het cadeau krijgt, neemt het aan, zegt dank je wel en herhaalt de handeling(en) met het voorwerp alvorens deze zelf een cadeau aan een ander geeft.
13
Sessie 4
Thema complimentjes ontvangen
Doel Leren complimenten ontvangen
Materialen
Warming-up 1
Uitschelden met complimentjes: In de ruimte worden enkele blaadjes opgehangen met complimenten (bijlage 6). Kinderen gaan in 2-tallen tegenover elkaar staan en roepen complimentjes naar elkaar zoals je normaal zou schelden. Denk hierbij aan de houding en de manier van roepen. Complimenten ronde: De kinderen zitten in een kring. Een kind staat in het midden van de groep en kijkt alle kinderen een voor een aan. Wanneer er duidelijk oogcontact is, mag het kind dat in de kring zit een compliment geven aan het kind dat staat. Hij/zij moet het compliment goed in ontvangst nemen (dankjewel geen compliment terug maken). Zo komt iedereen aan de beurt in de kring.
Warming-up 2
Hoofdoefening
Handpop: Leeuw, Schildpad, Havik, Uil Bijlage: 2,3,4,6
Duur 1. 2 - 4 min. 2. 5 min 3. 20-25 min 4. 5-10 min.
De leeuw en de schildpad worden herhaald aan de hand van bijlage 2. Hierbij komt het goedgemutste en het slechtgemutste van de dieren naar voren (dit is terug te vinden in bijlage 4). Dan volgt er een scene waar het volgende in gebeurt: Leeuw zegt tegen de schildpad dat hij een mooi schild heeft. de schildpad wordt verlegen en trekt zich terug in zijn huisje. Vanuit zijn huisje zegt de schildpad heel zacht dat hij de haren van de leeuw mooi vindt. Wanneer de scene afgelopen is moeten de kinderen vertellen wat ze gezien hebben wat was goed gemutst en wat was slecht gemutst. De kinderen mogen in groepjes van 2, zelf een scene met de leeuw en de schildpad bedenken. Hierbij mogen ze kiezen of hun dieren goedgemutst of slechtgemutst zijn. De andere moeten raden welke keuze er gemaakt is.
Cooling-down
Na iedere scene wordt er middels het SGG model geëvalueerd. Theatermakers: De kinderen mogen in 2-tallen kiezen welk ax-dier een compliment gaat geven aan een ander ax-dier. Hierbij mogen ze kiezen of de dieren goed gemutst of slecht gemutst zijn in de scene.
14
Sessie 5
Thema zelfbeeld
Doel Leren hoe je bent
Materialen Vrolijke muziek, microfoon/megafoon Handpop: Havik en Schildpad Bijlage:2,3
Warming-up 1
Spiegelen: De groep is verdeeld in 2-tallen die met de gezichten naar elkaar toestaan. Ze moeten elkaar precies nadoen (alsof de ander je spiegelbeeld is). Bespreek vooraf wie de leider is en de bewegingen bepaald. Dit wordt na enkele minuten omgewisseld. De museum dans: Er wordt een vrolijk muziekje opgezet en de kinderen lopen door de ruimte. Wanneer de muziek stopt moeten ze als standbeeld gaan staan van iemand die ALLES KAN. De muziek gaat weer verder en de kinderen lopen weer door de ruimte. Wanneer de muziek dit maal stopt, moeten als standbeeld gaan staan van iemand die IETS MOEILIJK VINDT. Herhaal dit 2 tot 3 keer. De havik en de schildpad worden voorgesteld aan de hand van de werkbladen van bijlage 2.
Warming-up 2
Hoofdoefening
Duur 1. 2-5 min. 2. 2-5 min. 3. 20-25 min 4. 5-10 min.
Dan volgt er een scene waar het volgende in gebeurt: De havik en de schildpad willen samen gaan spelen. De havik stelt voor om verstoppertje te gaan spelen. De schildpad wil dit niet doen. Hij zegt dat hij dat toch niet kan. De havik wordt boos en schreeuwt dat hij niet zo flauw moet doen. Wanneer de scene afgelopen is moeten de kinderen vertellen wat ze gezien hebben en of er iets mis ging.
Vervolgens gaan de kinderen de scene waar iets mis in ging, herhalen in groepjes van twee. Na iedere scene wordt er middels het SGG model geëvalueerd.
Cooling-down
Wanneer iedereen geweest is, mogen er in andere 2-tallen scènes gemaakt worden waarin het goed gaat. Dus hoe laat je zien dat je goed over jezelf denkt. Deze worden vervolgens op dezelfde manier geëvalueerd. Trucjes show: De kinderen komen om de beurt in de show van de trucjes. Met een microfoon wordt de show gepresenteerd en worden de kinderen een voor een voorgesteld en mogen ze laten zien wat ze heel goed kunnen. Dit mag alleen of in 2-tallen. Wanneer ze een trucje hebben gedaan wordt er door de rest heel hard geklapt!
15
Sessie 6
Thema Zelfbeeld
Doel Leren hoe je bent
Materialen Lang touw Handpop: Havik, Schildpad Bijlage: 2,3,4,7
Warming-up
Over de lijn: De kinderen moeten in het midden van de ruimte gaan staan. Een touw dat in het midden van de ruimte ligt verdeeld de ruimte in 2 vlakken: het eens en oneens vlak (zie bijlage 7). De therapeut legt een aantal stellingen voor en hier moeten de kinderen eerlijk antwoord op geven. Hierbij zal de therapeut ook kijken of iedereen voor zichzelf antwoordt; dus wanneer iedereen over lijkt te
Duur 1. 5-10 min. 3. 20-25 min 4. 5-10 min.
gaan, de laatste dit ook echt doet omdat hij het zelf wil. Hoofdoefening
De havik en de schildpad worden herhaald aan de hand van bijlage 2. Hierbij komt het goedgemutste en het slechtgemutste van de dieren naar voren dit is terug te vinden in bijlage 4. Dan volgt er een scene waar het volgende in gebeurt: De havik en de schildpad willen samen gaan spelen. De havik stelt voor om verstoppertje te gaan spelen. De schildpad wil dit niet doen. Hij zegt dat hij dat toch niet kan. De havik wordt boos en schreeut dat hij niet zo flauw moet doen. Wanneer de scene afgelopen is moeten de kinderen vertellen wat ze gezien hebben: wat was goed gemutst en wat was slecht gemutst. De kinderen mogen in groepjes van 2 zelf een scene met de havik en de schildpad bedenken. Hierbij mogen ze kiezen of hun dieren goedgemutst of slechtgemutst zijn. De andere moeten raden welke keuze er gemaakt is.
Cooling-down
Na iedere scene wordt er middels het SGG model geëvalueerd. Het vergroot glas: De kinderen mogen individueel bedenken waar ze heel goed in zijn. Dit mogen ze uitvergroten. Dus wanneer iemand zegt dat hij mooi is, mag deze een scene spelen waarin ze de mooiste van het land is. Hoe gedraag je je dan en hoe laat
je zien waar je goed in bent.
16
Sessie 7
Thema zeggen wat je wilt
Doel Leren zeggen wat je wilt
Materialen Duur Een stoffen bal, kleurpotloden, A3-vellen, een grijze deken voor 1. 2-5 min. de olifant. 2. 2-5 min. Handpop: Havik en Leeuw 3. 20-25 min Bijlage:2,3 4. 5-10 min. Wensbal: Warming-up 1 De kinderen zitten in een kring en gooien over met de bal. Wanneer de bal gegooid wordt mag je een wens doen. En zo wordt er 2 tot 3 min. overgegooid. Warming-up 2 Ik ga mee of ik zeg nee: De kinderen staan in een kring en een iemand stapt naar voren en maakt een beweging of een geluid. De rest van de kinderen mag dan kiezen of ze hem/haar wel of niet nadoen. Dan is de volgende aan de beurt. Hoofdoefening De havik en de leeuw, vervolgens de schildpad en de leeuw; aan de hand van de werkbladen van bijlage 2 een kleine opfrissing. Dan volgt er een scene waar het volgende in gebeurt: De havik en de leeuw willen gaan spelen. De leeuw vraag of de havik tikkertje wil doen. De havik heeft hier geen zin in want hij wil alleen maar verstoppertje spelen. Hij schreeuwt dat de leeuw stom is, vanwege het feit dat hij tikkertje wil spelen. Wanneer de scene afgelopen is moeten de kinderen vertellen wat ze gezien hebben en of er iets mis ging. Vervolgens gaan de kinderen in groepjes van 2 de scene herspelen; maar dit keer spelen ze hoe het goed gaat. Na iedere scene wordt er middels het SGG model geëvalueerd. Cooling-down
De pestolifant: De kinderen mogen een plekje in de ruimte uitzoeken en krijgen een groot vel papier en kleurpotloden. Ze mogen gaan tekenen. Ondertussen loopt de
pestolifant door de ruimte en gaat expres over de tekeningen van de kinderen heenlopen en er op staan. De kinderen moeten dan voor zichzelf opkomen en sterk en duidelijk zeggen wat ze willen. Wanneer de olifant dit niet geloofd, zal hij op de tekening blijven lopen. De co-therapeut kan de kinderen,
die moete hebben voor zichzelf op te komen, ondersteunen en helpen.
17
Sessie 8
Thema zeggen wat je wilt
Doel Leren zeggen wat je wilt
Materialen Grote ronde stip, veel knuffels en sjaals Handpop: leeuw, schildpad Bijlage: 2,3,4
Warming-up 1
De stip: Er ligt in de ruimte een grote ronde stip op de vloer. Hier gaat een kind opstaan. Dit is zijn/haar eigendom, vergelijkbaar met zijn/haar kamer. Er zijn andere die op deze stip willen komen. De bewaker van de stip moet duidelijk aangeven wat deze wil. Bijvoorbeeld: Dat de ander een stap achteruit doet, dat de ander weggaat e.d. Wanneer het ongeloofwaardig geacht wordt door de therapeut moet de bewaker nogmaals aangeven wat deze wil. Aanbellen: Een kind zit in een huiskamer en is iets aan het doen dat het heel erg leuk vindt en waar het niet bij gestoord wil worden. De ander komt aan de deur met een vraag, die er op gericht is, de ander mee naar buiten te krijgen (ijsje kopen, spelen enz.). Diegene die in de huiskamer is, moet zelf beslissen of hij/zij mee naar buiten wil komen of binnen wil blijven. Hierbij is het belangrijk dat wanneer hij/zij binnen wil blijven dit duidelijk en overtuigend verteld. De leeuw en de schildpad worden herhaald aan de hand van bijlage 2. Hierbij komt het goedgemutste en het slechtgemutste van de dieren naar voren (dit is terug te vinden in bijlage 4).
Warming-up 2
Hoofdoefening
Duur 1. 2 - 4 min. 2. 5 min 3. 20-25 min 4. 5-10 min.
Dan volgt er een scene waar het volgende in gebeurt: De leeuw en de schildpad willen gaan spelen. De leeuw stelt voor om tikkertje te spelen. De schildpad stemt toe (maar wil eigenlijk helemaal niet). Wanneer de schildpad getikt wordt begint hij te huilen. De leeuw vraagt wat er aan de hand is en dan biecht de schildpad op dat hij helemaal geen tikkertje wilde spelen. De leeuw vraagt waarom zei je dat dan niet? Hierop weet de schildpad geen antwoord te geven. Wanneer de scene afgelopen is moeten de kinderen vertellen wat ze gezien hebben: wat was goed gemutst en wat was slecht gemutst. De kinderen mogen in groepjes van 2 zelf een scene met de uil en de schildpad bedenken. Hierbij mogen ze kiezen of hun dieren goedgemutst of slechtgemutst zijn. De andere moeten raden welke keuze er gemaakt is. Na iedere scene wordt er middels het SGG model geëvalueerd. Cooling-down
Opstapelen. Een kind staat in het midden van de ruimte. De andere kinderen mogen knuffels en sjaals aan dit kind geven en om hem/haar heen hangen. Wanneer het kind het niet meer leuk, te zwaar of vervelend vindt, moet deze dit met overtuiging zeggen; waarna de andere stoppen. Is het niet geloofwaardig dan mogen ze doorgaan (de therapeut beoordeeld dit).
18
Sessie 9
Thema emoties
Doel Leren wat emoties zijn
Materialen Stoelen, pet(buschauffeur), Handpop: Leeuw, Uil Bijlage: 2,3,4,8
Warming-up 1
Warming-up 2
Emotie maskers: De kinderen zitten in een rij tegenover de therapeut. De therapeut zet een emotiemasker op door de handen voor het gezicht te halen (van boven naar beneden) en dan een bepaalde emotie op het gezicht te hebben. De kinderen moeten dit herhalen en raden welke emotie dit is. Emotiebus: Er staat een rij stoelen achter elkaar. Een kind is de buschauffeur en bestuurd de bus. Deze zit met een bepaalde emotie achter het stuur. Bij de eerste bushalte stapt er een ander kind in de bus met een andere emotie, groet de buschauffeur. De buschauffeur neemt deze emotie over en rijd verder. Bij de volgende halte stapt er weer een nieuw kind in met een nieuwe emotie. Iedereen in de bus neemt deze emotie over.
Hoofdoefening
De leeuw en de uil worden herhaald.
Duur 1. 2 - 4 min. 2. 5 min 3. 20-25 min 4. 5-10 min.
Dan volgt er een scene waar het volgende in gebeurt: De leeuw komt bij de uil op bezoek. De uil is aan het lezen, de leeuw loopt naar de uil toe en hoort plots iets onder zijn poot kraken. De leeuw zegt sorry en voelt zich verdrietig. De uil reageert niet, waarop de leeuw vraagt of hij niet boos of verdrietig is. De uil zegt van niet en gaat weer verder met lezen. Wanneer de scene afgelopen is moeten de kinderen vertellen wat ze gezien hebben en of er iets mis ging.
Vervolgens gaan de kinderen de scene waar iets mis in ging, herhalen in groepjes van twee. Na iedere scene wordt er middels het SGG model geëvalueerd.
Cooling-down
Wanneer iedereen geweest is, mogen er in andere 2-tallen scènes gemaakt worden waarin het goed gaat. Dus hoe laat je zien wat je voelt. Deze worden vervolgens op dezelfde manier geëvalueerd. De soap: De kinderen krijgen een kaartje waarop een bepaalde emotie staat. In tweetallen maken ze een scene waarin deze emotie duidelijk te zien is. (zie bijlage 8 voor de emotie kaartjes.)
19
Sessie 10 Doel Leren wat gevoelens zijn Warming-up 1
Hoofdoefening
Thema gevoelens Materialen Duur Twee touwen, een grote cirkel, A3 vellen, kleurpotloden 1. 5-10 min. Handpop:Leeuw en de Uil 2. 20-25 min Bijlage:2,3,9,10 3. 5-10 min. Ik word: In de ruimte ligt een groot kruis met in het midden een grote stip/cirkel, ieder vlak is onderverdeeld. Er liggen in de vlaken blaadjes waar de basisemoties opstaan. Er worden situaties benoemd en de kinderen moeten in het vlak gaan staan dat hoort bij het gevoel dat ze daarbij krijgen. De cirkel is neutraal, dus wanneer ze geen bepaald gevoel krijgen, mogen ze daarin gaan staan. (Voorbeelden zijn te vinden in bijlage 9-10) Er volgt er een scene waar het volgende in gebeurt: De schildpad en de havik zijn met een ballon aan het spelen. De havik komt per ongeluk met zijn snavel tegen de ballon en deze knapt. De schildpad begint heel hard te huilen omdat het zijn ballon was. De havik wordt boos want hij schrok zich een hoedje en vint de schildpad een mietje. Wanneer de scene afgelopen is moeten de kinderen vertellen wat ze gezien hebben: wat was goed gemutst en wat was slecht gemutst. De kinderen mogen in groepjes van 2 zelf een scene met de uil en de schildpad bedenken. Hierbij mogen ze kiezen of hun dieren goedgemutst of slechtgemutst zijn. De andere moeten raden welke keuze er gemaakt is. Na iedere scene wordt er middels het SGG model geëvalueerd.
Cooling-down
Gevoelens tekening: Alle kinderen krijgen een A3 papier met kleurpotloden. De vellen zijn in 4 gelijke vlakken verdeeld. In ieder vlak staat een van de basisemoties.
De kinderen mogen dan een tekening maken van het moment waarop ze zichzelf de laatste keer zo gevoeld hebben.
20
Sessie 11 Doel Leren op elkaar te reageren Warming-up
Thema interactie Materialen Duur Ik moet je wat vertellen kaartjes (bijlage 8), 1tafel, 1 1. 5-10 min. afscheiding, blokjes 2. 20-25 min Handpop: Havik, Leeuw, Schildpad 3. 5-10 min. Bijlage: 2,3,11 Mastermind: Twee kinderen zitten tegenover elkaar aan een tafel. In het midden van de tafel staat een afscheiding zodat ze elkaar niet kunnen zien. Een iemand is de leider en moet een ontwerp van blokjes maken.
Dit moet hij dusdanig aan de ander overdragen, dat er uiteindelijk twee dezelfde ontwerpen liggen. Dit mag alleen door tegen elkaar te praten, tips te Hoofdoefening
geven en vragen te stellen. Er komt een scene waar het volgende in gebeurt: De havik is aan het vertellen over zijn nieuwe fiets, de leeuw is afgeleid. De havik merkt dat de leeuw niet luistert en wordt boos. Hij schreeuwt tegen de leeuw en de leeuw voelt zich rot. Wanneer de scene afgelopen is moeten de kinderen vertellen wat ze gezien hebben en of er iets mis ging.
Cooling-down
Vervolgens gaan de kinderen in groepjes van 2 de scene herspelen maar dit keer spelen ze hoe het goed gaat. Na iedere scene wordt er middels het SGG model geëvalueerd. Ik moet je iets vertellen: De kinderen staan in tweetallen tegenover elkaar. De therapeut benoemd wat er gezegd moet worden en wijst aan welke kinderen de mededeling doen. De andere kinderen moeten hier eerlijk op reageren. Ze moeten dus luisteren naar wat er gezegd wordt en vanuit hun gevoel reageren; dus bijvoorbeeld boos of verdrietig. Hier moet de mededeler ook weer op reageren. Er ontstaat een kleine scene. (Bijlage 11)
21
Sessie 12
Thema interactie
Materialen Doel Leren op elkaar 4 stoelen, 2 blokken, veel muntjes, wekker/stopwatch te reageren Handpop: Leeuw, Schildpad Bijlage: 2,3,4,8,12 Warming-up
Hoofdoefening
Duur 1. 5-10 min. 2. 20-25 min 3. 5-10 min.
Emotiestoelen: In de ruimte staan vier stoelen naast elkaar. Onder iedere stoel ligt een van de basisemoties van bijlage 8. De kinderen mogen een stoel uitkiezen. De therapeut geeft een ik moet je wat vertellen optie bijlage 12. De kinderen moeten hierop reageren vanuit de gekozen emotie. Er volgt een scene waar het volgende in gebeurt: De leeuw verteld aan de schildpad dat zijn lievelingsknuffel kwijt is. De leeuw is erg verdrietig. De schildpad moet lachen omdat hij niet weet hoe hij moet reageren. Wanneer de scene afgelopen is moeten de kinderen vertellen wat ze gezien hebben: wat was goed gemutst en wat was slecht gemutst. De kinderen mogen in groepjes van 2 zelf een scene met de uil en de schildpad bedenken. Hierbij mogen ze kiezen of hun dieren goedgemutst of slechtgemutst zijn. De andere moeten raden welke keuze er gemaakt is.
Cooling-down
Na iedere scene wordt er middels het SGG model geëvalueerd. Race tegen de klok, De kinderen zijn verdeeld in teams van 2 en zitten aan een groot blok. Naast beide blokken staat een doos met muntjes. Van deze muntjes moeten de teams een zo hoog mogelijke toren bouwen in een minuut. Het team dat de hoogste toren heeft wint. Belangrijk is dat de toren samen gemaakt wordt, de kinderen mogen door middel van beurtwissel muntjes op de toren leggen.
22
Sessie 13 Doel Leren wanneer je moet weglopen, overleggen of vechten Warming-up
Thema weglopen, overleggen of vechten Materialen 4 stoelen, 3 afscheidingen, Handpop: Leeuw, Havik Bijlage: 2,3,12,13
Duur 1. 5-10 min. 2. 20-25 min. 3. 5-10 min.
Standbeelden: De kinderen zitten op een stoel en kunnen elkaar niet zien. De therapeut verteld dat hij boos naar je toe komt en vraagt hoe het kind reageert (basisemotie).
De kinderen moeten dit laten zien d.m.v. het uitbeelden van een standbeeld. Vervolgens vraagt de therapeut wat ze graag zouden willen: terugschreeuwen en boos doen of vragen waarom deze zo boos is of weggaan.
Ook dit moeten ze in de vorm van een standbeeld laten zien. Hoofdoefening
Dit kan met enkele situaties gedaan worden (zie bijlage 13). Er komt een scene waar het volgende in gebeurt: De leeuw is met een bal aan het spelen. De havik pakt deze af. De leeuw vraagt waarom de havik dit doet. De havik wordt boos en roept dat hij met de bal wil spelen en dat de leeuw niet zo stom moet doen. Wanneer de scene afgelopen is moeten de kinderen vertellen wat ze gezien hebben en of er iets mis ging.
Cooling-down
Vervolgens gaan de kinderen in groepjes van 2 de scene herspelen maar dit keer spelen ze hoe het goed gaat. Na iedere scene wordt er middels het SGG model geëvalueerd. Ik moet je wat vertellen: De kinderen staan in tweetallen tegenover elkaar. De therapeut benoemd wat er gezegd moet worden en wijst aan welke kinderen de mededeling doen. De andere kinderen moeten hier eerlijk op reageren. Ze moeten dus luisteren naar wat er gezegd wordt en vanuit hun gevoel reageren; dus bijvoorbeeld boos of verdrietig. Hier moet de mededeler ook weer op reageren. Er ontstaat een kleine scene.
23
Sessie 14 Doel Leren wanneer je moet weglopen, overleggen of vechten Warming-up
Hoofdoefening
Thema weglopen, overleggen of vechten Materialen Handpop:Leeuw, Schildpad Bijlage: 2,3,4,14
Duur 1. 5-10 min. 2. 20-25 min 3. 5-10 min.
Reageren op lastige situaties. De kinderen komen om de beurt, samen met de therapeut, in een scene voor een lastige situatie te staan. Hierbij mogen de kinderen doen wat ze normaal ook doen, weglopen, overleggen of vechten. De scènes worden nabesproken aan de hand van het SGG model. Lastige situaties kunnen zijn (bekijk dit per kind): Kamer opruimen. Huiswerk maken Wordt gepest Taakjes in huis doen Er volgt er een scene waar het volgende gebeurt: De leeuw is met een bal aan het spelen. De schildpad wil meespelen en pakt de bal. De leeuw vraagt waarom de schildpad dit doet en de schildpad reageert niet en loopt meteen weg. Wanneer de scene afgelopen is, moeten de kinderen vertellen wat ze gezien hebben: wat was goed gemutst en wat was slecht gemutst. De kinderen mogen in groepjes van 2 zelf een scene met de uil en de schildpad bedenken. Hierbij mogen ze kiezen of hun dieren goedgemutst of slechtgemutst zijn. De andere moeten raden welke keuze er gemaakt is.
Cooling-down
Na iedere scene wordt er middels het SGG model geëvalueerd. Rood groen: De kinderen krijgen beroepen- of actiekaartjes(deze moeten wel matchen; bijlage 14). De kinderen met de beroepenkaarten beginnen; waarop de
kinderen met de actiekaartjes moeten kijken of ze in de gespeelde scene thuishoren. Hierin kan duidelijk geobserveerd worden of ze zeggen wat ze willen en op welke manier ze problemen oplossen.
24
Bijlagen
1. Vragenlijst Enquête voor de start van de groep Wij, twee studente van de opleiding Creatieve Therapie Drama, zijn bezig met ons afstudeeronderzoek. Wij gaan onderzoeken of poppenspel een meerwaarde heeft bij het verbeteren van sociale vaardigheden van meervoudig beperkte middenbouwleerlingen. Wij willen dit gaan toetsen door twee zoveel mogelijke identieke groepen, dramatherapie te geven, en bij de ene groep gebruik te maken van poppen, en bij de andere groep niet. Om te kijken in hoeverre de sociale vaardigheden van de leerlingen veranderen willen wij u vragen om voor het starten van de groep en aan het einde van de groep deze enquête in te vullen per kind. De groep is gericht op het verbeteren van de sociale vaardigheden, de vragen zijn dan ook specifiek gericht op de sociale vaardigheden van de kinderen onderling. Naam van het kind:………………………………………………………… Ingevuld door:…………………………………………………………………
1. Hoe vind u dat het kind luistert: (onder goed luisteren verstaan wij: elkaar aankijken, reageren op wat de ander zegt, geïnteresseerde houding)
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
2a. Geeft het kind op een goede manier complimenten: (met op een goed manier verstaan wij: elkaar aankijken, reageren op het compliment, de ander bedanken, het compliment menen, en echt iets aardigs zeggen)
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
9
10
2b. Ontvangt het kind op een goede manier complimenten: 1
2
3
4
5
6
7
8
3. heeft het kind een goed zelfbeeld volgens u: (met zelfbeeld bedoelen wij wegen wat je kan en niet kan, niet overdrijven richting heel goed of helemaal niet)
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
25
4a. Geeft het kind aan wat hij/zij wilt: (met zeggen wat je wilt, bedoelen we je mening geven, niet altijd meegaan met de anderen en aangeven wanneer je iets niet leuk vindt)
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
4b.Komt hij/zij ze voor zichzelf op: (met opkomen voor jezelf bedoelen wij niet over je heen laten lopen en dit op een goede manier aangeven)
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
5. Kent het kind de basis emoties en uit hij/zij deze: (De basis emoties zijn: boos, bang, bedroefd en blij. Met kennen bedoelen we weten wat ze betekenen. En met uiten bedoelen we het uiten en dan weten welke emotie het is)
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
6. Heeft het kind een goede interactie met andere kinderen: (met interactie bedoelen we samenwerken, samenspelen, delen en beurt wissel, allemaal op gelijkwaardig niveau, dus iedereen evenveel aanbod) 1 2 3 4 5 6 7 8 9
10
7. Hoe reageert het kind op lastige situaties: (Met lastige situaties bedoelen we pesten, moeilijke vragen beantwoorden, ruzies en iemand met een andere mening) 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
6
7
8
9
10
8. Hoe is de concentratie van het kind? 1
2
3
4
5
Schrijf hieronder eventuele opmerkingen of een omschrijving van uw antwoord:
26
2. kenmerken van de axen-dieren
27
De schildpad
Ik val niet op, ik ben bescheiden en stil. Ik durf alleen te huilen in mijn holletje wanneer ik verdriet heb. Ik durf toe te geven wanneer ik iets niet begrijp. Ik voel me schuldig over alles wat fout gaat. 28
De uil
Vertel me een geheim en ik vertel het aan niemand verder. Ik ben nooit bereid om iemand te helpen. Ik trek me niets aan van wat anderen van mij denken Ik weiger om te praten, ik blijf liever stil.
29
De havik
Ik durf anderen te vertellen dat ze het fout doen. Ik pest anderen. Ik kom op voor mezelf. Ik ben grof of brutaal naar anderen.
30
De leeuw
Ik luister goed naar anderen. Ik los graag problemen op. Ik help anderen graag met het nemen van beslissingen. Ik houd me aan de afgesproken regels.
31
3. uitleg SGG model Het SGG model Middels het Situatie-Gedrag-Gevolg-model wordt er inzicht gegeven in bepaalde situaties. Door dit model te gebruiken, kan er onderzocht worden welke problemen er zijn en hoe je deze kunt oplossen. Dus door binnen probleemsituaties de situatie, het gedrag en het gevolg te bekijken. Het is een doeltreffende benadering die de kern van een probleem weet aan te pakken. Binnen dit model staan drie leerprincipes centraal: * het leren van elkaar, welk gedrag moeten we vertonen en hoe moeten we ons gedragen. * het gedrag wordt bepaald door de gevolgen die het heeft. * gedrag kunnen we het beste beetje bij beetje veranderen. Door de situatie uit te schrijven middels de volgende punten komt er een gedetailleerde beschrijving van de probleemsituatie: - wat gebeurde er - met wie - op welk moment doet het gedrag zich voor - wat ging eraan vooraf Hierdoor wordt helder of er onbedoelde, prettige gevolgen aan het ongewenste gedrag verbonden zijn wat dit gedrag in stand houdt. Maar eventueel ook de onbedoelde vervelende gevolgen waardoor het gewenste gedrag niet optreedt. Wanneer de situatie helder is wordt er gekeken naar het gedrag binnen de probleemsituatie: - wat deed het kind precies - hoe heeft het kind zich gedragen En tot slot worden de gevolgen hiervan beschreven: - hoe reageren ouders, gezinsleden of andere personen uit de omgeving op het gedrag. - wat is het gevolg voor het kind - zijn de gevolgen positief of negatief - zit er winst voor het kind in Door deze beschrijving wordt er gekeken wat het probleem precies is, waarom het ongewenste gedrag tot stand komt of in stand gehouden wordt. Door het model nogmaals in te vullen met het gewenste gedrag kunnen er inzichten komen hoe het ook anders kan om toch gewenste of positieve gevolgen te krijgen. Door deze cyclus te blijven volgen tot ongewenste situaties veranderd zijn in gewenste situaties, zal het kind inzicht krijgen waarom het bepaald gedrag laat zien, maar ook hoe het zijn gedrag kan/moet veranderen om op een positieve manier dezelfde positieve gevolgen te ondervinden. Situatie Beschrijf deze situatie zoals wanneer je hem op een video zou zien (concreet) Denk hierbij aan: - structuur in tijd en ruimte - regels en afspraken die in de situatie gelden - Communicatie: hoe zeg je iets
Gedrag Omschrijf het gedrag concreet zonder er eigen verklaring of waardering aan te koppelen. - gewenst -ongewenst Wordt geleerd door instructie/imitatie/gevolgen
Gevolg Beschrijf wat de gevolgen zijn: - positief - negatief -belonend -negerend - straffend
32
4. goed en slechtgemutste axendieren
33
De uil De goedgemutste uil: - kan goed geheimen bewaren - laat zich moeilijk kennen - kan goed luisteren - geeft anderen een veilig gevoel - bekijkt alles vanaf de hoogte - houdt zich afzijdig De slechtgemutste uil: - kijkt op iedereen neer - is te zwijgzaam - doet niet mee
De schildpad De goedgemutste schildpad: - durft zijn ongelijk te bekennen - durft te zeggen dat hij iets moeilijk vindt - durft toe te geven dat hij iets niet begrijpt De slechtgemutste schildpad: - kan weinig aan - voelt zich minderwaardig - twijfelt - heeft weinig energie - is het gelukkigst alleen - wil niemand ontmoeten - zit vaak in de put - is verdrietig - kan slecht tegen kritiek 35
De havik De goedgemutste havik: - stoeit - vecht voor de lol - zegt het als iemand gemeen doet - is kritisch - gaat in discussie - onrecht aanvechten De slechtgemutste havik: - valt iemand lastig - slaat - schopt - scheldt anderen uit - weet alles altijd beter - doet wat hij zelf wil 36
De leeuw De goedgemutste leeuw: - geeft uitleg - geeft raad - geeft tips - luistert naar anderen De slechtgemutste leeuw: - liegt - roddelt - durft anderen geen opdrachten te geven - durft niet te zeggen wat hij denkt
37
5. Dierendomino
Kikker
Kikker
Krokodil
Krokodil
Aap
Aap
Koe
Koe
Olifant
Olifant
Muis
Muis
Paard
Paard
Vlieg
39
6. De complimentenmuur
40
7. Over de lijn
EENS ONEENS
1. Ik ben aardig voor iedereen. 2. Ik ben stoer. 3. Ik help graag anderen. 4. Ik zal geen geheimen verklappen. 5. Als ik iets niet wil dan doe ik dit ook niet. 6. Ik speel graag alleen. 7. Ik kan niet goed tegen mijn verlies. 8. Ik vind mezelf mooi. 9. Ik vind ideeën van anderen ook leuk. 10. Ik ben heel gemeen. 11. Ik kan niet zo goed complimentjes verzinnen voor anderen. 12. Ik kan goed luisteren. 13. Ik blijf eerlijk. 14. Ik pest graag anderen. 15. Ik maak graag grapjes. 16. Ik heb geen vrienden. 17. Ik ben de aller slimste van iedereen. 18. Ik ben overal goed in. 19. Als ik iets niet leuk vind, loop ik weg. 20. Als ik iets niet snap dan durf ik dit te zeggen. 21. Ik ben goed in doen alsof. 22. Ik doe graag dingen stiekem. 23. Ik krijg vaak tips van anderen. 24. Ik kan andere kinderen troosten. 25. Ik ga door ook als iets me niet lukt. 26. Ik ben rustig. 27. Ik lieg heel vaak. 28. Ik ruim mijn spullen nooit op. 29. Ik ben heel erg lief. 30. Ik kan goed samenwerken. 43
8. Emotie kaartjes Bang
Bang
Bedroefd
Bedroefd
Blij
Boos
Blij
Boos 44
9. De basis emoties
45
Blij
Boos 47
Bang 48
Bedroefd 49
10. Ik word…. Wanneer ik een cadeau krijg word ik… Als ik een spin zie word ik… Als ik een ijsje krijg word ik… Als ik iets niet wil maar moet doen word ik…
Als iets me niet lukt word ik… Als iemand me pijn doet word ik… Als ik mijn cd kwijt ben word ik… Als ik alleen in het donker ben word ik…
Als iemand mij wil slaan word ik… Als iemand niet wil spelen word ik… Als ik een complimentje krijg word ik… Als het ontweert word ik…
Als ik een kusje van iemand krijg word ik… Als iemand me pest word ik… Als ik een wesp zie word ik… Als ik langer op mag blijven word ik…
51
11. Ik moet je wat vertellen Ik heb een talentenjacht gewonnen
Ik ben je favoriete cd kwijt geraakt
Er zit een dikke spin in je kamer Ik heb een cadeau voor je
Ik heb je vis geen eten gegeven Ik wil je vriend(in) niet meer zijn Onze verkering Je favoriete is uit knuffel is kapot 52
ik wil een ijsje Je bent met je eten vanavond alleen thuis Je hebt een Ik heb in je onvoldoende dagboek op je rapport gelezen Ik heb je Ik wil verkering geheim met je doorverteld Het wordt heel Het gaat heel mooi weer hard onweren vandaag vanavond
53
12. standbeelden situaties Iemand komt scheldend naar je toe Iemand zegt dat je stomme kleren hebt Iemand heeft een geheim van je verklapt Iemand schopt je met opzet
Iemand zegt dat je iets fout doet Iemand zegt dat je stinkt Iemand heeft je geslagen Iemand laat je met opzet struikelen 54
Iemand lacht je Iemand pest je uit Iemand trekt je Iemand heeft trui kapot je fietsenband lek geprikt
55
13. Actie / Beroep
Je bent een dokter. Je bent erg moe en wilt graag naar huis.
Je hebt veel pijn aan je been en wilt snel door een dokter geholpen worden.
Je bent een politieagent en zag dat er net een portemonnee gestolen werd.
Je portemonnee is net gestolen. Je wilt hulp van een politie agent.
Je bent een kapper die van knippen houd. Je knipt graag alle haren kort.
Je wilt een heel klein beetje van je haren laten knippen er mag echt niet te veel vanaf. 56
Je bent een dierenverkoper en Je wilt graag even knuffelen met wilt graag een dier verkopen aan de kat uit de dierenwinkel maar iemand. je mag deze niet kopen.
Je bent een verkoper en bent moe. Je wilt nu naar huis en bent van plan de winkel te sluiten.
Je bent de verjaardag van je beste vriend(in) vergeten en moet nog snel een cadeau kopen.
Je bent een autowasser en maakt per ongeluk een kras op de auto van je volgende klant.
Je nieuwe auto is vies en moet nodig gewassen worden. Je wilt geen krassen op je auto.
57