Mentaal Mentaal Lokaal WMO-MAGAZINE VAN GGZ NOORD- EN MIDDEN-LIMBURG
Jaargang 2 | Nummer 2 | oktober 2008
GGZ Noord- en Midden-Limburg en de Wet op de Maatschappelijke Ondersteuning.
Mentaal Mentaal Lokaal | jaargang 2 | Nummer 2 | oktober 2008
“Uiteindelijk word je toch wie je zelf bent”
INHOUD Redactioneel Plezier op school
4
De regiegroep stelt zich voor Code melden van kindermishandeling voor GGZ Jeugd en risico’s
10 “Iedereen heeft iets moois, zolang je dat maar wilt zien”
14
Redactioneel
Nieuw in Limburg: Multi Systeem Therapie Jong in de GGZ Keetbezoekers scoren boven norm zware drinker Drieluik beleidsambtenaren Kopp/KVO Pesten in een digitale wereld Betrek jongeren bij jeugdbeleid Preventie en informatie
3 4 6 8 10 12 14 16 18 20 28 30 32
Het ABC van de WMO
16 28 “Mijn papa is heel erg bang voor dingen”
23
COLOFON Mentaal Lokaal is een periodieke uitgave van GGZ Noord- en Midden-Limburg over de mogelijkheden en ontwikkelingen ten aanzien van zaken die voortvloeien uit de WMO. Mentaal Lokaal is bestemd voor alle WMO-partners. Redactie: Bureau Communicatie GGZ NML – postbus 5 – 5800 AA Venray. Vormgeing: MarksMarks Venlo. Oplage: 2000 exemplaren. Druk: NLW. Zie voor meer informatie www. ggznml.nl. De volgende Mentaal Lokaal zal in maart/april 2009 verschijnen.
Voor u ligt de derde editie van Mentaal Lokaal. Mentaal Lokaal is het mini-magazine waarmee GGZ Noord- en Midden-Limburg (NML) beleidsmedewerkers van gemeenten en andere maatschappelijke organisaties periodiek wil informeren over ontwikkelingen die raken aan de Wet op de Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Elke editie van Mentaal Lokaal stelt één van de negen taken van de WMO centraal. De editie die nu voor u ligt gaat over jeugd. Voor dit nummer namen we een kijkje achter de schermen van het lokale jeugdbeleid. We vroegen beleidsmedewerkers van drie gemeenten in Noord- en Midden-Limburg naar hun activiteiten ter ondersteuning van kinderen, jongeren en hun ouders. In dit nummer een kort portret van drie betrokken beleidsmedewerkers. Het lokale jeugdbeleid richt zich primair op kinderen en jongeren met een verhoogd risico op ontwikkelingsachterstand, en op uitval. Jeugd en risico worden vaak in één adem genoemd en smelten zelfs samen in het begrip ‘risicojongeren’. Dat is ook wel logisch. Risico’s horen bij jong zijn. In hun onbegrensde nieuwsgierigheid zoeken kinderen en jeugdigen grenzen op, die zich in allerlei hoedanigheden aan hen voordoen. Door deze grenzen bewust, maar vaker onbewust, te overschrijden, leren kinderen en jongeren de wereld om hen heen kennen. Door dat te doen lopen zij risico’s. Risico's lopen ook kinderen of jeugdigen die opgroeien in moeilijke situaties, die worden geconfronteerd met ernstige problemen, weinig ondersteuning krijgen of verwaarloosd worden. Deze risico’s hebben echter weinig te maken met het opzoeken van grenzen. Het zijn vaak externe risico’s waaraan zij worden blootgesteld. Voor de preventiewerkers en hulpverleners van GGZ Noord-en Midden-Limburg die met kinderen en jongeren werken, luidt het adagium dat voorkomen beter is dan genezen. In de praktijk van hun werk blijkt het uitermate lastig om de blootstelling aan de verschillende soorten risico’s te voorkomen. Preventiemedewerkers kunnen niet voorkomen dat een jongere op een avond teveel drinkt, dat ouders van kinderen verslaafd raken of zijn, dat kinderen gepest worden op school of via het internet, zoals in dit nummer aan bod komt. Vermoeden zij kindermishandeling, dan kunnen zij dit niet altijd een halt toeroepen.
Preventiemedewerkers en hulpverleners kunnen wél een bijdrage leveren aan het verminderen van de kansen dat zoiets gebeurt. En zij kunnen bijdragen aan het beperken van de gevolgen. Dat doen zij door onder meer het geven van voorlichting of door het aanbieden van trainingen. Plezier op school is zo’n training om kinderen die gepest worden, weerbaar te maken. Zodat ze op een nieuwe school een goede start kunnen maken. Ook het signaleren van grensoverschrijdend gedrag en het doorgeven van deze signalen aan anderen, kan de kansen op risico’s beperken. In dit verband is het goed om de in mei van dit jaar in werking gestelde “Code voor het melden van kindermishandeling voor de ggz”onder de aandacht te brengen. Deze code draagt bij aan de bescherming van kwetsbare kinderen en van hulpverleners, zodat zij sneller melding maken van mogelijke kindermishandeling. De code is vernieuwend, omdat hierin ondubbelzinnig het belang van het kind prevaleert boven andere belangen en loyaliteiten van hulpverleners en hun cliënten. Gevolgen van risico’s kunnen ook worden beperkt door een effectief en toegankelijk hulpaanbod. Hierdoor kan een jongere die uit de bocht vliegt, weer in de baan worden geholpen en een nieuwe kans krijgen. In dit nummer spreken we met een therapeute over de effectiviteit van de MultisysteemTherapie (MST). Deze therapie wordt sinds juni van dit jaar aangeboden door therapeuten van GGZ NML aan jongeren tot 18 jaar met een juridische maatregel. Een andere vorm van hulp, en een belangrijke steun in de rug, bieden de doe-en praatgroepen voor kinderen van ouders met psychische problemen of met verslavingsproblemen. Over dit succesvolle preventieprogramma vindt u in dit nummer uitvoerige informatie. Risico’s zijn het resultaat van een vermenigvuldiging: blootstelling x kans x gevolg. Verminderen we de kansen en beperken we de gevolgen van risico’s, dan doen we aan risicobescherming. Hierin kunnen we beter worden. Door vaker verbindingen te zoeken tussen de verschillende probleemgebieden voor kinderen, jongeren en hun ouders. Door te zorgen dat kinderen, jongeren en hun ouders ons goed kunnen bereiken. En door een goede samenwerking na te streven met de gemeenten en met andere maatschappelijke partners. Dat is nodig. Want op goede risicobescherming hebben alle kinderen en jeugdigen recht! Koos Föllings Voorzitter Regiegroep WMO, Divisiemanager specialistische functies en W.O.O., Manager a.i. Preventie, Informatie en Activiteitencentra
Mentaal | 3
Mentaal
Succesformule Kinderen ervaren de cursus als fijn en prettig. Vaak vertellen kinderen tijdens een terugkomdag bijvoorbeeld dat ze sneller voor hun mening durven op te komen. Ze kunnen zich beter weren en worden minder vaak slachtoffer van pesterijen. Ook ouders zien de positieve ontwikkeling bij hun kind(eren). Uit diverse onderzoeken blijkt dat de cursus positieve efffecten oplevert. Pesten en sociale angst nemen af, vriendschappen en positieve relaties met leeftijdgenoten nemen toe.
Plezier op School; een streek product In 1996 werd in Noord-Limburg een zomercursus opgestart: Plezier op School. Deze cursus was bedoeld om aanstaande brugklassers met meer zelfvertrouwen te laten starten op de middelbare school. De cursus bleek een succes en geniet inmiddels landelijke bekendheid, terwijl ook de buren over de grens belangstelling tonen. GGZ NML speelt een belangrijke rol in de cursus, met name in de persoon van Marleen Faber (zie ook artikel KOPP/ KVO), preventiemedewerker van GGZ NML en ontwikkelaar van de cursus. We spraken met haar over de inhoud en het succes van deze cursus.
De cursus Plezier op School is bedoeld voor aanstaande brugklassers die in de basisschoolperiode gepest worden of andere problemen kennen in de omgang met andere kinderen. De cursus richt zich op het vergroten van zelfvertrouwen en het verbeteren van sociale vaardigheden. Van de kinderen die deelnemen, wordt verwacht dat zij in de laatste week van de schoolvakantie gedurende twee volle dagen deelnemen aan het actieve en afwisselende groepsprogramma. Voor deze aanpak is gekozen omdat juist de overgang naar een nieuwe school kinderen de unieke gelegenheid biedt om een nieuwe en positieve start te maken. Door de kans op een goede start te vergroten, kan het risico dat de problemen zich op de nieuwe school herhalen, verkleind worden. In groepen van maximaal 10 kinderen worden aspecten als de invloed van negatief denken, het omgaan met spanningen, houding, gespreksvaardigheden en omgaan met pesten bespreekbaar gemaakt, gecorrigeerd en ingeoefend. Spel, praten en oefenen wisselen elkaar in een vlot tempo af.
Uiteraard worden bij de zomercursus ook de ouders betrokken. Middels een informatieavond en individuele gesprekken krijgen de ouders te horen hoe de cursus verloopt en op welke manier zij hun kind(eren) kunnen ondersteunen. Plezier op School is een praktische cursus, alle onderdelen staan in het teken van de eerste weken op de nieuwe school. De cursus 'Plezier op School' wordt niet beëindigd als de tweedaagse cursus is voltooid. Kinderen moeten het geleerde gaan toepassen in hun eigen omgeving, op hun nieuwe school. Ze worden gestimuleerd om de stof die ze geleerd hebben dagelijks te oefenen. Bovendien is binnen de cursus gekozen voor een zogenaamde terugkomdag. Ongeveer 6 weken na de cursus komen de kinderen en de begeleiders bij elkaar om ervaringen uit te wisselen. Er wordt gekeken of kinderen geleerd hebben van de cursus en of de oefeningen in de praktijk zijn toegepast. Ook kunnen de kinderen de opdrachten uit de zomercursus opnieuw oefenen. De begeleiders hebben tot slot de mogelijkheid om te kijken of bepaalde kinderen extra ondersteuning nodig hebben.
In de regio Noord- en Midden-Limburg wordt de cursus sinds jaren uitgevoerd binnen een uniek samenwerkingsverband tussen diverse instellingen (GGZ NML, GGD Noord- en Midden Limburg, Stichting Synthese, RiaggZuid en Mutsaersstichting) die allemaal trainers aan Plezier op School leveren. Juist omdat het tijdstip van de cursus zo van belang is, zijn er in die betreffende zomerweek alleen al in deze regio jaarlijks minstens 20 trainers nodig! Maar ook buiten onze regio heeft de cursus bekendheid gekregen. Inmiddels voeren een kleine 40 GGD-, GGZ- en Jeugdzorginstellingen verspreid over heel Nederland, de cursus uit. Om deze ontwikkelingen te ondersteunen is Marleen Faber jaarlijks voor enkele dagen bij het NIGZ (Nationaal Instituut voor Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie) in Woerden te vinden om nieuwe trainers op te leiden. Inmiddels is ook een Duitse vertaling van de methodiek gerealiseerd en zoeken enkele instellingen over de grens naar mogelijkheden om Plezier op School in Duitsland en België aan te bieden. In diverse regionale en landelijke dagbladen en in de vakliteratuur hebben artikelen gestaan over deze cursus. In 2006 werden tijdens een wereldconferentie over GGZ-preventie in Oslo de eerste onderzoeksresultaten gepresenteerd. Daarnaast is Marleen Faber meerdere malen te gast geweest
in diverse televisieprogramma’s, zoals Een Vandaag en het jeugdjournaal. Inmiddels hebben kinderen in heel Nederland zich massaal aangemeld voor 'Plezier op School'. In sommige regio’s bestaan zelfs wachtlijsten. Het lijkt erop dat kinderen zich goed op de nieuwe school willen voorbereiden. Een nieuwe school betekent een nieuwe start. Ondersteuning kan dan heel handig zijn, zeker als het op de basisschool niet altijd makkelijk is verlopen. De middelbare schooltijd kan immers, juist met leeftijdgenoten, een heel leuke periode zijn! Onderzoek Gezien de toenemende belangstelling voor Plezier op School en de positieve onderzoeksuitkomsten tot nu toe, is onlangs een subsidie-aanvraag ingediend bij ZonMW (Nederlandse organisatie voor gezondheidsonderzoek en zorginnovatie) om een uitgebreide RCT uit te voeren (RCT staat voor Randomized Clinical Trial en kent een strenge onderzoeksopzet met een onderzoeksgroep en een controlegroep. Het onderzoek moet bewijs leveren voor de effectiviteit van de cursus). Zeer recent werd bekend dat deze aanvraag is gehonoreerd. Naast GGZ NML zijn bij dit onderzoek ook de Universiteit van Utrecht, het NIGZ en het Trimbos-instituut betrokken. Een volgende stap in de ontwikkeling van dit product uit eigen regio.
Tips om op het schoolplein mee te kunnen doen met een groepje leerlingen: • Kies een goed moment, zodat ze merken dat je erbij komt staan. • Vraag de aandacht door bijvoorbeeld “hoi” te zeggen. • Luister naar het gesprek en vraag eventueel waar ze het over hebben. Bron: Dagblad Trouw 20 augustus 2005
Mentaal | 4
Mentaal | 5 7
Mentaal
De regiegroep WMO stelt zich voor Bij de regiegroep WMO kunt u terecht met vragen over onze WMO-gerelateerde activiteiten. In de regiegroep zijn medewerkers van onze instelling vertegenwoordigd die nauw betrokken zijn bij activiteiten die onder de WMO vallen. Voor vragen of informatie kunt u zich tot één van de leden wenden, maar ook via een algemeen emailadres kunt u uw vragen aan ons kwijt.
Voorzitter: Dhr. Koos Föllings Manager Preventie en Informatie, Acitiviteitencentra en Arbeidsrehabilitatie Stationsweg 46 5803 AC Venray T. 0478 527644 Mart van der Stelt Adviseur Bedrijfsvoering Dhr. Frans van Ool Manager Verslavingszorg Noord- en Midden-Limburg Wanssumseweg 12 5807 EA Oostrum 0478-527815
Dhr. Henk Verstappen Hoofd afdeling Preventie & Dienstverlening Eindstraat 24 5801 CR Venray 0478 531460
Even voorstellen...
Mijn naam is Mart van der Stelt. In juni van dit jaar ben ik gestart bij GGZ NML als adviseur bedrijfsvoering. In deze functie ben ik verantwoordelijk voor het financieel en contractueel beheer van de WMO- gelden. Mijn werk richt zich enerzijds op acquisitie-en aanbestedingstrajecten, anderzijds op het optimaliseren van de huidige werkprocessen en communicatielijnen. Ook het borgen van kennis
en expertise behoort tot mijn takenpakket. Ik hoop een bijdrage te leveren aan een efficiënt en flexibel productenaanbod op de prestatievelden van de WMO. In mijn functie ben ik lid van de regiegroep WMO. Tot slot nog even op het persoonlijke vlak. Ik ben getrouwd met Anna-Mary. We hebben een zoon (Ramon) van 18 jaar en een dochter (Carmen) van 16 jaar. Wij wonen in Melick. Mobiel ben ik bereikbaar op 06-41541779
De WMO-regiegroep wordt ondersteund door Paul de Bijl, Ria Lemmen en Monika Scholten
Mentaal | 6
Mentaal | 7
Mentaal
Code Melden van Kindermis handeling voor GGZ Begin mei is de “Code voor het melden van Kindermishandeling voor de ggz” gepubliceerd. Deze code is door GGZ Nederland en haar leden opgesteld en moet ervoor zorgen dat er vaker en sneller melding gemaakt wordt van een (vermoeden van) kindermishandeling. Met de code wil de ggz een bijdrage leveren aan de bescherming van kwetsbare kinderen, maar ook aan de hulpverlener die gaat spreken over (mogelijke) kindermishandeling. Het melden van kindermishandeling ligt gevoelig. Hulpverleners zijn gebonden aan verscheidene wettelijke regels en hebben een zwijgplicht ten aanzien van wat hen verteld wordt in een hulpverlenersituatie. Wanneer zij vermoeden dat hun cliënt is betrokken bij kindermishandeling, staan zij voor een dilemma: beschermen ze het kind of telt de zwijgplicht ten aanzien van de cliënt van de hulpverlener (de bescherming van de privacy van de cliënt) zwaarder? Een hulpverlener mag de zwijgplicht doorbreken wanneer er sprake is van een ernstig gevaar voor anderen. Daarnaast stelt de wet op de jeugdzorg dat een hulpverlener zonder toestemming inlichtingen kan verstrekken aan derden indien dit noodzakelijk wordt geacht om een situatie van kindermishandeling te beëindigen. Op deze twee aspecten is de code gebaseerd. “Spreken, tenzij in plaats van zwijgen, tenzij” is het uitgangspunt van de code. De code moet hulpverleners een leidraad geven om in situaties waarin zij worden geconfronteerd met (vermoedens van) kindermishandeling te spreken, tenzij in plaats van te zwijgen, tenzij. Uitgangspunt is dat het belang van het kind voorop staat.
Bent u geïnteresseerd en wilt u meer weten over deze code, dan kunt u contact opnemen met: Informatiecentrum Geestelijke Gezondheid GGZ Noord- en Midden-Limburg Stationsweg 46 5803 AC Venray telefoon 0478-527066 email:
[email protected] www.ggznml.nl
De code heeft tot doel om een breed draagvlak te creëren en kindermishandeling binnen instellingen bespreekbaar te maken. Op dit moment wordt binnen GGZ NML de implementatie van de code voorbereid.
Mentaal | 8
Mentaal | 9 7
Mentaal
Jeugd en risico’s Een paar feiten en cijfers
• S inds 1996 is er sprake van een daling in het gebruik van cannabis onder middelbare scholieren. Deze trend zet zich door in 2007 (bron: Jeugd en Riskant gedrag in 2007, Trimbos-instituut).
• 9 4% van de kinderen in Nederland tussen de 0 en 12 jaar heeft geen psychosociale problemen. • 6 % van de kinderen heeft ze wel. Een verhoogd risico op psychosociale problemen is zichtbaar bij jongens en bij kinderen uit gezinnen met een zwakke maatschappelijke positie (niet-Westers, lage opleiding moeder, onder de armoedegrens, eenoudergezin). De kans op psychosociale problemen neemt toe als kinderen uit een gezin komen waar meerdere van deze kenmerken tegelijkertijd voorkomen (bron: Kinderen in Nederland, SCP-publicatie 2005). • 3 % van de 8-12-jarige kinderen is depressief. Hiervan wordt 25% gesignaleerd door de jeugdgezondheidszorg (bron: Kinderen in Nederland, SCP-publicatie 2005). • 3 %-8% van de jongeren tussen 12 en 18 jaar maakt een depressieve periode door (bron: Nemesis-onderzoek). •O p basis van voornamelijk buitenlands onderzoek wordt aangenomen dat 3% tot 5% van de kinderen in Nederland onder de 16 last hebben van ADHD, waarvan 1% ernstig.
Mentaal | 10
• D e helft van de leerlingen heeft op 13jarige leeftijd al eens een glas alcohol gedronken. De helft van de leerlingen is op 15-jarige leeftijd al eens dronken geweest. Gemiddeld wordt het eerste glas alcohol binnen 1,6 jaar gevolgd door een eerste keer dronkenschap. Dit betekent dat er slechts een korte periode is om door middel van preventieve activiteiten zwaarder alcoholgebruik te voorkomen (bron: The House of Fun, Monshouwer 2008).
Dit zijn zo'n 40.000 kinderen tussen de 5 en 14 jaar (bron: website Trimbos-instituut). • U it Nederlands onderzoek is gebleken dat in de leeftijd van 13 tot 18 jaar 6% van de jongeren een gedragsstoornis (conduct disorder) heeft (bron: website Trimbos-instituut). • M inder dan 10% van de 8-12-jarige kinderen rookt of drinkt wel eens (bron: Kinderen in Nederland, SCP-publicatie 2005).
• H et alcoholgebruik onder de jongste groepen scholieren (12-14 jaar) is sterk afgenomen na een stijging van alcoholgebruik onder deze groep in 2003. Het niveau van alcoholconsumptie onder 12-14 jarige scholieren is daarmee terug tot het niveau van tien jaar geleden. Het alcoholgebruik onder jongeren van 15 jaar en ouder blijft onveranderlijk hoog (bron: Jeugd en Riskant gedrag in 2007, Trimbos-instituut).
• B ijna één op de tien kinderen in de basissschoolleeftijd wordt structureel gepest, dat wil zeggen twee of meer keren per maand of wekelijks (bron: Kinderen in Nederland, SCP-publicatie 2005). • I n 2007 werden in Nederland 16.932 meldingen van kindermishandeling gedaan bij de regionale Advies-en Meldpunten voor Kindermishandeling. Bij het regionale Advies-en Meldpunt Kindermishandeling van Noord-en Midden-Limburg kwamen 257 meldingen binnen (bron: Registratiegegevens van de Advies-en Meldpunten Kindermishandeling, 2007).
Mentaal Mentaal| |11 7
Mentaal
Nieuw in Limburg: Multi Systeem Therapie Sinds mei van dit jaar biedt GGZ NML Multi Systeem Therapie (MST) aan in Limburg. MST is een gezinsgerichte behandeling van jeugdigen met ernstige gedragsproblemen. De behandeling werd in de jaren zeventig in de Verenigde Staten ontwikkeld voor jeugdige delinquenten. Sinds enkele jaren maakt de therapie ook in Nederland opgang. De ontwikkeling en implementatie van deze behandeling en het onderzoek naar de effectiviteit van de methode in Nederland worden gecoördineerd door Zonmw (Nederlandse organisatie voor gezondheidsonderzoek en zorginnovatie) Het streven is om eind 2008 zo’n 19 MST-teams in heel Nederland actief te hebben. De medewerkers van deze teams, MST-therapeuten, krijgen een speciale opleiding in de methodiek. Is MST nu echt zo nieuw? Wat doet een MST-therapeut precies? En voor wie is MST bedoeld? We leggen deze en andere vragen voor aan Annemarieke, een psychologe die sinds mei van dit jaar is verbonden aan het uit vijf therapeuten bestaande MST-team van GGZ NML.
Wat is zo nieuw aan MST? “Als behandelmethode is MST niet nieuw. In de Verenigde Staten wordt de behandeling al lange tijd toegepast. Er zijn daar ook veel onderzoeken naar gedaan. In Nederland daarentegen is het wel een vrij nieuwe methode. Nieuw is dat in de behandeling uitsluitend wetenschappelijk bewezen technieken worden ingezet. MST is een heel intensieve behandelmethode. Je bent als therapeut maximaal vijf maanden bezig in een gezin, dan is het klaar. De korte tijd die je hebt moet je zo goed mo-
Mentaal | 12
gelijk benutten. Je wilt daarom zeker weten dat wat je doet, ook werkt. Vernieuwend is ook dat de jongere weliswaar wordt aangemeld, maar dat we in de behandeling zelf intensief met de ouders werken, maar ook met degenen daarbuiten die invloed hebben op het gedrag van de jongere: school, vrienden, vrijetijdbesteding, opa en oma.” Wat doet een MST-therapeut precies in een gezin? “Afhankelijk van de fase waarin de behandeling zich bevindt, bezoeken we het gezin gemiddeld drie keer per week. We proberen zoveel mogelijk te doen en zo min mogelijk te praten. In het begin voeren we wel gesprekken, maar we gaan vooral op zoek naar de factoren die maken dat een jongere zich op een bepaalde manier gedraagt. In de MST-terminologie worden deze factoren de ‘drivers’ van het gedrag genoemd. Ze maken onderdeel uit van een “fit-circle” waarmee het gedrag van de jongere kan worden begrepen. Als we deze fit-circle in beeld hebben, gaan we daarmee aan de slag. De interventies zijn vooral gedragstherapeutisch van aard. Ik neem de rol van ouders niet over, maar probeer vaardigheden over te dragen die hen helpen weer ouder te zijn. Ik probeer ouders sterker te maken. Ik ga ook na welke rol school, familie, vrienden, of anderen spelen in het gedrag van de jongere. Als het nodig is, ga ik met anderen om de tafel. Mijn rol is vaak die van tussenpersoon.”
Welke jongeren komen in aanmerking voor een MST-behandeling ? “De methoden die we inzetten in de behandeling zijn gericht op jongeren met ernstig anti-sociaal gedrag. Anti-sociaal gedrag is een belangrijk criterium voor deelname aan de behandeling. De jongere is crimineel, fysiek of verbaal agressief of luistert niet meer naar gezaghebbende personen zoals ouders of onderwijzers. Jongeren die voor MST in aanmerking komen, hebben een OTS (onder toezichtstelling) of een jeugdreclasseringsmaatregel. In ieder geval is er een juridisch kader waarin MST als laatste optie, voorafgaand aan een uithuisplaatsing of gevangenisstraf, wordt aangeboden. Dat juridisch kader vormt een ‘stok achter de deur’ en een belangrijke motivatie om met de behandeling door te gaan. De leeftijd van de jongeren ligt tussen de 12 en 17,7 jaar. Die bovengrens wordt goed bewaakt, omdat voor jongeren die 18 worden het juridisch kader voor de behandeling wegvalt. De ondergrens is meer flexibel. Voor jongeren met een zeer laag IQ is de behandeling niet geschikt. De behandeling veronderstelt dat een jongere in staat is in korte tijd nieuw gedrag aan te leren. Dat is voor deze groep moeilijk. Aan ouders stellen we als voorwaarde dat ze bereid moeten zijn de deur voor ons open te zetten. Ze hoeven niet gemotiveerd te zijn. Als MST-therapeuten zijn we erg koppig. We gaan en blijven op zoek naar mogelijkheden die werken. “Whatever it takes”…zeggen ze in de Verenigde Staten.”
Werken jullie met andere instellingen samen? “De organisatie die jongeren naar ons verwijst is Bureau Jeugdzorg. Door Bureau Jeugdzorg wordt de OTS en de jeugdreclasseringsmaatregel uitgevoerd. De Raad voor Kinderbescherming en de jeugdofficieren van justitie kunnen de rechter adviseren om MST op te leggen als een jongere voor een strafbaar feit voor de rechter moet komen. De samenwerking met deze organisaties verloopt heel goed. We ontmoeten hier mensen die graag mee willen denken.” Wat zijn je ervaringen als MST-therapeut tot nog toe? “Het is een intensieve baan. We zijn 24 uur per dag en 7 dagen in de week bereikbaar. Dat betekent dat we regelmatig bereikbaarheidsdiensten draaien. Verder worden we zelf ook vrij intensief begeleid. En de problematiek in de gezinnen is best heftig. Maar ik ben heel erg enthousiast! Het team is goed, qua samenstelling gevarieerd. De mensen in de gezinnen zijn open, de gesprekken bijzonder. Hiervoor werkte ik in de gevangenis en zag ik dat mensen die werden ontslagen, snel terugvielen, omdat het oude netwerk niet veranderde. Met MST heb ik een concrete methodiek in handen voor deze doelgroep. Mijn ervaring tot nu toe is dat de ouders zeer gemotiveerd zijn en stappen vooruit zetten.”
Mentaal | 13
Mentaal
Jong in de GGZ Het verhaal van Iris1, 19 jaar “Ik was heel erg onzeker. Over vanalles. Over mijn uiterlijk. Of ik wel een leuk iemand was. Ik vroeg me voortdurend af wat anderen van mij vonden. Ik dacht bij voorbaat dat ze me niet leuk zouden vinden. Ik ben bij het maatschappelijk werk een assertiviteitscursus gaan volgen, maar dit bleek niet voldoende te zijn. Zij verwezen me na een poosje door naar een instelling voor geestelijke gezondheidszorg. Daar ben ik uiteindelijk aangemeld bij de Adolescentenkliniek. Ik besefte niet echt wat er aan de hand was. Wel dat het niet goed ging. Ik had 5 VWO overgedaan, was daarna naar 4 HAVO gegaan, maar het hielp allemaal niet. Het bevestigde alleen maar mijn eigen falen en dat ik niet te helpen was. Daarvan was ik overtuigd. Ik zat vast en had geen zelfvertrouwen.“ “De eerste periode op de adolescentenkliniek was heel zwaar. Ik probeerde overal aardig te zijn, maar dat was niet altijd gemakkelijk. Het ging naar mijn gevoel ook alleen maar slechter. De weekenden thuis waren moeilijk. Ik zocht voortdurend bevestiging dat ik bij het gezin hoorde. Maar hoe vaak mijn ouders, mijn zusjes en mijn broertje die bevestiging ook gaven, het was nooit genoeg voor mij. Ik vond het ook moeilijk om te zien dat het voor mijn vriendinnen gewoon doorging. Zij deden eindexamen, gingen op vakantie. Voor mij zat het er niet in. 1
Mentaal | 14
Dat was weer aanleiding tot meer negatieve gedachten”. “Ik wilde weg uit de kliniek. Dat ik ben gebleven, lag aan de begeleiders en mijn ouders. Ze dwongen me nooit, maar ik denk ook dat ik zelf ergens heel graag wilde. Ik had hoop dat ik gelukkig kon worden. Toen betekende dat voor mij, dat iedereen me leuk zou vinden, dat ik een vriend zou hebben en vriendinnen”. “Het is heel confronterend om met zoveel mensen samen op een kliniek te zijn. Maar ik heb ook ontzettend veel steun gehad aan de groep. De groep is heel belangrijk in hoe het nu met me gaat. Je krijgt een band, je deelt iets met elkaar. Ik vond het moeilijk om te zien dat anderen uit de groep die ik leuk vond, zichzelf niet leuk vonden. Maar op een gegeven moment merk je dat dat ook andersom zo was. En als je dan ziet dat er bij iemand anders iets verandert, geeft dat vertrouwen; zie maar, het kan wel!” De afgelopen anderhalf jaar zijn snel en tegelijkertijd heel langzaam gegaan. Soms gebeurt er in twee dagen zóveel met iedereen en is het zó heftig, dat het wel lijkt alsof er weken voorbij zijn gegaan. Maar ik vond vaak dat het langzaam ging en zag niet dat ik vooruitkwam.
Ik wilde naar school, op vakantie, nog meer therapieën op een dag. Terwijl ik ook heel moe was en dacht dat die therapie niet zou helpen. Lekker dubbel.” “Op een gegeven moment heb je het. In één keer lukt het wel. Ik herinner me dat ik op het strand zat en me niet afvroeg wat iedereen om me heen van mij dacht. Dat was een ontzettend mooi moment. Ik twijfelde nog steeds aan mezelf, maar kon ook vaker horen dat iemand een compliment maakte en dat meende. Ik ging er niet meteen hard tegen in.” “Ik geniet nu van dingen. Ik kan in de trein of bus zitten en me heel gelukkig voelen. Dat is lang geleden. Ik probeer geen grote verwachtingen te hebben. Ik ga naar school. Ik doe vier vakken op de HAVO voor volwassenen. Het is
lang geleden dat ik heb geleerd. En ik heb een baantje in een restaurant. Dat zou ik een jaar geleden niet gedurfd hebben. Als ik dan iets had laten vallen! Ik heb geleerd op een andere manier te reageren en te denken, niet meteen negatief, ook als ik het er niet mee eens ben. Als mijn ouders zeggen dat ze trots op me zijn omdat ik ben doorgegaan, vind ik dat nu fijn om te horen.” “Iedereen heeft iets moois, vind ik. Zolang je dat maar wilt zien. Ik heb in het verleden vaak de aandacht afgeleid van mezelf. Dacht dat mijn uiterlijk en prestaties belangrijk waren. Maar innerlijk geluk en vertrouwen hebben in jezelf zijn belangrijk. Dat is pas mooi. Dat geef ik graag door aan andere jongeren.” Opgetekend door Monika Scholten
Iris is een gefingeerde naam. Mentaal | 15
Mentaal
Keetbezoekers scoren boven norm van zware drinkers Is een keet meer dan een ontmoetingsplaats voor jongeren? Marjolein Dohmen en Ria Compagne, medewerkers van de afdeling Preventie en Informatie van GGZ NML, onderzochten de vraag of het bezoeken van een keet leidt tot een grotere alcoholconsumptie onder jongeren. In het rapport “Keten in keten, een verkennend onderzoek in de gemeenten Venlo en Venray” doen zij verslag van dit onderzoek.
De favoriete alcoholische drank in een keet is bier. De keetbezoeker die alcohol drinkt (de niet-drinkers zijn hier niet meegeteld), drinkt op een avond gemiddeld 10 tot 20 glazen bier. Met deze hoeveelheid alcohol scoren de keetbezoekers boven de norm van de “zware drinker”. Een “zware drinker” drinkt minstens eenmaal per week zes of meer glazen alcoholische drank op één dag. Verder geven de jongeren in het onderzoek aan dat zij zelden of nooit drugs gebruiken. Een aantal jongeren heeft wel eens geblowd en in een aantal keten is wel eens hasj of wiet gebruikt. Bevestiging van de hypothese dat het bezoeken van een keet bijdraagt aan een grotere
alcoholconsumptie hebben de onderzoekers niet kunnen vinden. Ook andere onderzoekers komen niet tot een dergelijk conclusie. De onderzoekers van Trend-Watch (“Gebruikersmarkt uitgaansdrugs in Nederland 2006- 2007”, Nabben, Koet & Korf) stellen weliswaar vast dat de keten ‘drijven op alcohol’, maar concluderen ook dat moeilijk is vast te stellen of het overmatige alcoholgebruik onder jongeren een typisch keetfenomeen betreft of samenvalt met een meer algemeen verschijnsel van groeiend alcoholgebruik onder jongeren, vooral op het platteland. Adviezen voor ketenbeleid
Uit het onderzoek van Trend-watch blijkt dat gemeenten niet zondermeer willen optreden Percentage keetbezoekers per leeftijd Percentage keetbezoekers
Jongeren bezoeken een keet gemiddeld twee keer per week. Iets meer dan de helft van de keetbezoekers is man (54.2 % tegenover 45.8 % vrouw). Iets meer dan de helft (55%) van de jongeren volgt een opleiding op het VMBO, gevolgd door VWO (21%) en HAVO (20%). Een meerderheid van de ketenbezoekers rekent zich tot de autochtone bevolkingsgroep (87%). Andere nationaliteiten van keetbezoekers zijn onder meer Duits, Turks en Marokkaans.
40 35 30 25 20 15 10 5 0
12
13
14
15
16
17
18
Leeftijd in jaren
tegen keten. Keetjongeren veroorzaken doorgaans weinig overlast; ze kunnen goed voor zichzelf zorgen en creëren vermaak op eigen kosten. Keetjongeren staan bovendien niet bekend als probleemjongeren. Vaak worden de keetbezoekers juist positief afgezet tegen andere meer problematische jongeren in het dorp. Keetjongeren hebben vaak veel tijd en energie geïnvesteerd in hun keet. Voor het sluiten van een keet bestaat weinig draagvlak. Ouders vinden het vaak prima als jongeren een eigen plek hebben waar ze zich ophouden. Hoewel keetjongeren weinig problemen veroorzaken, zijn Dohmen en Compagne van mening dat gemeenten zich meer met keten moeten bezighouden. In hun rapport geven zij een aantal adviezen. Ten eerste adviseren zij om keten een plek te geven in het jeugdbeleid. Daarmee ontstaat de mogelijkheid om de positieve dimensies
van keten te erkennen en benoemen. Keten worden door jongeren immers als positief ervaren. Het zijn ontmoetingsplekken waar vriendengroepen samenkomen, waar gepraat wordt en naar muziek wordt geluisterd. Het jongerenwerk biedt verschillende mogelijkheden om zicht te houden op de keten, zodat de gemeente tijdig kan reageren wanneer het uit de hand loopt. Ten tweede adviseren de onderzoekers om het bestaande lokale alcohol-en drugspreventiebeleid van toepassing te laten zijn op keten. Keten hoeven niet in een negatieve uitzonderingspositie te worden geplaatst. Ten slotte adviseren de onderzoekers om een centrale informatievoorziening voor keten in het leven te roepen, bijvoorbeeld een website. Hierop zouden jongeren en ouders tips moeten kunnen vinden over brandveiligheid en over het opstarten en beheren van een keet.
Bron: Keten in keten? Een verkennend onderzoek in de gemeenten Venlo en Venray Mentaal | 16
Mentaal | 17
Mentaal
Drieluik interview beleidsambtenaren jeugd Venlo, Roermond en Weert
Gemeente : Venlo Afdeling : Stadsbeleid Naam : Ine- Sijbers- Bergmans Functie : Beleidsmedewerker Jeugd-Welzijn
Gemeente : Roermond Afdeling : Zorg en Activering Naam : Marieke Cloosterman Functie : Beleidsmedewerker Zorg en Activering
Gemeente : Weert Afdeling : Samenleving en burgers Naam : Gonnie Poell Functie : Regisseur jeugdzorg
“Welke betrokkenheid heeft de gemeente bij beleidsveld jongeren?” “Jongeren moeten participeren in de maatschappij. Wij kijken naar het totaalplaatje. Op dit moment zijn we bezig met de ontwikkeling van centra voor jeugd en gezin”
“Welke betrokkenheid heeft de gemeente bij beleidsveld jongeren?” “Het beleidsterrein jeugd heeft al enige jaren prioriteit. We zijn bezig met de uitvoering van de nota “Op de groei” en een nieuwe nota is in voorbereiding. Er wordt gekeken naar de brede context waarin een kind zich bevindt, bijvoorbeeld niet alleen naar het functioneren van een kind op school maar ook de gezinssituatie.
“Welke betrokkenheid heeft de gemeente bij beleidsveld jongeren?” “Samen met de gemeenten Nederweert en Leudal hebben we een deelnota jeugd ontwikkeld. Via een zevental thema’ s is afgesproken hoe we het beleidsveld Jeugd gaan invullen.”
“Welke uitdagingen/mogelijkheden biedt de WMO als je naar de jeugd kijkt?” “Vanaf 2000 heeft de gemeente al veel aandacht op de jeugd gevestigd. Van meet af aan is daarin opgetrokken met ketenpartners. Het is zaak om met alle betrokken partijen tot een gezamenlijk plan voor kind en gezin te komen. Samen moeten we naar een goed resultaat streven.”
Mentaal | 18
“Welke uitdagingen/mogelijkheden biedt de WMO als je naar de jeugd kijkt?” “De WMO bakent zaken beter af. De gemeente heeft minder beleidsvrijheid, maar een duidelijke regierol in het preventieve jeugdbeleid. De gemeente Roermond focust op de ontwikkeling van de jeugd.”
“Welke uitdagingen/mogelijkheden biedt de WMO als je naar de jeugd kijkt?” “Op basis van een enquête onder ouders en kinderen is ons duidelijk geworden dat de ontwikkeling van Centra voor Jeugd en Gezin belangrijk is. Ouders en jongeren moeten, als ze vragen hebben, ergens terecht kunnen.”
“Kunt u leuke successen melden, projecten die goed van de grond zijn gekomen?” “Venlo heeft het Jeugd informatie Punt opgericht. Het wordt goed bezocht door jongeren. Zij kunnen hier terecht met vragen op verschillende terreinen. Verder loopt een project rondom jonge moeders waarmee we op de goede weg zijn. We kijken met partners naar de mogelijkheden voor begeleiding van deze groep. Met dit project zijn we op de goede weg.”
“Kunt u leuke successen melden, projecten die goed van de grond zijn gekomen?” “Het project Samen Starten dat is gericht op vroegsignalering en ketensamenwerking rondom het jonge kind. Daarnaast hebben we onlangs een middag met de ketenpartners georganiseerd. Dat was een succes en een eye-opener en leverde handvatten op voor verbetering van de samenwerking.”
“Kunt u leuke successen melden, projecten die goed van de grond zijn gekomen?” “Een voorbeeld is de samenwerking tussen verschillende partijen (bijvoorbeeld peuterspeelzalen en jeugd gezondheidszorg JGZ). Deze verloopt goed. Verder bestaat er een project waarbij jongeren, die niet meteen op de reguliere arbeidsmarkt kunnen starten, begeleid worden. Ze kunnen onder begeleiding in een bedrijf functioneren. Op deze manier worden arbeidsvaardigheden aangeleerd.”
“Hoe ziet uw dag eruit?” “Heel divers! Telefoontjes afhandelen, problemen oplossen, veel overleggen met partners in het werkveld, en netwerken.”
“Hoe ziet uw dag eruit?” “Dat is heel wisselend. Ik stem veel intern en met ketenpartners af en daarnaast ben ik o.a. druk bezig met het schrijven van beleidsnotities en het uitvoeren van “Op de groei”.
“Hoe ziet uw dag eruit?” “Ik overleg veel met ketenpartners en daarnaast ben ik actief betrokken bij de ontwikkeling van beleidsnota’ s die op jeugd gericht zijn.” Mentaal | 19
Mentaal
Kinderen die de aandacht moe ten krijgen
KOPP/KVO is de aanduiding van een preventieprogramma van de afdeling Preventie en Informatie van GGZ NML in samenwerking met RiaggZuid. KOPP staat voor Kinderen van Ouders met Psychische Problemen. KVO staat voor Kinderen van Verslaafde Ouders.
Kinderen van ouders die kampen met psychische problemen en verslavingsproblemen maken vaak mee dat hun ouders onvoorspelbaar reageren, zich ‘vreemd’ gedragen of regelmatig boos, moe of verdrietig zijn. Binnen deze gezinnen doen zich vaker dan gemiddeld spanningen voor en komt echtscheiding vaker voor. Onderzoek wijst uit dat ruim 30% van deze kinderen later zelf ernstige psychische problemen kan ontwikkelen. Binnen de geestelijke gezondheidszorg worden de kinderen tot een risicogroep gerekend, zelfs één van de grootste risicogroepen. In Nederland hebben 1,6 miljoen kinderen en jongeren tot 22 jaar een ouder met een psychisch of verslavingsprobleem. Er zijn er meer dan 800.000 ouders die kampen met één of meerdere van deze problemen. Daarin schuilt het belang van het preventieprogramma KOPP/KVO.
Mentaal | 20
Met behulp van dit programma wordt getracht deze kinderen én hun ouders ondersteuning te bieden, zodat het risico op psychische problemen voor de kinderen zo klein mogelijk wordt. KOPP/KVO biedt kinderen steun en wil kinderen en hun ouders laten merken dat ze er niet alleen voor staan. Landelijk programma
KOPP/KVO wordt in diverse regio’s in Nederland uitgevoerd en ondersteund door het Landelijk Preventieplatform KOPP/KVO. Dit platform is ondergebracht bij het Trimbosinstituut (het landelijk kennisinstituut voor GGZ, verslavingszorg en maatschappelijke zorg). Binnen het platform wordt de kennis, die is ontwikkeld over effectieve manieren om de risico’s op psychische problemen te verminderen, verspreid en overgedragen. Ook worden activiteiten uitgezet om kinderen en ouders te ondersteunen. Zo is er onder meer een brochurelijn ontwikkeld onder de titel KIPIZEVERO die ouders, kinderen en mensen in hun omgeving van informatie voorziet. Er zijn twee websites ontwikkeld, één voor kinderen ( www.kopstoring.nl) en één voor ouders (www. kopopouders.nl). Deze websites zijn niet alleen informatief. Zij bieden ook de mogelijkheid aan kinderen en ouders om online groepscursussen te volgen. Er kan via email advies worden gevraagd aan een deskundige en kinderen en ouders kunnen er hun verhaal kwijt.
Het preventieprogramma KOPP/KVO voorziet ook in lokale en regionale activiteiten. In Noord- en Midden-Limburg zijn Ria Compagne en Marleen Faber, preventiemedewerkers van GGZ NML en Fien Beijers, preventiemedewerker van Riagg Zuid, de vormgevers van KOPP/KVO. Zij vertalen de initiatieven van het landelijk platform naar de regio en zorgen voor een passend aanbod in geheel Noord- en Midden-Limburg voor kinderen, voor ouders en voor mensen die beroepsmatig met kinderen werken, zoals hulpverleners of onderwijzers. Inmiddels heeft een groot aantal instellingen op het gebied van de jeugdgezondheidszorg zich bereid verklaard actief mee te werken aan dit preventieprogramma met als gevolg dat een deel van de activiteiten met andere instellingen kan worden uitgevoerd. Enkele activiteiten uit het Preventieprogramma zijn:
Preventie-op-Maat, ondersteunende gesprekken voor zowel ouders als kinderen. In de preventie-op-maat gesprekken worden zowel ouder als kind geholpen met allerlei vragen die specifiek zijn voor hun situatie. Indien nodig worden ze verwezen naar passende hulpverlening. De “Doe-Praatgroep”, een groepsprogramma voor kinderen in de leeftijd van 9- 12 jaar.
Mentaal | 21
Mentaal Verhaal van Robert (10 jaar): “Het gaat over papa. Hij doet zo vreemd. Hij is heel erg bang voor dingen. Dat zou je niet denken als je hem zag, want hij is heel sterk. Mama heeft uitgelegd dat hij bang is om met mensen te praten. Ze zegt dat hij er niets aan kan doen.
In deze groep ervaren kinderen dat ze er niet alleen voor staan. In groepsverband wordt gepraat over de thuissituatie en over de emoties die dat bij hen oplevert. Bovendien wordt op een duidelijke manier aan de kinderen uitgelegd waarom hun ouders soms zo reageren en krijgen ze tips over hoe ze daarmee om zouden kunnen gaan. De cursus “Opvoeden: Een hele kunst”. Een cursus over opvoeden voor ouders met psychische- of verslavingsproblemen. Het opvoeden van kinderen is vaak ingewikkeld en vermoeiend, zeker als je als ouder belast bent met ernstige psychische problemen. In deze cursus kunnen ouders ervaringen uitwisselen. Het gevoel van “niet alleen staan” speelt hier eveneens een belangrijke rol. De ouders worden tijdens de cursus ondersteund door deskundigen. De gezinsinterventie “Beardslee”. Bij dit gezinsprogramma staat het begrip communicatie centraal. Leren praten met elkaar over de (gevolgen
Mentaal | 22
van ) de psychische problemen versterkt de onderlinge band en verbetert de relaties tussen de gezinsleden. Ten slotte is er binnen het preventieprogramma KOPP/KVO veel aandacht voor consultatie, voorlichting en deskundigheidsbevordering aan professionals. Veel professionals binnen zowel volwassen- als jeugdzorg, maar ook artsen en leerkrachten worstelen in hun werk met vragen als: “Hoe weet ik of ik me zorgen moet maken in deze situatie?”, “Waar kan ik terecht met deze zorg?”, “Hoe kan ik dit kind/deze ouder helpen/steunen?”, “Wat doe ik in de klas aan het feit dat mijn leerling gepest wordt met zijn ‘gekke’ moeder?”. Met consultatie, nieuwsbrieven, voorlichtingsbijeenkomsten en deskundigheidsbevordering vertalen de preventiewerkers de beschikbare informatie naar het professionele werkveld. Vaak doen zij dit in samenwerking met specialisten uit de zorg.
Vroeger vond ik het altijd leuk als hij thuis was, maar nu niet. Hij zit de hele dag maar op de bank te roken. Soms zegt hij dat hij mij naar voetballen gaat brengen, maar hij doet het toch niet. Net als we de deur uitgaan, moet hij ineens heel erg naar de wc en zegt hij: “Laat mamma je toch maar brengen.” Ik denk wel eens dat hij boos op me is, omdat ik niet zo goed kan voetballen. Hij kon vroeger heel goed voetballen, dat heeft hij me zelf verteld. We gingen ook wel eens doelschieten hier op het plein. Nu is het altijd zo saai thuis. We gaan nooit meer ergens heen. Dat kan niet door papa. Hij wil ook niet meer naar de verjaardag van opa en oma. Van al die mensen in de kamer gaat hij helemaal zweten. Bij ons komt ook bijna niemand meer op bezoek. Gelukkig wonen opa en oma vlakbij. Opa is laatst meegegaan naar voetballen. Niemand anders z'n opa is ooit komen kijken, dat was echt gaaf!”
Bron: www.kopopouders.nl
Mentaal | 23
Mentaal Interview met Marleen Faber
Kan een kind begrijpen wat er met vader of moeder aan de hand is? Wat is uw rol binnen KOPP/ KVO? “Mijn betrokkenheid met KOPP stamt uit 1994. Als hulpverlener binnen de jeugdzorg raakte ik destijds betrokken bij enkele activiteiten uit het preventieproject KOPP van de toenmalig afdeling Preventie van RIAGG Noord-Limburg. Na mijn overstap naar deze afdeling heb ik de coördinatie van dit project gekregen. Ik coördineer het preventieprogramma en de diverse activiteiten uit dit programma samen met mijn collega KOPP/ KVO- preventiewerkers van GGZ NML en RiaggZuid. Daarnaast geef ik consultatie, voorlichting en deskundigheidsbevordering aan intermediairen en voer de Preventie-opMaat-gesprekken en de Doe-praatgroep uit. Verder ben ik in Noord-Limburg voorzitter van het KOPP/KVO-platform, waarin diverse (hulpverlenings-) instellingen de handen ineen hebben geslagen om gezamenlijk te werken aan een aanbod dat de risico’s voor deze kinderen vermindert.” Kan een kind begrijpen wat er met vader of moeder aan de hand is? Hoe moet je zoiets als ouder aanpakken? “Ouders vinden het vaak moeilijk om met hun kinderen te praten over hun problemen. Vaak denken ze dat praten over problemen met hun kind de problemen voor hun kind
Mentaal | 24
alleen maar erger maakt. Toch merken kinderen het altijd als er iets met hun ouder aan de hand is, ook al wordt daar helemaal niet over gepraat. In de praktijk blijkt bovendien dat ouders vaak worstelen met de vraag of hun problemen van invloed zijn op de kinderen. Schuldgevoel, onwetendheid, onvermogen, het kan allemaal een rol spelen.” “Ik denk dat kinderen er recht op hebben te weten dat het gedrag van hun ouder veroorzaakt kan worden door een psychische ziekte. Vergelijk het maar met een ouder met bijvoorbeeld een gebroken been; het feit dat deze ouder (tijdelijk) niet in staat is om met zijn kind een partijtje te voetballen is voor iedereen begrijpelijk. Maar een ouder die niet in staat is tot dat partijtje voetbal vanwege een ernstige depressie kan op veel minder begrip rekenen. Er is immers ‘niets te zien’ of erger nog: ‘eigen schuld’. En dan heb ik het nog niet eens over ouders die zoveel gedronken hebben dat het überhaupt onmogelijk is om rechtop de benen te staan. Kinderen raken verstikt in emoties en loyaliteiten en vinden het gedrag van de ouder vaak ‘onbegrijpelijk’. Kinderen moeten, in voor hun leeftijd begrijpelijke woorden, uitgelegd krijgen dat hun ouder kampt met een (ernstig) psychisch probleem. Kinderen gaan, als ze geen uitleg krijgen, eigen verklaringen maken, die soms nog erger zijn dan de werkelijkheid. Ze gaan bijvoorbeeld denken dat zij schuld hebben aan
het gedrag van hun vader of moeder of dat hun ouders zich zo gedragen omdat ze niet van hun kinderen houden. Ik adviseer ouders altijd om eerlijk te zijn. Kinderen zullen het ‘onbegrijpelijke’ gedrag immers altijd opmerken. Met openheid kun je veel bereiken. Je kunt dan veel kou uit de lucht nemen.” Toch lijkt mij dat heel moeilijk. Kunt u een concreet voorbeeld noemen? “Ik had een tijd geleden een jongetje in de groep zitten. Wim (fictieve naam) vertelde mij dat mama altijd moe was. Wim gaf aan dat als hij op school iets leuks had meegemaakt, hij dit nooit bij thuiskomst tegen mama kon vertellen. Volgens Wim reageerde zijn moeder helemaal niet en dat kon hij moeilijk accepteren. Hij nam het haar kwalijk en werd steeds bozer op zijn moeder, die vaak op de bank lag,
maar ook meer verdrietig vanwege het gebrek aan aandacht. Als reactie op dit verhaal heb ik hem verteld dat ik hem goed kon begrijpen. Hij had immers iets leuks beleefd en dan wil je dat natuurlijk het liefst met je moeder delen. Om Wim te helpen om met deze ‘onbegrijpelijke’ reactie van zijn moeder om te gaan, heb ik voorgesteld de ziekte van zijn moeder (depressie) te visualiseren. Ik heb Wim gezegd dat hij moet denken aan een stuk verband dat om het hoofd van zijn moeder zit. Het denkbeeldige verband om het hoofd van zijn moeder ging ervoor zorgen dat Wim het gedrag van zijn moeder niet als een afwijzing van zijn verhaal ging zien, maar ging begrijpen dat het soms gewoon onmogelijk voor zijn moeder was om aandacht op te brengen voor zijn verhalen. We hebben gekeken welke momenten beter geschikt leken of aan wie hij zijn verhalen dan wel kwijt kon. In zijn geval een tante waar hij veel contact mee had. Het is moeilijk maar Wim begrijpt de situatie beter. ‘Mama is gewoon een beetje anders’. Vaak leg ik ook iets uit aan de hand van de vergelijking met een harde schijf van een computer die bepaalde programma’s niet kan draaien. Kinderen kunnen zich bij een computer makkelijk zaken inbeelden. En ook dat bepaalde programma’s op gezondere computers nu eenmaal beter ‘draaien’ dan op computers die besmet zijn met een virus. Aan de
Mentaal | 25
Mentaal buitenkant lijkt het gewoon, maar binnenin zit wel een probleem.” Wat is de rol van de gemeente in deze preventieprogramma’s? “Ik merk dat gemeenten op dit moment zoekende zijn. De interesse is er. Dit heb ik ook gemerkt tijdens een KOPP/KVO-symposium dat de preventiewerkers KOPP/KVO vorig jaar voor een breed publiek aan professionals hebben georganiseerd en waarbij diverse gemeente-ambtenaren aanwezig waren. Een deel van onze afdeling heeft in eerdere tijden nooit contact gehad met gemeenten omdat onze activiteiten op een andere wijze werden gefinancierd. In het kader van de gewijzigde financiering en de WMO hebben we elkaar nu wel nodig. Al is dit eerlijk gezegd voor mij nog vooral onbekend terrein. Het onderhouden van contacten laat ik dan ook graag over aan mijn leidinggevende Henk Verstappen.” Wat maakt dit werk zo boeiend? “Ik heb het project zien ontwikkelen tot een programma met een breed draagvlak, zowel op landelijk als regionaal niveau. De uitbreiding met KVO (Kinderen van Verslaafde Ouders) en de samenwerking met RiaggZuid en diverse maatschappelijke partners op regionaal en landelijk nivo maken het programma uitermate boeiend. De heldere lijnen met het Trimbos Instituut (Landelijk Kennis Instituut voor geestelijke gezondheidszorg, verslavingszorg en maatschappelijke zorg), het in groter verband ontwikkelen, evalueren en onderzoeken van effectieve middelen
Mentaal | 26
om de risico’s voor deze kinderen te verkleinen, is uitermate boeiend en na jaren nog steeds inspirerend. Nu we jaren verder zijn, zie je dat 30 tot 40 GGZ- instellingen zich hebben aangesloten bij de landelijke werkgroep. KOPP/ KVO wint steeds meer terrein in Nederland. Er komt steeds meer aandacht voor kinderen van ouders met psychische problemen en kinderen van verslaafde ouders. Al gaat een en ander nog niet zo snel als ik zou willen.” “Ook op inhoud blijft de diversiteit van het werk me boeien. Ik werk zowel direct met kinderen en ouders als indirect met instanties. Ik vind het preventieprogramma KOPP/KVO ook uitermate zinvol. Ik wil met mijn werk KOPP/ KVO uit de taboesfeer halen. Helaas komt het (te) vaak voor dat er niet gepraat wordt, niet door ouders, niet door kinderen, niet door de omgeving en helaas te vaak, ook niet door hulpverleners. Hulpverleners uit verschillende instellingen zouden elkaar moeten weten te vinden en vaker overleggen met elkaar. Er zouden bruggen geslagen moeten worden tussen de jeugdzorg en volwassenzorg in plaats van dat men blijft zitten op het eigen veilig en bekende eiland. Bovendien is men naar mijn idee in de hulpverlening te vaak gefocust op verandering. Sommige ouders zouden naar mijn idee juist meer praktische ‘stut en steun’ moeten kunnen ontvangen zodat er, ondanks de problemen, toch een leefbaar gezinsklimaat kan worden gecreëerd. Acceptatie van en steun voor ouders met psychische problemen zijn hierbij naar mijn idee sleutelwoorden.”
Wist u dat... er een website bestaat die is gericht op jonge mantelzorgers in Noord-Limburg? Op www.jongemantelzorgers.nl kunnen jongeren die mede zorg dragen voor een ziek familielid, waaronder familieleden met chronisch psychiatrische problematiek, informatie krijgen over ondersteuning die in deze regio wordt geboden. De website is opgezet naar aanleiding van een campagne waarin aandacht wordt gevraagd voor jonge mantelzorgers. Drie Noord- Limburgse welzijnsinstellingen (Synthese, Vorkmeer en Wel.kom) werken hierin samen.
Mentaal | 27
Mentaal
"Communicatie is belangrijk" aldus Judith Tonnaer
Gevaar en verdedigen Deze virtuele wereld onderscheidt zich in een aantal opzichten niet van de andere leefwerelden. Waar kinderen op school of daarbuiten te maken kunnen krijgen met pestgedrag, wordt in de virtuele wereld jammer genoeg ook gepest. De vorm waarin dat pesten gebeurt, is echter anders. Pesterijen kunnen via een mobiel worden opgenomen waarna ze op internet worden verspreid of anoniem via de msn plaatsvinden. De reden van pesten kan heel divers zijn. Kinderen kunnen erg hard zijn onder elkaar, verkeerde kleren, zin om te treiteren of ander gedrag (erg verlegen of stoer), kunnen al redenen zijn voor pesterijen. Voor kinderen is het moeilijk om zich te weren tegen deze vorm van pesten. De pest-teksten komen namelijk vaak anoniem op het computerscherm en kinderen vinden het moeilijk om deze teksten te relativeren. Kinderen nemen deze pesterijen vaak erg letterlijk en ontwikkelen daardoor angsten en/of agressie. Pesten via internet gebeurt vaak door
ontwikkeling van deze vaardigheden loopt niet altijd in de pas met hun emotionele ontwikkeling. Juist hierin hebben zij begeleiding nodig. Ouders spelen hierin een belangrijke rol. Volgens Judith Tonnaer is het van belang dat ouders samen met hun kinderen het internet verkennen. Ze zouden eigenlijk gewoon eens mee moeten kijken. Ouders weten namelijk vaak niet wat er op het internet te beleven is en wat het surfgedrag is van hun kinderen. Het advies van Tonnaer tijdens de ouderavonden die zij op basis- en voortgezet onderwijs-scholen verzorgt voor ouders en leerkrachten, luidt dan ook steevast: “Ga naast je kind zitten en kijk eens mee. Laat je jonge kind niet alleen het internet op gaan, begeleid hen daarin”! Ook als de kinderen ouder zijn en ze zelfstandig op het internet kunnen, moeten ouders een oogje in het zeil blijven houden. Laat je als ouder niet leiden door angst! Tijdens de ouderavonden die worden georganiseerd op aanvraag van scholen en ouderraden, worden de voor- en
Pesten in een digitale wereld Cyberpesten Zo’n 98% van de Nederlandse jeugd is dagelijks “on line”. Chatten, msn-en en mailen zijn onder de Nederlandse jeugd populaire manieren om met elkaar in contact te komen en met elkaar te ‘praten’. Volgens Judith Tonnaer, preventiewerker Jeugd bij GGZ NML en sinds anderhalf jaar actief bezig met preventiewerkzaamheden op het gebied van kinderen en moderne media, is de wereld van kinderen sterk veranderd. Naast de bekende leefmilieus van kinderen binnen het gezin, op school of in de directe leefomgeving, is het virtuele milieu een zeer belangrijke rol gaan spelen in het leven van kinderen.
Mentaal | 28
een anonieme dader. Voor de dader is het gemakkelijk om anoniem via een chatprogramma een ander kind psychisch pijn te doen. Grove woorden worden gemakkelijker ingetypt via een toetsenbord dan uitgesproken. Vaak blijkt de dader een bekende van het slachtoffer, een klasgenootje of een sportgenootje. Veel kinderen die zich schuldig maken aan cyberpesten zouden in de werkelijkheid niet durven te pesten. Cyberpesten mag daarom niet worden onderschat. Psychologen spreken van extremiteiten in de virtuele wereld . Omgaan met moderne media en cyberpesten Veel kinderen zijn in staat om in korte tijd vaardigheden te ontwikkelen om met de nieuwe media om te gaan. De
nadelen van de moderne media t.a.v. jeugdigen besproken en praktische tips uitgewisseld. Ouders kunnen met elkaar in gesprek gaan over het onderwerp en Tonnaer ondersteunt hen hierin met haar expertise. Met betrekking tot het voorkomen en omgaan van cyberpesten is het belangrijk dat kinderen wordt geleerd zorgvuldig met hun privacygegevens om te gaan (een slecht beheer van deze gegevens kan misbruik in de hand werken), pesters te blokkeren op msn en altijd pesterijen te melden! Tonnaer benadrukt ook het belang dat ouders duidelijke afspraken moeten maken met hun kinderen over het internetgebruik (op welke sites kijk je, hoe lang op het internet, wat gebeurt er op het internet etc.). Een goede open communicatie hierover is belangrijk. “Ouders maken ook vaak
afspraken met hun kinderen over waar ze uitgaan en hoe laat ze thuis moeten komen. Dit moet ook met het gebruik van internet gebeuren.” Tenslotte is het goed het internet niet alleen als ‘negatief’ te bestempelen. Internet kent veel leuke en waardevolle sites waar kinderen veel van kunnen leren. Zo kunnen ze leren hoe werkstukken gemaakt moeten worden en kan ondersteuning gevonden worden bij schoolopdrachten.
Enkele weetjes: Veel ouderen maken de fout hun kinderen het gebruik van Windows Live Messenger (“MSN”) te verbieden omdat ze bang zijn dat hun kind gepest kan worden. Dit is echter niet zo want je kunt niet “zomaar” tegen iedereen praten. Je accepteert zelf je contactpersonen. Als een persoon het e-mailadres van iemand weet te bemachtigen, kan hij dit invoeren bij MSN en zal degene van wie het adres is, gevraagd worden of hij de persoon toelaat in zijn “contactenlijst.” Dat wil zeggen dat hij de persoon toelaat in de lijst met mensen waarvan hij het adres kent; en dat de andere persoon kan zien dat hij online is. Als iemand dus gepest wordt via MSN, kan hij op “persoon blokkeren” klikken en kan deze persoon dus niet meer tegen hem praten. Zo hou je internet vet & veilig: • Plaats liever geen foto’s of filmpjes van jezelf op internet • Bewaar vervelende chats zodat je bewijs hebt wat er is gebeurd • Meld de pesterijen bij je ouders en/of leerkrachten, blijf hier niet alleen mee zitten!
Mentaal | 29
Mentaal
Betrek jongeren bij jeugdbeleid De centrale ambitie van prestatieveld 2 is het voorkomen van problemen bij jeugdigen bij het opgroeien en van ouders bij het opvoeden. Dit doen we door informatie, advies en lichte ondersteuning aan jeugdigen en ouders aan te bieden. Door vroegtijdig problemen te signaleren en participatie van burgers te stimuleren. Jeugdbeleid is meer dan het uitvoeren van preventie. Feitelijk sijpelt het jeugdbeleid door alle prestatievelden heen en overstijgt de WMO. Het jeugdbeleid moet in een gemeente integraal vormgegeven worden. Het omvat onder andere jongerenparticipatie, jeugdgezondheids zorg, onderwijs en educatie, jeugd en veiligheid. Jeugdbeleid is ook gericht op sport en cultuur.
Hoe past de WMO in het jeugdbeleid en het jeugdbeleid in de WMO? De WMO gaat over preventief jeugdbeleid. Alle ouders moeten binnen hun gemeenten ergens met hun vragen terecht kunnen, zonder dat zij daarbij te veel drempels ervaren. Alleen dan kunnen we voorkomen dat er echt problemen ontstaan. Gemeenten voeren verschillende wetten uit die over de jeugd gaan. Hoe past de WMO daarin? De WMO richt zich op preventie en is er dus om te voorkomen dat het misgaat met kinderen en jongeren. Daarnaast kunnen gemeenten de WMO inzetten om meer samenhang in het jeugdbeleid te brengen. Bij de Operatie-Jong (een samenwerkingsverband van 7 ministeries ter bevordering van samenhang in het jeugdbeleid) kijken de professionals verder dan het taakveld van hun eigen organisatie. Ze zetten het kind centraal in het beleid. Hoe gaat het preventieve jeugdbeleid er straks uitzien? Om te voorkomen dat het misgaat met de jongeren is het nodig dat er een goede informatie- en adviesfunctie in de gemeenten is. Ook is het nodig dat gemeenten alert zijn en signalen tijdig oppikken. Kinderen en hun ouders moeten de weg naar hulp gemakkelijk kunnen vinden. Er moet licht pedagogische hulp beschikbaar zijn. Ten slotte moet de hulp aan de kinderen goed gecoördineerd worden. De gemeenten moeten naar inventieve verbanden zoeken tussen jeugdbeleid en andere beleidsterreinen. En ze moeten zoveel mogelijk gebruik maken van de kracht en initiatieven van burgers. Is het WMO-jeugdbeleid er alleen voor de echte risicogezinnen? Nee, ik denk van niet. De WMO gaat over preventief jeugdbeleid. En dan maakt het niet uit of je erger voorkomt bij een “normaal”of bij een risicogezin. Het WMO-
Mentaal | 30
jeugdbeleid is er juist voor de kleine vragen. Opvoeden is een mooie taak, maar ook een moeilijke. Alle ouders hebben wel eens vragen over de opvoeding van hun kinderen, zonder dat dat meteen problematisch hoeft te zijn. Nu is het voor ouders vaak onduidelijk of er überhaupt steun beschikbaar is en waar die te vinden is. Dit is niet goed. Elke ouder moet binnen de gemeente ergens met zijn vragen terecht kunnen, zonder dat hij daarbij te veel drempels ervaart. Alleen dan kunnen we voorkomen dat er echte problemen ontstaan. De Centra Jeugd en Gezin zouden een plek kunnen vormen waar ouders met vragen terecht kunnen. In mijn visie is het Centrum voor Jeugd en Gezin een voor ouders en kinderen herkenbare, gemakkelijk toegankelijke plek in de buurt, vlak bij de school of bij het werk. Waar mensen gewoon even aan kunnen wippen. Ouders en kinderen - maar ook professionals - moeten hier terecht kunnen met vragen over opvoeden en opgroeien. Overigens moeten deze Centra voor Jeugd en Gezin niet alleen een vraagbaak vormen voor simpele opvoedingsvragen. Ze moeten ook hulp bieden aan gezinnen en jongeren met grotere problemen, problemen die het functioneren belemmeren. En natuurlijk moeten ze op tijd doorverwijzen. Integraal jeugdbeleid staat niet gelijk aan de thema’s van prestatieveld 2 van de WMO. De nadruk van prestatieveld 2 op preventieve ondersteuning maakt dat het curatieve jeugdbeleid niet aan bod komt. Er is ook sprake van een duidelijke overlap met de andere prestatievelden van de WMO, vooral prestatieveld 1. Daarnaast bestaat er duidelijke samenhang met progamma’s binnen onderwijs, sport, cultuur, en sociale zekerheid.
Cor Rutten, voorzitter Collectieve Cliëntenraad GGZ NML
Mentaal | 31
Mentaal
Preventie & Informatie najaar 2008
Jeugd Kinderen van ouders met psychische en/of verslavings problemen Wat? Doe-praat Groep Voor wie? Kinderen (9-12 jaar) van ouders met psychische en/of verslavingsproblemen Wanneer? 8 donderdag middagen (na schooltijd), start: 18 september Waar? Roermond Kosten? Geen. Wel graag aanmelden.
Volwassenen 18 – 55 jaar Wat? Cursus Aanpakken van stress: voorkomen van Burnout Voor wie? Volwassenen die last hebben van stress, burnout klachten of hiervan herstellende zijn. Wanneer? Start in september, 10 bijeenkomsten op dinsdagavond van 19.00 tot 21.30 uur. Waar? Venlo. Kosten? 95,- euro voor het cursusmateriaal ursus ‘In de put, uit de put’ - leren C omgaan met depressie Voor wie? Volwassenen vanaf 18 jaar met lichte tot matige depressieve klachten. Wanneer? Start 2 en 20 oktober, 12 bijeenkomsten op donderdag en maandag van 14.00 tot 16.00 uur. Waar? Venlo en Venray. Kosten? 45,- euro voor het cursusmateriaal Wat?
Kinderen/jongeren Wat? Cursus Opkomen voor jezelf (g)een kunst Voor wie? Kinderen en Jongeren (9-21 jaar) met problemen in de omgang met anderen Wanneer? Najaar 2008 Waar? Venray, Venlo, Helden (i.s.m. diverse jeugd, gezondheids en/of welzijnsinstellingen) Kosten? 35,- tot 85, - euro (aanmelden bij Synthese, Wel.kom en Vorkmeer) Wat? Cursus Beter Boos Voor wie? Jongeren (12 – 15 jaar) met agressieproblemen in de omgang met anderen Wanneer? Najaar 2008 Waar? Venray Kosten? 35,- euro
Wat? Cursus ‘Liever bewegen dan moe’ Voor wie? (Allochtone) Vrouwen van 20 tot 55 jaar met lichte tot matige depressieve klachten, stress en spanningsklachten Wanneer? Op aanvraag Waar? Venlo en Venray Kosten? Nog onbekend Wat? Cursus Met Lef! Voor wie? Volwassenen tussen 18 en 23 jaar die last hebben van onzekerheid in sociale situaties. Wanneer? Start in november bij voldoende deelnemers, 8 bijeenkomsten in de avonduren. Waar? Venray. Kosten? 35,- euro voor het cursusmateriaal
Mentaal | 32
Mentaal | 33
Mentaal
Het abc van de WMO GHIJKLMNOPQRSTUVWXYZ
ABCDEF
Met de invoering van de Wet op de Maatschappelijke Ondersteuning zijn verschillende werelden van beleid samengevoegd. Een van de neveneffecten is dat de WMO een eigen ‘begrippenkader’ heeft ontwikkeld. Met de rubriek “het abc van de WMO” willen we in iedere editie een aantal begrippen toelichten. Dat doen we totdat het woordenboek van de WMO compleet is. Hebt u suggesties, begrijpt u iets niet, en ziet u een begrip graag toegelicht, laat het ons weten (
[email protected]). In deze editie de aftrap met de letters G, K, P en W.
Wat? Cursus Geen Paniek! Voor wie? Volwassenen vanaf 18 jaar met lichte tot matige paniekklachten met en zonder agorafobie. Wanneer? Start in november bij voldoende deelnemers, 8 bijeenkomsten in de avonduren. Waar? Venlo. Kosten? 35,- euro voor het cursusmateriaal
Volwassenen 55+ Wat? Cursus Angst de Baas! Voor wie? Volwassenen vanaf 55 jaar met lichte tot matige angstklachten. Wanneer? Vanaf 16 oktober, 8 bijeenkomsten op de donderdagmiddag van 14.00 tot 16.30 uur. Waar? Venlo. Kosten? 35,- euro voor het cursusmateriaal
Familieleden van mensen met psychiatrische problemen Wat? Cursus Omgaan met borderline Voor wie? Familieleden en naasten van mensen met borderline Wanneer? Start in september, 10 bijeenkomsten in de avonduren. Waar? Venlo. Bij voldoende deelnemers start de cursus ook in Helden. Informatieavonden Wat? Informatie-avond rondom borderline Voor wie? Iedereen die betrokken is of informatie wil over de borderlinestoornis Wanneer? Woensdag 24 september en donderdag 16 oktober, in de avonduren Waar? Panningen (24 sept.) en Venlo (16 okt.)
Gemeente De gemeente speelt een centrale rol in de uitvoering van de WMO. De gemeente heeft naast al bestaande ook een aantal nieuwe taken gekregen om te zorgen dat burgers kunnen deelnemen aan de samenleving. Sommige gemeenten werken samen in de uitvoering van een aantal taken. In Noord-Limburg bijvoorbeeld hebben 23 gemeenten samengewerkt in de aanbesteding van de huishoudelijke hulp.
Voor meer informatie en aanmelding:
GGZ Geestelijke gezondheidszorg. In Limburg zijn er verschillende instellingen die geestelijke gezondheidszorg aanbieden. Daarnaast bieden ook particulieren, de zogenaamde vrijgevestigden, geestelijke gezondheidszorg. Een deel van deze zorg wordt gefinancierd in het kader van de WMO. Dat geldt onder meer voor de bemoeizorg, de preventie, informatie en voorlichtingsactiviteiten over psychische gezondheid en de openbare geestelijke gezondheidszorg.
Informatiecentrum Geestelijke Gezondheid (IGG) Tel.: 0478 – 52 7066 of e-mail:
[email protected]
Keten Ontmoetingsplekken waar jongeren bij elkaar komen. Schuurtjes, caravans en kassen worden vaak als keten aangeduid.
Bereikbaar maandag t/m vrijdag van 9.00 -12.00 uur en van 13.00 -16.00 uur.
Ketenzorg Opeenvolging van verschillende soorten zorg die diverse zorgaanbieders aanbieden aan de patiënt of cliënt en waarbij die zorgaanbieders gezamenlijk zorgen voor een vloeiend verloop. KOPP/ KVO (Volwassen) Kinderen van Ouders met Psychische Problemen/ Kinderen van Verslaafde Ouders. Deze groep geldt als een van de grootste risicogroepen voor het ontwikkelen van psychische problemen op latere leeftijd. Er zijn naar schatting zo’n 1,6 miljoen kinderen (tot 22 jaar), en ruim 800.000 ouders met een psychisch of verslavingsprobleem. Het aanbod aan preventieprogramma’s, waaronder cursussen en doepraatgroepen voor kinderen, wordt regionaal door heel Nederland aangeboden. Ook in Noord- en Midden-Limburg. Daarnaast kunnen kinderen en ouders terecht op twee websites (www.kopstoring.nl en www.kopopouders.nl) met vragen om informatie of hulp.
Wat? Cursus De verhalen die we leven Voor wie? Volwassenen vanaf 55 jaar, die last hebben van somberheid, verlies van interesse, maar ook gespannenheid. Wanneer? Start in oktober 2008 en februari 2009, op de dinsdagmiddag van 14.00 tot 16.00 uur. Waar? Venlo en Venray. Kosten? Geen
Participatie Mensen dienen volgens de WMO deel te nemen aan de maatschappij. Er wordt gesproken van deelname. GGZ NML streeft ernaar dat cliënten centraler in de samenleving komen te staan. Ook mensen die een psychische handicap hebben, dienen een kans te krijgen in de maatschappij. Meedoen is het motto! Prestatieveld Gemeenten zijn binnen de WMO verantwoordelijk voor negen taken. Deze taken worden in de WMO prestatievelden genoemd. Zo dragen gemeenten bijvoorbeeld de verantwoordelijkheid voor op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden. Preventie Activiteiten die erop gericht zijn problemen te voorkomen. GGZ NML richt zich bijvoorbeeld op preventieactiviteiten ter voorkoming van een burn-out of dat kinderen niet lijden onder pesten (hoe ze zich verbaal kunnen weren). WMO De Wet Maatschappelijke Ondersteuning bestaat sinds 1 januari 2007. Deze wet moet ervoor zorgen dat iedere inwoner van Nederland kan deelnemen aan de maatschappij. De WMO is in de plaats gekomen van de Welzijnswet, de Wet Voorzieningen Gehandicapten (WVG), een aantal AWBZ-regelingen, de huishoudelijke verzorging uit de AWBZ en de middelen in het kader van de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg.
Mentaal | 34
Mentaal | 35