mens & natuur
ISBN 978 90 345 3319 7
module 5 water je leeft met water 9 789034 533197
www.beterinbeta.nl
504483_OM.indd 1
504483
handboek vmbo-bk
30-05-2008 11:19:05
MENS & NATUUR handboek
vmbo-bk
MO DULE 5 WATER JE LEEFT MET WATER Auteurs en Eindredactie Florina Blokland Geert Loonen Peter van Hoeflaken Verder werkten mee Fons Alkemade José Arbon-Stakenburg Boris Berents Arja Bonsink Emmy Breure Arie Derks Esther van Dooren Joyce van Ham Martijn Hordijk Arthur Jansen Hanneke de Jong Erik Jongejan Onno Kalverda Annemieke Kasi Chantal de Keijzer Jelka Lustenhouwer Gerard Muhlenbaumer Wim van den Munckhof Ruud Passier Hans Rawee Dré Sampers Ton Schijvens Jethro Spruitenburg Maria van Waterschoot - de Bock MALMBERG 2008 www.vi ta- mal mberg .n l
504483_BW.indd 1
11-06-2008 13:20:47
W ERKEN MET VITA De methode ‘Vita’ bestaat uit 16 modules. Een module bestaat uit onderdelen. Die vind je in het boek of als ePack op de site www.vita-malmberg.nl. Elke module is opgebouwd uit deze onderdelen: • Instaptoets* • Basisstof • Om te onthouden • Test jezelf* • Keuze-opdrachten* De Instaptoets, Test jezelf, Computerlessen, Keuze-opdrachten en Studiehulp staan op de internetsite, als onderdeel van ePack (aangegeven met *). I N L EI D I N G In de Inleiding staat kort beschreven wat je te wachten staat. Lees die goed door. I N S TA P TO ETS * De Instaptoets staat op www.vita-malmberg.nl. Met deze toets ga je na welke delen van de stof je al kent. Misschien maak je een deel van de Instaptoets goed. Je hoeft dan bepaalde opdrachten in het werkboek niet te maken. Dat kun je dan op je computerscherm lezen. Het is belangrijk dat je de tekst in het handboek wel leest. P L A N N ER * Op de internetsite staat een Planner. Hiermee maak je samen met je leraar een planning. Gebruik hiervoor de resultaten van je Instaptoets. B A S I S S TO F In de Basisstof staan teksten en afbeeldingen. Je moet die lezen en bekijken. Je vindt er verwijzingen naar opdrachten in het werkboek. Met het antwoordenboek kun je de opdrachten nakijken. Je kunt veel paragrafen ook op de computer doen. Deze Computerlessen herken je aan het WWW-logo. O M T E O NTHOU DEN* In iedere basisstof staat de Om te onthouden. In die Om te onthouden staat wat je in de Basisstof hebt geleerd. Je moet dit leren voor een proefwerk. T ES T J EZ EL F* De Test jezelf staat op de internetsite. Hiermee kun je nagaan of je de Basisstof kent. Je krijgt meteen te zien of je de antwoorden goed hebt.
2
504483_BW.indd 2
11-06-2008 13:20:50
K EU Z E- O P DR A C HTEN* Als je de Basisstof kent en kunt, kun je aan de Keuze-opdrachten beginnen. De Keuze-opdrachten staan op de internetsite. Je kunt zelf uitkiezen welke Keuze-opdrachten je leuk vindt. Je hoeft ze niet allemaal te maken. In je planning geef je aan welke Keuze-opdrachten je maakt. S T U D I EH U L P* Op de internetsite staat ook Studiehulp. Bij studiehulp vind je extra informatie, foto's en filmpjes. In het handboek word je zo naar de opdracht in het werkboek verwezen: WB >
O pdra ch t 1 e n 2 , bl z. 5
In het werkboek word je terugverwezen naar het handboek: HB >
B a s i s s to f 2 , bl z. 1 3
Vanuit beide boeken wordt zo naar de website verwezen: WWW > CO M P U T ER L E S
+
Dit logo wil zeggen dat dit een moeilijke opdracht in je werkboek is. Dit logo houdt in dat je deze opdracht in het lab moet uitvoeren. Dit logo betekent dat je naar buiten moet voor de uitvoering van een opdracht. Dit logo wil zeggen dat je deze opdracht in de werkplaats moet uitvoeren.
V3
Dit logo verwijst naar het vaardighedenoverzicht op de internetsite. Dit logo geeft aan hoe lang je met een practicum-opdracht bezig bent.
Ben je al nieuwsgierig hoe dit allemaal gaat? Begin dan maar snel. Veel plezier. De auteurs
3
504483_BW.indd 3
11-06-2008 13:20:50
INH OUD BA SISST OF WWW > WWW > WWW > WWW > WWW >
WWW >
1 2 3 4 5 6 7 8
Een beroep met water Waterwereld Vast, vloeibaar en gasvormig Water, waar zit dat in? Drijven en zinken Water, heel bijzonder Waterdieren Water om te drinken
6 9 21 28 38 49 59 69
4
504483_BW.indd Sec1:4
11-06-2008 13:20:50
M O D ULE
Water
5
Water is overal. In je eten zit water. Onder de douche gebruik je water. Buiten in de sloot is water. Als het regent, komt er nog meer water. Je bestaat voor meer dan de helft uit water. In deze module doe je onderzoek naar water. Je ontdekt waarom water bijzonder is. Je leert hoe schoon drinkwater wordt gemaakt. Je leert wat er in en om het water leeft. Je onderzoekt wanneer een voorwerp drijft. En wanneer een voorwerp zinkt. Een Nederlander gebruikt veel water. Meer dan tien keer zo veel water als een Afrikaan. Moeten wij niet zuiniger zijn met water? Je denkt misschien dat er genoeg water is. Maar je kunt niet van ieder water drinkwater maken.
W W W > I N STA PT O E T S
WB >
S ta r t-o pdra cht, bl z. 4
5
504483_BW.indd Sec1:5
11-06-2008 13:20:58
module 5
Water BASISSTOF 1
1
E EN BER OEP MET WATER
In afbeelding 1 t/m 4 zie je een aantal mensen. Ze hebben een beroep met water. Ze vertellen over hun beroep. Ze vertellen wat ze doen. Ze zeggen wat ze geleerd hebben.
Afb. 1 Bert. Wie ben je? ‘Hallo, ik ben Bert. Ik ben brandweerman.’ Wat doe je? ‘Ik kom blussen als er brand is. Ik ga ook mensen helpen bij een ongeluk. Ik help mensen die met hun auto in het water zijn gekomen. Dat doe ik samen met mijn collega's van de brandweer. Onze auto’s en onze spullen staan op de kazerne. Als er alarm is, proberen we als eerste op de kazerne te zijn. Zo kunnen we snel naar het ongeluk rijden. Als we dan mensen redden, is dat fijn.’
Wat moet je kennen en kunnen? ‘Voor dit werk moet je snel zijn. Je moet ook kunnen samenwerken. Je moet alles weten over hulp bij een ongeluk. Je moet niet bang zijn voor vuur. Je moet niet bang zijn om slachtoffers te zien. Je moet een goede duiker zijn om mensen uit het water te redden. Je kunt leren voor brandweerman op een speciale opleiding. Er zijn ook mensen die dit werk naast hun beroep doen. Zij leren het werk door veel cursussen te volgen.’
6
504483_BW.indd Sec1:6
11-06-2008 13:21:02
module 5
Water BASISSTOF 1
Afb. 2 Peter. Wie ben je? ‘Ik ben Peter. Ik ben visser op zee.’
Als we terug zijn, wordt de vis op de veiling verkocht. Ik wil dan weer snel naar zee terug.’
Wat doe je? ‘Dag en nacht ben ik op onze vissersboot. We zijn vaak ver weg. We gaan naar plaatsen waar veel vis is. Bijvoorbeeld naar Mauritanië aan de westkust van Afrika. Vaak ben ik weken van huis. We vissen met grote netten. De vissen bewaren we aan boord in kisten met ijs.
Wat moet je allemaal kennen en kunnen? ‘Je moet tegen varen in hoge golven kunnen. Je moet lang van huis willen zijn. Je moet ook ’s nachts willen werken. Je moet veel over de zee weten en over het varen. Ook over het verwerken van vissen moet je veel weten. Je leert hoe je vissen lang kunt bewaren.’ Afb. 3 Arnold.
Wie ben je? ‘Ik heet Arnold. Ik ben schipper.’ Wat doe je? ‘Ik vaar met ons schip over grote rivieren. Ik breng vracht van Rotterdam naar Duitsland. Vaak vaar ik ook weer terug met een vracht. Ik help bij het laden en lossen van de vracht. Op het water ben ik vrij. Maar ik moet goed uitkijken voor andere boten.
Ook de vaar-route is niet overal hetzelfde. Ik ben blij dat ik op het water zit.’ Wat moet je allemaal kennen en kunnen? ‘Je moet de schippers-school doen. Je moet de regels op het water kennen. Over de belading van de vracht moet je alles weten. Je moet ook op de boot met de radio kunnen werken. Je moet met de mensen op de wal kunnen praten. Ik vind het leuk om op het water vracht te vervoeren.’
7
504483_BW.indd Sec1:7
11-06-2008 13:21:05
module 5
Water BASISSTOF 2
Afb. 4 Clara.
Wie ben je? ‘Ik heet Clara. Ik werk in de wasserette van mijn tante.’ Wat doe je? ‘Ik help de klanten in de wasserette. Sommige dagen is het druk. Na sluitingstijd moet ik veel opruimen. Dan controleer ik alle wasmachines. Oudere mensen hebben wat extra hulp nodig. Jongeren hebben vaak veel haast.’
Je moet weten hoe de machines werken. Ik weet wanneer er een reparatie nodig is. En ik moet soms wat veranderen aan de knoppen. Ik moet vaak uitleggen welke was samen kan. Bonte was kan niet samen met witte was. Je moet tijd besteden aan een praatje met de mensen.’
Wat moet je allemaal kennen en kunnen? ‘Je moet goed met klanten kunnen opschieten. WB >
O pdra ch t 1 t/ m 5 , bl z. 6
8
504483_BW.indd Sec1:8
11-06-2008 13:21:08
module 5
Water BASISSTOF 2
2
WWW > CO M PUTERLES
WATER WEREL D
Kijk naar afbeelding 5. Er is heel veel water op Aarde. 70% van de Aarde is bedekt met water. Dat is ongeveer twee-derde deel. Meer dan de helft van dat water zit in zeeën en oceanen. Ook zit er veel water in de grond, in meren, rivieren en wolken. Zonder water kun je niet leven. Water kom je iedere dag tegen. In je voedsel, in de badkamer en buiten in de regen. Zelfs je lichaam bestaat voor een groot deel uit water. Zonder water kun je niet bestaan. In deze basisstof kijk je naar allerlei soorten water. Je ontdekt dat op veel plaats in de wereld geen schoon water is. Je leert waarom je water nodig hebt. Maar ook dat je water kunt gebruiken voor vervoer. Afb. 5 Het oppervlak van de Aarde bestaat voor een groot deel uit water.
9
504483_BW.indd Sec1:9
11-06-2008 13:21:10
module 5
Water BASISSTOF 2
Oppervlakte-water en grondwater Water in zeeën, meren, rivieren, kanalen en sloten is oppervlaktewater. Oppervlakte-water ligt aan het oppervlak van de Aarde. Het zit niet in de grond of in de lucht. Er is zout oppervlakte-water en zoet oppervlakte-water. In zout water zit zout. Zout water vind je in zeeën en oceanen. In zoet water zit weinig zout. Zoet water is niet water met suiker! Zoet water vind je in sloten, kanalen en rivieren. Ook in de grond zit water. Dit is grondwater. Waterleiding-bedrijven maken hier drinkwater van.
Bevroren en verdampt water Niet al het water op Aarde is vloeibaar. Op de Noordpool en Zuidpool is ook water. Het water is hier bevroren. Het is ijs. Het zit in grote ijskappen en gletsjers. Afb. 6 Zoet en zout oppervlakte-water.
2 zout oppervlakte-water zit in zeeën en oceanen 1
zoet oppervlakte-water zit in sloten, kanalen en rivieren
10
504483_BW.indd Sec1:10
11-06-2008 13:21:11
module 5
Water BASISSTOF 2
In de lucht zit ook water. In de lucht heeft water de vorm van waterdamp. Waterdamp en ijs mag je geen oppervlakte-water noemen.
Hemel-water Als water verdampt, ontstaan wolken. Het water in wolken noem je hemel-water. Hemel-water komt als regen, hagel of sneeuw terug op Aarde. Op de ene plek verdampt het water tot hemel-water. Op een andere plek valt het hemel-water weer terug op Aarde. Je noemt dit de kringloop van water (afbeelding 7). Over de kringloop van water leer je in basisstof 3.
Zout water Zout water zit in zeeën en oceanen. 97% van het water op Aarde is zout water. Zeewater is erg zout. Dat kun je goed proeven. In zeewater zit 3% zout. Dat wil zeggen: in 100 gram zeewater zit 3 gram zout. Zout water drinken is niet goed voor je. Zout water trekt water uit je lichaam. Je drinkt, maar toch droog je uit. Dat is heel gevaarlijk. Afb. 7 Een kringloop van water.
condenseren regen opstijgende lucht
luchtstroom naar land
verdamping in de oceaan
waterafvoer naar zee
11
504483_BW.indd Sec1:11
11-06-2008 13:21:14
module 5
Water BASISSTOF 2
Om te onthouden 70% van de Aarde is bedekt met water. Het grootste deel van het water op Aarde is zout. Zout water zit in zeeën en oceanen. Zoet water zit in sloten, kanalen, rivieren en meren. Er is oppervlakte-water en grondwater. Oppervlakte-water ligt aan het oppervlak van de Aarde. Grondwater zit in de grond. Waterleiding-bedrijven maken drinkwater van grondwater. Water zit ook in de lucht, in de wolken en in ijs. Hemel-water is het water in wolken, regen, sneeuw en hagel. Water op Aarde kan verdampen. Het wordt dan hemel-water. Hemel-water komt als regen, hagel of sneeuw weer op Aarde. Verdampen en weer terugkomen op Aarde noem je de kringloop van water. WB >
O pdra ch t 6 t/ m 1 1 , b l z. 9
Schoon drinkwater in Nederland Als je dorst hebt, ga je naar de kraan. Je draait de kraan open. Er stroomt schoon water uit. In Nederland is dit heel gewoon. Waterleiding-bedrijven zorgen voor schoon en veilig kraanwater. Er zitten geen bacteriën of giftige stoffen in. Afb. 8 Heel gewoon in Nederland: stromend drinkwater uit de kraan.
12
504483_BW.indd Sec1:12
11-06-2008 13:21:15
module 5
Water BASISSTOF 2
Van het Nederlandse kraanwater word je niet ziek. Dat is niet overal zo. Op veel plaatsen in de wereld is geen schoon drinkwater. Of er is te weinig water.
Afb. 9 Niet overal in de wereld is water veilig om te drinken.
Schoon water voor ontwikkelings-landen Schoon drinkwater is belangrijk voor je gezondheid. In ontwikkelings-landen is niet altijd schoon drinkwater. Het oppervlakte-water wordt niet altijd schoongemaakt. Toch gebruiken de mensen dit oppervlakte-water als drinkwater. Gewoon omdat er niets anders is. In dat water zitten gevaarlijke bacteriën en giftige stoffen. Je noemt dit besmet water. Hierdoor sterven iedere dag mensen. In ontwikkelings-landen werken hulp-organisaties. Zij helpen de mensen. Zo zorgt Unicef voor water-putten en water-pompen. Unicef leert de mensen hoe ze de putten moeten onderhouden. Zo hebben de mensen toch schoon drinkwater.
Drinkwater maken In Nederland maken waterleiding-bedrijven drinkwater. Niet al het water is geschikt om drinkwater van te maken. Het is erg duur om van zout water drinkwater te maken. Ook niet al het zoete water is geschikt om drinkwater van te maken. Het zit te ver weg in de grond. Of het zit als waterdamp in de lucht. Van al het water op Aarde is maar 0,003% geschikt om drinkwater van te maken. Van iedere 100 liter water is dus maar een theelepeltje geschikt. In Nederland wordt drinkwater vooral gemaakt uit grondwater. In basisstof 8 leer je hoe drinkwater wordt gemaakt.
De smaak van water Kraanwater smaakt niet overal hetzelfde. Kraanwater in Rotterdam smaakt anders dan in Maastricht. Daar is een reden voor. In Nederland wordt kraanwater gemaakt uit grondwater. Waterleiding-bedrijven halen water op verschillende plaatsen uit de grond. Ook maken ze het water op een andere manier schoon.
13
504483_BW.indd Sec1:13
11-06-2008 13:21:16
module 5
Water BASISSTOF 2
De hoeveelheid mineralen in het grondwater bepaalt de smaak van het water. Mineralen zijn stoffen die goed zijn voor je lichaam. Bijvoorbeeld calcium, magnesium, kalium en natrium. Water met weinig calcium smaakt zacht. Water met veel calcium smaakt een beetje hard. Calcium is goed voor je botten.
Afb. 10 Bronwater en mineraalwater koop je in de winkel.
De smaak van flessen-water Je drinkt misschien wel eens water uit een klein flesje. Of uit een grote fles uit de supermarkt. Dit is mineraal-water of bronwater. Dit water lijkt op water uit de kraan. Je proeft weinig verschil. Soms geven bubbels een andere smaak. Mineraal-water en bronwater komen uit een bron. Die bron is ver onder de grond. Er zitten mineralen in die de smaak bepalen. Niet overal zitten dezelfde mineralen in de grond. Daardoor is er verschil in smaak. Er is een verschil tussen mineraal-water en bronwater. Mineraal-water moet meteen bij de bron in flessen worden gedaan. Het mag niet eerst naar de fabriek worden vervoerd. Dat mag wel bij bronwater. Bronwater wordt in de fabriek in flessen gedaan.
De prijs van water Water drinken uit de kraan kost niet veel geld. Gelukkig maar, want je drinkt per dag tussen 1½ en 2½ liter water. De waterleiding-bedrijven in Nederland rekenen niet allemaal dezelfde prijs. Duizend liter kraanwater kost ongeveer € 1,34. Dat betekent dat een liter € 0,0013 kost. Dat is heel weinig. Een literfles uit de winkel is veel duurder. Een goedkope fles kost per liter € 0,25. Een dure fles kost per liter soms wel € 1,50.
14
504483_BW.indd Sec1:14
11-06-2008 13:21:16
module 5
Water BASISSTOF 23
Per jaar drink je ongeveer 730 liter water. Kraanwater kost dan € 0,95 per jaar. Stel je voor dat je alleen water uit flessen drinkt. Je hebt dan per jaar 730 flessen nodig. Als een literfles € 0,50 euro kost, betaal je per jaar € 365,00. Dat is 385 keer zo duur als kraanwater.
Om te onthouden In ontwikkelings-landen is het drinkwater niet schoon. Mensen worden ziek omdat ze besmet water drinken. Hulp-organisaties zorgen voor water-putten en water-pompen. Mensen drinken schoon water uit de water-putten. In Nederland zorgen waterleiding-bedrijven voor schoon drinkwater. Drinkwater wordt van grondwater gemaakt. Mineralen geven smaak aan water. Flessen-water is bijna hetzelfde als kraanwater. Mineraal-water en bronwater komen uit een bron ver onder de grond. Flessenwater is veel duurder dan kraanwater. WB >
O pdra ch t 1 2 e n 1 3 , b l z. 1 2
Water met bubbels Je hebt water met en zonder prik. De prik komt van bubbels. Die bubbels zie je ook in cola of Spa rood. Een flesje Spa blauw heeft geen bubbels. In de bubbels zit koolzuur-gas. Koolzuur-gas is een andere naam voor koolstof-dioxide. De afkorting is CO2. CO2 is een kleurloos en geurloos gas. Koolzuur-gas kan van nature in het water zitten. Bijvoorbeeld in natuurlijk mineraal-water. De koolstof-dioxide wordt soms pas toegevoegd in de fabriek. Het prikkelt in je mond en geeft een fris gevoel. Daarom noem je koolzuur-houdende drankjes ook wel frisdrank.
15
504483_BW.indd Sec1:15
11-06-2008 13:21:17
module 5
Water BASISSTOF 2
Frisdrank In de supermarkt staat het vol met flessen frisdrank. Cola, sinas, bronwater, vruchtendrank en nog veel meer. Cola is heel bekend en al heel oud. In afbeelding 12 lees je hoe Coca-Cola ontdekt is.
Afb. 11 Frisdrank bestaat voor een groot deel uit water.
Frisdrank bestaat voor meer dan 90% uit water. De bubbels in frisdrank noem je ook wel prik. Behalve water zitten er nog andere stoffen in frisdrank. Geurstof en smaakstof zorgen voor een lekkere smaak. Kleurstof maakt cola bruin en sinas geel. Frisdrank smaakt zoet. Dat komt omdat er suiker in zit. In light frisdrank zit geen suiker maar kunstmatige zoetstof. Dit is een stof die smaakt als suiker. Maar er zitten minder calorieën in dan in suiker. Je wordt er daardoor minder snel dik van. Afb. 12 Coca-Cola bestaat al meer dan 100 jaar.
Het geheim van Coca-Cola Coca-Cola werd in 1886 uitgevonden door John S. Pemberton. Hij was een apotheker uit Atlanta in Amerika. Hij had in zijn huis een chemisch laboratorium gebouwd. Hij probeerde een nieuw medicijn te maken tegen hoofdpijn en vermoeidheid. Op een dag mengde hij een plantaardige siroop met fosforzuur en koolzuur-houdend water. Er ontstond een verfrissend drankje. Hij liet zijn vrouw, zoon, vrienden en werknemers proeven. Ze vonden het allemaal erg lekker. De siroop was gemaakt van de bladeren van de cocaplant en van cola-noten. Daarom heeft het de naam Coca-Cola gekregen. Slechts een paar mensen kennen het recept van CocaCola. Het is nog steeds de bekendste frisdrank.
16
504483_BW.indd Sec1:16
11-06-2008 13:21:18
module 5
Water BASISSTOF 2
Sportdrank Sporten is gezond. Als je flink beweegt en actief bent, ga je zweten. Je verliest dan veel water, zouten en mineralen. Sportdrank vult dat tekort weer aan. Voorbeelden van sportdrank zijn AA-Drink, Aquarius, Extran en Gatorade. Je lichaam neemt de sportdrank snel op. Daardoor ben je na het sporten snel weer fit. Sportdrank bestaat voor een groot deel uit water. In het water zitten mineralen en zouten en meestal suiker.
Afb. 13 Sportdrank wordt snel door je lichaam opgenomen.
Energie-drank In de supermarkt kun je energie-dranken kopen. Bijvoorbeeld Red Bull, Red Devil, Bullit, Slammers en The Bulldog Energy Drink. Je noemt ze ook wel pepdrank. Eigenlijk is energie-drank hetzelfde als water met suiker. Je krijgt er energie van. Een blikje Red Bull van 250 mL bestaat voor een groot deel uit water. Er zit 25 gram suiker in en verder kleurstof en smaakstof. En evenveel cafeïne als in een kop koffie. Van cafeïne blijf je wakker en krijg je energie. Te veel energie-drank kan rare dingen met je doen. Je krijgt trillende handen, zware ogen of een slijmerige keel. Of je wordt heel angstig, druk of zenuwachtig. Op het etiket van energie-drank staan waarschuwingen. Je moet het etiket goed lezen. Afb. 14 Energie-drank.
17
504483_BW.indd Sec1:17
11-06-2008 13:21:19
module 5
Water BASISSTOF 2
Om te onthouden Kraanwater komt uit de kraan. Flessenwater koop je in flessen. In de bubbels in flessenwater zit koolstof-dioxide. Je noemt dat ook wel koolzuur-gas. Koolzuur-gas is een kleurloos en smaakloos gas. Koolzuur-houdende drankjes noem je ook wel frisdrank. Frisdrank bestaat voor meer dan 90% uit water. De rest is suiker, kleurstof, geurstof en smaakstof. In light frisdrank zit geen suiker maar kunstmatige zoetstof. Sportdrank bestaat uit water, mineralen en zouten. Energie-drank bestaat uit water, suiker en cafeïne. Te veel energie-drank is gevaarlijk. Je krijgt er trillende handen, zware ogen of een slijmerige keel van. WB >
O pdra ch t 1 4 t/ m 1 6 , bl z. 1 4
Transport met water Water kun je niet alleen drinken. Je kunt het ook als transport-middel gebruiken. Een transport-middel kan dingen vervoeren van plaats A naar plaats B. Water kan stoffen vervoeren. Die stoffen kunnen in het water zitten. Bijvoorbeeld water in je bloed. Bloed vervoert allerlei voeding-stoffen naar je organen. Stoffen kunnen ook over water vervoerd worden. In een schip bijvoorbeeld. In basisstof 4 leer je over vervoer van stoffen in je lichaam en planten. Nu kijk je naar allerlei andere vormen van vervoer.
18
504483_BW.indd Sec1:18
11-06-2008 13:21:24
module 5
Water BASISSTOF 2
Warmte vervoeren Met water kun je warmte vervoeren. In veel huizen gebeurt dat in de centrale verwarming. In een cv-ketel wordt water verwarmd. Het warme water stroomt door buizen naar alle kamers. In elke kamer geeft het water warmte af aan de lucht. De kamer wordt daardoor warmer. Het afgekoelde water stroomt terug naar de ketel. Zo wordt warmte via het water vervoerd van de ketel naar alle kamers.
Afval vervoeren Water kun je ook gebruiken om afval te vervoeren. Fabrieken lozen afval in het water. Zelf gebruik je ook water voor het vervoeren van afval. Denk maar aan het doorspoelen van het toilet. Of het vuil dat je afspoelt onder de douche. En natuurlijk het schoonmaken van je kleding en je fiets. Je gebruikt daarbij meestal water uit de kraan. Stoffen lossen beter op in warm water. Daarom maak je het beste schoon met warm water. Het vuile water voer je daarna af via de riolering. In dat water zitten resten zeep, vuil, shampoo of schoonmaakmiddel. Afb. 15 De afwas doen met water.
19
504483_BW.indd Sec1:19
11-06-2008 13:21:24
module 5
Water BASISSTOF 2
Goederen vervoeren Met water kun nog meer dingen vervoeren. In Zweden zagen ze in de bergen bomen om. In de bergen zijn vaak geen wegen. Daarom gooien ze de bomen in de rivier. De bomen drijven vanzelf naar de zagerij. Of naar de haven. Dat zie je in afbeelding 16. Daarna worden de bomen per schip verder vervoerd. Ook in Nederland is er veel transport over water. In Rotterdam komen grote zeeschepen aan. Daar worden goederen overgeladen op kleinere schepen. Die schepen zie jij over de rivieren varen. Vanuit Rotterdam gaan zo bijvoorbeeld benzine, graan en zand naar Duitsland.
Om te onthouden Met water kun je veel dingen vervoeren. Door de centrale verwarming wordt warmte vervoerd. In huis worden resten vuil, shampoo en zeep naar de riolering vervoerd. Over zeeën en rivieren wordt graan en zand met schepen vervoerd. Afval wordt uit fabrieken afgevoerd via afval-water. WB >
O pdra ch t 1 7 t/ m 1 9 , bl z. 1 6
Afb. 16 Vervoer over water.
1
bomen drijven stroom-afwaarts
2
vervoer met schepen
20
504483_BW.indd Sec1:20
11-06-2008 13:21:30
module 5
Water BASISSTOF 3
3
WW W > CO M PUTERLES
VAST, VL OEIB AA R EN GAS V ORM I G
Ruud is op vakantie in Spanje. Hij zit op een terrasje. Het is warm weer. Hij bestelt een koud glas limonade met ijsblokjes. Even later zitten er allemaal kleine druppeltjes tegen het glas. Op de tafel ligt een plasje water onder het glas.
Afb. 17 Zo, nu eerst een glas limonade!
Het meeste water op Aarde is vloeibaar. Het kan ook vast zijn. Dan heet het ijs. Dat zie je in afbeelding 18. Soms is water gasvormig. Dan kun je het niet zien. Het heet dan waterdamp. In de lucht zit altijd wel waterdamp. De vorm waarin water voorkomt, heet de fase. Er zijn dus drie fasen: vast, vloeibaar, gas. In welke fase het water is, hangt af van de temperatuur.
Veranderen van fase Als je water lang in de diepvriezer laat, wordt het vast. Haal je het eruit, dan wordt het ijs warmer. Het ijs wordt vloeibaar. Afb. 18 Drie fasen van water: ijs, vloeibaar water, waterdamp.
21
504483_BW.indd Sec1:21
11-06-2008 13:21:33
module 5
Water BASISSTOF 3
Het water verandert van fase. Het verandert van vast naar vloeibaar. Dat heet smelten. Dat zie je in afbeelding 19. Doe je het water weer terug in de diepvriezer, dan wordt het kouder. Het water wordt weer vast. Het verandert weer van fase. Het verandert van vloeibaar naar vast Dat heet stollen. Bij water zeggen we ook wel: bevriezen. Afb. 19 Als ijs smelt, krijg je water. Als water stolt, krijg je ijs.
1
2
smelten van ijs
stollen of bevriezen van water
22
504483_BW.indd Sec1:22
11-06-2008 13:21:38
module 5
Water BASISSTOF 3
Vloeibaar water kan gasvormig worden. Dat heet verdampen. Verdampen gaat sneller als de temperatuur hoger is. Kijk naar afbeelding 20. Je ziet een ketel op het fornuis. Als de damp afkoelt, wordt het water weer vloeibaar. Dat heet condenseren. Er komen kleine lichte druppeltjes. Die kun je wel zien. Je ziet een wolk.
Afb. 20 Condenserende waterdamp. De waterdamp zit tussen de opening van de ketel en de wolk. Die kun je niet zien.
Om te onthouden: Water kan in drie fasen voorkomen. Water in vaste vorm heet ijs. Water in gasvorm heet waterdamp. Water in vloeibare vorm heet water Als ijs vloeibaar wordt, heet dat smelten Als water weer ijs wordt, heet dat stollen of bevriezen. Als water waterdamp wordt, heet dat verdampen. Als waterdamp weer water wordt, heet dat condenseren. Voor stollen en condenseren moet je het afkoelen. Voor smelten en verdampen moet je het verwarmen. WB >
O pdra ch t 2 0 t/ m 2 4 , bl z. 1 8
Afb. 21 De drie fasen van water zijn: vast, vloeibaar en gasvormig.
waterdamp
100 °C condenseren
verdampen water
smelten
stollen
0 °C
ijs
23
504483_BW.indd Sec1:23
11-06-2008 13:21:38
module 5
Water BASISSTOF 34
Afb. 22 De water-kringloop van Awa.
24
504483_BW.indd Sec1:24
11-06-2008 13:21:39
module 5
Water BASISSTOF 3
De water-kringloop In afbeelding 22 zie je een stripverhaal over de water-kringloop. Lees die goed door.
Water in en op de grond De zon verwarmt het water in zeeën en rivieren. Bij de zee verdampt alleen het water. Het zout blijft achter. De zon verwarmt ook de grond. Het grondwater wordt warmer en verdampt. De grond droogt uit (afbeelding 23). Afb. 23 Uitgedroogde grond.
Elke plant heeft water nodig. Een plant moet je soms extra water geven. Dat giet je niet over de blaadjes. Dat giet je op de grond bij de plant. De wortels in de grond zuigen het water op. Zo wordt de plant weer stevig. Afb. 24 Als planten geen water kunnen opnemen, worden ze slap.
25
504483_BW.indd Sec1:25
11-06-2008 13:21:40
module 5
Water BASISSTOF 3
Planten zuigen water op. Dat water moet aangevuld worden. Regen zorgt voor nieuw water. Afb. 25 Een kleine water-kringloop.
Kleine water-kringloop Waterdeeltjes kunnen vele reizen maken Er zijn veel water-kringlopen mogelijk. In afbeelding 25 zie je de kleine water-kringloop. De zon verwarmt het water. Het water verdampt. De waterdamp stijgt op. Hoog in de lucht koelt de damp af. De damp condenseert. De kleine druppeltjes vormen een wolk. De druppels plakken aan elkaar. Ze worden zwaar en vallen naar beneden. De regen komt in het grondwater. De boom zuigt het grondwater op. Het water verdampt weer.
wolk verdamping
regen
grondwater
Grote water-kringloop In afbeelding 26 zie je de grote water-kringloop. De zon verwarmt de oceaan. Het water verdampt. De waterdamp stijgt op. Hoog in de lucht koelt de damp af. De damp condenseert. De kleine druppeltjes vormen een wolk. Afb. 26 Een grote water-kringloop.
wolk
oceaan
rivier
grondwater land
26
504483_BW.indd Sec1:26
11-06-2008 13:21:44
module 5
Water BASISSTOF 3
De wolk drijft naar het land. De druppels plakken aan elkaar. Ze worden zwaar en vallen naar beneden. Het water komt in rivieren terecht. De rivier stroomt naar de oceaan. De zon verwarmt de oceaan.
Om te onthouden Planten nemen grondwater op. Oppervlakte-water en grondwater verdampen door de zon. Een kleine water-kringloop kan zijn: Boom – wolk – regen – grondwater – boom. Een grote water-kringloop kan zijn: Oceaan – wolk – regen – grondwater – beek - rivier – oceaan – wolk. WB >
O pdra ch t 2 5 t/ m 3 0 , bl z. 2 0
27
504483_BW.indd Sec1:27
11-06-2008 13:21:44
module 5
Water BASISSTOF 4
4
WWW > CO M PUTERLES
WATER, WAA R ZIT DAT I N?
Water is een belangrijke bouwstof van je lichaam. Zonder water in je lichaam kun je niet leven. Planten kunnen ook niet zonder water. Een plant gaat slap hangen zonder water. Dat komt omdat een groot deel van een plant uit water bestaat. Het lichaam van planten, dieren en mensen bestaat uit cellen. Cellen zijn de bouwstenen van je spieren en je huid. Maar ook je longen, je bloed, bladeren en takken bestaan uit cellen. Water is onmisbaar voor planten en dieren. In deze basisstof leer je waarom water onmisbaar is.
Afb. 27 Jij bestaat uit cellen en een ui bestaat ook uit cellen.
Cellen Mensen, dieren en planten bestaan voor een groot deel uit water. In tabel 1 zie je voorbeelden. Het meeste water zit in de cellen. Een cel is net een ballon die gevuld is met lucht. Een ballon zonder lucht is slap. Ook een cel zonder water is slap. Een ballon met lucht is stevig. Ook een cel met water is stevig. De lucht zorgt voor stevigheid van de ballon. Het water in de cel zorgt voor stevigheid van de cel.
1 cellen van de binnenkant van je wang
Tabel 1 Hoeveel water zit erin? water ananas
80%
kip
75%
mens
60-70%
olifant
70%
watermeloen
95%
2
cellen van een ui
Afb. 28 Een ballon gevuld met lucht is steviger dan een ballon zonder lucht.
28
504483_BW.indd Sec1:28
11-06-2008 13:21:44
module 5
Water BASISSTOF 4
Water in je lichaam Het lichaam van een mens bestaat voor 60 tot 70% uit water. Stel dat je 50 kilogram weegt. 60 tot 70% hiervan is water. Er zit dan dus 30 tot 35 kilogram water in je lichaam. Cellen zijn de bouwstenen van je lichaam. Je lichaam maakt voortdurend nieuwe cellen. Deze nieuwe cellen helpen je om te groeien. Ze vervangen ook oude cellen. Water is nodig om nieuwe cellen te maken.
Afb. 29 Het vruchtwater beschermt een baby in een moederbuik tegen stoten en uitdrogen.
Maar water doet veel meer. Water vervoert allerlei stoffen. Water helpt bij het verteren van je voedsel. Water regelt de lichaams-temperatuur. Water beschermt een ongeboren kind in de buik van de moeder. Je kunt daarom niet lang zonder water. Je kunt wel 40 dagen zonder eten. Maar na 3 tot 4 dagen zonder water ga je dood.
Water-balans Je hebt steeds water nodig als bouwstof voor nieuwe cellen. Dat water kun je drinken. Maar ook met je voedsel krijg je water binnen. Veel voedsel is afkomstig van planten en dieren. In de cellen van planten en dieren zit veel water. Je lichaam verliest steeds water. Je verliest water door je huid en met je adem. En ook met je urine en met je ontlasting. Dit verlies moet je weer aanvullen. Daarom moet je per dag minstens 1½ liter water drinken. Afb. 30 De water-balans is in evenwicht.
1000 mL drinken
1000 mL vast voedsel
900 mL door de huid en met je adem
100 mL uitwerpselen
1000 mL urine
29
504483_BW.indd Sec1:29
11-06-2008 13:21:47
module 5
Water BASISSTOF 4
Soms verlies je meer water dan je binnenkrijgt. Je krijgt dan dorst. Als je niet op tijd wat drinkt, kun je uitdrogen. Je water-balans is dan niet in evenwicht. Je moet snel iets drinken.
Om te onthouden Je lichaam bestaat uit cellen. Cellen bestaan voor een groot deel uit water. Je krijgt water binnen door eten en drinken. Je raakt water kwijt door je huid, met je adem, met je urine en met je ontlasting. Je moet per dag ongeveer 1½ liter water drinken. Je water-balans moet in evenwicht zijn. WB >
O pdra ch t 3 1 e n 3 2 , b l z. 2 3
Plassen en zweten Als je ’s morgens opstaat, moet je meestal plassen. Je plas bestaat uit water met afval-stoffen. Een ander woord voor plas is urine. Je nieren maken urine en zorgen ervoor dat jij moet plassen. Bij het sporten of als je koorts hebt, ga je zweten. Zweet is water met zout erin. Zweet op je huid verdampt. De huid koelt hierdoor af. Zo raak je warmte kwijt door te zweten. Door te plassen en te zweten verlies je dus veel vocht. Als je koorts hebt, is je lichaam veel te warm. Je gaat zweten en je verliest warmte en vocht. Het zweet zorgt dat je lichaam niet oververhit raakt. Net als een ventilator koelt het zweet je lichaam af.
Bloed Een belangrijk deel van het water zit in je bloed. Bloed bestaat uit bloed-plasma en bloedcellen. Dat zie je in afbeelding 31.
30
504483_BW.indd Sec1:30
11-06-2008 13:21:48
module 5
Water BASISSTOF 4
Het bloed-plasma bestaat voor 90% uit water. In het water zijn allerlei stoffen opgelost. Bijvoorbeeld: voeding-stoffen, zuurstof en koolstof-dioxide. In de bloedcellen zit ook veel water. Daardoor bestaat je bloed voor ongeveer 80% uit water. Bloed vervoert veel stoffen. Het vervoer van stoffen heet transport. Het bloed stroomt langs de organen in je lichaam. In de organen geeft het bloed zuurstof en voeding-stoffen aan de cellen af. Het neemt het koolstof-dioxide en andere afval-stoffen op. Koolstof-dioxide wordt vervoerd naar de longen. Bij het uitademen verlaat koolstof-dioxide je lichaam.
Om te onthouden Je nieren maken urine. Urine bestaat uit water en afval-stoffen. Je verliest veel vocht als je zweet Als je het warm hebt, ga je zweten. Je moet drinken om niet uit te drogen. Als je lichaam te weinig water heeft, krijg je dorst. Bloed bestaat voor ongeveer 80% uit water. Bloed vervoert voeding-stoffen en zuurstof door je lichaam. Maar ook afval-stoffen en koolstof-dioxide. WB >
O pdra ch t 3 3 t/ m 3 6 , bl z. 2 4
Afb. 31 De samenstelling van bloed.
55%
bloed-plasma
45%
bloedcellen
bloed
31
504483_BW.indd Sec1:31
11-06-2008 13:21:48
module 5
Water BASISSTOF 4
Water in planten Ook planten hebben water nodig. Een plant die je vergeet water te geven, gaat eerst slap hangen. Als je het helemaal vergeet, gaat hij dood. Het meeste water in planten zit in cellen. In een plantencel zit een blaasje met vocht. Rondom de cel zit een stevige celwand. De celwand zorgt voor stevigheid. Afb. 32 Planten die je vergeet water te geven, gaan eerst slap hangen en gaan dan dood.
Planten nemen met hun wortels water op uit de grond. In het grondwater zijn mineralen opgelost. Deze mineralen heeft een plant nodig om te kunnen groeien. Het water vervoert de mineralen naar de bladeren. In de bladeren wordt glucose gemaakt. Glucose is een soort suiker. Het is een stof waar veel energie in zit. Dat heeft de plant nodig om te groeien. Het water vervoert de glucose door de hele plant. Water is voor planten dus een belangrijk transport-middel. In planten-bladeren zitten kleine gaatjes: de huidmondjes. Door deze huidmondjes verdampt veel water. Via de huidmondjes raakt een plant veel water kwijt. Er blijft soms minder dan 5% water over. Gelukkig blijft er wel wat water achter in planten. Dat merk je als je in een sappige appel bijt! Of een sinaasappel of komkommer eet. Zelfs een banaan bestaat voor meer dan de helft uit water. 32
504483_BW.indd Sec1:32
11-06-2008 13:21:51
module 5
Water BASISSTOF 45
Waterplanten Takken van bomen en struiken zijn stevig. Dat komt doordat er hout in zit. Stengels van landplanten zijn stevig. Dat komt doordat er water in zit. Waterplanten zijn niet stevig. Ze hoeven niet zelf overeind te blijven staan. Daar zorgt het water waarin ze leven wel voor.
Afb. 33 Waterpest heeft stengels, wortels en bladeren.
Veel waterplanten hebben toch dezelfde bouw als landplanten. Kijk maar in afbeelding 33. Waterpest heeft stengels, wortels en bladeren. De wortels zijn meestal klein. Ze houden de plant alleen vast in de bodem. Ze hoeven geen water op te nemen. Dat kunnen de stengels en bladeren zelf. Algen en wieren zijn ook een soort waterplanten. Ze hebben geen wortels, stengels en bladeren. Deze algen en wieren zien er heel anders uit. In afbeelding 34 zie je voorbeelden. Sommige soorten zeewier zijn heel groot. Ze zijn wel tientallen meters lang. Maar er zijn ook draad-algen en hele kleine algen. Zo klein dat je ze alleen onder een microscoop ziet. Afb. 34 Verschillende algen en wieren.
1
blaaswier
2 micro-scopisch kleine algen
3
draadwier
33
504483_BW.indd Sec1:33
11-06-2008 13:21:55
module 5
Water BASISSTOF 4
Om te onthouden Het meeste water in planten zit in de cellen. In een plantencel zit het water in een blaasje. Rondom een plantencel zit een stevige celwand. De meeste planten zijn stevig door het water in de plant. Door de huidmondjes verliezen planten veel water. Waterplanten blijven overeind door het water waarin ze leven. Ze hebben geen sterke wortels nodig. Algen en wieren hebben geen stengels, wortels en bladeren. WB >
O pdra ch t 3 7 t/ m 4 0 , bl z. 2 5
Aanpassen aan de omgeving Je hebt geleerd dat mensen kunnen uitdrogen. Ook planten en dieren kunnen uitdrogen. Een plant in de zon verdampt veel water. Hierdoor droogt de plant snel uit. Een kameel in de woestijn verliest veel water door de hete zon. Gelukkig kunnen planten en dieren zich aanpassen. Ze passen zich aan hun leef-omgeving aan. Landplanten hebben aan de buitenkant een waslaagje (afbeelding 35). Water kan moeilijk door het waslaagje heen. Het waslaagje voorkomt dat de plant uitdroogt. Afb. 35 Het waslaagje voorkomt uitdrogen.
34
504483_BW.indd Sec1:34
11-06-2008 13:21:57
module 5
Water BASISSTOF 4
In afbeelding 36 zie je hoe landdieren zich aanpassen. De huid van een tor is een stevig pantser. Reptielen en vogels hebben een hoornlaagje op hun huid. Een krokodil heeft een huid die lijkt op leer. De hoornlaag houdt het water vast. Afb. 36 De huid van landdieren beschermt goed tegen uitdrogen. hoornlaag
1 de huid van zoogdieren heeft een hoornlaag die beschermt tegen uitdrogen
2 de huid van een insect is een pantser
3 door de hoornlaag op de huid droogt een krokodil niet uit
35
504483_BW.indd Sec1:35
11-06-2008 13:21:58
module 5
Water BASISSTOF 4
Planten in water Niet iedere waterplant kan leven in zout water. Een waterplant moet zich eerst aanpassen aan dat zoute water. De plant moet meer zout bevatten dan het zoute zeewater. Anders zou al het water uit de plant naar het zoute zeewater stromen. Kijk naar afbeelding 37. Zeekraal en lamsoor zijn twee planten die veel zout bevatten. Daarom kunnen ze goed tegen zout water. Afb. 37 Planten in een zoute omgeving.
1
zeekraal
2
lamsoor
Zoetwater-planten in zoet water drogen niet uit. De plant is daarom niet aangepast om uitdroging tegen te gaan. Maar een zoetwater-plant kan niet leven in zout water. Binnen in de zoetwater-plant zit weinig zout. Veel minder dan in zout zeewater. In zout water gaat een zoetwater-plant dood. Want al het water stroomt uit de plant naar buiten. De plant droogt uit en gaat dood.
Waterdieren Zoetwater-dieren hoeven niet bang te zijn om uit te drogen. Ze leven al in zoet water. Hun lichaam is niet aangepast om uitdrogen te voorkomen. Stekelbaarzen en palingen leven in zoet water en in zout water. Palingen worden geboren in het zoute water van de oceaan. Jonge palingen trekken naar het zoete water van rivieren.
36
504483_BW.indd Sec1:36
11-06-2008 13:22:01
module 5
Water BASISSTOF 4
Stekelbaarzen worden geboren in zoet water. Zij leven in het voorjaar en de zomer in sloten. In de herfst trekken ze naar zee. Stekelbaarzen en palingen hebben zich daarom aangepast. Ze kunnen leven in zout en in zoet water.
Om te onthouden Planten en dieren kunnen zich aanpassen aan hun leefomgeving. Landplanten hebben een waslaagje. Landdieren hebben een aangepaste huid. Planten die tegen zout water kunnen, bevatten veel zout. Zoetwater-planten kunnen niet leven in zout water. Een stekelbaars en een paling kunnen leven in zout en in zoet water. WB >
O pdra ch t 4 1 t/ m 4 3 , bl z. 2 9
Afb. 38 Vissen die in zoet en zout water leven.
1
paling
2
stekelbaars
37
504483_BW.indd Sec1:37
11-06-2008 13:22:02
module 5
Water BASISSTOF 5
5
WWW > CO M PUTERLES
D RIJ VEN EN ZI NKEN
Massa en volume Als je pannenkoeken gaat bakken, kun je een recept gebruiken. Daarin staat hoeveel je overal van nodig hebt. Voor 8 pannenkoeken heb je bijvoorbeeld 200 gram meel, ½ liter melk en 2 eieren nodig. Dat moet je afmeten. De hoeveelheid meel meet je af met een weegschaal. Je bepaalt dan de massa. Je geeft dat aan in kilogram (kg) of gram (g). 1 kilogram = 1000 gram. Op school bepaal je de massa vaak met een balans (afbeelding 39). De hoeveelheid melk meet je af met een maatbeker. Je bepaalt dan het volume. Je geeft dat aan in liter (L) of milli-liter (mL). 1 L = 1000 mL. Voor de pannenkoeken heb je een 1/2 liter nodig. Dat is dan 500 mL. Op school bepaal je het volume met een maat-cilinder. Je geeft het volume aan in cm3. Je spreekt dat uit als: ‘kubieke centimeter’. 1 cm3 is hetzelfde als 1 mL. Afb. 39 De massa van een voorwerp bepaal je met een balans.
38
504483_BW.indd Sec1:38
11-06-2008 13:22:03
module 5
Water BASISSTOF 5
Hoe komt het dat dingen drijven? De Aarde trekt aan alles. Aan stenen, bomen, mensen, boekentassen. Ook aan gassen zoals de lucht. En aan vloeistoffen zoals water. De Aarde trekt harder aan zware voorwerpen. De Aarde trekt zachter aan lichte voorwerpen. Een kurk is lichter dan een even groot volume aan water. De Aarde trekt harder aan het water dan aan de kurk. De kurk komt dus boven te liggen (afbeelding 40). Hij drijft! Kijk naar afbeelding 41. Gino zegt: ‘Deze houten plank is zwaar. Deze ijzeren spijker is licht. Dus ijzer is lichter dan hout.’ Maar dat mag je zo niet vergelijken. Je moet van beide evenveel nemen. We zeggen: ‘Je moet hetzelfde volume nemen.’ Afb. 40
1
zwaarder dan eenzelfde volume water
2
lichter dan eenzelfde volume water
Afb. 41 Zwaar hout en licht ijzer.
39
504483_BW.indd Sec1:39
11-06-2008 13:22:05
module 5
Water BASISSTOF 5
Klei is zwaarder dan water Stel, een kommetje van klei is even zwaar als een bolletje klei. Het bolletje zinkt. Het kommetje zinkt niet. Dat komt door de vorm. Kijk maar naar afbeelding 42. In het kommetje zit ook lucht. Bepaal het volume van het kommetje en de lucht samen. Dat is bijvoorbeeld 100 cm3. Neem hetzelfde volume water als het kommetje met de lucht. Het water is zwaarder. 100 cm3 water is zwaarder dan het kommetje met lucht. Het kommetje drijft. Afb. 42 100 mL water is zwaarder dan 100 mL kommetje met lucht.
100 cm3 klei + lucht
100 cm3 water
Bij een ‘lek’ kommetje gaat er water zitten op de plaats van de lucht. Het kommetje met water is zwaarder dan water. Het lekke kommetje zinkt (afbeelding 43).
40
504483_BW.indd Sec1:40
11-06-2008 13:22:07
module 5
Water BASISSTOF 56
Afb. 43 Het water is lichter.
100 cm3 klei + water
100 cm3 water
Een voorwerp kan te zwaar zijn om te drijven. Toch kun je het laten drijven. Je kunt er iets lichts aan vastmaken. Samen is het lichter dan eenzelfde volume aan water. Dan drijft het. Een kindje is te zwaar om te drijven. Maak er lucht aan vast. Het volume neemt toe. Het gewicht neemt niet zoveel toe. Het kindje met de lucht samen is lichter dan water (afbeelding 44). Afb. 44 Samen lichter!
2
1
samen met lucht is het kind lichter dan water
met lucht kun je een voorwerp laten drijven 41
504483_BW.indd Sec1:41
11-06-2008 13:22:08
module 5
Water BASISSTOF 5
Duikboten, duikers en vissen Een duikboot heeft speciale tanks. Er wordt water in deze tanks gepompt. De duikboot wordt zwaarder. Hij zinkt. De bemanning kan ook water wegpompen. De duikboot wordt dan lichter. Hij gaat weer omhoog. Een vis heeft een zwemblaas. In de zwemblaas zit lucht. Het volume is groot. Samen met de lucht is de vis lichter dan water. De vis gaat omhoog. De vis kan lucht uit de zwemblaas persen. Het volume wordt kleiner. De vis is zwaarder dan water. De vis gaat omlaag. Afb. 45 Duikboot met veel lucht, duikboot met weinig lucht.
Afb. 46 Vis met veel lucht, vis met weinig lucht.
zwemblaas
lucht
water tanks
zwemblaas
42
504483_BW.indd Sec1:42
11-06-2008 13:22:11
module 5
Water BASISSTOF 5
Gandalf is een goudvis in Engeland. Hij had problemen met zijn zwemblaas. Hierdoor kon hij niet meer drijven. Hij lag steeds op de bodem van het aquarium. Het voer drijft op het water. Daar kon hij dus niet bij. Hij zou van honger sterven. Zijn baasje ontdekte wat er aan de hand was. Hij gaf Gandalf een paar ‘watervleugels’. Afb. 47 Gandalf met ‘watervleugels’.
Mensen hebben geen zwemblaas. Een duiker gebruikt daarom een trimvest. Hij kan er lucht in laten. De lucht komt uit de duikfles op zijn rug. De duiker gaat omhoog. Hij kan ook lucht laten ontsnappen. De duiker gaat dan omlaag. Afb. 48 Een duiker met trimvest.
43
504483_BW.indd Sec1:43
11-06-2008 13:22:12
module 5
Water BASISSTOF 5
Als een vis dood is, gaat hij rotten. Daar zorgen bacteriën voor. Hierbij komen gassen vrij. Deze gassen gaan ook in de zwemblaas zitten. Hierdoor gaat de dode vis drijven. Als de zwemblaas wegrot, ontsnapt het gas. De vis zinkt dan naar de bodem.
Om te onthouden Als iets zwaarder is dan hetzelfde volume water, zinkt het. Als iets lichter is dan hetzelfde volume water, drijft het. Het volume meet je in cm3. 1 cm3 = 1 mL. Iets zwaars kun je laten drijven door er iets lichts aan vast te maken. WB >
O pdra ch t 4 4 e n 4 5 , b l z. 3 1
Afb. 49 Een dode vis drijft.
Wel of niet drijven Wil je weten of iets drijft? Dan moet je weten hoe zwaar het is. Je kunt het dan vergelijken met water. Je moet dan wel gelijke volumes nemen. Neem bijvoorbeeld 1 cm3. Een blokje van 1 cm lang, 1 cm breed en 1 cm hoog heeft een volume van 1 cm3.
44
504483_BW.indd Sec1:44
11-06-2008 13:22:13
module 5
Water BASISSTOF 5
Een blokje aluminium van 1 cm3 weegt 2,7 gram. Dat heet de dichtheid van aluminium. Dichtheid is een stof-eigenschap. De dichtheid verandert niet als je een groter of een kleiner blokje neemt. De dichtheid verandert wel als je een andere stof neemt. Je zegt: ‘De dichtheid van aluminium is 2,7 gram per kubieke centimeter.’ Je schrijft: ‘De dichtheid van aluminium is 2,7 g/cm3’. Zware blokjes hebben een grote dichtheid. Lichte blokjes hebben een kleine dichtheid. Water heeft een dichtheid van precies 1 g/cm3.
Afb. 50 Blokjes van 1 cm3 van verschillende stoffen.
Sommige stoffen hebben een dichtheid die groter is dan 1 g/cm3. Bijvoorbeeld aluminium. Zo’n stof is zwaarder dan eenzelfde volume water. Stoffen met een dichtheid groter dan water zinken in water. Sommige stoffen hebben een dichtheid die kleiner is dan 1 g/cm3. Bijvoorbeeld vurenhout. Zo’n stof is lichter dan eenzelfde volume water. Stoffen met een dichtheid kleiner dan water blijven drijven. Kijk naar tabel 2. Hierin staat de dichtheid van enkele stoffen. Tabel 2 De dichtheid van enkele stoffen. stof
dichtheid (g/cm3)
aluminium
2,7
benzine
0,7
eikenhout
0,8
glas
2,6
goud
19,3
ijzer
7,8
koper
8,9
kurk
0,25
lood
11,3
perspex
1,2
slaolie
0,9
vurenhout
0,6
water
1,0
45
504483_BW.indd Sec1:45
11-06-2008 13:22:20
module 5
Water BASISSTOF 5
Om te onthouden Dichtheid is een stof-eigenschap. Water heeft een dichtheid van precies 1 g/cm3. Stoffen met een dichtheid groter dan water zinken in water. Stoffen met een dichtheid kleiner dan water drijven in water. WB >
O pdra ch t 4 6 t/ m 5 1 , bl z. 3 3
Kan een ei zwemmen? In zeewater is veel zout opgelost. Daardoor is de dichtheid groot. In vloeistoffen met een grotere dichtheid kan een ei drijven. In vloeistoffen met een kleinere dichtheid niet. Blijkbaar is zout water zwaarder dan zuiver water. Beter kun je zeggen: zout water heeft een grotere dichtheid dan zuiver water. Hoe zouter het water, hoe groter de dichtheid. Hoe groter de dichtheid, hoe beter iets drijft. De dame in afbeelding 52 zwemt in de Dode Zee. Daarin is veel zout opgelost. De dichtheid is 1,2 g/cm3. Deze zee is te zout voor planten en dieren (afbeelding 51). Zij kunnen er niet leven. Daarom heet het de Dode Zee. Afb. 51 Deze planten en dieren kunnen niet leven in zout water.
46
504483_BW.indd Sec1:46
11-06-2008 13:22:20
module 5
Water BASISSTOF 7
Afb. 52 Even krantje lezen.
Om te onthouden Een stof of voorwerp drijft in een vloeistof met een grotere dichtheid. Een stof of voorwerp zinkt in een vloeistof met een kleinere dichtheid. WB >
O pdra ch t 5 2 e n 5 3 , b l z. 4 2
Dichtheid bepalen Een blokje ijzer met een volume van 1 cm3 weegt 7,8 gram. Een blokje ijzer met een volume van 2 cm3 weegt 2 x 7,8 = 15,6 gram Dat kun je ook handig uitrekenen met een verhoudings-tabel. x2 aantal cm3
1
aantal gram
7,8
2 15,6 x2
47
504483_BW.indd Sec1:47
11-06-2008 13:22:21
module 5
Water BASISSTOF 5
Een blokje heeft een volume van 26 cm3. Het blokje weegt 31,2 gram. Hoeveel weegt 1 cm3? Je rekent dit uit met een verhoudings-tabel. :26 aantal
cm3
aantal gram
26
1
31,2
1,2 :26
1 cm3 weegt dus 1,2 gram. De dichtheid van het blokje is dus 1,2 g/cm3. Kijk in tabel 2 op bladzijde 45. Dit blokje is gemaakt van perspex.
Om te onthouden Je kunt eenvoudig rekenen met een verhoudings-tabel. Boven en onder moet je altijd met hetzelfde getal vermenigvuldigen of delen. WB >
O pdra ch t 5 4 t/ m 5 7 , bl z. 4 4
48
504483_BW.indd Sec1:48
11-06-2008 13:22:23
module 5
Water BASISSTOF 6
6
WWW > CO M PUTERLES
WATER, HEEL BIJ ZONDER
Water is de meest voorkomende stof op Aarde. Water heeft bijzondere eigenschappen. Door water is leven mogelijk.
Groter en kleiner worden Saskia legt een slappe ballon in de zon. In de ballon zit lucht. De lucht wordt warm. De ballon wordt groter. Dat heet uitzetten. Saskia legt de ballon daarna in de schaduw. De lucht wordt weer kouder. De ballon wordt weer klein. Dat heet inkrimpen. Bijna alle stoffen zetten uit als de temperatuur stijgt. En ze krimpen in als de temperatuur daalt. Bij gassen, zoals lucht, zie je dat duidelijk. Bij vaste stoffen en vloeistoffen zie je dat niet. Maar die zetten ook uit en krimpen weer in. Alleen niet zo sterk als gassen. Het uitzetten en inkrimpen geldt voor alle stoffen. Behalve voor water. Afb. 53 In de zon zet de ballon uit. In de schaduw krimpt de ballon.
49
504483_BW.indd Sec1:49
11-06-2008 13:22:23
module 5
Water BASISSTOF 6
Bij water gebeurt er iets speciaals. Als water afkoelt, krimpt het in. Dat is zo tot 4 °C. Als de temperatuur onder 4 °C zakt, zet water weer uit. Afb. 54 Inkrimpen en uitzetten. andere stof
water 3 0 5 2 0 5 1 0 5
bij 4 °C 0 0 5 1 0 5
Stel je hebt 1 cm3 water. De temperatuur van dat water is 4 °C. Als je het verwarmt, wordt het volume groter. Als je het afkoelt, wordt het volume ook groter. Bij 4 °C is water op zijn ‘kleinst’.
Om te onthouden De meeste stoffen zetten uit bij verwarmen. De meeste stoffen krimpen in bij afkoelen. Dat is zo bij vaste stoffen, vloeistoffen en gassen. Bij water gaat het anders. Water is ‘het kleinst’ bij 4 °C. WB >
O pdra ch t 5 8 e n 5 9 , b l z. 4 2
50
504483_BW.indd Sec1:50
11-06-2008 13:22:27
module 5
Water BASISSTOF 6
Drijvend ijs Als water tot 0 °C afkoelt, bevriest het. De dichtheid van water is 1 g/cm3. Dus 1 cm3 water weegt 1 gram. Kijk naar afbeelding 55. Afb. 55 Allemaal even zwaar.
bij 4 °C
2
2 0
5
1 0
1 meer dan 1 cm3 (kouder dan 4 °C)
5
0 0
5
1 0
bij -4 °C
bij 20 °C
1 cm3 water (4 °C)
3 meer dan 1 cm3 (warmer dan 4 °C)
Bij 1 is de temperatuur lager dan 0 °C. Het ijsblokje is groter dan 1 cm3. De waterdeeltjes zijn verder uit elkaar gaan zitten. Er zijn geen waterdeeltjes bijgekomen. Het ijs weegt nog steeds 1 gram. Stel, je wilt het volume weer 1 cm3 maken. Dan moet je wat van het ijs afhalen (afbeelding 56). Afb. 56
1
weer 1 cm3 van maken
2
1 cm3 ijs weegt 0,9 gram
51
504483_BW.indd Sec1:51
11-06-2008 13:22:27
module 5
Water BASISSTOF 6
Het blokje ijs van 1 cm3 weegt nu nog maar 0,9 gram. De dichtheid van ijs is dus 0,9 g/cm3. De dichtheid van ijs is kleiner dan de dichtheid van water. Als de dichtheid kleiner is, dan blijft het drijven. Dat heb je geleerd in de vorige basisstof. Een ijsblokje drijft in water.
Om te onthouden IJs zet uit bij afkoelen. De dichtheid van water is het grootst bij 4˚C. De dichtheid van ijs is kleiner dan de dichtheid van water. WB >
O pdra ch t 6 0 t/ m 6 2 , bl z. 4 3
Afb. 57 Ook een heel groot ijsblokje drijft in water.
Onder het ijs Het vriest. Je kunt schaatsen op het ijs (afbeelding 58). Onder het ijs is nog vloeibaar water. Het ijs schermt het water af van de koude buitenlucht. Het leven onder het ijs gaat gewoon door (afbeelding 59).
52
504483_BW.indd Sec1:52
11-06-2008 13:22:27
module 5
Water
Afb. 58 Schaatsen op natuur-ijs.
IJs krimpt niet als het afkoelt. En dat is mooi. Als het zou krimpen, zou het een grotere dichtheid krijgen. Het zou dan naar de bodem zakken. Bij de water-oppervlakte zou nieuw ijs ontstaan. Ook dit ijs zou naar de bodem zakken. De hele sloot zou van beneden tot boven bevriezen. Het leven in de sloot zou vernietigd worden. Dat geldt ook voor de meren en oceanen. Het leven op Aarde zou er dan heel anders uitzien. Afb. 59 Leven onder het ijs.
0 -5 °C
53
504483_BW.indd Sec1:53
11-06-2008 13:22:30
module 5
Water BASISSTOF 6
In het voorjaar smelt het ijs weer. Aan de oppervlakte zit veel zuurstof. Daar zitten ook veel andere stoffen. Deze stoffen zijn belangrijk voor het leven in de sloot. Die stoffen heten voeding-stoffen. De temperatuur van het water aan de oppervlakte stijgt. Stel, de temperatuur is 4 °C geworden. De dichtheid is dan het grootst. Dat water van 4 °C zakt naar de bodem. De zuurstof en voeding-stoffen in het water zakken mee. Het water dat beneden was, had weinig zuurstof. Dit water gaat naar boven. Daar kan het weer zuurstof opnemen. Er komt een stroming op gang. Zo komen belangrijke stoffen in de hele sloot. Afb. 60 De sloot in het voorjaar.
4 °C 0
veel zuurstof en voedingsstoffen
weinig zuurstof en voedingsstoffen
Om te onthouden Doordat water bijzonder is, bevriest niet de hele sloot. Doordat water bijzonder is, wordt zuurstof door de sloot verspreid. Doordat water bijzonder is, worden voeding-stoffen door de sloot verspreid. WB >
O pdra ch t 6 3 e n 6 4 , b l z. 4 5
54
504483_BW.indd Sec1:54
11-06-2008 13:22:35
module 5
Water BASISSTOF 6
Oppervlakte-spanning In basisstof 3 heb je geleerd dat waterdeeltjes elkaar aantrekken. Het lijkt alsof deze waterdeeltjes een vlies vormen. Dat gebeurt aan de oppervlakte van het water. Dat heet oppervlakte-spanning. Door de oppervlakte-spanning kan een insect op het water staan (afbeelding 61).
Zeep en water Zeepdeeltjes zijn erg klein. Net als waterdeeltjes. Je kunt ze niet zien. Ook niet met de sterkste microscoop. Zeepdeeltjes zitten tussen de waterdeeltjes aan de oppervlakte. De waterdeeltjes kunnen elkaar daardoor niet meer vasthouden. De oppervlakte-spanning is weg. Een insect kan niet meer op het water staan. Het zakt naar de bodem.
Om te onthouden Waterdeeltjes aan de oppervlakte lijken een vlies te vormen. Dit heet oppervlakte-spanning. Door de oppervlakte-spanning kan een insect op het water staan. Door zeep verdwijnt de oppervlakte-spanning bij water. WB >
O pdra ch t 6 5 t/ m 6 8 , bl z. 4 6
Afb. 61 Op het water.
55
504483_BW.indd Sec1:55
11-06-2008 13:22:35
module 5
Water BASISSTOF 6
Olie en zeep Stel je doet wat olie in water. Je roert flink. De olie valt uiteen in piepkleine druppeltjes. Na een tijdje gaan de druppels weer aan elkaar zitten. Olie lost niet op in water. Met zeep erbij gaat het anders. De zeepdeeltjes gaan om het olie-druppeltje zitten. Ieder olie-druppeltje wordt ingepakt door zeepdeeltjes. De olie-druppels kunnen niet meer aan elkaar gaan zitten. Met zeep lost olie wel op in water. Zo gaat het ook met ander vuil. Het is een warme dag. Je komt net terug van het mountain-biken. Je huid is bezweet en vies. Afb. 62 Wassen met zeep.
1
het vuil wordt losgemaakt
2
het vuil wordt ingepakt
Je kleren stinken en zijn vuil. Jij gaat onder de douche. Je kleren gaan in de wasmachine. Douchegel voor je huid. Shampoo voor je haar. Afb. 63 Wassen van haar.
56
504483_BW.indd Sec1:56
11-06-2008 13:22:44
module 5
Water BASISSTOF 6
Wasmiddel in de wasmachine. Het is allemaal zeep.
Om te onthouden Olie lost niet op in water zonder zeep. Olie lost wel op in water met zeep. De zeepdeeltjes pakken het vuil in. WB >
O pdra ch t 6 9 , b l z. 4 9
Jezelf wassen Je kunt je huid wassen met alleen maar water. Zand en vuil krijg je er gemakkelijk af. Vet en olie krijg je er niet gemakkelijk af. Daar heb je zeep bij nodig. Op je huid zit ook zweet en bacteriën. Met zeep kun je alles eraf wassen. In zeep zit ook een geurtje. Na het wassen ruik je lekker fris. Je huid maakt talg. Talg is een vettige stof. Net als olie. Talg houdt je huid soepel. Talg geeft je haar glans. Talg remt de groei van bacteriën. Met zeep was je ook de talg van je huid af. Op je huid groeien dan meer bacteriën en schimmels. Hierdoor kunnen infecties ontstaan. Door infecties word je ziek. Het is ongezond om te veel met zeep te wassen. Het is ook ongezond om te weinig met zeep te wassen.
57
504483_BW.indd Sec1:57
11-06-2008 13:22:45
module 5
Water BASISSTOF 6
Kleren wassen In schone kleding zie je er netjes uit. Schone kleding is ook belangrijk voor de hygiëne. Kleren was je in een wasmachine. In de wasmachine doe je water en wasmiddel. Wasmiddel is zeep voor kleding. Het wasmiddel lost goed op in water. De wasmachine draait en roert alles door elkaar. Zo kunnen het water en de zeep goed bij het vuil komen. Door het draaien komt het vuil gemakkelijker los. Het vuil wordt door de zeepdeeltjes ingepakt. Met schoon water wordt het vuil weggespoeld.
Om te onthouden Je huid maakt talg. Talg houdt je huid gezond. Met zeep was je vuil en talg weg. Te vaak met zeep wassen is niet goed voor je huid. Wasmiddel is zeep voor kleding. WB >
O pdra ch t 7 0 t/ m 7 3 , bl z. 5 0
Afb. 64 De was doen.
1
enkele wasmiddelen
2
de was, een fluitje van een cent
58
504483_BW.indd Sec1:58
11-06-2008 13:22:46
module 5
Water BASISSTOF 7
7
WATERDIER EN
Nederland is een land met veel water. In zeewater, meren en sloten leven planten en dieren. Ze leven van voedsel en zuurstof in het water. In deze basisstof leer je hoe dieren in water leven. Hoe ze eten, ademen, zwemmen en jongen krijgen.
Gewervelde dieren We kijken naar waterdieren met een skelet in het lichaam. Dieren met een skelet noem je gewervelde dieren. Gewervelde dieren leven in het water en op het land. Bijvoorbeeld: snoek, kikker, krokodil, merel en hond. Afb. 65 Waterplanten en waterdieren.
Afb. 66 Het skelet van een schildpad.
Gewervelde dieren kun je indelen in vijf groepen. Kijk naar tabel 3. Daar zie je de vijf groepen met voorbeelden. Er zijn er natuurlijk nog veel meer. Je ziet ook waar ze leven. Tabel 3 Groepen gewervelde dieren. groep
voorbeeld
leef-omgeving
amfibieën
kikker, pad, salamander
op het land en in het water
reptielen
slang, zee-schildpad, hagedis
op het land en in het water
vissen
snoek, haai, guppie
in het water
vogels
merel, duif, eend
op het land en in de lucht
zoogdieren
walvis, hond, zeehond
op het land
59
504483_BW.indd Sec1:59
11-06-2008 13:22:48
module 5
Water BASISSTOF 7
Kenmerken van gewervelde dieren Sommige dieren hebben vleugels, andere een staart. Je noemt dit kenmerken. Aan de kenmerken kun je zien bij welke groep een gewerveld dier hoort. De kenmerken gelden voor de meeste dieren van de groep. Maar niet voor alle dieren. Bijvoorbeeld: bij zoogdieren staat dat ze op het land leven. Voor de meeste dieren klopt dat. Maar niet voor zeehonden. En ook niet voor walvissen. Walvissen leven in het water. Ze krijgen hun jongen onder water. Een jonge walvis drinkt wel melk bij de moeder. Daarom is een walvis een zoogdier.
Gewervelde dieren herkennen Er zijn verschillende groepen gewervelde dieren. Om ze te herkennen, moet je op een aantal dingen letten. Je kunt ze herkennen aan de bedekking van hun huid. Je kunt ze herkennen aan de manier waarop ze ademhalen. Je kunt ze herkennen aan hoe ze zich voortplanten. Je kunt ze herkennen aan waar en hoe ze leven. Zie je een dier met kieuwen dat eieren legt, dan is het een vis. Een dier met veren is een vogel. Een dier met droge schubben en korte poten is een reptiel. Je hond met haar dikke vacht en melk-drinkende jongen is een zoogdier. Afb. 67 Zoogdieren die in het water leven.
60
504483_BW.indd Sec1:60
11-06-2008 13:22:50
module 5
Water BASISSTOF 7
In tabel 4 zie je de kenmerken van de groepen gewervelde dieren. Tabel 4 Kenmerken van de gewervelde dieren. gewervelde
voorbeeld
ademhaling
huid-bedekking
voortplanting
leef-omgeving
kikker
kieuwen,
slijm
eieren zonder
op het land en in het water
pad
longen
salamander
en huid
krokodil
longen
dieren amfibieën
reptielen
een schaal droge schubben
slang
eieren met een
op het land en in het water
leerachtige schaal
zee-schildpad vissen
karper
kieuwen
natte schubben
tonijn
eieren zonder
in het water
een schaal
goudvis vogels
eend
longen
veren
duif
eieren met een
in de lucht en op het land
kalkschaal
pinguïn zoogdieren
mens
longen
haren
levende jongen
walvis
die moedermelk
hond
drinken
op het land en in het water
Om te onthouden Gewervelde dieren hebben een skelet. Ze leven in het water en op het land. Gewervelde dieren kun je herkennen aan de huid-bedekking, de ademhaling, de voortplanting en de leef-omgeving. WB >
O pdra ch t 7 4 t/ m 7 6 , bl z. 5 4
De bouw van waterdieren
Afb. 68 Kenmerken van vissen.
Waterdieren leven boven en onder water. Hoe en waar de waterdieren leven, noem je hun leef-omgeving. Hun lichaam is precies geschikt om in het water te leven. Zij zijn aan hun leef-omgeving aangepast. In afbeelding 68 zie je een snoek met kieuwen. Met de kieuwen kan hij onder water ademhalen. De snoek is door zijn kieuwen aangepast aan het leven onder water.
schubben met slijm
huid
eieren zonder schaal
61
504483_BW.indd Sec1:61
11-06-2008 13:22:51
module 5
Water BASISSTOF 7
In tabel 5 zie je hoe gewervelde waterdieren aan hun leef-omgeving aangepast zijn. Tabel 5 Aanpassing van gewervelde dieren aan hun leef-omgeving. gewervelde dieren
voorbeeld
aanpassing aan leven in het water
amfibieën
kikker, pad, salamander
poten met zwemvliezen
reptielen
krokodil, slang, zee-schildpad
korte poten
vissen
karper, tonijn, goudvis
vinnen en een zwemblaas
vogels
eend, duif, pinguïn
poten met zwemvliezen
zoogdieren
mens, walvis, hond
poten of vinnen
Voortbewegen onder water Voortbewegen betekent: je verplaatsen. Op het land beweeg je je voort met benen of poten. Maar die zijn niet zo geschikt in het water. Probeer maar eens te rennen in het water. Het water geeft veel weerstand. Het water houdt je tegen.
Afb. 69 In het water moet je gestroomlijnd zijn.
Waterdieren zijn aangepast om te bewegen in het water. Ze zijn gestroomlijnd en hebben een platte staart. Een gestroomlijnd lichaam heeft een gladde vorm. Er steekt niets uit. Dan heb je minder weerstand van het water. Met een platte staart kun je meer water wegduwen. Een dolfijn kan daardoor sneller zwemmen dan een mens. Vissen hebben vinnen in plaats van poten. Met vinnen kunnen ze snel zwemmen en goed sturen. Bijna alle vissen hebben een slijmlaag op hun schubben. Hiermee kunnen ze sneller door het water glijden. Vissen sturen met hun vinnen. Zee-zoogdieren zoals dolfijnen sturen met hun flippers. Flippers zijn eigenlijk platte voorpoten.
1 een vis met een gestroomlijnd lichaam, platte staart en vinnen
2 een dolfijn met een gestroomlijnd lichaam, platte staart en flippers 62
504483_BW.indd Sec1:62
11-06-2008 13:22:52
module 5
Water BASISSTOF 1
Afb. 70 De poten van een zeehond lijken op flippers.
Zwemvliezen Bijna alle waterdieren met een skelet hebben korte poten. Soms lijken de poten op flippers. Kijk maar naar de zeehond in figuur 70. Eenden, ganzen en bevers hebben zwemvliezen tussen hun tenen (afbeelding 71). Hiermee kunnen ze sneller door het water bewegen.
Voortplanten onder water Voortplanten is het krijgen van jongen. Waterdieren doen dat ieder op hun eigen manier. Vissen leggen eitjes. De eitjes komen al na een paar dagen uit. Afb. 71 Een jonge gans heeft al grote zwemvliezen om te leren zwemmen.
63
504483_BW.indd Sec1:63
11-06-2008 13:22:53
module 5
Water BASISSTOF 7
Stekelbaarsjes bouwen een nest. Dat zie je in figuur 72. Zee-zoogdieren krijgen levende jongen. Zeehonden, zeeleeuwen en walrussen gaan daarvoor aan land. De jongen gaan pas met de ouders mee als ze groot genoeg zijn. Walvissen en dolfijnen worden in het water geboren. Meestal komt bij de geboorte eerst de kop tevoorschijn. Maar bij een jonge walvis is dat niet zo. Daar komt eerst de staart naar buiten.
Afb. 72 Een stekelbaarsje bouwt een nest voor haar eitjes.
Afb. 73 De geboorte van een dolfijn.
Afb. 74 Een zee-schildpad laat eieren met een leerachtige schaal in een kuil vallen.
Zee-schildpadden leggen hun eieren op het strand. Ze graven een kuil en laten de eieren erin vallen. Dat zie je in figuur 74. Deze eieren vallen niet stuk. Eieren van reptielen zijn zacht en stevig. De voortplanting bij haaien en guppies is heel bijzonder. Eerst worden eitjes in de buik van de moeder bevrucht. Na een tijdje komen de eitjes uit. Maar de visjes blijven nog even in de buik van de moeder. Als de jongen groot genoeg zijn, worden ze in het water geboren.
64
504483_BW.indd Sec1:64
11-06-2008 13:22:55
module 5
Water BASISSTOF 7
Om te onthouden Voortbewegen betekent je verplaatsen. Waterdieren zijn gestroomlijnd. Waterdieren hebben een platte staart. Met een platte staart duw je meer water weg. Waterdieren sturen met vinnen of flippers. Voortplanten is het krijgen van jongen. Vissen leggen eitjes in het water. Een stekelbaarsje legt eieren in een nest. Zeehonden, zeeleeuwen en walrussen krijgen hun jongen op het land. Dolfijnen, orka’s en walvissen worden in het water geboren. Zee-schildpadden laten hun eieren in een kuil vallen. Haaien en guppies worden uit eitjes geboren. Ze blijven eerst in de buik van moeder. Ze komen naar buiten als ze groot genoeg zijn. WB >
O pdra ch t 7 7 t/ m 8 0 , bl z. 5 5
Ademhalen onder water
Afb. 75 De kieuwen van een vis.
Dieren op het land ademen lucht in. Net als mensen. De lucht gaat naar de longen. Je lichaam haalt zuurstof uit de lucht. En geeft koolstof-dioxide aan de lucht af. Dan adem je de lucht weer uit. Met longen kun je geen zuurstof uit het water halen. Vissen hebben geen longen maar kieuwen. Met kieuwen halen vissen zuurstof uit het water. Kieuw-deksels beschermen de kieuwen. Om te ademen hapt de vis water in. Het water stroomt langs de kieuwen. Met de kieuw-plaatjes haalt de vis zuurstof uit het water. Daarna stroomt het water langs het kieuw-deksel weer naar buiten.
1 een stukje kieuw-deksel weggeknipt
2
de waterstroom
65
504483_BW.indd Sec1:65
11-06-2008 13:23:06
module 5
Water BASISSTOF 7
Boven water kan een vis met kieuwen niet ademhalen. Kieuwen kleven boven water aan elkaar. Een vis op het droge zal daarom stikken.
Kikkers Kikkers hebben longen. Ze halen zuurstof uit de ingeademde lucht. Kikkers hebben een dunne huid. Met de dunne huid kunnen ze ook ademhalen. Dat noem je huid-ademhaling. Kikkers houden een winterslaap. Ze zitten diep weggekropen in de modder van een sloot of plas. Ze gaan dan niet boven water ademhalen. Gelukkig kunnen ze dan ademen door de huid. Alle andere waterdieren moeten naar boven om lucht te happen. Bij een walvis zit zijn neus boven op zijn kop. Een walvis spuit water als hij uitademt. Reptielen, vogels, amfibieën en zoogdieren hebben allemaal longen.
Om te onthouden Ademhalen is zuurstof opnemen en koolstof-dioxide afgeven. Zuurstof is nodig om te leven. Mensen ademen met longen. Vissen ademen met kieuwen. Amfibieën zoals kikkers ademen met longen en de huid. Zee-zoogdieren zoals walvissen ademen met longen. Reptielen zoals krokodillen ademen met longen. WB >
Afb.76 Een kikker haalt adem door de longen en de huid. longen
O pdra ch t 8 1 t/ m 8 3 , bl z. 5 7
Afb. 77 Reptielen zoals krokodillen halen adem met longen.
huid
longen
66
504483_BW.indd Sec1:66
11-06-2008 13:23:10
module 5
Water BASISSTOF 7
Aan de waterkant Kikkers, padden en salamanders zijn amfibieën. Amfibieën vind je meestal vlak bij het water. Dat heeft een reden. Je weet al dat kikkers een dunne huid hebben. Daarmee nemen ze zuurstof uit het water op. Maar de dunne huid heeft ook een nadeel. De huid droogt snel uit. Daarom zitten amfibieën meestal vlak bij het water. Afb. 78 De gedaante-verwisseling bij een kikker.
Er is nog een reden waarom amfibieën vlak bij het water zitten. In het voorjaar gebeurt de voortplanting aan de waterkant. De jongen kunnen het land nog niet op. De jongen zijn eerst larven. Dit zie je in afbeelding 78. Larven ademen met kieuwen en met de huid. Ze hebben nog geen pootjes en geen longen. Ze kunnen daarom niet leven op het land.
67
504483_BW.indd Sec1:67
11-06-2008 13:23:11
module 5
Water BASISSTOF 7
Larven veranderen als ze groter worden. Dit noem je de gedaante-verwisseling. Ze krijgen dan pootjes en longen. Hiermee kunnen ze leven op het land.
Om te onthouden Amfibieën zoals kikkers en padden moeten vlakbij het water leven. Dat heeft twee redenen: 1 De huid mag niet uitdrogen. Want dan kunnen ze niet meer ademhalen. 2 Jonge kikkers hebben nog geen pootjes en geen longen. Ze kunnen daarom niet leven op het land. Ze moeten in het water blijven. Ze krijgen pootjes en longen na een gedaante-verwisseling. Daarna kunnen ze leven op het land. WB >
O pdra ch t 8 4 t/ m 8 6 , bl z. 5 8
68
504483_BW.indd Sec1:68
11-06-2008 13:23:12
module 5
Water BASISSTOF 8
8
WWW > CO M PUTERLES
WATER O M TE DR I NK EN
Misschien heb je de film ‘Cast Away’ gezien. Een vliegtuig stort in zee. Eén man overleeft het. Hij spoelt aan op een onbewoond eiland. Overal ziet hij zeewater. Toch heeft hij een probleem. Er is geen zoet water. Er zijn geen rivieren en meren. Gelukkig regent het vaak. Hij vangt de regen op in lege kokosnoten.
Afb. 79 Water gebruik je voor heel veel dingen.
Waar drinkwater vandaan komt Thuis gebruik je zoet water. We zeggen ook wel drinkwater. Je zou soms ook zout water kunnen gebruiken. Bijvoorbeeld om de stoep te schrobben. Uit de kraan komt alleen zoet water. In Nederland komt het meeste drinkwater uit de grond. Dat heet grondwater. De regen valt op de grond. Het regenwater zakt langzaam in de grond. Het grondwater wordt omhoog gepompt. Soms vanaf wel 100 meter diep. Het gebied waar grondwater wordt opgepompt, heet waterwingebied. Daar mag je geen afval storten. Afb. 80 Deze bordjes staan waar grondwater opgepompt wordt.
69
504483_BW.indd Sec1:69
11-06-2008 13:23:12
module 5
Water BASISSTOF 8
Aan de kust komt ook zeewater in de grond. Aan de kust is het grondwater zout. Daarom wordt drinkwater daar uit rivieren en meren gehaald. Water uit rivieren en meren heet oppervlakte-water. Afb. 81 Drinkwater wordt gemaakt van grondwater en oppervlakte-water.
In basisstof 6 heb je geleerd hoe je kunt schoonmaken. Zeep erbij doen en met water wegspoelen. Water is een goed oplosmiddel. Veel stoffen lossen goed op in water. In water zitten dus veel stoffen. Ook stoffen die ongezond zijn. Die stoffen kunnen in de grond komen. Het kan ook in rivieren en meren komen. Dat is niet goed voor het drinkwater. Ons drinkwater moet daarom eerst schoongemaakt worden. Water schoonmaken heet zuiveren.
Om te onthouden Water dat je thuis gebruikt, noem je drinkwater. Water dat uit de grond komt, heet grondwater. Water uit rivieren, meren en beken heet oppervlakte-water. Drinkwater maakt men van grondwater en oppervlakte-water. Water schoonmaken heet zuiveren. WB >
O pdra ch t 8 7 t/ m 8 9 , bl z. 6 1
70
504483_BW.indd Sec1:70
11-06-2008 13:23:15
module 5
Water BASISSTOF 8
Oppervlakte-water zuiveren Oppervlakte-water kun je gewoon zien. Het is aan de oppervlakte. Er kan van alles in vallen. Bijvoorbeeld hout en plastic. Maar ook oude fietsen en dode vogels. Er kunnen ook schadelijke stoffen in zitten. Dat moet er allemaal uitgehaald worden. Het water moet gezuiverd worden. Het zuiveren gebeurt in stappen. Afb. 82 Oppervlakte-water wordt vervuild.
1
schadelijke stoffen in het oppervlakte-water
2
fabrieken zorgen voor vervuiling
Filtreren Eerst wordt het grootste vuil eruit gehaald. Dit heet filtreren. Dat gebeurt eerst met roosters. Daarna wordt het water gezeefd. Dat is voor het kleinere vuil. Het zeven gebeurt met steentjes en zand. Net als in de natuur. Bezinken Het water komt in een grote bak. In het water zitten hele kleine vuildeeltjes. Als de vuildeeltjes zwaarder zijn dan water, zinken ze naar de bodem. Dit heet bezinken.
3 thuis zorgen we ook voor vervuiling
71
504483_BW.indd Sec1:71
11-06-2008 13:23:15
module 5
Water BASISSTOF 8
Absorptie Sommige schadelijke stoffen zitten er nu nog in. Het water gaat door een filter met koolstof. De koolstof ‘zuigt’ de schadelijke stoffen op. Een ander woord voor opzuigen is absorberen. Het water kan zichzelf ook schoonmaken. Dit gebeurt door bacteriën in het water. De bacteriën hebben zuurstof nodig. Door roeren komt er extra zuurstof in het water. Hierdoor wordt het water ook gezuiverd. Behalve zuiverende bacteriën zijn er ook schadelijke bacteriën. Schadelijke bacteriën worden gedood. Dat gebeurt met UV licht. UV licht zit ook in gewoon zonlicht. UV licht zorgt ervoor dat we bruin worden in de zon. Schadelijke bacteriën kun je ook doden met chloor. Daarvoor moet je chloor bij het water doen. In het zwembad gebruiken ze chloor om bacteriën te doden. Chloor is slecht voor het milieu. Afb. 83 Van oppervlakte-water naar drinkwater.
hulpstoffen
hulpstoffen
actieve-koolfilters
roerwerken pomp
spaarbekken
pomp
zeven
filter slibbezinking
behandeling met ozon
Grondwater zuiveren Het zuiveren van grondwater gaat net als bij oppervlakte-water. In grondwater zitten natuurlijk geen fietsen en planken. Het grondwater is al door de grond gezakt. Het is al gefiltreerd. Dat heeft de natuur gedaan. Bij de zuivering hoeven ze niet zoveel meer te filtreren.
72
504483_BW.indd Sec1:72
11-06-2008 13:23:18
module 5
Water BASISSTOF 8
Er zijn wel andere stoffen in het water opgelost. Dat zijn de stoffen die in de grond zitten. Bacteriën kunnen deze stoffen eruit halen. Daar is veel zuurstof voor nodig. Het water wordt daarvoor flink in beweging gehouden. Dat gebeurt in de beluchtings-bak (afbeelding 84).
Afb. 84 Een beluchtings-bak.
Daarna wordt het water in een grote bak gedaan. In die bak zitten steentjes. Op de steentjes leven bacteriën. De bacteriën zuiveren het water. Bij de water-zuivering controleert men de kwaliteit. Dat gebeurt met de hulp van vissen. Die weten heel goed of het water in orde is. Zwemmen ze tegen de stroom in? Dan is het water schoon. Zwemmen ze met de stroom mee? Dan willen ze weg omdat het water niet schoon is. Als het water helemaal schoon is, wordt het bewaard voor gebruik.
Om te onthouden Vuil uit het water halen heet filtreren. Vuil naar de bodem laten zakken heet bezinken. Schadelijke stoffen weghalen met koolstof heet absorptie. Schadelijke stoffen kunnen ook weggehaald worden met bacteriën of UV licht. Water kan zichzelf ook schoonmaken.
Afb. 85 Is het water schoon?
Grondwater is al gefiltreerd. In grondwater zitten meer stoffen opgelost dan in oppervlaktewater. Bacteriën halen veel van die stoffen eruit. Hier is veel zuurstof voor nodig. WB >
O pdra ch t 9 0 t/ m 9 2 , bl z. 6 2
73
504483_BW.indd Sec1:73
11-06-2008 13:23:19
module 5
Water BASISSTOF 8
Water thuis gebruiken Thuis komt het water uit de kraan. Het is schoon. Het is klaar voor gebruik. We gebruiken water voor veel verschillende dingen. We gebruiken per dag ongeveer 150 liter water per persoon. Dat is heel veel. In tabel 6 zie je wat verschillende activiteiten aan water kosten. Tabel 6 per keer gebruik je bad
80 liter
douche
35 liter
handen wassen
2 liter
koken, drinken
3 liter
tanden poetsen
1 liter
wc doorspoelen
9 liter
Afb. 86 De hele dag door gebruik je water.
3
1
douchen
tandenpoetsen
2
koken
74
504483_BW.indd Sec1:74
11-06-2008 13:23:20
module 5
Water BASISSTOF 8
Een Amerikaan verbruikt 500 liter water per dag. Een Europeaan verbruikt 150 liter. Een persoon uit Rwanda (Afrika) verbruikt slechts 10 liter. Sommige auto-wasserettes verbruiken 300 liter water per auto. Dat zijn 35 emmers. Zuinig zijn met water is belangrijk. In tabel 7 zie je hoe je zuinig kunt zijn. Drinkwater maken kost veel energie. Dat is slecht voor het milieu. Ook het gebruik van grondwater is slecht voor het milieu. Hierdoor blijft er minder water in de grond. Zo drogen natuurgebieden uit. Tabel 7 Tips om minder water te verbruiken. wat te doen …
wat je bespaart …
zuinige wc-spoelbak
3 liter per keer
zuinige douche-koppen
12 liter per keer
wc-spoelbak met spaartoets
gemiddeld 1½ liter per keer
zuinige kranen
5 liter per minuut
Om te onthouden In Nederland verbruikt een persoon 150 liter water per dag. In arme landen gebruikt men veel minder water. Er zijn verschillende manieren om water te sparen. WB >
O pdra ch t 9 3 t/ m 9 5 , bl z. 6 6
75
504483_BW.indd Sec1:75
11-06-2008 13:23:24
module 5
Water BASISSTOF 8
Afb. 87 Bescherming tegen het zeewater.
1
duinen
Bescherming tegen water Een groot deel van Nederland ligt lager dan de zee. Toch loopt het niet onder water. De duinen houden het water tegen. Mensen hebben ook dijken gebouwd (afbeelding 87). De dijken houden het water ook tegen. Er zijn dijken langs de zee. Er zijn ook dijken langs rivieren. Soms gaat het toch nog mis. Zoals in 1953. Zeeland kwam onder water te staan (afbeelding 88).
2 dijken om het zeewater tegen te houden
Afb. 88 Zeeland 1953.
76
504483_BW.indd Sec1:76
11-06-2008 13:23:24
module 5
Water BASISSTOF 8
Rivieren kan men niet tegenhouden. Soms staat het water in de rivieren hoog. Dat gebeurt als het veel regent. Of als de sneeuw in de Alpen smelt. Bepaalde gebieden laat men expres overlopen. Dit noemt men overloop-gebieden. In de zomer zakt het water weer. Dan staan de gebieden weer droog. De koeien kunnen er dan weer grazen. Op het kaartje in afbeelding 89 zie je waar overloop-gebieden liggen.
Afb. 89 Overloop-gebieden langs de Maas en de Rijn.
Om te onthouden Dijken en duinen beschermen ons tegen het zeewater. Er zijn ook dijken langs de rivieren. Als het water in rivieren te hoog wordt, stroomt het naar overloop-gebieden.
Het broeikas-effect Wij halen onze energie vooral uit olie. Bij de verbranding van olie komen gassen vrij. Deze gassen houden de warmte van de Aarde vast. Deze heten de broeikas-gassen. Het is net als een deken om de Aarde. De Aarde wordt steeds warmer. Dit heet het broeikas-effect. Geleerden voorspellen dat het water zal stijgen. Dat komt doordat het ijs zal smelten. Het ijs van de Noordpool drijft in de zee. Als dit smelt, gebeurt er niets met de hoogte van het water. Het ijs van de Zuidpool en Groenland is anders. Dat ligt op land. Als dit ijs smelt, komt het in zee terecht. Het zeeniveau zal meters stijgen.
= overloopgebied
77
504483_BW.indd Sec1:77
11-06-2008 13:23:39
module 5
Water BASISSTOF 8
Kijk naar afbeelding 90. Het ijs is wit. Witte vlakken kaatsen zonnestralen terug. Net als een spiegel. De zee is donker. Donkere vlakken nemen zonnestralen op. De zee zal sneller warm worden. Het ijs zal nog sneller gaan smelten. De zeespiegel zal nog sneller gaan stijgen. Afb. 90 Het ijs van de Noordpool drijft in zee. Het ijs van Groenland ligt op land.
1
een foto uit 1979
Noordpool
2
Groenland
een foto uit 2003
Hoeveel de zeespiegel zal stijgen, is heel moeilijk te voorspellen. In tabel 8 zie je een voorspelling voor Nederland. Het is onderzocht door het KNMI in 2006. De voorspelling gaat over het jaar 2100. Tabel 8 Voorspelling (KNMI in 2006) voor het jaar 2100. stijging van de temperatuur
stijging van de zee
2 °C
45 cm
4 °C
65 cm
De stijging van de zee lijkt mee te vallen. Maar de dijken zullen wel verhoogd moeten worden. Dat kost erg veel geld. Nederland is gelukkig een rijk land.
78
504483_BW.indd Sec1:78
11-06-2008 13:23:40
module 5
Water BASISSTOF 8
Veel arme landen zullen meer last hebben. Deze hebben niet zoveel geld. Bijvoorbeeld in Bangladesh. Daar zal een groot gedeelte van het land overstromen. Er zullen moerassen ontstaan. Miljoenen mensen zullen wegtrekken. Er zullen veel insecten en muggen komen. Deze brengen ziekten met zich mee. Een voorbeeld van zo’n ziekte is malaria.
Om te onthouden Door verbranding van olie ontstaan broeikas-gassen. Broeikas-gassen houden de warmte vast. De aarde wordt steeds warmer. Er smelt steeds meer ijs. Het zeewater stijgt steeds meer. Het leven op Aarde zal sterk veranderen. WB >
O pdra ch t 9 6 t/ m 1 0 0 , b l z. 6 7
Afb. 91 De mug brengt malaria over.
79
504483_BW.indd Sec1:79
11-06-2008 13:23:42
module 5
Water REGISTER
REGISTER aangepast ..........................61 aanpassen .........................34 absorberen ........................72
afsta7 huidmondjes ......................32 hulp-organisaties ...............13 ijs ......................................20
balans ................................38 beluchtings-bak .................73 besmet...............................13 bevriezen ...........................22 bezinken ............................71 bloedcellen ........................30 bloed-plasma ....................30 bouwstenen .......................29 bouwstof......................28, 29 broeikas-effect...................77 broeikas-gassen ................77 bronwater ..........................14 cafeïne ...............................17 cellen .................................28 celwand .............................32 chloor.................................72 condenseren ......................23 cv-ketel ..............................19 dichtheid ............................45 dieren, gewervelde ............59 dijken .................................76 drinkwater ..........................69 duinen ................................76 fase ....................................20 filtreren ...............................71 geboorte ............................64 gedaante-verwisseling ......68 gestroomlijnd .....................62 glucose ..............................32 grondwater ..................10, 69 hemel-water.......................11 huid-ademhaling................66
inkrimpen ...........................49 kenmerken .........................60 kieuwen .............................65 koolstof ..............................72 koolzuur-gas ......................15 kringloop............................11 leef-omgeving ....................61 longen ................................65 lozen ..................................19 malaria ...............................79 massa ................................38 mineraal-water...................14 mineralen .....................14, 32 oplosmiddel .......................70 oppervlakte-spanning........55 oppervlaktewater .........10, 70 organen..............................31 overloop-gebieden ............77
uitdrogen ...........................30 uitzetten .............................49 urine ...................................30 UV licht ..............................72 verdampen.........................23 verdampt ...........................11 verhoudings-tabel .............47 vervoeren ...........................19 verwarming, centrale .........19 voeding-stoffen .................54 volume .........................38, 39 waslaagje ...........................34 water-balans ......................30 waterdamp ........................20 water-kringloop, grote .......27 water-kringloop, kleine ......26 waterwingebied .................69 weerstand ..........................62 zoet ....................................10 zoetwater-planten ..............36 zout ....................................10 zuiveren .............................70 zwemblaas.........................42
riolering ..............................19 rotten .................................44 smelten ..............................22 stevig .................................28 stevigheid ....................28, 32 stof-eigenschap.................45 stollen ................................22 talg .....................................57 transport ......................20, 31 transport-middel ................18 trimvest ..............................43
80
504483_BW.indd Sec1:80
11-06-2008 13:23:59
module 5
Water SCHOLEN
VITA I S TOT STA ND GE K OM EN I N S AM ENWERK I NG M ET D E VOLGENDE SCH OL EN: Accentcollege
Schiedam
OSG Sevenwolden
Grou
Bonifatius mavo Emmeloord
Emmeloord
Pascal College
Zaandam
Chr. Gymnasium Sorghvliet
Den Haag
PCC - AF
Alkmaar
CSG Beilen
Beilen
Reggesteyn loc. Cattelaar
Rijssen
CSG Comenius
Leeuwarden
Romboutscollege
Brunssum
CSG Reggesteyn
Nijverdal
RSG Lingecollege
Tiel
Da Vinci College vest. Kagerstraat
Leiden
RSG Pantarijn
Wageningen
De Blesewic
Bleiswijk
Scholengroep Cambium
Zaltbommel
De Nieuwe Veste
Coevorden
Scholengroep De Hoven /
Dollard College
Woldendorp
Esdal college loc. Angeloersdrijk
Emmen
Sint Janscollege
Fioretti College
Veghel
SG Were Di / locatie ‘Stokerwei’
Hoensbroek
Stedelijk College Eindhoven
Eindhoven
Gooische Scholenfederatie,
locatie 'Windroos'
Gorinchem
Weesp
Stedelijk College Zoetermeer
Zoetermeer
Griendencollege
Sliedrecht
Stedelijk Gymnasium Breda
Breda
Groenhorst College - vmbo
Ede
Thorbecke VO
Rotterdam
GS Randstad, Vest. Rotterdam
Rotterdam
Twents Carmel College
Losser
Hanze College (sgr. Kwadrant)
Oosterhout
Ubbo Emmius
Stadskanaal
Helinium
Hellevoetsluis
Utrecht Zuid College
Utrecht
Hervion College
Den Bosch
Vakcollege Dr. Knippenberg
Helmond
Hervormd Lyceum West
Amsterdam
Valuascollege
Venlo
Hooghuislyceum, locatie Heesche
Heesch
Van der Cappelen SG
Zwolle
Leidsche Rijn college
Utrecht
Wartburg College
Dordrecht
Linde College
Wolvega
Wolfert Dalton
Rotterdam
Casparus College vmbo
81
504483_BW.indd Sec1:81
11-06-2008 13:23:59
COLO FO N Illustraties: Marian Latour, Bas Teunis, Otto Vork, Henk van der Vrande, Zanzara.
Foto’s: ANP Rijswijk, Daliz Images/Dave de Bruin, Frans Lanting/Minden Pictures/Foto Natura, Hollandse-Hoogte, Pim Rusch Fotografie, Shutterstock, Spaarnestad, Stone/Getty Images De uitgever heeft getracht met alle rechthebbenden op illustraties en tekst in contact te treden. Mogelijk is dit niet in alle gevallen gelukt. Degene die meent op illustratie en/of tekst recht te kunnen doen gelden, wordt verzocht in contact te treden met uitgeverij Malmberg te ‘s-Hertogenbosch.
Ontwerp: Uitgeverij Malmberg
Opmaak: STAAL Kreatieven
ISBN 978-90-345-3319-7 © Malmberg ’s-Hertogenbosch, 2008. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voorzover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteursweg 1912 j° het Besluit van 20 juni 1974, St.b.351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, St.b. 471, en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.
82
504483_BW.indd Sec1:82
11-06-2008 13:23:59