Afdeling Eerstelijnsgeneeskunde Centrum voor Huisartsgeneeskunde, Ouderengeneeskunde en Public Health Huispost 117/vphg Postbus 9101 6500 HB Nijmegen UMC St Radboud Centraal, route Geert Grooteplein 21 T (024) 361 88 34 / 3668244
[email protected] www.uvnn.nl
[email protected]
Meetschalen Mobiliteit in het verpleeghuis Verslag van Consensustraject Mobiliteit Minke Nieuwboer en Els Derksen Februari 2009
Inhoudsopgave 1
Inleiding........................................................................................................................................... 1 1.1 Meetschalen en Modelpraktijk ................................................................................................ 1 1.2 Werkgroep „Meetschalen Mobiliteit‟ ...................................................................................... 1 1.2.1 Taakopdracht werkgroep ................................................................................................. 1 1.2.2 Werkwijze en samenstelling consensusgroep.................................................................. 2 2 Resultaten „Meetschalen Mobiliteit‟ ............................................................................................... 3 2.1 Huidige praktijk bij mobiliteit en mobiliteitsproblemen ......................................................... 3 2.1.1 Inventarisatie gebruik meetinstrumenten......................................................................... 3 2.1.2 Werkwijze fysiotherapeuten ............................................................................................ 3 2.2 Keuze Meetschalen.................................................................................................................. 4 2.3 Gebruik Meetschalen ............................................................................................................... 4 2.4 Meetschalen ............................................................................................................................. 5 3 Vervolg op traject Meetschalen Mobiliteit .................................................................................... 17 3.1 Advies Implementatie............................................................................................................ 17 3.2 Publicaties ............................................................................................................................. 17 3.3 Samenwerking UNO-Amsterdam ......................................................................................... 17 3.3.1 Overeenkomsten en verschillen UVNN - UNO ............................................................ 17 3.4 Startsymposium “Samen in Beweging” ................................................................................ 18 3.4.1 Evaluatie UNCO-MOB ................................................................................................. 18 Bijlage 1 Taakopdracht werkgroep Consensus Mobiliteit ................................................................ 21 Bijlage 2 Inventarisatie Meetinstrumenten ....................................................................................... 23 Bijlage 3 Samenstelling werkgroep consensus Meetschalen Mobiliteit ........................................... 24 Bijlage 4 Verklaring termen Klinimetrie .......................................................................................... 25 Bijlage 5 Zoekstrategie Psychometrische Kwaliteit van Meetinstrumenten ..................................... 26 Bijlage 6 De UNCO-MOB Fysiotherapeutische Klinimetrie bij kwetsbare ouderen ....................... 27 Bijlage 7 Programma “Samen in beweging” .................................................................................... 28
1
Inleiding
Het UVNN is een samenwerkingsverband tussen negen instellingen voor verpleeghuiszorg en de afdeling Verpleeghuisgeneeskunde van het Universitair Medisch Centrum St Radboud te Nijmegen. Het netwerk heeft als doelstellingen: het stimuleren van wetenschappelijk onderzoek, onderwijs en opleiding én het optimaliseren van patiëntenzorg. Verpleeghuiszorg is multidisciplinaire en probleemgeoriënteerde zorg. Om die zorg optimaal te kunnen bieden wordt een veelheid van gegevens verzameld. Voor de ontwikkeling van een „modelpraktijk‟ is het een vereiste te komen tot een set van meetschalen, waarmee de zorg op een eenduidige wijze in kaart wordt gebracht en waarmee ook effecten van de zorgverlening zichtbaar worden. Deze doelstelling is zowel in de samenwerkingsovereenkomst opgenomen, als ook binnen het meerjarenbeleidplan 2007 – 2010 (H2 Zorg en behandeling; 2.1 Modelpraktijk).
1.1 Meetschalen en Modelpraktijk Binnen het UVNN wordt modelpraktijk nagestreefd. Dit betekent dat de bij het UVNN aangesloten instellingen de praktijk zodanig inrichten dat zoveel mogelijk volgens the State of the Art wordt gewerkt. Meetschalen moeten bruikbaar zijn voor de dagelijkse praktijk, maar ook voldoen aan de eisen voor wetenschappelijk onderzoek. In 2004-2005 is een inventarisatie uitgevoerd naar het gebruik van meetschalen binnen de verpleeghuiszorginstellingen van het UVNN met betrekking tot een groot aantal domeinen zoals: cognitie, mobiliteit, communicatie en taalvermogen, ADL/zelfzorg, comorbiditeit/ voorgeschiedenis, medicatie, stemming etc. Deze inventarisatie laat zien dat er een grote diversiteit is in schalen en de wijze waarop ze worden gebruikt. Het doel waarvoor de meetschalen worden gebruikt is tweeledig: 1. als assessmentinstrument, vanwege de start van een bepaalde behandeling en vaststellen van effecten van behandeling; en 2. als voorbereiding op zorgplanbesprekingen. Ook een combinatie van meetschalen voor beide bovengenoemde doelen komt voor. De meeste instrumenten worden gebruikt op indicatie naar aanleiding van een gesignaleerd probleem. Met behulp van meetschalen wordt het probleem dan grondig en objectief in kaart gebracht. In enkele situaties wordt het instrument daarna gebruikt om effecten van een bepaalde behandeling te volgen, echter een evaluatie met behulp van meetschalen wordt niet altijd toegepast. Structurele assessments, bijvoorbeeld bij opname en met een vast tijdsinterval, komen nauwelijks voor (Rapport Inventarisatie Meetschalen, UVNN 2005). Naar aanleiding van deze uitkomsten is het streven voor elk domein consensus te bereiken over: de keuze voor één of meer meetschalen; het doel en de wijze waarop de meetschaal wordt ingezet; met welke frequentie en door wie de meetschaal wordt afgenomen; op welke wijze de gegevens worden ingebed in het zorgproces; en op welke wijze de gegevens worden vastgelegd.
1.2 Werkgroep „Meetschalen Mobiliteit‟ 1.2.1 Taakopdracht werkgroep Voor de start van de werkgroep „meetschalen mobiliteit‟ is een plan van aanpak geformuleerd in een taakopdracht (zie bijlage 1). Deze opdracht past ook binnen het Meerjarenbeleidplan van het UVNN (2007-2010), waarin wordt ingezet op de ontwikkeling van een modelpraktijk voor verpleeghuiszorg.
1
Het resultaat van de werkgroep „mobiliteit‟ heeft ook een relatie met de opdracht aan de werkgroep Autopat, die een advies heeft geformuleerd over onderwerpen die straks geautomatiseerd vastgelegd worden in een Elektronisch Cliëntendossier (ECD). Gegevens die op eenzelfde wijze (met behulp van een meetinstrument) worden vastgelegd kunnen ook ontsloten worden voor wetenschappelijk onderzoek, één van de doelstellingen van het UVNN. In voorbereiding op de mogelijkheden binnen het ECD is het verstandig zorgprocessen te stroomlijnen en meer overeenstemming te krijgen in de gegevensverzameling over cliënten. Overeenstemming over de keuze en het gebruik van meetschalen past hierin. De werkgroep is met de volgende opdracht aan de slag gegaan: 1. Stel verschillende doelgroepen vast in de verpleeg- en verzorgingshuissetting (en evt. thuissituatie) relevant voor dit domein, in ieder geval psychogeriatrisch en somatisch. 2. Kies één meetschaal per doelgroep, die door alle UVNN instellingen gebruikt gaat worden om mobiliteit te meten. 3. Maak zo nodig onderscheid in diagnostiek/screening van een mobiliteitsproblemen en het volgen van het beloop van mobiliteit (bijvoorbeeld na behandeling). 4. Maak afspraken over het gebruik (indicatie, frequentie en manier van registratie) van de gekozen schaal. 5. Bepaal consequenties van de keuze voor het daadwerkelijk gebruik door de fysiotherapeuten en aanpalende disciplines, bijvoorbeeld verpleeghuisartsen en verzorgenden. 6. Formuleer een advies over op welke wijze er gerapporteerd wordt over dit traject, bijvoorbeeld via het tijdschrift Geriatrie & Gerontologie of het tijdschrift voor Fysiotherapie.
1.2.2 Werkwijze en samenstelling consensusgroep Voor dit consensustraject is een monodisciplinaire werkgroep samengesteld. Acht UVNNinstellingen hebben één of twee van hun fysiotherapeuten afgevaardigd naar de werkgroep (zie bijlage 3 voor de samenstelling van de consensusgroep). Twee beleidsmedewerkers van het UVNN hebben de rol van voorzitter en ambtelijk secretaris vervuld. De werkgroep is van eind 2006 tot eind 2007 vijf maal bij elkaar geweest (21-09-06; 14-12-06; 01-03-07; 04-10-07; 0811-07). Op 25-04-07 heeft de werkgroep een bibliotheektraining gevolgd bij de Medische Bibliotheek van het UMC St Radboud, waarin basisvaardigheden zijn aangeleerd in het zoeken binnen zoeksystemen, zoals PubMed. Alle instellingen hebben inmiddels via het internet toegang tot de Medische Bibliotheek (de voorzitter van de UVNN-commissies beschikken over een toegangscode). De geplande afrondende bijeenkomst werd bijgewoond door slechts 3 fysiotherapeuten, daarom heeft een extra bijeenkomst plaatsgevonden op 28-02-08. Inmiddels was in Amsterdam een vergelijkbaar traject gestart en medio 2008 is besloten om naar een gezamenlijk product te streven ( zie paragraaf 3.3.). Het eindverslag is afgerond, nadat in december 2008 met het symposium “Samen in beweging” het consensustraject mobiliteit is afgesloten. In hoofdstuk 2 zijn de resultaten van de werkgroepbijeenkomsten beschreven en worden de keuzes voor meetschalen onderbouwd. In hoofdstuk 3 zijn de vragen voor verder onderzoek en het vervolgtraject beschreven. Hierin is ook de afstemming met Universitair Netwerk Ouderenzorg (UNO) in Amsterdam opgenomen, die een vergelijkbaar traject hebben doorlopen.
2
2
Resultaten ‘Meetschalen Mobiliteit’
Mobiliteit en mobiliteitsproblemen behoren tot het vakgebied van de fysiotherapeut. De werkgroep onderscheidt verschillende aspecten van mobiliteit: gewrichtsmobiliteit; lopen; balans; tonus; kracht; uithouding; arm/hand functie; vallen en pijn bij bewegen. Eerst wordt de huidige praktijk beschreven, waarbij ook aan de orde komt hoe de patiënt bij de fysiotherapeut terecht komt. Vervolgens worden de gekozen meetschalen gepresenteerd. Voor ieder aspect van mobiliteit is overeenstemming bereikt over een passende meetschaal. Per meetschaal is aangegeven op welk niveau de meting plaatsvindt, hierbij is de ICF-indeling gehanteerd van functies, activiteiten of vaardigheden en participatie.1 De set van meetschalen vormen als het ware een „toolkit‟ waaruit een keuze gemaakt wordt. De werkgroep is van mening dat een indeling van patiëntgroepen in somatiek en psychogeriatrie geen meerwaarde heeft. Behalve de testgegevens blijft de klinische blik van de fysiotherapeut van belang, naast de inbreng van andere disciplines, zoals de ergotherapeut binnen wiens vakgebied mobiliteit ook belangrijk is in relatie tot het uitvoeren van ADL- en IADLactiviteiten.
2.1 Huidige praktijk bij mobiliteit en mobiliteitsproblemen 2.1.1 Inventarisatie gebruik meetinstrumenten Uit de inventarisatie naar het gebruik van meetinstrumenten binnen de UVNN- instellingen kwam naar voren dat verschillende instrumenten worden gebruikt voor het in kaart brengen van de mobiliteit van een cliënt (UVNN , 2005). Als assessmenttool wordt de Tinetti het meest gebruikt, zowel door verpleeghuisarts als door fysiotherapeut. De Functional Ambulation Categories, Trunk Control, de 10 meter looptest en de hoekmeting worden ook veel gebruikt. Het Functioneel Mobiliteits Profiel, de Berg Balance scale, de Ashworth tonusschaal, Time up and go, de Functional reach test en de VAS-score (Visuele Analoge Schaal) worden in enkele instellingen gebruikt. Verder valt op dat: alleen in de Riethorst consequent op een vast tijdsinterval wordt gemeten. de verpleeghuizen van 2 regio‟s van ZGNL geen meetinstrumenten gebruiken, maar deze instellingen doen wel (structurele) observaties en houden dit bij in het zorgplan. in de regio Eindhoven ziekenhuizen, verpleeghuizen en revalidatiecentra (waaronder SVVE en Vitalis) bezig zijn met een cursus klinimetrie, waarin diverse van de hieronder genoemde testen worden besproken (zie ook bijlage 2).
2.1.2 Werkwijze fysiotherapeuten Hoe komt de patiënt bij de fysiotherapeut terecht? De fysiotherapeut ziet niet alle cliënten maar meestal alleen na verwijzing door een arts. Dit kan op verschillende manieren: Verpleeghuisarts of verzorgenden signaleren een mobiliteitsprobleem bij de cliënt. Vervolgens gaat de fysiotherapeut deze hulpvraag analyseren en bekijkt op welke aspecten van mobiliteit het probleem zich voordoet. Fysiotherapeuten maken hierbij
1
De International Classification of Functioning, Disability and Health, afgekort ICF, bestaat uit een raamwerk van classificaties die tezamen een gestandaardiseerd begrippenapparaat vormen voor het beschrijven van het menselijk functioneren en de problemen die daarin optreden. Vanuit de perspectieven van het menselijk organisme, het menselijk handelen en de mens als deelnemer aan het maatschappelijk leven zijn drie classificaties uitgewerkt: 1. functies, 2. anatomische eigenschappen en 3. activiteiten en participatie. (ICF, WHO, 2001)
3
beperkt gebruik van meetinstrumenten: in de meeste instellingen bestaan hierover nog geen structurele afspraken. Geprotocolleerde zorg, zoals CVA-ketenzorg, orthopedie of valpreventie. Via aanvraag van patiënt en familie; Fysiotherapie is direct toegankelijk en een verwijzing van arts is niet noodzakelijk. Na analyse van het mobiliteitsprobleem wordt, meestal in overleg met de arts, beslist of een fysiotherapeutische behandeling zinvol is. De fysiotherapeut geeft ook scholing, instructie en advies aan verzorgenden en mantelzorgers.
2.2 Keuze Meetschalen In de taakopdracht is ten aanzien van het gebruik van meetinstrumenten aangegeven dat er afspraken nodig zijn over: indicatie voor afname, frequentie van afname, en wijze van registreren. Onderdeel van de werkgroepopdracht was ook te formuleren wat de consequenties zijn voor andere disciplines. De werkgroep stelt dat het gebruik van meetschalen door de fysiotherapeut geen consequenties heeft voor andere disciplines. Fysiotherapeuten worden ingeroepen op signaal van andere disciplines. Voor hen is het voldoende dat deze signalering plaatsvindt op basis van observatie en niet noodzakelijkerwijs op basis van uitkomsten op klinimetrische instrumenten. De werkgroep heeft dan ook geen aanbeveling gedaan voor een algemene lijst ten behoeve van andere disciplines. Bij de keuze voor een meetinstrument zijn eerst de aspecten van mobiliteit gedefinieerd. Vervolgens is een voorlopige selectie gemaakt op basis van de instrumenten die men in de instelling gebruikt. Een definitieve keuze is gemaakt voor één of meerdere schalen per aspect, waarbij de recente richtlijnen voor „beroerte‟ en „ziekte van Parkinson‟ van de Koninklijke Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF, 2004) en de richtlijn „valpreventie‟ van het CBO zijn geraadpleegd. Conform de werkwijze van de KNGF is gekozen voor basisinstrumenten en aanbevolen instrumenten. Per instrument is gezocht naar recente literatuur over de klinimetrische kwaliteiten van de instrumenten (voor zoekstrategie, zie bijlage 5). Andere creatieve zoekmethoden zijn ook toegepast, zoals de „sneeuwbalmethode‟ (zoeken via literatuurlijst sleutelartikelen). Indien de literatuur niet eenduidig was, zijn deskundigen geraadpleegd. Onze doelstelling was om voldoende onderbouwing te vinden voor de gekozen meetschalen. Volledigheid hierin vraagt om een systematische review, dit is niet het uitgangspunt geweest voor de consensusgroep.
2.3 Gebruik Meetschalen Aanbeveling: Voor patiënten die volgens één van de richtlijnen behandeld worden, geldt het gebruik van de gekozen meetschalen conform de richtlijn. Aanbeveling: Voor alle patiënten, waarbij de zorg niet geregeld wordt via een richtlijn wordt gemeten: Bij start behandeling Periodiek tijdens de behandeling Bij relevante wijzigingen van de gezondheidstoestand Bij afsluiting van de behandeling.
Aanbeveling: Bij iedere behandeling dient de fysiotherapeut een keuze te maken uit de set van meetschalen en de evaluatiemoment(en) af te spreken.
4
2.4 Meetschalen In het onderstaande schema is een overzicht van de meetinstrumenten per aspect beschreven (doelgroep, basis of aanbevolen en ICF-code). Daarna volgt een korte beschrijving per meetschaal waarin, doel(groep), uitvoering, instructie, score en normgegevens, klinimetrische eigenschappen en literatuurverwijzingen zijn opgenomen.2 Type mobiliteit
Doelgroep
1. Basis 2. Aanbevolen
ICF code
Afkorting
Lopen
Allen
1. Tien meter looptest
Activiteit
TML
6
Allen
1. Timed up and go
Activiteit
TUG
7
Allen
2. Functional Ambulation Category 1. Performance Oriented Mobility Assessment (Tinetti) 1.Timed up and go
Activiteit
FAC
8
Activiteit
POMA of Tinetti
9
TUG
7
Activiteit
POMA
9
Alle m.u.v. CVA
Pagina
Vallen
Allen
Balans
Geriatrische patiënten
1. Performance Oriented Mobility Assessment (Tinetti)
CVA
1.Berg Balance Scale
BBS
10
Rompbalans (bij CVA)
2.Trunk Control Test
TCT
11
Uithoudingsvermogen
Allen
1. 2 of 6 minuten wandel test
Functie/ activiteit
2 MWT 6 MWT
12
Tonus
CVA
1.Modified Ashworth Scale
Functie
MAS
13
Spierkracht
Alle
1. Motricity Index
Functie
MI
14
2. Handheld
Functie MI MRC
14 15
Arm/hand/ been functie
CVA
1. Motricity Index 2. Medical Research Council
Functie
Gewrichtsmobiliteit
Allen
1. Hoekmeting
Functie
Pijn* bij mobiliteit
Alle
1. Visual Analog Scale
VAS Opmerking: moeilijk toepasbaar bij PG-bewoners * Opgemerkt wordt dat „pijn‟ van invloed is op de mobiliteit, maar een multidisciplinair aspect is binnen de verpleeghuiszorg en daarom ook in samen met andere disciplines beoordeeld moet worden.
2
Voor uitleg over de klinimetrische begrippen zie bijlage 6.
5
Perceptieschaal
16
10 meter looptest (TML) Beschrijving
De snelheid van comfortabel lopen wordt gemeten over een afstand van 10 meter (in seconden).
Doelgroep
Patiënten, die zelfstandig lopen (met of zonder loophulpmiddel)
Uitvoering
De revalidant start uit stilstand achter de gemarkeerde lijn en loopt naar de 2de gemarkeerde lijn. De onderzoeker start de tijd bij “drie” en stopt zodra 1 van de voeten de tweede lijn raakt of passeert. De onderzoeker loopt mee tijdens de test achter de revalidant.
Instructie
Benodigdheden: Stopwatch, 2 lijnen op 10 meter afstand, evt loophulpmiddelen van de patiënt.
Meeteenheid
De test wordt (zo mogelijk) 3x uitgevoerd, met tussenpozen van minstens 20 sec. en max. 2 min. Bij 2 of 3 herhaalde scores wordt het gemiddelde genoteerd in seconden. Ook worden de gebruikte orthesen en loophulpmiddelen genoteerd.
Normgegevens
Interpretatie score: Loopsnelheid >0.58 m/sec. (17.2 sec. over 10m): binnenshuis zelfstandig functioneren is waarschijnlijk. Loopsnelheid >0.77 m/sec. (13 sec. over 10m): minimale snelheid om een straat over te steken.
Klinimetrische eigenschappen
Validiteit: Test is content valide, constructvaliditeit varieert van 0.52- 0.791 Responsiviteit: SDD: 0.16 m/s Betrouwbaarheid Interbeoordelaars: ICC= 1.00 (CVA-patiënten N=12)2; ICC=0.93 (Ouderen zorgcentrum N=20)1 Intrabeoordelaars: ICC= 0.93 (Ouderen in zorgcentrum N=20)1
Literatuur
1. www.ecmr.nl 2. www.ecmr.nl / Burgt van der GCM, Opstal van M, Nelissen LH, Theunissen CTH, Lenssen AF. Klinimetrie bij CVA-patiënten: een onderzoek naar de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid van de Trunc Control Test, de Functional Ambulation Categories en de 10-meter looptest. Ned Tijdschr Fysiother 2005; 115(6):154-157.
Opmerkingen
Test is makkelijk uitvoerbaar Onderzoek heeft plaatsgevonden bij groepen van geringe omvang (N=10; N=20)
6
Timed up and go (TUG) Beschrijving
Lopen en balanstest (inschatten van valrisico)
Doelgroep
Alle doelgroepen, alleen bij patiënten met een sta-functie
Uitvoering
Een korte praktische test waarin het lopen en de balans getest worden. Belangrijk is dat de patiënt bij elke meting hetzelfde schoeisel draagt. Bij deze test wordt de snelheid gemeten van het op comfortabele snelheid uitvoeren van: het opstaan uit de stoel; 3 meter lopen; ronddraaien; terug naar de stoel lopen en gaan zitten
Instructie
Benodigdheden: een stoel met armleuning en zithoogte ca. 45 en 47 cm, stopwatch, meetlint, pion/ kegel en indien gewenst loophulpmiddel en/of orthesen van de patiënt. Benodigde tijd: maximaal 4 min. De startpositie is de patiënt in zit in de stoel met de voeten op de grond, armen rusten op armleuningen. De fysiotherapeut neemt de tijd op. Instructie aan de patiënt: ‘Kunt u opstaan in uw eigen tempo, om de pion/kegel lopen en daarna weer in de stoel plaatsnemen?‘ De test wordt uitgevoerd in een rustige ruimte met effen terrein waarop een markering van 3m is aangebracht.
Meeteenheid
Tijd in seconden
Normgegevens
Score < 20 sec, de patiënt loopt zelfstandig en veilig. Score > 30 sec, er is hulp bij het lopen noodzakelijk. Score > 20 sec, indicatief voor een verhoogd valrisico.
Klinimetrische eigenschappen
Validiteit:
Redelijk tot goed
Responsiviteit:
SDD= 1.63
Betrouwbaarheid: Interbeoordelaars: goed, van 0.87 tot 0.99 Intrabeoordelaars: goed, van 0.88 tot 0.99 Sensitiviteit = goed, 0.87 Specificiteit = goed, 0.87 Literatuur
Keus SHJ, Hendriks HJM, Bloem BR, Bredero-Cohen AB, e.a. KNGF-richtlijn Ziekte van Parkinson. Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie. Supplement bij het Nederlands Tijdschrift voor Fysiotherapie, jaargang 114/ nummer 3/ 2004. Verhaar HJJ, Zelm van RT Neyens JCL e.a. CBO/NVKG-richtlijn Preventie van valincidenten bij ouderen. 2004 Perell KL et al. Fall Risk Assessment Measures: An analytic Review. J Gerontol: Med sciences 2001, 56, 12: 761-766. Whitney JL et al. A Review of Balance Instruments for Older Adults. Am J Occupat Ther, 1998, 52, 8: 666-671.
Opmerkingen
Kost weinig tijd, is functioneel en gemakkelijk uitvoerbaar in de praktijk. Is goed in staat om oudere personen die gevoelig zijn voor vallen, op te sporen. Bruikbaar als casefindingsinstrument bij thuiswonende ouderen. Bruikbaar om de voortgang in de behandeling te meten.
7
Functional Ambulation Category (FAC) Beschrijving
Evalueert mate van het zelfstandigheid van lopen
Doelgroep
Allen
Uitvoering
Onderdelen: -lopen op een vlakke ondergrond -traplopen -buiten lopen (oneffen ondergrond, stoepjes)
Instructie
Indien de patiënt een loophulpmiddel gebruikt, moet dit apart vermeld worden. Om te beginnen scoort men het lopen op vlakke ondergrond in rustige omgeving. Als zelfstandig lopen lukt, dan naar de trap. De test herhalen over hoogteverschillen en verschillende ondergronden buiten.
Meeteenheid
FAC 0: niet functioneel (niet in staat) FAC 1: afhankelijk- niveau 2 (stevige steun) FAC 2: afhankelijk- niveau 1 (hulp) FAC 3: afhankelijk (supervisor) FAC 4: onafhankelijk – vlakke ondergrond FAC 5: onafhankelijk Wanneer de patiënt in een loopbrug loopt, wordt een 0 gescoord.
Normgegevens Klinimetrische eigenschappen
Validiteit en betrouwbaarheid voor CVA patiënten is aangetoond. Responsiviteit is laag 1 Op website van iRV wordt een responsiviteit gemeld van SDD: 1 De betrouwbaarheid is goed: interbeoordelaars betrouwbaarheid varieert van 0.75 tot 0.98 (3 studies; N=24, N=29, N=87), voor de intrabeoordelaars betrouwbaarheid is 0.962.
Literatuur
1.Peppen RPS, Kwakkel G, Harmeling-Well van der BC, Kollen BJ e.a. KNGFrichtlijn Beroerte. Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie. Supplement bij het Ned Tijdschr Fysiother 2004; 114 (5). / Stroke unit trialists collaboration. Organised inpatient (stroke unit) care for stroke. Cochrane Database Syst Rev 2002 (1): CD000197. 2. www.emcr.nl / Burgt van der GCM, Opstal van M, Nelissen LH, Theunissen CTH, Lenssen AF. Klinimetrie bij CVA-patiënten: een onderzoek naar de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid van de Trunc Control Test, de Functional Ambulation Categories en de 10-meter looptest. Ned Tijdschr Fysiother 2005; 115(6):154-157.
Opmerkingen
Kan klinisch relevante veranderingen meten Grofmazig Bruikbaar voor overdracht Betrouwbaarheid voor CVA aangetoond, bruikbaar voor allen
8
Performance Oriented Mobility Assessment (POMA of Tinetti) Beschrijving Doelgroep Uitvoering
Evaluatie van balans en gang Alle doelgroepen, m.u.v. CVA De test bestaat uit de volgende 16 items: Balans 1. zitbalans 2. rechtop staan 3. pogingen tot rechtop staan 4. balans in stand (eerste 5”) 5. balans in stand 6. duwtje op sternum 7. staan met gesloten ogen 8. 3600 graden draaien 9. gaan zitten Gang 10. inzetten van gang na startwoord 11. paslengte en -hoogte 12. pas symmetrie 13. pas continuïteit 14. afwijkende gang 15. rompbeweging 16. voetafstand
Instructie
Benodigdheden: stoel zonder leuningen Benodigde tijd: ca. 15 min.
Meeteenheid
Totaal maximale score van 28 punten.
Normgegevens Klinimetrische eigenschappen
Validiteit: goed* Construct** varieert van 0.65 – 0.70 (max. loopsnelheid, TUG, FICSIT-4, GARS) Responsiviteit:
hoog*
Betrouwbaarheid** Interbeoordelaars: goed, 0.72 – 0.85 Intrabeoordelaars: hoog, 0.80 - 0.93 Sensitiviteit: Specificiteit:
matig* dwz dat de voorspellende waarde voor vallen laag is. 64.0 (44.5-79.8)** 66.1 (53.0-77.1)
NB. Uitkomsten gelden voor totale lijst. * Cbo-richtlijn Preventie van valincidenten bij ouderen. Utrecht; 2004 **Faber, Bosser, van Wieringen, Clinimetric properties of the Performance Oriented Mobility Assessment (Tinetti); Physical Therapy, 2006, volume 86, p.944-954. Opmerkingen
Meet functioneel bewegen (opstaan, lopen gaan zitten) Onderdeel van multi-factiorieel assessment. Vooral geschikt om de vooruitgang in een groep te meten. Niet betrouwbaar voor het voorspellen van valrisico, wordt door Neyens (2006) alleen aanbevolen om na te gaan waar problemen zitten (balans of gang). Nadeel: de Tinetti-schaal (onderdeel evenwicht) is minder gevoelig dan de BBS.
9
Berg Balance Scale (BBS) Beschrijving
Meten van balans in zit, stand en transfers.
Doelgroep
Allen
Uitvoering
5-punt schaal met 14 items. Testitems: 1. zelfstandig ongesteund zitten (2 min.) 2. zelfstandig staan (2 min.) 3. van zit naar stand. 4. zelfstandig staan met gesloten ogen (10 sec.) 5. zelfstandig staan met voeten tegen elkaar (1 min.) 6. van stand naar zit 7. vanuit stand voorwerp van de grond oprapen. 8. transfers 9. in stand 3600 draaien. 10. staan op een been. 11. reiken naar voren. 12. staan met 1 been voor. 13. draaien met het hoofd over linker en rechterschouder. 14. alternerend plaatsen van voet op voetenbankje.
Instructie
Benodigdheden: stoel met en zonder armleuningen (zithoogte ca. 45 cm), bed of behandelbank of kruk, voetenbankje (10-20 cm hoog), liniaal van min. 20 cm, stopwatch. Benodigde tijd: ca. 15-20 min. Randvoorwaarden: patiënt mag alleen meedoen als hij 2 of hoger scoort op de FAC.
Meeteenheid
per item een score van 0-4; maximale score is 56
Normgegevens
Score <43: lopen met loophulpmiddel waarschijnlijk. Scores van <45 punten bij ouderen gaan gepaard met een verhoogde kans op vallen. Score >45: onafhankelijke en zekere uitvoering zonder fysieke en verbale hulp. Score <45: uitvoering volledig afhankelijk van hulpmiddelen en/ of supervisie.
Klinimetrische eigenschappen
Betrouwbaarheid, responsiviteit en validiteit zijn aangetoond. 1 ICC voor inter- en intrabeoordelaarsbetrouwbaarheid is erg hoog 0.98. 2 SDD= 6 punten 1. Berg K et al. Measuring balance in het elderly: Validation of an instrument. Can J Pub Health 1992 : suppl 2:S7-11. 2. Peppen RPS, Kwakkel G, Harmeling-Well van der BC, Kollen BJ e.a. KNGFrichtlijn Beroerte. Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie. Supplement bij het Nederlands Tijdschrift voor Fysiotherapie, jaargang 114/ nummer 5/ 2004. / Stroke unit trialists collaboration. Organised inpatient (stroke unit) care for stroke. Cochrane Database Syst Rev 2002 (1): CD000197. 3. www.emcr.nl
Literatuur
Opmerkingen
Voordeel: goede betrouwbaarheid en validiteit, test omvat veel verschillende aspecten van balans en wordt aanbevolen in de KNGF-richtlijn Beroerte. De test is gevoeliger en minder grof dan Tinetti, omdat BBS 5-punts schaal is en Tinetti 3-puntsschaal. Nadeel: Er zijn verschillende afkappunten in omloop. BBS is geen goede voorspeller van vallen. BBS is gevalideerd voor beroerte. BBS wordt ook toegepast bij patiënten met evenwichtsstoornissen
10
Trunk control test (TCT) Beschrijving
Evalueert romp balans van CVA patiënt
Doelgroep
CVA patiënten
Uitvoering
De test wordt afgenomen met de patiënt in ruglig en gescoord met een ordinale 3puntsschaal (0, 12 en 25 punten). Verbale instructie beperken tot de opdracht. Testonderdelen: 1. omrollen naar aangedane zijde 2. omrollen naar niet- aangedane zijde 3. opkomen tot zit vanuit ruglig 4. balans in zittende positie 30 sec.
Instructie
Benodigdheden: behandelbank of bed van minimaal 1 meter breed, stopwatch. Benodigde tijd: ca. 5-10 min.
Meeteenheid
0 punten: pat kan beweging niet uitvoeren. 12 punten: pat kan beweging uitvoeren, gebruikt compensaties 25 punten: pat kan de beweging normaal uitvoeren.
Normgegevens
Herhalingscriterium De revalidant haalt bij de test geen 100% score.
Klinimetrische eigenschappen
Validiteit Valide en betrouwbaar voor CVA1 Constructvaliditeit is goed: R= 0.71 ( vs. MI been); R= 0.69 ( vs. FAC)2 Responsiviteit2 SDD= 25 punten (=verschil van 2 meeteenheden); Betrouwbaarheid2 Inter- en intrabeoordelaars betrouwbaarheid is hoog: intra (0.96); test-hertest (0.79)
Literatuur
1.Peppen RPS, Kwakkel G, Harmeling-Well van der BC, Kollen BJ e.a. KNGFrichtlijn Beroerte. Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie. Supplement bij het Nederlands Tijdschrift voor Fysiotherapie, jaargang 114/ nummer 5/ 2004. / Stroke unit trialists collaboration. Organised inpatient (stroke unit) care for stroke. Cochrane Database Syst Rev 2002 (1): CD000197. 2. Collin C, Wade. Assessing motor impairment after stroke: a pilot reliability study. J Neuro Neurosurg Psychiatry. 1990, 53: 576-579. 3. www.emcr.nl / Burgt van der GCM, Opstal van M, Nelissen LH, Theunissen CTH, Lenssen AF. Klinimetrie bij CVA-patiënten: een onderzoek naar de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid van de Trunc Control Test, de Functional Ambulation Categories en de 10-meter looptest. Ned Tijdschr Fysiother 2005; 115(6):154-157.
Opmerkingen
Voordeel: lage kosten, test is betrouwbaar, valide en eenvoudig te gebruiken. De test wordt aanbevolen in de KNGF-richtlijn Beroerte.
11
2 of 6 minuten looptest Beschrijving
Meten van uithoudingsvermogen
Doelgroep
Alle
Uitvoering
In het tijdsbestek wordt de maximale afstand gemeten die de patiënt comfortabel kan afleggen.
Instructie
Benodigdheden: Stopwatch Hartslagmeter Meetlint In gang of oefenzaal, waar patiënt kan doorlopen. Patiënt mag gebruik maken van loophulpmiddel
Meeteenheid
Hartfrequentie in slagen per minuut. Totaal gelopen afstand in meters.
Klinimetrische eigenschappen
Validiteit Construct validiteit: R = 0.89 (2 MWT vs 6 MWT) R = 0.86 (2 MWT vs 12 MWT) bij patiënten met stabiele chronische respiratoire beperking (N=30)1 Responsiviteit: 0.74 Betrouwbaarheid 2,3 ICC= 0.99 voor de 2 MWT Correlatie tussen 2 MWT en 6 MWT is 0.70
Literatuur
1.www.emcr.nl 2.Brooks D. et al. Validity of 3 physical performance measurements in inpatient geriatric rehabilitation. Arch Phys Med Rehabil, 105-110, 87(1); Jan 2006 3.Leung A. etal. Reliabiliy, validity and responseiveness of en 2-min walk test to assess exrcise capaciy of COPD patients. Cest, 119-125, 130(1);Jul 2006
Opmerkingen
Indien mogelijk de 6 minuten test; de 2minuten looptest is een goed alternatief.
12
Modified Ashworth Scale Beschrijving
Meten van de mate van hypertonie bij passief bewegen bij 3 arm- en 3 beengewrichten
Doelgroep
CVA patiënten
Uitvoering
De patiënt ligt zo comfortabel mogelijk in ruglig op het bed of behandelbank en heeft schoenen uit en kleding los. Alvorens de tonus te meten wordt de Range Of Movement eenmaal bepaald d.m.v. een “slow stretch”beweging over het pijnvrije bewegingstraject van het gewricht.
Instructie
Benodigdheden: Behandelbank of bed
Meeteenheid
0 t/m 4 bij 3 arm- en 3 beengewrichten
Klinimetrische eigenschappen
Gegevens over validiteit en betrouwbaarheid van MAS zijn wisselend, moeilijk om op basis daarvan eenduidige conclusies te trekken. 2-4
Literatuur
1.Peppen RPS, Kwakkel G, Harmeling-Well van der BC, Kollen BJ e.a. KNGFrichtlijn Beroerte. Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie. Supplement bij het Nederlands Tijdschrift voor Fysiotherapie, jaargang 114/ nummer 5/ 2004 2.Blackburn et al. Reliability of measurements obtained with the modified Ashworth scale in de lower extremities of people with stroke. Phys Ther , 25-34, 82 (1); jan. 2002. 3. Bohannon RW, Smith MBO, Inter-rater reliability of a Modified Ashworth Scale of muscle spasticity, Physiother 67 (1987), 206–207. 4. Ansari NN, Naghdi S et al. The interrater and intrarater reliability of the Modified Ashworth Scale in the assessment of muscle spasticity: Limb and muscle group effect, NeuroRehabilitation 23 (2008) 231–237 231
Opmerkingen
MAS is algemeen geaccepteerd voor het meten van tonus en meet de weerstand bij passief bewegen. In richtlijn Beroerte wordt aanbevolen de MAS te gebruiken als daar aanleiding voor is. De MAS hoort niet bij de basismeetinstrumenten maar bij de aanbevolen meetinstrumenten.
13
Motricity Index Beschrijving Doelgroep Uitvoering
Instructie
Meeteenheid Klinimetrische eigenschappen
Meet de mate van arm/ hand en beenfunctie, van willekeurige bewegingsactiviteit dan wel meten van de maximale isometrische spierkracht. CVA patiënten De test meet de kracht van 6 bewegingen verdeeld over 6 gewrichten; wordt afgenomen wanneer patiënt zonder steun zit. Wanneer er nog geen rompbalans is mag de patiënt in de rug en zij worden gesteund. Testitems: 1. pincetgreep 2. elleboogflexie 3. schouderabductie 4. dorsaalflexie enkel 5. knie extensie 6. heupflexie Benodigdheden: behandelbank, bed of rolstoel, blokje hout van 2,5 cm Benodigde tijd: ca. 5-10 min. Per item kan de patiënt 0-33 scoren. Bij een volledige score van de arm (99 punten) en/of het been (99 punten) mag 1 punt worden opgeteld. Betrouwbaarheid en validiteit bij CVA-patiënten is aangetoond.1 Validiteit2 Constructvaliditeit is hoog: R=0.96 (MI vs FM) Responsiviteit2 SDD arm= 1.71 (=2 punten) SDD been= 1.88 (=2 punten) RCI arm/been 2% (=1 categorie) Betrouwbaarheid2 Interbeoordelaars: hoog (0.91) Intrabeoordelaars: hoog (0.98)
Literatuur
1.Peppen RPS, Kwakkel G, Harmeling-Well van der BC, Kollen BJ e.a. KNGFrichtlijn Beroerte. Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie. Supplement bij het Nederlands Tijdschrift voor Fysiotherapie, jaargang 114/ nummer 5/ 2004 / Stroke unit trialists collaboration. Organised inpatient (stroke unit) care for stroke. Cochrane Database Syst Rev 2002 (1): CD000197. 2. www.emcr.nl
Opmerkingen
Voordeel: lage kosten, eenvoudig protocol, goede betrouwbaarheid en validiteit, de test wordt aanbevolen in de KNGF-richtlijn Beroerte.
14
Medical Research Council - scale Beschrijving
Meten van spierkracht
Doelgroep
Allen
Uitvoering Instructie Meeteenheid
Normgegevens Klinimetrische eigenschappen
Er is geen voelbare contractie 1 Er is een voelbare contractie 2 Kan niet tegen zwaartekracht in bewegen, wel in horizontaal vlak 3 Kan tegen zwaartekracht in bewegen 4 Kan tegen lichte weerstand in bewegen 5 Kan tegen zwaardere weerstand in bewegen en kan het een aantal keer herhalen. (Dezelfde kracht als aan de gezonde zijde)
Validiteit Responsiviteit Betrouwbaarheid Interbeoordelaars: hoog, 0.84 – 0.96 Intrabeoordelaars: hoog, 0.70 – 0.96
Literatuur
Gregson et al, Reliability of the tone assessment scale and the modified Ashworth scale as clinical tools for assessing poststroke spasticity; Arch Phys Med Rehabil, 1013-1016, 80 (9); sept. 1999. ???
15
Hoekmeting (Neutrale 0-Methode) Beschrijving
Methode om de bewegingsuitslag van een gewricht vast te leggen
Doelgroep
Alle
Uitvoering
Voor het uitvoeren van de test is een goniometer nodig Iedere gewrichtsbeweging wordt beschreven door drie getallen uitgedrukt in bewegingsgraden = twee eindstanden van de beweging en de 0-positie
Instructie Meeteenheid
Meting vindt plaats in graden
Normgegevens Klinimetrische eigenschappen
Validiteit Responsiviteit Betrouwbaarheid Interbeoordelaars: enkel: 0,25-0.28 pols: 0.8 –0.93 knie: 0.86-0.90 heup: variantiecoëfficiënt:5,5 – 26,1 % Intrabeoordelaars: pols: geen gegevens knie: .098-.099 enkel: 0.825-0.865
Literatuur
Iastoyo P. and Wheller D. Reliability of passive wrist flexion and extension goniometric measurements; a multicenter stydu. Physical Terapy, 162-174,74(2); Feb 1994. Watkins M. Reliability of goniometric measurements and visual estimates of knee range of motion obtained in a clinical setting. Phys Therapy, 90-96, 71(2); Feb 1991 Youdas J et al. Reliability of goniometric measurements and visual estimates of ankle jonit actvie range of motion obtained in a clinical setting. Archives Phys Med Rehabil, 1113-1118, 74 (10); Oct 1993. Holm I. Et al Reliability of goniometric measurements and visual estimates of hip ROM in patients with osteoarthrosis. Physiother Res Int, 241-248; 5(4), 2000
Opmerkingen
Polsextenxie: makkelijk uitvoerbaar; meten aan dorsale zijde is meest betrouwbaar Heup: abductie geen significante overeenkomst; flexie is het beste te meten
16
3
Vervolg op traject Meetschalen Mobiliteit
3.1 Advies Implementatie De verantwoordelijkheid voor de implementatie ligt bij de afzonderlijke verpleeghuiszorginstellingen en behoort niet tot de taakopdracht van de consensusgroep. Bij de keuze voor de meetinstrumenten zijn wel aanbevelingen gedaan voor het gebruik van de meetschalen. Een implementatieplan wordt separaat ontwikkeld. De werkgroep geeft hiervoor de volgende suggesties mee: Startsymposium, waarbij de nevendoelstelling is bevordering van klinimetrie bij de fysiotherapeuten van het netwerk. Inzetten van één of twee fysiotherapeuten die bezoeken brengen aan instellingen voor coaching en advies „sales manager‟ of reizende fysiotherapeuten. Individuele instellingen kunnen dit plan, indien gewenst, aanpassen aan hun eigen situatie. Zie ook 3.3. Samenwerking met Universitair Netwerk Ouderenzorg (UNO) te Amsterdam.
3.2 Publicaties Eén van de werkgroepleden is bereid om een artikel te publiceren in het kader van haar opleiding Geriatrische Fysiotherapie voor één van de vaktijdschriften. Hierbij kan gedacht worden: Fysiopraxis (proces) of Fysiotherapie en Ouderenzorg (resultaat en proces). In samenwerking met Amsterdam kan ook een gezamenlijke publicatie plaatsvinden.
3.3 Samenwerking UNO-Amsterdam Binnen het landelijk netwerk werkt het UVNN onder andere samen met het UNO (Universitair Netwerk Ouderenzorg) van het VU-mc te Amsterdam. Het concept van consensusgroepen is in Amsterdam ook opgestart. In hun consensusgroep „mobiliteit‟ heeft het UNO met het voorlopig verslag van de consensusgroep Mobiliteit van het UVNN een vergelijkbaar proces doorlopen. Er blijkt veel overeenstemming te bestaan tussen de keuzes van beide consensusgroepen en verschillen lijken overbrugbaar, daarom is besloten om naar een gezamenlijk product te streven en een gezamenlijke publicatie c.q. presentatie.
3.3.1 Overeenkomsten en verschillen UVNN - UNO Domeinen: Ook het UNO heeft eerst de domeinen bepaald. Tussen het UVNN en het UNO is er overeenstemming over de domeinen: „lopen‟, „vallen‟, „balans‟, „uithoudingsvermogen‟, „arm/handfunctie‟ en „gewrichtsmobiliteit‟. Het UNO heeft „rompbalans‟ als apart domein benoemt, terwijl het UVNN dit als onderdeel van „balans‟ beschouwt. Het domein „spierkracht‟ van het UVNN, omschrijft het UNO als „spierfunctie‟. Naast deze domeinen heeft het UVNN nog een keuze gemaakt voor het domein „tonus‟ en „pijn‟. UNO noemt de domeinen: „transfers‟ (zie ook „algemeen instrument‟) en „sensibiliteit‟. „Pijn‟ is bij het UNO besproken, maar omdat „pijn‟ een multidisciplinair karakter heeft wil de consensusgroep „mobiliteit‟ hierin geen keuze maken. Voor „pijn‟ zal een separaat consensustraject gestart worden. Binnen de UVNN consensusgroep is dit ook aan de orde geweest en heeft men de keuze beperkt tot een instrument waarover binnen de fysiotherapeuten overeenstemming bestaat. De VAS-schaal wordt overigens alleen bij somatische cliënten gebruikt.
17
Algemeen instrument: Daar waar het UVNN niet heeft gekozen voor een algemeen meetinstrument wil het UNO graag van iedere cliënt informatie hebben over de uitvoering van de transfers. Hierbij is een onderscheid gemaakt in zit-stand en bedtransfers. De voorlopige keuze is gevallen op respectievelijk de TUG3 en TCT4 , die in combinatie mogelijk als signaleringsinstrument kunnen fungeren. Beide instrumenten zijn ook als meetinstrument gekozen in Nijmegen, voor „lopen‟ en „rompbalans bij CVA‟ (zie p.7 en p.11) . Overeenstemming UNO – UVNN: De UNO-coördinatoren (Wilco Achterberg en Lizette Wattel) en de UVNN-coördinatoren (Minke Nieuwboer en Els Derksen) hebben in een gezamenlijk overleg één set van meetinstrumenten voorbereid. Deze set is voorgelegd aan de beide consensusgroepen, waarna nog een aantal aanpassingen is gedaan. Dit schema is de UNCO-MOB (Universitaire Netwerken Consensus-MOBiliteit) gedoopt. In bijlage 6 is de UNCO-MOB opgenomen.
3.4 Startsymposium “Samen in Beweging” Op 11 december 2008 heeft op het startsymposium “Samen in beweging” in Verpleeghuis Rosendael te Utrecht de presentatie van de UNCO-MOB plaatsgevonden (zie bijlage 7 programma). Hierbij waren ook vertegenwoordigers van het NPI aanwezig. In workshops werden vier instrumenten geoefend, waarna een presentatie volgde over de implementatie van de UNCO-MOB in de eigen instellingen. Uit alle instellingen van UVNN en UNO waren fysiotherapeuten aanwezig op deze middag: 80 personen in totaal. Het KNGF had voor deze bijeenkomst 3 accreditatiepunten toegekend. Per locatie was er een informatiemap beschikbaar, met een beschrijving van alle instrumenten én de scoreformulieren. Voor de UVNN- en UNO-instellingen zijn de scoreformulieren, de presentaties en het stappenplan implementie te downloaden van de beide websites van de netwerken. (www.uvnn.nl ) Voor derden is de informatiemap te bestellen bij
[email protected]
3.4.1 Evaluatie UNCO-MOB Tijdens de workshops bleek dat instructies bij de meetinstrumenten niet in alle instellingen eenduidig werden toegepast. Voor bepaalde cliëntgroepen waren aanpassingen gedaan in de instructies en uitvoering. Deze opmerkingen zijn verzameld en ook is afgesproken dat alle deelnemers nu de instrumenten gaan gebruiken, waarna deze ervaringen worden verzameld. Na een jaar vindt er een evaluatie van de UNCO-MOB plaats met de consensusgroepen van beide netwerken.
3 4
TUG is Timed Up & Go test TCT is Trunc Control Test
18
Referentielijst 1. Ansari NN, Naghdi S et al. The interrater and intrarater reliability of the Modified Ashworth Scale in the assessment of muscle spasticity: Limb and muscle group effect, NeuroRehabilitation 23 (2008) 231–237 231 2. Berg K, Wood-Dauphinee S, Williams JI, Maki B. Measuring balance in het elderly: Validation of an instrument. Can J Pub Health 1992 : suppl 2:S7-11. 3. Blackburn et al. Reliability of measurements obtained with the modified Ashworth scale in de lower extremities of people with stroke. Phys Ther , 25-34, 82 (1); jan. 2002. 4. Bohannon RW, Smith MBO, Inter-rater reliability of a Modified Ashworth Scale of muscle spasticity, Physiother 67 (1987), 206–207. 5. Brooks D. et al. Validity of 3 physical performance measurements in inpatient geriatric rehabilitation. Arch Phys Med Rehabil, 105-110, 87(1); Jan 2006 6. Burgt van der GCM, Opstal van M, Nelissen LH, Theunissen CTH, Lenssen AF. Klinimetrie bij CVA-patiënten: een onderzoek naar de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid van de Trunc Control Test, de Functional Ambulation Categories en de 10-meter looptest. Ned Tijdschr Fysiother 2005; 115(6):154-157. 7. Collin C, Wade. Assessing motor impairment after stroke: a pilot reliability study. J Neuro Neurosurg Psychiatry. 1990, 53: 576-579. 8. Faber MJ, Bosscher RJ, Wieringen PCW van. Clinimetric Properties of the Performance-Oriented Mobility Assessment. Phys Ther. 2006, 86: 944-954 9. Fritz S. et al. Active finger extension predicts outcomes after Constraint- induced movement therapy for individuals with hemiparesis after stroke. Stroke, 2005, ,36: 1172-1177. 10. Gladstone DJ, Danells CJ, Black SE. The Fugl-Meyer Assessment of Motor Recovery after Stroke: A Critical Review of its measurement Properties. Neurorehabil Neural Repair 2002; 16: 232-240. 11. Holm I. Et al Reliability of goniometric measurements and visual estimates of hip ROM in patients with osteoarthrosis. Physiother Res Int, 241-248; 5(4), 2000 12. Iastoyo P. and Wheller D. Reliability of passive wrist flexion and extension goniometric measurements; a multicenter stydu. Physical Terapy, 162-174,74(2); Feb 1994. 13. Keus SHJ, Hendriks HJM, Bloem BR, Bredero-Cohen AB, e.a. KNGF-richtlijn Ziekte van Parkinson. Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie. Supplement bij het Nederlands Tijdschrift voor Fysiotherapie, jaargang 114/ nummer 3/ 2004. 14. Kwakke G. Waarom & Methodologie. Cursusdag Neurorevalidatie. 5 oktober 2007 15. Leung A. etal. Reliabiliy, validity and responseiveness of en 2-min walk test to assess exrcise capaciy of COPD patients. Cest, 119-125, 130(1);Jul 2006 16. Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie. Richtlijn Preventie van Valincidenten bij ouderen. Van Zuiden B.V. 2004
19
17. Neyens JC et al. The development of a multidisciplinary fall risk evaluation tool for demented nursing home patients in the Netherlands. BMC Public Health 2006 (21); 6: 74. 18. Nieuwboer M, Derksen E. Rapport Inventarisatie Meetschalen, UVNN 2005 19. Peppen RPS, Kwakkel G, Harmeling-Well van der BC, Kollen BJ e.a. KNGF-richtlijn Beroerte. Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie. Supplement bij het Nederlands Tijdschrift voor Fysiotherapie, 2004, jaargang 114/ nummer 5 20. Perell KL et al. Fall Risk Assessment Measures: An analytic Review. J Gerontol: Med sciences 2001, 56, 12: 761-766. 21. Podsiadlo D. & S. Richardson. The timed “Up and Go: a test of basic functional mobility for frail elderly persons. J Am Geriatr Soc, 1991, 39: 104-105. 22. Tinetti, M.E. Performance-Oriented Assessment of Mobility Problems in Elderly Patients. J Am Geriatr Soc, 1986, 34: 119-126. 23. Verhaar HJJ, Zelm van RT Neyens JCL e.a. CBO/NVKG-richtlijn Preventie van valincidenten bij ouderen. 2004 24. Watkins M. Reliability of goniometric measurements and visual estimates of knee range of motion obtained in a clinical setting. Phys Therapy, 90-96, 71(2); Feb 1991 25. Whitney JL et al. A Review of Balance Instruments for Older Adults. Am J Occupat Ther, 1998, 52, 8: 666-671. 26. Youdas J et al. Reliability of goniometric measurements and visual estimates of ankle jonit actvie range of motion obtained in a clinical setting. Archives Phys Med Rehabil, 1113-1118, 74 (10); Oct 1993.
20
Bijlage 1
Taakopdracht werkgroep Consensus Mobiliteit
Taakopdracht werkgroep Stel verschillende doelgroepen vast in de verpleeg- verzorgingshuissetting (en evt. thuissituatie) relevant voor dit domein, in ieder geval psychogeriatrisch en somatisch. Kies één meetschaal per doelgroep, die door alle UVNN instellingen gebruikt gaat worden om mobiliteit te meten. Maak zo mogelijk onderscheid in diagnostiek/screening van mobiliteitsprobleem en het volgen van het beloop van mobiliteit bijvoorbeeld na behandeling) Maak afspraken over het gebruik (indicatie, frequentie en manier van registratie) van de gekozen schaal. Bepaal consequenties van de keuze voor het daadwerkelijk gebruik door de disciplines, die betrokken zijn, bijvoorbeeld verpleeghuisartsen en verzorgenden. Formuleer een advies over op welke wijze er gerapporteerd wordt over dit traject, bijvoorbeeld via het tijdschrift Geriatrie & Gerontologie. Uitgangspunten voor keuze van een meetschaal zijn: Bij voorkeur een Nederlandstalige schaal, die internationaal bekend is (en gebruikt wordt in wetenschappelijk onderzoek) en een goede betrouwbaarheid en validiteit heeft. De gevoeligheid van de schaal voor veranderingen (responsiviteit) is ook een criterium en de schaal dient bruikbaar te zijn voor de verpleeghuispopulatie, dat wil zeggen niet teveel bodem of plafondeffecten te hebben. Daar waar richtlijnen voorhanden zijn, b.v. vanuit de beroepsverenigingen of CBO, worden deze gebruikt bij het bepalen van de keuzen. Inhoud Consensustraject De volgende stappen worden doorlopen: 1. Samenstellen van een multidisciplinaire werkgroep, bestaande uit: Fysiotherapeuten; vanuit iedere UVNN instelling neemt één persoon aan de werkgroep deel, zodat dit de kansen op implementatie in alle instellingen vergroot. Inhoudelijke deskundige: (ambtelijk) secretariële ondersteuning: Els Derksen, projectmedewerker UVNN voorzitter (technisch): Minke Nieuwboer, projectmedewerker UVNN 2. Voorwerk Vooraf wordt het volgende materiaal verzameld: de in gebruik zijnde schalen (zie bijlage 1) ter onderbouwing: richtlijnen beroepsgroep (KNGF, CBO) en literatuur (brede search) Taakopdracht voor de werkgroep formuleren en het aanleveren van materiaal. 3. Consensusbijeenkomst 1 Voorzitterschap: onafhankelijk (technisch voorzitterschap) Toelichting taakopdracht. Het is een voorwaarde dat iedereen alle informatie vooraf gelezen heeft. Voorlopige conclusie trekken: keuze instrument, d.w.z. de werkgroepleden laten selecteren wat hen vanuit “voorwerk” en de praktijk het beste lijkt, inclusief afbakening van de indicaties van de diverse instrumenten en doelgroepen. Product: voorlopig standpunt t.a.v. taakopdracht en formuleren van vragen, die voor de tweede consensusbijeenkomst beantwoord moeten zijn, om de taakopdracht te kunnen vervullen.
21
4. Verzamelen materiaal ter voorbereiding van consensusbijeenkomst 2. Dit kan bijvoorbeeld het uitvoeren van literatuurstudie zijn naar validiteit en betrouwbaarheid eerst gekozen meetinstrument(en). 5. Keuze voorleggen aan deskundigen (experts) in het veld Zonodig, indien de experts niet deelnemen aan de werkgroep. 6. Consensusbijeenkomst 2 Input is basisdocument n.a.v. literatuurstudie/ experts Groepsdiscussie: elkaars visie en kennis delen bepalen voorlopige keuze Conceptrichtlijn ontwerpen Definitieve keuze bepalen (anonieme stemming). Bepalen van consequenties voor gebruik van meetinstrument voor eigen discipline en andere betrokken disciplines. Bepalen hoe de rapportage over en verspreiding resultaten van over dit traject zal plaatsvinden.
22
Bijlage 2
Inventarisatie Meetinstrumenten
Schalen, voor domein mobiliteit Het meest gebruikt wordt de Tinetti assesment tool. Dit instrument wordt zowel door verpleeghuisarts als door fysiotherapeut ingezet, meestal op indicatie. De Sterren gebruikt deze test niet, omdat deze niet geschikt zou zijn voor ouderen. De Functional Ambulation Categories wordt daarna het meest gebruikt. De Trunk Control, de 10 meter looptest en de hoekmeting worden door drie instellingen gebruikt. De Trunk control wordt gebruikt bij CVA. Het FMP= Functioneel Mobiliteits Profiel, de Berg Balance scale, de Ashworth tonusschaal, Time up and go, de Functional reach test en de VAS-score (Visuele Analoge Schaal) worden allen in enkele instellingen gebruikt. Verder valt op dat: alleen in de Riethorst consequent op vast tijdsinterval wordt gemeten door de fysiotherapeut. de verpleeghuizen van 2 regio‟s van ZNL geen meetinstrumenten gebruiken, maar deze instellingen doen wel (structurele) observaties en houden dit bij in het zorgplan. in de regio Eindhoven ziekenhuizen, verpleeghuizen en revalidatiecentra (waaronder SVVE en de Sterren) bezig zijn met een cursus klinimetrie, waarin diverse van de hieronder genoemde testen worden besproken. in Kalorama de afdeling fysiotherapie bezig is geweest met het verzamelen van meetinstrumenten, die de fysiotherapeuten gebruiken op indicatie. Zij staan open voor inhoudelijke discussie. Schaal Tinetti
Aantal instellingen 6
Welke instellingen Waalboog
SVVE
Zorgboog
Arcus
Sterren ZNL (1) Kalorama (rev) Riethorst
Riethorst
FAC Trunk Control 10 meter looptest
4 3 3
Waalboog Riethorst Riethorst
Arcus Arcus ZNL (2)
Hoekmeting Berg Balance scale Ashworth tonusschaal/ modified FMP Time up and go
3 2 2
Waalboog Riethorst Waalboog
Sterren ZNL (2) ZNL (2)
2 2
Waalboog Arcus
Functional reach test VAS-score Handkracht GARS, verkorte versie Elderly Moblity scale Motricity-index Timed belanced test Eigen
2
Zorgboog
ZNL (1) Kalorama (rev) Riethorst
2 1 1
Waalboog Riethorst Zorgboog
1
Arcus
1 1 3
ZNL (1) Riethorst Waalboog Paslengteschaal
Riethorst
SVVE Screeningsprotocol dagbehandeling
23
Sterren: Eigen formulier voor ganganalyse
Kalorama (rev)
Riethorst
Bijlage 3
Samenstelling werkgroep consensus Meetschalen Mobiliteit
Leden werkgroep: Esther Behage Marieke Lucassen John Branten Dorien Scheelen Masha Braam Jeanette Vlenterie Guy Carlens Olaf van den Berk Han Vissers
Instelling VitalisWoonZorggroep (voorheen De Sterren) De Zorgboog De Waalboog Kalorama Kalorama ZGNL De Riethorst-Stromenland (voorheen De Riethorst) ZZG (voorheen Arcus) SVVE De Archipel
Inhoudsdeskundige: Ilse Wassenberg
De Waalboog
UVNN-medewerkers Els Derksen Minke Nieuwboer
UMC St Radboud UMC St Radboud
24
Bijlage 4
Verklaring termen Klinimetrie
Klinimetrie is de methode die in de geneeskunde wordt gebruikt om klinische symptomen, lichamelijke verschijnselen en andere afwijkingen te meten of te beschrijven aan de hand van indexen, beoordelingsschalen of andere grootheden. Het doel van meten is om: te onderscheiden (diagnosticeren en/of classificeren) te voorspellen te evalueren (Kwakkel G. Presentatie Cursus Neurorevalidatie)
Validiteit:
meten wat je wilt meten
Er zijn meerdere vormen van validiteit, waaronder: Criterium validiteit: validiteit instrument tov gouden standaard (nb gouden standaard ontbreekt vaak) Construct validiteit: validiteit tov een extern criterium, maar geen gouden standaard. Statistiek: Validiteit wordt uitgedrukt met Pearson correlatie coëfficiënt of Spearman rank coëfficiënt (getal tussen 0 en 1). Hoe hoger het coëfficiënt, hoe groter de mate van overeenkomst tussen beide instrumenten.
Reproduceerbaarheid:
herhaalbaarheid resultaat van metingen Overeenkomst (=agreement) geven herhaalde metingen precies dezelfde uitkomst? Mn bij therapie. Betrouwbaarheid (=reliability) hoe goed kunnen personen van elkaar onderscheiden worden op bepaalde kenmerken ondanks meetfouten? Mn. bij diagnostiek.
Bronnen van variatie: Systematische en toevallige fouten in meetinstrument Intrabeoordelaarsvariatie (ook test-hertest genoemd) = overeenkomst herhaalde metingen door dezelfde persoon. Interbeoordelaarsvariatie = overeenkomst metingen door twee verschillende personen. Tussentijds veranderende patiëntkenmerken. Statistiek: oa Kappa, ICC
Responsiviteit:
het vermogen van een meetinstrument om een klinisch relevante verandering te detecteren.
Statistische maat: Smallest detectable difference (SDD): de kleinste veranderingsscore (met 95% BI) (Melis R. Presentatie Klinimetrie. Onderzoeksbespreking afdeling Geriatrie, UMC St Radboud)
25
Bijlage 5
Zoekstrategie Psychometrische Kwaliteit van Meetinstrumenten
Instructie Zoekfilter combineren met het meetinstrument, waarvoor jij de literatuur moet uitzoeken:
(psychometric OR validity OR validation OR validate OR valid OR sensitivity OR specificity OR reliability OR reliable OR critical appraisal OR interobserver OR intraobserver OR observer variation OR interrater OR predictive value of tests OR prediction OR predict OR predictor OR predictors OR reproducibility OR prognostic value OR variability) NB. Als je het filter combineert met je eigen vragenlijst is het belangrijk dat je de haakjes mee kopieert.
Hieronder kun je stapsgewijs lezen hoe je hierbij te werk moet gaan: 1. Inloggen op PubMed a. Als je ingelogd bent op de medische bibliotheek kies je voor zoeksystemen b. Vervolgens kies je bij databases voor PubMed c. Log in op my NCBI – dan kun je bij eerdere zoekresultaten i. Als het goed is hebben jullie tijdens de training een My NCBI aangemaakt daarna is een inlogcode per mail naar jullie toegestuurd, die heb je vervolgens moeten bevestigen. Als je die nog niet hebt gemaakt dan kun je gewoon een zoekopdracht starten. 2. Start een Search Bedenk eerst zoveel mogelijk variaties op de naam van het meetinstrument: Bv. (POMA OR Tinetti OR Tinetti instrument OR POMA-voluit) belangrijk is de variaties te combineren met OR en af te sluiten met haakjes! Hierbij moet je een beetje proberen en kijken wat het oplevert. Soms kun je volstaan met enkel de naam van het instrument (variaties leveren dan niet meer artikelen op) andere keren ga je verder met meerdere variaties voor de naam van het instrument. 3. Resultaat: Hoeveel artikelen gevonden? Indien < 50 : deze artikelen beoordelen op titel en abstract Ga verder met stap 7 Indien > 50: zoekresultaat combineren met filter 4. „eigen vragenlijst‟ AND (zoekfilter inplakken) NB.: Indien naam meetinstrument gelijk is aan auteur, dan vind je ook alle artikelen van de betreffende auteur die mogelijk ook over andere studies gaan. Dan toevoegen aan zoekterm dat je alleen in titel en abstract wil zoeken. Bv. Tinetti[tiab] 5. Bij een zoekresultaat met een groot aantal artikelen, kun je het aantal verminderen door vanaf een bepaald jaartal te gaan zoeken. Dit kan zeker bij meetinstrumenten die voorkomen in recente richtlijnen. Je kunt dan zoeken vanaf de einddatum van de zoekstrategie die gebruikt is voor de richtlijn (als het goed is, is dit vermeld). De richtlijnen die wij gebruiken zijn recent (2004) en (2006) als je dan zoekt vanaf 2000 zit je altijd goed. In Pubmed: Limits Dates Published in the last Klik aan „any date‟ specify datum invullen; alleen jaar is voldoende: 2000 Opnieuw Search uitvoeren
26
Bijlage 6
De UNCO-MOB
Fysiotherapeutische Klinimetrie bij kwetsbare ouderen Standaard
Uitzondering
Lopen
-
10Meter Loop Test Functional Ambulation Categories
-
Performance Oriented Mobility Assesment (Tinetti)
Balans en Rompbalans
-
Berg Balance Scale Performance Oriented Mobility Assesment (Tinetti) Trunk Control Test (voor rompbalans
-
Berg Balance Scale niet bij Parkinson POMA niet bij CVA
-
Timed Up and Go
Valrisico
Na globale kwalitatieve inventarisatie kiest de behandelaar instrument voor lopen en/of balans
Uithoudingsvermogen
-
6 Minuten WandelTest
-
2 Minuten WandelTest
Spierkracht
-
MRC-schaal van de British Medical Research Council
-
Motricity Index bij CVA Hand Held-dynamometer (als preciseren nodig is)
Gewrichtsmobiliteit
-
Goniometer volgens neutrale-0-methode
Bedtransfers
-
Trunk Control Test -
Modified Ashworth Scale bij CVA
Tonus
27
Bijlage 7
Programma “Samen in beweging”
Presentatie UNCO-MOB donderdag 11 december 2008
13.15 – 13.30 uur
Ontvangst
13.30 - 13.40 uur
Opening door dagvoorzitter Wilco Achterberg, Verpleeghuisarts, hoofd UNO-VUmc Amsterdam
13.40 - 14.15 uur
Presentatie UNCO-MOB door Lizette Wattel Fysiotherapeut en bewegingswetenschapper, coördinator UNO-VUmc Amsterdam
14.15 – 14.30 uur
PAUZE
14.30 – 15.30 uur
Workshops
15.30 – 15.50 uur
PAUZE
15.50 - 16.30 uur
Implementatie van UNCO-MOB Groepsdiscussie geleid door Els Derksen Verpleegkundige en gezondheidswetenschapper, coördinator UVNN, Nijmegen
16.30 - 17.30 uur
Borrel
WORKSHOPS Instrument
Presentatie door
Ruimte
2 – 6 minuten looptest
Astrid van Alphen UNO Marieke Lucassen UVNN / De Zorgboog Marieke Jansen UNO Han Vissers en Anneke Tielemans UVNN / SVVE De Archipel
Rode zaal
Timed Up and Go Modified Asworth Scale POMA - Tinetti
28
Rode zaal Oefenruimte Oefenruimte