Meerjaren Onderhoudsplan Watergangen Landelijk Gebied 2015 - 2018 18 maart 2014
A.J. Wonink Waterschap Zuiderzeeland Postbus 229 8200 AE LELYSTAD telefoon: (0320) 274 911 www.zuiderzeeland.nl
Voor gezien
1
18 maart 2014
Meerjaren Onderhoudsplan Watergangen Landelijk Gebied
Verantwoording
Titel:
Meerjaren Onderhoudsplan Watergangen Landelijk Gebied
Bestandsnaam:
MJOP-Watergangen Landelijk Gebied
Rapportnummer:
1
Vastgesteld voor het college van Dijkgraaf en Heemraden:
3 april 2014
Auteur:
A.J. Wonink
Gecontroleerd door:
A.J. Wonink
Paraaf gecontroleerd:
..................................
Goedgekeurd door:
J. Visser
Paraaf goedgekeurd:
..................................
Datum:
18 maart 2014
18 maart 2014
Meerjaren Onderhoudsplan Watergangen Landelijk Gebied 2015 - 2018
2
Inhoud
1. Doel MJOP Watergangen landelijk gebied ................................................................ 4 1.1. Inleiding .............................................................................................................. 4 1.2. Opbouw MJOP ...................................................................................................... 4 1.3. De relatie tussen het MJOP en de Meerjarenbegroting ............................................... 4 2. Afbakening ............................................................................................................... 6 2.1. Wat staat er wel in dit MJOP .................................................................................. 6 2.2. Wat staat er niet in dit MJOP .................................................................................. 6 3. Beleidskaders .......................................................................................................... 8 3.1. Inleiding .............................................................................................................. 8 3.2. Baggeren............................................................................................................. 8 3.2.1. Voorkeursdiepte watergangen ............................................................................ 8 3.2.2. Ontvangstplicht baggerspecie ............................................................................. 8 3.2.3. Waterbodemkwaliteit......................................................................................... 8 3.2.4. Moment van ingrijpen........................................................................................ 8 3.3. Maaien watergangen ............................................................................................. 9 3.3.1. Maaien natte bak .............................................................................................. 9 3.3.2. Maaien talud en plasberm .................................................................................. 9 3.3.3. Maaien d-tochten .............................................................................................. 9 3.3.4. Maaien objecten ............................................................................................... 9 3.3.5. Maaien poelen en paaiplaatsen .......................................................................... 10 3.4. Oevers ............................................................................................................... 10 3.4.1. Klein onderhoud .............................................................................................. 10 3.4.2. Groot onderhoud oevers ................................................................................... 11 3.4.3. Aanleg duurzame en natuurvriendelijke oevers .................................................... 11 4. Omgaan met onzekerheden ................................................................................... 13 4.1. Onzekerheden ..................................................................................................... 13 4.1.1. Onderhoudscyclus en onzekerheid ..................................................................... 13 4.1.2. Uitgangspunten ............................................................................................... 13 4.1.3. Werkwijze jaarlijkse actualisatie MJOP en aansluiting bij de Voorjaarsnota .............. 13 5. Werkprocessen ...................................................................................................... 15 5.1. Doel van het beschrijven van werkprocessen .......................................................... 15 6. Areaal en planning van onderhoudswerkzaamheden ............................................. 19 6.1. Areaal per jaar van onderhoud .............................................................................. 19 6.2. Planning van werkzaamheden ............................................................................... 21 7. Meerjarenbegroting ............................................................................................... 22 7.1. Voorstel voor Meerjarenbegroting (MJB) ................................................................. 22 Bijlagen .......................................................................................................................... 24 Bijlage 1 Overzicht beleidskaders ...................................................................................... 25
3
18 maart 2014
Meerjaren Onderhoudsplan Watergangen Landelijk Gebied
1.
Doel MJOP Watergangen landelijk gebied
1.1.
Inleiding Dit meerjaren onderhoudsplan (MJOP) beschrijft het onderhoud aan de watergangen in het landelijke gebied. Het geeft inzicht in: welk onderhoud, op welke locatie en op welk moment uitgevoerd gaat worden en wat de daarbij behorende kosten per jaar zullen zijn. Dit onderhoud bestaat uit: maaien, baggeren en oeveronderhoud niet zijnde de aanleg van duurzame oevers. Het doel van het Meerjaren Onderhoudsplan watergangen landelijk gebied laat zich als volgt omschrijven: Het Meerjaren onderhoudsplan geeft inzicht in de meerjarenplanning van het onderhoud van het watersysteem in het landelijk gebied en de bijbehorende kosten. Het MJOP stuurt daarmee de onderhoudswerkzaamheden, geeft input in de meerjarenbegroting en geeft ondersteuning bij het harmoniseren van de wijze waarop beheer en onderhoud in de verschillende deelgebieden wordt uitgevoerd. Het plan kan daarnaast ook gebruikt worden in de communicatie over onderhoudswerkzaamheden (wat, waar, wanneer).
1.2.
Opbouw MJOP Het “MJOP Watergangen Landelijk Gebied 2015-2018” is opgebouwd uit de volgende onderdelen: - een inleiding (hoofdstuk 1); - een afbakening (hoofdstuk 2); - een overzicht met vigerende beleidskaders (hoofdstuk 3); - beschrijving van de onzekerheden waarmee we te maken hebben (hoofdstuk 4); - een beschrijving van de werkprocessen die doorlopen moeten worden om het onderhoud uit te kunnen voeren (hoofdstuk 5); - een overzicht van de kosten en planning (hoofdstuk 6); - de meerjaren kostenraming (hoofdstuk 7). Planning onderhoud Dit MJOP heeft een looptijd van 4 jaar. De planning van het onderhoud vormt de kern van het MJOP. Deze bestaat uit tabellen waarin de werkzaamheden met hoeveelheden en kosten worden samengevat en een kaart waarop is aangegeven in welk jaar onderhoudsvakken aan de beurt zijn. Elk jaar vindt een actualisatie van het MJOP plaats waarbij de looptijd een jaar doorschuift. De ramingen voor het eerste jaar zijn steeds gemaakt op basis van uitgevoerde inspecties van het watersysteem. De ramingen voor de daaropvolgende jaren zijn gebaseerd op inschattingen en meerjaren gemiddelden. Beleidskaders In hoofdstuk 3 is een overzicht opgenomen van de relevante beleidskaders. Hierbij is gebruik gemaakt van de bestaande beleidskaders en uitgangspunten voor het beheer en onderhoud. In dit hoofdstuk wordt voor de verschillende onderdelen geschetst voor welk ambitieniveau is gekozen.
1.3.
De relatie tussen het MJOP en de Meerjarenbegroting Met de looptijd van 4 jaar en de jaarlijkse actualisatie heeft het MJOP dezelfde looptijd als de Meerjarenbegroting van het waterschap. Het MJOP zal daardoor ook de input voor de Meerjarenbegroting gaan genereren. Indien uit de actualisatie van het MJOP financiële consequenties naar voren komen zullen deze aan het bestuur voorgelegd worden waarna ze in het proces van de Voorjaarsnota meegenomen kunnen worden om uiteindelijk in de Meerjarenbegroting verwerkt te kunnen worden. 18 maart 2014
Meerjaren Onderhoudsplan Watergangen Landelijk Gebied 2015 - 2018
4
Kostenkentallen Voor de verschillende onderhoudswerkzaamheden (“maatregelen”) worden kostenkentallen berekend. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het voortschrijdend gemiddelde over de afgelopen drie jaar van de kosten van daadwerkelijk uitgevoerde werken (2011, 2012 en 2013 voor dit MJOP). Hierdoor zijn de kostenkentallen de op dat moment best beschikbare inschatting van de werkelijke uitvoeringskosten. Door ieder jaar de planning en kostenkentallen te actualiseren, volgen de ramingen de marktontwikkeling. Meerjarenbegroting In het MJOP worden per maatregel de meest actuele kostenkentallen vermenigvuldigd met de hoeveelheden. Voor het eerste jaar van uitvoering zijn de hoeveelheden gebaseerd op recent uitgevoerde inspecties in het veld. Voor het tweede, derde en vierde jaar van uitvoering worden de hoeveelheden gebaseerd op de planning in het MJOP. Mocht de uitgevoerde inspectie voorafgaande aan het daadwerkelijke onderhoud aanleiding geven tot aanpassing van het in de Meerjarenbegroting opgenomen budget voor onderhoud watergangen landelijk gebied, bijvoorbeeld omdat er meer of minder van een bepaald type onderhoud nodig is dan op grond van de planning mocht worden verwacht, dan zal dat voorafgaand aan de Voorjaarsnota in een notitie aan het bestuur worden voorgelegd. Bij instemming door het bestuur kan het in de Meerjarenbegroting verwerkt worden.
5
18 maart 2014
Meerjaren Onderhoudsplan Watergangen Landelijk Gebied
2.
Afbakening
2.1. Wat staat er wel in dit MJOP Dit MJOP heeft betrekking op het onderhoud van het watersysteem in het landelijk gebied. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen baggeren, maaien, klein oeveronderhoud, groot oeveronderhoud en overige maatregelen. In dit MJOP wordt voor de watergangen in het landelijke gebied aangegeven welk onderhoud er waar uitgevoerd gaat worden, wanneer dit plaats gaat vinden en wat de kosten hiervoor zijn. Baggerwerkzaamheden Bij de baggerwerkzaamheden in het landelijk gebied gaat het in het algemeen om baggerspecie die met een kraan uit de watergang wordt verwijderd en daarna direct op de aangrenzende oever wordt toegepast. Op basis van de bodemkwaliteitskaart is dit overal mogelijk en de aangelanden hebben een ontvangstplicht. Maaien taluds en natte bak Het maaien betreft zowel de taluds als de natte bak van de watergangen. De oevers worden in het algemeen om het jaar gemaaid, waarbij wisselend de ene en de andere zijde gemaaid wordt. De natte bak wordt op basis van beeldkwaliteit onderhouden, waarbij uitgangspunt is dat er zo weinig mogelijk gemaaid wordt zonder dat de waterafvoerende functie in het geding komt. Klein oeveronderhoud Het klein oeveronderhoud betreft relatief kleine herstelwerkzaamheden aan oevers of taluds die verder nog in acceptabele staat van onderhoud zijn. Voorbeelden hiervan zijn het vervangen van wat slechte schotjes in een beschoeiing of plaatselijk een paar meter talud optrekken omdat het wat ingezakt is. Het onderhoud aan de eindduikers en het plaatsen van schijnduikers is onderdeel van het klein onderhoud. Groot oeveronderhoud (traditioneel) en inrichting duurzame en natuurvriendelijke oevers Groot oeveronderhoud (traditioneel) wordt uitgevoerd bij einde levensduur van de beschoeiing. Dit onderhoud bestaat uit het vervangen van de traditionele beschoeiing door een nieuwe beschoeiing. Dit vindt plaats waar de fysieke en/of ruimtelijke omstandigheden het noodzakelijk maken om traditionele beschoeiingen terug te plaatsen. Daar waar de fysieke en ruimtelijke omstandigheden van een tocht het wel toelaten gaat de voorkeur uit naar het inrichten van duurzame of natuurvriendelijke oevers. Deze laatste maken geen onderdeel uit van dit MJOP (zie 2.2). Overige maatregelen Rondom het onderhoud van de watergangen in het landelijk gebied komen we regelmatig nog een aantal zaken tegen die kosten met zich mee brengen. Deze hebben we gegroepeerd onder de noemer overige maatregelen. Deze kosten zijn vaak niet op voorhand te koppelen aan een bepaalde watergang of locatie. Het gaar om: Vergoedingen derden; Recreatieve voorzieningen; Schade vergoedingen; Opbrengsten huren.
2.2. Wat staat er niet in dit MJOP Werkprocessen De werkprocessen worden op hoofdlijnen weergegeven en er wordt bijvoorbeeld geen gedetailleerde uitwerking gegeven van formats voor inventarisaties of gegevensoverdracht. Dergelijke zaken worden op operationeel niveau uitgewerkt maar liggen buiten de scope van het MJOP.
18 maart 2014
Meerjaren Onderhoudsplan Watergangen Landelijk Gebied 2015 - 2018
6
Aanleg duurzame en natuurvriendelijke oevers. De aanleg van duurzame oevers in het landelijk gebied wordt separaat en projectmatig opgepakt voor de jaren die dit MJOP beslaat. Daarom wordt de aanleg van duurzame niet in dit MJOP opgenomen. Nieuwe beleidskaders In dit MJOP worden geen voorstellen gedaan voor nieuwe beleidskaders. Daar waar een duidelijk (vastgesteld) kader ontbreekt wordt beschreven wat de huidige werkwijze is. De uitgangspunten die daarbij gehanteerd worden zijn dan expliciet vermeld. Voor het beleid ten aanzien van het uitkrabben van de plasbermen bij duurzame oevers zal in 2014 een voorstel aan het bestuur gepresenteerd worden. Onderhoud provinciale vaarten Het onderhoud aan de provinciale vaarten, die voor een belangrijk deel ook door het landelijk gebied lopen, maakt geen deel uit van dit plan. Het oever- en maaionderhoud en het vaarwegbeheer wordt door de provincie verzorgd. Het baggeren van de provinciale vaarten is wel een gezamenlijke taak van het waterschap (waterkwantiteitsbeheerder) en de provincie (vaarwegbeheerder) waar waterschap en provincie in de verhouding 80/20 aan bijdragen. Vanwege de veel grotere dimensionering van de vaarten is hier een andere aanpak vereist dan bij het baggeren van de tochten. Om deze reden wordt het baggeren van de vaarten in een separaat meerjaren onderhoudsplan beschreven. Overige MJOP’s Voor het onderhoud van het watersysteem in het stedelijk gebied, de kunstwerken (landelijk en stedelijk), de wateraanvoer en de keringen worden in de loop van 2014 en 2015 in afzonderlijke trajecten MJOP’s opgesteld. Kosten interne organisatie Kosten van de interne organisatie (fte’s, lease auto’s, etc.) die wel onderdeel uitmaken van de begroting van de afdeling Waterbeheer worden in dit MJOP niet meegenomen.
7
18 maart 2014
Meerjaren Onderhoudsplan Watergangen Landelijk Gebied
3.
3.1.
Beleidskaders
Inleiding In het Waterbeheerplan 2010-2015 is vastgelegd het beheer en onderhoud aan de watergangen zo kostenefficiënt mogelijk uitgevoerd wordt en er toe dient dat de waterhuishoudkundige functie van de watergangen te allen tijde gewaarborgd is. Daarbij heeft het waterschap, aansluitend op de KRW-doelstellingen, oog voor natuurlijke potenties, zodanig dat de natuurwaarden verder kunnen worden ontwikkeld en andere functies geen nadelige effecten ondervinden. In dit hoofdstuk zijn de operationele kaders beschreven die de afbakening vormen voor het onderhoud. Deze kaders komen voort uit vastgesteld beleid of geven de gebruikelijke gang van zaken weer. Per onderdeel wordt hier beschreven op welk moment, met welke frequentie en op welke manier onderhoud wordt uitgevoerd. Op deze manier geeft dit hoofdstuk inzicht in de totstandkoming van de planning.
3.2.
Baggeren In deze paragraaf staan de operationele kaders beschreven die worden gebruikt voor baggerwerkzaamheden.
3.2.1.
Voorkeursdiepte watergangen In het WBP 2002-2005 is vastgelegd dat voor een robuust watersysteem met een goede ecologische kwaliteit een waterdiepte van ten minste 1,20 m wenselijk is. Voor de stabiliteit van de oevers is een talud van 1:3 of flauwer gewenst. Voor grotere waterpartijen zoals vijvers, vaak met beperkte doorstroming, is een waterdiepte van ten minste 1,5 m wenselijk waarbij delen van de waterpartij een diepte hebben van 2,0 m of meer als overwinteringplaats voor vis. In het WBP 2007 – 2011 zijn de uitgangspunten voor een robuust watersysteem uit het WBP 2002–2005 overgenomen. De tochten in het landelijk gebied hebben echter veelal een ontwerp- en aanlegdiepte van 1,0 m. Het onderhoud in het landelijk gebied is daarop afgestemd.
3.2.2.
Ontvangstplicht baggerspecie In het landelijk gebied wordt de in de Waterwet vastgelegde ontvangstplicht gehanteerd. Dit betekent dat, indien de kwaliteit van de baggerspecie dit toestaat, de specie zoveel mogelijk op aangrenzende percelen wordt toegepast zonder dat de ontvanger daarvoor een vergoeding krijgt. Uitzonderingen op deze regel zijn gevallen waarbij het gaat om bovenmatige hoeveelheden baggerspecie (>4m3 per strekkende meter tochtlengte) en in het geval van zogenaamde langskavels (kavels die met de lange zijde langs een tocht liggen). In deze gevallen kan een tegemoetkoming worden toegekend waarbij een reële vergoeding van de meerkosten boven de normale situatie het uitgangspunt is.
3.2.3.
Waterbodemkwaliteit In 2013 is de Waterbodemkwaliteitskaart opgesteld. Op basis van deze kaart kan worden bepaald waar baggerspecie zonder aanvullend milieuhygienisch bodemonderzoek op aangrenzende percelen verspreid kan worden.
3.2.4.
Moment van ingrijpen Voor het baggerwerk is nog van belang dat er op dit moment geen bestuurlijk vastgesteld kader is voor het ingreep moment van baggeren. De bij Waterschap Zuiderzeeland gevolgde methode is dat de watergang mag verondiepen ten opzichte van de legger. Vervolgens wordt de watergang gebaggerd om deze weer op minimaal leggerdiepte te brengen. Aansluitend bij de cyclus voor grootonderhoud wordt elke 7 jaar beoordeeld of een watergang gebaggerd moet worden of dat deze nog 7 jaar voldoet zonder te baggeren. Onderhoud in beeld geeft als ingreepmaat bij deze 7-jarige inspecties, een verondieping van 15% van de waterdiepte.
18 maart 2014
Meerjaren Onderhoudsplan Watergangen Landelijk Gebied 2015 - 2018
8
3.3.
Maaien watergangen Het maaien van watergangen bestaat uit het maaien van de natte bak, talud en plasbermen, d-tochten, diverse objecten in en rond de watergangen en poelen en paaiplaatsen. In de volgende subparagrafen staat per onderdeel het operatieve kader beschreven. In 2006 is ‘Onderhoud in Beeld’ vastgesteld. Hierin is
beleid over het maaien van watergangen vastgelegd. Bij alle onderdelen wordt uitgegaan van het niveau ‘basis’. Dit is het minimale niveau waarbij doelmatig wordt voldaan aan de wettelijke verplichtingen. Het uit te voeren onderhoud om te voldoen aan niveau ‘basis’, verschilt per watergang of object en is afhankelijk van onder meer de dimensionering van een watergang. 3.3.1.
Maaien natte bak Voor het maaien van de natte bak wordt uitgegaan van het kwaliteitsniveau ‘basis’. Het basisniveau houdt in dit geval een toestand in met een maximaal percentage begroeiing. Het percentage begroeiing in de watergang dat wordt nagestreefd verschilt per polder en is afhankelijk van de dimensionering van de watergangen. In de praktijk komt dit neer op 1 tot 5 keer maaien per jaar. Vanuit de gedragscode Flora- en faunawet voor de waterschappen waaraan het waterschap zich in 2011 heeft geconformeerd is het wenselijk dat minimaal 25% van de vegetatie gespaard blijft. In figuur 3.1 is een voorbeeld opgenomen uit het beeldbestek voor Oostelijk Flevoland voor het natte profiel van een tocht niveau ‘basis.
Figuur 3.1: Maaibeeld ‘basis’ Nat profiel Tocht (1 april- 15 december) Oostelijk Flevoland
3.3.2.
Maaien talud en plasberm Taluds en plasbermen worden eenmaal per twee jaar gemaaid. Langs tochten waar onderhoud plaatsvindt, wordt in het betreffende jaar vaker gemaaid om zo de oever bereikbaar te maken voor onderhoud en te voorkomen dat vogels gaan nestelen op plaatsen waar het onderhoud is gepland.
3.3.3.
Maaien d-tochten Bij de d-tochten worden nat profiel en talud in één ronde gemaaid. Hiervoor worden beelden gehanteerd op basis van een minimaal aaneengesloten percentage van het natte profiel dat vrij moet zijn van begroeiing. Na het maaien is de vegetatie tussen de 5 en 10 cm hoog. In de praktijk komt dit neer op 2 tot 3 keer maaien per jaar.
3.3.4.
Maaien objecten Behalve het natte profiel, de plasberm en het talud worden ook andere waterschapsobjecten gemaaid: bootinlaten, groenstroken en in sommige gevallen gras langs wegen en fietspaden. Per object is een verzorgingsgraad vastgesteld. In figuur 3.2 is een voorbeeld te zien van verzorgingsniveau ‘basis’.
9
18 maart 2014
Meerjaren Onderhoudsplan Watergangen Landelijk Gebied
3.3.5.
Maaien poelen en paaiplaatsen Poelen en paaiplaatsen liggen meestal langs natuurvriendelijke oevers. Vaak maken ze ook deel uit van de natuurvriendelijke oever. De poelen en paaiplaatsen worden door het waterschap onderhouden als deze gelegen zijn naast het onderhoudspad van een tocht die in beheer is bij het waterschap. Ze worden tegelijkertijd met de oever gemaaid die in dat betreffende jaar aan de beurt is. Poelen die dicht bij elkaar liggen worden zoveel mogelijk in verschillende jaren onderhouden. Afhankelijk van de aanwezigheid van houtopslag wordt de oever van een poel eens per 2 of 4 jaar gemaaid aansluitend op het maaibeheer. Eens per 7 jaar, aansluitend op de onderhoudscyclus, wordt de helft van de poel of paaiplaats op diepte gebracht. Het streven is om bij poelen een minimale waterdiepte van 1,20 m en bij paaiplaatsen een minimale diepte van 0,80 m te handhaven. Dit staat beschreven in de Onderhoudsmatrix poelen en paaiplaatsen.
3.4.
Oevers
Figuur 3.2: verzorgingsgraad objecten 'basis'
In deze paragraaf worden de operationele kaders voor oevers onderscheiden in drie onderwerpen. De kaders zijn opgedeeld in groot onderhoud aan traditionele beschoeiing, klein onderhoud aan traditionele beschoeiing en de inrichting van duurzame en natuurvriendelijke oevers. Groot en klein onderhoud aan de traditionele oeverbeschoeiing vind plaats volgens een 7-jarige onderhoudscyclus. Eens per 7 jaar wordt op basis van inspectie bepaald welke oevers toe zijn aan groot dan wel klein onderhoud. De onderhoudscyclus vormt ook de aanleiding om na te denken over mogelijke herinrichting tot een duurzame of natuurvriendelijke oever indien de beschikbare ruimte dat toe laat. 3.4.1.
Klein onderhoud Klein onderhoud wordt gepleegd om: de achteruitgang van de kwaliteit te remmen; plaatselijke schade te herstellen; doorvoer van water op een aanvaardbaar niveau te houden; groot onderhoud uit te stellen. Onder klein onderhoud vallen kleinschalige reparaties aan beschoeiingen en taluds: vervangen van beschadigde planken, aanvullen uitgespoelde taluds, vervangen van eindduikers en schijnduikers, etc. Het kwaliteitsniveau voor de beschoeiingen betreft de technische staat. Voor niveau ‘Basis’ mag maximaal 40% van de palen/damwanden afwijken in lijn van de rest en is maximaal 25% beschadigd of ontbreekt. Enige rotting van palen of (damwand)planken is toegestaan, maar mag niet van invloed zijn op de constructie. De geschatte restlevensduur van de beschoeiing bedraagt op elk moment ten minste 7 tot 14 jaar. In figuur 3.3 is de levensduur van de beschoeiing met klein en groot onderhoud schematisch weergegeven. Om bij een duurzame oever de functie voor de ecologie te behouden, is het belangrijk dat de plasberm van een duurzame oever voldoende diepte heeft. Wanneer de plasberm van een duurzame oever voor meer dan 25% van de aanlegbreedte boven water uitkomt, is het moment om deze uit te krabben. Dit uitkrabben vindt plaats eens per circa 10 tot 14 jaar op basis van inspectie. Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de onderhoudscyclus. Beleid over het uitkrabben wordt naar verwachting medio 2014 aan het college voorgelegd.
18 maart 2014
Meerjaren Onderhoudsplan Watergangen Landelijk Gebied 2015 - 2018
10
Figuur 3.3: Levensduur van de beschoeiing met klein en groot onderhoud. lijn 1 (rood) is de technische staat van de beschoeiing zonder onderhoud. Lijn 2 (lichtblauw) geeft de technische staat van de beschoeiing weer als de beschoeiing wordt vervangen wanneer deze niet meer aan de technische norm voldoet. Lijn 3 (donkerblauw) geeft de technische staat van de beschoeiing weer als ook klein onderhoud wordt gepleegd.
3.4.2.
Groot onderhoud oevers Groot onderhoud is de vervanging van traditionele beschoeiing. Groot onderhoud wordt gepleegd als: de kwaliteit beneden de technische norm daalt (actiegrens) herstel door middel van klein onderhoud niet meer voldoende is. In de praktijk bedraagt de levensduur van een oeverbeschoeiing van een traditionele oever circa 28 tot 30 jaar. Bij groot onderhoud worden de werkzaamheden grootschaliger aangepakt dan bij klein onderhoud: de gehele beschoeiing van watergangen wordt over grotere lengte vervangen en de taluds worden opnieuw geprofileerd. De bedoeling van groot onderhoud is eigenlijk om de watergang in zijn oorspronkelijke situatie te herstellen, maar het moment vormt ook de aanleiding om na te denken over mogelijke herinrichting. Wanneer sprake is van herinrichting, dan wordt een duurzame of natuurvriendelijke oever aangelegd. Als de oude beschoeiing is gemaakt van gecreosoteerd of gewolmaniseerd hout wordt deze beschoeiingen altijd verwijderd. Indien het gaat om onbehandelde beschoeiing, dan worden deze waar mogelijk naar beneden gedrukt.
3.4.3.
Aanleg duurzame en natuurvriendelijke oevers In het oeverbeleid, dat in 2005 is vastgesteld, is opgenomen dat in principe alle beschoeide oevers op termijn vervangen worden door duurzame of natuurvriendelijke oevers. Uitzonderingen hierop zijn locaties waar de aanleg van een duurzame oever niet mogelijk is door bijvoorbeeld de aanwezigheid van fruitteelt, glastuinbouw of instabiele oevers. De aanleg van duurzame en natuurvriendelijke oevers sluit zoveel mogelijk aan bij de zevenjarige onderhoudscyclus om kapitaalvernietiging te voorkomen en zo min mogelijk overlast te veroorzaken bij de aangelanden. Langs agrarische percelen wordt een duurzame oever aangelegd. Het dwarsprofiel van een duurzame oever is te zien in figuur 3.4. Op de locatie van de oorspronkelijke beschoeiing wordt een beschoeiing aangebracht 30 tot 40 cm onder water. Het aanbrengen van de beschoeiing op een diepte van 40 cm heeft hierbij de voorkeur, maar dit is alleen mogelijk in peilvakken waar tijdens de werkzaamheden de waterstand kan worden verlaagd. Achter de nieuwe beschoeiing wordt een plasberm aangebracht. In het stedelijke gebied en langs natuurterreinen wordt waar ruimte is in dat geval een natuurvriendelijke oever aangelegd. Een natuurvriendelijke oever heeft geen standaard profiel, maar is doorgaans veel breder dan een duurzame oever met een flauwer talud. Een (brede) plasberm kan hier bijvoorbeeld worden aangevuld met paaiplaatsen voor vis of poelen.
11
18 maart 2014
Meerjaren Onderhoudsplan Watergangen Landelijk Gebied
Figuur 3.4: dwarsprofiel duurzame oever
18 maart 2014
Meerjaren Onderhoudsplan Watergangen Landelijk Gebied 2015 - 2018
12
4.
Omgaan met onzekerheden
4.1.
Onzekerheden
4.1.1.
Onderhoudscyclus en onzekerheid Het MJOP Watergangen landelijk werkt met een zevenjarige onderhoudscyclus. Het gehele beheergebied is onderverdeeld in onderhoudsvakken en aan ieder vak is een jaar van onderhoud toegekend. Hoe verder dit jaar van onderhoud in de toekomst ligt, hoe groter de onzekerheid is over hoeveel van welk type onderhoud er te zijner tijd in dat vak nodig is en wat de kosten van dat onderhoud op dat moment zullen zijn. Hieronder is aangeven hoe met deze onzekerheden wordt omgegaan en wat dat betekent voor het onderhoudsbudget op de Meerjarenbegroting.
4.1.2.
Uitgangspunten Onderhoudsniveau Met “Onderhoud in beeld” (hoofdstuk 3: Beleidskaders) is bepaald dat het waterschap het watersysteem onderhoud op het niveau “Basis”. Benodigd budget Het benodigde budget wordt berekend op basis van de kilometers te onderhouden watergang en de financiële kentallen die voor het des betreffende onderhoud staan. Ramingen worden gemaakt op basis van kentallen die zijn opgebouwd uit ervaringscijfers van werkelijk gemaakte kosten. Voor dit MJOP is gebruik gemaakt van de uitgevoerde bestekken in de jaren 2011, 2012 en 2013). Calamiteiten Calamiteiten kunnen resulteren in extra kosten voor het onderhoud van het watersysteem. Omdat het optreden van calamiteiten per definitie onvoorspelbaar is maken deze geen onderdeel uit van het MJOP. Dit neemt niet weg dat ze op kunnen treden en kosten met zich mee brengen. Hiervoor is in de beheerbegroting separaat budget opgenomen. Verontreinigde baggerspecie Dit MJOP houdt geen rekening met het voorkomen van verontreinigde baggerspecie. Bekende locaties met verontreinigde specie zijn in het verleden al aangepakt. Het is echter niet uit te sluiten dat er in de toekomst nog op verontreinigde locaties zullen opduiken. Mocht dat het geval zijn dan betekend dat waarschijnlijk dat er extra financiële middelen nodig zullen zijn om deze verontreinigingen aan te pakken. Uiteraard zal er in die gevallen wel gekeken worden of de kosten eventueel op een aanwijsbare veroorzaker te verhalen zijn. Dit zijn echter lastige juridische trajecten waarbij het verkrijgen van een goede bewijslast vaak het probleem is.
4.1.3.
Werkwijze jaarlijkse actualisatie MJOP en aansluiting bij de Voorjaarsnota Inventarisatie onderhoudsstatus Twee jaar voorafgaand aan het feitelijk onderhoud wordt van een vak de onderhoudstatus geïnventariseerd. Van onderhoudsjaren waarvoor nog geen inventarisaties zijn uitgevoerd is het dus niet precies bekend hoeveel kilometer watergang er ook daadwerkelijk aan onderhoud toe is. In dit MJOP is het aantal kilometer te onderhouden watergang berekend als percentage van het totaal aantal kilometer watergang aanwezig in het onderhoudsvak. Het percentage dat gebruikt wordt is berekend op basis van lengtes in onderhoudsvakken waar in de afgelopen jaren al onderhoud is gepleegd (2011, 2012 en 2013). Voor de komende jaren zal er gebruikgemaakt worden van op GIS-gebaseerde onderhoudsoftware (Gisratio). Daarmee zullen de gegevens op basis van levensduur gegenereerd worden. Vaststellen onderhoudshoeveelheden Op het moment dat de inventarisatie voor een onderhoudsjaar is uitgevoerd kunnen de exacte hoeveelheden onderhoudsmaatregelen vastgesteld worden voor het bestek. Op dat moment kan er ook met de dan geldende kostenkentallen een nauwkeurige raming van het onderhoud voor dat specifieke jaar gemaakt worden. Mocht de raming substantieel
13
18 maart 2014
Meerjaren Onderhoudsplan Watergangen Landelijk Gebied
afwijken van het beschikbare budget voor dat jaar dan zal dat in een notitie voorafgaand aan de Voorjaarsnota aan het bestuur worden voorgelegd. Bij instemming door het bestuur kan het in de Voorjaarsnota verwerkt worden (zie ook 1.3). Jaarlijks bijwerken kostenkentallen De ramingen zijn gebaseerd op kentallen die berekend zijn als het voortschrijdend gemiddelde van daadwerkelijke kosten van uitgevoerde werken in de afgelopen drie jaar (2011, 2012 en 2013). Door jaarlijks de kentallen te actualiseren wordt gelijke tred gehouden met de marktontwikkeling waarbij uitschieters bijvoorbeeld ten gevolge van een bijzonder gunstig aanbestedingsresultaat worden afgevlakt. De ramingen van het meerjaren onderhoudsprogramma zullen met deze kentallen jaarlijks worden bijgewerkt. Hierdoor zal de raming in enig jaar van onderhoud steeds nauwkeuriger worden naar mate het jaar van onderhoud dichterbij komt. Nadat de inventarisaties zijn uitgevoerd en met de onderhoudshoeveelheden en de geactualiseerde kentallen de kosten zijn bepaald, volgt de jaarlijkse actualisatie van het MJOP. Hierbij schuift de doorlooptijd van het MJOP steeds één jaar op. Inflatie In de ramingen van het MJOP is geen rekening gehouden met prijseffecten omdat volgens staand financieel beleid hier separaat en organisatiebreed een inflatiebudget voor is. Veranderend areaal Door verder gaande verstedelijking neemt het areaal watergangen landelijk gebied af. Dit zal zijn effect hebben op het MJOP watergangen landelijk gebied en op het MJOP watergangen stedelijk gebied. Onderhoud in stedelijk gebied is in het algemeen duurder dan onderhoud in het landelijk gebied. Ook de aanleg van duurzame en natuurvriendelijke oevers draagt er toe bij dat de arealen voor de verschillende onderhoudsmaatregelen aan verandering onder hevig zijn. Met name het areaal waarop de maatregel ‘groot onderhoud traditioneel’ van toepassing is zal de komende jaren substantieel afnemen. Daartegenover staat dat het areaal waaraan de maatregel uitkrabben duurzame en natuurvriendelijke oever gekoppeld is zal gaan toenemen. Deze veranderingen aan het watersysteem zullen goed in het beheerregister verwerkt moeten worden om vervolgens een plek te kunnen krijgen in de jaarlijkse actualisatie van het MJOP. Beeldbestekken Voor het maaibeheer gaat het waterschap steeds meer met beeldbestekken werken. De verwachting is dat een positief effect zal hebben op de kosten van het maaien. Voor als nog zijn de kostenkentallen voor het maaien gebaseerd op de huidige praktijk, maar in de meerjaren kostenramingen is met een gemiddelde besparing van 5% op de kosten voor maaien rekening gehouden. Voorafgaand is dit echter moeilijk in te schatten of en in welke mate dit zo zal uitpakken. Bij de jaarlijkse actualisatie zullen deze effecten meegenomen worden. Verandering in wet en regelgeving en beleid waterschap Veranderingen in wet- en regelgeving kunnen als resultaat hebben dat onderhoud duurder wordt. Het is goed mogelijk dat bijvoorbeeld nieuwe milieuwetgeving resulteert in nieuwe uitvoeringsmethoden die duurder uitvallen dan de huidige methoden die aannemers gebruiken. Veranderend aanbestedingsbeleid (bijvoorbeeld ENVI) kan ook resulteren in hogere kosten voor onderhoud. Mochten zich verandering voor doen die tot substantiële kostenverhoging van het onderhoud leiden dan zal dat in de jaarlijkse actualisatie meegenomen worden en kunnen ze doorvertaald worden naar de meerjarenbegroting van het waterschap.
18 maart 2014
Meerjaren Onderhoudsplan Watergangen Landelijk Gebied 2015 - 2018
14
5.
Werkprocessen
5.1.
Doel van het beschrijven van werkprocessen Voor het beheer en onderhoud (en het actueel houden van het MJOP) watergangen landelijk gebied is een aantal werkprocessen van belang. Door de werkprocessen te beschrijven en het werk volgens die beschrijving uit te voeren worden een aantal doelen gediend: Er wordt een homogene werkwijze voor alle gebieden geborgd; Er is een duidelijke verdeling van taken en verantwoordelijkheden tussen de verschillende teams en afdelingen die bij het beheer en onderhoud betrokken zijn; Er is sturing op prestaties mogelijk en de uitvoering wordt transparanter; Er wordt een betere jaarplanning verkregen en de koppeling tussen planning en uitvoering is helder; De uitvoering van het onderhoud kan goed afgestemd worden op de planning en control-cyclus; Er wordt geborgd dat het gegevensbeheer een plaats krijgt in het primaire proces. De werkprocessen die beschreven worden zijn: Het onderhoud van tochten en zijvaarten in het landelijk gebied (oeveronderhoud, baggeren, eindduikers); Het maaien van watergangen.
15
18 maart 2014
Meerjaren Onderhoudsplan Watergangen Landelijk Gebied
Werkproces onderhoud tochten (oeveronderhoud, baggeren en eindduikers) Opstarten projecten Jaar v uitv. - 2
Voorbereidende onderzoeken Jaar v uitv. - 2 en -1
Opstarten projecten: Meerjaren cyclus (7-jaar) is de trigger voor de start van werkzaamheden; PWB initieert het proces, levert kaarten van het gebied aan TWN en TWZ.
Bestek en aanbesteding
Uitvoering
Jaar v uitv. -2 mnd
Jaar v uitv.
Afronding project Jaar v uitv.
Resultaat
Jaar v uitv. + 1
Bestek en aanbesteding: Opstellen bestek, concept en definitief (PWB ism TWN en TWZ); Aanbesteding en gunningprocedure doorlopen (PWB).
III I h Uitvoering: j Voorbereidende onderzoeken: Directievoering en toezicht (TWN en TWZ); TWN en TWZ: Inspectie watergangen per gebied, incl.w Meldingen en vergunningen (TWN en TWZ); kunstwerken (vastlegging en rapport obv vast format)een Voortgangsrapportage (weekrapporten, IV veldwaarnemingen gedurende het jaar; termijnstaten) (TWN en TWZ). e Verwerken inspecties tot definitieve planning met km oever die r vervangen moet worden (TWN en TWZ); Afronding project: d Definitieve raming voor dat jaar (PWB); Formeel afronden bestek (TWN en TWZ ism PWB); @ I Kwaliteit en kwantiteit baggerspecie (WI); Aanleveren beheerinformatie (TWN en TWZ via PWB aan WI); a I (incl. invent. oever ontvangende specie (TWN en TWZ)) Fin. Afwikkeling baggervergoedingen (TWN en TWZ) l h Flora- en Faunawet-inventarisatie (WI); Verwerken projectinformatie in beheerregister (WI iov PWB). m j Onderzoek evt. bodemverontreiniging door e w gecreosoteerde oevers (WI). Resultaat: e Locatiekaart (PWB) en informeren aangelanden (TWN ren TWZ). Oever en diepte tocht op orde (TWN en TWZ); Beheerregister bijgewerkt (WI); e e Actualiseren planning en budget komende . r jaren (PWB). n d V = Sturing- en monitoringsmomenten l @ e h a r I = Opdrachtverlening (wel/niet uitvoeren van onderhoud) l j d II = Omvang opdracht na inspectie (aanpassing budget of omvang w m @ werk) e e a III = Daadwerkelijke aanbesteding (wel/niet tot gunning overgaan) e r l IV = Monitoring werkelijke voortgang + toets op budget (monitoring uitgaven) r e m V = Afronding en evaluatie project (bijstellen planning en d budget . e volgende jaren) @ n r a l e l h . m Landelijk j n 18 maart 2014 Meerjaren Onderhoudsplan Watergangen Gebied 2015 - 2018 16 e w l r e h e e j . r w
Aandachtspunten: Voor de verschillende onderdelen van het werkproces zijn met afkortingen de verantwoordelijke teams aangegeven. Een belangrijk moment voor koppeling van het proces aan de P&C-cyclus is de voorjaarnota. Indien op basis van de inventarisaties in de definitieve raming een te grote afwijking van het beschikbare budget wordt geconstateerd kan dat in de Voorjaarsnota nog worden aangegeven. Het team PWB is verantwoordelijk voor de planning binnen het proces en heeft de belangrijkste taak bij het maken van de bestekken en de aanbesteding. Aan de voorkant zorgt PWB voor de planning en het ingang zetten van het proces. Aan de achterkant zorgt PWB dat het proces goed wordt afgerond en dat planning en budget voor het volgende jaar worden geactualiseerd. Dit is het tweede belangrijke moment waar input in de P&C-cyclus gegeven kan worden. De Teammanager van TWN en TWZ is budgethouder en verantwoordelijk voor de aansturing van het proces voor zover dat binnen zijn team plaats vindt. De Opzichter Watergangen heeft een belangrijke rol bij het uitvoeren van de inventarisatie en levert input aan het bestek zodat deze kan voldoen aan de specifieke situatie in het des betreffende onderhoudsvak. Primaire verbindingen: Opdrachtgever: formeel de Afdelingsmanager WBH, in de praktijk de medewerker Meerjarenplanning (PWB) Opdrachtnemer: Teammanager Watergangen Uitvoering: Opzichters Watergangen en de Werkvoorbereider van PWB. Ondersteuning: Team WI en PPAAD (ecoloog voor vragen over F&F-onderzoek).
17
18 maart 2014
Meerjaren Onderhoudsplan Watergangen Landelijk Gebied
Werkproces Maaien Opstarten projecten Jaar v uitv. - 1
Voorbereidende onderzoeken Jaar v uitv. - 1
Bestek en aanbesteding
Uitvoering
Jaar v uitv. – 2 mnd
Jaar v uitv.
Afronding project
Jaar v uitv.
Resultaat
Jaar v uitv. + 1
Opstarten projecten: Vaste en jaarlijks terugkerende taak; PWB initieert het proces, levert na de zomer de lijst met te maken of te verlengen bestekken inclusief kaarten aan TWN en TWZ; Bij verlenging tekent de Teammanager; Watergangen het bestek (TWN en TWZ). I
Bestek en aanbesteding: Opstellen bestek, concept en definitief (PWB ism III TWN en TWZ); Aanbesteding en gunningprocedure doorlopen (PWB).
Voorbereidende onderzoeken: Locatie controle/wijzigingen tov vorig jaar (TWN en TWZ); Controle op wijziging in wetgeving/beleid (PWB) in afstemming met ecoloog; Kaart maken met bijzondere locaties (TWN en TWZ); F&F-wet inventarisaties (WI).
Afronding project: Formeel afronden bestek (TWN en TWZ ism PWB); Aanleveren beheerinformatie (TWN en TWZ), ervaringen gedurende het jaar worden meegenomen in bestek volgend jaar; Verwerken informatie in beheerregister (WI iov PWB).
II
Uitvoering: Directievoering en toezicht (TWN en TWZ);
Resultaat: Goed peilbeheer door uitgevoerd onderhoud (TWN en TWZ); Goede waterkwaliteit voor zowel landbouw als ecologie in en rond watersysteem (TWN en TWZ).
= Sturing- en monitoringsmomenten I II III
= Opdrachtverlening, mn rondom verlenging bestek = Omvang opdracht nav inventarisaties = Daadwerkelijke aanbesteding
Aandachtspunten Maaien vindt ieder jaar plaats. Er is dus geen sprake van cyclisch onderhoud zoals bij onderhoud tochten. Bestekken worden iha op de markt gezet met de mogelijkheid deze jaarlijks te verlengen. Het werkproces voor een nieuw bestek en een verlengingsbestek wijken enigszins van elkaar af (de laatste kent vooral een kortere opstart- en voorbereidingsfase. 18 maart 2014
Primaire verbindingen Opdrachtgever: formeel de Afdelingsmanager WBH, in de praktijk de medewerker Meerjarenplanning (PWB) Opdrachtnemer: Teammanager Watergangen Uitvoering: Opzichters Watergangen en de Werkvoorbereider van PWB. Ondersteuning: Team WI en PPAAD (ecoloog voor vragen over F&Fonderzoek).
Meerjaren Onderhoudsplan Watergangen Landelijk Gebied 2015 - 2018
18
6.
Areaal en planning van onderhoudswerkzaamheden
6.1.
Areaal per jaar van onderhoud In onderstaande tabel is weergegeven wat de hoeveelheden per jaar zijn voor de verschillende maatregelen (baggeren, maaien, klein onderhoud, groot onderhoud (traditioneel) en overige) zijn. Eenheden verschillen per type maatregel. Tabel 6.1: Hoeveelheden per maatregel per jaar
Hoeveelheden Maatregel # €/# Totaal (#) 2015 Totaal (#) 2016 Totaal (#) 2017 Totaal (#) 2018 Baggeren watergang >6 m3/m m € 9,040 5.700 0 0 0 Baggeren watergang 1 - 3 m3/m m € 1,480 89.794 63.718 58.679 50.010 Baggeren watergang 4 - 6 m3/m m € 3,630 0 7.877 7.254 6.182 Baggerspecie vergoedingen € 11.215 0 0 0 Inspectie en reinigen duikers (in tocht) m € 1,100 3.211 3.569 2.933 1.865 Groot onderhoud Vervangen lichte beschoeiing vurenhout (paal/schot) m € 26,410 8.695 4.419 4.698 3.196 Klein onderhoud Budget TBS Onderhoudsbestekken m € 0,830 113.216 160.294 147.617 125.809 Kabels en leidingen opzoeken st € 40,000 40 53 49 42 Klein onderhoud (reparatie werk aan lichte beschoeiing) m € 3,000 36.703 66.272 80.596 56.341 Klein onderhoud D-Tocht m € 1,000 52.051 144.265 132.855 113.228 Markeren tbv Flora en fauna m € 0,004 113.216 122.171 147.617 125.809 Stelposten m € 0,180 113.216 160.294 147.617 125.809 Vervangen eindduikers beton m € 145,470 174 74 68 58 Vervangen eindduikers staal m € 74,730 225 103 94 81 Vervangen schijnduikers st € 571,710 14 21 19 16 Vervangen zware beschoeiing (damwand) m € 362,210 165 204 187 160 Maaien Afvoeren drijf en roostergoed m € 0,090 944.563 944.563 944.563 944.563 Budget TBS maaibestek m € 0,190 944.563 944.563 944.563 944.563 Maaien D-Tocht HOOG (zb1) m € 0,930 100.421 100.421 100.421 100.421 Maaien D-Tocht BASIS (wb) m € 0,060 73.210 73.210 73.210 73.210 Maaien D-Tocht BASIS 1 (zb) m € 0,700 103.516 103.516 103.516 103.516 Maaien D-Tocht HOOG (wb) m € 0,080 133.006 133.006 133.006 133.006 Maaien D-Tocht ZEER HOOG (zb) m € 1,540 2.279 2.279 2.279 2.279 Maaien nat profiel BASIS (wb) m € 0,100 628.341 628.341 628.341 628.341 Maaien nat profiel BASIS (zb) m € 0,450 365.138 365.138 365.138 365.138 Maaien nat profiel HOOG ivm aanleg DZ en NV oever (zb) m € 0,740 58.042 33.000 33.000 33.000 18 maart 2014 Meerjaren Onderhoudsplan Watergangen Landelijk Gebied 19 Categorie Baggeren
Categorie
Overige
Maatregel Maaien nat profiel LAAG (zb) Maaien poelen Maaien tocht talud BASIS (wb) Maaien tocht talud BASIS (zb) Maaien tocht talud extra lang BASIS (wb) Maaien tocht talud HOOG ivm aanleg DZ en NV oever (zb) Maaien tocht talud Laag (zb) Maaien tochttalud extra lang BASIS (zb) Markeren tbv Flora en fauna Verzorgingsgraad drijfvuil Verzorgingsgraad duikers Verzorgingsgraad kopse kanten/bootinlaat Verzorgingsgraad kunstwerken Abonnementen Opbrengst huren (visserij) Recreatieve voorzieningen Schadevergoedingen
# m st m m m m m m m m st st st € € m €
Hoeveelheden €/# Totaal (#) 2015 Totaal (#) 2016 Totaal (#) 2017 Totaal (#) 2018 € 0,170 293.203 293.203 293.203 293.203 € 534,820 12 12 12 12 € 0,140 611.828 611.828 611.828 611.828 € 0,110 464.888 464.888 464.888 464.888 € 0,190 126.857 126.857 126.857 126.857 € 0,260 58.042 33.000 33.000 33.000 € 0,110 146.940 146.940 146.940 146.940 € 0,120 126.857 126.857 126.857 126.857 € 0,004 944.563 944.563 944.563 944.563 € 0,030 364.530 21 19 16 € 100,000 486 486 486 486 € 37,030 1.110 1.110 1.110 1.110 € 289,000 304 304 304 304 € 1,000 48.500 48.500 48.500 48.500 € 1,000 -45.500 -45.500 -45.500 -45.500 € 0,010 944.563 944.563 944.563 944.563 € 1,000 21.000 21.000 21.000 21.000
#=eenheid, €/#=eenheidsprijs, Totaal (#)2015=totaal aantal eenheden in 2015 1) Zomerbeeld (zb) Winterbeeld (wb)
18 maart 2014
Meerjaren Onderhoudsplan Watergangen Landelijk Gebied 2015 - 2018
20
6.2.
Planning van werkzaamheden Op de kaart in figuur 6.2 is de planning van het onderhoud voor de periode 2015 – 2018 weergegeven. Deze planning volgt de 7-jaarlijkse onderhoudscyclus waarvoor het landelijk gebied van het waterschap in onderhoudsvakken is opgedeeld. Deze 7-jarige onderhoudscyclus wordt al gehanteerd sinds de oprichting van Waterschap Zuiderzeeland in het jaar 2000. Een verandering die de komende jaren nog door zal gaan is de aanleg van duurzame oevers (4.1.3). De consequentie hiervan is dat het areaal traditionele oevers zal afnemen en het areaal duurzame oevers zal toenemen. Dit heeft consequenties voor het onderhoud dat er plaats zal vinden. Klein onderhoud en groot onderhoud traditioneel wordt minder en uitkrabben duurzame oevers neemt toe. Op dit moment zijn er nog geen ervaringscijfers voor de maatregel uitkrabben duurzame oevers. Dergelijk onderhoud wordt pas voorzien 14 jaar na de aanleg van een duurzame oever. Binnen de planperiode van dit MJOP komen nog geen duurzame oevers voor die uitgekrabd moeten worden. In de jaarlijkse actualisatie zullen de financiële consequenties doorgerekend worden welke vervolgens verwerkt kunnen worden in de Meerjarenbegroting. Figuur 6.1: Kaart met onderhoudsvakken buitengebied en jaar van onderhoud
21
18 maart 2014
Meerjaren Onderhoudsplan Watergangen Landelijk Gebied
7.
Meerjarenbegroting
7.1.
Voorstel voor Meerjarenbegroting (MJB) In tabel 7.1 is het de begroting voor de vijf hoofdmaatregelen per jaar weergegeven. De jaarlijkse fluctuatie heeft als belangrijkste oorzaak het verschil in areaal of hoeveelheid per maatregel dat onderhouden moet worden (zie ook tabel 6.1 en figuur 7.1). Bovendien zijn, zoals eerder beschreven, de hoeveelheden voor 2015 gebaseerd op daadwerkelijk uitgevoerde inventarisaties in het veld, terwijl voor de jaren daarna een inschatting is gemaakt op basis van ervaringcijfers uit de jaren 2011, 2012 en 2013. Om een doorkijk te geven hoe de arealen zich ontwikkelen (en daarmee de kosten) in de jaren na 2018 is in figuur 7.1 de periode tot en met 2020 (7-jarige cyclus) weer gegeven. Tabel 7.1: Kosten per jaar voor het onderhoud van watergangen in het landelijk gebied.
Jaar Categorie Baggeren Maaien Overige Klein onderhoud Groot onderhoud Voorzien aanbestedingsvoordeel (5%) op maaien ivm overgang van traditioneel- naar beeldbestek Eindtotaal
2015 € 187.955 € 1.174.880 € 33.446 € 388.455 € 229.635
2016 € 126.822 € 1.138.903 € 33.446 € 611.626 € 116.695
2017 € 116.403 € 1.138.902 € 33.446 € 622.089 € 124.084
2018 € 98.508 € 1.138.902 € 33.446 € 493.141 € 84.400
-€ 58.744 € 1.955.627
-€ 56.945 € 1.970.546
-€ 56.945 € 1.977.980
-€ 56.945 € 1.791.452
Figuur 7.1: Lengte van het onderhoudsareaal (km, staafdiagram) en geraamde kosten (€*1000, lijndiagram) in de verschillende jaren van onderhoud.
In tabel 7.2 is weergegeven wat de consequenties van het MJOP zijn voor de Meerjaren Begroting Waterschap Zuiderzeeland 2015 – 2018 (beheerbegroting WBH).
18 maart 2014
Meerjaren Onderhoudsplan Watergangen Landelijk Gebied 2015 - 2018
22
Tabel 7.2 Aansluiting van het MJOP 2015 - 2018 watergangen landelijk gebied op de beheerbegroting WBH.
Jaar Beheerproduct 211 MJOP 2015 - 2018 watergangen landelijk gebied Onderhoud kunstwerken Lease auto`s Baggeren Eindtotaal beheerproduct 211
2015 € 1.955.627 € 108.000 € 155.443 -€ 187.955 € 2.031.114
2016 € 1.970.546 € 108.000 € 155.443 -€ 126.822 € 2.107.167
2017 € 1.977.980 € 108.000 € 155.443 -€ 116.403 € 2.125.019
2018 € 1.791.452 € 108.000 € 155.443 -€ 98.508 € 1.956.386
2016 € 126.822 € 126.822
2017 € 116.403 € 116.403
2018 € 98.508 € 98.508
2016 € 2.233.989 € 2.183.330 € 50.659
2017 € 2.241.423 € 2.183.330 € 58.093
2018 € 2.054.895 € 2.183.330 -€ 128.435
Jaar Beheerproduct 220 Baggeren Eindtotaal beheerproduct 220
2015 € 187.955 € 187.955
Jaar Verschil tussen MJOP en MJB Eindtotaal (211 + 220) Huidig MJB (211 + 220) Totaal verschil over 211 en 220
2015 € 2.219.070 € 2.183.330 € 35.740
1)
een positief getal betekent een tekort (bijraming nodig), een negatief getal betekent een overschot (aframing nodig).
In de bovenstaande tabel is een financieel-technische aansluiting gemaakt tussen dit MJOP en de beheerbegroting van ons waterschap. Dit MJOP omvat een deel van het beheerproduct 211 (Beheer en onderhoud watersystemen) en volledig het beheerproduct 220 (Baggeren ten behoeve van het programma Voldoende water). Het beheerproduct 211 omvat verder lease auto’s en onderhoud kunstwerken, wat niet is betrokken in dit MJOP. Op de onderste regel wordt het begrotingseffect weergegeven van dit MJOP op het totaal van het programma Voldoende water. Het benodigde budget fluctueert gedurende de jaren. Deze jaarlijkse fluctuaties worden verklaard door dat de verschillende onderhoudsvakken niet ieder jaar precies dezelfde onderhoudsarealen hebben. Het totaaleffect van dit MJOP in de begrotingsperiode 2015-2018 is relatief klein en bedraagt € 16.057. Dit is de benodigde bijraming over deze periode. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat in hoofdstuk 4 is beschreven hoe is omgegaan met onzekerheden. Onder deze onzekerheden valt onder andere de verwachtte besparing van 5% aanbestedingsvoordeel die is ingerekend doordat het maaien overgaat van een traditioneel- naar een beeldbestek.
23
18 maart 2014
Meerjaren Onderhoudsplan Watergangen Landelijk Gebied
Bijlagen
18 maart 2014
Meerjaren Onderhoudsplan Watergangen Landelijk Gebied 2015 - 2018
24
Bijlage 1 Overzicht beleidskaders Naam document (datum rapportage)1 Duurzaam oeverbeleid Inrichting DO’s/NVO’s en grondverwerving (januari 2001)
Korte inhoud
Kwaliteitsniveaus/maatregelen
Stuk geeft aan waar en op welke wijze DO’s/NVO’s worden aangelegd en bevat geen uitgeschreven kwaliteitniveaus of maatregelpakketten.
Duurzaam oeverbeleid (december 2004) Oeverbeleid (juli 2005)
Vervangen en aangescherpt door Oeverbeleid (juli 2005).
Bos en natuurgebied: afwerking vindt zoveel mogelijk natuurvriendelijk plaats. Het beheer en onderhoud wordt hier op afgestemd. Agrarisch gebied: oevers worden afgewerkt volgens het principe duurzame oever. Dit is een circa 2 meter brede plasberm met aansluitend een talud van tenminste 1:2. Zie ook het dwarsprofiel. Dit is het geoptimaliseerde profiel dat wordt gehanteerd vanaf 1 januari 2014. De aanwezige restanten van veelal gecreosoteerde beschoeiing wordt verwijderd en nieuwe beschoeiing (30 of 40cm onder water) wordt aangebracht voor de stabiliteit van de plasberm. Na afloop wordt de legger aangepast aan de nieuwe situatie. Geen.
Richtlijnen voor onderhoud van watergangen (maart 2006)
Stuk gaat over de wijze waarop het groot onderhoud aan oevers plaatsvindt. Gaat niet over hoe de oever er uiteindelijk moet uitzien (kwaliteitniveau) of welke beheer- en onderhoudsmaatregelen nodig zijn. Document geeft een samenvatting van voorgaand beleid. Gaat over watergangen in landelijk gebied excl. onderhoud aan kunstwerken. Uitgangspunt bij de onderhoudsplanning is een gelijkmatige kostenverdeling over de jaren. Over duurzame oevers: Na 30 jaar worden de traditionele oevers in principe vervangen door een duurzame oever in het landelijk gebied. Langs natuurgebied wordt in overleg met de natuurbeheerder de oever natuurvriendelijk ingericht.
1
Alle genoemde documenten zijn bestuurlijk vastgesteld tenzij anders is vermeld. 18 maart 2014 Meerjaren Onderhoudsplan Watergangen Landelijk Gebied
25
Geen.
Maaibeheer: DO’s: Taluds en plasbermen van tochten worden 1x per 2jr gemaaid. Het vrijkomende materiaal wordt op ca 75cm onder de boveninsteek van het talud gedeponeerd. Onder water: de onderhoudsfrequentie van onderwaterbegroeiing is niet gedefinieerd. In de NOP is dit circa 3 tot 5x/jr vegen. In de ZOF is dit 2 tot 4x per jaar knippen en vegen. D-tocht: Taluds van D-tochten worden 2 tot 5x per jaar gemaaid. Het materiaal wordt aan de bovenzijde gedeponeerd.
Naam document (datum rapportage)2 Onderhouds- en beheerplan waterschap Zuiderzeeland (mei 2006)
Korte inhoud
Kwaliteitsniveaus/maatregelen
Stuk betreft een rapportage van Grontmij en betreft geen vastgesteld kader. Gaat alleen over het maaibeheer. Stuk (ook wel Onderhoud Op Maat, OOM, genoemd) is gericht op het opstellen van richtlijnen voor het beheer en onderhoud van de watergangen en advies over de implementatie. Op basis van de richtlijn wordt een voorzet gedaan voor de gebiedsgerichte uitwerking. In de notitie worden beheerclusters (tocht, meer, wateraanvoertocht, etc.) benoemd waaraan functies zijn gekoppeld. Vervolgens wordt per watergang en dominante functie een onderhoudspakket vastgesteld.
Bevat kwaliteitniveaus en uitvoeringsmaatregelen per watergang voor het maaien van watergangen.
Notitie is gebruikt voor een bestuursvoorstel (12-04-2007) om pilots te starten voor het afvoeren van maaisel bij duurzame oevers en knippend te gaan maaien i.p.v. vegend in NOP. Dit laatste is geen maatregel die in de nota wordt voorgesteld. Overigens worden in de regio’s de aanbevelingen in deze notitie in meer of mindere mate wel gevolgd.
Baggervisie (september 2006) Onderhoud in beeld (oktober 2006)
Interne memo ‘Baggeren tot hoe diep gaan we’ (november 2007)
2
In bijlage 4 van het OOM is een hydraulisch onderzoek opgenomen met berekeningen die aantonen dat in de meest kritische tochten in de NOP de opstuwing door planten pas significant toeneemt bij een percentage begroeiing van >30%. Betreft bestuursstuk over baggervisie, waarin is vastgelegd dat baggerachterstanden in stedelijk, landelijk en prov vaarten in 10 jaar worden weggewerkt. Stuk is achterhaald door de besluitvorming over de evaluatie van de baggervisie. Gaat over watergangen in landelijk gebied excl. kunstwerken, gemalen, loswallen. Beschrijft de beoogde kwaliteitsniveaus van watergangen, welke maatregelen daarvoor nodig zijn en de kosten die daarmee zijn gemoeid. Term ‘basisniveau’ als kwaliteitsniveau wordt geïntroduceerd. Betreft een interne notitie die beschrijft wanneer wordt besloten om feitelijk over te gaan tot baggeren en tot welke diepte er dan gebaggerd wordt. (uitgangspunt is een maximale verondieping van 0,3 meter en baggeren tot leggerdiepte). Dit is geen vastgesteld beleid, maar een weergave van hoe er in de praktijk gewerkt wordt.
Alle genoemde documenten zijn bestuurlijk vastgesteld tenzij anders is vermeld. 18 maart 2014 Meerjaren Onderhoudsplan Watergangen Landelijk Gebied 2015 - 2018
Geen.
Zie bijgevoegde tabel*. De kwaliteitniveaus of streefbeelden zijn nog actueel maar voor onderhoud beschoeiing theoretisch en worden in de praktijk niet echt gehanteerd. De voorgestelde maatregelen zijn gedeeltelijk verouderd (bijv. vegen i.p.v. knippen) Wanneer baggeren: algemeen wordt maximaal 0.3 m. bagger in een watergang geaccepteerd. Dus bij meer dan 0.3 m. bagger wordt ingegrepen (maximale verondieping 0.3 m.) Baggerdiepte: Het WBP 2002-2005 geeft aan dat voor een robuust watersysteem met een goede ecologische kwaliteit een waterdiepte van tenminste 1.20 m. wenselijk is. Voor grote waterpartijen een diepte van 1.5 m. waarbij delen van de waterpartij een diepte hebben van 2.0 m.
26
Naam document (datum rapportage)3 Watergangenplan (maart 2010) Waterbeheerplan 20102015 (april 2010)
Korte inhoud
Beheer en onderhoudsplan 20112014 (april 2010)
Programma beschrijft een kwaliteitsniveau voor onderhoud watergangen (basisniveau) en vervolgens een begroting wat het gehele post beheer- en onderhoud op jaarbasis kost. Dit wordt vervolgens geëxtrapoleerd voor meerdere jaren. Het stuk bevat dus een algemeen kwaliteitsbeeld (basis) maar geen kwaliteitsbeelden per activiteit (baggeren, oeveronderhoud, etc.) en ook de maatregelen zijn niet nader uitgewerkt.
Samenhang in waterbeheer (september 2010)
Betreft een stuk over de keuze van de onderhoudsperiode en budgetten die in de meerjarenbegroting moeten worden opgenomen m.b.t. onderhoud aan watergangen, incl. baggeren. In voorstel is besloten om in landelijk en stedelijk gebied een onderhoudcyclus aan te houden van 7 en 14 jaar in provinciale vaarten. De baggerachterstand wordt weggewerkt in een periode van 15 jaar. Betreft evaluatie van de baggervisie die in 2006 is opgesteld. Betreft een opstelling van de stand van zaken mbt kosten, baggerachterstanden en baggerplanning voor de komende jaren op basis van verschillende cycli. Stuk gaat over planning van de aanleg van natuurvriendelijke en duurzame oevers. Het stuk bevat geen kwaliteitniveaus.
Evaluatie baggervisie (oktober 2010) Uitvoeringsprogramma KRW 2010-2015 (december 2010)
3
Algemene omschrijving van het onderhoud en beheer van watergangen In dit beleidsplan van het waterschap staan vrijwel geen uitgeschreven operationele kwaliteitniveaus. Ook het in andere nota’s voorkomende ‘basisniveau’ komt in deze nota niet voor.
Alle genoemde documenten zijn bestuurlijk vastgesteld tenzij anders is vermeld. 18 maart 2014 Meerjaren Onderhoudsplan Watergangen Landelijk Gebied
27
Kwaliteitsniveaus/maatregelen Worden wel maatregelen omschreven maar niet gedifferentieerd. Programma ‘Voldoende water’: - De watergangen in het beheergebied (ook in het stedelijk gebied) voldoen vanuit kwantiteitsoogpunt aan de vastgestelde normen en inrichtingseisen (d.i. conform legger) van het watersysteem. - Het maaibeheer van de watergangen is zodanig dat voldoende doorstroming en afvoer behouden blijft en wordt daarbij zoveel mogelijk afgestemd op de beoogde structuurdiversiteit. Uitgangspunt voor het beheer en onderhoud is het basisniveau: Basisniveau: De kwaliteit van de te beheren watergangen is redelijk. Er valt wel het een en ander op aan te merken, maar de algemene indruk is voldoende. Er is sprake van enige achterstand in onderhoud en schadeherstel. Deze achterstand leidt echter niet tot gegronde schadeclaims of tot het verkorten van de technische levensduur. Geen.
Geen.
Geen.
Naam document (datum rapportage)4 Onderhoudsmatrix voor beheer en onderhoud Poelen en paaiplaatsen (december 2010)
Korte inhoud
Kwaliteitsniveaus/maatregelen
Notitie beschrijft de ligging en het beheer en onderhoud van poelen en paaiplaatsen. De notitie niet bestuurlijk vastgesteld.
Evaluatie beeldbestekken
Evaluatie van de werkbaarheid en effectiviteit van beeldbestekken. De pilot is uitgevoerd in Oostelijk Flevoland. Voorstel om over te gaan van vegend maaien naar knippend maaien van de watergangen in het kader van de Flora- en faunawet. In de gedragscode flora- en faunawet voor de waterschappen is voor het bestendig beheer en onderhoud de werkwijze opgenomen waarbij op een verantwoorde wijze wordt omgegaan met beschermde Flora- en fauna.
Kwaliteitsniveau wordt niet expliciet omschreven. Beheermaatregelen wel: - Worden een keer per 4 jaar gemaaid (oost en westoever afgewisseld); - Elke halve poel een keer/7 jaar gebaggerd/houtopslag verwijderd, waarbij poelen waterdiepte van 1.20 m en paaiplaatsen waterdiepte van 0.8 m moeten hebben. Geen.
Maaimethodieken (15 april 2010) Gedragscode Flora- en faunawet (8 sept. 2011 geconformeerd aan) Werkprotocollen Floraen faunawet
Als uitwerking op de gedragscode Flora- en faunawet is een aantal werkprotocollen opgesteld voor verschillende werkzaamheden. De werkprotocollen zijn op 6 dec. 2007 voor het eerst vastgesteld. Daarna zijn met de wijziging van de Gedragscode Flora- en faunawet voor de waterschappen ook de werkprotocollen nogmaals conform aangepast.
Vegend maaien wordt vervangen door knippend maaien. Als uitwerking van deze gedragscode is afgesproken dat in het gehele beheergebied bij maaiwerkzaamheden 25% van de natte bak ongemoeid moet blijven. In de meeste gevallen voldoet het laten staan van ‘de baard’. Maatregelen afhankelijk van het type werkzaamheden, de periode waarin deze worden uitgevoerd en de aanwezigheid van beschermde soorten.
Aanvullend op de werkprotocollen is een beverprotocol vastgesteld op 28-01-2010 en een aangevuld beverprotocol op 26-04-2012.
4
Alle genoemde documenten zijn bestuurlijk vastgesteld tenzij anders is vermeld. 18 maart 2014 Meerjaren Onderhoudsplan Watergangen Landelijk Gebied 2015 - 2018
28
* Onderhoudstabel uit de nota ‘Onderhoud in beeld’ Activiteit Maaien taluds en plasberm Maaien nat profiel
Streefbeeld/kwaliteitsniveau
D-tochten
Begroeiing mag 20 cm opstuwing veroorzaken.
Baggeronderhoud Onderhoud beschoeiing
‘Wordt bepaald door de maatgevende afvoer’ 40% van palen/damwanden mag afwijken in lijn en max. 25% beschadigd of ontbreekt¹
-
Handhaven van 15% van ondergedoken vegetatie Handhaven van ‘de baard’ OF: <25% begroeiing ZF: <50% begroeiing NOP: 20- 25% begroeiing2
Inspanning praktijk 1x/2jr. OF en ZF: - niet maaien: 10% - 1x/jr : 55% - 2x/jr: 15% - 3/5x maaien: 20% NOP: 3 a 5x maaiboot OF en ZF: - 2x/jr taluds+bodem: 80% - 3-4x/jr taluds+bodem: 20% NOP: 3-5x/jr taluds en bodem 1x/7jr 1x/7jr
Groot onderhoud beschoeiing Herinrichten naar duurzame of natuurvriendelijke oever ¹Uitgaande van niveau ‘Basis’. 2 Wijziging op het streefbeeld op basis van werkprotocollen Flora- en faunawet. Op basis hiervan moet minimaal 25% van de begroeiing gespaard blijven.
29
18 maart 2014
Meerjaren Onderhoudsplan Watergangen Landelijk Gebied