Het Boeddhistische Curriculum Onderstaande figuur geeft de visie van dit curriculum aan. Het uitgangspunt is Natuurlijke goedheid, dat ervaren kan worden als welbevinden, sociale competentie en een positieve leerof werkhouding. Kinderen en volwassenen kunnen met hun Natuurlijke goedheid in contact komen en blijven door de beproefde oefenmethoden van meditatie, de vier hartkwaliteiten en de zes vaardige middelen.
Meditatie Hartkwaliteiten Vaardige middelen Welbevinden GOEDLeerhouding
HEID
Sociaal competent
Visie Boeddhistisch curriculum 1. Het uitgangspunt: Natuurlijke goedheid Het boeddhisme leert ons dat elk mens van nature goed is. Deze Natuurlijke goedheid is onze ware aard. Het is altijd en overal aanwezig. Natuurlijke goedheid is een bron van wijsheid ofwel kennis en mededogen. Het is de meest kostbare schat binnen onszelf. Natuurlijke goedheid wordt ook wel fundamentele goedheid, drala, satori, boeddha-natuur, bodhichitta, flow, piekervaring, menselijkheid, openheid etc. genoemd. Het is te omschrijven als een innerlijk vermogen om wijs, goed- en ruimhartig en vaardig te zijn voor jezelf en de ander, waardoor je het beste uit jezelf haalt en uit de ander laat komen. De term “goed” in goedheid verwijst dan ook niet naar een ideaal van ‘dit is goed of dat is slecht’, maar naar de volledige optimale ontwikkeling van de mens op basis van wijsheid en mededogen. In de onderwijssetting vormt Natuurlijke goedheid de vruchtbare voedingsbodem voor alle leer- en ontwikkelingsprocessen. De leerkracht, het kind zelf, de leerstof en ouders zijn allemaal onderdeel van deze goedheid, omdat ze ten goede komen aan de ontwikkeling van het kind. Natuurlijke goedheid in het kind zelf manifesteert zich als een natuurlijke motivatie om te leren. Als deze motivatie op de ontwikkeling van verstandelijke en intuïtieve vermogens is gericht, wordt begrip en diepere wijsheid ontwikkeld. Als de motivatie op het welzijn en welbevinden van andere levende wezens is gericht, wordt mededogen ontwikkeld. Wijsheid en mededogen zijn aan elkaar gerelateerd in die zin dat meer wijsheid tot meer mededogen leidt en meer mededogen tot meer wijsheid. Onderwijs dat met toenemende wijsheid en mededogen doordrongen is, wordt ‘onderwijs in Natuurlijke goedheid’ genoemd. In bovenstaande visie is weergegeven dat Natuurlijke goedheid in de onderwijssetting ervaren wordt als:
Boeddhistisch curriculum
© 2010 de Mandalaschool Amsterdam
1
*
*
*
elbevinden: leerlingen, leerkrachten en een heel team voelen zich goed. Deze W gevoelens vormen de basis van Natuurlijke goedheid en dus het vermogen voor optimale ontwikkeling; Sociale competentie, of op groepsniveau een positief pedagogisch en sociaal klimaat: leerlingen, leerkrachten en een team gaan op een goede manier met elkaar om. Dit wordt ervaren als de vier hartkwaliteiten, te weten vriendelijk en medevoelend voor elkaar zijn, elkaar helpen en iets gunnen, elkaar accepteren en waarderen. Deze kwaliteiten worden hierna uitgewerkt; Een positieve leer- en werkhouding dat zich uit in zes vaardige middelen, te weten vrijgevigheid, discipline, geduld, ijver, concentratie en wijsheid. Deze middelen worden ook hierna verder uitgewerkt.
De drie soorten ervaringen zijn belangrijke peilers voor de optimale ontwikkeling. Ze zijn met elkaar verbonden en kunnen elkaar versterken. In bredere zin leiden ze tot een positieve levenshouding van leerlingen en leerkrachten naar zichzelf, de ander en de wereld toe. Dit leidt tot een gelukkiger leven.
2. Methoden en technieken Kinderen kunnen hun Natuurlijke goedheid spontaan beleven in bovengenoemde ervaringen. Maar vaak is goedheid door allerlei obstakels van emotionele en cognitieve aard verduisterd. Deze obstakels zijn in het algemeen tijdelijk van aard. Natuurlijke goedheid in de kinderen is de motivatie om deze obstakels te verwijderen, waardoor ze weer in contact komen met hun wijsheid en mededogen. Het is daarom van het grootste belang om kinderen vertrouwen te geven dat ze de mogelijkheden hebben om aan de ene kant wijsheid en mededogen te ontwikkelen en aan de andere kant zich te bevrijden van emotionele en cognitieve obstakels die hun Natuurlijke goedheid, of natuurlijke ontwikkeling, doen verduisteren. Eén begrepen woord over Natuurlijke goedheid en vertrouwen hierin te hebben, betekent in die zin meer dan het doen van vele oefeningen. Kinderen kunnen in contact komen en blijven met goedheid door het zich eigen maken van beproefde methoden en technieken die vanuit het boeddhisme zijn ontwikkeld. Zoals de visie aangeeft zijn deze beproefde methoden: * Meditatieve methoden waarin aandacht en aandachtsvaardigheden centraal staan; * De ontwikkeling van de vier hartkwaliteiten; * De ontwikkeling van de zes vaardige middelen. Alle drie methodes hebben een positieve invloed op het welzijn, sociale competentie en sociale klimaat en werk- en leerhouding. In een breder perspectief hebben ze invloed op een positieve levenshouding. Alle drie methodes hebben lichaam, spraak en geest als ingangen. Dit houdt in dat aandacht, de hartkwaliteiten en de vaardige middelen via lichaam, spraak en geest ontwikkeld kunnen worden. Dit geeft heel veel mogelijkheden om deze methoden in het onderwijs te integreren, zodat kinderen daadwerkelijk met hun innerlijke bronnen van wijsheid en mededogen verbinding krijgen en houden. De verschillende methoden worden hierna uitgewerkt.
2.1 Meditatie Centraal bij de meditatieve oefeningen staat het ontwikkelen van aandacht en concentratie, of ook wel ‘mindfulness’ genoemd. In onderstaande visie is af te lezen dat de vaardigheden onderling met elkaar verbonden zijn en dat elke vaardigheid via lichaam, spraak en geest te ontwikkelen is.
Boeddhistisch curriculum
© 2010 de Mandalaschool Amsterdam
2
Visie op “Vier aandachtsvaardigheden” De vaardigheden zijn: * * * *
ntspannen: het vermogen om verschillen tussen spanning en ontspanning te voelen; O Concentreren: het vermogen aandacht te richten en vast te houden; Activeren: het vermogen om jezelf en/of anderen te motiveren en te inspireren; Visualiseren: het vermogen om verbeeldingskracht te gebruiken.
Deze vaardigheden worden in de vorm van allerlei aandachtsoefeningen aangeleerd en beoefend. De oefeningen bestaan uit: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Zitoefeningen; Zintuiglijke oefeningen; Massageoefeningen; Ademoefeningen; Langzame bewegingsoefeningen; Activeringsoefeningen; Visualisatieoefeningen; Geheugentraining/-oefeningen.
Door meditatieve oefeningen ervaren kinderen innerlijke rust in de vorm van ontspanning. De subtiele gevoelens van ontspanning bevorderen het welbevinden van het kind, omdat ze lichaam, spraak en geest van het kind in balans brengt. Dit welbevinden is het basisgevoel van Natuurlijke goedheid. Deze gevoelens bevorderen ook de sociale competentie omdat kinderen niet alleen meer gevoel voor zichzelf krijgen, maar ook voor anderen. De aandachtsvaardigheden hebben grote invloed op de leer- en werkhouding. Zoals een leerkracht aangaf: “Ik word er rustiger van, de kinderen worden er rustiger van, en rust is de basis voor het leerproces”. De meditatieve oefeningen en de daarmee gepaarde subtiele gevoelens, aandacht en vaardigheden vormen de basis voor de ontwikkeling van de hartkwaliteiten en vaardige middelen die hierna besproken zullen worden. Meditatie is een essentieel onderdeel van ons programma. Inde school staat het niet los van het alledaagse schoolprogramma, maar is er juist sterk mee geïntegreerd. Water zal, als je er niet in roert, Vanzelf helder worden. Zo ook zal de geest als je hem onveranderd laat, Zijn eigen natuurlijke vrede vinden. Boeddhistisch curriculum
© 2010 de Mandalaschool Amsterdam
3
2.2 De vier hartkwaliteiten of ook wel onmetelijkheden Onderstaande figuur geeft de visie voor de ontwikkeling van de vier hartkwaliteiten aan. De vier hartkwaliteiten of in het boeddhisme de vier onmetelijkheden (brahmavihara in het Sanskriet) genoemd. Ze werken als katalysatoren om Natuurlijk goedheid op te wekken. Het zijn belangrijke kwaliteiten die kinderen in hun ‘menselijkheid’ doen groeien. Ze worden ‘onmetelijk’ genoemd omdat ze op alle levende wezens van toepassing zijn en omdat de beoefening ervan onmetelijke positieve effecten geeft. De onmetelijkheid wordt door de buitenste uitbreidende blauwe ringen weergegeven. De visie geeft ook aan dat elke kwaliteit via lichaam, spraak en geest ontwikkeld kan worden. Ze hebben met name een positieve invloed op de sociale competentie, het sociale klimaat, maar ook op de andere peilers.
Visie op “De vier hartkwaliteiten” De vier hartkwaliteiten zijn: 1.
2.
3.
4.
Liefdevolle vriendelijkheid: kinderen zijn aardig voor elkaar, waaruit de wens voorkomt dat alle kinderen gelukkig mogen zijn en dat het hen goed gaat. In bredere zin wensen de kinderen dat alle levende wezens gelukkig mogen zijn. Mededogen: kinderen verplaatsen zich in elkaar, waaruit de wens voortkomt dat alle kinderen vrij mogen zijn van pijn, verdriet, angst en frustraties. In bredere zin wensen de kinderen dat alle levende wezens vrij van lijden mogen zijn. Mededogen draagt een kwaliteit van meeleven en elkaar willen helpen in zich. Blijdschap: kinderen zijn blij met het geluk van een ander, waaruit de wens voortkomt dat het alle kinderen nog beter mag gaan dan het nu al met hen gaat. In bredere zin wensen de kinderen dat het alle levende wezens nog beter mag gaan. Blijdschap draagt een kwaliteit van elkaar iets gunnen in zich. Gelijkmoedigheid: kinderen accepteren en waarderen elkaar, zoals ze zijn. Het is het onpartijdig geven van liefdevolle vriendelijkheid of mededogen, zonder onderscheid, waardoor grote blijdschap ervaren wordt. Gelijkmoedigheid sluit niets en niemand buiten.
Het belang van het beoefenen van de vier kwaliteiten door kinderen wordt nog eens in onderstaande citaat door de Boeddha zelf benadrukt: De Boeddha zei tegen Ananda, zijn neef en trouwste metgezel: ‘Leer deze vier onmetelijke kwaliteiten aan de jongeren. Ze zullen zich zelfverzekerd voelen, sterk, opgewekt en zonder aandoeningen van lichaam en geest. Voor hun leven zullen ze goed zijn toegerust.’ (Uit The Heart of the Buddha, Thich Nhat Hahn, 1999, p.170) Boeddhistisch curriculum
© 2010 de Mandalaschool Amsterdam
4
2.3 De zes vaardige middelen of paramita’s Kinderen hebben vaardige middelen nodig om zich te kunnen ontwikkelen. Deze vaardige middelen worden de zes paramita’s (sanskriet) in het boeddhisme genoemd. Ze worden wel met ‘spaarpotten van positiviteit’ vergeleken: elke keer als ze beoefend worden, worden deze spaarpotten met meer positiviteit gevuld. Op deze manier helpen ze om kinderen steeds meer vanuit hun Natuurlijke goedheid, hun bron van wijsheid en mededogen, te handelen. Onderstaande figuur geeft de visie van de ontwikkeling van de vaardigheden aan.
Vrijgevigheid D l ip
ijs he id
c is
W
e in
Lichaam
nc Co
Spraak
tra en
Ge du
Geest
ld
Vaardige middelen
tie
Inzet
Visie op “De zes vaardige middelen” Hieronder worden ze genoemd: 1.
2. 3. 4. 5. 6.
Vrijgevigheid: in de zin van ruimte en vriendelijkheid aan jezelf en anderen leren geven, niet alleen op het eigenbelang gericht zijn en medeverantwoordelijkheid voor anderen leren nemen; Geduld: niet ontmoedigd raken wanneer onmiddellijke resultaten uitblijven; Discipline: het ontwikkelen van het vermogen van leerlingen tot herkenning van wat in een gegeven situatie het meest passend is voor haar- of hemzelf en anderen; Inzet: met enthousiasme die dingen doen die goed en positief zijn voor jezelf en anderen. Concentratie: het vermogen aandachtig en gewaar te zijn; Wijsheid: leren beseffen dat alles in de wereld met elkaar verbonden is, waardoor ieders denken, zeggen en handelen niet alleen consequenties voor onszelf, maar ook voor anderen hebben, en daardoor bijdragend aan het voorkomen van schade en het bewerkstelligen van blijvende positieve resultaten voor iedereen.
De vaardige middelen kunnen via lichaam, spraak en geest ontwikkeld worden. De middelen zijn met elkaar verbonden en kunnen elkaar daardoor versterken. Wijsheid vormt het verbindende vaardige middel. Als bijvoorbeeld discipline gebaseerd is op wijsheid wordt discipline niet rigide, maar daadwerkelijk betekenisvol. De vaardige middelen ondersteunen ook andere vaardigheden. Zo zal het ontwikkelen van concentratie een positieve invloed hebben op de reken- en taalvaardigheden. Ze hebben dus invloed op de werkhouding. Ook hebben ze een positieve invloed op gevoelens van welbevinden en sociale competentie. Als kinderen de 6 vaardigheden meer eigen hebben gemaakt, kunnen ze deze toepassen in het dagelijkse leven buiten school. Dan worden het ook levensvaardigheden.
Boeddhistisch curriculum
© 2010 de Mandalaschool Amsterdam
5
In onderstaande citaat van Sogyal Rinpoche staat de kern van de zaak nog eens samengevat: Wanneer je de Vier Hartkwaliteiten en de Zes Kernvaardigheden werkelijk ter harte neemt, word je een fantastisch mens. Dat is de manier om werkelijk het beste uit jezelf te halen. 3. Systematisch oefenen In de boeddhistische leer staat beoefening centraal. Kinderen ontwikkelen kwaliteiten en vaardige middelen niet alleen door erover na te denken, maar vooral door deze te ervaren en te oefenen. De kracht van de school is dat er een setting wordt geboden waarin meditatie, de vier hartkwaliteiten en de zes middelen op systematische wijze worden beoefend, zodat kinderen deze sneller en beter belichamen, ofwel eigen maken. Bij de systematische beoefening en de daaruit voorkomende belichaming spelen twee processen een rol in de school. Het eerste proces heeft een verticale richting, waarin de kwaliteiten en vaardige middelen in een doorgaande lijn van groep 1 tot groep 8 wordt beoefend. Het tweede proces heeft een horizontale richting, waarin deze schoolbreed wordt beoefend; dat wil zeggen op individueel, klassen- en schoolniveau. De horizontale richting kan verder uitgebreid worden doordat de school aan ouders zal vragen om de kwaliteiten en vaardige middelen ook thuis te beoefenen.
Boeddhistisch curriculum
© 2010 de Mandalaschool Amsterdam
6