Medical Taping en een Idiopathische Scoliose: Een Goede Relatie? Juni 2009 en
Access
Medical Taping en een Idiopathische Scoliose: Een Goede Relatie?
Junioradviseurs: Christiane Könen Sneschana Gräber Britta Peters Sandra Eyting Senioradviseur: Niki Stolwijk Opdrachtgever: Harry Pjinappel Marcel van Bergen Onderwijseenheid: Toegepast Onderzoek, Kwaliteitszorg en Ondernemen Opleiding: Fysiotherapie 1Access
Eyting S.B.; Gräber S.; Könen C.; Peters B.
Medical Taping en een Idiopathische Scoliose: Een Goede Relatie? Juni 2009
Medical Taping en idiopatische scoliose: een goede relatie? Eyting S.B.; Gräber S.; Könen C.; Peters B. (juni 2009)
Abstract Background and purpose: Idiopathic scoliosis (IS) is defined as a lateral curvature, resulting in a decreased mobility in the concerning segment of the spine with no known cause. Most patients with IS are treated by a physical therapist in order to increase strength and endurance of the back muscles, enhance trunk stability and maintain the range of motion. And unbalanced activity of the erector spinae muscles are thought to play a key role in retaining the spine curvature. Medical Taping (MT) is a new treatment and as one of the goals is to normalize muscle tonus and activity. Medical Taping might be effective in reducing spine curvature in subject with IS. Therefore the purpose of this study was investigate if Medical Taping as a physical therapy treatment is able to reduce the spine deformities, mainly the frontal projection and surface rotation at the short-term (direct effect) and long-term (after one week and three weeks). Material and method: Nine female participants with an idiopathic scoliosis, aged 12-23 years, participated in this study. All participants were examined by a physical therapist and taped according to the Medical Taping Concept. Spine curvature was measured while standing stil used a 4D Formetric Analysis. All participants were measured first at baseline with no tape applied. Subsequently the tape applied and the measurements was repeated after directly (short term), after one and three weeks (long term). Differences between the five measurements were calculated by the Wilcoxon Signed Ranks Test. Results: There was no short term and long term effect on MT on frontal projection and surface rotation. All p-values were larger than 0,05. Discussion and conclusion: In comparison with bracing or exercise therapy, the Medical Taping Concept has less effect on patients with IS. Based on results of this study we would not recommended to use Medical Taping as the main treatment of patients with IS. Concerning the lack of information about the effect of Medical Taping in general, further study is recommended. Keywords: Scoliosis, idiopathic scoliosis, DIERS Formetric 4D, Medical Taping
2Access
Eyting S.B.; Gräber S.; Könen C.; Peters B.
Medical Taping en een Idiopathische Scoliose: Een Goede Relatie? Juni 2009
Samenvatting Achtergrond en doel: Idiopathische scoliose (IS) wordt gedefiniëerd als een zijwaartse kromming van de wervelkolom, waardoor een verminderde beweeglijkheid ontstaat in het betreffende segment van de wervelkolom. Veel patiënten met IS worden door een fysiotherapeut behandeld om de kracht en het uithoudingsvermogen van de rugspieren te verbeteren. Medical Taping is een nieuwe behandelmethode met onder ander het doel de tonus van de spieren en hun activiteit te normaliseren. Medical Taping zou een effect kunnen hebben bij het verminderen van de deformiteiten van de wervelkolom bij IS. Het doel van de studie was te onderzoeken of het Medical Taping Concept de stand van de wervelkolom kan beïnvloeden – in het bijzonder de frontaalprojectie (zijafwijkingen) en de oppervlakterotatie (torsie van de vertebrae) – op korte (direct effect) en op lange termijn (na één en drie weken).. Materiaal en methode: Negen vrouwelijke participanten met een idiopathische scoliose tussen de 12 en 23 jaar waren geïncludeerd. Bij alle participanten werd een lichamelijk onderzoek uitgevoerd door een professional en vervolgens werden zij getaped volgens het Medical Taping Concept. De stand van de wervelkolom werd met behulp van een “DIERS Formetric 4D®” gemeten. In het begin vond een baseline meting plaats waar alle participanten zonder tape werden gemeten. Vervolgens werd het tape aangelegd en de metingen vonden opnieuw plaats: direct na aanleg van de tape (direct effect), na één week en na drie weken (op lange termijn effect). Verschillen tussen de vijf meetmomenten worden door de Wilcoxon Signed Ranks Test berekend. Resultaten: Bij beide uitkomstvariabelen – frontaalprojectie en oppervlakterotatie – was er geen significant verbetering te constateren noch op korte termijn noch op lange termijn. Alle p-waardes waren groter dan 0,05. Discussie en conclusie: In vergelijking met bracing of oefentherapie heeft het Medical Taping Concept minder effect bij participanten met IS. Naar aanleiding van de resultaten zou het Medical Taping Concept – ter behandeling – niet als voornamelijke therapie worden aangeraden bij patiënten met IS. Op grond van de ontbrekende informatie over het effect van Medical Taping wordt een vervolgonderzoek aanbevolen. Keywords: Scoliosis, idiopathic scoliosis, DIERS Formetric 4D Medical Taping
3Access
Eyting S.B.; Gräber S.; Könen C.; Peters B.
Medical Taping en een Idiopathische Scoliose: Een Goede Relatie? Juni 2009
INLEIDING
Idiopathische scoliose is een van de meest voorkomende structurele veranderingen van de wervelkolom en kenmerkt zich door een driedimensionele deformiteit van de wervellichamen en de wervelkolom. [22] De fysiologische beweeglijkheid van de wervelkolom is verminderd en de laterale curvatuur wordt asymmetrisch. Dit fenomeen is het meest te observeren in de thoracale of thoracolumbale wervelkolom. [10] De wervellichamen roteren in de richting van de convexiteit van de curvatuur, de processus spinosus roteert in de richting van de concaviteit van de curvatuur. Hierdoor wordt de ruimte tussen de disci intervertebrales aan de concave zijde smaller en aan de convexe zijde groter. [10] Bij 75% - 85% van alle patiënten met scoliose is er sprake van een idiopathische scoliose [23] wat betekent dat de oorzaak van de misvorming niet bekend is maar deze vorm meestal in de groeifase ontstaat. [20] Bij 3% - 4% van de Nederlandse bevolking is er sprake van een idiopathische scoliose [11] waarbij Mellink en Jans in een onderzoek aan konden tonen dat meiden vaker betroffen zijn dan jongen. [11] De therapiemogelijkheden van een idiopathische scoliose bestaan voornamelijk uit fysiotherapie in de eerste lijnszorg, bracetherapie of operatieve correctie van de curvatuur. [22] Één van de grootste problemen bij de behandeling van IS is een gebrek aan betrouwbare studies over het succes van de behandelmethodes en de ontwikkeling van de IS in de loop van de tijd. In sommige gevallen verergert de al ontstane laterale curvatuur niet meer terwijl in andere gevallen een dramatische
deterioratie vooral in de groeispurt tot in volwassene leeftijd te constateren is. [17] De progressie van een scoliose kan bepaald worden door de gradatie van de al bestaande scoliose met andere woorden hoe groter de Cobb – hoek1 hoe groter de progressie. [19] Uit onderzoek van Lantz et al. is gebleken dat chiropractische behandeling bestaand uit manipulaties en elektrische stimulatie van patiënten met een idiopathische scoliose geen significant verbetering van de scoliotische curvatuur vertoonde. [8] Zo hebben Negrini et al. in hun onderzoek duidelijk kunnen maken dat elektrotherapie ineffectief is en over het algemeen niet meer wordt toegepast. [14] Morningstar et al hebben aangetoond dat een combinatie van manuele therapie met name spinale manipulaties en oefentherapie de Cobb – hoek kan reduceren. Hiernaast hebben Chen et al. in hun onderzoek vast kunnen stellen dat naar aanleiding van manuele therapie de Cobb – hoek bij een patiënte met een idiopathische scoliose met 16° verminderd kon worden. Verder concludeerden de onderzoekers dat minder operaties moeten worden doorgevoerd als de patiënten voor een langere behandelduur met manuele therapie worden behandeld. [5] Ook Wong et al konden aantonen dat de Cobb – hoek met behulp van manuele therapie met 32,1% verminderde. Verder werd uit verschillende studies [24, 18] duidelijk dat de inzet van braces een significant verbetering van de laterale curvatuur kan bereiken.
1
Cobb methode: Om de spinale afwijkingen van de AIS – patiënten te bepalen, wordt gebruik gemaakt van de Cobb methode. Hierdoor is het mogelijk een indeling te maken van de gradaties van de curvatuur 4Access
Eyting S.B.; Gräber S.; Könen C.; Peters B.
Medical Taping en een Idiopathische Scoliose: Een Goede Relatie? Juni 2009
Hiernaast benoemt Susan Wierdsma in haar studie [25] dat een brace preventief ingezet wordt en op deze manier de progressie kan voorkomen maar de curvatuur niet kan verminderen. Bovendien neemt een brace grote impact op het dagelijkse leven van de patiënten. [7] Naast de boven benoemde therapievormen heeft ook het Medical Taping Concept (MTC) als ondersteunende behandelmogelijkheid in de afgelopen jaren zijn plaats binnen de fysiotherapie ingenomen. Medical Taping is een nieuwe interventie waar steeds meer aandacht aan besteed wordt. In zowel de medische wereld alsook in de sportwereld wordt Medical Taping steeds meer gebruikt. Hoe populairder het tapen wordt hoe kritischer het hele concept wordt beschouwd. Door al eerder uitgevoerde pilotstudies [15, 1] kon worden aangetoond dat
Medical Taping invloed kan nemen op verschillende lichaamsregios. Maar de tot nu toe opgeleverde resultaten waren niet duidelijk genoeg om een evidente uitspraak te kunnen maken over de gemeten effecten. Dit geldt in het bijzonder voor de pathologie (idiopathische) scoliose. Het doel van dit project was aan te tonen dat de stand van de wervelkolom, in het bijzonder de frontaalprojectie en de oppervlakterotatie bij patiënten met een idiopathische scoliose door middel van spiertape (in het kader van Medical Taping) op lange en korte termijn beïnvloed kan worden. De standsveranderingen in de wervelkolom werden hierbij met behulp van een 4D Formetric Analyse (“DIERS formetric 4D®”) – voor en na het appliceren van het spiertape – gemeten.
MATERIAAL EN METHODE Design Door middel van een Controlled Clinical Trial (CCT) werd de invloed van spiertape op de houding van patiënten met idiopathische scoliose (IS) onderzocht. In het onderzoek werd het effect zowel op korte als ook op lange termijn beoordeeld. Korte termijn hield in dat de participanten direct werden gemeten nadat het tape was aangelegd. Lange termijn betekende daarintegen dat de participanten na één en na drie weken werden gemeten. De houding werd gemeten met het “DIERS Formetric 4D®”. Populatie In de studie waren negen vrouwelijke participanten met een idiopathische
scoliose tussen 12 en 23 jaar oud geïncludeerd (zie tabel 1). De diagnose IS werd bij alle participanten door een ervaren orthopeed gesteld. Op basis van de powerberekening bleek een populatie van tien personen voldoende te zijn voor een power van 80%. Alle participanten waren in het verleden ooit onder conservatieve behandeling voor IS. Exclusiecriteria van dit project waren: pleisterallergie, aanwezigheid van nevenpathologie die invloed neemt op de houding, wonden in de taperegio, operatieve voorbehandeling van de scoliose, onregelmatig gebruik van medicatie en een trauma dat invloed kan hebben op de houding. Alle participanten hadden voorafgaand aan het onderzoek een informed consent ondertekend. 5Access
Eyting S.B.; Gräber S.; Könen C.; Peters B.
Patiënt Datum Leeftijd Scoliose diagnosestelling S-scoliose Th2 t/m Th7 linksconvex. 1. 2006 15
Blokkades Meest effectieve tape
bijzonderheden (Hulpmiddelen)
Ribblokkade m.iliopsoas links detoniserend, m. erector spinae Th1 t/m 10 Th5 t/m Th8 links toniserend
n.v.t.
C-scoliose, thoracolumbaal Th11 t/m L5 rechtsconvex C-scoliose thoracolumbaal Th3 t/m L2, rechtsconvex
Ribblokkade Th7 t/m 10 SI – blokkade rechts
m. iliopsoas links detoniserend, m. erector spinae Th1 t/m 8 rechts toniserend m. iliopsoas rechts detoniserend m. erector spinae Th8 t/m L2 rechts toniserend, m. obliquus externus rechts toniserend m. obliquus internus links toniserend
S-scoliose,Th2 t/m Th4 linksconvex; Th5 t/m Th9 rechtsconvex, Th10 t/m L5 linksconvex S – scoliose, Th1 t/m Th5 linksconvex, Th6 t/m Th10 rechtsconvex, Th11 t/m L5 linksconvex
SI – blokkade links Ribblokkade Th6 / Th7
m. iliopsoas re. ton m. erector spinae Th10 t/m L5 links toniserend
had zolen vanwege scheefstand in 2007 zolen vanwege beenverkorting 0,5 cm rechts, nu zolen vanwege verkeerde houding heeft zolen maar gebruikt deze niet
Th8 t/m Th12 rechtsconvex
2.
2007
16
3.
2004
14
4.
2003
16
5.
2007
16
6.
1999
23
S-scoliose, Th1 t/m Th9 linksconvex, Th10 n.v.t. t/m L2 rechtsconvex
m.iliopsoas links detoniserend, m.erector spinae Th 1 – Th5 links toniserend
n.v.t.
7.
2004
15
S-scoliose, Th1 t/m Th9 linksconvex, Th10 Th.3 t/m L1 rechtsconvex, L2 t/m L5 blokkades linksconvex
m.obliquus internus links toniserend, m. iliopsoas rechts detoniserend
heeft een zitkussen
8.
2006
16
2006
15
m.iliopsoas links detoniserend, m.erector spinae Th6 - Th12 links de-toniserend, diafragma detoniserend, m. obliquus internus rechts detoniserend m.iliopsoas links detoniserend, m.erector spinae rechts detoniserend
moet sinds twee jaren een brace dragen en zolen
9.
S-scoliose, Th4 t/m Th 10 rechtsconvex, Th11 t/m L2 linksconvex, L3 t/m L5 rechtsconvex C-scoliose, Th10 t/m L5 linksconvex
Tabel 1: Gegevens van alle participanten
Th.3-Th.6 blokkades Th.2- Th.7 blokkades
m. iliopsoas links detoniserend, n.v.t. m. quadratus lumborum links detoniserend, m. erector spinae L2 – S1 links detoniserend
zolen li, vanwege beenverkorting 0,5 cm
Interventie Binnen dit project werd het effect van Medical Taping op de stand van de wervelkolom bij personen met scoliose gemeten. In het onderzoek werd alleen de spiertapetechniek gebruikt. Deze techniek houdt in dat de spier toniserend (activerend) of detoniserend (ontspannend) getapt kan worden. Voordat het tape aangelegd werd, werd een lichamelijk onderzoek bij elk participant uitgevoerd. Het lichamelijk onderzoek en het tapen werd door twee professionals uitgevoerd, die al lang Medical Taping als interventie in de praktijk toepassen. Tijdens het onderzoek werd gekeken of er sprake is van een rechts- of linksconvexe scoliose. De professionals hadden bovendien de symmetrie van de schouders, heupen, knieën en voeten beoordeeld. Verdere aandachtspunten waren een mogelijk bestaand beenlengteverschil, gibbus, bekkenscheefstand en/of bekkentorsie. Op basis van dit onderzoek werd er eerst bepaald of er sprake was van blokkades op de verschillende segmenten van de wervelkolom of de ribben. Indien dit het geval bleek werden de blokkades behandeld met mobilisatie en/of manipulatie. Vervolgens werd er op basis van het lichamelijk onderzoek en de nulmeting
(T0) zonder tape (de nulmeting is een basis-meting die vooraf werd gedaan) de tapes aangelegd. Nadat de tapes werden aangelegd, werden de participanten met het meetinstrument “DIERS formetric 4D®” gemeten. Na de nulmeting werden steeds nieuwe tapes aangelegd en vervolgens werden de participanten opnieuw gemeten. De tapes met het meest effect werden als (T1) tweede meting vast gehouden en de participanten gingen met de tapes naar huis. Èén week na de nulmeting werden de participanten met het oude tape (T2) opnieuw gemeten. Naar aanleiding van deze meting werd het oude tape verwijderd en meteen een nieuw tape op dezelfde manier aangelegd en vervolgens gemeten (T3). De participanten werden geïnstrueerd over twee weken voor een laatste meting (eindmeting T4) terug te komen. De eindmeting werd zonder tape uitgevoerd. De participanten werden gevraagd na de eerste afspraak een vragenlijst in te vullen. Met behulp van deze vragenlijst konden mogelijk optredende bijwerkingen die het tape kon hebben opgeroepen worden geïnventariseerd. Onder bijwerkingen vallen onder ander vegetatieve verschijnselen of meer pijn. (zie afbeelding 1).
IS participanten verzameling gegevens (anamnese) Lichamelijk onderzoek door professionals
T0 = Meten zonder tape met “DIERS formetric 4D®”
uitsluiten van blokkades
Bepaling van spieren die getaped worden
Tapen T1= Meten met tape met best effect Tape met best effect één week dragen
Eerste drop-out reden = tijdsgebrek therapeut; geen nieuwe tape
T2 = na één week meten met oude tape
Meten met tape
Tapen
Vragenlijst laten invullen T3= na één week meten met nieuwe tape T4= na drie weken meten zonder tape
Tweede drop-out reden = tijdsgebrek patiënt; niet naar T4 gekomen
Afbeelding 1: Visuele weergave
data-analyse
Data verzameling (Blinding) De data werden door vier fysiotherapeuten in opleiding van de Hogeschool te Arnhem en Nijmegen, verzameld en geïnterpreteerd. De interpretatie van de data werd als volgt gedaan. De gegevens werden door de fysiotherapeuten in opleiding berekend, de lijn van de frontaalprojectie en oppervlakterotatie werd aangehouden, langs de maximale uitslagen van de lijnen werd rechts en links daarvan een lijn getrokken om de maximale afstand te kunnen berekenen (zie afbeelding 2). Blindering was binnen dit project niet mogelijk.
Afbeelding 2: Manuele berekening van resultaten Boven = frontaalprojectie, beneden = oppervlakterotatie
Baseline metingen en resultaat
De belangrijkste gegevens zijn in tabel 1 weergegeven. De uitslagen en de stand van de wervelkolom werden met het meetinstrument “DIERS formetric 4D®” gemeten. De participanten werden na de uitvoering van het lichamelijk onderzoek voor het eerst zonder tape gemeten (nulmeting). Naar aanleiding van de nulmeting werden de tapes aangelegd en de participanten konden met het meest effectieve tape naar huis. Binnen deze eerste bijeenkomst werd het direct effect gemeten. Om een uitspraak te kunnen maken over het effect op lange termijn werden de participanten één week en drie weken naar de nulmeting opnieuw gemeten. De resultaten uit de vier metingen waren de uitkomstvariabelen. Het meetinstrument “DIERS formetric 4D®” is een nieuwe, nauwkeurige methode om het lichaamsoppervlakte zonder bestraling te meten. Door middel van een lijnenraster op de dorsale zijde van de romp wordt een vier dimensioneel beeld van het lichaamsoppervlak en de curvatuur van de wervelkolom geconstrueerd. Meetfouten De meetfout van het meetinstrumet “DIERS formetric 4D®” werd berekend door middel van meerdere metingen van een persoon zonder het toepassen van een interventie. In het bijzonder werd erna gekeken hoe de metingen variëren op basis van de houding van de te meten persoon. De meetfout van de frontaalprojectie lag bij 0 mm en bij de oppervlakterotatie bij 3,3 mm. Verder werd gekeken na de meetfout die ontstond door de manuele berekening van de resultaten door de onderzoeker. Hierbij ontstond een meetfout van 0,5 mm. In totaal was er dan sprake van een meetfout bij de frontaalprojectie van 0,5 mm en bij de oppervlakterotatie van 3,8 mm. Statistische analyse
De statistische analyse werd met behulp van SPSS statistische software (versie 14.0) uitgevoerd. Een p – waarde van < 0.05 werd gebruikt om een statistische significantie aan te kunnen tonen. In het voorliggend onderzoek was er geen sprake van een normaalverdeling zodat voor een niet – parametrische toets werd gekozen. De grens voor een parametrische toets lag bij 25 participanten wat binnen dit onderzoek niet van toepassing was omdat in totaal negen personen deelnamen. De gevonden verschillen tussen de groep tijdens de baseline-meting en de twee follow-up metingen werden vergeleken met behulp van de Wilcoxon Signed Ranks Test. Als uitkomstvariabelen werden de volgende factoren bepaald: • de frontaalprojectie (zijafwijkingen) en • de oppervlakterotatie (verandering in rotatie). De nulmeting werd vergeleken met de uitkomsten van het tape met het meest effect. Verder werd de nulmeting na één week met de uitkomsten van het oude tape en met een nieuwe tape vergeleken en tot slot na drie weken zonder tape. Het directe effect van T1 werd met T2 (meting na één week met het oude tape) vergeleken en vervolgens werd T1 nog eens met T4 (de eindmeting) vergeleken. Op die manier werden 12 p-waardes verkregen die een significant verschil bevestigen of juist uit kunnen sluiten.
FP
FP
FP
FP
FP
RESULTATEN In totaal participeerden negen vrouwelijke personen in dit onderzoek met een gemiddelde leeftijd van 16,2 jaar (+/- 2,6). Twee participanten waren vroegtijdig gestopt vanwege organisatorische omstandigheden (drop out). Een drop out was na de meting na één week met nieuwe tape (T3) en de tweede drop out na de meting na één week met oude tape (T2). Naast de genoemde drop outs geeft tabel 2 de uitkomsten van de frontaalprojectie en de oppervlakterotatie per meting en participant weer. De meetfout van de frontaalprojectie lag bij 0,5 mm en de verschillen die gevonden werden, waren meestal groter dan de meetfout. Voor de uitkomstmaat oppervlakterotatie lag de meetfout bij 3,8 mm en de gemeten waardes waren meestal kleiner dan de meetfout. Bij vergelijking van T0 meting met T1 van de frontaalprojectie waren er vijf participanten die positief scoorden, twee negatief en twee hadden geen verandering laten zien. Bij vergelijking van T1 en T2 van de frontaalprojectie waren er twee participanten die positief reageerden, vijf negatief en twee lieten geen verandering zien. Een ander voorbeeld is de vergelijking T0 en T1, van de oppervlakterotatie waar zes participanten positief reageerden, één participant negatief en twee helemaal niet reageerden. Bij de tegenoverstelling van T1 en T2 van de oppervlakterotatie reageerde één participant positief, zes participanten negatief en twee reageerden helemaal niet.
OR
OR
OR
OR
OR
T0 3 2 2 2,2 3 1,5 3 4 3
P1 P2 P3 P4 P5 P6 P7 P8 P9
T1 1,5 1 1,5 3 1 2 1,5 4 3
T2 1,2 6 2 3 1,5 3 1 4 4
T3 2,5 2,5 3 4,1 2 2,5 4 3
T4 1,5 1 2 3,5 2 3,5 3
T0 7 4,5 9 7,5 6 7 10 15 10
T1 5,1 4 8,5 10,5 2 2,5 10 11,5 10
T2 6 4 9 10,5 4 5,5 7 16 11,5
T3 6 2,5 10 9,5 4 8,5 14 9
T4 3,5 5 11 15,5 9 13 9,5
Tabel 2: Uitkomsten DIERS formetric 4D (FP = frontaalprojectie; OR = oppervlakterotatie; P = participant; = drop out)
Het grootste effect kon zowel bij de tweede meting van de frontaalprojectie alsook van de oppervlakterotatie (FP T1 = 44,4%; OR T1 = 44,4%) worden bereikt. Het kleinste effect werd bij T3 voor de frontaalprojectie gevonden (FP T3 = 12,5%) en voor de oppervlakterotatie in gelijke mate bij T0 en T1 van de oppervlakterotatie (OR T0/T1 = 11,1% ). (zie afbeelding 3)
50 40 30
(p < 0,05). De p – waardes varieeren van 0,088 tot 0,933. In afbeelding 4 en 5 zijn de medianen en spreidingen van de verschillende metingen weergegeven. Het grootste positieve verschil in de medianen werd tussen T0 en T1 met 1,5mm van de frontaalprojectie bereikt. Voor de oppervlakterotatie werd het grootste positieve effect gevonden tussen T1 en T2 met 1,0 mm verschil. De spreiding lag bij de frontaalprojectie dicht bij elkaar met het grootst verschil bij T2 van 3,0 mm zodat de spreiding van de oppervlakterotatie met 8,00 mm groter (vooral bij T4) was.
FP in %
20
OR in %
6
10 0 T0
T1
T2
T3
T4 4
Afbeelding 3: Frequentieberekening
Naar aanleiding van de Wilcoxon Signed Ranks Test kon er geen significant verbetering van de stand van de wervelkolom worden aangetoond
2
Loodafwijking0
Loodafwijking1
Loodafwijking2
Loodafwijking3
Loodafwijking4
Afbeelding 4: Medianen en spreiding van de frontaalprojectie ( = loodafwijking) 15,0
8 8
12,5
10,0
7,5
5,0
2
2,5
Oppervlakterotatie0
Oppervlakterotatie1
Oppervlakterotatie2
Oppervlakterotatie3
Oppervlakterotatie4
Subjectieve waarnemingen: Bij 33,3% was de mate van depijn met het tape erger geworden. 33,3% van de
participanten gaven aan helemaal geen pijn te hebben. In 33,3% van de gevallen was de beleving van pijn minder geworden.
Afbeelding 5: Medianen en spreiding van de Oppervlakterotatie
Participant 1
Rugpijn voor het tapen (VAS – scale) 4
Rugpijn met het Tape (VAS – scale) 6
Fysiotherapie gedurende deze week n.v.t
Participant 2
2
4
n.v.t
Participant 3
0
0
n.v.t
voetballen, tafeltennissen 3x per week
Participant 4
4
5
n.v.t
Participant 5
7
1
n.v.t
Participant 6
4
3
n.v.t
Participant 7
3
2
ja
Participant 8
0
0
ja
Participant 9
0
0
n.v.t.
Fitnesscentrum rugspieren versterken 2-3x per week rugschool 2-3x per week tennissen 2-3x per week schoolsport 1x per week hardlopen en FT 2-3x per week rehasport: 1x per week; schoolsport: 1x per week
Tabel 3: Resultaten van de vragenlijst
sport gedurende deze week Fitnesscentrum rugspieren versterken > 3x per week schoolsport 1x per week >
DISCUSSIE Het doel van dit project was aan te tonen dat de stand van de wervelkolom, in het bijzonder de frontaalprojectie (zijafwijkingen) en de oppervlakterotatie (torsie van de vertebrae) bij participanten met een idiopathische scoliose doormiddel van Medical Taping op korte (direct effect) en lange termijn (na één en drie weken) beïnvloed kan worden. Naar aanleiding van de resultaten kon worden gesteld dat de behandeling van een idiopathische scoliose met Medical Taping geen significante verbetering van de symptomen resp. de standsverandering van de wervelkolom gaf. Eerder was ervan uit te gaan dat het toepassen van andere conservatieve behandelvormen groter succes zou opleveren. Uit de literatuur kon deze veronderstelling bevestigd worden. Zo bleek dat bracetherapie en oefentherapie binnen fysiotherapie nog het best effect bij een scoliose kon bereiken. In de studie van Korovessis et al. [7] werd vermeld dat bracetherapie heden ten dage als meest voorkomende interventie geaccepteerd geldt. In de studie van Weiss et al “Correction effects of the ScoliOlogiC® „Chêneau light" brace in patients with scoliosis” [24] en in het eindexamenproject van Susan Wierdsma [25] werd geconcludeerd dat de bracetherapie een significante verbetering (p < 0,001) opleverde. [25] Wierdsma stelde bovendien vast dat braces de meest effectieve behandelvorm bij een scoliose met een Cobb – hoek tussen de 25º en 45º vormden. [25] Bulthuis G. J. et al. [4] toonden een significante verandering van de progressie van de curvatuur aan. [4] De bracetherapie had een heel grote impact met betrekking tot de psyche; het kon lijden tot depressies, angst en mistroostigheid. [7] Uit ervaring van participanten had Medical Taping in tegenstelling tot een brace een miniaal invloed op de psyche. De bewegingen waren alleen maar weinig beperkt en het leek esthetischer te zijn.
De reactie van de participanten op het tape variëerde gedurende de tijd van de metingen heel sterk zoals bij tabel 2 te zien. Aan de hand hiervan werd duidelijk dat de reactie op het tape per participant een grote variatie vertoonde. Het effect kon bij de verschillende metingen per particpant zowel negatief alsook positief zijn. Hierdoor kon niet geconcludeerd worden dat het aanleggen van dezelfde tapetechniek bij één participant altijd dezelfde reactie opriep. Een significant verschil was dus niet aan te tonen. De bracetherapie werd in veel wetenschappelijke studies als significant beschouwd maar hiernaast werd ook nog oefentherapie / fysiotherapie bij IS toegepast. Het artikel „Wat is het effect van fysiotherapie op de Cobb – hoek bij AIS” van Jansen E. [6] trok de algemene conclusie dat fysiotherapie een positieve invloed heeft op de Cobb-hoek bij patiënten met een adolescente idiopathische scoliose (AIS). Bovendien kon worden aangetoond dat de progressie van de scoliose bij patiënten in een interventiegroep significant verbeterde in vergelijking met operatieve ingrepen. Uit een systematic review van M.B. Lenssinck [9] werd geconcludeerd dat er een verschil van 14° bestaat tussen een groep die een oefenprogramma had gevolgd en een controlegroep. De richtlijn Cesar & Idiopatische Scoliose [21] kon geen significantie aantonen over effecten van oefentherapie bij idiopathische scoliose. Er waren alleen maar aanwijzingen dat oefentherapie een mogelijk positief effect op de Cobb – hoek kon nemen. [21]
Het voorliggend onderzoek had wel aan kunnen tonen dat het tape zowel een positief effect als ook een negatief op de stand van de wervelkolom bij participanten met een idiopathische scoliose kon oproepen. Echter waren deze niet significant. Naast fysiotherapie en bracetherapie werd het effect van manuele therapie bij idiopathische scoliose nader beschouwd. In de artikelen van Chen K.C. et al. [5] en Wong M.S. et al. [26] werd het effect van manuele therapie bij patiënten met idiopathische scoliose onderzocht. De conclusie van beide artikelen was dat de Cobb-hoek door middel van manuele therapie verminderd kon worden. Verder concludeerden de onderzoekers dat minder operaties moesten worden doorgevoerd als de patiënten voor een langere behandelduur met manuele therapie werden behandeld. Romano et al. [17] onderzochte door middel van een literatuurstudie het effect van manuele therapie bij patiënten met een idiopatische scoliose. De conclusie was dat er te weinig geschikte literatuur bekend is over manuele therapie met betrekking tot scoliose. [17] Dit gold ook voor het Medical Taping Concept. Er was nauwelijks literatuur gepubliceerd over het effect van Medical Taping in het algemeen. Naast het onderwerp “manuele therapie” werd ook de combinatie van manuele therapie en fysiotherapie beschouwd. In een artikel van van Blum Ch. L. [3] werd het effect van Pilates en sacrooccipitaal therapie onderzocht. Het artikel toonde aan dat Pilates een aanvullende therapie kan zijn in de behandeling van scoliosepatiënten ter verbetering van de algehele conditie en het verminderen van pijn. [3] Negrini et al. [13] concludeerden in hun studie dat specifieke oefentherapie meer effect heeft dan basisfysiotherapie. Zo kon de oefentherapie de noodzaak van een brace van 25% tot 6% binnen één jaar
reduceren. Verder werd uit deze studie duidelijk dat er geen relevante studies over het effect van manuele therapie bij idiopathische scoliose bestaan. [13] Morningstar et al. [12] hadden manipulatie en neuromusculaire rehabiliatie als interventie bij scoliosepatiënten gecombineerd en het effect onderzocht. Deze gecombineerde behandeling had de curvatuur om ca. 17° gereduceerd en een gemiddelde verbetering van 25% kunnen bereiken. [12] Om een indicatie van het benodigde aantal participanten te kunnen bestemmen werd een powerberekening uitgevoerd. Het resultaat was dat er minimaal tien participanten voor dit onderzoek nodig waren om een werkelijk bestaand effect te kunnen ontdekken. [27] In totaal participeerden negen personen in dit onderzoek, waarbij twee participanten in de loop van de metingen drop outs waren (zie afbeelding 1/ tabel 2). Het benodigde aantal participanten werd niet helemaal bereikt. Echter was er alleen maar één participant tekort. Bij alle negen participanten werd een lichamelijk onderzoek uitgevoerd. In het begin werd een onderzoeks- en interventieprotocol opgesteld om de uniformiteit van de studie te kunnen waarborgen. Maar het lichamelijk onderzoek en de interventie werden verschillend van twee professionals uitgevoerd waardoor de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid verminderd werd. Het niet bestaan van richtlijnen waarin aangegeven wordt welke spieren bij een bepaalde curvatuur op welke manier getaped moeten worden zou een reden kunnen zijn voor de verminderde interbeoordelaarsbetrouwbaarheid.
Om de betrouwbaarheid van het lichamelijk onderzoek per participant te waarborgen werd het lichamelijk onderzoek volgens het protocol van J.K. Richardson [10] uitgevoerd. In de loop van de verschillende metingen moest bij drie participanten tijdens het lichamelijk onderzoek van het protocol werden afgeweken. Ook waren de professionals afgeweken van het interventieprotocol. Hierdoor was er geen sprake meer van uniformiteit en zouden de manipulaties en mobilisaties, die tussendoor werden toegepast de resultaten kunnen hebben beïnvloed. Door deze afwijkingen kon de intrabeoordelaarsbetrouwbaarheid tussen de professionals als laag beoordeeld worden. Naast de intrabeoordelaarsbetrouwbaarheid tussen de professionals spelde ook de intrabeoordelaarsbetrouwbaarheid tussen de junioronderzoekers een belangrijke rol. Alle uitkomstvariabelen werden door een tweede junioronderzoeker gecontroleerd waarbij een maximaal meetfout van 0,5 mm tot stand kwam. Door deze minimale afwijking kon de intrabeoordelaarsbetrouwbaarheid tussen de junioronderzoekers als hoog worden beoordeeld. Naast objectiveerbare gegevens werden ook de persoonlijke belevingen van de participanten in het onderzoek betrokken. Zo werden zij gevraagd een vragenlijst in te vullen. Hierin moesten de participanten op een Visual Analoque Scale (VAS) scoren hoe de rugpijn vóór het aanleggen van het tape was en zich in de loop van de tijd met het tape veranderde. (zie tabel 3). Terwijl dit een heel subjectief meting was bleek er toch met betrekking tot de rugpijn een verandering te zijn. Echter kon niet worden gezegd dat dit een samenhang had met het tape, de vorm van scoliose, grote van curvatuur of sport. Zoals eerder benoemd was de vragenlijst een subjectief meetinstrument.
Om de uiteindelijke meetresultaten objectiveerbaar te kunnen vertonen werd gebruik gemaakt van het “DIERS formetric 4D®”. Met dit meetinstrument werden alle negen participanten in totaal vijf keer gemeten. Uit onderzoek van Betsch et al. [2] werd duidelijk dat de meetnauwkeurigheid met 0,2 mm [2] beschreven kan worden en de reproduceerbaarheid als hoog aangegeven kan worden. Hierholzer, Drerup (1995) en Frobin (1992) beschreven in hun onderzoek dat het meetinstrument een meetnauwkeurigheid van 1,3 +/- 1 mm heeft. Met behulp van het meetinstrument werden de meetfouten berekend, die ontstaan door verandering van de houding van de te meten persoon. De uitkomsten van de oppervlakterotatie waren altijd kleiner dan de meetfout (zie tabel 2). Hier zou de verandering van de uitkomstvariabelen – die gedurende de verschillende metingen had plaatsgevonden – ook op basis van de meetfout opgetreden kunnen zijn. Verder werd bij het bekijken van de medianen duidelijk in hoeverre er een verandering met betrekking tot de uitkomstmaten had plaatsgevonden (zie afbeelding 4 en 5). Bij de frontaalprojectie veranderde de mediaan maximaal om 1,5mm. Bij de oppervlakterotatie lag het grootste verschil tussen de medianen bij 1mm welke duidelijk onder de meetfout viel. Ook met de tijdstip wanneer de metingen hadden plaatsgevonden, moest rekening gehouden worden. De eerste nameting vond één week en de eindmeting vond drie weken na de nulmeting plaats. Elk participant werd dus in totaal drie weken begeleid. Twee participanten werden eerder gemeten, wat de resultaten had kunnen beïnvloed. Verder werd hierdoor de uniformiteit van het onderzoek verminderd.
Door dit langer interval tussen T3 en T4 van 14 dagen waren de participanten bij de eindmeting zonder tape verschenen. Het interventieprotocol gaf niet aan wanneer zij het tape af mochten doen en zo hadden de participanten hier zelf voor gekozen. Bovendien konden invloeden die waren ontstaan door het verschillend lang dragen van het tape niet werden uitgesloten. Bij alle metingen en bij alle proefpersonen werd dezelfde blauwe tapekleur gebruikt. Uit ervaring bleek dat de tapekleur nog een extra invloed kon nemen op het gewenst effect. Er werd voor blauw gekozen omdat deze kleur voor ontspanning staat. [16] Scoliose werd als dysbalans van de spieren gedefiniëerd, waardoor een houdingsprobleem ontstaat. Door de spieren te ontspannen, kon het houdingsprobleem verminderd worden. Een voorwaarde voor de deelname aan de studie was dat de participanten een informed consent hadden getekend. CONCLUSIE Samenvattend kon geconstateerd worden dat het bereikt effect niet als klinisch relevant beoordeeld kon worden. De bereikten resultaten waren te miniem en de moeite van de interventie te groot. Dientengevolge is uitgebreider onderzoek aan te bevelen.
Literatuurlijst 1. Bakker H. et al. 2007. Scriptie adolescente idiopathische scoliose. Amsterdam (31 october 2007) 2. Betsch M.W. 2008. Entwicklung einer Messmethode zur berührungslosen Erfassung von Haltungsparametern der
Wirbelsäule unter dynamischen Bedingungen. PubMed 2008 3.
Blum Ch. L. 2002. Chiropractic and Pilates therapy for the treatment of adult scoliosis. J Manipulative Physiol Ther 2002;25:e3 4. Bulthuis G. J. et al. 2006. Clinical effect of continuous corrective force delivery in the non-operative treatment of idiopathic scoliosis: a prospective cohort study of the triac-brace. Eur Spine J. 2008 Feb;17(2):231-9. Epub 2007 Oct 10. 5. Chen K.C., Chiu E.H. 2008. Adolescent idiopathic scoliosis treated by spinal manipulation: a case study. J Altern Complement Med. 2008 Jul;14(6):749-51 6. Jansen E. 2007. Wat is het effect van fysiotherapie op de Cobb-hoek bij Adolescente Idiopathische Scoliose? Eindexamenopdracht afdeling Fysiotherapie Hogeschool Utrecht, 7. Korovessis P. 2006. Comparative multifactorial analysis of the effects of idiopathic adolescent scoliosis and Scheuermann kyphosis on the selfperceived health status of adolescents treated with brace” 16 February 2006 8. Lantz C.A. 2001. Effect of chiropractic intervention on small scoliotic curves in younger subjects: a time series cohort design. Manipulative Physiol. Ther. 2001, 385 – 393 9. Lenssinck M.B et al. 2005. Effect of Bracing and Other Conservative Interventions in the Treatment of Idiopathic Scoliosis in Adolescents: A Systematic Review of Clinical Trials. Phys Ther. 2005 Dec;85(12):1329-39 10. Magee David J. 2008. Orthopedic physical assessment. 5e druk. Canada: Saunders, 984 – 989 11. Mellink M. Jans M.P. 1999. Rapport Richtlijn Idiopathische Scoliose vanaf 9 jaar tot het einde van de groei. 1ste druk. Amersfoort: Nederlands Paramedisch Instituut
12. Morningstar M. W. et al. 2004. Scoliosis treatment using a combination of manipulative and rehabilitative therapy: a retrospective case series. BMC Musculoskeletal Disorders 2004, 5:32 13. Negrini S. et al. 2008. Rehabilitation adolsecent idiopathic scoliosis: results of exercises and bracing from a series of clinical studies. EUR J PHYS REHABIL MED 2008; 44: 169 – 76) 14. Negrini S. et al., 2003. Physical exercises as a treatment for Adolescent Idiopathic Scoliosis, a systematic review. PubMed 2009 15. Paulsen B., Bürgel A. 2008. Het effect van Medical Tape op de houding van scoliosepatiënten – afstudeeropdracht bachelor fysiotherapie 2008. 1ste druk. Nijmegen: Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. 16. Pijnappel H. F. J. 2006. Handbuch des Tapes. Antilope printing n.v.; pagina 44. 17. Romano M, Negrini S. 2008. Manual therapy as a conservative treatment for adolescent idiopathic scoliosis: a systematic review. Scoliosis. 2008 Jan
22;3:2
18. Rowe DE et al. 1998. A metaanalysis of the efficacy of non-operative treatments for idiopathic scoliosis. J Bone Joint Surg Am. 1998 Jun;80(6):923-5 19. Schulz A., Haderspeck K., Takashima S. 1981. Correction of Scoliosis by Muscle Stimulation. Spine Journal vol. 6 (1981); 468 – 476 20. Textbook of scoliosis and other spinal deformitites, Hoofdstuk 11, idiopathische scoliose 21. Vereniging Bewegingsleer Cesar 2004. Richtlijn idiopathische scoliose. Amersfoort: Nederlands Paramedisch Instituut; p. 48 22. Weiss H. – R. 2008. The treatment of adolescent idiopathic scoliosis (AIS) according to present evidence. A systematic review. European Journal of Physical and Rehabilitation Medicine 23. Weiss H. – R., Rigo Manuel 2001. Befundgerechte Physiotherapie bei Skoliose. 2de druk. München: Pflaum – Verlag 24. Weiss H.-R. et al. 2007. Correction effects of the ScoliOlogiC® ´Chêneau light´ brace in patients with scoliosis. Published: 26 January 2007
25. Wierdsma S. 2005. To brace or not to brace. Het gebruik van braces in de behandeling van Adolescente Idiopathische Scoliose. Mei 2005; Eindexamenopdracht afdeling Fysiotherapie Hogeschool van Utrecht 26. Wong M.S. et al. 2005. A comparison of treatment effectiveness between the CAD/CAM method and the manual method for managing adolescent idiopathic scoliosis. Prosthet Orthot Int. 2005 Apr;29(1):105-11 27. Zielhuis G.A. et al. 2003. Handleiding medisch – wetenschappelijk onderzoek. 3e druk. Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg; p. 93