Eerste lezing Over het Geluk Ethica I (1094a-1103a11) Geluk: een goede bankrekening, een goede kok en een goede spijsvertering. Jean Jacques Rousseau Het ware geluk moet men zich verwerven; het mag niet louter een zaak van – geluk zijn. Fliegende Blätter Wie gelukkig wil zijn, moet thuisblijven. Grieks spreekwoord
rie willekeurig gekozen uitspraken over geluk uit een citatenboek1. In de eerste uitspraak is geluk zoveel als een aangenaam leventje. In de tweede uitspraak is geluk een toestand die pas na veel inspanning bereikt kan worden. In het Griekse spreekwoord tenslotte staat geluk gelijk aan tevredenheid. Geluk is geen simpel woord. Wie zegt dat geluk voor hem het belangrijkste in het leven is, moet dus wel duidelijk maken wat hij daarmee bedoelt. De Ethica van Aristoteles gaat over het geluk, het goede leven en hoe dat verkregen kan worden. In het eerste boek gaat het om de vraag wat geluk nu eigenlijk is. Het antwoord op die vraag blijkt niet erg eenvoudig te zijn. Laat ik beginnen met een korte samenvatting van zijn betoog. Mensen zijn met van alles bezig en al die bezigheden zijn op een bepaald doel gericht. Dit doel betekent iets waardevols voor de betrokkene. Ik koop een auto of een fiets om me te kunnen verplaatsen naar mijn werk. Dat werk doe ik om geld te verdienen, waarmee een huis gekocht kan worden. Dat huis biedt me beschutting maar ook de mogelijkheid om een gezin te stichten. Zo dient alles waar ik naar streef als een middel om een verder gelegen doel te kunnen bereiken. Volgens Aristoteles moet er ergens een einddoel zijn, waarin alle doelen samenkomen. Dit einddoel is het meest waardevolle waar mijn streven uiteindelijk op gericht is en dit einddoel is het geluk. Het geluk is het hoogste goed. Het nadenken over geluk is van alle tijden. De laatste tijd verschijnen er veel boeken over dit thema. Het lijkt me goed eerst kennis te nemen van een aantal moderne opvattingen om dan vervolgens de visie van Aristoteles er naast te leggen.
Csikszentmihalyi en Flow De Hongaarsamerikanisme psycholoog Mihaly Csikszentmihalyi (spreek uit: Tsjik-sent-mie-ah-haai) heeft een aantal jaren geleden het begrip flow geïntroduceerd.2 Flow is het Engelse woord voor stroom en volgens Csikszentmihalyi gebruiken veel mensen dit woord als een metafoor wanneer
PrePress - 05-2088 - Over het voortreffelijke - Proefhoofdstuk
Pagina 11
12
Over het voortreffelijke
ze een beschrijving geven van de meest waardevolle momenten in hun leven. Het is de uitdrukking van een ervaring dat iets ‘als vanzelf’ ging. Mensen kunnen deze flow-ervaring in allerlei situaties hebben. Van een goed gesprek met vrienden tot een ingewikkelde maaltijd bereiden, van het beklimmen van een berg tot het ontwikkelen van foto’s in een donkere kamer, van het uitvoeren van een chirurgische ingreep tot het voorlezen aan je kind. Samen met een heel team van medewerkers heeft Csikszentmihalyi jarenlang onderzoek gedaan naar deze ervaringen met behulp van de door hem ontwikkelde Experience Sampling Method (ESM). De deelnemers aan het onderzoek kregen een piepertje of een programmeerbaar horloge. Op het moment dat een signaal klonk, moesten ze twee bladzijden volschrijven over waar ze zich bevonden, wat ze deden en wat ze daarover dachten. Tot slot moest er een cijfer worden gegeven aan de gemoedstoestand op dat moment. De deelnemers moesten aangeven hoe gelukkig ze waren en hoe groot de concentratie en motivatie waren. In totaal beschikte Csikszentmihalyi in 1997 over zeventigduizend bladzijden aantekeningen van 2300 deelnemers aan het onderzoek. Doel van dit onderzoek was om de kwaliteit van het leven te verbeteren. Het past wat dat betreft uitstekend in de Amerikaanse traditie van werken aan persoonlijke groei en optimaliseren van positieve ervaringen. En wat waren nu de belangrijkste resultaten van dit onderzoek? In de eerste plaats kon op basis van de aantekeningen geconcludeerd worden dat passieve vrijetijdsbesteding, zoals rusten, luieren en tv-kijken, geen enkele flow geeft. Eten wordt als aangenaam ervaren, geeft op het moment zelf veel geluk, maar dat is maar van korte duur. Wie de hele dag door eet, beleeft uiteindelijk weinig plezier aan het voedsel. De flow die eten geeft, is dus gering. Huishoudelijke taken scoren zowel op het punt van geluk als flow heel laag. Opmerkelijk is de conclusie dat werk en studie negatief scoren wat betreft de mate van geluk, maar positief wat de mate van flow betreft. Uit het onderzoek kwam ook naar voren dat het ervaren van flow altijd samengaat met concentratie. Een toestand van flow kan verkregen worden door duidelijke, heldere doelen te stellen: musiceren bijvoorbeeld of een berg beklimmen. Deze activiteiten zijn daarom juist flowbevorderend omdat ze onmiddellijke feedback verschaffen. Heel gunstig zijn ook situaties waarin mensen voor een grote uitdaging staan waarvoor alle vermogens en vaardigheden geactiveerd moeten worden. De kans is groot dat op die momenten ‘het bewustzijn gevuld wordt met ervaringen die met elkaar in harmonie zijn’. Op die momenten wordt men volledig opgeslokt door een activiteit. Men denkt dan niet van ‘o, wat ben ik nu gelukkig.’ Het geluksgevoel komt pas naderhand als men terugkijkt op de activiteit. Interessant is dat mensen in het weekeind vaker lichamelijke klachten als hoofdpijn of rugpijn hebben dan door de week. Csikszentmihalyi is er van overtuigd dat ‘de mens niet geschapen is voor ledigheid.’ Als de geestelijke energie waarover een mens beschikt niet op een duidelijke taak wordt gericht, neemt de kans toe dat er iets met het lichaam misgaat. Vakantie en vrije tijd blijken perioden te zijn waarin mensen vaker in psychische problemen raken.
PrePress - 05-2088 - Over het voortreffelijke - Proefhoofdstuk
Pagina 12
Eerste lezing. Over het Geluk
13
Martin Seligman, Authentic Happiness Martin Seligman is een Amerikaans psycholoog die er in de loop van zijn carrière achterkwam dat de psychologie zoals die aan de universiteiten bedreven werd, zich vooral concentreerde op tekorten en het repareren van schade. In plaats van te werken binnen het ziektemodel en zich op therapie te richten, ging Seligman zich richten op preventie en raakte geïnteresseerd in de positieve psychologie, een nieuwe beweging die zich richtte op de bestudering van het fenomeen geluk en waar men zich afwendde van het wroeten in het verleden zoals dat door de aanhangers van Freud werd gedaan.3 Een belangrijke pijler van de positieve psychologie is de bestudering van positieve eigenschappen en dan vooral van competenties en deugden. Deugden zijn positieve karaktereigenschappen en competenties de manieren waarlangs die deugden bereikt kunnen worden. Door de competentie doorzettingsvermogen te oefenen, wordt de deugd moed versterkt en door de competentie nieuwsgierigheid de deugd wijsheid en kennis. Seligman heeft veel waardering voor het onderzoek van Csikszentmihalyi. Ook Seligman is van mening dat er geen gemakkelijke wegen naar het geluk zijn. Hij geeft als voorbeeld het dagelijkse ontbijt waarvoor nauwelijks inspanning nodig is. Hij vraagt zich af wat er zou gebeuren als zijn hele leven uit dergelijke makkelijke genoegens zou bestaan, als hij nooit een beroep op zijn competenties hoefde te doen en nooit een uitdaging hoefde aan te gaan. Wie nooit een beroep hoeft te doen op de eigen competenties, loopt volgens Seligman het risico depressief te worden. Zijn vuistregel is: streef naar meer voldoening en beperk het najagen van genoegens. Genoegens zijn gemakkelijk te verkrijgen, voldoening krijg je niet zomaar maar moet bevochten worden. Voldoening is het resultaat van de uitoefening van de persoonlijke competenties. Seligman en Csikszentmihalyi zitten op dezelfde lijn. Seligman komt echter uit de Amerikaanse en Csikszentmihalyi uit de Europese traditie. De Europese traditie is meer beschrijvend, de Amerikaanse is meer praktisch gericht. Boeken ter ‘zelfverbetering’ zijn kenmerkend voor de Amerikaanse traditie. De titel van het boek met allerlei adviezen om voldoening in het leven te vinden, luidt Authentic Happiness en verscheen in het Nederlands onder de titel Gelukkig zijn kun je leren. Met dit boek wil Seligman de lezer behulpzaam zijn bij het ontdekken van zijn karakteristieke competenties, positieve eigenschappen die bij iemands karakter horen. Volgens Seligman is ‘karakter’ niet een begrip dat in het rariteitenkabinet van de psychologie thuishoort, maar juist de kern ervan uitmaakt. Het heeft volgens hem niet veel zin om veel energie te steken in het corrigeren van zwakke punten: ‘ik meen dat het meest succesvolle leven en de diepste emotionele voldoening voortkomen uit het versterken en gebruiken van uw karakteristieke competenties.’ 4 Seligman onderscheidt een zestal universele deugden, dat wil zeggen deugden die in elke cultuur als waardevol worden beschouwd te weten wijsheid en kennis, moed, liefde en menselijkheid, rechtvaardigheid,
PrePress - 05-2088 - Over het voortreffelijke - Proefhoofdstuk
Pagina 13
14
Over het voortreffelijke
gematigdheid en tenslotte spiritualiteit en transcendentie. Deze zes deugden omvatten samen het begrip van een goed karakter. Die deugden nu kunnen langs verschillende wegen bereikt worden. Zo kan de deugd van gematigdheid getoond worden met bescheidenheid en nederigheid, zelfdiscipline of voorzichtigheid en behoedzaamheid. Die routes naar een deugd noemt Seligman competenties en in tegenstelling tot de deugden kunnen die competenties gemeten en verworven worden. Door de Authentic Happiness Signature Strenghts Survey in te vullen kan men zicht krijgen op de eigen competenties. Deze test staat op internet en neemt volgens de schrijver ongeveer 25 minuten in beslag.5 Na invulling ervan volgt onmiddellijk feedback over de competenties en worden de resultaten vergeleken met mensen van hetzelfde geslacht, ras, leeftijd, opleiding en beroep. In het laatste deel van zijn boek geeft Seligman tal van adviezen om op het gebied van werk, liefde en kinderen opvoeden aan de eigen competenties vorm te geven en ze te verwerven. Het boek is op montere toon geschreven en munt uit door praktische inzichten. Wie echt gelukkig wil zijn moet zich niet blindstaren op meer gaan verdienen, gezond blijven of een zo goed mogelijke opleiding krijgen. Ook een verhuizing naar een zonniger klimaat heeft, zo heeft onderzoek aangetoond, op de mate van geluk en tevredenheid nauwelijks invloed.
Flow, positieve psychologie en Aristoteles De opvattingen van een tweetal moderne Amerikaanse psychologen over geluk, zoals die in de vorige paragraaf werden uiteengezet, zijn niet nieuw. Aristoteles heeft namelijk als eerste de begrippen deugd, karakter en geluk met elkaar in verband gebracht. Het ideaal van Csikszentmihalyi is de autotelische persoonlijkheid. Een autotelische persoonlijkheid doet van alles omwille van de activiteit zelf, niet om in de toekomst een of ander extern doel te bereiken. Een autotelische mens heeft weinig behoefte aan materiële bezittingen, vermaak, luxe, macht of roem, omdat hij zoveel bevrediging haalt uit zijn bezigheden.6 Dit ideaal is ontleend aan de Ethica van Aristoteles en hetzelfde geldt voor de opvatting dat geluk een activiteit is en niet een gevoel. Seligman heeft eveneens veel affiniteit met de opvattingen van Aristoteles. Zijn boek gaat over deugd, karakter, geluk en het goede leven. Hij zegt uitdrukkelijk dat hij geluk in dezelfde zin gebruikt als Aristoteles. Geluk staat gelijk aan voldoening en vormt een integraal onderdeel van goed handelen. Deze voldoening, zo zegt hij, kan alleen gevoeld worden door handelingen die in overeenstemming zijn met een nobel doel. Uiteindelijk is het hem te doen om ‘het goede leven’, ook al een begrip dat hij aan Aristoteles ontleent. ‘Het goede leven’ betekent voor hem zoveel als ‘de karakteristieke competenties elke dag op de belangrijkste domeinen van uw leven toepassen om een overvloed aan voldoening en authentiek geluk te verkrijgen.’7 Verderop zullen we nagaan of dit Aristoteles ook voor ogen stond.
PrePress - 05-2088 - Over het voortreffelijke - Proefhoofdstuk
Pagina 14
Eerste lezing. Over het Geluk
15
De Ethica van Aristoteles weet mensen dus nog steeds te boeien en te inspireren. We moeten ons echter er wel van bewust zijn dat de Ethica een volslagen ander boek is dan de hierboven besproken boeken van Csikszentmihalyi en Seligman, waar het simpelweg gaat om de vraag hoe mensen meer voldoening in hun leven kunnen krijgen. Soms krijg je als argeloze lezer de indruk dat mensen die voldoening in het leven hebben automatisch ‘goed’ leven. Seligman maakt weliswaar gewag van ‘een nobel doel’ maar wat dat wel mag zijn, daar doet hij het zwijgen toe. Hetzelfde geldt voor Csikszentmihalyi. Flow is ‘goed’. Een spelletje doen met je kinderen, een berg beklimmen, musiceren zijn activiteiten die algemeen geaccepteerd zijn. Maar hoe zit het dan met een bankroof of een moord? Een bankroof voorbereiden en uitvoeren, een moord beramen en op efficiënte wijze uitvoeren lijkt me een zeer gerichte taak die erg veel concentratie vergt en dus ongetwijfeld voor de nodige flow zal zorgen. De doelen die mensen nastreven en die flow veroorzaken kunnen dus zowel goed als slecht zijn. Het is daarom belangrijk om die doelen te kiezen die ‘goed’ of ‘nobel’ zijn. En wanneer is zo’n doel nu volgens Csikszentmihalyi ‘goed’? Een handeling is ‘goed’ als daarmee de entropie verminderd wordt. Wat hij daarmee bedoelt, komt er eenvoudig gezegd op neer dat goed handelen rekening houdt met de toekomst, het gemeenschappelijke goed en het emotionele welzijn van anderen. Door dit goede handelen wordt een toestand van entropie, die op één lijn gesteld mag worden met het kwaad, overwonnen.8 Na deze moderne Amerikaanse visies op geluk wordt het tijd dat we ons op de Ethica gaan richten.
Het hoogste goed De eerste zin van de Ethica luidt: ‘Elke vaardigheid en elke wetenschap – evenals elke handeling en elke keuze – is, zo neemt men algemeen aan, gericht op iets goeds.’9 Anders gezegd: al het menselijk handelen wordt verricht omwille van iets wat de handelende persoon als waardevol of nuttig beschouwt. Dat waardevolle, dat nuttige, dat goed is een doel. Meestal is het zo dat iets waarnaar we streven een middel is om een verder gelegen doel te bereiken. Een boek wordt bestudeerd om een tentamen te halen, dat tentamen is een stap in de richting van het eindexamen. Het eindexamen is niet een doel op zichzelf maar een middel om werk te kunnen krijgen. Voor dat werk krijg je betaald, eventueel geeft het maatschappelijk aanzien en hopelijk geeft het voldoening. Geld is niet een doel op zichzelf, voldoening is dat wél. Het geld geeft weer allerlei mogelijkheden om gewenste doelen te verwerkelijken. Een auto kopen bijvoorbeeld, of een huis, of vakanties naar subtropische oorden. Is het hebben van een auto of een huis een doel op zichzelf of niet? Voor wie met zijn hele ziel en zaligheid elk weekend aan zijn vijfentwintig jaar oude Volkswagen zit te knutselen is die auto een doel op zichzelf. Voor wie een auto heeft om van A naar B te komen, vormt autorijden een middel om een doel te bereiken. Dat mensen naar allerlei doelen streven, valt moeilijk te weerleggen. De
PrePress - 05-2088 - Over het voortreffelijke - Proefhoofdstuk
Pagina 15
16
Over het voortreffelijke
tweede zin: ‘Daarom heeft men terecht het goede gedefinieerd als datgene waarop alles afgestemd is’, is wat minder voor de hand liggend. Het goede moet gelezen worden als het hoogste goed. Om aan te geven dat het in dit geval om een abstract, hoogst filosofisch begrip gaat, zou het ook met een hoofdletter geschreven kunnen woorden: Het Goede. Aannemen dat er zoiets als het hoogste goed bestaat, is niet een kwestie van geloven maar kan door een redenering aannemelijk worden gemaakt. De doelen waar mensen naar streven, kunnen namelijk in een bepaalde rangorde worden geplaatst. Mensen doen iets om daarmee iets anders te bereiken. Die reeks kan, vindt Aristoteles, niet tot in het oneindige doorgaan. Dan zou ons verlangen namelijk ‘leeg en zinloos’ worden. We moeten aannemen dat er een soort einddoel is waarvoor alle andere doelen als middel dienen. Dit einddoel willen we bereiken ‘om zichzelf’. Het is belangrijk om dit einddoel te leren kennen zodat we doelgericht kunnen leven. Evenals het ook voor een boogschutter belangrijk is een doel voor ogen te hebben. Een voetbalwedstrijd zonder doelen zou eveneens een merkwaardig schouwspel opleveren. Over dit einddoel van het menselijk leven gaat de Ethica. Wie dit doel ‘voor ogen’ heeft, is in staat om goed te leven. En wat is dan wel dat doel? ‘Gelukkig zijn’ en ‘een goed leven hebben’ zijn synoniemen. Alle streven is uiteindelijk gericht op het bereiken van geluk (Gr: eudaimonia).
Drie vormen van geluk Nou, daar hoef je toch niet ingewikkeld voor te doen, zou iemands eerste teleurgestelde reactie kunnen zijn. Iedereen wil toch gelukkig zijn in het leven? Het probleem is echter, en dat is de volgende stap in Aristoteles’ betoog, dat er nogal verschillende opvattingen over geluk bestaan. Zo is daar de opvatting dat een gelukkig leven samenvalt met genieten. De grote meerderheid geeft volgens Aristoteles deze betekenis aan het begrip geluk. Wie louter en alleen leeft voor het genot, leeft als een slaaf. Zulke mensen verkiezen het leven dat beesten leiden. Men leeft van vakantie naar vakantie en steeds ligt de verveling op de loer. Vervolgens zijn er mensen, vaak goed ontwikkeld en sociaal actief, die geluk op één lijn stellen met aanzien. Ze zijn ambitieus en willen carrière maken. Aanzien kan echter onmogelijk het hoogste geluk zijn. Waarom eigenlijk niet? Wel, iemand van aanzien is afhankelijk van degenen die achting voor hem hebben. Het goede of het geluk is nu echter iets dat in de persoon zelf aanwezig is en niet gemakkelijk kan worden afgenomen. Is rijkdom dan het goede? Nee, natuurlijk niet. Geld is immers een middel tot iets anders. Aristoteles kijkt ook met een zekere minachting neer op mensen als handelaren en ambachtslieden die hun hele leven noodgedwongen geld moeten zien te verdienen om het hoofd boven water te houden. Deze mensen houden geen tijd over om écht belangrijke dingen te doen. En het komt voor dat steenrijke mensen heel ongelukkig zijn, omdat ze in het gezelschap verkeren van mensen die nóg rijker zijn en ze binnen die kringen van superrijken geen aanzien genieten. Zoals we ver-
PrePress - 05-2088 - Over het voortreffelijke - Proefhoofdstuk
Pagina 16
Eerste lezing. Over het Geluk
17
derop zullen zien, vindt Aristoteles het belangrijker om na te denken over de vraag hoe de vergaarde rijkdom op een passende manier besteed kan worden dan de vraag hoe het verkregen wordt. Er resteert nog één levensvorm en dat is het leven dat gewijd is aan studie. In het laatste boek van de Ethica zal Aristoteles uitgebreid op deze levensvorm ingaan. Noch in het genieten, noch in aanzien, noch in rijkdom moet het goede dus gezocht worden. Wat is dan het goede, wat is dan het geluk? Het geluk streven we na omwille van zichzelf. We streven naar genot om gelukkig te zijn, maar we kiezen niet voor het geluk om te genieten of omwille van de rijkdom. Wie het geluk bezit, heeft niets anders meer nodig. Denk bijvoorbeeld aan de beroemde astronoom Stephen Hawkins. Deze man is zwaar gehandicapt maar door een geweldige inspanning van zijn omgeving en zichzelf heeft hij een grote wetenschappelijke reputatie weten te verwerven. Hawkins zou natuurlijk ook liever net als de meeste van zijn collega’s op een fysiek normale wijze willen functioneren. Het schrijven van zijn boek ‘Het Heelal’ moet hem ongetwijfeld veel voldoening hebben gegeven. Op die momenten dat hij bepaalde inzichten duidelijk onder woorden wist te brengen moet hij gelukkig zijn geweest en op die momenten, juist omdat hij gelukkig was, leed hij niet onder het besef niet te kunnen lopen. De gelukkige mens, zegt Aristoteles, is autarkisch, dat wil zeggen: wie het geluk bezit, heeft niets anders meer nodig.
De taak van een mens en het geluk Het hoogste goed staat gelijk aan het geluk. Maar wat is nu het hoogste goed? Volgens Aristoteles kan die vraag beantwoord worden als we duidelijkheid hebben gekregen over de eigen taak van de mens. Wat is de taak van een mens? Is dat niet een wat merkwaardige vraag? Vragen naar de taak van een praktijkassistente in een huisartsenpraktijk is een zinnige vraag, evenals de vraag naar de taak van een burgemeester in het gemeentebestuur. Voor taak kunnen we ook functie lezen. Niet alleen praktijkassistentes en burgemeesters hebben een bepaalde functie; we kunnen ook vragen naar de functie die de lever of de nieren in het geheel van het levend organisme hebben. Taken en functies zijn onlosmakelijk verbonden met doelen. In een voetbalteam krijgen de spelers taken toebedeeld om het elftal als geheel goed te laten functioneren. Een trainer zal van zijn spelers vragen dat ze zich aan die opgedragen taak zullen houden. Al met al zal deze manier van spreken over taken of functies voor iedereen duidelijk zijn. Wat kan er nu over de taak van een mens in zijn algemeenheid worden gezegd? Bij de beantwoording van die vraag neemt Aristoteles zijn vertrekpunt in de natuur. Elk levend wezen heeft een natuurlijk doel, dat vanzelf bereikt wordt door zich ongehinderd te ontwikkelen. Deze ontwikkeling vindt plaats door het uitoefenen van zijn kenmerkende functie of taak. Het doel van een zonnebloempitje is een zonnebloem te worden. Volgens
PrePress - 05-2088 - Over het voortreffelijke - Proefhoofdstuk
Pagina 17
18
Over het voortreffelijke
Aristoteles ligt dat uiteindelijke doel al besloten in het pitje. Zich te ontwikkelen tot een grote volgroeide zonnebloem is de taak van het zonnebloempitje. De wortel, de stengel en de bladeren hebben stuk voor stuk een functie om het geheel, de bloeiende zonnebloem, tot stand te brengen. Het bereiken van dit doel staat gelijk aan het goede. De hele natuur werkt doelgericht. De natuur wordt door Aristoteles goddelijk genoemd voor zover zij de doelen bevat waardoor al die ontelbare processen beheerst worden. De ziel is de stuwende kracht die datgene wat in aanleg aanwezig is tot volle wasdom brengt. De ziel van de zonnebloem maakt gebruik van allerlei materiële bouwstenen om het uiteindelijke doel te bereiken. Op deze manier kan er dus gesproken worden van de natuur van een zonnebloem, een egel, een nijlpaard of een koe. Kunnen we nu al iets meer zeggen over de typische taak van de mens? Ik geef nu graag het woord aan Aristoteles zelf: ‘Wat kan die taak dan wel zijn? Het leven blijkbaar niet, want dat komt zelfs aan planten toe, terwijl we nu juist op zoek zijn naar wat specifiek is voor de mens. Wij moeten de vitale functies van voeding en groei dus uitsluiten. Daarop volgt een niveau van leven dat gekenmerkt wordt door zintuiglijke waarneming. Ook dat lijkt de mens gemeen te hebben met een paard, een rund en alle andere dieren. Wat dus overblijft is een leven dat men actief kan noemen, het leven van het rationele deel van de ziel. In het rationele deel van de ziel kan men een onderscheid maken tussen het element dat aan de rede gehoorzaamt en het element dat de rede bezit en de denkfunctie beoefent. En omdat ook dit leven op twee manieren verstaan kan worden, moeten we het hier in de zin van activiteit nemen. Dit geldt als de meest toepasselijke betekenis.’ De mens heeft een taak volgens Aristoteles. Deze taak wordt niet zoals in het Christendom gekoppeld aan de wil van God, maar is af te leiden uit de menselijke natuur. Met zijn visie op de mens is Aristoteles dan ook mijlenver verwijderd van het calvinistisch christendom waarin de taak van de mens is zijn leven aan de glorie van God ondergeschikt te maken. Planten komen tot ontplooiing door zich te voeden. Dieren komen tot hun ontplooiing door gebruik te maken van hun zintuigen. Mensen voeden zich ook en hebben zintuigen. Ze hebben dus het nodige gemeen met dieren. Maar eten en horen, zien en ruiken vormt niet de specifieke functie van mens. Mensen zijn als enige wezens in staat om te denken. En daarin moet dan meteen de taak gezien worden die de natuur aan de mens heeft toebedeeld. Het hoogste goed ligt dus in het denken. En zo kan dan uiteindelijk de definitie van het geluk (eudaimonia) worden gegeven. Geluk is hetzelfde als dat wat ‘goed’ is voor de mens en dit goede bestaat in het door de rede bepaalde voortreffelijke handelen.10 Een mens beschikt over verstand en rede, maar het bezitten ervan maakt een mens nog niet automatisch tot een goed mens. Zo is ook iemand die kranten rondbrengt nog niet meteen een goede krantenbezorger. Wanneer kun je nu zeggen dat iemand als krantenbezorger ‘deugt’? Hij ‘deugt’ als je er als abonnee op kunt rekenen dat de krant op tijd in de bus ligt, waaruit blijkt dat hij zijn taak serieus neemt en het mooist is als hij
PrePress - 05-2088 - Over het voortreffelijke - Proefhoofdstuk
Pagina 18
Eerste lezing. Over het Geluk
19
zijn taak ook nog met plezier doet. Zo kan iemand ook op vergelijkbare wijze ‘deugen’ als directeur van een scholengemeenschap, als verzekeringsagent of wielrenner. Wanneer ‘deug’ je nu als mens? Je ‘deugt’ als je datgene wat je tot mens maakt op een voortreffelijke wijze doet. Wat dat precies inhoudt, zal in de volgende lezingen verder worden uitgewerkt. In ieder geval kan gesteld worden dat geluk gelijkstaat aan het geslaagde of succesvolle leven, een leven dat bepaald wordt door de rede, wat onder andere inhoudt dat een succesvol mens zijn emoties weet te beheersen. We zullen zien dat dit uiteindelijke doel op twee niveaus bereikt kan worden. Op het eerste niveau kan van een geslaagd leven gesproken worden als men zich tot een actief en betrokken burger ontwikkelt. In de vierde, vijfde en zesde lezing zal het hierover gaan. In de tiende lezing zal het gaan over het bereiken van het tweede niveau. Het geslaagde leven staat op dit niveau gelijk aan het volmaakte geluk, wat inhoudt dat men zich helemaal op het beschouwen van de waarheid richt.
Geluk en uitwendige goederen Het aantal ‘goederen’ kan volgens Aristoteles in drie soorten worden verdeeld: uitwendige goederen, goederen van de ziel en goederen van het lichaam. In plaats van ‘goederen’ hebben we het tegenwoordig over goede of waardevolle zaken. Het geluk kan niet zonder uitwendige goederen. Aristoteles denkt dan in de eerste plaats aan vrienden, rijkdom en politieke invloed. Waarom rijkdom voor de vrije burger van Athene zo belangrijk was, zal in de derde lezing worden toegelicht bij de bespreking van de deugden vrijgevigheid en royaliteit. Politieke invloed is eveneens belangrijk. Binnen de huidige verhoudingen kunnen we dan denken aan de waarde die invloedrijke relaties kunnen hebben. Mensen bouwen, zoals dat tegenwoordig heet, aan ‘netwerken’ in de hoop dat er onder die relaties zich iemand bevindt die op een gegeven moment als ‘kruiwagen’ kan dienen. Tot de ‘inwendige goederen’ moeten deugden als bijvoorbeeld dapperheid, vrijgevigheid en vriendelijkheid worden gerekend. Aan de basis van deze deugden of voortreffelijkheden ligt een goed karakter. Een goed karakter maakt een gelukkig leven mogelijk. In plaats van inwendige goederen is het tegenwoordig gebruikelijk om in navolging van de organisatiepsycholoog David Ofman van kernkwaliteiten te spreken. Voorbeelden van die kernkwaliteiten zijn behulpzaamheid, empathie, flexibiliteit en zelfstandigheid. Verderop zullen we zien dat Ofman in de uitwerking van zijn kernkwaliteiten een duidelijke verwantschap met het denken van Aristoteles vertoont. Naast de ‘goederen of kwaliteiten van de ziel’ zijn er ook nog andere goede dingen, die niet onbelangrijk zijn. Iemand kan nog zozeer vrijgevig zijn, zonder geld en zonder mensen aan wie hij die vrijgevigheid kan tonen komt deze voortreffelijkheid niet tot uiting. Die andere goede dingen kunnen of onder de ‘uitwendige goederen’ worden gerangschikt of onder de ‘goederen van het lichaam’.
PrePress - 05-2088 - Over het voortreffelijke - Proefhoofdstuk
Pagina 19
20
Over het voortreffelijke
En wat zijn verder zoal belangrijke goederen? Een goede afkomst, gelukkig ouderschap en een goed uiterlijk. ‘Wie er weerzinwekkend uitziet, van lage afkomst is, een solitair leven leidt of geen kinderen heeft, kan toch moeilijk gelukkig zijn; en allicht is dat nog minder het geval als men door en door slechte kinderen of vrienden heeft, of als men de goede die men had heeft verloren.’11 Of mensen die op zichzelf wonen of echtparen die geen kinderen hebben niet gelukkig kunnen zijn, wil ik in het midden laten. Waar het hier om gaat, is dat er allemaal zaken zijn waar je niks over te zeggen hebt maar die wel degelijk van invloed zijn op het geluk. Iemand kan nog zo’n goed karakter hebben, als het geluk – in de betekenis van het lot – niet een handje helpt zal dat het streven naar het einddoel er niet gemakkelijker op maken.
De wisselvalligheden van het lot Geluk is een door de rede bepaald voortreffelijk handelen, zo hebben we in de vorige paragraaf kunnen lezen. Dit handelen nu kan door het lot – ernstige ongelukken, verlies van mensen die je na zijn, problemen met kinderen – danig gedwarsboomd worden. Het geluk kan niet zonder het soort voorspoed dat de uitwendige goederen verschaffen, wat dan ook de reden zal zijn dat veel mensen bij het woord geluk meestal aan dit soort voorspoed denken: een goed voorkomen, een interessante vriendenkring en geen geldzorgen. Maar als we in de lijn van Aristoteles denken, dan zitten die mensen er helemaal naast. Uiteindelijk is het karakter het voornaamste goed. Een gelukkig mens zal namelijk ‘de wisselvalligheden van het lot dragen op een manier die hem siert.’12 Al die uitwendige goederen, daar heb je als mens uiteindelijk weinig over te zeggen. Het is immers bij toeval dat we over de gewenste hoeveelheid uitwendige goederen beschikken. Het heeft alles met een mentale instelling te maken hoe men op de ‘wisselvalligheden van het lot’ reageert. De een weet zijn waardigheid te bewaren, de ander niet. ‘Toch straalt ook in deze omstandigheden het edele door, wanneer een mens allerlei zware tegenslagen draagt, niet uit gevoelloosheid, maar doordat hij edelmoedig en fier is.’13 Een waarlijk goed en verstandig mens draagt alle wisselvalligheden van het lot zoals het behoort en gebruikt de gegeven omstandigheden altijd om te doen wat het edele is – net zoals een schoenmaker de mooiste schoenen vervaardigt uit het leer waarover hij beschikt. Als dat zo is zal een gelukkig mens nooit diep ongelukkig worden.’14 De verwende schoenmaker klaagt als hij niet over de beste leersoorten kan beschikken, de verstandige daarentegen neemt genoegen met het materiaal dat hij heeft. Een aardige illustratie van deze houding levert ook de Argentijnse schrijver Hector Bianciotti, die in zijn autobiografie schreef dat hij het niet betreurd heeft dat hij zoveel hindernissen heeft moeten nemen. Want ‘als je een beetje schrijftalent hebt, zijn al je tegenslagen, al je ongeluk beter te verdragen. Je weet immers dat je het gaat gebruiken. Je leeft je leven om erover te kunnen schrijven’.15
PrePress - 05-2088 - Over het voortreffelijke - Proefhoofdstuk
Pagina 20
Eerste lezing. Over het Geluk
21
Het ware geluk moet bevochten worden In het eerste boek van de Ethica ging het om de vraag naar het goede. Het goede is doel van het handelen. Wie dit weet te bereiken heeft volkomenheid bereikt. Het goede moet gezocht worden in de specifieke taak die de mens van nature heeft gekregen. Omdat de mens zich van alle andere levensvormen onderscheidt door zijn vermogen om te spreken en te denken – de redelijkheid – is dat de activiteit waarin zijn taak gezocht moet worden. Geluk kan vervolgens gedefinieerd worden als de activiteit die overeenkomt met de beste en meest volkomen deugd. Het komt erop aan hoe men zijn leven inricht. Zoals er een verschil is tussen het spel van een gemiddeld violist en een goed violist, is er ook een verschil in de manier waarop mensen van hun vermogen om te denken en te spreken gebruikmaken. Het verschil ligt in de kwaliteit. De deugd is nu een uitdrukking van die kwaliteit. Aan het begin van deze lezing werden een drietal uitspraken over geluk geciteerd. Van Rousseau was de uitspraak dat geluk gelijk staat met een goede bankrekening en een goede kok. Bankrekeningen en koks horen bij de uitwendige goederen, zoals we hebben kunnen lezen, en vormen niet het wezenlijke van het geluk. Het Griekse spreekwoord gaf als welgemeend advies om maar thuis te blijven als men gelukkig wil zijn. Ook deze uitspraak komt niet overeen met wat Aristoteles onder geluk verstaat. Geluk kan alleen verwerkelijkt worden als men het huis verlaat. Hoe kan ik immers aan mijn dapperheid of vrijgevigheid uiting geven als ik de deur niet uitkom? Het tijdschrift Fliegende Blätter komt nog het dichtst in de buurt. ‘Het ware geluk moet men zien te verwerven, het mag niet louter een zaak van geluk zijn’. Aristoteles moet in de meeste citatenbundels met een bescheiden plaats genoegen nemen. Dit heeft vooral te maken met zijn stijl van schrijven. Hij leverde doorwrochte betogen en schreef niet om te amuseren. Toch zou een uitspraak als ‘Een gelukkig mens zal nooit diep ongelukkig worden’16 uit het eerste boek van de Ethica niet in een citatenomnibus misstaan.
PrePress - 05-2088 - Over het voortreffelijke - Proefhoofdstuk
Pagina 21