een goede vriend en collega een klucht in drie bedrijven door: Ton Elstgeest
bezetting:
3 vrouwen en 4 mannen / 4 vrouwen en 3 mannen.
rolverdeling: Theo Kuijer:
vlinderverzamelaar, goedzak die het zwaar te verduren krijgt.
Zijn vrouw:
een vrouw met chronische migraine. (alleen stem)
Joris:
zijn collega, vrijgezel.
Wilma Haarsma:
veel jongere vrouw van de directeur van bovengenoemde twee.
Laurens Haarsma: directeur. Trudy Flipsen:
vrouw van een collega.
chauffeu(r)(se):
in dienst van de directeur.
1
een goede vriend en collega …Ik weet het niet. Ik zeg ook maar wat. Ik maak de gekste dingen mee het laatste kwartier. Eerst Trudy, die een verhouding met Joris begonnen schijnt te zijn. Dan je man die daar op een of andere manier ook bij betrokken is. En nu jij weer met die Flipsen. Als dat geen orgie is dan weet ik het niet meer… eerste bedrijf proloog Het doek is nog gesloten. Via de geluidsinstallatie zijn de stemmen van Theo Kuijer en zijn vrouw te horen. Hun stemmen klinken verveeld en zeurderig als een echtpaar dat al lang op elkaar is uitgekeken en het praten met elkaar nog slechts als een vervelende verplichting ziet. sorry schat, ik ga niet mee THEO: VROUW: THEO: VROUW: THEO: VROUW: THEO: VROUW: THEO: VROUW: THEO: VROUW: THEO: VROUW: THEO: VROUW: THEO:
Schat, schahat, schatje. (Slaperig.) Heuh? Schiet je op, het feest begint al over een half uurtje hoor. Sorry schat, ik ga niet mee. Hè schat, je had het beloofd. Ik heb zo’n hoofdpijn. Alweer die akelige hoofdpijn? Het spijt me, het gaat echt niet. Wat is dat toch altijd vervelend. Waarom doe je die nare beesten dan niet eens het huis uit? Het zijn geen nare beesten, schat, dat heb ik je nu al zo vaak gezegd. Laten we het daar nou alsjeblieft niet meer over hebben. Zij veroorzaken die migraine. Dat is nooit bewezen, schat, dat weet je net zo goed als ik. Toch denk ik het. En ik denk van niet. In ieder geval ga ik niet mee. Goed schat. Neem nog maar een paar pijnstillers en neem een slaaptabletje, dan zakt het misschien vanzelf. Ik zal wel alleen naar dat feestje gaan, schat. Dag schat.
2
eerste bedrijf (Een grote huiskamer, modern ingericht met een kast in de achterwand en rechts de deur vanaf de hal. Links de toegang naar de keuken. In de achterwand rechts van het midden, naast de kast, zijn de tuindeuren. Links bij de keukendeur is de eettafel met wat stoelen daar omheen. Rechts is een zithoek met een bank, minimaal een fauteuil en een salontafel. Wat opvalt zijn de schilderijtjes van vlinders aan de kant. De bewoner, Theo, is een lepidopterist, een vlinderverzamelaar. Theo komt op, hij is dronken en wordt ondersteund door zijn collega, Joris. Ze zijn op een doordeweekse avond naar een personeelsfeestje geweest.) vlinders en hoofdpijn THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO:
JORIS: THEO:
JORIS: THEO:
JORIS: THEO: JORIS: THEO:
JORIS:
Kom op joh, laten we er nog eentje nemen. Is dat nou wel zo verstandig? Eén drankje nog. Kunnen we nog wat nakaarten. Misschien is het beter dat ik meteen ga. Joris, luister naar me: we nemen er nog eentje! Maar je vrouw... Mijn vrouw slaapt als een roos en snurkt als een cirkelzaag, daar komen wij heus niet bovenuit. Ik weet het niet. Luister nou naar me, het is wel goed. Oké, als jij denkt dat je vrouw... Mijn vrouw wilde niet mee vanavond, ze had een vreselijke hoofdpijn. Migraine. Komt door mijn vlinders, zegt ze. Daar is ze allergisch voor. Dat kan toch? Dat is nooit bewezen. Volgens mij doet ze het alleen maar om dwars te liggen. Ik, Theo Kuijer, lepidopterist, bezitter van de grootste verzameling vlinders van heel Nederland, heeft een vrouw die allergisch is voor die prachtige insecten. Wat een ongelukkig toeval. Dat mij dat nou moet overkomen. Die hoofdpijnen moeten toch ergens van komen. Niet van mijn vlinders, hoor je! Niet van mijn wondertjes der natuur. Het is een schande te beweren dat je van een dergelijke schoonheid hoofdpijn zou kunnen krijgen. Kijk nou eens in het rond. Zijn ze niet schitterend? Ja Theo, natuurlijk maar... Maar wat? Nou, ik kan me voorstellen dat je vrouw er op een of andere manier allergisch voor is. En hoeveel geld heb ik al niet uitgegeven aan die migraine van haar? Alle toverdokters hebben we inmiddels al gehad. De laatste was nog de duurste. Die wilde blijkbaar de pijn uit háár hoofd over laten vloeien in mijn portemonnee. Nou, pijn in m’n portemonnee heb ik er in ieder geval wél aan overgehouden. Theo!
3
THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO:
JORIS: THEO: JORIS: THEO:
Gelukkig is ze met een paar simpele pijnstillers en slaaptabletjes wel onder zeil te krijgen. Hebben wij nu mooi geen last van haar. Zo kan die wel weer, Theo. Joris, luister nou naar me. Zet me... zet me eventjes neer, wil je. (Laat hem op de bank vallen, waar de Theo als een zoutzak op blijft liggen.) Juist, zo is het beter. (Draait met z’n hoofd, hikt en kijkt scheel van de drank.) Stukken beter. Nu ga je naar de keuken en in het kastje links boven het aanrecht vind je een fles heerlijke rode wijn van twee euro achtendertig. Die is voor jou, geef mij maar een biertje uit de koelkast. Als je het niet erg vindt neem ik ook een pilsje. (Gaat naar de keuken.) Ga je gang, doe alsof je thuis bent. (Slaat met een ongecontroleerde beweging een staande asbak om.) (Steekt z’n hoofd om de deur.) Theo, denk er nou toch eens om. Je vrouw ligt te slapen. Sorry! ...sorry, sorry, sorry, sorry. (Tegen de asbak:) Wil jij wel eens op je plaats blijven staan, jij lelijk asverzamelend monster.
gestopt met roken JORIS: THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO:
JORIS: THEO: JORIS:
(Op. Terwijl hij het bier aanreikt.) Praat jij maar rustig verder tegen je meubilair, hoor. Dank je, Joris, dank je. Het is toch zo, wat moet dat apparaat hier nog. We zijn allebei al lang gestopt met roken. Al lang? (Neemt een flinke slok van z’n bier en praat verder met z’n ogen gesloten.) Mijn vrouw al tien jaar. Ruim tien jaar. En jij? Op de kop af twee dagen. (Fluit, als blijk van waardering.) Ja jongen, spot er maar mee. Morgen zijn het er alweer drie. Drie volle dagen? Zo lang heb ik het nog nooit volgehouden. Een echte prestatie. Afzien? Wat heet afzien, weet je dat het af en toe zwart voor m’n ogen wordt. Misschien verstandig om ze dan open te doen. (Opent z’n ogen.) Verrek man, je hebt gelijk. Nog meer waardevolle tips in de aanbieding? Minder drinken, of zo. Nu lul je uit je nekharen, Joris. Dat weet je zelf ook wel. (Neemt een flinke slok van z’n bier.) Dit is lekker, heel lekker. Je moet niet zo zwetsen; verschrikkelijk lekker. Lekker feestje ook trouwens, hè? Ik heb me wel vermaakt. Ik heb me wel vermaakt, ik heb me wel vermaakt; jongen, waar is de beleving? Het was een leuk feestje.
4
beloof me niet te lachen THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO:
JORIS: THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO:
JORIS: THEO:
JORIS: THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO:
JORIS: THEO:
(Op kinderachtige toon nabootsend:) Het was een leuk feesjuh. Man, het betrof toch geen kinderpartijtje, het was een berenfuif! Dan zie jij dat misschien anders dan ik. Kun je wel stellen, ja. Zeg, wat is er eigenlijk met jou? Ach niks. Ach niks. O niks! Fantastische collega verandert op een personeelsfeestje van een toffe kerel in een chagrijnige kwast en de oorzaak is niks. Helemaal niks! Nou ja... Ah, nu komt het. Het is niets wat jou aangaat. Waarom niet? Ik houd het liever voor mezelf, Theo. Hartelijk bedankt voor het door u in mij gestelde vertrouwen. Ach... Ben ik nou je beste collega of niet? Ja natuurlijk, maar... Ben ik daarbij ook nog je beste vriend, of niet? Oké... Ben ik altijd je steun en toeverlaat geweest of niet? Jawel, maar... Heb ik je al vaker uit de moeilijkheden geholpen of niet? Allemaal waar Theo, maar... Wat nou maar, wat nou maar, Joris. Kun je me dan nu ineens niet meer in vertrouwen nemen? (Maakt weer een ongecontroleerde beweging en morst wat van z’n bier.) Theo, je bent dronken! Is dat ooit een reden geweest om dingen voor elkaar te verzwijgen? Waren we bij ons vorige akkefietje niet ook allebei volslagen laveloos? Oké, oké, ik zal het je vertellen. Als je belooft me niet uit te zullen lachen. Heb ik jou ooit uitgelachen? Daar geef ik niet eens antwoord op. Nou ja, een enkel keertje dan, maar niet als het om serieuze zaken ging. Juist dán. Man, jij lacht me altijd uit als ik ergens mee zit. Deze keer niet, ik beloof het je, deze keer niet. Vooruit dan, het gaat om de directeur. Om Haarsma? Haarsma ja, of liever gezegd, zijn vrouw. Lekker ding, die vrouw van Haarsma. Verdomd lekker ding. Heb je dat gezien? (Maakt een suggestief gebaar dat haar vormen moet aangeven, maar dit lukt maar half.) Of ik het gezien heb. Ik heb de hele avond bijna niks anders gezien. Je snapt niet dat die Haarsma aan zo’n mooi wijfie is gekomen.
5
JORIS: THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO:
Ze hing verdomme de hele avond aan m’n lippen. Zij is hoogstens half zo oud als hij. Wat kan mij het schelen hoe oud ze is. Het zal z’n geld wel wezen, daar vallen alle vrouwen voor. Zodra je geld hebt is je kostje gekocht. Ik kwam maar niet van haar af. Maar dan nog. Zo lelijk die Haarsma, zo godsgruwelijk lelijk. Ik heb nog geprobeerd om bij jou aan te klampen, maar jij had meer oog voor de vrouw van Flipsen. Ook een lekker ding, dat moet je toegeven. En ik heb me laten vertellen dat het niet zo botert tussen Flipsen en z’n vrouw. Ondertussen, bleef ik opgescheept zitten met haar. Moet wel aan Flipsen liggen hoor: een echte schat die vrouw. En de ogen van Haarsma schoten vuur. Zo jaloers als die man was. Heerlijk gelachen met die meid. Een hele leuke avond gehad. Al ging ze wel een beetje vroeg weg. Maar zeg, wat was nou eigenlijk je probleem?
toch gelachen JORIS: THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO:
JORIS: THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO:
JORIS:
Ik ben bang dat ik zal worden ontslagen. Ontslagen, jij? Ja. Wanneer? Zodra ik me weer op de zaak durf te vertonen. Waarom in hemelsnaam? Heb je wel naar me geluisterd? Natuurlijk heb ik geluisterd. Ik heb een mooie avond gehad met de vrouw van Flipsen en jij met die van... (Nu dringt er iets tot hem door.) O! ... O, jij denkt dat... Jij denkt dat Haarsma... Die man was echt vreselijk jaloers. En daarom ben jij nu bang dat... En die vrouw was echt ontzettend opdringerig. (Begint zachtjes te grinniken.) Theo, je had het beloofd! (Lacht hem nu hardop uit.) Jij denkt dat je ontslagen zal worden omdat je hebt aangepapt met de vrouw van je baas. Ik heb niet met haar aangepapt. Zij papte met mij aan. (Zingt.) Pap, pap, pap, pap, pap, pap. (Lacht.) Dat is niet leuk, Theo, je had me beloofd niet te lachen. Oké, oké, oké, ik lach niet. (Laat vervolgens vanachter z’n hand een binnensmonds grinniken horen.) (Wil kwaad weglopen.) Je wordt bedankt, Theo. Ik ga naar huis. Ho, ho, neem me even niet kwalijk, Joris, ik geloof dat ik wat teveel op heb. Maar laten we er van nu af aan serieus over praten. Ik wil je niet met zo’n probleem op je schouders naar huis laten gaan. Dank je, maar het lijkt me toch beter dat ik nu ga.
6
THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO:
JORIS: THEO:
Je moet het zelf weten. Je mag ook nog een uurtje tegen me aan lullen. Nee, dank je. (Dan gaat de deurbel.) Als je toch gaat, doe dan meteen even de deur open, wil je. (Langduriger bel.) Er wil iemand dringend naar binnen. Wie kan dat nu zijn op dit uur? Voor mijn part de geheime minnaar van m’n vrouw. Doe nou even open, man. Het is over tweeën. Ja, ik mag dan dronken zijn. Ik heb heus wel een idee hoe laat het is. Wie belt er nou zo laat nog aan? (Bel.) Man, ze staan daar te vernikkelen voor die deur. Doe open en laat ze binnen. Goed Theo. En Joris. Ja Theo? Bedankt dat je me even wilde brengen. Je hebt gelijk, ik ben dronken. Ik had je niet uit moeten lachen. We praten er morgen wel over. Welterusten. Trusten Theo. (Gaat af.) Zzzooo, dan drinkt deze jongen z’n vlezje nog even leeg en dan gaat ‘ie ook slapen.
zij is het! JORIS: THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO:
JORIS: THEO: JORIS:
(Plotseling weer op, in paniek.) Je moet me helpen, Theo! (Bel.) Zeur nou niet, jongen, doe die deur nou even open. O nee, voor geen prijs. Voor geen goud doe ik de deur open. Maar waarom dan niet? Omdat zij het is. Zij? Wie, zij? De vrouw van Haarsma! Van Haarsma? Ja, van Haarsma! Wat moet die nu hier? Weet ik veel. Ze mag me hier onder geen beding zien. Waarom niet? Begrijp het dan kerel, ik wil niets meer met haar te maken hebben. Het is anders best een leuk ding hoor, die vrouw van Haarsma. O God... Sta daar nou niet zo te zenuwen, man. Jij hebt makkelijke praten. (Opnieuw langdurig de bel.) Iemand zal toch de deur open moeten doen, anders wordt mijn vrouw straks ook nog wakker. En dan heb je de poppen aan het dansen. Ga maar opendoen dan, maar laat haar niet binnen. Ik kan de vrouw van m’n baas toch niet aan de deur laten staan. Ach man, snap het dan.
7
THEO: JORIS: THEO: JORIS:
Goed, goed, verstop je maar ergens. Als ze dan toch binnen mocht komen, ziet ze je niet. Oké, maar probeer haar in eerste instantie aan de deur te houden. (Nogmaals bel.) Ik moet nu echt open gaan doen. (Af om de deur te openen.) (Verstopt zich in de kast.)
de vrouw van Haarsma WILMA: THEO: WILMA: THEO: WILMA: THEO: WILMA: THEO: WILMA: THEO:
WILMA: THEO: WILMA: THEO: WILMA: THEO: WILMA: THEO: WILMA: THEO: WILMA: THEO: WILMA: THEO: WILMA: THEO:
(Op met Theo.) Het spijt me meneer Kuijer, dat ik u zo laat nog stoor. Al goed, al goed. Ik moest u gewoon nog even spreken. Mooie tijd. Nou ja, ik zag nog licht branden dus ik dacht... Heeft je man je gestuurd? Mijn man? O jee, nee. Als die wist dat ik hier was dan deed hij me iets aan. Sorry? Laat maar, ik ben hier niet vanwege mijn man. Jij kunt me helpen. Ik zou niet weten hoe. Ik ken je helemaal niet. Ja, je bent de vrouw van mijn baas, maar verder weet ik niets. Zelfs je naam niet. Neem me niet kwalijk.Ik ben Wilma. (Steekt haar hand uit.) (Ziet de hand niet.) Ik ben Theo, Theo Kuijer. Ik had al van je gehoord. Zal ik maar meteen met de deur in huis vallen dan? Voorzover je dat nog niet gedaan hebt. Ga zitten. Dank je. (Gaat zitten en legt haar sigarettenpakje op de tafel.) Ah, een roker. Nog steeds ja, al wil ik er wel mee stoppen. Heel gezond hoor, stoppen met roken. Ben jij ook gestopt? Al geruime tijd. Ik taal er al niet meer naar. Wat goed. Nee hoor, al zou je me er nu een aanbieden, dan zou ik hem simpelweg weigeren. I’m a non smoker. Ik zal u niet in de verleiding brengen. Verleiding? Nee, alsjeblieft niet. Geen verleiding voor mij, hoor. Mijn vrouw ligt boven te slapen. Wat bedoel je. Niks hoor, geintje.
ik denk dat ik je maar al te goed begrijp WILMA: THEO: WILMA:
Theo, ik ben verliefd. O eh… Iets drinken? Goed om te horen dat je nog steeds verliefd bent. Hoe lang zijn jullie nu alweer getrouwd? Nee hoor, ik heb al genoeg op vanavond. Ik denk dat je me niet helemaal begrijpt.
8
THEO: WILMA: THEO: WILMA: THEO: WILMA: THEO: WILMA: THEO: WILMA: THEO: WILMA: THEO: WILMA: THEO:
WILMA: THEO: WILMA: THEO: WILMA: THEO: WILMA: THEO: WILMA: THEO: WILMA:
THEO: WILMA: THEO: WILMA: THEO: WILMA: THEO:
Vind je het erg als ik er wel een neem? Ik denk dat ik je maar al te goed begrijp. Natuurlijk niet, ga je gang. Denk je? Weet je zeker dat je niets wilt, er is genoeg hoor. Ik denk dat je wel verliefd bent, maar niet op je eigen man. Nee echt niet, dank je. Hoe weet je dat? (In zichzelf.) Wie wordt er nou verliefd op zo’n man. Wat zeg je? O niets. Ik bedoel, ik had al zo’n een voorgevoel dat er iets was. O ja? En wat zegt dat voorgevoel nog meer? Ik had het wel door hoor, vanavond, hoe je zat te kijken. Viel het zo op? Natuurlijk viel dat op. En ik zag ook hoe je man reageerde? Hij was strontjaloers. Heb ik me zo laten gaan? Als je hiermee door wilt gaan, zul je het toch anders aan moeten pakken. Denk je? (Omhelst haar plotseling.) Ja schat, we kunnen elkaar niet zo openlijk blijven ontmoeten. Mijn vrouw ligt hierboven te slapen, weet je dat? (Probeert zich los te werken.) Hè, jasses nee, ik had het niet over jou! Maar schatje, je komt hier toch niet voor niets midden in de nacht naartoe? In ieder geval niet voor jou. O nee, maar ik dacht... Nee, ik had het over heel iemand anders. O jee, was ik hier maar nooit gekomen. Geintje. Ik wist wel dat je mij niet bedoelde. Zal ik eens raden? Joris! O, meneer Kuijer, wat moet ik doen? Ik ben stapelkrankzinnig verliefd op die man. Stapelkrankzinnig, het is nogal wat. Er is geen woord van overdreven. Sinds wanneer? Sinds een paar weken geleden, toen ik hem voor het eerst ontmoette op de zaak. Hij was zo aardig voor me, zo galant. En nu, na vanavond... Je brengt hem wel in een moeilijke situatie. Maar dat wil ik helemaal niet! Hoe denk je dat je man zal reageren als hij achter een dergelijke romance komt? Hij zal Joris vrijwel zeker ontslaan. Dat wil ik absoluut niet. Daarom ben ik ook naar jou gekomen. Jij kunt ons helpen. Ik zie niet in hoe. Jij bent Joris’ beste collega, jij kunt tussen ons bemiddelen. Zo valt het minder op. O nee! Daar komt niks van in. Ik ga me niet in de nesten werken voor een of andere vluchtige verliefdheid.
9
WILMA: THEO: WILMA: THEO: WILMA: THEO:
THEO: WILMA: THEO: WILMA: THEO: WILMA: THEO:
WILMA: JORIS: WILMA:
Meneer Kuijer, alstublieft! Hoe weet je trouwens dat Joris dit ook wil? Dat voel ik gewoon, dat we voor elkaar bestemd zijn. (Hardop) Ik ben benieuwd hoe Joris daar zelf over denkt. (Omhelst hem.) O meneer Kuijer, Theo, wil jij dat voor me aan hem vragen? Nou... Nou, daar moet ik nog even over denken, hoor. (Bel.) Zeg, wat is dat ‘s nachts om twee uur, het is hier geen zoete inval. (Werkt zich uit de omarming.) Neem me niet kwalijk, ik moet even opendoen. (Bel, dringend.) Ja zeg, denk er eens om, m’n vrouw ligt te slapen. (Gaat af, komt vrijwel direct weer op.) Het is je man! Wat moet ik nu? Ja, weet ik veel. Hou hem aan de deur, hij mag niet binnen komen. Ik kan m’n eigen baas toch niet aan de deur laten staan. Dat zou wel heel ongastvrij zijn. Weet je wat, verstop je maar. Waar moet ik me in hemelsnaam verstoppen? Weet ik veel, ergens, maakt niet uit, als hij je maar niet ziet. (Nogmaals langdurig bel.) Als mijn vrouw hiervan wakker van wordt, zwaait er wat voor me. Ik moet nu opendoen. (Gaat af.) (Verstopt zich in dezelfde kast als Joris.) Mijn God, wat doe jij hier? Ga hier alsjeblieft weg, wil je. Geen tijd, mijn man komt er aan. (Gaat de kast in en trekt de deur dicht.)
Haarsma THEO: HAARSMA: THEO: HAARSMA: THEO: HAARSMA: THEO: HAARSMA: THEO: HAARSMA: THEO: HAARSMA: THEO: HAARSMA: THEO: HAARSMA: THEO:
Meneer Haarsma, komt u toch alstublieft binnen. Waarmee kan ik u op dit mooie uur van dienst zijn? Neem me niet kwalijk Kuijer, dat ik je om deze tijd nog stoor. Geeft niet, ik begin onderhand gewend te raken aan laat bezoek. Hè? Laat maar, inside joke. Verdomde aardig kerel, maar daar kwam ik niet voor. Was ik al bang voor. Ik moet je dringend spreken over een brandende kwestie. Brandende liefde. Wat? Brandende liefde, dat is een boek van Jan Wolkers. Brandende liefde? Ja, is ook nog eens een film van gemaakt. Schoot me net te binnen, vreemd hè? Verdomd vreemd kerel, maar daar kwam ik niet voor. Zal ik uw jas even aannemen? Niet nodig, ik ben zo weer weg. Vreselijk ongezond hoor, om uw jas binnen aan te houden en dan straks weer zo naar buiten. U wilt toch geen kou vatten?
10
HAARSMA: Nou vooruit dan, maar ik blijf niet lang. (Doet de jas uit en geeft die aan Theo.) THEO: Ik zal hem toch voor de zekerheid maar even in de kast hangen. (Wil de jas in de kast hangen maar ziet daar Joris en Wilma staan kussen. Schrikt en blijft even verstijfd staan met de deur open. Haarsma staat hier met z’n rug naartoe.) ik hoop voor u dat ze niet is waar u denk dat ze is HAARSMA: Zeg, jij hebt toch niet toevallig mijn vrouw gezien? THEO: (Geeft de jas snel aan Wilma en slaat de deur dicht.) Nee! Nee, die heb ik niet gezien! HAARSMA: Ik maak me zorgen om haar, weet je. THEO: Niet nodig, ongetwijfeld niet nodig! HAARSMA: Wat weet jij daarvan? THEO: Niets, helemaal niets. Ik denk het gewoon. HAARSMA: Zeg kerel, kan ik je in vertrouwen nemen? Ik zit met een probleem, maar ik wil niet dat het morgen direct wordt rondgebazuind op de zaak . THEO: Ik kan zwijgen als het graf. Wilt u misschien iets drinken? HAARSMA: Nee jongen, daar kwam ik niet voor. Ik ben bang dat mijn vrouw mij ontrouw is. THEO: Dat meent u niet. HAARSMA: Ik ben bang van wel. Ik vrees dat zij op dit moment in de armen van haar minnaar ligt. THEO: Dat kan ik niet geloven! HAARSMA: Ik in eerste instantie ook niet, maar na vanavond kan ik niets anders concluderen. Sinds het einde van het feest is zij spoorloos verdwenen. (plotseling nijdig) En ik heb wel zo’n idee waar zij is. THEO: (Schrikt van de uitval.) Dat hoop ik niet! HAARSMA: Wat zeg je? THEO: Ik hoop voor u dat ze niet is waar u denk dat ze is. HAARSMA: Zeg, die collega van jou, die hoe heet ‘ie ook weer. THEO: Flipsen. HAARSMA: Nee die niet, je weet wel wie ik bedoel. THEO: Eh... HAARSMA: Kom op kerel, je directe collega. THEO: Jo... Joris...? HAARSMA: Die ja. Hij stond de hele avond met mijn vrouw te flirten. Hem verdenk ik. THEO: O nee. Dat kan niet. Absoluut niet! HAARSMA: Waarom niet? THEO: Dan zou ik het toch moeten weten. Hij was daarnet nog hier. HAARSMA: Hier? THEO: Ja, hij heeft me thuisgebracht. Ik had een aardige slok op moet u weten. HAARSMA: En weet u zeker dat hij niet... THEO: Absoluut! Ik steek mijn hand voor hem in het vuur. (Maakt een gebaar alsof hij direct z’n handen brandt.) HAARSMA: Ik zou toch gezworen hebben dat...
11
THEO:
Ik denkt dat u zich schromelijk vergist meneer de directeur. Ik ken Joris en ik weet dat hij zoiets zeker nooit zou doen. HAARSMA: Je neemt hem toch niet in bescherming? THEO: Nee hoor, absoluut niet. Hij is hier bij wijze van spreken de deur nog niet uit. Bij wijze van spreken dan, hè. HAARSMA: Goed, ik geloof je. Maar als je tegen me liegt en mijn vermoeden toch uit mocht komen dan gaan jullie er allebei uit, begrepen. THEO: De hand op m’n hart, meneer de directeur, maakt u zich maar geen zorgen. Gaat u nu maar naar huis. Het zal allemaal wel een groot misverstand zijn. Uw vrouw zit daar waarschijnlijk al lang op u te wachten. o, uw jas… ja natuurlijk, uw jas HAARSMA: Als u mijn jas dan even wilt aanreiken. (Hij staat nu met z’n gezicht precies in de richting van de kast.) THEO: (Nerveus) Uw jas? HAARSMA: Mijn jas ja, die had je toch in de kast gehangen? THEO: O, uw jas… ja natuurlijk, uw jas. (Blijft even besluiteloos staan.) HAARSMA: Nou, komt er nog wat van? THEO: Heeft u mijn vlinders al gezien? Ik heb een paar nieuwe, hele mooie zeldzame. HAARSMA: Ik kom hier niet voor je vlinders. THEO: O, maar ze zijn mooi hoor. En heel zeldzaam. Er zitten hele zeldzame tussen. HAARSMA: Kerel, mijn jas graag! THEO: Ja, ja, ik dacht even dat u zonder jas was gekomen. HAARSMA: Man, je hebt hem net zelf weggehangen! THEO: Ja natuurlijk, hoe kan ik me zo vergissen, hè? Het is ook zulk mooi weer buiten, je hebt eigenlijk niet eens een jas nodig. HAARSMA: Het vriest bijna! THEO: Ja, maar het is wel helder en er staat bijna geen wind. HAARSMA: Moet ik hem zelf pakken, misschien? THEO: Nee, o nee! Ik pak hem wel, maar ik maak die kast niet graag open, weet u. HAARSMA: Waarom niet? THEO: Mijn vrouw ligt boven te slapen. HAARSMA: Nou en? THEO: Ze zou vanavond wel meegekomen zijn naar het feest, maar ze had zo’n akelige hoofdpijn. Migraine, vreselijk. HAARSMA: Wat heeft dat met die kast te maken? THEO: Dat zal ik u vertellen. Die kast hè, die maakt nogal een herrie als je hem opendoet. Moet gesmeerd worden. Ik ben bang dat ik m’n vrouw wakker maak als ik hem open. HAARSMA: Daarnet maakte hij toch ook geen herrie. THEO: Nee, dat is waar. Dan is hij zeker pas gesmeerd. Zeg, zijn dat niet uw sigaretten die daar liggen? (Wijst naar het sigarettenpakje op de tafel.) HAARSMA: Man, ik rook niet eens.
12
THEO: HAARSMA:
THEO: HAARSMA: THEO: HAARSMA: THEO: HAARSMA: THEO: HAARSMA: THEO: HAARSMA: THEO:
O, ik dacht even... Nou ja, heel goed van u. Het is een smerige gewoonte, dat roken. Ik ben er zelf ook al een tijd mee gestopt. (Loopt toch naar de tafel om het pakje op te pakken. Ondertussen opent Theo snel de deur om de jas van Wilma aan te nemen.) Zeg, dit is wel het merk dat mijn vrouw rookt! Dat is ook toevallig. (Grist snel het pakje weg van de directeur en duwt hem de jas in handen.) Wat? Dat uw vrouw hetzelfde merk rookt als de mijne. Rookt uw vrouw dan? Als een schoorsteen, ik denk wel eens dat daar die migraine van komt. Nou, u heeft uw jas hè, nu kunt u naar huis. Ik vind wel dat je je vreemd gedraagt, kerel. (Trekt de jas aan.) Zoals ik al zei, ik heb er een paar teveel op vanavond. Doe hem maar goed dicht, die jas, het is koud buiten. En daarnet zei je nog dat ik wel zonder jas naar buiten kon. Ja, de ene mens is nu eenmaal vatbaarder dan de andere hè. En u ziet wat bleekjes vandaag. Je kunt niet voorzichtig genoeg zijn. Nou dan ga ik maar, ik hoop wel dat je morgen op tijd bent. (Laat de directeur uit.) Zeker, meneer de directeur. Maakt u zich om mij vooral geen zorgen meneer de directeur. Dag meneer de directeur. (Als hij weer op komt.) Dat was meneer de directeur. (Zucht van verlichting. Vervolgens doet hij de kastdeur open.) En nu eruit jullie.
verliefd in de kast WILMA: THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO: WILMA: THEO:
Dankjewel hoor, dat je ons niet hebt verraden. Wat kon ik anders? En nu staat mijn baan op het spel. Het spijt me Theo, dat was echt niet onze bedoeling. Ónze bedoeling? (Slaat z’n arm om Wilma.) Ik... ik geloof dat ik verliefd geworden ben, Theo. In die kast? In die kast, ja. O jee, ik denk dat ik alvast wel sollicitatiebrieven kan gaan schrijven. (Bel.) Wat nu weer? Het is verdomme bijna half drie. (Geschrokken.) Het is mijn man, hij is weer terug gekomen! Vooruit, in de kast maar weer. Als ik toch te gronde moet gaan, dan maar goed. (Nogmaals bel.) Hup erin! (Hij sluit de deur achter hen, loopt naar de kamerdeur maar voordat hij afgaat komt hij terug, opent de kast weer en roept:) En waag het niet om je nu te gaan verloven hier! (Nogmaals bel. Hij doet de kastdeur op slot en hij snelt af.)
de vrouw van Flipsen (Theo komt terug met Trudy, de vrouw van Flipsen. In tegenstelling tot wat hij eerder beweerde is zij nogal een tutje. Ze is stijfjes gekleed en draagt een klein weekendkoffertje bij zich.)
13
TRUDY: THEO: TRUDY: THEO: TRUDY: THEO: TRUDY: THEO: TRUDY: THEO: TRUDY: THEO: TRUDY: THEO: TRUDY: THEO: TRUDY: THEO: TRUDY: THEO: TRUDY: THEO: TRUDY: THEO: TRUDY: THEO: TRUDY: THEO: TRUDY: THEO: TRUDY: THEO: TRUDY: THEO: TRUDY: THEO: TRUDY: THEO: TRUDY: THEO:
Het spijt me Theo, dat ik je zo laat nog stoor. Geeft niet, ik kon de slaap toch nog niet vatten. Ga even zitten, wil je. Dank je Theo, weet je nog wat ik je vanavond verteld heb? Je hebt zoveel verteld. Over mijn man, dat het niet zo goed gaat tussen ons. O dat. En weet je nog dat jij zei dat ik altijd bij je kon aankloppen als ik problemen had? Dat kan ik me maar héél vaag herinneren. Nu heb ik problemen, Theo. En ik ook, vrees ik. Ik ben bij hem weggelopen, Theo, ik ben weggelopen bij Harry. Lieve kind, dat had je toch nooit mogen doen! Ik kon niet anders, Theo, geloof me. Maar wat is er dan gebeurd? We kregen ruzie. Ruzie, waarom? Je zult het geloven of niet, Theo. Om jou. Om mij? Hoe kun je nu ruzie krijgen om mij? Hij vond dat ik veel te veel aandacht aan jou besteed had. Nou…eh, dat viel toch wel mee, dacht ik. Hij is zo jaloers, Theo. Hij is zo vreselijk jaloers. Die Flipsen. We kregen een knallende ruzie en toen was de maat vol. Toen heb ik mijn koffertje gepakt en ben ik weggegaan. En wat nu? Weet je dat ik niet eens een onderkomen heb voor de nacht? Er is vast nog wel een hotel open in de stad. (Gaat naar de telefoon.) Zal ik even bellen voor een reservering? O nee Theo, ik wil niet in een hotel. Waarom niet? Je moet toch ergens slapen. Ik heb een fobie voor hotelkamers, ik zou daar nooit kunnen slapen. Een fobie voor hotelkamers? Wat is dat nu weer? Hoe kom je daar aan? Ik weet het niet, Theo, maar ik heb het. Ik heb er last van. En ik ook, vrees ik. Maar wat wil je dan? (Pathetisch.) Ik wil bij jou zijn, Theo! Eh… sorry, maar dat kan echt niet! Ik ben verliefd op je Theo, was dat je dan nog niet opgevallen? (Omhelst hem onhandig en kleeft aan hem vast.) (Probeert zich zonder succes los te werken.) Trudy, denk er toch om, mijn vrouw ligt boven te slapen. Ik kan nu echt niet... Het kan me niet schelen waar je vrouw is, Theo, ik wil je! Hou op Trudy. Je zou m’n huwelijk nog kapot maken. Als mijn vrouw straks wakker wordt dan... Ik lust haar rauw, Theo, ik verslind haar met huid en haar. (Begint hem hevig en onhandig te kussen.) Toe Trudy, knuffel me nou alsjeblieft niet dood, hè.
14
TRUDY: THEO: TRUDY:
THEO:
TRUDY: THEO:
TRUDY: THEO:
TRUDY: THEO: TRUDY: THEO: TRUDY: THEO: TRUDY: THEO: TRUDY: THEO: TRUDY: THEO: TRUDY:
Theo, ik ben smoor op je! (Maakt zich los en schudt haar door elkaar.) NU IS HET GENOEG! Vooruit Trudy, gedraag je. Dit kan zo echt niet. (Valt snikkend op de bank.) Het spijt me Theo. Het spijt me echt vreselijk. Het is ook allemaal zo verwarrend. Ik hou het niet meer uit bij Harry en jij bent zo aardig voor me. (Legt zijn hand op haar schouder.) Stil nu maar hè. Denk er nou eens rustig over na. Over jou en Harry. En denk vooral ook eens aan de kinderen. (Lange uithaal.) O Theo, we hebben helemaal geen kinderen! Ook dat nog. Nou, dat is misschien maar beter ook. Weet je wat, je kunt wel op de logeerkamer. Ik zal wel wat uit te leggen hebben morgen, maar dat had ik toch al. Ik sla me er op de een of andere manier wel doorheen. (Omhelst hem.) O Theo, hoe kan ik je bedanken. (Werkt zich weer los.) Nou, in ieder geval niet op deze manier hè. Als m’n vrouw er achter komt. Gelukkig slaapt ze nogal vast. Luister, pak je koffertje en ga de trap op. Doe zo stil mogelijk. Als je boven bent neem je de linker deur. Neem alsjeblieft niet de rechter want dan krijgen we moeilijkheden. Ga op bed liggen en ga slapen. Kom in hemelsnaam niet meer van de kamer af voordat ik je morgenochtend roep. Heb je dat begrepen? Ja Theo, dankjewel Theo. (Ze neemt haar koffertje en gaat af.) En nogmaals Trudy, hou je stil! Zeker Theo. (Af.) (Putdiepe zucht.) Mijn God, wat een nacht! (Steekt haar hoofd door de deur.) Theo? Ja, Trudy? Welterusten Theo. Welterusten Trudy. Theo? Ja, Trudy? Ik hou van je Theo. Zeg dat nou niet Trudy. Nee Theo. (Af.)
smeken helpt niet, dreigen wel THEO:
JORIS: THEO: JORIS: THEO: JORIS: WILMA: THEO:
Allemachtig. Ik ben aan een drankje toe. Nu geen bier meer, maar iets veel sterkers. (Schenkt zich een whisky in, komt terug en ploft op de bank neer.) (Gedempt vanuit de kast.) Theo! Theo, laat ons eruit! Nou dat weer. Theo, die deur zit op slot. Doe open, wil je. Ik denk er niet aan. Ik heb er genoeg van deze nacht. Ik maak m’n borrel leeg en ga slapen. Ik zie jullie morgen wel weer. Toe nou Theo, alsjeblieft. Meneer Kuijer, laat ons er toch uit. Morgenochtend zijn jullie de eersten die ik help. Voor die tijd doe ik niets meer waardoor ik nog in moeilijkheden kan komen.
15
JORIS: THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO: WILMA: THEO:
JORIS: THEO: JORIS:
(Smekend.) Theo. Smeken helpt niet. (Kwaad.) Theo, ik vertel het allemaal aan je vrouw. Dreigen wel. (Maakt de kastdeur open.) Theo, wat doe jij nou? Geintje.. Leuk geintje. Denk je dat wij zo blij zijn met deze situatie? Ach. Herinner me er morgen aan dat ik ontslag neem en nooit meer naar personeelsfeestjes ga. Dat is toch helemaal niet nodig. Niet nodig? Mijn collega heeft een verhouding met de vrouw van mijn baas. Die dreigt hem en mij te ontslaan als hij er achter komt. En tot overmaat van ramp zit ik opgescheept met een ongewilde buitenechtelijke relatie omdat ik zonodig de joviale gozer moest uithangen tijdens dat vervloekte feestje. Het is nog een wonder dat mijn vrouw niet wakker is geworden. Maak je toch niet zo druk, Theo. Morgen zoeken we wel een oplossing. Geloof me, alles komt goed. Wat een optimisme, jij moet wel heel verliefd zijn. Dat ben ik ook.
Flipsen, wie anders THEO: WILMA: THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO:
Nu ontbreekt er nog maar een. Wat bedoel je? (De telefoon gaat.) Ah, daar zul je hem hebben. Wie? De ontbrekende schakel. Wat bedoel je nou? Flipsen, wie anders. (Neemt de telefoon op, ineens joviaal.) Theo Kuijer... Ha die Flipsen, hoe is het man, leuk feest gehad vanavond? ... Niet? Dat is nou ook jammer... Wat? Wie? ... Je vrouw? Ja, die heb ik vanavond nog gesproken... Daarna? Nee natuurlijk niet. Ik ben direct naar huis gegaan... Is ze kwaad weggelopen? ... Wat is dat nou toch sneu voor je Flipsen... Nee, natuurlijk niet... Zeg, je denkt toch niet... Nee... nee, nee... Dat lijkt me niet verstandig, Flipsen, om hier nog langs te komen... Waarom niet? Mijn vrouw ligt te slapen, Flipsen. Ze is vanavond met een barstende hoofdpijn naar bed gegaan en ik wil niet dat ze gewekt wordt. Bovendien ben ik zelf ook wel aan een beetje slaap toe... Ga nu maar rustig slapen, beste kerel, ze komt waarschijnlijk vanzelf weer terug... Ja, goed hoor... Het beste ermee, Flipsen. (Legt op.) Zo, dat was Flipsen. Ik heb hem mooi afgepoeierd, dus die staat hier over vijf minuten op de vloer. DOEK
16
tweede bedrijf proloog (Opnieuw met gesloten gordijnen een korte conversatie tussen Theo en zijn vrouw.) laat het licht maar uit THEO: VROUW: THEO: VROUW: THEO: VROUW: THEO: VROUW: THEO: VROUW: THEO: VROUW:
THEO:
Hè schat, is het nou nog niet over? Nee, het lijkt juist wel erger geworden. Ik heb erg slecht geslapen vannacht, heel naar gedroomd. Wat is dat nou toch ellendig voor je schatje. Ik had het idee dat er een feestje aan de gang was hier beneden. Een feestje? Nou nee hoor, schat, dat moet je zeker hebben gedroomd. Van een feestje hier was écht geen sprake, geloof me. En hoe is het met jou, hoe was het personeelsfeest? O leuk hoor, heel erg leuk, al heb ik je wel gemist. Je hebt toch niet teveel gedronken? Nee hoor, absoluut niet. Tegen de tijd dat ik naar bed ging was ik alweer helemaal nuchter. Ik denk dat ik maar in bed blijf vandaag, schat. Misschien is dat beter, ja. Ik pak nog even een pijnstiller en een slaaptabletje voor je. Dat is lief van je schat, maar wil je alsjeblieft het licht uit laten, want ik denk dat ik nu geen licht kan verdragen met die hoofdpijn van me. Je hebt volkomen gelijk, schat, het lijkt mij inderdaad ook beter om het licht uit te laten.
17
tweede bedrijf eerste tafereel De volgende morgen. Theo zit op de bank in z’n ochtendjas, met een zonnebril op en een ijszak op z’n hoofd. Aan de rechterkant zit Haarsma in een fauteuil en aan de linkerkant Wilma aan de eettafel. Zij zitten beiden half van hem afgekeerd omdat zij elkaar niet aan willen kijken. Er hangt een gespannen sfeer. de hele nacht maar één oog dichtgedaan THEO:
HAARSMA: THEO:
HAARSMA: THEO:
HAARSMA: THEO:
HAARSMA: THEO:
HAARSMA: THEO:
HAARSMA: THEO: HAARSMA:
Het spijt me, meneer Haarsma, dat ik vanmorgen niet op de zaak was, maar ik heb echt overwegende redenen. Mijn vrouw is helemaal niet goed. U weet wel, die migraine waar ik het vannacht over had. Bovendien heb ik een onverwachte logee en zelf voel ik me ook niet zo lekker. Ik heb vannacht bijna geen oog dicht gedaan. (Tilt z’n bril op en laat een gigantisch blauw oog zien.) Nou ja, eentje dan. Het interesseert me niet wat je smoezen zijn, man, ik wil weten wat zich hier vannacht heeft afgespeeld. Nou, dat zit zo. Nadat u hier was vertrokken kreeg ik onverwacht bezoek van de vrouw van Flipsen. Zij had ruzie gehad met haar man en wilde hier per se blijven overnachten. U begrijpt dat ik haar niet zomaar midden in de nacht weer kon wegsturen. Want kijk, die Flipsen... Naar de hel met Flipsen! Ik wil... (Valt z’n werkgever direct weer in de rede.) Inderdaad, dat dacht ik ook: naar de donder met hem! Hoe durft hij! Zich eerst misdragen tegen z’n vrouw en dan hier nog een beetje stennis komen maken. Het moet maar eens afgelopen zijn met die Flipsen Kerel, begrijp het dan! Ik begrijp het maar al te goed, meneer Haarsma. Hij is natuurlijk net zo goed een werknemer van u als ik. En u wilt hem misschien in bescherming nemen, maar ik verzeker u: hij is geen knip voor z’n neus waard! Hij is een vreselijke man! Flipsen interesseert me geen bal. Daar ben ik blij om, meneer, dat u onze zijde kiest. Dat had ik eerlijk gezegd wel verwacht. U zult er geen spijt van krijgen. U moet weten dat z’n vrouw hier de hele nacht op bed heeft liggen snikken. Het arme mens heeft ook bijna niet kunnen slapen. En dat alleen maar vanwege het walgelijke gedrag van Flipsen. Hou nou eens op over die Flipsen en z’n vrouw. Het spijt me meneer de directeur. Ik draaf misschien een beetje door maar dat is niet voor niets. Moet u eens kijken wat hij me heeft aangedaan. (Neemt de zonnebril af.) Heeft u ooit zo’n joekel van een blauw oog gezien? En een pijn dat het doet. Ik heb geen trek in jouw blauwe oog. En volgens mij heb ik ook nog een lichte hersenschudding. Het zou me niets verbazen. Er is in ieder geval íets mis met die hersenen van jou.
18
THEO:
Nou meneer Haarsma, dat vind ik nou niet aardig van u.
de sigaretten van m’n vrouw HAARSMA: Ik ben hier niet om aardig te zijn. Ik wil weten wat mijn vrouw hier vannacht deed. THEO: Uw... Uw vrouw? HAARSMA: Ja mijn vrouw die daar de hele tijd de vermoorde onschuld zit te spelen. THEO: O, uw vrouw. Tja, uw vrouw. Die eh... die is hier helemaal niet geweest vannacht. HAARSMA: Probeer me niet te belazeren kerel. Dat is slecht voor je gezondheid. THEO: Meneer de directeur, ik zweer u, ik heb haar hier vannacht niet gezien. HAARSMA: En hoe kwam dat sigarettenpakje dan hier? THEO: Welk sigarettenpakje? HAARSMA: Dat op de tafel lag. THEO: O dat, dat sigarettenpakje. Het sigarettenpakje van… m’n vrouw! HAARSMA: Je neemt me toch niet in de maling? THEO: Natuurlijk niet, meneer de directeur, waarom zou ik? HAARSMA: Dus je weet zeker dat die sigaretten van je vrouw waren? THEO: Honderd procent zeker. Ik heb haar al zo vaak gezegd dat ze moet stoppen. Maar ze kan het niet. Het lukt haar gewoon niet. En het is zo ongezond. HAARSMA: Heb je dat pakje nog? THEO: Natuurlijk, ik heb het hier voor haar op de kast gelegd. HAARSMA: Wil je het dan even voor me pakken? (Wilma schudt heftig nee naar Theo, maar het is al te laat.) THEO: (Nu in twijfel gebracht door Wilma.) Eh... ja eh... Na-natuurlijk. (Pakt het pakje en geeft dat aan Haarsma. Die opent het en haalt er een gouden aansteker uit.) HAARSMA: (Triomfantelijk.) Een gouden aansteker. THEO: Ja leuk hè, die heeft ze van mij gehad voor haar verjaardag. Beetje een dom cadeautje eigenlijk, als je wilt dat je vrouw stopt met roken. HAARSMA: Bezet met diamantjes en met de inscriptie W.H., zijn dat soms de initialen van uw vrouw? THEO: Eh... nee die letter staan voor… HAARSMA: Nou? THEO: Nee, ik geloof het niet, ik geloof niet dat het de aansteker van m’n vrouw is. HAARSMA: Dat kan ook niet. Dit is namelijk de aansteker van míjn vrouw. Hoe komt die nou in hemelsnaam in het sigarettenpakje van de jouwe? THEO: Eh, nou dat zit namelijk zo... dat weet ik niet. HAARSMA: Wilma, heb jij misschien een verklaring? (Wilma zwijgt.) THEO: O! Ja! Ik weet het! HAARSMA: Wat? THEO: O, stom, stom, stom. Hoe heb ik zo stom kunnen zijn. HAARSMA: Wat bedoel je?
19
THEO: HAARSMA: THEO: HAARSMA: THEO:
HAARSMA: THEO:
HAARSMA: THEO: HAARSMA: THEO: HAARSMA:
THEO: HAARSMA:
WILMA: HAARSMA: WILMA: HAARSMA: THEO:
HAARSMA: THEO: HAARSMA: THEO:
THEO:
Ja, neem me niet kwalijk hoor maar ik kan soms zo onhandig zijn. Kerel, waar heb je het nu weer over? Ik heb ze per ongeluk meegenomen van dat feestje. Nee! Ja, ik was in de veronderstelling dat ze van mijn vrouw waren. Mijn vrouw laat ook altijd en overal haar sigaretten slingeren, weet u. En dan vergeet ze die aan het einde van de avond. Als ik dat merk neem ik ze wel eens voor haar mee. Dat moet er gebeurd zijn, ik heb ze achteloos in m’n zak laten glijden omdat ik dacht dat het de hare waren. Eenmaal thuisgekomen heb ik ze op de tafel gegooid. Maar uw vrouw was helemaal niet op het feest. Ze lag in bed met migraine. Dat is nou het stomme ervan. Ik heb het automatisch gedaan, zonder er bij na te denken. Ik zag een pakje liggen van haar merk en ik dacht dat het van haar was. Zonder er ook maar een moment bij na te denken dat ze er helemaal niet bij was. Ik geloof niets van je verhaaltjes, kerel. Meneer Haarsma, waarom zou ik liegen? Om die smeerlap van een collega van je in bescherming te nemen. U denkt toch zeker niet dat ik mijn baan op het spel zet voor de uitspattingen van een zogenaamde collega. Als je verstandig bent niet, Kuijer. Mocht ik echter merken dat er ook maar iets van wat je me verteld hebt gelogen is, dan ga je de laan uit. Uiteraard meneer, dat heeft u me al eerder gezegd. Ik ben me volledig bewust van de consequenties. Dan moesten we nu maar gaan. Hier worden we op dit moment toch niets wijzer. Wilma, jij gaat mee naar huis, en daar kom je niet vandaan voordat dit tot op de bodem is uitgezocht. Je denkt toch niet dat ik me door jou in m’n huis laat opsluiten. In mijn huis, meisje, in mijn huis! Wat dan nog? Kuijer, het beste met je oog, kerel. En met je vrouw. Mijn vrouw slaapt, meneer. Ze had vanmorgen nog steeds hoofdpijn. Ik heb haar maar weer een slaaptabletje gegeven, dan heeft ze er geen last van. Denk erom, als je me iets te vertellen hebt kun je dat altijd laten weten. Misschien dat ik dan nog wat clementie kan tonen. Mocht ik iets te weten komen, dan meld ik dat direct, maar daar zou ik niet van uit gaan, meneer. Over een uur verwacht ik je op de zaak, Kuijer, zonder de zonnebril en de ijsmuts. Natuurlijk, meneer Haarsma. Geen probleem, meneer Haarsma. (Haarsma en Wilma vertrekken, gevolgd door Theo. Voor hij de deur uit is ziet hij echter het sigarettenpakje liggen.) O, meneer Haarsma, vergeet die sigaretten niet. Voordat er nog meer misverstanden over gaan ontstaan. Ik zal mijn vrouw vragen een ander merk te gaan roken. (Alle drie af en Theo komt even
20
later weer terug. Hij ploft op de bank, zet de ijszak en de zonnebril weer op en zakt onderuit.) Nu wil ik nog maar een ding, even met rust gelaten worden. erger bestaat niet JORIS: THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO: JORIS: THEO:
JORIS: THEO: JORIS: THEO:
JORIS: THEO: JORIS: THEO:
JORIS: THEO: JORIS: THEO:
(Vanachter de keukendeur.) Hee pst Theo. (Kreunend.) Nee! (Komt onzeker binnen.) Ze zijn weg hè? Wat doe jij hier? Hoe kom je binnen? Gewoon, via de achterdeur. Doe me een plezier, wil je, en ga ook weer gewoon via de achterdeur weg. Ik moet je bedanken, Theo, je doet het prima. Prima? Zoals je Haarsma om de tuin leidt, ik hoorde het in de keuken, petje af hoor. Zeg, je denkt toch niet dat ik dit allemaal voor mijn plezier doe? Nee natuurlijk niet, maar ik vind het toch geweldig hoe je ons helpt. En waar was jij vannacht toen ik jouw hulp nodig had, toen Flipsen bezig was mijn aangezicht te schenden? Heeft Flipsen je in elkaar geslagen? Nou, nou, in elkaar geslagen is een groot woord, hoor. Ik heb me niet zomaar gewonnen gegeven, dat begrijp jij. Ik ben niet voor hem opzij gegaan, als je dat soms denkt. Maar uiteindelijk heeft hij me flink te pakken gehad, dat dan weer wel. (Zet z’n bril af.) Nee maar, wat een blauwe kijker. En m’n hoofd gonst een beetje en elke spier in m’n lichaam doet pijn. Verder valt het wel mee. Allemachtig. Maar uiteindelijk heb ik hem de deur uit gekregen. En hoe! Zelf is hij er ook niet zonder kleerscheuren af gekomen. Allerminst, zou ik bijna zeggen. Maar waar was jij op dat moment? Het spijt me, maar ik moest weg met Wilma, anders was het allemaal alleen nog maar erger geworden. Je vergist je, erger dan dit bestaat niet. Kom, kom, Theo. Zeg, is die vrouw van Flipsen nou nog steeds hier? Ze slaapt nog denk ik. Ze is de hele nacht overstuur geweest. Pas vanmorgen vroeg is ze in slaap gesukkeld. Het is een wonder dat mijn vrouw niets gemerkt heeft. Die was daarnet wel even wakker, maar ze had nog steeds hoofdpijn. Ze kon niet eens een streepje licht verdragen. Ik heb haar nog maar een slaaptabletje gegeven. Zeg, zou jij je niet eens omkleden? Je weet dat Haarsma je over een uur verwacht. En jij, hoe durf jij je nog op de zaak te vertonen? Zolang er geen enkel bewijs is moet ik doen alsof er niets aan de hand is. Wegblijven zou gelijk staan aan bekennen. Jij bent wel hondsbrutaal zeg.
21
JORIS: THEO:
Ach. Ga je nou maar omkleden, dan kun je met me meerijden. Ik ben benieuwd of die Flipsen nog komt opdagen. Hij is de laatste naar wie ik benieuwd ben. (Theo gaat af. Joris pakt de ochtendkrant van tafel en gaat die rustig zitten lezen. Even later komt Trudy behoedzaam op. Zij herkent Joris niet direct achter de krant.)
een goede vriend en collega TRUDY: JORIS: TRUDY: JORIS: TRUDY: JORIS: TRUDY: JORIS: TRUDY:
JORIS: TRUDY: JORIS: TRUDY: JORIS: TRUDY: JORIS: TRUDY: JORIS: TRUDY:
JORIS: TRUDY: JORIS: TRUDY: JORIS: TRUDY: JORIS:
Ben jij dat, Theo? Nee, ik ben het mevrouw Flipsen, Joris. (Geeft een gilletje van schrik.) Schrik maar niet mevrouw Flipsen. Theo heeft me alles verteld over vannacht, ik weet wat er aan de hand is. Ook over die vechtpartij? Ook daarover, mevrouw Flipsen. Mijn man kan toch af en toe zo een bruut zijn. Heeft u gezien wat hij heeft gedaan met het oog van die arme Theo? Of ik het gezien heb. Dat zag er lelijk uit. Ik ga nooit meer terug naar hem. Het is niet de eerste keer dat hij zich zo bot gedraagt. Weet u hoeveel ik door de jaren heen niet van hem te lijden heb gehad? Nee, dat weet ik niet mevrouw Flipsen. En ik vrees dat ik het niet wil weten ook. Ik heb liever dat je me vanaf dit moment geen mevrouw Flipsen meer noemt. Noem me maar Trudy. Goed mevrouw... Goed Trudy. (Ze zwijgen even, Joris verdwijnt weer achter z’n krant.) En die Theo is toch zo aardig voor me geweest. Ja, hij is een goede vriend en collega, hij heeft mij ook al vaker geholpen. Hij is zo anders dan mijn Harry. Dan Flipsen? O ja, heel anders. Flipsen is een grote... nou ja... Flipsen is een heel andere man. Een grote egoïst wilde je zeker zeggen? Nou ja... Schaam je niet om de waarheid over mijn man te zeggen, Joris, ik ken zijn eigenschappen beter dan wie ook. Je hoeft tegen mij niet te liegen. Het spijt me, Trudy. Theo is zo anders, zo aardig voor me, zo lief. Weet je Joris, ik geloof dat ik verliefd op hem geworden ben. Nee toch! Ja! Hij is zo’n lieve man. Maar… hij is getrouwd. Kan me niks schelen. Die vrouw van hem heeft toch altijd alleen maar hoofdpijn. Dat is toch geen reden om verliefd op hem te worden, omdat z’n vrouw altijd hoofdpijn heeft. Alsjeblieft Trudy, Theo heeft het al
22
TRUDY: JORIS: TRUDY: JORIS: TRUDY: JORIS: TRUDY: JORIS: TRUDY:
zwaar genoeg op dit moment, maak het hem nou niet nog moeilijker. Ik kan er toch ook niets aan doen dat ik verliefd op hem ben. Ik kan m’n gevoelens voor hem toch niet verbergen. Luister, het is gewoon niet verstandig. Als je nu te opdringerig bent zal hij dat zeker niet waarderen. Denk je? Geloof me. Ik ken hem. Misschien heb je gelijk. Wat ben je nu van plan te gaan doen? Je kunt hier niet blijven. Dat realiseer ik me ook wel, al zou ik niets liever willen. Ik denk dat ik naar mijn moeder ga. Een wijs besluit, Trudy. En laat Theo voorlopig even met rust, wil je? Dat kan ik niet garanderen.
we moeten nu echt gaan THEO:
TRUDY: THEO:
TRUDY: THEO:
TRUDY:
JORIS: THEO: JORIS: TRUDY: THEO: TRUDY: THEO: JORIS: TRUDY:
(Op met z’n stropdas los om zijn hals en z’n jasje over z’n arm onderwijl trachtend z’n gulp dicht te ritsen. Hij ziet Trudy in eerste instantie niet.) Ik heb altijd al een gloeiende hekel gehad aan haast, weet je dat. (Hij begint nu aan z’n stropdas.) Ik heb voortdurend het idee dat ik iets zal vergeten, half gekleed op m’n werk zal aankomen of zo. Kom, laat mij je even helpen. O Trudy, ben jij er ook? (Zij begint z’n stropdas, recht te trekken.) Het spijt me dat ik het je moet zeggen, Trudy, maar het lijkt me beter dat je vandaag hier weer weg gaat. Ik begrijp het, Theo, ik ga straks naar mijn moeder. Ik moet nu snel naar m’n werk, anders verlies ik m’n baan ook nog. Mijn vrouw ligt nog te slapen. Ik heb haar vanmorgen nog een slaaptabletje gegeven, haar hoofdpijn was nog steeds niet gezakt. Als je rustig doet wordt ze niet gewekt. Trek de deur maar achter je dicht als je weggaat. Ik begrijpt het, Theo. Bedankt dat je me hebt willen helpen. Ik zal zo snel mogelijk weer contact met je opnemen. (Ze wil hem beetpakken maar Joris trekt hem bij haar weg.) Kom op Theo, we moeten nu echt gaan. Eh... eh... natuurlijk Joris. Kom op, we gaan via de achterdeur, daar staat m’n auto. (Sleept Theo met zich mee naar de keukendeur.) Theo. Ja Trudy. Dag Theo. Dag Trudy. Ja, dag hoor. (Duwt hem de deur uit.) Kom op joh, geen tijd te verliezen. (Roept nog na.) Bedankt Theo! (Dan blijft ze even besluiteloos staan totdat de telefoon gaat. Ze wacht even voor ze opneemt.) Met eh... met het huis van Kuijer. ... Harry! Ik geloof dat ik jou
23
niets meer te zeggen heb. ... Het interesseert me niet, Harry, dat je er spijt van hebt. Na vannacht is het uit tussen ons! ... Nee, nee, waag het niet om hier nog eens naartoe te komen. Je hebt hier al genoeg aangericht. Bovendien ga ik straks weg. Ik ga terug naar mijn moeder. ... Als je dat maar uit je hoofd laat! ... Weet je wat het met jou is, Harry. Jij weet niet wanneer je hebt verloren. En deze keer heb je verloren. Al sla je nog tien mensen een blauw oog, toch heb je verloren. Je hebt mij verloren! (Ze gooit de hoorn op de haak.) DOEK
24
tweede bedrijf tweede tafereel Later diezelfde morgen. De kamer is leeg als voorzichtig de deur vanaf de hal wordt geopend. Een man (of vrouw) in een chauffeursuniform sluipt binnen, loopt door naar de keuken en kijkt of daar iemand is. Gaat als dat niet het geval blijkt weer terug en roept directeur Haarsma. ik ben toch zeker Sherlock Holmes niet CHAUFF: Het is in orde, er is niemand. HAARSMA: (Voorzichtig op.) Weet je het zeker? Ik wil hier absoluut niet betrapt worden. CHAUFF: Maakt u zich geen zorgen, meneer, ik heb alles gecontroleerd. Op die slapende vrouw boven na is er hier niemand. HAARSMA: Denk je niet dat ze wakker zal worden? CHAUFF: Als Kuijer haar vanmorgen nog een slaapmiddel heeft gegeven is ze voorlopig van de kaart. HAARSMA: Mooi zo, dan kun je nu het huis gaan doorzoeken. CHAUFF: Waarnaar wilt u dat ik zoek, meneer? HAARSMA: Naar alles wat maar enigszins het bewijs kan opleveren dat mijn vrouw hier vannacht is geweest. CHAUFF: Denkt u dat ze met Kuijer... HAARSMA: Wat ik denk gaat jou geen bal aan. Jij moet alleen maar doen wat ik zeg. Er lag hier vannacht een pakje sigaretten van haar. Dat was voor mij al een bewijs. Maar die verdomde Kuijer wist zich er met een smoesje uit te manoeuvreren. Als ze hier echt is geweest zijn er ongetwijfeld nog meer sporen te vinden. Dat zal dan het doorslaggevende bewijs zijn. Zoek naar alles wat je vinden kunt. Al is het maar een haar. CHAUFF: U bent hier toch vanmorgen ook al met uw vrouw geweest. Die haar kan ze toen ook hebben verloren. HAARSMA: Ja, dat weet ik. Ik had haar natuurlijk nooit mee moeten nemen. Dat was een fout van mij. Alle donders, er moet toch íets zijn. CHAUFF: Waar wilt u dat ik begin? HAARSMA: In deze kamer. Dat sigarettenpakje lag op de tafel, dus ze moet in ieder geval hier zijn geweest. CHAUFF: (Gooit de pet op de tafel, begint de bank af te tasten en de kussens op te tillen, echter zonder resultaat.) Als ik nu maar wist waar ik naar op zoek was. HAARSMA: Naar alles wat je vinden kunt, een aanknopingspunt, een aanwijzing, een clou. CHAUFF: Ik ben toch zeker Sherlock Holmes niet. Ik heb niet eens een vergrootglas. HAARSMA: Praat niet zoveel. Zoek! een joetje
25
CHAUFF:
HAARSMA: CHAUFF: HAARSMA: CHAUFF: HAARSMA: CHAUFF: HAARSMA: CHAUFF: HAARSMA: CHAUFF: HAARSMA: CHAUFF: HAARSMA: CHAUFF: HAARSMA: CHAUFF: HAARSMA: CHAUFF: HAARSMA:
(Begint de kamer verder te onderzoeken. Tilt hier een daar iets op, schuift wat opzij en komt uiteindelijk bij de kast en opent die. Onderzoekt de kast en roept plotseling.) Hee! Hier heb ik iets! (Nu duidelijk opgewonden.) Geweldig. Kom op, wat is het? (Nog steeds in de kast.) Dat is mooi, zeg. Dat is geluk hebben! Wat heb je dan gevonden? Zeg het, in hemelnaam. (Komt uit de kast.) Een tientje! Wat? Een joetje, een tientje. Ik heb geluk vandaag. (Zwaait met het tientje.) Denk je dat het van mijn vrouw is? Dat weet ik toch niet. Het lag hier in de kast, tussen een paar oude schoenen. Je was toch op zoek naar bewijs van mijn vrouw. Ja, maar een tientje is ook nooit weg. Die steek ik mooi in m’n eigen knip. Ach wat, een tientje. Voor u is dat misschien niet zoveel, maar ik kan het goed gebruiken. Leg terug, dat tientje! Ik zal daar gek wezen. Leg terug, zeg ik. We zijn op zoek naar bewijzen, niet naar verloren tientjes. Dan heb ik geen tientje meer. Kom op zeg, het is niet eens jouw tientje. Ik wil absoluut niet gesnapt worden op het wegnemen van tien euro. Maar het wordt misschien niet eens gemist. Het is waarschijnlijk uit een jaszak gevallen, of zo. Niemand die er nog naar taalt. Toch wil ik dat je het terug legt.
hoe bent u hier binnen gekomen? CHAUFF: TRUDY: CHAUFF: TRUDY: HAARSMA: TRUDY: HAARSMA: TRUDY: HAARSMA: CHAUFF: HAARSMA: CHAUFF: TRUDY:
(Wil het tientje terugleggen, maar dan staat plotseling Trudy in de kamer.) Wat doen jullie hier? Eh... (Heeft het tientje nog niet teruggelegd. Steekt het in de volgende scène stiekem in de broekzak.) Nou, zeg op! Mevrouw Flipsen, u kent mij toch wel? Ach u bent het, de directeur, meneer Haarsma. Inderdaad, mevrouw Flipsen. Theo... eh... meneer Kuijer is er niet hoor. Hij is al onderweg naar de zaak. Dat vermoedde ik al, mevrouw Flipsen. (Lispelend tegen de chauffeur.) Ik dacht dat jij het hele huis had nagekeken? Sorry baas, ik moet haar over het hoofd hebben gezien. Noem me geen baas! Het spijt me ba... eh... meneer. Als u al vermoedde dat hij er niet zou zijn, waarom bent u dan toch hier? En hoe bent u binnen gekomen?
26
HAARSMA: TRUDY: HAARSMA: TRUDY: HAARSMA: TRUDY: HAARSMA: TRUDY: HAARSMA: TRUDY: HAARSMA: CHAUFF: HAARSMA: CHAUFF: HAARSMA: CHAUFF:
Dat kan ik evengoed aan u vragen. Ik heb hier vannacht gelogeerd. Ach ja, daar weet ik van, u heeft thuis ruzie gehad. Ja, ik ben na gisterenavond bij mijn man weggegaan. Dat spijt mij voor u, mevrouw Flipsen. Het maakt niet uit. Ik ga terug naar mijn moeder. Nu heeft u nog steeds geen antwoord gegeven op mijn vraag. Wat bedoelt u? Hoe bent u hier binnen gekomen? Mevrouw Flipsen, sta mij toe dat ik het u uitleg. Kan ik u even onder vier ogen spreken? Natuurlijk. (Tegen de chauffeur.) Het is in orde, je kunt gaan. Wacht maar even in de auto. Jawel meneer. (Wil afgaan.) Ho, wacht even. Nog een ding. Ja meneer? Leg even dat tientje terug, wil je. Ja meneer. (Haalt met tegenzin het tientje weer tevoorschijn, legt het terug in de kast en gaat af. Vergeet echter de pet mee te nemen.)
is mijn vrouw hier vannacht ook geweest? HAARSMA: Zo mevrouw Flipsen, zullen we even gaan zitten? TRUDY: Heeft u zoveel uit te leggen? HAARSMA: Inderdaad, mevrouw Flipsen, ik wil graag open kaart met u spelen. (Ze gaan zitten.) TRUDY: Wilt u me een plezier doen en me geen mevrouw Flipsen meer noemen. Dat ligt op dit moment nogal gevoelig, begrijpt u. Noem me maar gewoon Trudy. HAARSMA: Goed dan Trudy, voor ik aan m’n uitleg begin wil ik je eerst een vraag stellen. Jij bent hier toch de hele nacht geweest, is het niet? TRUDY: O meneer Haarsma, gaat u me alstublieft geen vragen stellen over vannacht, daar schaam ik me zo diep voor. HAARSMA: Dat begrijp ik, Trudy, ik wil ook niets weten over wat er tussen uw man en Kuijer is gebeurd. TRUDY: Die bruut heeft Theo een blauw oog geslagen! HAARSMA: Dat heb ik gehoord, ja. TRUDY: En dat niet alleen, ze hebben minutenlang op de grond liggen vechten. Ik kon er niets aan doen, ik heb er alleen maar bij staan kijken. Die arme Theo werd bijna vermoord. HAARSMA: Dat meent u niet. TRUDY: Ja wel. Gelukkig kreeg hij later de overhand en hij heeft Harry de deur uit weten te werken. O meneer Haarsma, ik schaam me zo. HAARSMA: Het spijt me Trudy. Het is echt heel erg wat er gebeurd is, maar ik wilde je eigenlijk iets anders vragen. Weet jij of mijn vrouw hier vannacht ook is geweest, of heb je daar misschien iets van gemerkt? TRUDY: Uw vrouw?
27
HAARSMA: Mijn vrouw ja, je kent haar toch wel. TRUDY: Natuurlijk ken ik uw vrouw, maar ik heb haar niet gezien. Wat zou zij hier moeten doen midden in de nacht? HAARSMA: Ja... eh... dat is nogal delicaat. TRUDY: Ik heb uw vrouw hier echt niet gezien, meneer Haarsma. En ik geloof niet dat ze hier geweest is. HAARSMA: En Joris? TRUDY: Joris? HAARSMA: Joris ja, heb je die hier dan misschien vannacht gezien? TRUDY: Nee, vanmorgen. HAARSMA: Vanmorgen? TRUDY: Ja, hij kwam Theo ophalen, ze poolen. HAARSMA: Maar vannacht niet? TRUDY: Nee, vannacht niet. HAARSMA: Weet je het zeker? TRUDY: Ja, ik weet het heel zeker. Zeg, wat is dit voor een verhoor? HAARSMA: Neem me niet kwalijk, maar het is echt heel belangrijk voor me. Nog een paar vragen. TRUDY: Goed dan. HAARSMA: Hoe laat was je hier vannacht? TRUDY: Ik weet het niet precies meer; twee uur, half drie. HAARSMA: Dus vlak nadat ik vertrokken was. Hè verdomme! TRUDY: Is er iets? HAARSMA: Ja Trudy, ik... ik weet niet hoe ik het moet zeggen, maar... Ik heb een vermoeden dat mijn vrouw overspel pleegt. TRUDY: (Slaat haar hand voor haar mond.) Oh! HAARSMA: Met die Joris en ik denk dat zij allebei vannacht hier zijn geweest. TRUDY: Waarom denkt u dat? HAARSMA: Ze stonden gisterenavond al de hele avond met elkaar te smoezen. Toen het feest was afgelopen was mijn vrouw ineens verdwenen. En toen ik hier kwam vond ik haar sigarettenpakje. TRUDY: Weet u zeker dat het haar sigaretten waren? HAARSMA: Haar aansteker zat in het pakje. TRUDY: Het is een hele zware beschuldiging die u daar uit. Beseft u dat, meneer Haarsma? HAARSMA: Dat weet ik wel, maar ik kan niet anders concluderen. Ik heb mijn chauffeur daarnet hier in laten breken om te zoeken naar de bewijzen. TRUDY: Ach, dus zo bent u binnen gekomen. HAARSMA: Inderdaad. TRUDY: En waarom verdenkt u uw vrouw? Bent u niet gewoon jaloers? Mijn man was ook jaloers en u weet inmiddels hoe dat is afgelopen. HAARSMA: Het gaat al een tijdje niet zo goed tussen ons, Trudy. Ik begin te begrijpen dat ze eigenlijk veel te jong voor me is. Ze is op zoek naar iets wat ik haar niet kan geven. TRUDY: Ach, dat is onzin. U bent misschien alleen wat gespannen, misschien toch een beetje jaloersheid. Het valt ook niet mee, zo’n jonge vrouw op uw leeftijd.
28
HAARSMA: Nee Trudy, ik weet het zeker, dit keer weet ik het zeker. Ze is verliefd op die Joris. Ik raak haar kwijt. (Hij valt snikkend tegen haar aan.) TRUDY: (Weet zich geen raad met de situatie.) Nou, nou, nou, nou. HAARSMA: (Jammerend.) Ik heb alles voor haar gedaan, alles kon ze van me krijgen. TRUDY: (Strijkt hem door het haar.) Dat wil ik wel geloven, hoor. HAARSMA: Ze heeft een prachtige leren jas en een Porsche. TRUDY: Het is wat, het is wat. HAARSMA: Een zwembad in de tuin, een bubbelbad met gouden kranen. En nog is het niet genoeg. TRUDY: Sommige mensen zijn nooit tevreden. HAARSMA: Wat kan ik nu nog doen? Wat kan ik nu nog voor haar doen in hemelsnaam? TRUDY: Ach stil maar. (Ze strijkt door z’n haar.) telefoon CHAUFF:
(Plotseling staat de chauffeur weer in de kamer.) Sorry meneer, maar er is telefoon voor u in de auto. (Kijkt even de ogen uit bij het zien van de twee) HAARSMA: (Springt plotseling op om zich een houding te geven.) Vlieg op jij! Ik heb je toch gezegd te wachten. CHAUFF: Ja maar meneer, de telefoon. HAARSMA: Steek die telefoon maar waar je hem hebben wilt. Ik wil op dit moment niet worden gestoord. CHAUFF: Ja maar... TRUDY: Het is wel goed chauffeur, meneer Haarsma komt zo. Ga nu maar. CHAUFF: Ja mevrouw. (Gaat af.) soms moet je met weinig tevreden zijn HAARSMA: Het spijt me dat ik me zo liet gaan, maar... TRUDY: Je hoeft je niet te verontschuldigen, ik weet precies hoe jij je voelt. HAARSMA: Dat spijt me nog meer. Ik zadel jou op met mijn huwelijksproblemen terwijl je zelf genoeg aan je hoofd hebt. TRUDY: Het geeft niet. Ik begrijp het wel. HAARSMA: Waarom ga je weg bij je man? TRUDY: Ach, het is nooit echt goed geweest tussen ons. Ik weet niet waar hij het geld allemaal aan opmaakte, maar we hadden nooit genoeg. HAARSMA: Dat kan ik bijna niet geloven. TRUDY: Ik heb een nieuw zomerjasje nodig en de kever staat op instorten. Het karretje is al vijfentwintig jaar oud. HAARSMA: Het is wat, het is wat. TRUDY: Het vijvertje in ons tuintje lekt en het ligbad dat we hebben laten plaatsen is tweedehands. HAARSMA: Soms moet je met weinig tevreden zijn.
29
TRUDY: HAARSMA: TRUDY: HAARSMA: TRUDY: HAARSMA: TRUDY: HAARSMA: TRUDY: HAARSMA: TRUDY: HAARSMA: TRUDY:
HAARSMA: TRUDY: HAARSMA: TRUDY: HAARSMA: TRUDY: HAARSMA:
TRUDY: HAARSMA: TRUDY: HAARSMA: TRUDY: HAARSMA: TRUDY: HAARSMA: TRUDY: HAARSMA: TRUDY: HAARSMA: TRUDY: HAARSMA: TRUDY: HAARSMA: TRUDY: HAARSMA:
Maar nu hoeft het voor mij niet meer. Nu hoeft het voor mij echt niet meer. Wat ga jij nu doen? Ik ga naar mijn moeder terug. Al zal dat ook geen pleziertje zijn. O nee? Mijn moeder was altijd al tegen ons huwelijk. Als ik thuiskom zal ze zeggen: zie je wel. Ach... Verder is ze ook niet makkelijk. Ik heb wel eens gedacht dat ik alleen maar met Harry ben getrouwd om van haar af te zijn. Kun je dan niet ergens anders heen? Dat denk ik niet. Ik zou niet weten waar. Verder heb ik geen familie en vrienden hebben we ook niet zo veel. En als ik nu eens een hotel voor je zou betalen? O nee, dat zou ik niet willen. Ik wil geen geld aannemen van jou. Ik kan het toch voorschieten. Je kunt het me later teruggeven. Dan nog niet. Er is namelijk nog iets wat ik je niet heb verteld. Ik heb een fobie voor hotelkamers, ik kan daar niet slapen. Nee, het is mijn moeder of niets. En hier blijven? Dat wilde Theo niet. Hij denkt dat z’n vrouw het niet goed zal vinden. Is er iets tussen Theo en jou? Dat... dat weet ik niet. (Met een afwerend gebaar.) Daar wil ik me nu niet over uitlaten. Het spijt me. Ik begrijp het wel. Ik had het je niet mogen vragen. Wat ga jij doen? Ik weet het nog niet. Eerst maar terug naar de zaak. Wat moet ik doen? Alsof er niets aan de hand is? Ik zal er eerst nog een tijdje over na moeten denken. Ik wens je veel sterkte. Ik hoop dat het goed komt. Dat hoop ik ook voor jou, ik meen het. Ik weet dat je het meent eh... Zeg maar Laurens, Trudy. Laurens. Trudy? Ja Laurens? Ik geloof dat jij me geholpen hebt, Trudy. Ik ben blij dat ik m’n hart bij jou heb mogen uitstorten. Ach Laurens het was niets, ik heb aan jou ook wel steun gehad. Trudy? Ja Laurens. Mag ik... mag ik... Ja Laurens, doe maar. (Geeft Trudy een kus.) (Bedenkt zich en stopt de kus.) Ik denk dat we hier weg moeten gaan, Laurens. Je hebt gelijk, maar laat ik je een plezier doen. En dat is? Hoe ben je hier gekomen?
30
TRUDY:
Ik ben hier vannacht naartoe komen rennen. Met m’n koffertje in m’n hand. HAARSMA: Laat mij... laat m’n chauffeur je naar je moeder brengen. TRUDY: Dat is goed. HAARSMA: (Hij opent de deur voor haar.) Na jou, Trudy. TRUDY: Dank je, Laurens. (Beiden af.) toch nog winst CHAUFF.:
Het toneel blijft even leeg, dan komt de chauffeur weer op om de pet op te halen. Loopt naar de tafel, pakt de pet en wil weer weg gaan. Bedenkt zich een paar stappen voorbij de kast en loopt terug. Opent de kast en haalt het tientje eruit. Houdt het tientje even tegen het licht, kust het en steekt het met een vergenoegd gezicht in de zak. Snelt dan af. DOEK
TOT ZOVER. MOCHT JE HET LAATSTE BEDRIJF OOK WILLEN LEZEN OF HET STUK WILLEN SPELEN, NEEM DAN CONTACT OP MET UITGEVERIJ GROSVELD TE BERLICUM.
31