Mediator bericht over onderzoek en ontwikkeling in gezondheid en zorg Jaargang 22, nummer 1, februari 2011
mediator special
Diversiteit en participatie in zorg en onderzoek
inhoud
4
Dubbelinterview Met Wasif Shadid en Cees Smit
22
Louise Gunning vs. Huub Schellekens Over de zin van participatie
Rondetafelgesprek Over het belang van diversiteit en participatie
23
Halleh Ghorashi vs. Jaap Dronkers Over de meerwaarde van diversiteit
24
Charles Agyemang ‘Betere gezondheid leidt tot sociale integratie’ Jetta Klijnsma Column
8
11
Karien Stronks Column
14
Zes meningen Over excuustruzen en Alibi Ali’s
27
16
Wim van Minnen ‘Participatie goed voor kwaliteit en efficiency’
30
18
De speerpunten Diversiteit en Participatie op hoofdlijnen
21
Christine Dedding ‘ Betrekken doelgroep vergt moed, creativiteit en flexibiliteit’
33
Participatie en diversiteit ZonMw-directeur Henk Smid langs de meetlat
Tien gouden lessen Over participatie en diversiteit
36
Meralda Slager Column
Acht goede voorbeelden uit de praktijk, pagina's 7, 12, 13, 20, 26, 28, 29, 32
04
08
33
Waarom zijn participatie en diversiteit zo belangrijk voor de volksgezondheid? Over het antwoord zijn Wasif Shadid en Cees Smit het eens: patiënten en cliënten krijgen anders niet de zorg die ze nodig hebben.
Aandacht voor verscheidenheid én actieve betrokkenheid van de doelgroep zijn voorwaarden voor echte innovatie. Een rondetafel gesprek over witte mannen van middelbare leeftijd en het ideaal van personalized medicine.
ZonMw heeft zowel voor diversiteit als participatie een voorbeeld functie, vindt directeur Henk Smid. Hoe ‘divers’ en ‘participatief’ is ZonMw zelf eigenlijk? De redactie legde de directeur langs de meetlat.
Mediator is een uitgave van ZonMw. ISSN 0924-8544. Mediator is digitaal te lezen op www.zonmw.nl
Secretariaat ZonMw Postbus 93 245 2509 AE Den Haag Telefoon: 070 349 51 39
[email protected]
Nieuwe abonnees kunnen zich aanmelden via www.zonmw.nl
Basisontwerp Studio Bau Winkel, Den Haag
Adreswijzigingen s.v.p. melden bij: Paper Handling Abonnementenadministratie, Spotvogellaan 84, 2566 PN Den Haag e-mail:
[email protected]
Voor reacties en ingezonden brieven en voor toestemming voor het geheel of gedeeltelijk overnemen van berichten uit Mediator kunt u contact opnemen met de redactie via e-mail:
[email protected]. Redactie Margo van den Berg, Jolien Wenink (special-redactie) Ilse Miltenburg (hoofdredacteur), Marc van Bijsterveldt (eindredacteur), Corina van Duin (redactieassistent) Fotografie Buchcover / Hollandse Hoogte (omslagfoto) Marijn van Zanten (p. 4-6, 8-11, 16, 21, 24 en 30), Hans Oostrum Fotografie, Den Haag (p. 3 en 34) Adviezen Radjesh Manna, Adriënne Bel, Loes Hartman
Grafische vormgeving WIM Ontwerpers, Den Haag Drukwerk Thieme Media Services, Delft Productiecoördinatie Paper Handling, Den Haag
Financiële administratie ZonMw telefoon: 070 349 51 18, fax 070 349 53 99, e-mail
[email protected]
Tarieven ingezonden berichten zijn op te vragen bij het redactiesecretariaat. Mediator verschijnt 7x per jaar
daarbij altijd de vernieuwing in combinatie met kwaliteit. Alleen zo doen we recht aan de complexiteit van de uitdagingen in de huidige samenleving.
Tot die uitdagingen hoort ook de vraag hoe we in onze zeer diverse maatschappij burgers, cliënten, patiënten – van jong tot oud – kunnen betrekken bij het
verbeteren van de volksgezondheid. Louise Gunning zegt het in deze special
treffend: ‘De patiënt wordt steeds mondiger, en de waardering van de patiënt
dus steeds belangrijker. Het gaat al lang niet meer om louter medisch-technisch effectieve zorg.’ Epidemioloog Charles Agyemang kleurt deze constatering letterlijk in:‘Niet iedereen is man, wit, middle class en tussen de twintig en
veertig!’ Dat leidt tot de volgende belangrijke vragen: hoe sluiten we beter aan
bij de uiteenlopende behoeften van de inwoners van Nederland? En hoe zorgen we ervoor dat zij daadwerkelijk participeren in onderzoek en innovatie op het terrein van gezondheid?
In deze Mediator-special zetten we vanuit deze vragen twee ZonMw-speerpunten in de schijnwerpers: Diversiteit en Participatie. Niet voor niets combineren we die
thema’s: ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Dat blijkt al in het openingsartikel, een dubbelinterview met Wasif Shadid en Cees Smit. ‘Als we voorbij gaan aan diversiteit, en participatie geen kans geven, lijdt de volksgezondheid daar
onherroepelijk onder. De gezondheidszorg wordt bovendien minder efficiënt en duurder’, stellen zij samen vast. Weinig mensen zullen dit openlijk ontkennen,
diversiteit en participatie in zorg en
maar toch constateren Smit en Shadid dat er in de praktijk nog altijd te weinig
onderzoek
aandacht voor is.
Met deze special hopen we deze praktijk – en dan bedoel ik de
praktijk van gezondheidszorg, preventie, wetenschap én
beleid – te inspireren om die
aandacht wél te hebben. Dat doen we door diversiteit en participatie
vanuit uiteenlopende invalshoeken te benaderen. We geven originele denkers en doeners het woord in
columns, discussies en interviews. En we laten vooral de praktijk zélf spreken, door met concrete
voorbeelden te illustreren dat aandacht voor diversiteit en participatie echt iets oplevert. Dat is te veel om hier kort samen te vatten. Misschien komt
het belang van beide speerpunten nog wel het mooiste tot uitdrukking in wat
Marie Louise Essink-Bot zegt. Zij doet onderzoek naar cultureel competente zorg. Essentieel voor goede zorg is volgens haar onder meer een open attitude:
‘bewustzijn van de invloed van de sociale en culturele context – zowel die van de patiënt als die van jezelf – op de zorg.’
In een fascinerend interview zegt medisch-antropoloog Christine Dedding:
‘Meebewegen en meebeleven leidt tot doorleefd inzicht en daarmee tot nieuwe
kennis.’ Ik denk dat ze groot gelijk heeft. En wat mij betreft geldt die constatering zowel voor participatie als diversiteit én gedurende alle fasen van onderzoek en
innovatie. In navolging van Dedding wens ik de lezers van deze special graag veel
‘moed, creativiteit en flexibiliteit’ bij hun werk aan meer diversiteit en participatie in zorg en wetenschap.
«
Prof. dr. Pauline Meurs, voorzitter ZonMw
03
Mediator | februari 2011 | jaargang 22 | nummer 1
voorwoord
Er zijn in de visie van ZonMw twee dingen nodig om de zorg en gezondheid » te verbeteren: kennis en het daadwerkelijk gebruiken daarvan. ZonMw zoekt
interview
‘kan best wat korter
Wasif Shadid en Cees Smit over verankering van diversiteit en participatie Door Maarten Evenblij
die lange adem
’
Waarom zijn participatie en diversiteit zo belangrijk voor de Nederlandse volksgezondheid? En hoe zorgen we ervoor dat zij een plaats krijgen in zorg en onderzoek, bijvoorbeeld in de programma’s van ZonMw? Zonder diversiteit en participatie is een optimale gezondheidszorg onmogelijk, vinden Cees Smit en Wasif Shadid. Patiënten en cliënten krijgen dan niet de zorg die ze nodig hebben.
» Als we voorbij gaan aan diversiteit, en participatie geen
beeld heel weinig van de Turkse of Surinaamse culturen. Ook zij
De gezondheidszorg wordt bovendien minder efficiënt en
eigen maken.’ Volgens Shadid zouden hulpverleners rekening
kans geven, lijdt de volksgezondheid daar onherroepelijk onder. duurder. Dr. Cees Smit, voorzitter van de programmacommissie Patiëntenparticipatie in onderzoek, kwaliteit en beleid en
prof. dr. Wasif Shadid, tot voor kort voorzitter van de programma’s Diversiteit in het Jeugdbeleid en Academische Werkplaatsen
Jeugd, zijn er duidelijk over. ‘Participatie in beleid en praktijk is
al iets uit de jaren ’60 van de vorige eeuw. Het is een fenomeen
dat toen werd geïntroduceerd in de ontwikkelingssamenwerking’, zegt Shadid, cultureel antropoloog en emeritus hoogleraar
Interculturele Communicatie aan de Universiteit Leiden. Men zag in dat projecten het meeste rendement opleveren als ze
gedragen worden door de mensen voor wie ze bestemd zijn. Diversiteit is van veel recenter datum en een breed begrip.
Het moet gezegd, aldus Shadid, dat het diversiteitsdenken – of eigenlijk een diversiteitshouding – nog niet zo van de grond is gekomen.
‘Vaak denkt men dat het er bij diversiteit om gaat autochtone
moeten zich daarom de noodzakelijke interculturele expertise moeten houden met de groepscultuur, en dan niet op een
‘deterministische’ maar op een ‘probabilistische’ manier. Met andere woorden: er zijn geen zekerheden.
Shadid: ‘Als je een cliënt of patiënt voor je hebt, kun je er niet a priori vanuit gaan dat zijn of haar gedrag of ziekte wordt
bepaald door cultuur. Maar je moet wel rekening houden met de mogelijkheid dat die cultuur een rol speelt. Iemand uit de
Haagse Schilderswijk die zijn pillen niet neemt, doet dat niet
omdat hij daar woont of Surinamer is. Maar het zou wel kunnen
dat zijn culturele achtergrond meespeelt.’ Generaliseren is funest voor het diversiteitshandelen en leidt er volgens Shadid toe dat we niet de juiste diagnose stellen en dus niet de juiste remedie
kunnen voorschrijven. ‘Waarbij diversiteit’, zo vult Smit hem aan, ‘om meer gaat dan geografische afkomst. Ook leeftijd, geslacht, ernst en duur van een ziekte, opleiding en sociaaleconomische situatie behoren er toe.’
hulpverleners bij te scholen zodat ze allochtonen beter kunnen
Shadid beaamt dit onmiddellijk: ‘Absoluut. Met diversiteit doel
denken, dat geen recht doet aan de individuele verschillen tussen
het diversiteitsdenken in Nederland sterk gepolitiseerd op de
helpen. Dat is een groot misverstand. Zo ontstaat juist een wij-zij mensen. De meeste Marokkaanse Nederlanders weten bijvoor-
04
Mediator | februari 2011 | jaargang 22 | nummer 1
ik op een breed scala van verschillen tussen mensen. Helaas is tegenstelling allochtonen-autochtonen.’
Smit is voorzitter van Stichting Kwadraad, een dienstverlener op
diagnose en therapie toe, doordat de ruis in de anamnese of
Voorheen was hij onder meer voorzitter van de VSOP, alliantie
minder vaak naar hun huisarts of de verpleegkundige.’ Diversi-
het terrein van maatschappelijke ondersteuning, zorg en welzijn. voor erfelijkheidsvraagstukken. Volgens Smit kan het bij onder-
zoek en beleid betrekken van verschillende groepen, bijvoorbeeld patiënten, meerwaarde hebben. ‘Hun deskundigheid vult die van de professionals aan. Maar daar moet dan ook wel wat mee
gebeuren. Het participeren om het participeren heeft weinig zin. Mensen die ziek zijn, hebben al genoeg aan hun hoofd.’ Smit wijst op het
gevaar dat je weinig kunt bereiken met participatie als de agenda al is bepaald en als onderzoekers en beleidsmakers
participatie alleen maar lastig vinden. ‘Zij moeten zich realiseren dat
‘
intake vermindert. Patiënten zijn tevredener en gaan daardoor teitsdenken moet volgens Shadid een onlosmakelijk onderdeel worden van de opleiding van artsen, verpleegkundigen en paramedici. ‘Als hulpverlener moet je je aanpassen aan de globalisering en daarvoor de noodzakelijke interculturele vaardigheden leren.’
participatie werkt alleen als je samen de agenda bepaalt
participatie op korte termijn misschien
’
Wat gaat er mis als we voorbij gaan aan de mogelijkheden
van participatie? Smit noemt als voorbeeld de campagne
om jonge meiden te vaccineren tegen HPV, het virus dat baar-
moederhalskanker kan veroor
remt. Je wordt in zo’n proces gedwongen na te denken, en die tijd
zaken. De opkomst van de eerste campagne was dramatisch,
vooral winst op.’ Participatie werkt het beste als de diverse
vroege participatie van de doelgroep dat had kunnen voorkomen.
heb je vaak niet. Maar op de langere termijn levert participatie partijen er gezamenlijk de agenda voor opstellen. Dat kan
volgens Smit ook veel begrip voor elkaar kweken en vooroordelen wegnemen. ‘Bijvoorbeeld dat onderzoekers denken dat patiënten niet geïnteresseerd zouden zijn in fundamenteel wetenschappelijk onderzoek naar een ziekte.’
Die winst op langere termijn gaat ook op bij de aanpak van
diversiteitsproblemen, meent Shadid. ‘Maar op een of andere
manier slagen we er niet goed in gezondheidswerkers duidelijk
te maken dat aandacht voor diversiteit hun arbeidsproductiviteit
‘Er is onvoldoende rekening gehouden met de angst en bezwaren van de meisjes en hun ouders, en met de invloed van internet en sociale media. Bij de eerste tekenen van verzet hebben deskun
digen op traditionele wijze gereageerd met meer wetenschappelijk bewijs. Dat werkte niet meer.’ Als men burgers meer bij de
plannen voor vaccinatie had betrokken en meer tijd had uitge-
trokken zouden de resultaten ongetwijfeld beter zijn geweest, is
de overtuiging van Smit. ‘Je kunt bij dit soort processen heel goed praten met bepaalde groepen en vragen wat zij als probleem
zien. En hoe ze over mogelijke oplossingen denken.’ Overigens
prof. dr. Wasif Shadid (links) en dr. Cees Smit (rechts)
kan verhogen. Door die extra kennis neemt de kans op een juiste
en Smit denkt dat een
05
Mediator | februari 2011 | jaargang 22 | nummer 1
heeft men bij de vervolgcampagne wel lessen getrokken uit
plannen. Wel denk ik dat patiënten-, gehandicapten- en ouderen-
doelgroep.
projecten die echt een eigen agenda neerzetten. Mijn voorbeeld
de ervaringen, mede op basis van TNO-onderzoek onder de
Niet alleen de praktijk is gediend met meer participatie. Ook de
wetenschap plukt er de vruchten van. ‘Bij de ziekte van Duchenne
organisaties veel voelen voor het subsidiëren van participatie over Duchenne laat zien dat zoiets ook werkt.’
hebben ouders het initiatief genomen om geld voor onderzoek
Kunnen belangengroepen diversiteitsbeleid en participatie
onderzoekers weten te interesseren. Het LUMC heeft zo voor een
georganiseerd en ze zijn kwetsbaar. Ze staan er niet bij stil dat
bij elkaar te halen en patiënten op te sporen. Daarmee hebben ze gentherapeutisch project meer
dan twee miljoen euro gekregen. Dat zijn activiteiten die zoden aan de dijk zetten.’
participatie’ ook goed, vertelt Smit. Zo heeft de Raad voor het Gezond- heidsonderzoek (RGO) een agenda Soms werkt een meer ‘passieve
voor noodzakelijke medische
afdwingen? Shadid twijfelt: ‘Migrantengroepen zijn niet
ze iets gemeenschappelijks met
‘
elkaar hebben. Het zal dus van
hoe kan het dat er nú nog een turkse kliniek opengaat?
producten opgesteld met de
de opleiding van hulpverleners moeten komen. Zij moeten leren om mensen niet als
’
vertegenwoordiger van een
culturele groep te beschouwen. En zowel hulpverleners als
beleidsmakers zouden zich
bewuster moeten zijn van hun
inbreng van patiënten, zorgverzekeraars en mantelzorgers.
eigen vooroordelen. Die hoeven ze niet per se te laten varen, maar
verrassende dingen uit. Patiënten komen duidelijk met andere
erop dat er op het gebied van participatie nog niet veel weten-
‘De vraag was: wat hebben jullie nu nodig? Daar kwamen
zaken dan de industrie. Zo vinden patiënten met brandwonden het heel belangrijk dat iets tegen de jeuk kan worden gedaan. In Nederland was geen enkele onderzoeker die daarvan verstand had.’
vallen en opstaan
Weinig mensen zullen openlijk ontkennen dat diversiteit en
participatie belangrijk zijn. Toch blijkt in de praktijk de aandacht
ze moeten zich wel steeds afvragen of zij ze hebben.’ Smit wijst schappelijke resultaten te noteren zijn. ‘We zijn eigenlijk nog maar net begonnen met dit speerpunt. Het zou goed zijn als
patiëntenorganisaties hun eigen best practices opschrijven en ervoor zorgen dat die in de literatuur terecht komen. Onder
zoekers en mensen in de praktijk kennen wel voorbeelden waar
patiëntenparticipatie níet werkte, maar de successen zijn minder bekend. Dat geeft een vertekend beeld.’
ervoor te gering. Volgens Shadid is de wil er nog onvoldoende.
En hoe kunnen diversiteit en participatie binnen ZonMw worden
en praktijk van de gezondheidszorg. De Gezondheidsraad heeft
aan universiteiten. Maar die moesten geïntegreerd worden in alle
‘Het diversiteitsdenken moet zijn geworteld in onderzoek, beleid meer dan vierhonderd leden, maar wie van hen is gespecialiseerd in interculturele communicatie? En hoe is het mogelijk dat zelfs
na vijftig jaar "Turken in Nederland" nu ineens een Turkse kliniek haar deuren opent? Daar vinden allerlei mensen wat van, maar niemand vraagt zich af: waaróm gebeurt dat nu?’
Is het dan een kwestie van wachten, van lange adem?
Shadid hoopt dat die lange adem korter zal blijken. Mede door de aandacht van ZonMw voor diversiteit en participatie. ‘In de
academische werkplaatsen Diversiteit in het Jeugdbeleid wordt
geëxperimenteerd met best practices en probeert men interven-
ties te ijken voor diverse migrantengroepen. Ik ben optimistisch, mits men die ontwikkelingen goed in de gaten houdt en echt let op de aanvankelijke doelstelling: de integratie van beleid, wetenschap en praktijk.’
Smit is op zijn beurt ook optimistisch op ‘zijn’ terrein. ‘Het zal
verwezenlijkt? Shadid: ‘Ooit had je afzonderlijk vrouwenstudies studies. Nu kun je constateren dat dit helaas niet is gelukt.
Vakgroepen zijn opgeheven, zogenaamd omdat ze niet meer nodig waren. Dat moet ZonMw bij diversiteit en participatie
voorkomen. Blijf dus bij alle projectaanvragen letten op aspecten van beide thema’s. Maar ook binnen de eigen organisatie moet
het diversiteitsdenken worden omarmd en de kennis uit de eigen projecten worden toegepast.’ Volgens Smit heeft ‘altijd vragen
naar participatie’ wel iets krampachtigs. ‘Bij een programma over fundamenteel stamcelonderzoek ligt het natuurlijk anders dan
bij een nationaal programma ouderenzorg.’ Essentieel is volgens hem een goede voeling met de praktijk. ‘Laat de mensen van ZonMw af en toe in het veld meelopen, bijvoorbeeld in een
ziekenhuis. Dan kun je zien hoe participatie en diversiteit in de praktijk werken.
«
met vallen en opstaan gaan. Het politieke klimaat werkt op dit
moment remmend op de theorieontwikkeling en het maken van
06
<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>> Mediator | februari 2011 | jaargang 22 | nummer 1
resultaat
Terminale zorg aan Turkse en Marokkaanse patiënten
over doodgaan Door Veronique Huijbregts
praat
je niet Turkse en Marokkaanse patiënten met kanker die gaan sterven maken weinig gebruik van terminale thuiszorg. En Nederlandse hulpverleners vinden het moeilijk om met hen te communiceren. Wat zit er in de weg? Onderzoek gaf inzicht in verschillende waarden en normen.
» Turkse en Marokkaanse patiënten met kanker en hun
familieleden weten vaak niet welke terminale thuiszorg ze
kunnen krijgen. ‘De huisarts heeft ons er niets over verteld’,
zeiden ze in een retrospectief onderzoek van het NIVEL. Boven-
dien was familiezorg in hun ogen ideaal. Zorgverleners, zoals de
oncoloog, de wijkverpleegkundige en de huisarts, liepen bij deze
patiëntengroep tegen communicatieproblemen aan, zo bleek uit een vervolgonderzoek.
Dat riep de vraag op hoe de communicatie en de besluitvorming bij deze patiënten precies verloopt. Met geld van ZonMw
onderzocht Fuusje de Graaff dit aan de hand van 33 casussen, waarover ze zorgverleners, patiënten en hun naasten interviewde.
Verschillen in waarden en normen van enerzijds zorgverleners en anderzijds patiënten en hun naasten, bleken een grote kans op miscommunicatie te geven. Praten over doodgaan is voor veel Turken en Marokkanen taboe. Onverbloemde informatie over
het naderende levenseinde, zoals die in Nederland vaak wordt
gegeven, werkt dan averechts. Dat maakt praten over goede zorg in de laatste levensmaanden niet eenvoudiger. En waar volgens
gelovige Turkse en Marokkaanse Nederlanders hun lot in Allah’s hand ligt, zetten autochtone zorgverleners in op een medische
benadering. Ten slotte compliceert de aanwezigheid van een tolk, vaak een familielid, de besluitvorming soms. Deze naaste wil dan beslissen over de zorg, en dat botst met de Nederlandse gerichtheid op de patiënt.
Dankzij de diversiteit aan perspectieven in het onderzoek ligt
de focus niet langer op bepaalde etnische groepen maar op de communicatie in de driehoek patiënt, hulpverlener en familie, zegt De Graaff. ‘Als je daarmee rekening houdt, kun je tot
een goede besluitvorming komen.’ Standaardadviezen heeft
ze daarvoor niet. Moeten Nederlanders het doen op z’n Turks of andersom? Dat vragen hulpverleners haar soms in haar trainingen naar aanleiding van de onderzoeksresultaten.
Zo’n benadering beantwoordt niet aan de diversiteit bij Turkse en Marokkaanse patiënten, zegt De Graaff. ‘Je eerste vraag
moet er altijd op gericht zijn te achterhalen wat deze individuele zieke weet en precies wíl weten.’
De Graaff informeert ook familieleden van kankerpatiënten.
Zij geeft hen inzicht in de denkwijzen van Nederlandse zorg verleners, licht ze in over de mogelijkheden voor terminale
zorg en benadrukt dat je ook te lang kunt wachten met het
inschakelen van deze zorg. ‘Mijn advies aan zorgverleners: ga communicatieverschillen niet uit de weg, maar zoek ze juist op. Neem de tijd om over eventuele misverstanden te praten. Dan kom je uiteindelijk tot gezamenlijke oplossingen.’
07
Mediator | februari 2011 | jaargang 22 | nummer 1
«
rondetafel
Rondetafelgesprek over diversiteit en participatie Door Pieter van Megchelen
kwaliteit door
meedoen in verscheidenheid
De kwaliteit van de zorg hangt rechtstreeks samen met de aandacht voor het individu in diens verscheidenheid. Als die individuen ook actief betrokken zijn bij het beleid en bij wetenschappelijk onderzoek, komt echte innovatie tot stand. In een rondetafelgesprek onder leiding van ZonMw-directeur Henk Smid komt het verhaal van participatie en diversiteit tot leven. Een hoogleraar Cliëntenparticipatie, een antropoloog met decennia ervaring in het diversiteitsbeleid in de ggz en een directeur van een patiëntenkoepel ontmoeten elkaar.
» ‘Waarom is het eigenlijk belangrijk
alleen vanuit maatschappelijk wenselijke
gegeven wordt, belanden veel patiënten
verschillen tussen mensen?’ opent Henk
dat de behandeling gewoon niet werkt
langdurige klinische opnames in de
om aandacht te besteden aan de
Smid het gesprek. Prof. dr. Tineke Abma, hoogleraar Cliëntenparticipatie in de
ouderenzorg aan het VU medisch centrum (VUmc): ‘In de gezondheidszorg is een
neutrale manier van kijken dominant. Een ziekte is een ziekte. Het meeste
klinische onderzoek is gedaan bij witte mannen van middelbare leeftijd. Dat
doet geen recht aan de verschillen tussen
principes zouden praten. Het argument als je geen aandacht aan diversiteit
besteedt, spreekt mij direct aan. Ik denk
dat er steeds meer aandacht komt voor te
onderscheiden groepen, voor personalized
tekstboek is een man met pijn op de borst. Bij een vrouw met rugpijn is die associatie met hartklachten er niet zo snel.’
Antropoloog drs. Ronald May: ‘En daardoor komt de patiënt te laat in de zorg terecht, met alle meerkosten van dien.’ Dr. Cor
Oosterwijk, directeur van de Vereniging Samenwerkende Ouder- en Patiënten
organisaties (VSOP): ‘Ik ben blij met dit
voorbeeld. Ik was een beetje bang dat we
08
is. Er zijn prachtige wetten voor, maar die
met geld, want die eindstations zijn veel
diversiteit dat de mens centraal komt
klachten. Het klassieke beeld uit het
het de kwaliteit van zorg die in het geding
een eerste stap.’
mensen, zoals leeftijd en sekse, is daarvoor
worden gezondheidsverschillen groter. verschillen in de presentatie van hart-
penitentiaire inrichtingen. ‘Uiteindelijk is
worden met voeten getreden als het gaat om mensen die een klein beetje verschillen
eindstations
Een bekend voorbeeld zijn geslachts
geestelijke gezondheidszorg (ggz) of
de meest opvallende verschillen tussen
medicine. Alleen al rekening houden met
mensen: in biologie, in communicatie, in presentatie van klachten. Daardoor
in wat May de ‘eindstations’ noemt, zoals
Volgens May betekent aandacht voor te staan. Niet de behandeling of de
diagnostiek, niet de wetenschappelijke
evidence, maar de relatie met de patiënt. In die relatie nemen beide gespreks
partners hun eigen achtergrond mee:
opleidingsniveau, vooroordelen, stijl van
communiceren, cultuur, religie, et cetera.
In dat primaire contact kan het heel goed gaan, zoals uit verscheidene voorbeelden uit de praktijk blijkt, maar hier ligt soms ook het begin van ernstige problemen.
Wanneer door communicatieproblemen
geen adequate zorg op het juiste moment
Mediator | februari 2011 | jaargang 22 | nummer 1
van de meerderheid. En dat kost bakken duurder. Je ziet migrantenkinderen in
jeugddetentie, maar je ziet ze bijna niet bij de ambulante jeugd-ggz.’
Abma: ‘Voor veel groepen mensen is de
toegankelijkheid van de zorg heel slecht.
Ik zit bijvoorbeeld in de Raad van Toezicht van het Delta Psychiatrisch Centrum in
Rotterdam. We hebben het over de meest kleurrijke stad van Nederland, met 180
verschillende groepen migranten. Als je
dan kijkt naar de staf, maar ook naar de
patiënten, zie je bijna alleen maar witte Nederlanders.’ May herkent het beeld: ‘Veel directeuren van ggz-instellingen
weten niet eens hoe divers hun patiëntenpopulatie is, laat staan de populatie in hun werkgebied.’
Zoals Oosterwijk bepleit, is er behoefte
dimensies van verschil: sekse, etniciteit,
patiënten uit andere culturen, moeten
afgestemde zorg. Dat betekent dat hulp-
niveau – anders is het stereotyperend en
worden bij die richtlijnontwikkeling.
aan personalized medicine, op het individu verleners om te beginnen kennis moeten hebben over de biologische, culturele en sociaaleconomische verschillen tussen
cultuur, seksuele geaardheid, opleidingskan het stigmatiserend werken. Alsof je
zou doen of alle migranten moslim zijn.’
Tot nu toe gaat dat heel vrijblijvend.’
En daarmee komt het gesprek op het andere thema: participatie. Volgens
Abma staat het buiten kijf
individuen. Toch is kennis alleen niet
dat actieve betrokkenheid
genoeg, stellen Abma en May. Abma:
van patiënten en cliënten de
‘Ik heb een klein onderzoekje gedaan
kwaliteit van onderzoek en
naar het interculturalisatie-onderwijs
zorg ten goede komt. ‘Je krijgt
binnen de opleiding geneeskunde aan
meer innovatie. Patiënten
de VU. Ik ben daar erg van geschrokken. Studenten die zelf van allochtone
brengen thema’s in op grond van hun eigen ziektegeschiede-
origine waren, zagen in de aangedragen
voorbeelden vooral veel stereotypen.
gebruikersgroepen meer betrokken
nis. Daar zijn bekende voor-
Daar kómt weer een Mohammed of
Een van de manieren om de kwaliteit
beelden van, zoals comorbiditeit of
thalassemie, vrouwenbesnijdenis of
van richtlijnen. In principe biedt richt-
het Nationaal Programma Ouderenzorg
een Fatima met ernstige problemen: de gevolgen van neef-nicht huwelijken. Ze hebben nooit eens gewoon een griepje.’ May: ‘Etniciteit wordt dan
bijna een ziektebeeld.’ Oosterwijk: ‘Maar je wilt toch juist dat er oog is voor die
verschillen, dat die patiënt centraal komt
van zorg te vergroten, is de ontwikkeling lijnontwikkeling dus ook perspectieven als
men meer aandacht wil besteden aan diversiteit. Volgens May valt dit tot dusver in de praktijk erg tegen. Richtlijnen gaan vaak voorbij aan de verschillen tussen
te staan?’ Abma: ‘Ja, als individu. In dit
mensen en weerspiegelen veelal de waarden van de dominante cultuur.
gestopt. Aandacht voor diversiteit
richtlijnen aandacht wordt besteed aan
voorbeeld worden mensen in hokjes
betekent dat je kijkt naar verschillende
09
Oosterwijk: ‘Als we willen dat er in
het perspectief van patiënten, ook van
Mediator | februari 2011 | jaargang 22 | nummer 1
vermoeidheid bij chemotherapie. En in de nadruk op welzijn en op het belang van de partnerrelatie.’
Smid brengt het recente proefschrift
‘De beperkte macht van patiënten’ van Hester van de Bovenkamp ter sprake.
Uit deze ‘studie naar actief burgerschap in de Nederlandse gezondheidszorg’ komt een heel ander beeld naar
voren: overbelasting van patiënten die participeren, beperkte invloed,
ook hier de cliënt centraal komt te staan,
de farmaceutische industrie. Van de
een bepaalde organisatie. Smid vertelt
bemoeienis van andere partijen zoals
Bovenkamp stelt het scherp: ‘Participatie
is niet altijd wenselijk en niet altijd goed.’ Abma trekt andere conclusies.
De gesignaleerde problemen zijn volgens haar het gevolg van de ‘representatieve’ manier waarop participatie meestal
‘Ik denk dat het allebei nuttig is. Ik ben
en niet de belangen van de zorg of
vaak betrokken bij die "witte boorden
hoe binnen ZonMw cliënten met een
ik daarin, vanuit het patiëntenperspectief
verstandelijke beperking meebeslissen over prioriteiten van wetenschappelijk
onderzoek op hun terrein. Dat betekent
dat professionals ‘in gewone mensentaal’ moeten uitleggen wat hun project heeft
wordt georganiseerd. Er worden
participatie". Ik heb toch het gevoel dat dat ik vertegenwoordig, een zinvolle bijdrage lever aan het beleid, ook al behoor ik meestal niet zelf tot de
desbetreffende patiëntengroep.’ Abma: ‘Ik zie het ook vooral complementair.
Cliëntenraden hebben
zeker een functie, maar
vertegenwoordigers afgevaardigd, die
die zouden zij nog beter
zich net als de professionals door
kunnen vervullen. Nu is
stapels beleidsstukken heen moeten
het vaak de Raad van
werken. ‘Dat is inderdaad belastend en
Bestuur die de agenda
dat kan niet iedereen. Terwijl je het ook
bepaalt.’
heel anders kunt doen, namelijk met
Het blijkt dat er meer
wat ik participatieve democratie noem. Empowerment is daarbij de eerste stap.
succesverhalen zijn. Smid en Oosterwijk vertellen
Je gaat dan uit van de eigen agenda
van cliënten en patiënten, en die leg je
dr. Cor Oosterwijk
prof. dr. Tineke Abma
drs. Ronald May
communicatieproblemen over en weer,
hoe ouders van kinderen
bij de professionals neer. Er zijn legio
opgeleverd. Abma beschrijft een project
met het syndroom van Angelman een
Oosterwijk: ‘Cliëntenparticipatie is een
meewerkte. De ouderen bepaalden zelf
van de slaapstoornissen die bij deze ziekte
voorbeelden dat dat werkt.’
nieuw concept, dan hebben mensen de neiging om de knelpunten uit te ver
groten. Ik hoor bijvoorbeeld nogal eens
dat patiënten ‘vooral vanuit hun emoties’
reageren. Als je dan verkeert in de ‘hogere kringen’ van de gezondheidszorg, merk je hoe ook andere stakeholders heel
emotioneel kunnen reageren, vooral als het over geld gaat.’
Uit de voorbeelden die daarna in het
rondetafelgesprek aan de orde komen, blijkt dat participatie inderdaad heel
goed mogelijk is. Voorwaarde is wel dat
10
in een verzorgingstehuis, waaraan zij
waar het project over zou moeten gaan
en hoe het ingevuld moest worden. Het thema werd pestgedrag, en de ouderen ontwikkelden een manier om respect
voller met elkaar om te gaan. Abma: ‘Ons project heeft een prijs gekregen van het
ministerie. Ik vind het een mooi voorbeeld hoe je bottom-up iets kunt opzetten,
met een groep kwetsbare ouderen van
wie altijd wordt gezegd dat participatie
zo moeilijk zou zijn.’ May is enthousiast: ‘En dat dus niet via een cliëntenraad of
een andere officiële vertegenwoordiging.’ Oosterwijk plaatst een kanttekening:
Mediator | februari 2011 | jaargang 22 | nummer 1
neurowetenschapper op het spoor zetten voorkomen. Dat was een belangrijk
probleem waarmee zij als ouder geconfronteerd werden en dat ook henzelf
fysiek raakte. Dit gaf het fundamentele onderzoek naar de ziekte een extra
impuls. Maar het proces van patiënten-
participatie is ook nog een zoektocht naar de juiste middelen.
Niet voor niets heeft ZonMw een speciaal programma Patiëntenparticipatie in
onderzoek, kwaliteit en beleid. Abma,
die de projectleiders van dit programma begeleidt: ‘We vroegen ze om fysiek op de participatieladder te gaan staan.
column
Diversiteit? Een kwestie van effectiviteit! Onderaan, waar het alleen om informeren
Veel gezondheidsproblemen worden mede veroorzaakt door maatschappe-
meebeslissen. Toen we vervolgens vroegen
bevolking op. En daar zul je iets mee moeten, zowel in onderzoek als in de
gaat, of bovenaan, waar mensen echt
waar zij vonden dat hun project eigenlijk moest staan en waar het daadwerkelijk
stond, was dat soms wel confronterend.’
Gesprekken met ouderen uit de netwerken van het Nationaal Programma Ouderen-
zorg lieten zien hoeveel frustratie er leeft bij deze ‘participanten’. Bijvoorbeeld over smalle, medisch-wetenschappelijke
definities van begrippen als kwetsbaarheid, waardoor volgens de ouderen zelf belangrijke vragen niet geadresseerd
worden. ‘Participatie gaat niet vanzelf’,
concludeert Abma, ‘Je moet tijd inbouwen voor reflectie en empowerment. Dan pas kan ervaringskennis echt bijdragen aan betere zorg.’
«
lijke verschillen. En maatschappelijke verschillen leveren diversiteit in de
ontwikkeling van gezondheidsinterventies. De meeste interventies worden
echter ontworpen voor een gemiddelde groep. Pas als het daar werkt, kijken
we ook naar het effect bij degenen die afwijken van het gemiddelde. Ik pleit
ervoor om vanaf de start rekening te houden met diversiteit in doelgroepen. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Alleen al vanwege hun opleidings-
niveau kijken professionals en wetenschappers door een gekleurde bril. Voor
mijn promotieonderzoek interviewde ik ooit een Brabantse varkensboer over sociale steun. Van wie ervoer hij die het meest? De man aarzelde lang. Het
liefst leek hij te willen zeggen: ‘Van mijn dieren!’. Vanuit de keuken riep zijn vrouw waarom hij háár niet noemde. Zichtbaar opgelucht pikte hij deze
suggestie op. Ik had een antwoord, maar was het wel het juiste? Had ik de
vraag eigenlijk wel goed gesteld? Ik beweer niet dat we de categorie ‘dieren’ moeten toevoegen aan vragenlijsten over sociale steun. Maar ik heb hieruit wel geleerd veel meer vanuit de positie van de ander te denken.
Hoe komt het nu dat dit nog geen gemeengoed is? Ten dele is het een gebrek aan ervaring. Het is een vak apart om bijvoorbeeld lager opgeleide groepen te bereiken. Of groepen met een andere etnische achtergrond dan die van jezelf. Dat geldt voor preventiewerkers, maar ook voor onderzoekers.
Als wetenschapper moet je bovendien vooral publiceren. En helaas ‘verkoopt’ een onderzoek onder specifieke bevolkingsgroepen, zoals mensen van nietwesterse herkomst, minder makkelijk. Maar voor een belangrijk deel is het
denk ik koudwatervrees. Waar de VS bijvoorbeeld al een lange traditie heeft
van ‘etnische studies’, zijn we in Nederland huiverig om specifieke kenmerken te benoemen. Vaak doen we, onder meer uit angst voor stigmatisering, liever Diversiteit > www.zonmw.nl/diversiteit > www.mighealth.nl > www.forum.nl > www.pharos.nl > www.mikadonet.nl Participatie > www.zonmw.nl/participatie > www.npcf.nl > www.vsop.nl > www.patientpartner-eu.nl
net of iedereen hetzelfde is. We hoeven de discussie over diversiteit niet met normatieve argumenten te voeren. Uiteindelijk is het simpelweg een kwestie van effectiviteit.
Als een gemiddelde interventie onvoldoende effect heeft bij bepaalde groepen, moeten we uitzoeken wat er bij hen wél kan werken. En als
gezondheidsproblemen bij sommige groepen meer voorkomen, kunnen
we beter proberen juist dáár gezondheidswinst te boeken. Dat lijkt me in Den Haag het sterkste argument om niet te gaan snijden in diversiteitsprogramma’s.
Karien Stronks
11
Karien Stronks is hoogleraar Sociale Geneeskunde aan het AMC te Amsterdam.
Mediator | februari 2011 | jaargang 22 | nummer 1
resultaat
‘Chatbot’ houdt automatisch rekening met diversiteit Door Adri Bolt
Wanneer ben je alcoholverslaafd? Kan je een soa hebben als » je nog nooit seks hebt gehad? Twee voorbeelden van vragen waar jongeren graag een antwoord op krijgen. ‘De doelgroep tussen 14 en 16 jaar is moeilijk te bereiken via infolijnen. Maar zo’n
83 procent van hen is dagelijks aan het chatten via computer of telefoon.’ Erwin Fisser van Soa Aids Nederland is project-
leider Voorlichtingschatbot Bzz. Een ‘chatbot’ is een computer
programma dat ‘automatisch’ chat, legt hij uit. Via Windows Live Messenger, het vroegere MSN, kunnen jongeren vragen stellen
met de computer chatten over seks
Veel jongeren zoeken betrouwbare informatie over seks, drugs en alcohol, maar blijven het liefst anoniem. Ze durven niet te bellen met informatielijnen. Maar chatten doen ze wel. Soa Aids Nederland en het Trimbos-instituut lanceerden de eerste chattende robot ter wereld.
over bijvoorbeeld seks, alcohol en drugs, of over sportblessures. Op basis van combinaties van trefwoorden zoekt de computer het meest passende antwoord. ‘De chatbot geeft basale
informatie maar geen persoonlijk advies. Bij heel specifieke
vragen verwijst Bzz een jongere door naar de hulpverlening.’ De chatbot is in staat over allerlei alledaagse onderwerpen te praten. Dat verlaagt volgens Fisser de drempel om ook
persoonlijke vragen te stellen. Uit onderzoek van Maastricht University blijkt dat zo’n 70 duizend jongeren van 15-16 jaar Bzz hebben toegevoegd aan hun contactenlijst. Gemiddeld stellen zij jaarlijks dertig relevante vragen. Daarvan gaat
90 procent over veilig vrijen of over hoe je ‘beter in bed’ kunt worden. Bij gedetailleerde vragen over seksuele technieken verwijst Bzz naar vrijsoavrij.nl of sense.info.
Bzz is een interventie die rekening houdt met diversiteit, stelt Fisser. Afhankelijk van de vragen die de chatter stelt, bepaalt
de chatbot welke specifieke informatie hij moet geven. Die is
bijvoorbeeld afgestemd op meisjes of jongens, op islamitische
gebruikers of op regiospecifieke verzoeken. De anonimiteit wordt hoog gewaardeerd, net als de betrouwbaarheid van de infor
matie en de snelheid waarmee Bzz werkt. ‘Jongeren vinden het
leuk met Bzz te chatten, al zijn ze soms teleurgesteld dat hij niet overal over kan meepraten. Zo mailde een meisje dat ze graag
tips wilde over haar kapsel. Die heeft Bzz helaas niet.’ Een andere beperking is dat de programmeurs het taalgebruik van jongeren niet altijd kunnen bijhouden. Dan snapt Bzz de vraag niet, en moet deze op een andere manier herhaald worden.
De jongeren die Bzz in hun contactenlijst hebben, houden hem
daar ook. Fisser: ‘Ze komen terug met vragen. Dat is een blijvend
resultaat. En de aantallen groeien gestaag. We laten zien dat we ons best doen om verschillende gebruikers te begrijpen.
De chatbot blijft intussen uitstralen dat hij een expert is, ook
door zijn taalgebruik. We doen dus niet heel popi alsof we één van hen zijn. En dat werkt prima.’
12
Mediator | februari 2011 | jaargang 22 | nummer 1
«
resultaat
Richtlijn voor follow-up van ‘survivors’ kinderkanker Door Marten Dooper
dokters kwamen los uit hun eigen
denkwereld
Bij het ontwikkelen van een richtlijn voor de follow-up van mensen die als kind behandeld zijn wegens kanker, zijn veel verschillende partijen betrokken. Een open space-bijeenkomst met ‘survivors’ bleek waardevol.
» Nederland telt inmiddels zo’n zevenduizend mensen die
Verder uiteraard vertegenwoordigers van de survivors zelf.
als gevolg van hun vroegere behandeling op latere leeftijd andere
de zorgverzekeraars.’ Postma: ‘We hebben de richtlijn opgesplitst
als kind kanker hebben overleefd. Velen van hen ontwikkelen
lichamelijke kwalen, bijvoorbeeld hartklachten. Liedeke Postma, tot haar pensioen kinderoncoloog in de Beatrix Kinderkliniek in Groningen: ‘Vanwege deze zogeheten late effecten van kinder-
kanker, zijn inmiddels overal speciale poliklinieken opgezet waar de "survivors" regelmatig onderzocht worden.’ Leontien Kremer,
kinderarts in het AMC vult aan: ‘Alle poliklinieken gaven echter op hun eigen manier invulling aan die follow-up. En dat leidde soms tot onrust en onbegrip onder de survivors.’ Daarnaast was vaak
Plus vertegenwoordigers vanuit de organisatie van de zorg, zoals in drie delen. Deel één richt zich op de zuiver medische aspecten van de follow-up. Dat was vooral een klus voor de behandelaars.
Deel twee en drie gaan over respectievelijk arbeid en maatschap-
pelijke consequenties van de kinderkanker, en over de organisatie van de zorg. Zo konden we optimaal gebruik maken van ieders
specifieke expertise. Met name in deel drie was de inbreng van de survivors heel groot.’
niet duidelijk wat bij de reguliere patiëntenzorg hoorde en wat
Starten met een zogeheten open space-bijeenkomst bleek een
verandering in te brengen, ontwikkelden de Nederlandse
betrokkenen met elkaar gepraat over wat zij belangrijk vonden
bij het wetenschappelijk onderzoek naar late effecten. Om hier kinderoncologen een landelijke richtlijn voor de follow-up van
de survivors. ZonMw maakte de richtlijnontwikkeling mogelijk en stelde als voorwaarde dat deze breder van opzet zou zijn.
Ook de onderwerpen arbeid en maatschappelijke consequenties en organisatie van de zorg voor survivors komen er nu in voor. Bij de ontwikkeling van deze brede richtlijn, met Kremer en Postma als projectleiders, waren veel partijen betrokken. Kremer somt ze op: ‘Behandelaars als kinderoncologen,
internist-oncologen, radiotherapeuten, huisartsen enzovoorts.
13
Mediator | februari 2011 | jaargang 22 | nummer 1
gouden greep, blikt Kremer terug. ‘Een dag lang hebben alle
voor de follow-up. De inbreng van de survivors hielp de behandelaars los te komen uit hun eigen denkwereld.’ Dat resulteerde
onder andere in duidelijke aanbevelingen over de vorm van de zorg. Bijvoorbeeld dat het voor de survivor niet uitmaakt wie
precies de regie heeft, als het maar een behandelaar is die de
geschiedenis van de survivor kent en ervaren is op het gebied
van de late gevolgen van kinderkanker. Postma ten slotte: ‘En ook
een aanbeveling als “zorg op maat in plaats van één strak model” is mede te danken aan de survivors.’
«
opinie
Zes reacties op een stelling Door Maarten Evenblij
‘
participatie en diversiteit in zorg en gezondheidsonderzoek zijn nog te veel een aanpak met excuustruzen en alibi ali’s
’
drs. fariba rhmaty
jopie verhoeven
en systeemtherapeute, Amsterdam
Consumenten Federatie (NPCF)
Transcultureel psychotherapeute
» ‘Als transcultureel therapeut in de
Amsterdamse ggz-jeugdzorg ben ik het
helemaal eens met de stelling. Ik zie het
Voorzitter Nederlandse Patiënten
prof. dr. janneke van mens-verhulst
Oud-hoogleraar Vrouwengezondheidszorg
zowel op therapeutisch als op beleids
»
te draaien – opgelegd door de zorg
En een succesvolle strategie voor de zorg
niveau. Door de noodzaak om productie verzekeraars – valt transculturaliteit als
eerste weg. Dat doet pijn. Ook is er geen steun vanuit het management. Ik moet de transculturaliteit in de jeugdzorg vooral in mijn eigen tijd opzetten.
Therapeuten krijgen in hun opleiding
weinig mee over diversiteit. Ze moeten
in hun werk daarin worden gestimuleerd. Dat vergt gereedschap om vaardigheden te ontwikkelen, maar daarvoor is weinig geld. Aandacht voor diversiteit vereist langdurige investeringen, en zorg
instellingen houden die niet in stand. Ik ben somber en boos. Men ziet het
nut van diversiteit niet. Nu is het vaak:
“Fariba kan het toch doen?” Maar zo werkt het niet. Diversiteit moet zijn ingebed in de organisatie. Ik heb op verzoek van de directie een transculturele module voor
een nieuwe zorglijn ontwikkeld. Maar die
ligt al maanden in een la. Productietargets hebben hogere prioriteit en daar word ik wel erg moe van.’
«
‘De stelling is te breed. Participatie
en diversiteit zijn verschillende aspecten. is anders dan voor het gezondheids
onderzoek. Als ik mij beperk tot diversiteit en het gezondheidsonderzoek, zeg ik:
we moeten juist heel veel excuustruzen
en Alibi Ali’s in beeld hebben! Nu richt het meeste gezondheidsonderzoek zich op
de grootste gemene deler. Om in stijl te
blijven: het gezondheidsonderzoek is nog te weinig een aanpak met Truzen, Ali’s
gedrag, want zonder patiënten is er geen
zorgsector. Patiënten zijn de belangrijkste
partner. Binnen onze sector is een enorme professionaliseringsslag gemaakt en
patiënten hebben zich ontwikkeld tot
een belangrijke marktpartij in de zorg. We zijn zeker geen excuustruzen en Alibi Ali’s meer. Toch zijn we er nog niet. We weten onze ervaringskennis nog onvoldoende te bundelen en toegankelijk te maken, en we hebben te weinig toegang tot
onderzoeksbudgetten en kennisinstituten.
Het tekort aan zorgverleners door de dubbele vergrijzing kan alleen verminderen
en Fatima’s van alle leeftijden en klassen,
door een partnerschap van patiënten en
Ik weet dat het ontzettend moeilijk is
kennis, maar die sluit niet altijd aan bij
en teveel met Ingrids en Henken…
en dat ZonMw erg z’n best doet met
vereisten rond onderzoeksaanvragen,
maar daarmee red je het niet. Er is niet
alleen een toegesneden instrumentarium voor dataverwerking nodig, we moeten
ook andere analysestrategieën toepassen om de variëteit – zowel verschillen als overeenkomsten – tussen mannen en
vrouwen uit allerlei culturen in beeld te
brengen. Die diversiteitsdeskundigheid is
nog te weinig aanwezig bij onderzoekers. Daardoor worden gegevens te snel bij
elkaar gegooid, blijven wezenlijke ver-
schillen onopgemerkt en besteedt men
in rapportages soms te weinig aandacht aan onverwachte overeenkomsten.’
14
» ‘We moeten ophouden met Calimero-
Mediator | februari 2011 | jaargang 22 | nummer 1
«
zorgverleners. Patiënten hebben veel
de dominante partijen in de zorg. Wie
moeten dan veranderen? Als zorgverleners en onderzoekers serieus vinden dat de stem van patiënten duidelijker moet
klinken, moeten ze ook bereid zijn zelf
stappen te maken. In de VS is het gemeengoed dat patiënten zelf de agenda voor onderzoek en financiering bepalen.
Dat gaan wij ook in Nederland bewerkstelligen.’
«
mr. goof buijs
mr. sadik harchaoui
en Consument, ministerie van VWS
culturele Vraagstukken, voorzitter
Voorzitter Forum – Instituut voor Multi
Managementteam directie Markt
»
‘Ik ben het gedeeltelijk met de stelling
eens. De overheid werkt aan het centraal stellen van patiënten in de zorg. Wil zorg
tot z’n recht komen, dan moet je naar patiënten luisteren en ze niet beschouwen
commissie Etniciteit en Gezondheid
dr. joop ten dam
Medewerker programma Wijk (NIGZ) en lector De Gezonde Stad,
Hogeschool Windesheim Zwolle
als excuustruzen. Wij proberen patiënten
»
beter in te vullen via richtlijnen en
is een tegengestelde beweging gaande.
de rol van adviseur te geven, hun rechten geschillencommissies, en we onder steunen patiëntenorganisaties met
subsidie. Het ministerie vindt een derde partij in de zorg belangrijk. Participatie
van patiënten moet dus dieper en breder zijn dan louter gehoord worden.
We moeten mensen ook betrekken
bij onderzoek en bij de ontwikkeling
van transparantie in de zorg, van zorg
richtlijnen en zorgpaden. Ook verzekeraars en zorginkopers moeten patiënten serieus
nemen. Gelukkig gebeurt dat steeds meer. Wij hebben gepleit voor een paradigmashift. Daarin accepteert en waardeert
de zorgsector dat patiënten echt aan-
vullende ervaringskennis hebben, waarmee iedereen zijn voordeel kan doen.
Daarvoor is een redelijk lange adem nodig. ZonMw stimuleert het door bijvoorbeeld succesvolle methoden van participatie in het zonnetje te zetten. En wij doen het met regelgeving die de rechten van patiënten versterkt.’
«
‘In mijn vakgebied, gezondheids
bevordering en gezondheidsbeleid,
Specifieke gezondheidsbevordering, zoals voorlichting aan migranten,
heeft de langste tijd gehad. Het blijkt niet duurzaam te werken. Men gaat steeds meer over op programma’s en maat
regelen ten behoeve van een gezondere omgeving voor de algemene bevolking. Vaak simpele maatregelen waarbij
iedereen baat heeft. Zoals afspreken om
als tussendoortje op basisscholen alleen nog maar fruit te eten. Dan moeten
kinderen ontbijten om de ochtend door
te kunnen komen. Zo’n afspraak bevordert de gezondheid van alle kinderen en is
duurzamer dan het benaderen van vooral migrantenmoeders. Zo vermijd je ook
discussies over specifieke maatregelen voor migranten.
Als we meer vat krijgen op omgevings factoren, gaat het ook beter met de gezondheid van alle bewoners van bijvoorbeeld achterstandswijken.
Daarmee zullen we een stuk verder komen dan met louter specifieke
projecten. Bij alles wat je doet, bijvoorbeeld op scholen of in de ruimtelijke
ordening, moet je overigens wel praten
met álle betrokkenen. Anders ontbreekt
draagvlak. Participatie is bij gezondheidsbevordering minder vanzelfsprekend dan in het welzijnswerk. Maar dat is duidelijk aan het veranderen.’
15
Mediator | februari 2011 | jaargang 22 | nummer 1
«
van ZonMw
» ‘Diversiteit “erbij nemen” en een paar projectjes doen die vervolgens
weer ophouden, dat levert weinig op.
Zorginstellingen, wetenschap en over heden zijn wel bezig met diversiteit,
maar op de achtergrond leeft toch het gevoel dat het om een gunst aan de
burger of de patiënt gaat. Terwijl aan-
dacht voor diversiteit pure noodzaak is.
We zijn immers allemaal bezorgd om de vergrijzing en de toename van bepaalde ziekten. We doen aan preventie van overgewicht en roken en voorzien
dreigende tekorten in de zorg. Met
diversiteit in zorgaanbod, maatwerk voor verschillende doelgroepen en een divers
personeelsbestand valt veel gezondheidswinst te behalen – en dus ook winst op al deze terreinen. Als bijvoorbeeld een preventieve aanpak gericht op de
bevolking van de grote stad met relatief veel migranten en kinderen slaagt,
bespaart dat op langere termijn veel
zorgkosten. De aandacht voor diversiteit
ligt op dit moment politiek niet zo goed. Maar je kunt er geld van de belasting
betaler mee besparen. Alleen al daarom kunnen we niet meer volstaan met excuustruzen en Alibi Ali’s.’
«
opinie
CSO-directeur Wim van Minnen over integrale ouderenzorg Door Adri Bolt
goed voor ‘ kwaliteit en efficiency ’ participatie
Ouderenparticipatie is onmisbaar voor een integrale ouderenzorg. Dat stelt Wim van Minnen, directeur van ouderenkoepel CSO. ‘Zorgverleners moeten beter luisteren naar de mensen om wie het gaat.’
» ‘Het komt nog te vaak voor dat ouderen er na een specialis
netwerken wordt de ouderenzorg verbeterd, zowel de medische
tische ziekenhuisopname slechter aan toe zijn dan ervoor, omdat
zorg als het welzijn. In deze netwerken laten de deelnemende
voor comorbiditeit bij deze groep.’ Wim van Minnen is directeur
brengen in de regio’s participerende ouderen met elkaar in contact.
hun andere aandoeningen verwaarloosd zijn. Er is te weinig oog
van CSO, de koepel van ouderenorganisaties. Volgens hem moeten
artsen met een integrale, geriatrische blik naar kwetsbare ouderen leren kijken. Dat levert betere en effectievere behandelingen op,
omdat artsen dan geen tegenstrijdige adviezen meer geven en de
medicatie beter op elkaar afstemmen. Die integrale blik moet zelfs
UMC’s ouderen en eventueel mantelzorgers participeren. Wij En we trainen ze in het effectief naar voren brengen van hun
verhaal en hun visie. Ook leren we de ouderen te onderscheiden
om welke fase van participatie het gaat – ideeënontwikkeling of implementatie – en daarnaar te handelen.’
verder reiken dan de spreekkamer van de dokter. ‘Het gaat ook om
De bedoeling was om ook kwetsbare ouderen of hun verwanten
symptoombestrijding. Zorg en welzijn zijn één verhaal. Integrale
andere omdat participeren voor hen praktisch lastig kan zijn, alleen
de context waarin ouderen leven. Alleen maar pillen geven is
ouderenzorg zou wat ons betreft zelfs een inkoopcriterium voor de zorgverzekeraars moeten worden.’
stokpaardjes
Om integrale zorg te realiseren is de inbreng van de oudere patiënt essentieel, stelt Van Minnen. Zorgverleners zien makkelijk het
verband over het hoofd tussen de sociale omgeving van de patiënt en diens ziekte of beperking. ‘Oudere patiënten of ouderen met beperkingen kunnen zelf veel beter integraal kijken dan de
zorgprofessionals. Daarom is het zo belangrijk om de ouderen
participatie beter te organiseren.’ In de gezondheidszorg is er één
partij die alleen het belang heeft dat hij niet ziek wordt, of zo kort mogelijk ziek blijft. Dat is de patiënt. Alle andere partijen kunnen
ook andere belangen hebben, zegt Van Minnen. ‘Zonder tegenwicht van patiënten loop je bijvoorbeeld het risico dat bestuurders of
artsen stokpaardjes gaan berijden, en daar niet op gecorrigeerd
te laten participeren. Dat is maar deels gelukt. Dat komt onder
al vanwege het vervoer. Ook hebben kwetsbare ouderen relatief
vaak een lage sociaaleconomisch status, en volgens Van Minnen
is de drempel om te participeren voor hen daarom relatief hoog. De CSO vond een oplossing in het mede laten participeren van gezonde ouderen en hen systematisch het perspectief van de kwetsbare ouderen naar voren te laten brengen. ‘We laten ze bijvoorbeeld een panel van kwetsbare ouderen organiseren,
waardoor deze gezonde ouderen gevoed worden met de verhalen van ouderen die wel ondersteuning nodig hebben.’ Van Minnen
hoopt dat ouderen zich uiteindelijk niet tot beperken tot partici peren in de regionale netwerken, maar bijvoorbeeld ook gaan
meepraten in de cliëntenraden in hun eigen woonzorginstelling. Voor de belangenbehartiging op dit meso-niveau is er een CSO-
handboek met praktische tips voor participerende ouderen. En ook in politiek Den Haag brengt de koepel de visie van ouderen in.
worden. Of dat ze verkeerde belangen laten wegen, zoals hun
portiersloge
het beste weten.’ Als positief voorbeeld van de opbrengst
Minnen niet meer geld en inspanning te kosten. Integendeel,
omzet of een twijfelachtig soort beroepseer dat zij het allemaal van patiëntenparticipatie noemt Van Minnen de psychiatrie.
‘De laatste jaren is daar veel druk om te bewijzen dat behande
lingen ook werken, met name vanuit de cliëntenraden. Dat zie ik bij de ggz-instellingen waar ik in de raad van toezicht zit. Neem
bijvoorbeeld angststoornissen. Die worden nu steeds vaker volgens
duidelijke protocollen behandeld, en het effect daarvan wordt sinds kort ook systematisch gemeten.’
Participatie krijgt allereerst concreet vorm in de één-op-één relatie tussen patiënt en zorgverlener. Het veranderen van die relatie is volgens Van Minnen niet makkelijk. ‘Aan de ene kant moet je de
oudere motiveren en helpen om zijn verhaal goed naar voren te brengen. Zeg maar: werken aan empowerment. Dat gebeurt
bijvoorbeeld op de zogeheten Eigen Kracht-conferenties. Aan de andere kant moet je in de opleiding, bijscholing, intervisie en
intercollegiale toetsing van de zorgverleners stimuleren dat ze
goed leren luisteren naar het verhaal van de patiënt.’ De CSO pleitte hiervoor op een recent KNMG-congres over medische ouderenzorg. ‘De aanwezige artsen waren het er helemaal mee eens.’
hoge drempel
De CSO ondersteunt de ouderenparticipatie in het Nationaal
Programma Ouderenzorg, dat ZonMw uitvoert in samenwerking met de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra.
Het programma streeft naar verbetering van de zorg voor ouderen met complexe hulpvragen. Van Minnen: ‘In acht regionale
17
Mediator | februari 2011 | jaargang 22 | nummer 1
Beter luisteren naar de belanghebbenden hoeft volgens Van
vermoedt hij. ‘Het zou juist tot meer efficiency kunnen leiden.
Mensen willen geen omslachtige procedures, ze willen niet bij elke zorgverlener opnieuw hun hele verhaal moeten vertellen.’ Ook kan ouderenparticipatie leiden tot beter op maat gesneden preventie.
‘Dat geeft een groter aantal gezonde jaren, en daarmee een kleiner beroep op medische voorzieningen.’
De voordelen van ouderenparticipatie lijken evident. Toch is Van Minnen er niet gerust op dat participatie zich vanzelf
steeds verder zal ontwikkelen. ‘Volgend jaar wordt het Nationaal
Programma Ouderenzorg afgesloten. Ik ben bang dat de regionale netwerken er dan mee stoppen. Wij zoeken naar wegen om de
ouderenparticipatie toch te continueren, maar dat is lastig. In de ziekenhuizen zijn er de cliëntenraden. In de welzijnssector wil je
in de ouderenraad of de Wmo-raad van de gemeente een rol spelen. Maar eigenlijk moeten al die zaken verbonden raken.’
Om de continuïteit en kwaliteit van de ouderenparticipatie te
borgen, moeten Van Minnen en de zijnen wel ‘gefaciliteerd’ worden. ‘Onze kantoorruimte is even groot als de portiersloge van Zorg verzekeraars Nederland. Als je als samenleving echt vindt dat
aanbieders, verzekeraars en cliënten gelijkwaardige partijen zijn, moet je ze ook zo behandelen. Want worden we niet alle drie betaald uit dezelfde zorgpremies?’
«
speerpunten
het speerpunt
diversiteit bij zonmw Iedereen heeft recht op een goede gezondheid en op een passende zorg, ongeacht leeftijd, sekse, seksuele voorkeur en bijvoorbeeld culturele achtergrond. De bestaande gezondheidsverschillen maken duidelijk dat dit nog lang niet het geval is. Het speerpunt Diversiteit van ZonMw is bedoeld om hier blijvend aandacht voor te vragen.
gelijke kansen
Om de bestaande gezondheidverschillen te verkleinen en
kostenbesparing in de zware, geïndiceerde zorg. Daarnaast wijst onderzoek uit dat heterogene groepen betere beslissingen nemen
zowel in zorg als in gezondheidsonderzoek rekening houden met
diversiteit neemt de kans van slagen van onderzoek en zorg toe.
iedereen de zorg te bieden die hij of zij nodig heeft, moeten we biologische, sociaal-culturele en maatschappelijke verschillen.
Verschillen tussen mensen komen deels voort uit aanleg, maar hebben vaak ook te maken met leeftijd, geslacht, seksuele
voorkeur en comorbiditeit. Of met culturele achtergronden, opleidingsniveau en sociaaleconomische status. In al haar
programma’s houdt ZonMw rekening met deze diversiteit van
mensen. Onderzoek dient alle bevolkingsgroepen in te sluiten. Ook moeten onderzoeksresultaten ten goede komen aan de
dan homogene groepen. Als er rekening wordt gehouden met
Ook blijkt dat een succesvol diversiteitsbeleid in de gezondheidszorg leidt tot meer tevredenheid, bijvoorbeeld van de zorgver
leners. En het levert betere bedrijfsresultaten op. Divers samengestelde teams zijn creatiever en innovatiever. Aandacht voor diversiteit resulteert in een organisatiecultuur die eigenheid waardeert en stimuleert, en dat komt de betrokkenheid en motivatie van werknemers ten goede.
diverse subgroepen in de samenleving.
eigen organisatie
paraplubegrip
satie en activiteiten. Zo waakt zij er bij de samenstelling van
tussen of binnen specifieke populaties mannen en vrouwen, etnische groepen, leeftijdsgroepen en patiëntgroepen.
deskundigheid over diversiteit aanwezig is. Ook moet er een goede balans zijn tussen de seksen. Diversiteit wordt in elk
patronen, zowel wat betreft symptomen, kans op ziekte als
niet toereikend. Daarom heeft ZonMw financiële middelen
‘Diversiteit’ is een paraplubegrip. Het omvat de verschillen
Verschillen kunnen tot uiting komen in uiteenlopende ziekte risicofactoren. Maar ook in de beleving en verwoording van gezondheidsproblemen. Differentiatie en flexibiliteit zijn
dus nodig in preventie, diagnostiek en behandeling. ZonMw stimuleert onderzoekers, hulpverleners en beleidsmakers aandacht te besteden aan al deze verschillen.
doelmatigheid en effectiviteit
ZonMw hecht veel belang aan diversiteit in haar eigen organi-
programmacommissies en -werkgroepen voor dat er voldoende
onderzoeksprogramma van ZonMw meegenomen. Dit is echter vrijgemaakt voor een nieuw apart programma Etniciteit en
Gezondheid (werktitel). Dit programma richt zich op de kern uitdagingen die niet goed in andere programma’s zijn in te
passen en die zo urgent zijn dat dit op korte termijn een eigen programma rechtvaardigt. De verwachting is dat de oproep voor projectideeën de eerste helft van 2011 verschijnt.
Niet alleen ethische argumenten – bijvoorbeeld het gelijkheidsbeginsel – zijn van belang. Ook uit oogpunt van effectiviteit
zijn er goede redenen om aandacht te hebben voor diversiteit.
Als migranten beter worden bereikt in een eerder stadium van
ziekte of problemen, leidt dit bijvoorbeeld tot een substantiële
18
> Zie verder: www.zonmw.nl/diversiteit. > Zie ook de ZonMw-publicatie ‘Kleurstof. Tips om bij subsidieaanvragen rekening te houden met culturele diversiteit’.
<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>> Mediator | februari 2011 | jaargang 22 | nummer 1
het speerpunt
participatie
bij zonmw
Actieve betrokkenheid van de (eind)doelgroepen bij de programmering van ZonMw en de projecten die zij subsidieert is een speerpunt van ZonMw. Afhankelijk van de context kan het gaan om diverse groepen in de samenleving, zoals patiënten, zorgconsumenten, burgers, ouderen en jongeren.
gezamenlijk belang
structurele aandacht
de praktijk, is het volgens ZonMw belangrijk belanghebbenden
permanente aandacht. In verschillende fases moet de afweging
Om vooruitgang te boeken in de zorg en om aan te sluiten bij bij zorgprojecten te betrekken. Concreet gaat het om het
raadplegen, advies inwinnen, samenwerken en/of laten (mee)
beslissen van betrokkenen bij de programmering van ZonMw en de projecten die zij subsidieert. Belanghebbenden zijn uiteraard degenen die zich beroepsmatig met onderzoek, gezondheid
en/of zorg bezig houden. Maar het gaat ook om de einddoelgroep of eindgebruiker die beschikt over ‘ervaringsdeskundigheid’.
Participatie koppelt de belangen en kennis van de professionele zorgverlener of onderzoeker met die van de (potentiële) zorg gebruiker of burger.
participatiebeleid
ZonMw streeft naar een beleid dat participatie structureel
ondersteunt en verankert. Binnen de verschillende programma fasen moet gedacht worden aan het (mogelijk) betrekken van de einddoelgroep. Een voorbeeld is het programma Disability
Studies, dat mensen met een beperking betrekt in alle onder-
Participatie is geen losstaand onderwerp, maar een kwestie van worden gemaakt om er wel of niet voor te kiezen. Ook zijn een
bewuste keuzes voor de invulling van het proces nodig. Dit geldt zowel voor de uitvoering van de ZonMw-programma’s als voor de projecten in het veld.
Het betrekken van de (potentiële) zorggebruiker en/of burger bij
een programma of project is vaak een grillig en tijdrovend proces dat niet moet worden onderschat. Participatie is dan ook lang
niet altijd vanzelfsprekend. De zorggebruiker en/of burger brengt echter een ander perspectief in over wat hij belangrijk vindt,
welke voorzieningen goed functioneren of ontbreken en waar zorg beter kan. Die ervaringsdeskundigheid is een belangrijk referentiekader en verdient structurele aandacht. > Zie verder: www.zonmw.nl/participatie. > Zie ook de ZonMw-publicatie ‘Gespreksstof. Tips om doelgroepen een stem te geven binnen projecten’.
zoeksfasen. In 2010 werden zeven projecten gehonoreerd,
onder meer op het gebied van beeldvorming, participatie en
mechanismen van uitsluiting. Het programma stimuleert tevens
Diversiteit en participatie: basis voor kwaliteit
door wetenschap en ervaringskennis elkaar kunnen verdiepen.
dat de zorgaanbieder verantwoorde zorg moet aanbieden.
projecten door jonge onderzoekers met een beperking, waar-
ZonMw stimuleert bij de indieners van projectvoorstellen in alle programma’s dat zij al in de opzet van hun projecten nadenken over de participatie van hun doelgroepen. Voorbeelden hiervan zijn aandacht voor participatie bij de het beoordelen van de subsidieaanvragen, en uitgaven als 'Gespreksstof' of het
In de Kwaliteitswet zorginstellingen (KWZ) wordt bepaald Onder verantwoorde zorg wordt verstaan zorg van goed
niveau, die in ieder geval doeltreffend, doelmatig en patiëntgericht wordt verleend en die afgestemd is op de reële behoefte van de patiënt.
'Handboek Participatie voor ouderen in zorg- en welzijns projecten'.
19
<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>> Mediator | februari 2011 | jaargang 22 | nummer 1
resultaat
Onderzoek naar steun voor ouders met een verstandelijke beperking Door Veronique Huijbregts
Welke extra ondersteuning helpt ouders met een verstandelijke beperking betere opvoeders te zijn? Over die vraag buigt zich een onderzoeksgroep van de Vrije Universiteit. Ouders met een verstandelijke beperking denken mee met de onderzoekers.
» De maatschappij meet een beetje
de aanleiding voor een door ZonMw
die aanpassing hebben de ouders niet
een verstandelijke beperking gaat. Dat
mogelijke ondersteuning van ouders.
materiaal over het onderzoek.
met twee maten als het om mensen met zegt Carlo Schuengel, projectleider en
hoogleraar Orthopedagogiek aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Aan de ene kant wil men dat deze groep zo ‘normaal’
mogelijk deelneemt aan de samenleving. Maar bij kinderwens en ouderschap gaat
die vlieger niet meer op. Jeugdzorg neemt
dan al snel de regie over, vaak nog voordat de ouders hebben kunnen laten zien of
ze het ouderschap aankunnen. Terwijl ze vaak best in staat zijn hun kinderen zelf op te voeden.
Ouders met een verstandelijke beperking en hun ondersteuners deden een beroep op de wetenschap om de discussie over
de (on)wenselijkheid van hun ouderschap uit de sfeer van vooropgezette meningen te halen. Dat, vertelt Schuengel, vormde
20
gesubsidieerd onderzoek naar de
De doelgroep heeft er dus mede voor
meegedacht, wel over het voorlichtings
gezorgd dat het onderzoek er kwam.
Het is nog te vroeg om een voorschot
landelijke belangenverenging LFB, is zelf
Schuengel. Maar de deelnemende ouders
‘William Westveer, directeur van de
ouder met een lichte verstandelijke
beperking. Hij is bij alle onderzoeksfasen
betrokken. Dat we het onderzoek zo sterk vanuit een ondersteuningsperspectief hebben opgezet, komt mede door zijn inbreng’, aldus Schuengel.
Voor het project worden eerst ouders
geïnterviewd over de opvoeding en de
ervaren steun. Alle geïnterviewde ouders (inmiddels 85) beantwoorden de vraag
of ze stress ervaren tijdens het opvoeden. De ‘ja-zeggers’ krijgen at random wel of
geen opvoedingsondersteuning. Hiervoor is een bewezen effectief programma van de Universiteit Leiden aangepast. Over
Mediator | februari 2011 | jaargang 22 | nummer 1
te nemen op de uitkomsten, aldus
zijn zo enthousiast dat ze hun best
doen andere ouders bij het onderzoek
te betrekken. De projectleider vindt hun inbreng essentieel, niet alleen voor het aanscherpen van de probleemstelling
of de werving, maar ook om hun eigen
ideeën over goede ondersteuning te leren kennen. Wat nu als zou blijken dat een
bepaalde groep ouders het ook met extra ondersteuning niet redt? Zo’n mogelijke uitkomst accepteert iedereen, aldus
Schuengel. ’De onderzoeksresultaten
moeten spreken. Maar dan zijn we wel een stap verder. Dat zien de cliënten in ons onderzoek heel goed.’
column
Getemde of ongetemde participatie? Participatie lijkt een nieuwe trend te zijn. Maar zo nieuw is het niet.
De oude Grieken, die de basis hebben gelegd voor onze huidige democra-
tische maatschappij, hadden het er al over. In de polis, de Griekse stadstaat, werd voortdurend gediscussieerd over de beste manier waarop burgers konden deelnemen aan de samenleving. Volgens Van Dale betekent
participeren letterlijk ‘meedoen’. Het grote probleem met participatie is nu dat er eerst iets moet zijn waar je aan kunt meedoen. Je sluit je aan bij iets
wat al bestaat. Als deel-nemer raak je zo pas later betrokken. Dus niet in de
beginfase, waarin wordt nagedacht over de inrichting van het participatieproces. De vraag is dan of de burger – jong of oud, ziek of gezond – niet ‘getemd’ meedoet? Is zijn enige plaats zo niet onderaan de zogeheten participatieladder? Ofwel daar waar hij alleen informatie ontvangt, eigenlijk niets mag zeggen en zeker niet mag meebeslissen?
Dit gegeven wordt ook wel de ‘participatieparadox’ genoemd. Het is een grote frustratie voor mensen die ergens aan participeren: ze mogen wel Nadelen heeft deze werkwijze niet, zegt Schuengel na enig nadenken. ‘Het was wel wennen. In het begin was ik bang
voor vertraging. En je loopt tegen je eigen vooroordelen aan. Die confrontatie is
veranderd in een voordeel. Ons respect voor de doelgroep is flink gegroeid.
Het is indrukwekkend hoe deze mensen
hun leven inrichten, ondanks het gegeven dat ze informatie niet zo snel kunnen
meedoen, maar alleen onder condities die zonder hen gesteld zijn. Het lijkt me dan ook goed om meer durf te tonen bij participatieprocessen. Geef mensen die mogen, willen of moeten meedoen meer inspraak in het inrichtingsproces van participatie.
Misschien kunnen we ook hier wat leren van de oude Grieken. Binnen de polis ging het om een actieve opstelling. Burgers konden actief gestalte geven aan hún samenleving en aan hún staatsinrichting. Dat kon een
monarchie zijn of een democratie of een aristocratie. Wanneer een bepaalde
inrichting niet werkte, kon deze weer worden vervangen. Desnoods ontstond er een revolutie, waarbij de burgers – met of zonder geweld – een andere
verwerken. Je moet dus leren je duidelijk
staatsinrichting afdwongen. Wellicht moet er ook meer revolutie komen in participatieprocessen. Deel-
Westveer ons regelmatig op terecht-
hebt aangegeven dat er te weinig tijd is ingepland om stukken te lezen. Durf
uit te drukken, zonder jargon. Daar heeft gewezen.’ Maar ook dat is geen nadeel
volgens Schuengel. ‘Als wetenschapper
ben je altijd in dialoog met de omgeving die iets van jouw onderzoek merkt.’
«
nemer, durf eens uit een participatieproces te stappen wanneer je al drie keer eens af te haken wanneer je ontevreden bent over de inrichting van het
proces. En beleidsmaker, stap een participatieproces een keer ‘ongetemd’ in.
Durf het proces in overleg met de deelnemers in te richten, vanaf het begin. Pas dan ga je echt sámen op stap. Meralda Slager Meralda Slager is programmasecretaris bij ZonMw. Onlangs schreef ze een essay waarin zij over participatie reflecteert vanuit domeinen als kunst, filosofie en literatuur. Dit essay is te downloaden via www.zonmw.nl/essay.
21
Mediator | februari 2011 | jaargang 22 | nummer 1
opinie
Twee twistgesprekken Door Adri Bolt
participatie is onmisbaar voor een goede kwaliteit van gezondheids onderzoek en klinische praktijk » ‘Binnenkort brengt de Gezondheidsraad een advies
uit over de Onderzoeksagenda Medische Producten van
de Raadscommissie voor Gezondheidsonderzoek. Voor dat
advies hebben we heel expliciet de betreffende patiënten, artsen en verpleegkundigen geraadpleegd. Patiënten en zorgverleners weten waar ze in de dagelijkse praktijk
participatie staat de weten schappelijke en klinische ontwikkeling nodeloos in de weg
tegenaan lopen. Zo is het voor de patiënten heel belangrijk dat er een middel tegen jeuk bij brandwonden
ontwikkeld wordt. Zo’n onderwerp zou waarschijnlijk blijven liggen als we onderzoekers of industrieën de
» ‘Ik ben lid van het College ter Beoordeling van
voorzitter was van de Nederlandse Federatie van
veel gesproken over patiëntenparticipatie, zelfs over het
onderzoeksagenda zouden laten bepalen. Toen ik nog
Geneesmiddelen, het CBG. Ook daar wordt tegenwoordig opnemen van patiënten in het college. Daar ben ik tegen.
Universitair Medische Centra, de NFU, hebben we patiënten gevraagd of ze reeds bij hen verzameld
biologisch materiaal beschikbaar wilden stellen voor
onderzoek, en voor welk onderzoek dat gebruikt mocht
“De patiënt” bestaat namelijk niet. Er is een vereniging
van hoofdpijnpatiënten en van mensen met multiple sclerose. Wie van die twee is “de patiënt”? Daar komt bij
worden. Wij wilden die vraag open bij de betrokkenen
dat patiëntenorganisaties heel sterk op “hun” aandoening
zoek is immers voor een groot deel te danken aan de
al is de kans nog zo klein, zullen ze snel willen toelaten.
neerleggen. De winst die we boeken uit klinisch onderpatiënten die daaraan willen meewerken. Openheid bevordert dat ze dat willen blijven doen.
waarde patiënten en patiëntengroepen hechten aan bepaalde uitkomsten. Daar kun je dan je beleid op
afstemmen. Dat geldt bijvoorbeeld bij de afweging
tussen effectiviteit en bijwerkingen van een medicijn.
De patiënt wordt steeds mondiger, en de waardering van de patiënt dus alsmaar belangrijker. Het gaat al lang niet
Louise Gunning, voorzitter Gezondheidsraad
Je kunt daar beter onafhankelijke experts over laten oordelen.
Verder is het in de kliniek belangrijk te weten welke
meer om louter medisch-technisch effectieve zorg.’
gericht zijn. Medicijnen die daar mogelijk voor helpen,
«
Verder is de discussie in het CBG zo sterk technisch-
wetenschappelijk, dat je een expert moet zijn om mee
te praten. Dus mocht je al patiënten kunnen vinden die dat kunnen leren, dan zijn het experts geworden zodra ze meepraten. Ik zie in andere landen, waar patiënten
wel participeren, weinig verschil tussen bijvoorbeeld de
expert oncologie en de patiëntenvertegenwoordiger die zich op dat terrein geschoold heeft. Zolang de patiënten geen experts zijn, vertragen ze het proces alleen maar.
Ook inspraakprocedures vertragen de ontwikkeling vaak. Dat gold tot voor kort bijvoorbeeld voor het werken met genetisch gemodificeerde dieren in de medische sector. Overigens ben ik er wel voor om patiënten heel gericht vragen te stellen. Bijvoorbeeld of ze een specifiek risico met een geneesmiddel willen lopen.’
«
Huub Schellekens, hoogleraar Farmaceutische Biotechnologie, Universiteit Utrecht
22
Mediator | februari 2011 | jaargang 22 | nummer 1
diversiteit is onmisbaar voor een goede kwaliteit van gezondheids onderzoek en klinische praktijk » ‘Aandacht voor diversiteit betekent dat je als zorg verlener aansluiting zoekt bij de achtergrond van de
patiënt. Zo kun je maatwerk leveren. Het is belangrijk om de zorgvraag juist te interpreteren, en om bijvoorbeeld
de voorbereidingen en de nazorg rond een operatie goed
te laten verlopen. Daarbij gaat het niet alleen om de taal,
het bevorderen van etnische diversiteit staat het goed functioneren van organisaties in de weg
maar ook om sensitiviteit voor de verwachtingen van de
» ‘In onderwijs en stadsplanning kan een grote etnische
sluiting niet goed lukt, kan de patiënt het gevoel krijgen
zoek blijkt dat het onderling vertrouwen in etnisch
cliënt, voor zijn hele referentiekader. Wanneer die aanniet serieus genomen te worden, en op zijn beurt de
Nederlandse gezondheidszorg niet serieus meer nemen.
Dat is mijzelf bijna fataal geworden. Ik was nog maar kort in Nederland, en had een ernstige longontsteking. Maar
diversiteit problematisch zijn. Uit internationaal onderdiverse buurten lager is dan in homogene wijken.
Dat lagere vertrouwen geldt dan overigens ook de eigen groep. Ander onderzoek wijst uit dat zowel allochtone
als autochtone leerlingen slechter presteren op scholen
ik ging pas heel laat naar de dokter, omdat ik dacht dat
met veel verschillende etnische groepen. De beste
Gezondheidzorg die niet in staat is te differentiëren –
verschillen te overbruggen. Dat kan ten koste gaan
die me toch alleen maar paracetamol zou laten slikken. ofwel sensitief te zijn voor de diversiteit van de groep
die ze voor zich krijgt – verliest onherroepelijk kwaliteit.
Ook in gezondheidsonderzoek is aandacht voor diversiteit essentieel. Wanneer je de meerderheid als uitgangspunt neemt, kan verkokering plaatsvinden. Als je bijvoorbeeld de ervaringen van patiënten met zorginstellingen wil
meten, kun je niet volstaan met het versturen van een
vragenlijst die is gebaseerd op het referentiekader van de meerderheidsgroep. Dan krijg je veel ervaringen van andere bevolkingsgroepen niet goed in beeld.’
«
Halleh Ghorashi, hoogleraar Management van Diversiteit en Integratie aan de Vrije Universiteit Amsterdam
verklaring is dat het veel tijd en inspanning kost de van de kerndoelen van de organisatie. Volgens ZonMw wijst onderzoek uit dat heterogene groepen betere
beslissingen nemen (zie p. 18, red.). Dat klopt alleen als
bepaalde condities vervuld zijn, zoals een gelijke status van de groepsleden, gemeenschappelijke doelen en onderlinge samenwerking.
Onderwijsorganisaties, maar ook organisaties in de
gezondheidszorg, kunnen door hun inrichting en doel
vaak niet aan alle condities voldoen. Het door ZonMw
aangehaalde onderzoek gaat over uitzonderlijke organisaties, namelijk creatieve teams. Die kun je niet gelijk stellen met organisaties in de frontlinie van de zorg. Er is niets mis mee om aandacht te besteden aan
culturele en etnische achtergronden van patiënten. Maar dat is niet hetzelfde als het bevorderen van
diversiteit van organisaties. In het Amerikaanse onderwijs is geprobeerd om etnische diversiteit te bevorderen, door leerlingen met bussen te verdelen over alle scholen.
Deze goedbedoelde pogingen liepen vaak vast op de
realiteit van alledag in frontlinieorganisaties, en werkten dan averechts.’
«
Jaap Dronkers, hoogleraar Internationaal onderwijs
23
onderzoek, Maastricht University Mediator | februari 2011 | jaargang 22 | nummer 1
opinie
Epidemioloog Charles Agyemang over het belang van diversiteit en participatie Door Veronique Huijbregts
betere gezondheid betere sociale integratie
Etnische diversiteit is here to stay. Epidemioloog Charles Agyemang waarschuwt voor hoge maatschappelijke kosten als we geen aandacht besteden aan de verschillen in gezondheid en zorgbehoefte van de diverse groepen in de samenleving. En als we mensen niet serieus laten meepraten.
» Charles Agyemang verhuisde op zijn veertiende uit Ghana naar
gezond zijn. Er is dus ook een economische noodzaak om aandacht
opende hoogleraar Raj Bhopal hem de ogen voor diversiteit in
Anders bestaat het risico van marginalisatie van bepaalde groepen
Groot Brittannië. Tijdens zijn opleiding Public Health in Edinburgh gezondheidsonderzoek. Agyemang raakte geïntrigeerd door de
grote gezondheidsverschillen tussen groepen. En hij wilde het zijne weten van een paradoxaal gegeven: hoge bloeddruk komt vaker
voor bij migranten uit Afrika en de Cariben, terwijl dit niet leidt tot meer hartziekten maar wel tot meer beroertes. Hij promoveerde
op het onderwerp. Als lid van een etnische minderheid in Europa
was hij sterk gemotiveerd om mee te werken aan het terugdringen van gezondheidsverschillen tussen etnische groepen. Nu is
Agyemang epidemioloog bij het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam en doet hij onderzoek naar de gezondheid van
specifieke etnische groepen, zoals Turken, Marokkanen, Ghanezen en Surinamers. Hij vergelijkt hun gezondheid met die van
autochtone Nederlanders en spoort zo etnische verschillen op.
te besteden aan diversiteit in gezondheidszorg en -onderzoek.
en dat tast de gezondheid aan. Iemand die niet gezond is, kan niet voluit werken. Uiteindelijk moet de maatschappij dan voor ze betalen.’
Agyemang pleit ervoor om migranten meteen bij aankomst in
Nederland gezondheidsvoorlichting te geven en niet te wachten
totdat ze de vaak ongezonde mainstream gewoonten overnemen.
‘Zo breng je ze aan boord en houd je ze fit. Mensen moeten weten dat niet alles wat ze zien goed is. Neem roken. Daar beginnen migranten vaak hier mee, ook de vrouwen.’ Daarnaast, denkt Agyemang, integreren gezonde migranten ook beter in de
samenleving. ‘Als zij zich goed behandeld voelen door de gezondheidszorg, voelen ze zich ook meer deel van de samenleving.’
Ook legt hij de gezondheid van etnische groepen in Nederland en
pijnlijk onderwerp
gezondheid te onderzoeken. Dat die invloed er is, bewezen hij en
de gezondheidszorg, en niet altijd ten onrechte, zegt Agyemang.
Engeland naast elkaar, om de invloed van een woonplaats op de
zijn collega’s al voor Amsterdam, waar mensen in bepaalde wijken significant ongezonder zijn dan in andere wijken.
migratiestress
Diversiteit heeft niet alleen betrekking op etnische verschillen in
de bevolking, benadrukt Agyemang. ‘Het is een breed begrip. Het gaat ook om sekse, seksuele geaardheid, sociale groepen… Voor al die verschillen moet de gezondheidszorg oog hebben.’ Voor de epidemioloog zou het ‘absurd’ zijn om bij onderzoek en
zorgverlening voorbij te gaan aan etnische diversiteit. ‘In Nederland is twintig procent van de bevolking niet van oorsprong
Nederlands, in Amsterdam zelfs de helft. Die verschillen brengen andere klachten en behoeften op het terrein van de gezondheid
met zich mee. Niet iedereen is man, wit, middle class en tussen de twintig en veertig!’ Onderzoek brengt bovendien steeds meer specifieke gezondheidsproblemen bij etnische groepen aan het licht. ‘Hart- en vaaktziekten komen
meer voor bij migranten, diabetes ook. Beroertes zijn een groot
probleem in veel etnische groepen.’ De problemen komen vaak door
Op dit moment hebben veel migranten weinig vertrouwen in Zij krijgen vaak niet de zorg waarop ze recht hebben, en soms
vermoeden migranten volgens hem dat daarbij racisme in het spel is. Agyemang: ‘Dat is een pijnlijk onderwerp, zowel voor
de zorgverleners als voor hun cliënten. De meeste hulpverleners willen hun cliënten goed helpen. Maar ze hebben soms onvoldoende begrip of kennis. Het risico bestaat dat de cliënt de
gebrekkige hulp interpreteert als racisme, terwijl dat niet het
punt is.’ Maar je kunt ook niet om racisme heen, vindt de onderzoeker. Al was het maar omdat vooroordelen onbewust een rol kunnen spelen.
Uit onderzoek blijkt dat discriminatie en racisme samenhangen
met gezondheid. Het is belangrijk dat hulpverleners zich bewust
worden van het bestaan ervan en naar hun eigen houding kunnen kijken, vindt Agyemang. Bij het AMC krijgen studenten genees-
kunde nu een cursus over gezondheidsverschillen en een training
niet iedereen is man, wit, veertig jaar en middle class…
in communicatie met mensen
met een andere culturele achter-
grond. En dat is volgens Agyemang ‘hard nodig’.
Het AMC belegt ook bijeenkomsten waarop hulpverleners in gesprek
de migratie aan de oppervlakte, aldus Agyemang. ‘Allochtonen
gaan met Marokkanen, Turken en Ghanezen. Deze migranten
Maar hier in Nederland lopen zij door migratiestressoren meer
de gezondheidszorg ervaren. ‘Dat is een goede manier om deze
zijn meestal gezond, want het zijn de sterksten die migreren.
gezondheidsrisico’s. Vies en gevaarlijk werk, gebrek aan sociale
banden, problemen met de taal, met de status, al die zaken kunnen mensen ziek maken. Daarom is de gezondheid van allochtonen
uiteindelijk vaak slechter dan die van de autochtone bevolking. Als de gezondheidzorg daaraan geen aandacht besteedt, kan dat verschil nog toenemen.’
De Wereldgezondheidsorganisatie WHO heeft vastgelegd dat alle mensen, ongeacht hun achtergrond, gelijke rechten hebben op
toegang tot de gezondheidszorg, benadrukt Agyemang. Ook wil
de WHO iedereen behoeden voor discriminatie en stigmatisering. Maar het maatschappelijk belang telt voor de Amsterdamse onderzoeker zeker zo zwaar. ‘Allochtonen dragen bij aan de
ontwikkeling van de samenleving. Dat kunnen ze alleen als ze
25
Mediator | februari 2011 | jaargang 22 | nummer 1
kunnen dan zelf vertellen waaraan ze behoefte hebben en hoe ze groepen bij de gezondheidszorg te betrekken. Als je ze het gevoel geeft dat ze erbij horen, zullen ze zelf ook meer contact zoeken. Een voorbeeld: wij doen nu onderzoek naar de gezondheid van
Ghanezen. Daarvoor hebben we eerst contactpersonen geconsulteerd binnen de Ghanese gemeenschap. Hierdoor voelen ze zich
serieus genomen en willen ze meewerken. Er is vaak wantrouwen
bij deze gemeenschappen. Dus je moet eerst bruggen bouwen.’ Die bruggen zijn overigens ook nodig voor het maken van goed beleid. ‘Mensen uit de gemeenschappen zelf kunnen ook laten zien wat
de belangrijke kwesties zijn voor beleid en onderzoek. Zorg dus dat ze ook op dat vlak goed vertegenwoordigd zijn op alle niveaus.’ Hij besluit: ‘Een samenleving zonder diversiteit is ondenkbaar. We kunnen het ons eenvoudigweg niet veroorloven er geen aandacht aan te besteden.’
«
resultaat
Onderzoek naar psychosociale zorg bij hart- en vaatziekten Door Marten Dooper
onderzoekspartners Samen met drie vertegenwoordigers van de doelgroep deden Merel Visse en Anja de Kruif onderzoek naar psychosociale zorg bij mensen met hart- en vaatziekten. Teambuilding vooraf bleek een goede start. En het eindresultaat is direct bruikbaar voor de praktijk.
» Is er behoefte aan een screening van
‘Maar het lag ook wel voor de hand’,
goed gewerkt om te starten met het
hart- en vaatziekten? En zo ja, op welke
naar hoe mensen met hart- en vaat-
over het onderzoek en over de onderlinge
psychosociale zorg voor mensen met
wijze zou de screening gestalte kunnen krijgen vanuit patiëntperspectief?
Dat waren de onderzoeksvragen waarmee Merel Visse van de afdeling Metamedica
van het VUmc te Amsterdam op pad ging.
Ze klopte aan bij de Hart &Vaatgroep, patiëntenvereniging van en voor mensen
met een hart- of vaatziekte. En toen bleek al snel hoeveel het kan uitmaken als je de
doelgroep al vroeg bij je onderzoek betrekt.
stelt Visse. ‘Immers, bij een onderzoek aandoeningen de psychosociale zorg ervaren, zijn ervaringsdeskundigen
onmisbaar.’ In het onderzoek werden drie ‘onderzoekspartners’ betrokken.
Zo werden de vertegenwoordigers van
de doelgroep genoemd. ‘Ik heb ervaren hoe belangrijk het is om onderzoeks partners al bij het opstellen van een onderzoeksvraag te betrekken.’
Visse: ‘Er bleek veel meer behoefte te zijn
Cruciaal voor de goede samenwerking
psychosociale zorg ervaart en welke
en de onderzoekspartners was volgens
aan onderzoek naar hoe de doelgroep verbeteringen daarin mogelijk zijn.
tussen de (professionele) onderzoekers
Zo kwamen we tot een veel bredere
collega-onderzoeker Anja de Kruif dat de onderzoekspartners als gelijkwaardig
betrokken zou worden bij het onderzoek
‘Dus inclusief een passende honorering.
vraagstelling.’ Dat de doelgroep actief
was een expliciete voorwaarde van de
opdrachtgever: het programma Hart voor Mensen van de Nederlandse Hartstichting.
26
aan de onderzoekers werden behandeld. Hierdoor voelden zij zich serieus genomen en tevens verantwoordelijk voor het
slagen van het project. En het heeft heel
Mediator | februari 2011 | jaargang 22 | nummer 1
inventariseren van ieders verwachtingen
samenwerking.’ Tijdens een gezamenlijke training leerden de professionele onderzoekers veel over de relatie tussen
ervaringskennis en wetenschappelijke kennis, en over de meerwaarde van
ervaringsdeskundigheid. Dat heeft er
mede aan bijgedragen dat men als één team aan de feitelijke uitvoering van
het onderzoek is begonnen, aldus De Kruif. Ook onderzoekspartner Bob Roukema is enthousiast over de intensieve samen werking: ‘Voor ons was het een soort
ontdekkingstocht. De onderzoekers waren weliswaar duidelijk leading, maar er was
veel ruimte voor kritische vragen. En onze vragen hebben af en toe ook zeker ook tot koerscorrecties geleid.’
Het onderzoek heeft veel praktijkkennis
opgeleverd. Visse: ‘Een wetenschappelijke
column
Participatie kan niet zonder solidariteit Meedoen is voor ieder mens wezenlijk. Het geeft je kracht en het houdt
je gezond. Participatie is een basisvoorwaarde voor het leven; niemand zit
immers op een eilandje. Veel mensen kunnen vanzelf goed meedoen, maar sommigen hebben daarbij hulp nodig. Het mooie van onze samenleving is dat we die hulp geven, en dat gebeurt op basis van solidariteit.
Iedereen kan immers een ongeluk krijgen, ziek worden of bijvoorbeeld
psychisch in de problemen komen. Dan is het goed dat we met z’n allen een
vangnet in stand houden. Helaas wordt in deze tijd aan dat vangnet geknaagd. Bijvoorbeeld door grote bezuinigingen op voorzieningen als de Wajong,
de sociale werkplaatsen en het speciaal onderwijs. Juist de voorzieningen
die de meer kwetsbare groep zo hard nodig heeft om te kunnen meedoen. Ik geloof heilig in mensen. Er zullen altijd mensen blijven die zich
bekommeren om anderen. Ook ik heb die steun ervaren. Ik heb zelf kromme publicatie was voor de onderzoekspartners minder belangrijk. Het vertalen van de
resultaten naar praktische aanbevelingen voor zorgverleners en organisaties die
betrokken zijn bij de voorlichting en ondersteuning van patiënten, dat was voor hen
een veel waardevollere uitkomst.’ Daarom
bevat het eindrapport een expliciete oproep om de uitkomsten van het onderzoek te vertalen naar de praktijk in de vorm van
een ‘ontwerpatelier’. Daar kunnen resultaten
worden voorgelegd aan professionals uit het veld. Visse: ‘De inbreng van de onderzoekspartners heeft ervoor gezorgd dat een
aanbeveling als ‘beschouw de patiënt als mens’ geen open deur is gebleven, maar
benen, en anderen hebben mij steeds weer de helpende hand toegestoken. In mijn tijd waren er bijvoorbeeld ook al goede onderwijzers die mij wisten
te inspireren. En die ‘goede onderwijzers’ zijn er gelukkig nog volop. Ik denk
bijvoorbeeld aan de mannen die hun leven lang in de bouw hebben gewerkt, en die een ‘moeilijke jongere’ onder de hoede nemen. Deze vakmensen
kunnen zelf misschien niet meer de steiger op, maar ze kunnen wél hun
vak met trots en liefde op zo’n jongere overbrengen. Ook dat is solidariteit.
Participatie betekent volwaardig meedoen in de samenleving. Veel mensen
kunnen dat op eigen kracht, maar participatie betekent ook dat we iedereen in staat stellen om echt mee te kúnnen doen. Dat we mensen die kwetsbaar zijn daadwerkelijk laten meedenken over de manier waarop zij het beste
geholpen zijn. Maar juist de zwakkere groepen dreigen nu te worden uitgerangeerd. Natuurlijk, ook nu zullen mensen zich desondanks door het leven weten te knokken. En ook in deze tijd zullen er mensen zijn die de
ander niet laten verkommeren. Ik ben dus niet bang dat we massaal ons hart
zullen afsluiten voor de ander. Maar politiek gezien worden het schrale jaren.
vertaald is naar praktische zaken als: neem
Jetta Klijnsma
naar de persoonlijke beleving van de ziekte
Jetta Klijnsma is Tweede Kamerlid voor de PvdA. Ze is onder meer woordvoerder ouderen en gehandicapten. In het vorige kabinet was zij staatssecretaris voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Daarvoor was ze wethouder in Den Haag.
meer tijd voor de patiënt, en: vraag door door de patiënt.’
27
«
Mediator | februari 2011 | jaargang 22 | nummer 1
resultaat
Praktische meetinstrumenten voor cultureel competente zorg Door Veronique Huijbregts
Of zorgverleners en organisaties cultureel competente zorg geven, meten we in Nederland nog niet. Bij het AMC wordt daarvoor nu een praktisch instrumentarium ontwikkeld.
» ‘Het is voor zorgverleners het makkelijkst zorg te geven
bepalen wat haalbaar is. Dat kan de therapietrouw helpen
moeilijker de zorg.’ Dat zegt Marie-Louise Essink-Bot, universitair
interculturele communicatie bij zorgverleners essentieel is voor
aan mensen die op hen lijken. Hoe ánders de zorgvrager, hoe
hoofddocent Sociale Geneeskunde bij het AMC te Amsterdam. Zorgverleners zijn, anders gezegd, soms niet zo ‘cultureel
competent’. Al is dat niet zo’n handige term, want die suggereert
dat alle mismatches tussen zorgvraag en zorgaanbod aan cultuurverschillen liggen. Terwijl er nog zoveel andere factoren
verbeteren.’ Seelemans onderzoek wees uit dat kennis over
goede zorg aan diverse patiëntengroepen. Andere ingrediënten zijn communicatieve vaardigheden en een open attitude;
bewustzijn van de invloed van de sociale en culturele context – zowel die van de patiënt als die van jezelf – op de zorg.
in het spel zijn: opleidingsniveau, sociaaleconomische status,
Het onderzoek moet meetinstrumenten voor cultureel
deze verschillen zich vaak op, aldus Essink-Bot.
voor de zorgorganisatie. Een cultureel competente organisatie
sociale context, taalbarrières. Bij allochtone zorgvragers stapelen
De uitkomsten van zorg zijn de toetssteen voor goede, cultureel competente zorg, zegt Essink-Bot. Onderzoek had eerder
uitgewezen dat de astma bij migrantenkinderen minder goed onder controle was dan bij autochtone kinderen. Conny Seeleman,
die in het kader van het project nu haar promotie voorbereidt,
interviewde zorgverleners en allochtone ouders over de astma-
zorg. Zorgverleners vonden het moeilijk de informatie goed over te brengen en een beeld te krijgen van de omgang met de
klachten thuis. Therapietrouw was vaak een probleem. Nóg een keer uitleggen dat medicijnen ook nodig zijn als het kind geen
klachten heeft, hielp volgens hen niet. Essink-Bot: ‘Veel migranten weten niet dat astma een chronische ziekte is. Ze kennen dat
begrip vaak ook niet. Als je zoiets weet, kun je zoeken naar een gedeelde visie op de behandeling en samen met de ouders
28
Mediator | februari 2011 | jaargang 22 | nummer 1
competente zorg opleveren, zowel voor zorgverleners als
gebruikt bijvoorbeeld een tolkenservice en beschikt over vertaald informatiemateriaal, en men traint de zorgverleners.
Seeleman onderzoekt nu de validiteit van meetinstrumenten uit Angelsaksische landen in de Nederlandse situatie. Het
concept-instrumentarium wordt uiteindelijk voorgelegd aan
alle ‘stakeholders’, inclusief vertegenwoordigers van etnische
groepen. Essink-Bot: ‘Met deze meetinstrumenten kunnen we straks de bestaande praktijk evalueren en de effectiviteit van
interventies vaststellen. Als je kunt meten of de zorg cultureel
competent is – op individueel en organisatorisch niveau – kun
je ook wat zeggen over de zorgkwaliteit. Zo krijgen we zicht op wat wel en wat niet werkt in de zorg voor diverse populaties.’ En dat levert weer handreikingen op voor verbetering, aldus
Essink-Bot. Om dat laatste is het uiteraard allemaal begonnen.
«
resultaat
Precies aansluiten bij behoeften van patiënten Door Adri Bolt
» ‘Het vaak wat slechtere dag-nacht ritme van
ouderen wordt beter als zij overdag langer in een
helder verlichte omgeving verblijven’, aldus Eus van
Someren, slaaponderzoeker bij het Nederlands Instituut voor Neurowetenschappen. In een ZonMwstudie onderzocht zijn medewerker Els Møst dit
bij mensen met beginnende dementie. Zeventig
ouderen met vroege tekenen van mogelijke dementie kregen twee jaar lang een heldere lamp thuis,
die dagelijks twee keer anderhalf uur brandde.
De onderzoekers vroegen de ouderen om telkens een half uur bij de lamp te gaan zitten. De betrokkenen
of hun partners konden zelf bepalen waar deze werd opgehangen en wanneer ze er precies voor gingen zitten. ‘Zo gaven we ze wat speelruimte.’ In de
afstemming met de onderzoeksgroep bleek al snel
dat de lamp automatisch aan en uit moest kunnen
schakelen. Dat de betrokkenen zowel de interventie als de onderzoeksetting mede konden vormgeven, is volgens Van Someren essentieel. ‘Zo houd je
rekening met de belangrijkste beperking van deze mensen: door geheugenproblemen vergeten ze makkelijk de lamp aan te zetten.’
Bijzonder aan dit project was de betrokkenheid van Philips, zegt Van Someren. Het bedrijf heeft gratis
ontwikkeltijd gestoken in een heldere lamp met een interne tijdklok. Luc Schlangen, senior scientist en
programmamanager Licht en Gezondheid bij Philips
Nauwe betrokkenheid van de doelgroep bij de opzet van een onderzoek levert veel commitment op. Dat merkte Eus van Someren in een onderzoek naar het effect van licht op depressie bij beginnende dementie. Samenwerking met Philips Lighting inspireerde tot een nog passender interventie.
Lighting: ‘Het ontwikkelen van zo’n lamp doe je in wisselwerking met de onderzoekers. Zo is bijvoorbeeld het idee van een geïntegreerde bewegingssensor en tijdklok ontstaan.’
De expertise van Philips heeft Van Someren tevens geholpen
specifieker aan te sluiten bij de behoeften van zijn onderzoeks-
groep. Schlangen herkent het belang van de betrokkenheid van
de doelgroep. Bij de ontwikkeling van een nieuw soort lichtbron participeren altijd de toekomstige gebruikers, vertelt hij.
‘Het begint met marktonderzoek naar consumentenbehoeften. Vervolgens brainstormen we hoe we een bepaalde behoefte
het beste vervullen. Die ideeën leggen we voor aan mensen uit de doelgroep, en aan de hand van hun reacties starten we een ontwikkeltraject.’
Op deze manier werkt Philips bijvoorbeeld ook aan lichtplannen voor ziekenhuizen. ‘Samen met de TU Delft hebben we naar
aanleiding van onderzoek in ziekenhuizen gebruikersprofielen opgesteld, van "soorten" patiënten en personeel. Van daaruit
worden lichtplannen ontwikkeld, die helemaal zijn afgestemd op de gebruiker binnen zijn context.’
Van Someren blijft intussen gericht op directe uitwisseling met gebruikers. Hij werft vrijwilligers voor een landelijk internet
onderzoek op www.slaapregister.nl. En op www.lichtvoorlater.nl staan inmiddels tips om zelf goedkoop en eenvoudig meer licht
29
in de dagelijkse omgeving te krijgen. Mediator | februari 2011 | jaargang 22 | nummer 1
«
opinie
Medisch-antropoloog Christine Dedding over vanzelfsprekende participatie Door Marten Dooper
‘vergt moed, betrekken doelgroep creativiteit en
’
flexibiliteit
Het belangrijkste doel van participatie van de doelgroep in onderzoek en zorg is het verbeteren van die zorg en van de kwaliteit van leven. Het vergt een betekenisvolle dialoog tussen de betrokken partijen. Mediatorspecial Mediator | februari | januari 2011 2011| jaargang | jaargang2222| nummer | nummer1 7
3030
» De discussie over participatie van doelgroepen in de zorg
moesten wennen aan het idee dat niet zij, maar kinderen een
antropoloog Christine Dedding. ‘De roep om meer participatie
aan een rol aan de zijlijn. Het heeft me een jaar gekost om de
heeft iets vreemds over zich, vindt de Amsterdamse medisch-
van doelgroepen in de zorg suggereert dat die doelgroepen nu aan de kant staan. Dat is natuurlijk niet zo. Deze doelgroepen nemen per definitie deel aan de zorg. Patiënten kunnen niet niet-participeren. Zij geven betekenis aan hun ziekte en de
behandeling en handelen daar ook naar. Zij voeren – veelal
dagelijks – allerhande medische taken uit. Of ze voeren ze níet
uit, of anders dan voorgeschreven. In al die gevallen is er evenwel sprake van participatie van de doelgroep in de zorg.’ Waarmee
Dedding niet wil zeggen dat doelgroepparticipatie niet bevorderd moet worden. ‘Integendeel! Maar mijn stelling is dat we al veel kunnen leren als onderzoekers en medici de reeds bestaande vorm van patiëntenparticipatie serieus zouden nemen.’
Zowel voor het bevorderen van participatie in onderzoek als
in de zorg is volgens Dedding de kernvraag of er sprake is van betekenisvolle participatie. Participatie betekent niet dat een
interventie zouden ontwikkelen. Ook ouders moesten wennen randvoorwaarden voor het onderzoek te creëren. En toen we
aankondigden dat een van de uitkomsten van het onderzoek een boek over diabetes zou zijn, geschreven voor en door
kinderen, riep iedereen: er zijn al genoeg boeken over diabetes voor kinderen! Pas nu het boek er is, zien mensen het verschil.’
Participatief onderzoek verstoort in het algemeen de gevestigde orde, stelt Dedding vast. Er wordt getornd aan de gebruikelijke verhouding tussen behandelaar en patiënt, tussen kind en volwassene. ‘Dit tot een goed einde brengen vergt moed,
creativiteit en flexibiliteit. Maar, zo bleek in ieder geval in mijn onderzoek, het is zeker de moeite waard. Voor de doelgroep in de vorm van empowerment en interventies die aansluiten bij
hun beleving en leefwereld. En voor mij als onderzoeker, want meebewegen en meebeleven leidt tot doorleefd inzicht en daarmee tot nieuwe kennis.’
patiënt per se moet meebeslissen over de behandeling of actief
interessante barrières
onderzoek, stelt Dedding. ‘Participatie moet daadwerkelijk
onderzoek en zorg is het verbeteren van de kwaliteit van zorg
moet meedenken over de opzet van het wetenschappelijk kunnen leiden tot verbeteringen. Het is dus belangrijk dat de behandelaar en de onderzoeker zich afvragen wat het
de doelgroep kan opleveren en welk niveau van participatie
daarvoor wenselijk is. Niet alleen vanuit het perspectief van de onderzoeker, maar ook van de betreffende doelgroep.’
niet eenvoudig
Om een antwoord te krijgen op die vragen is het nodig eerst te kijken wat de doelgroep op dit moment doet en waarom, stelt Dedding. ‘Je moet eerst een tijdje met je handen op je rug toekijken. Hoe staat de betreffende doel-groep in het leven? Hoe gaan
zij om met hun ziekte? Wat ervaren zij als de belangrijkste problemen?’
In haar eigen promotieonderzoek
bij kinderen met diabetes – mede
Het belangrijkste doel van participatie van de doelgroep in
en onderzoek. En van de kwaliteit van leven van de betreffende doelgroep. Dedding: ‘Daarvoor is het nodig dat er een dialoog
plaatsvindt tussen de betrokken partijen. In mijn onderzoek zelfs een “trialoog” tussen kinderen, ouders en behandelaars. Daarbij
gaat het niet om wie er gelijk heeft. Het gaat erom dat de logica
van de ene partij duidelijk wordt voor de andere partij of partijen. De barrières tussen de partijen lijken aanvankelijk lastig en vervelend, maar als je gaat kijken waardoor ze ontstaan en in stand blijven, worden ze interessant.’
dokters moeten af en toe hun spreekkamer uit
De behandeling van diabetes speelt zich
maar voor een klein deel af in de medische wereld. Dat deel is bovendien erg op de
medisch-technische aspecten van de ziekte gericht. Daardoor heeft de behandelaar
maar beperkt zicht op de beleving van de
omgeving voor hen het belangrijkste probleem is. Onbegrip voor
patiënt. Dedding pleit ervoor dat de medische professionals zo af en toe eens hun spreekkamer verlaten en de patiënt opzoeken
huidige voorlichtingsmateriaal een aandoening waarmee je
onderdeel moeten uitmaken van medische handboeken. Dat zou
gefinancierd door ZonMw – bleek dat het onbegrip van de
de negatieve kanten van hun ziekte, want diabetes is volgens het normaal kunt leven. Maar ook onbegrip, vooral bij volwassenen,
over het feit dat de kinderen zelf zeer deskundig zijn over hoe zij moeten omgaan met hun ziekte. ‘Op grond daarvan hebben we samen met de kinderen het doel van het onderzoek gekozen: het ontwikkelen van producten die duidelijk maken hoe de
kinderen zelf hun diabetes beleven en hoe die kennis en ervaring kan bijdragen aan een betere zorg.’
Het uitvoeren van zo’n participatief onderzoek is niet eenvoudig,
zo heeft Dedding ervaren. ‘Je weet van tevoren niet wat je precies gaat doen. Immers, de doelgroep bepaalt het doel en – in dit
project in samenspraak met professionals – hoe dit doel het beste bereikt kan worden.’ Het is daardoor lastig subsidie los te krijgen, zelfs bij een organisatie als ZonMw, vertelt ze. ‘En ook in de uitvoering stuit je regelmatig op onbegrip. Behandelaars
31
Mediator | februari 2011 | jaargang 22 | nummer 1
in diens dagelijkse omgeving. Ook zouden ervaringsverhalen volgens Dedding helpen om de dialoog op gang te brengen.
‘Zoals ik al zei, de doelgroep participeert per definitie in de zorg. Maar als er geen sprake is van een dialoog tussen de diverse
betrokkenen, zal de doelgroep kiezen voor participatie in de vorm van wat ik een "niet-openlijke confrontatie" noem. Ogenschijnlijk stemmen ze in met de adviezen van de behandelaar, maar
uiteindelijk volgen ze die toch niet op, of maar half. Of zoals veel
van de door mij onderzochte kinderen in de spreekkamer deden:
ze beperken hun antwoorden tot "ja" of "gaat wel", kijken steeds op de klok, luisteren beleefd naar de behandelaar, en trekken vervolgens thuis weer hun eigen plan. Zo blijven de barrières overeind en laten we heel veel kennis onbenut.’
«
resultaat
Interventies voor migrantenjeugd
meer effect door Door Adri Bolt
beter
bereik Migrantenjeugd is sterk oververtegenwoordigd in de zwaardere vormen van zorg. Maar in de lichte zorg en preventie lijken ze eerder ondervertegenwoordigd. Hoe is het bereik van lichtere interventies te verbeteren, om zo problemen effectief voor te kunnen zijn?
» ‘Ongeveer 23 procent van de Nederlandse jongeren heeft een
migrantenachtergrond, maar in justitiële jeugdinrichtingen komt maar liefst 51 procent uit die groep. Daar staat tegenover dat
slechts 9 procent van de jongeren in de jeugd-ggz een migranten achtergrond heeft.’ Gert van den Berg van het Nederlands
Jeugdinstituut (NJi), was projectleider van de overzichtsstudie Interventies voor Migrantenjeugd. Hij onderzocht het bereik en de effectiviteit van interventies die worden ingezet voor
migrantenjeugd en hun ouders. Volgens Van den Berg is daarover maar heel weinig bekend. ‘De etnisch-culturele achtergrond
van de bereikte groepen wordt niet systematisch geregistreerd. Wij hebben aanbevolen om daar wel een systematiek voor te
ontwikkelen.’ Het onderzoek vond plaats in het kader van het ZonMw-programma Diversiteit in het Jeugdbeleid, in 2008
opgezet op initiatief van de toenmalige ministers Rouvoet en
Vogelaar. Die wilden het bereik van de lichte zorg en preventie in deze groep verbeteren.
Van den Berg ontdekte dat veel interventies die in het algemeen effectief zijn, niet toegesneden zijn op migrantengroepen. Aan de andere kant is van interventies die migranten wél
bereiken – vaak opgezet door migrantengroepen zelf – weer niet duidelijk welk effect ze hebben. In een vervolgproject heeft het NJi tien interventies verder ontwikkeld: vijf bewezen effectieve interventies en vijf interventies die zeker een migrantengroep bereiken. ‘Een voorbeeld van die laatste categorie is Tussen In, begonnen door Marokkaanse vrouwen in de Utrechtse wijk Kanaleneiland. Zij organiseerden hulp voor Marokkaanse
gezinnen met problemen. Wij hebben die interventie beter laten beschrijven en theoretisch laten onderbouwen. Zo kan Tussen in ook op andere plaatsen worden uitgevoerd en is de effectiviteit aannemelijker.’
Een goed voorbeeld van de eerste categorie is de effectieve
interventie Taakspel, vertelt Van den Berg. Deze is aangepast voor het gebruik in groepen met migrantenleerlingen.
In Taakspel leren docenten om positief gedrag van kinderen te belonen. ‘De interventie kon beter geschikt worden gemaakt
voor een multiculturele situatie. Daar hebben we adviezen voor laten opstellen. Bijvoorbeeld over hoe je leerkrachten cultureel sensitiever kunt maken.’ Die ‘culturele sensitiviteit’ is een
sleutelbegrip bij het bereiken van migrantengroepen, stelt
Van den Berg. ‘Je moet de culturele verschillen kunnen zien én ermee kunnen omgaan. Een leraar die Taakspel geeft,
moet zich bijvoorbeeld kunnen inleven in een leerling die is opgegroeid in een cultuur waarin je niet snel het achterste van je tong laat zien.’
32
Mediator Mediatorspecial | februari | januari 2011 | jaargang 2011 | jaargang 22 | nummer 22 | nummer 1 7
«
opinie
ZonMw-directeur Henk Smid langs de meetlat Door Marc van Bijsterveldt en Pieter van Megchelen
we staan pas
aan het
begin
Wie op de ZonMw-site zoekt op ‘diversiteit’ en ‘participatie’ komt terecht bij een paar duidelijke mission statements. Hoe ‘divers’ en ‘participatief’ is ZonMw zelf eigenlijk? De redactie van deze special vroeg het aan directeur Henk Smid.
» Wie www.zonmw.nl/diversiteit intypt,
maar ook in programmateksten,
dit vlak: ‘We leveren kennis voor een
mag er geen onderscheid worden
projectvoorstellen en bij de selectie van
Maar de uiteindelijke beleidskeuzes zijn
leest: ‘Op basis van het gelijkheidsbeginsel gemaakt tussen de behandeling van
personen.’ Iedereen, zo stelt ZonMw, heeft recht op een gelijkwaardige en goede
gezondheid, maar: ‘Bestaande gezond-
heidsverschillen maken duidelijk dat dit
nog lang niet het geval is.’ Directeur Henk
in oproepen voor het indienen van
te honoreren projecten.’ Mooie voorbeel-
delijkheid. Wel blijven we er voortdurend
en dito verpleeghuizen in de Haagse
aspect is van de kwaliteit van zorg.’
hem cultuursensitieve huisartspraktijken Schilderswijk.
arbeidsintensief onderzoek
doorgaan. Er zijn inderdaad nog steeds
beleid en praktijk aandacht wordt besteed
vermijdbare verschillen in gezondheid, in het bereik van gezond heidsbevordering en in de toegang tot de zorg.’ ZonMw
draagt de aandacht voor diversiteit in de
bevolking actief uit, zegt Smid. ‘Dat doen
we in algemene informatie over ons werk,
33
een politieke of bestuurlijke verantwoor-
den van diversiteit in de zorg zijn volgens
Smid is zich daarvan bewust. ‘We zullen
hier nog wel een hele poos mee moeten
betere onderbouwing van het beleid.
‘ZonMw stimuleert dat in onderzoek, aan deze verschillen’, lezen we op de
website. Het beïnvloeden van onderzoek en praktijk is via subsidies te sturen.
Maar wat doet ZonMw concreet aan beïnvloeding van het beleid? Smid
nuanceert de rol van zijn organisatie op
Mediator | februari 2011 | jaargang 22 | nummer 1
op hameren dat diversiteit een wezenlijk ZonMw weet op die manier soms
duidelijk het verschil te maken, zegt
Smid. Hij noemt de onderzoeksagenda
Diversiteit in het jeugdbeleid een mooi
voorbeeld. ‘In het programma Diversiteit in het jeugdbeleid worden projectaan vragen mede beoordeeld door panels
van migrantenouders en -jongeren. Dat gebeurt onder begeleiding van kennis centrum Mikado. Die werkwijze heeft
verrassende eigen reacties opgeleverd en
is op zich een model van participatie door
man/vrouw verhouding in de commissies
ontwikkeling en implementatie.’ Boven-
zijn.’ Maar het is soms ook moeilijk om
hierover. ‘Met een verhouding van twee
bij de behoeften’ van de betrokken
migranten dat veel breder inzetbaar zou resultaten te boeken. Smid vertelt over
een onderzoek naar het verminderen van drop-out van Turkse en Marokkaanse patiënten uit de behandeling van
depressie of angst. ‘Dat project heeft erg veel problemen ondervonden met de
werving van respondenten, waarbij juist die hoge drop-out een rol speelde. Het
lukt niet om gerandomiseerd onderzoek volgens het boekje uit te voeren.’
Onderzoek in de migrantenpopulatie is
sowieso zeer arbeidsintensief, aldus Smid. De looptijd wordt vrijwel altijd te kort ingeschat, waardoor projecten vaak
uitlopen of niet het gewenste resultaat bereiken.
Nog een citaat van de site: ‘ZonMw waakt er bij de samenstelling van programmacommissies en werkgroepen voor dat er
voldoende deskundigheid over diversiteit aanwezig is en een goede balans tussen de seksen en culturele achtergrond.’ De
34
wordt goed bijgehouden, zegt Smid
vrouwen op elke vijf commissieleden steken we heel gunstig af in het huis van de NWO.’ Etniciteit wordt niet
bijgehouden, maar ZonMw let er volgens
Smid bij de samenstelling van commissies wel degelijk op. Hij vindt hier overigens
‘een kleine waarschuwing’ op haar plaats. ‘Het moet niet een loos ritueel worden.
Húp, een migrant in de commissie, en we scoren beter! Dat is natuurlijk onzin. Het
moet telkens gaan om de goede inhoudelijke inbreng. Bovendien is aandacht
voor diversiteit altijd een zaak van de commissie als geheel, niet alleen van een enkele “diversiteitsdeskundige”.’
kwaliteit van leven
Ook als het gaat om participatie wil
ZonMw de daad bij het woord voegen. Op www.zonmw.nl/participatie staat
dat participatie van belanghebbenden
‘bijdraagt aan een betere kwaliteit van en nieuwe inzichten voor onderzoek,
Mediator | februari 2011 | jaargang 22 | nummer 1
dien zorgt het voor ‘een betere aansluiting groepen. Smid: ‘Ervaringsdeskundigen
brengen echt nieuwe en belangrijke zaken in. Zo letten zij bij wetenschappelijk
onderzoek meer op aspecten die met
kwaliteit van leven van doen hebben. Ze wijzen op onderwerpen die in de
wetenschap “verwaarloosd” worden,
bijvoorbeeld chronische pijn, vermoeidheid of slaapstoornissen. Niet altijd
spectaculaire zaken, maar wel essentieel in het dagelijks leven van patiënten.’
Over de mooiste voorbeelden hoeft Smid niet lang na te denken. ‘We hebben al
jaren programma’s voor mensen met een verstandelijke beperking. Ervaringsdeskundigen zeggen dat huisartsen op dit
gebied nog te weinig weten. En ze vinden dat onderzoek naar kinderwensen
prioriteit verdient. Wij hebben op beide
onderwerpen nu projecten gehonoreerd. Dat vind ik prachtige voorbeelden van vraagsturing.’
En hoe zit het met de organisatie zelf?
Cor Oosterwijk ‘Patiëntenparticipatie
heeft het meer nodig te worden gefaciliteerd dan te worden bestudeerd.’ Lees het rondetafelgesprek op pagina 8
Charles Agyemang ‘Diversiteit
is een kroonjuweel van de samenleving. Het is de basis van het menselijk bestaan.’ Lees het interview met Charles Agyemang op pagina 24
Denken ‘zorggebruikers en/of burgers’ concreet mee met het beleid en de
het begin extra geld moeten vrijmaken
‘boodschap’ aan de patiëntenbeweging:
om deze participatie te faciliteren.’
‘Er zijn nog maar enkele organisaties die
Smid zijn ervaringsdeskundigen bij het
voorbeeldfunctie
participeren in onderzoeksprogramma’s.
betrokken. ‘Voor de meer biomedische
Henk Smid zelf, als mens en als directeur?
programmering van ZonMw? Volgens
grootste deel van de ZonMw-programma’s programma’s zijn we bezig met een
inhaalslag. Lastig overigens, maar niet onmogelijk.’ De vraag is volgens Smid
op welk niveau je ervaringsdeskundigen wilt inschakelen. Is dat voor de doel stellingen van de programma’s,
de concrete prioritering, de project
beoordelingen of de eindevaluaties? ‘Wat mij betreft doen we het op alle
niveaus, maar dat zou ik wel weer een nieuwe discussie met de patiënten beweging waard vinden.’
Ten slotte: hoe ‘divers’ en ‘participatief’ is Smid: ‘Ik ben in mijn denken dagelijks
bezig met diversiteit. Ik voel me gezegend met een heel divers samengestelde
vriendenkring. Zij houden me voortdurend scherp. En wat mijn werk als directeur
betreft, kijk eens naar de samenstelling
van ons bestuur. Van de negen leden zijn er vijf vrouw, van wie ook nog eens twee met een migrantenachtergrond. Heel
goed voor de kwaliteit van onze besluitvorming.’
Ondanks alle inzet merkt Smid dat
ZonMw heeft zowel voor diversiteit als
‘Soms moet een nieuw programma in
constateert Smid. Hij wijst onder meer op
participatie in de praktijk ‘lastig’ kan zijn. grote haast van start. Dan hebben we
onvoldoende tijd om werk te maken van patiëntenparticipatie, zeker als die op het betreffende terrein nog niet goed ontwikkeld is. De les is dan dat we in
35
participatie een voorbeeldfunctie, een recent verschenen handboek
ouderenparticipatie. Maar hij rust niet op zijn lauweren. ‘Zeker niet, want we staan pas aan het begin, bij beide speerpunten.’ Hij sluit af met een
Mediator | februari 2011 | jaargang 22 | nummer 1
er systematisch werk van maken te
Dat kunnen er echt meer worden. Anders blijven we met z’n allen in een veel te kleine kring ronddraaien.’
«
tien gouden
lessen over participatie en diversiteit
Voor deze special over diversiteit en participatie heeft de redactie veel deskundigen gesproken. We hebben steeds gevraagd om in één zin een ‘gouden les’ voor praktijk en/of wetenschap te formuleren. Op deze plek een samenvattende selectie uit hun bijdragen.
1
Participatie en diversiteit laten zich niet in modellen
masseren. Oprechte, actieve aandacht voor de doelgroep
én respect voor diversiteit leiden uiteindelijk tot een echte verbetering van de kwaliteit van zorg en leven.
2
Praat met onderzoekers die positieve ervaring hebben
met participatie, of met patiëntenorganisaties die positieve ervaring hebben met onderzoekers.
3
Vermijd culturalisering en vooroordelen en zoek
juist naar overeenkomsten. Wees je – als onderzoeker én als
zorgverlener – bewust van je eigen culturele blik, met name bij mensen met een andere achtergrond dan de jouwe.
4
Denk bij het ontwikkelen van interventies van begin
af aan vanuit participatie en diversiteit. Betrek de doelgroep
interactief om de toepasbaarheid van resultaten te vergroten. Bouw tijd in voor reflectie en empowerment. Dan pas kan ervaringskennis echt bijdragen aan betere zorg. En neem
bijvoorbeeld de tijd voor een bezoek aan een migrantengezin. Dat vergroot de kans van slagen van je interventies.
5
6
Doe participatief onderzoek op de plek waar het leven
van de doelgroep zich afspeelt. Dat is meestal niet binnen de muren van een instelling of een onderzoeksinstituut.
7
Start met een open brainstormbijeenkomst en praat
met alle betrokkenen over wat zij belangrijk vinden. Bepaal
daarbij samen de agenda. Dit helpt zorgverleners en onder zoekers los te komen uit hun eigen denkwereld.
8
Heb oog voor de verschillende belangen van alle
betrokkenen. Besef goed waar deze uiteenlopende belangen
uit kunnen voortkomen en sluit daarbij aan met je interventies of met het onderzoek.
9
Serieus nemen van de doelgroep betekent óók open
zijn over het feit dat de uitkomst van goed onderzoek nooit zeker is.
10
Heb als zorgverlener niet alleen aandacht voor je
eigen boodschap, maar ook voor de manier waarop de ander die boodschap ontvangt en interpreteert. Ga communicatie
Geef culturele sensitiviteit een plek in opleiding,
bij- en nascholing en zorg voor training van uitvoerders.
verschillen niet uit de weg, maar zoek ze juist op. Met de nodige tijd en aandacht kom je samen tot een oplossing.