Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs Guimardstraat 1, 1040 Brussel
MEDEDELING referentienr. datum gewijzigd contact
: M-VVKSO-2011-048 : 2011-06-23 : : Dienst Leerlingen en schoolorganisatie,
[email protected] Katrien Bressers,
[email protected], 02 507 07 25 Janwillem Ravyst,
[email protected], 02 507 07 96 Jan Schokkaert,
[email protected], 02 507 06 48
Geïntegreerd onderwijs in het SO – GON-begeleiding 1
Inleiding
Het geïntegreerd onderwijs bestaat sinds 1983. Meer en meer gewone secundaire scholen doen een beroep op het geïntegreerd onderwijs. De school ontvangt dan GON-begeleiding. Op deze wijze hebben al vele scholen enige ervaring met deze vorm van ondersteuning voor leerlingen met een handicap. Naast het reglementaire kader wil deze tekst vooral focussen op de inhoud van het integratieplan (zie punt 5). Het integratieplan bevat naast algemene gegevens, alle mogelijke aanpassingen die noodzakelijk zijn om een leerling met een handicap zo optimaal te laten functioneren in het gewoon onderwijs. Het VVKSO wil vanuit de praktijk tips en ondersteuning bieden om het integratieplan voor een GON-leerling zo gericht en zo realistisch mogelijk op te stellen. Het Vlaams Verbond van het Katholiek Buitengewoon Onderwijs (VVKBuO) biedt een vademecum omtrent het ‘geïntegreerd onderwijs’ aan. Dit vademecum is een aanrader voor scholen die werken met GON-leerlingen en bevat o.m. pedagogische wenken. Sinds 1 september 2006 kunnen ION-leerlingen, in het kader van het ION-project, ook van geïntegreerd onderwijs genieten. ION-leerlingen zijn leerlingen met een matige of ernstige verstandelijke handicap die in het voltijds gewoon secundair onderwijs als regelmatig leerling zijn ingeschreven en lessen volgen. 1 Deze leerlingen volgen wel een individueel programma waarbij de basisvorming, eindtermen… niet gelden. Bijgevolg komen deze leerlingen niet in aanmerking voor de gewone studiebekrachtiging. Zij krijgen jaarlijks een attest van verworven bekwaamheden. Zoals bij GON-begeleiding worden leerkrachten van het buitengewoon onderwijs ingeschakeld in de gewone school om de leerkrachten te ondersteunen. Deze mededeling beperkt zich tot de GON-leerling en gaat niet in op de problematiek van de ION-leerling. Voor meer inlichtingen met betrekking tot het ION-project kunt u contact opnemen met de heer Lode De Geyter, pedagogisch adviseur VVKBUO (coördinaten zie verder punt 7). 1
Besluit van de Vlaamse regering van 12 december 2003 betreffende de integratie van leerlingen met een matige of ernstige verstandelijke handicap in het gewoon lager en secundair onderwijs http://www.ond.vlaanderen.be/edulex > rubrieken > officieuze codificatie van de wetgeving > niveau-overschrijdend deel > geïntegreerd onderwijs Ministeriële omzendbrief NO/2008/05 van 22 juli 2008 over “Integratie van leerlingen met matige of ernstige verstandelijke handicap in het gewoon lager en secundair onderwijs” http://www.ond.vlaanderen.be/edulex > rubrieken > coördinatie van de omzendbrieven > instellingen en leerlingen (niveauoverschrijdend deel) > geïntegreerd onderwijs
2 2011-06-23 – M -VVKSO-2011-048
2
Wetgeving
De reglementering betreffende het geïntegreerd onderwijs is opgenomen in de: •
wet van 6 juli 1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs, art. 5bis 2 .
•
ministeriële omzendbrief GD/2003/05 van 11 september 2003 betreffende “Geïntegreerd onderwijs”. 3
3
Wat betekent geïntegreerd onderwijs?
Het geïntegreerd onderwijs is een samenwerking tussen het gewoon onderwijs en het buitengewoon onderwijs. Het is bedoeld om jongeren met een handicap en/of leer- en opvoedingsmoeilijkheden tijdelijk of permanent, gedeeltelijk of volledig de lessen of activiteiten te laten volgen in een school voor gewoon onderwijs met hulp vanuit een school voor buitengewoon onderwijs. Dit betekent dat er vanuit het buitengewoon onderwijs ondersteuning wordt gegeven. Deze bestaat uit de inzet van mensen en middelen.
3.1
Het gaat over leerlingen met een handicap
Enkel leerlingen met een handicap komen in aanmerking voor GON-begeleiding. Zij moeten wel voldoen aan de toelatingsvoorwaarden van het geïntegreerd onderwijs (zie punt 4). Onderstaande leerlingen kunnen in het secundair onderwijs theoretisch in aanmerking komen voor GON-begeleiding: •
licht mentaal gehandicapte leerlingen (= type 1);
•
leerlingen met gedrags- en/of emotionele stoornissen (= type 3);
•
lichamelijk gehandicapte leerlingen (= type 4);
•
visueel gehandicapte leerlingen (= type 6);
•
auditief gehandicapte leerlingen (= type 7);
•
leerlingen met ernstige leerstoornissen (= type 8).
Komen niet voor GON-begeleiding in aanmerking: •
leerlingen met een matig of ernstig mentale handicap (= type 2). Het geïntegreerd onderwijs is voor deze leerlingen enkel van toepassing op het niveau van het kleuteronderwijs. Deze leerlingen komen in het secundair onderwijs wel in aanmerking voor deelname aan het ION-project;
•
zieke leerlingen (= type 5). De integratie van zieke kinderen in het gewoon onderwijs heeft men in contradictie gezien met het feit dat ze juist wegens hun ziekte (tijdelijk) uit het gewoon onderwijs wegblijven en in een ziekenhuisschool of een preventoriumschool verblijven.
Komen in de praktijk niet voor GON-begeleiding in aanmerking: •
leerlingen met een ernstige leerstoornis (= type 8). In het secundair onderwijs is voor deze groep leerlingen niet voorzien in uren GON-begeleiding. Dit betekent dat er in de praktijk in het secundair onderwijs geen type 8 GON-leerlingen bestaan.
•
leerlingen met een licht mentale handicap (= type 1). In het secundair onderwijs is voor deze groep leerlingen voorzien in een integratietoelage maar niet in uren GON-begeleiding. Dit betekent dat er in de praktijk in het secundair onderwijs bijna geen type 1 GON-leerlingen bestaan.
2
http://www.ond.vlaanderen.be/edulex > rubrieken > officieuze codificatie van de wetgeving > secundair onderwijs > buitengewoon secundair onderwijs
3
http://www.ond.vlaanderen.be/edulex > rubrieken > coördinatie van de omzendbrieven > instellingen en leerlingen (niveauoverschrijdend deel) > geïntegreerd onderwijs
3 2011-06-23 – M -VVKSO-2011-048
3.2
Het betreft integratie of reïntegratie
3.2.1
Integratie
Integratie betekent dat de leerling rechtstreeks van thuis of vanuit het gewoon onderwijs, geïntegreerd onderwijs volgt. Dit is alleen mogelijk voor leerlingen met een: •
lichamelijke handicap (= type 4);
•
visuele handicap (= type 6);
•
auditieve handicap (= type 7).
3.2.2
Reïntegratie
Reïntegratie betekent dat de leerling, in het schooljaar voorafgaand aan de integratie, minstens 9 maanden voltijds BuO heeft gevolgd. Dit is mogelijk in de types 4, 6 en 7 (zie punt 3.2.1), maar verplicht voor de leerlingen met een: •
licht mentale handicap (= type 1);
•
gedrags- en/of emotionele stoornis (= type 3);
•
ernstige leerstoornis (= type 8).
3.3
Men voorziet in verschillende integratiemodaliteiten
3.3.1
Integratiemodaliteiten in functie van de periode
Het betreft ofwel een: •
tijdelijke integratie (T) = d.i. korter dan de periode van 1 oktober tot 30 juni;
•
permanente integratie (P) = ten minste vanaf 1 oktober tot 30 juni.
3.3.2
Integratiemodaliteiten in functie van het volume lessen of activiteiten
Het betreft ofwel een: •
gedeeltelijke integratie (G) = minstens 2 halve dagen per week;
•
volledige integratie (V) = alle lessen of activiteiten gedurende de hele week.
3.3.3
Integratiemodel Permanent (P)
Tijdelijk (T)
Gedeeltelijk (G)
GP • niet volledig (wel 2 halve dagen of meer) • gedurende het hele schooljaar
GT • niet volledig (wel 2 halve dagen of meer) • slechts een gedeelte van het schooljaar
Volledig (V)
VP • alle lessen of activiteiten (hele week) • gedurende het hele schooljaar
VT • alle lessen of activiteiten (hele week) • slechts een gedeelte van het schooljaar
4 2011-06-23 – M -VVKSO-2011-048
4
Toelatingsvoorwaarden van het geïntegreerd secundair onderwijs
Om toegelaten te worden tot het geïntegreerd onderwijs moet: •
de leerling voldoen aan de toelatingsvoorwaarden die gelden voor het gewoon secundair onderwijs (zie punt 4.1);
•
de leerling in het bezit zijn van een inschrijvingsverslag (zie punt 4.2);
•
voor de betrokken leerling een integratieplan worden opgesteld (zie punt 5);
•
de leerling die georiënteerd wordt naar type 1, 3 of 8 het voorafgaand schooljaar minstens negen maanden voltijds, in het desbetreffende type, buitengewoon onderwijs hebben gevolgd.
4.1
Toelatingsvoorwaarden
De GON-leerling die zich volledig in het gewoon secundair onderwijs integreert, moet voldoen aan de toelatingsvoorwaarden van het gewoon secundair onderwijs 4 . In tegenstelling tot de vroegere vierde graadsopleiding hebben ook cursisten van de HBO-opleiding verpleegkunde recht op GON-begeleiding voor een periode van twee jaar 5 . In de Mededeling van 13 juni 2003 hebben we de administratieve toelatings- en overgangsvoorwaarden opgenomen voor leerlingen vanuit het buitengewoon onderwijs. 6 In de meeste van deze situaties is een gunstige en gemotiveerde beslissing van de toelatingsklassenraad noodzakelijk 7 . De toelatingsklassenraad dient dan na te gaan of de GON-leerling voldoende mogelijkheden heeft en in staat is het schoolse peil van zijn medeleerlingen zo goed mogelijk te benaderen. Daarnaast is het belangrijk dat de GON-leerling beschikt over voldoende zelfvertrouwen en weerbaarheid en over voldoende communicatiemogelijkheden, al dan niet met hulpmiddelen, om zich te kunnen handhaven op school en in de maatschappij.
4.2
Inschrijvingsverslag
4.2.1
BuO-attest
Om in aanmerking te komen voor GON-begeleiding dient te leerling te beschikken over een BuO-attest, waarop het passend type van buitengewoon onderwijs wordt bepaald. Het gaat dus over gehandicapten. Op dit BuO-attest wordt het passend type van buitengewoon onderwijs bepaald. In onderstaande tabel geven we weer wie een dergelijk BuO-attest moet afleveren. 4
Besluit van de Vlaamse regering van 19 juli 2002 betreffende de organisatie van het voltijds secundair onderwijs, hoofdstuk III. http://www.ond.vlaanderen.be/edulex > rubrieken > officieuze codificatie van de wetgeving > secundair onderwijs > organisatie en structuren Ministeriële omzendbrief SO 64 van 25 juni 1999 betreffende “Structuur en organisatie van het voltijds secundair onderwijs”, punt 7.2. http://www.ond.vlaanderen.be/edulex > rubrieken > coördinatie van de omzendbrieven > secundair onderwijs > instellingen en leerlingen > organisatie ste de de ste de de Voor de 1 , 2 en 3 graad zie ook Mededeling van 29 april 2003 betreffende “Structuur en organisatie van de 1 , 2 en 3 graad van het gewoon voltijds secundair onderwijs: schematische voorstelling” (M-VVKSO-2003-035).
5
Ministeriële omzendbrief GD/2003/05, punt 1 (idem).
6
Mededeling van 13 juni 2003 betreffende “Administratieve toelatings- en overgangsvoorwaarden vanuit het buitengewoon onderwijs” (M-VVKSO-2003-048).
7
Dit geldt niet voor leerlingen die instromen op basis van leeftijd, i.c. 12 jaar. Een leerling die 12 jaar oud is, voldoet aan de toelatingsvoorwaarden om tot het 1ste leerjaar B te worden toegelaten.
5 2011-06-23 – M -VVKSO-2011-048
Type
4.2.2
BuO-attest wordt afgeleverd door:
3
Gedrags- en/of emotionele stoornissen
CLB of aanverwante dienst
4
Lichamelijke handicap
CLB of aanverwante dienst
6
Visueel gehandicapten
Oogspecialist
7
Auditief gehandicapten
Geneesheer-specialist in de neus, keel- en oorziekten
Protocol
Het protocol vormt het verantwoordingsverslag bij het BuO-attest. Het wordt opgemaakt door diegene die het BuOattest aflevert (zie tabel punt 4.2.1). De regelgever voorziet niet in een model. De regelgever bepaalt wel wat dit protocol dient te bevatten, m.n. medische, psychologische, pedagogische en sociale gegevens 8 .
4.2.3
Autismespectrumstoornis (ASS)
Voor leerlingen met ASS moet de diagnosestelling ASS gebeuren door een kinderpsychiater, een psychiater of een Centrum voor Ontwikkelingsstoornissen of een referentiecentrum “autisme” 9 . De verificatie zal nagaan of er een ASS-diagnose werd gesteld door één van de hierboven vermelde diagnosestelllers. Een attest van de diagnosesteller, waaruit de ASS-diagnose blijkt, volstaat. Het inschrijvingsverslag, i.c. het BuO-attest (zie punt 4.2.1) en het protocol (zie punt 4.2.2), wordt voor leerlingen met ASS echter afgeleverd door een CLB of een gemachtigde instantie. Een oogspecialist (type 6-BuO-attest) of een geneesheer-specialist in de neus, keel- en oorziekten (type 7-BuO-attes) worden dan niet meer bij de diagnose betrokken en tekenen derhalve het BuO-attest niet meer 10 .
5
Het integratieplan
Vooraleer de leerling die naar het GON verwezen is, effectief kan worden toegelaten, moet een integratieplan worden opgemaakt. Dit document is een handelingsgerichte engagementsverklaring die essentiële gegevens bevat en wordt voor een langere tijd opgesteld. Het integratieplan, ook GON-plan genoemd, wordt opgemaakt volgens een model dat als bijlage 2 gaat bij de ministeriële omzendbrief GD/2003/05 van 11 september 2003 betreffende “Geïntegreerd onderwijs” 11 U kan het downloaden via de website van het departement onderwijs.
5.1.1
Gegevens integratieplan
Het integratieplan bevat achtereenvolgens: 8
Koninklijk besluit van 28 juni 1978 houdende de omschrijving van de types en de organisatie van het buitengewoon onderwijs en vaststellende de toelatings- en behoudsvoorwaarden in de diverse niveaus van het buitengewoon onderwijs, art. 7. http://www.ond.vlaanderen.be/edulex > rubrieken > officieuze codificatie van de wetgeving > secundair onderwijs > buitengewoon secundair onderwijs
9
Een lijst van de Centra voor Ontwikkelingsstoornissen (COS) en referentiecentra voor autismespectrumstoornissen is opgenomen als bijlage 7 van de ministeriële omzendbrief GD/2003/05 van 11 september 2003 (idem).
10
11
De aanduiding in voetnoot 2 van het attest moet bijgevolg, in het geval van een diagnose ASS, genegeerd worden.
http://www.ond.vlaanderen.be/edulex > rubrieken > coördinatie van de omzendbrieven > instellingen en leerlingen (niveauoverschrijdend deel) > geïntegreerd onderwijs
6 2011-06-23 – M -VVKSO-2011-048
•
•
Een reeks gegevens met betrekking tot de leerling, m.n.: –
algemene gegevens;
–
de aard van integratie;
–
de aard en ernst (type, begaafdheid) van de handicap. Let op: dit is geen beslissing van het integratieteam.
Het gemeenschappelijke akkoord van het integratieteam. Het integratieteam bestaat uit: –
de ouders;
–
de school voor gewoon onderwijs (= gastschool);
–
het CLB van de school voor gewoon onderwijs;
–
de BuO-school (= dienstverlenende school);
–
het CLB van de dienstverlenende school (indien van toepassing).
•
Omschrijving van de problematiek en de hulpvragen van de leerling, de ouders en het schoolteam.
•
Omschrijving van de bijkomende hulp die de leerling naast de GON-begeleiding ontvangt door andere instanties (bv. revalidatiecentrum, thuisbegeleidingsdienst, MPI, therapeuten, vrijwilligers…).
•
De aard van de voorziene additionele hulp.
•
De vrijstelling van vakken en vakonderdelen en de vervanging ervan door gelijkwaardige activiteiten (zie punt 5.2).
•
De evaluatie (zie punt 5.2).
•
Het tijdstip waarop de GON-begeleiding wordt voorzien (zie punt 5.3).
5.1.2 5.1.2.1
Datum opmaak integratieplan Permanent geïntegreerde leerlingen (VP en GP)
De integratieplannen voor de permanent geïntegreerde leerlingen moeten opgemaakt worden vóór de eerste lesdag van de maand oktober van het lopende schooljaar. Dit is namelijk de teldag voor die GON-leerlingen op basis waarvan de GON-begeleiding wordt berekend. In de praktijk wordt de opmaak van de nieuwe plannen meestal gekoppeld aan de eindevaluatie van het voorafgaande GON-jaar, die meestal tegen het einde van het schooljaar plaatsvindt. 5.1.2.2
Tijdelijk geïntegreerde leerlingen (VT en GT)
Voor tijdelijk geïntegreerde leerlingen worden de plannen opgemaakt bij de overgang. 5.1.2.3
Wijziging opmaak integratieplan
Sedert september 2004 moet het integratieplan niet meer jaarlijks worden opgesteld. Een nieuw integratieplan wordt pas opgesteld bij de wijziging van: •
de aard van de integratie;
•
de aard of ernst van de handicap:
•
onderwijsniveau (met inbegrip van het structuuronderdeel);
•
de samenstelling van het integratieteam;
•
de betrokken partner(s) (indien de nieuwe contractant(en), de inhoud van het bestaande integratieplan goed vinden, volstaat het om het bestaande integratieplan te bevestigen en enkel een nieuwe voorblad te maken.
7 2011-06-23 – M -VVKSO-2011-048
5.1.3
Ondertekenen integratieplan
Toetreding tot het GON is een beslissing die in consensus met de vier of vijf betrokken partijen moet genomen worden. Het is voldoende dat één van de partijen het plan tot GON niet ondertekent, m.a.w. het niet eens is om op het GON beroep te doen, om het GON niet te laten doorgaan. Voor leerlingen die vanuit het gewoon onderwijs beroep doen op GON-hulp bestaat het integratieteam uit de volgende vier instanties: •
de ouders;
•
de school voor gewoon onderwijs (= gastschool);
•
het CLB van de school voor gewoon onderwijs;
•
de BuO-school (= dienstverlenende school).
Voor leerlingen die uit het buitengewoon onderijs de overstap maken naar het gewoon onderwijs komt er een vijfde instantie bij, nl. het CLB van de dienstverlenende school.
5.2
Vrijstelling van vakken of vakonderdelen
5.2.1
Algemeen
De begeleidende klassenraad kan, in overleg met het integratieteam, beslissen om een GON-leerling vrij te stellen van bepaalde vakken of vakonderdelen. Dit kan echter enkel op voorwaarde dat de leerling deze vak(onderdelen) niet kan volgen wegens zijn handicap 12 . In dat geval worden in het integratieplan afspraken gemaakt over de vervangende lessen en activiteiten. Dit impliceert dat de GON-leerling wel degelijk faciliteiten kan krijgen op het vlak van het programma dat hij zal volgen. Zo is het niet alleen mogelijk vrijstelling te geven van bepaalde vakken (of vakonderdelen) die dan door andere vakken (of vakonderdelen) worden vervangen, 13 maar ook om het curriculum te spreiden in de tijd (bv. de leerinhouden van een leerjaar te spreiden over twee schooljaren). 14 Het integratieplan bevat o.a: •
een aanduiding van de leervakken of de leervakonderdelen van het programma van het gewoon onderwijs die de leerling wegens zijn/haar handicap niet kan volgen en een beschrijving van de vervangende lessen of activiteiten. Voorbeelden:
•
–
Een leerling met gehoorproblemen wordt vrijgesteld van oefeningen luistervaardigheid.
–
Een leerling met een visuele handicap wordt vrijgesteld van het snijden van groenten tijdens de praktijklessen.
de wijze waarop de leerling over de verschillende vakken geëvalueerd zal worden. Deze evaluatie kan anders, maar op een gelijkwaardig niveau gebeuren dan deze voor de 'gewone' leerlingen. Aangezien de examenorga-
12
Ministeriële omzendbrief GD/2003/05 van 11 september 2003, punt 2.3.1.6) (idem).
13
Ministeriële omzendbrief SO 2005/05 van 22 juli 2005 betreffende “Onderwijs voor zieke jongeren”, punt 6. http://www.ond.vlaanderen.be/edulex > coördinatie van de omzendbrief > secundair onderwijs > instellingen en leerlingen > onderwijs voor zieke jongeren
Mededeling van 13 januari 2005 over “Zorg voor de zieke leerling in de secundaire school”, punt 3.1.2.1 (M-VVKSO-2005-003). 14
Ministeriële omzendbrief SO 2005/05 van 22 juli 2005, punt 5 (idem). Mededeling van 13 januari 2005 (M-VVKSO-2005-003), punt 3.1.2.2
8 2011-06-23 – M -VVKSO-2011-048
nisatie onder de pedagogische vrijheid valt, 15 is het voor ons duidelijk dat aangepaste vormen van evaluatie en toetsing niet verboden zijn. Voorbeelden: –
De leerling zou in bepaalde omstandigheden meer tijd kunnen krijgen om een toets te maken.
–
De keuze voor een schriftelijke of mondelinge toets kan m.a.w. zo worden gemaakt dat de leerling zijn mogelijkheden maximaal kan benutten (hoewel in principe toegespitst op dezelfde doelstellingen). ….
Een aangepaste behandeling van een GON-leerling is dus verantwoord, in zover deze niet onverenigbaar is met de algemene doelstellingen van de opleiding. 16 Het kan niet zijn dat men zoveel vrijstellingen toekent dat de vraag of de leerling in voldoende mate de leerplandoelstellingen heeft bereikt op het einde van het schooljaar, niet meer positief beantwoord zou kunnen worden. Een orienteringsattest A, studiegetuigschrift of een diploma van secundair onderwijs moeten mogelijk blijven.
5.2.2
Deliberatie
Wat de einddeliberatie betreft, geldt de autonome en discretionaire beslissingsbevoegdheid van de delibererende klassenraad. Deze buigt zich volledig autonoom over de vraag of de leerling in voldoende mate de leerplandoelstellingen heeft bereikt (rekening houdend met de aanpassingen in het integratieplan) om al dan niet te kunnen overgaan naar een volgend leerjaar en/of een van rechtswege geldend studiebewijs behaalt dat een bepaald civiel effect impliceert. 17 De inhoudelijke invulling van de deliberatievraag is afhankelijk van het leerjaarniveau. 18 Het is dus duidelijk dat de delibererende klassenraad leerstofelementen die noodzakelijke basiskennis zijn om in het volgend leerjaar te kunnen aanpikken, zwaarder kan laten doorwegen dan elementen die dat niet zijn. De vraag die aan de orde is, is of de leerling in voldoende mate de leerplandoelstellingen heeft bereikt om al dan niet te kunnen overgaan naar een volgend leerjaar.
15
Ministeriële omzendbrief SO 64 van 25 juni 1999, punt 8.1.1 (idem).
16
Leraren zijn vaak – vanuit het principe van de gelijke behandeling – onzeker of een vorm van differentiatie (ook inzake evaluatie) wel toelaatbaar is. Het gelijkheidsbeginsel bij examens in onderwijs is echter veel minder belangrijk dan bij aanwervingsexamens waar een strikte vergelijking wordt gemaakt tussen de verdiensten van de kandidaten. Leerlingen van eenzelfde klas verhouden zich tegenover elkaar niet als concurrenten voor een voordeel dat alleen aan een of aan enkelen onder hen kan worden toegekend. Wordt in het onderwijs een examinandus ten onrechte beter behandeld, dan verandert dat niets aan de rechtmatigheid van de beslissing t.a.v. de andere kandidaten. De enige vraag is of dezen zelf correct zijn beoor-deeld; Verder is dit gelijkheidsbeginsel slechts rechtvaardig in zover de verschillende leerlingen zich ook in vergelijkbare omstandigheden bevinden. Aangezien dit i.c. niet het geval is, kan een individuele regeling aangepast op objectieve gronden te verantwoorden zijn. Anderzijds kan de gunstige behandeling van de ene leerling de vraag oproepen of de andere leerling niet onredelijk streng werd beoordeeld. Om te vermijden dat medeleerlingen zich in vergelijking onredelijk behandeld weten, moet men o.i. wel ergens een grens leggen. Deze grens is altijd arbitrair. Daarom is het opportuun dat deze grens collegi-aal in de begeleidende klassenraad wordt bepaald en ondubbelzinnig aan de betrokkenen wordt meegedeeld. Ook de medeleerlingen zijn op de hoogte.
17
Schoolpactwet van 29 mei 1959, zoals gewijzigd, art. 6quater http://www.ond.vlaanderen.be/edulex/ > rubrieken > officieuze codificatie van de wetgeving > niveau-overschrijdend deel > schoolpact
18
Besluit van de Vlaamse regering van 19 juli 2002 betreffende de organisatie van het voltijds secundair onderwijs, art. 35 http://www.ond.vlaanderen.be/edulex > rubrieken > officieuze codificatie van de wetgeving > secundair onderwijs > organisatie en structuren
Ministeriële omzendbrief SO 64 van 25 juni 1999, punt 8.1.3 (idem). Mededeling betreffende “Algemene Pedagogische Reglementering nr.3 – De delibererende klassenraad op het einde van hetschooljaar (M-VVKSO-2003-033).
9 2011-06-23 – M -VVKSO-2011-048
Bepaalde resultaten zullen (negatief) worden beïnvloed door de specifieke handicap(s). De klassenraad kan daar rekening mee houden. Hij zal de koppeling aan de deliberatievraag zelf bewaken, bv.: •
in welke mate hypothekeert de handicap de vervolgmogelijkheden in het secundair onderwijs?
•
in welke mate zijn de leerstofelementen die de betrokken leerling vanuit zijn situatie niet (volledig) heeft kunnen verwerken, cruciaal om te kunnen aanpikken in het volgend leerjaar?
•
is de handicap verenigbaar met de algemene doelstellingen van de opleiding?
•
...
5.2.3
Een ganse schoolloopbaan mogelijk in de school van inschrijving?
Soms stellen klassenraden zich de vraag of het verder zetten van de studies in de school van inschrijving de beste oplossing is voor een GON-leerling. Zeker wanneer blijkt dat een leerling ondanks ver doorgedreven ondersteuning bepaalde doelstellingen die specifiek zijn voor een studierichting niet of moeilijk zal behalen. Wanneer dit het geval is, is het van belang dat de klassenraad alle opties voor een GON-leerling grondig bekijkt en dat de communicatie met de ouders en het integratieteam nooit uit het oog worden verloren. De GON-begeleiding is immers het resultaat van een collectief engagement van diverse partijen. Dit engagement is opgenomen bij de start van de studies in een school en vindt zijn neerslag in het integratieplan. Het is logisch dat een begeleidende klassenraad beslist om GON- leerlingen nooit volledig vrij te stellen van bepaalde doelstellingen, bv. stagedoelstellingen of praktijklessen. Deze doelstellingen bepalen immers in sterke mate de eigenheid van bepaalde studierichtingen uit het tso of het bso. Het is steeds aan de begeleidende klassenraad om een specifieke context juist in te schatten. Hierbij worden best volgende punten in overweging genomen: •
Is er een manier waarop de leerling de praktijklessen kan volgen en er voldoende elementen uit kan halen?
•
Zal de leerling op het einde van het leerjaar of de graad over voldoende vaardigheden bezitten die noodzakelijk zijn om te kunnen slagen in het volgende leerjaar of de volgende graad?
•
Zal de leerling bij het afstuderen de noodzakelijke vaardigheden bezitten die voor een beroepsloopbaan in het verlengde van de opleiding essentieel zijn?
Indien de school tot de conclusie komt dat een aanpassing van het integratieplan zo verregaand is dat de eigenheid van de studierichting in het gedrang komt, is de leerling in de feiten gediend met een verandering van studiekeuze. Dit wordt best zo eerlijk en zo snel mogelijk tijdens het schooljaar gecommuniceerd naar de ouders en de leerling. Menselijk ligt dit uiteraard heel moeilijk. De ouders, de leerling, … zullen waarschijnlijk grote druk uitoefenen op de school om de gekozen studies verder te zetten. Daarnaast moet de school ook rekening houden met art. III 1. § 4. van het decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke onderwijskansen-I 19 dat stelt dat behoudens definitieve uitsluiting, een inschrijving van een leerling in een school geldt voor de duur van de hele schoolloopbaan in die school. De voortzetting van de studies kan dus niet geweigerd worden.
5.3
De frequentie en het tijdstip van de GON-begeleiding
De frequentie en het tijdstip van de GON-begeleiding maken best ook deel uit van het integratieplan. Het VVKSO wil nog eens benadrukken dat er steeds een link moet zijn tussen het vak dat de leerling mist omwille van de GON-begeleiding en de handicap van de leerling. Automatisch de GON-begeleiding laten plaatsvinden tijdens éénuursvakken kan dus niet als er geen link is met de handicap van de leerling. Dit komt in de feiten nl. neer op een (onterechte) vrijstelling van dat vak. 19
http://www.ond.vlaanderen.be/edulex > rubrieken wetgeving > niveau-overschrijdend deel > gelijke onderwijskansen
10 2011-06-23 – M -VVKSO-2011-048
Een praktijk die scholen soms hanteren is het vastleggen van voorlopige afspraken over de frequentie en het tijdstip van de GON-begeleiding vóór aanvang van het schooljaar. Op dat moment kan het zijn dat de GON-begeleider nog niet zeker is van zijn uurrooster. De maand september wordt dan beschouwd als inloopmaand. Indien nodig maken de GON-begeleider en de school vervolgens nieuwe afspraken, als evenwaardige partners. Deze afspraken worden uiteraard ook opgenomen in het integratieplan. Omdat aanpassingen aan het integratieplan veel overleg en flexibiliteit vergen, kan men ook opteren om het vak, dat de leerling mist omwille van de GON-begeleiding, niet op te nemen in het integratieplan. In dat geval maakt de school afspraken met de ouders, de betrokken leerkrachten en de GON-begeleiding tijdens welk lesuur de leerling de begeleiding volgt. Voor alle duidelijkheid: de leerling wordt dan niet vrijgesteld van dit vak. Maar hij zal de gemiste leerstof op gepaste wijze, d.w.z. volgens de afspraken met zijn leerkracht, moeten inhalen. Ook de evaluatie van het vak verloopt dan “normaal”.
6
Organisatie van de GON-begeleiding
6.1
De verschillende vormen
De GON-begeleiding of additionele hulp kan twee vormen aannemen, m.n.: •
een integratietoelage (zie punt 6.3);
•
een GON-pakket (zie punt 6.4).
6.2
De GON-begeleider
De GON-hulp wordt geboden door personeelsleden van een school voor buitengewoon onderwijs. De GON-hulp kan geboden worden door een leerkracht, kinesitherapeut, logopedist, ergotherapeut, orthopedagoog, psycholoog, arts, verpleger, kinderverzorger of maatschappelijk werker. Deze mensen worden GON-begeleiders genoemd en hebben minimum 1 jaar ervaring in het buitengewoon onderwijs. Een deel van hen werkt deeltijds in het GON en deeltijds in het buitengewoon onderwijs, anderen werken full-time in het GON. In elk geval gaat het om mensen die een zekere deskundigheid hebben opgebouwd in het onderwijs en de opvoeding van gehandicapte leerlingen. Verschillende secundaire scholen zien een toename van GON‐begeleiders, soms 4 tot 8 verschillende GON‐begeleiders in één secundaire school. Dit geeft een aantal problemen: •
Bij de overgang van basis- naar secundair onderwijs willen (de ouders van) de leerlingen hun GON‐ begeleider a.h.w. ook mee brengen. Deze GON‐begeleiders zijn dan minder vertrouwd met de sfeer en werkwijze van de secundaire school.
•
Teveel verschillende GON‐begeleiders voor éénzelfde school, voor éénzelfde leer‐ of ontwikkelingsstoornis leidt tot een minder efficiënte werking. Er moeten met teveel mensen afspraken gemaakt worden over intake, opvolging en evaluatiegesprekken. Er moeten telkens klassenraden belegd worden.
•
Omgekeerd, wanneer een GON‐ begeleider heel veel scholen bedient, moet hij zich inwerken in verschillende schoolculturen, in de werkwijze van een secundaire school. Vaak zijn ze dan nog eens meer op de baan dan in de school.
Een oplossing ligt niet voor de hand. Het aantal GON-begeleiders per school beperken is heel moeilijk. Er zijn heel wat elementen die hierbij een rol spelen: •
de typespecifieke GON-begeleiding. Elke school die GON aanbiedt, heeft andere specialismen. Het zou geen goede zaak zijn indien de beperking van het aantal GON-begeleiders zou leiden tot een verminderde deskundigheid;
11 2011-06-23 – M -VVKSO-2011-048
•
een integratieplan gaat pas in werking na akkoord van alle partijen. In dat kader stellen sommige ouders hun veto als de GON-begeleider niet dezelfde is als die uit het basisonderwijs... Maar ook de gastschool moet akkoord gaan met het integratieplan. In samenspraak moet men tot de juiste oplossing komen. Anders gaat het GON niet door… Men mag dus niet te vlug zwichten voor druk van de ouders;
•
er is wel een trend merkbaar waarbij er in een scholengemeenschap samenwerkingsverbanden ontstaan tussen de scholen van het gewoon en het buitengewoon onderwijs. Hierin kan men afspraken maken naar haalbaarheid en efficiëntie. Waar de scholengemeenschap geen BuSO-school bevat, of waar die BuSO-school geen GON-begeleiding aanbiedt, ligt dit uiteraard veel moeilijker.
6.3
De integratietoelage
De integratietoelage is een financiële tegemoetkoming die de school voor buitengewoon onderwijs ontvangt. Hiermee worden o.a. de verplaatsingen van de personeelsleden van het buitengewoon onderwijs naar het gewoon onderwijs betaald.
6.4 6.4.1
Het GON-pakket Aanwending
Per GON-leerling wordt een bepaald aantal punten toegekend, die omgezet worden in uren leraar of uren begeleiding door een paramedicus of ondersteuning door andere disciplines. De som van deze punten wordt het GONpakket genoemd. Het GON-pakket wordt dus bepaald aan de hand van het aantal GON-leerlingen die de school voor buitengewoon onderwijs begeleidt op de eerste schooldag van oktober van het lopende schooljaar. Dit GON-pakket dient zo efficient mogelijk ingezet te worden in het belang van en volgens de wisselende behoeften van de GON-leerlingen en hun gastscholen. De school stelt op basis van het toegekende GON-pakket de GON-équipe samen voor één schooljaar om de verschillende integratieplannen te realiseren. Het GON-pakket mag flexibel aangewend worden. Met andere woorden kan elke BuO-school in overleg met de andere partners per leerling het aantal begeleidingsuren vastleggen volgens de behoefte van de leerling. Het aantal uren per leerling kan dus verschillend zijn. Bovendien kan de begeleiding in de loop van het schooljaar evolueren naar intensiteit en inhoud en frequentie 20 , afhankelijk van de behoeften én de mogelijkheden van de GON-leerlingen en hun gastscholen. Zo is het ook mogelijk dat de begeleider doorheen het schooljaar niet noodzakelijk dezelfde persoon is. Het GON-pakket voor additionele hulp reikt tot 30 juni van het lopende schooljaar. Op 1 september dient een urenpakket ingericht volgens het aantal GON-leerlingen op 1 september. De teldatum voor het vaststellen van het GONpakket is de eerste schooldag van oktober. De grootte van het GON-pakket wordt ook bepaald door de ernst van de handicap van de leerlingen. Daarbij maakt men in de regelgeving een onderscheid voor leerlingen met een fysieke, auditieve of visuele handicap tussen ernstige en matige handicaps. Zeer belangrijk: voor de GON-leerling met een ernstige fysieke, visuele of auditieve handicap dient dit gestaafd te worden in het CLB-inschrijvingsverslag (= protocol).
20
Mocht dit het geval zijn, dan moet het integratieplan ook aangepast worden én dit in overleg met alle betrokkenen.
12 2011-06-23 – M -VVKSO-2011-048
6.4.2
Inhoud
Het GON-pakket omvat zowel onderwijskundige, (para)medische, psychologische, orthopedagogische als sociaalemotionele hulp. De verschillende betrokkenen kunnen beroep doen op deze GON-begeleiding. De geboden hulp moet wel steeds in functie staan van het optimaliseren van de onderwijsleersituatie en moet zoveel mogelijk tegemoet komen aan de handicapgebonden problemen. Het GON is geen bijles. Hieronder worden enkele concrete voorbeelden van leerlinggerichte, leerkrachtgerichte en teamgerichte hulp beschreven. Deze initiatieven creëren een samenwerkingsverband tussen het gewoon en het buitengewoon onderwijs, waarbij het buitengewoon onderwijs zijn deskundigheid, know-how en ervaring ten dienste stelt van het gewoon onderwijs met oog op zorgverbreding en –verdieping van de gewone school.
6.4.3
Leerlinggerichte hulp
Het gaat hier om rechtstreekse ondersteuning van de GON-leerling. Hierbij moet een onderscheid gemaakt worden tussen onderwijskundige, paramedische en sociaal-emotionele hulp. 6.4.3.1
Onderwijskundige hulp
De GON-begeleider tracht de onderwijskundige belemmeringen voortvloeiend uit de handicap op te vangen. Leerlingen met een fysieke handicap (type 4): •
schrijfmotorische oefeningen geven om het handschrift te verbeteren;
•
hun leerstoflacunes die ontstaan tengevolge van een trager werktempo, opvangen;
•
systematisch en geordend leren denken en werken;
•
met meer ruimtelijk inzicht, oriëntatie en structuratie leren werken;
•
….
Leerlingen met een visuele handicap (type 6): •
braille aanleren;
•
een goede kijkhouding bijbrengen;
•
systematisch leren werken;
•
leren werken met aangepast materiaal als een kijker, braillescope, …
•
….
Leerlingen met een auditieve handicap (type 7) •
leren om gehoorresten zo goed mogelijk te gebruiken;
•
uitleggen van figuurlijke taal, toelichten van nieuwe woordenschat, …
•
leren werken met hoorapparatuur;
•
ondersteunen door een efficiënte studiemethode bij te brengen;
•
….
Leerlingen met een autisme spectrum stoornis (ass) •
uitleg geven over de wijze van communiceren en het geven van instructies;
•
ondersteunig bieden bij de informatieverwerking;
•
aandacht geven aan de wijze waarop ze hun zwaktes compenseren;
•
…..
13 2011-06-23 – M -VVKSO-2011-048
6.4.3.2
Paramedische hulp
Orthopedagogen, psychologen, artsen, verplegers, kinderverzorgers, maatschappelijk werkers, de GON-equipe kunnen tevens de GON-ploeg bemannen en zéér specifiek met betrekking tot hun deskundigheid de additionele hulp uitvoeren. 6.4.3.3
Sociaal-emotionele hulp
Tussen de GON-begeleider en de GON-leerling ontstaat meestal een vertrouwensrelatie. De GON-leerling kan bij hem terecht met vragen rond zijn handicap, de soms pijnlijke confrontaties, sociale problemen zoals het zich uitgesloten voelen… Het is de taak van de GON-begeleider daar oog en oor voor te hebben en in de mate van het mogelijke het kind of de jongere te steunen in het ontwikkelen van een realistische kijk op zijn kunnen en niet-kunnen.
6.4.4
Leerkrachtgerichte hulp
Het gaat hier om begeleiding van het personeel van de gastschool om hen te ondersteunen om voor leerlingen van de gewone school een continuüm van zorg uit te bouwen waarin plaats is voor zoveel mogelijk leerlingen met een meer dan gewone hulpvraag: •
De leerkracht(en) informeren en sensibiliseren over het GON en de problematiek betreffende de leerling.
•
Via advies, info-overdracht, tips, coaching, overleg, collegiale consultatie worden de leerkrachten van de gastschool competenter gemaakt in het omgaan met specifieke, afwijkende hulpvragen van de GON-leerling.
•
De leerkrachten leren werken met aangepast materiaal, bv. leesloupe.
•
De leerkracht(en) begeleiden in de aanpassing van het didactisch onderwijsproces, bv. voor type 6-leerlingen de beschikbare teksten laten vergroten, bij type 8-leerlingen foutenanalyse structureel inbouwen.
6.4.5
Teamgerichte hulp
Samen met de directie van de gewone school informeert men het schoolteam over het GON en de GON-leerling in hun school. Tevens zoekt men met het schoolteam naar oplossingen voor bv. aanpassingen aan de infrastructuur zoals het aanleggen van een hellend vlak, zorgen voor niet-weerkaatsende schoolborden, zorgen voor een goed verlicht lokaal zodanig dat de dove leerling goed kan liplezen, afspraken maken i.v.m. de gestructureerde aanpak van karaktermoeilijke leerlingen. De GON-begeleider gaat ook samen met de leerkracht(en) gewoon onderwijs op zoek naar een weg om de klasgroep voor te bereiden en te informeren rond de komst van een GON-leerling. Al naargelang de leeftijd en weerbaarheid van de betreffende GON-leerling kan de leerling hierin zelf een rol spelen. Meer suggesties zijn opgenomen in het vademecum “Geïntegreerd onderwijs – inclusief onderwijs” (VVKBuO). Sedert het schooljaar 2004/’05 kan er binnen het GON-pakket vast benoemd worden.
7
Berekening en vaststelling van ambten en toelagen
7.1
Volledig en permanent geïntegreerde leerlingen (VP)
De leerlingen die volledig en permanent geïntegreerd zijn, worden als regelmatige leerlingen meegeteld in het gewoon onderwijs. Voor deze leerlingen ontvangt het BuO wel een urenpakket om de GON-begeleiding mogelijk te maken.
14 2011-06-23 – M -VVKSO-2011-048
7.2
Gedeeltelijk geïntegreerde leerlingen (GP, GT)
De leerlingen die gedeeltelijk geïntegreerd zijn, worden enkel meegeteld in het buitengewoon onderwijs en helemaal niet in het gewoon onderwijs.
7.3
Volledig en tijdelijk geïntegreerde leerlingen (VT)
De leerlingen die volledig en tijdelijk geïntegreerd worden, worden tot de dag dat ze overgaan vanuit het buitengewoon onderwijs naar het GON geteld in het buitengewoon onderwijs. Daarna tellen zij mee voor het gewoon onderwijs. De teldag van 1 februari zal daar uiteraard een cruciaal gegeven zijn.
8
Bijkomende inlichtingen
Meer inlichtingen met betrekking tot GON-procedures in het algemeen en deze mededeling in het bijzonder kan u: –
bekomen bij: de heer Lode De Geyter Pedagogisch adviseur – netcoördinator GON Guimardstraat 1 1040 - Brussel Tel.: 02 507 08 33 Fax: 02 507 06 08 E-mail:
[email protected]
–
raadplegen in: het vademecum “Geïntegreerd onderwijs – inclusief onderwijs, gewoon en buitengewoon onderwijs samen zorgverbredend op weg naar een zo inclusief mogelijke school”. Dit is een uitgave van het Vlaams Verbond van het Katholiek Buitengewoon Onderwijs. Dit vademecum kan men bestellen via de rubriek “Publicaties” op de website (= www.vvkbuo.be) of via het in bijlage 5 opgenomen bestelformulier.
Bijlagen •
M-VVKSO-2011-113-B01: Type 3: leerlingen met gedrags- en/of emotionele stoornissen (pdf)
•
M-VVKSO-2011-113-B02: Type 4: leerlingen met een lichamelijke handicap (pdf)
•
M-VVKSO-2011-113-B03: Type 6: leerlingen met een visuele handicap (pdf)
•
M-VVKSO-2011-113-B04: Type 7: leerlingen met een auditieve handicap (pdf)
•
M-VVKSO-2011-113-B05: Vademecum geïntegreerd/inclusief onderwijs (doc)