Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs Guimardstraat 1, 1040 Brussel
MEDEDELING referentienr. datum gewijzigd contact
: M-VVKSO-2009-027 : 2009-06-03 : 2012-04-19 : Dienst Personeel en schoolbeheer,
[email protected], 02 507 07 01 Patrick Deboutte,
[email protected], 02 507 06 71
Zorgvuldig bestuur op school 1
Inleiding
Het VVKSO publiceerde in april 2002 een omstandige mededeling over ‘zorgvuldig bestuur op school’. Deze mededeling gaf toelichting bij het hoofdstuk V van Onderwijsdecreet XIII, het zogenaamde Mozaïekdecreet, dat onder meer de reglementering omtrent zorgvuldig bestuur bevat. Zorgvuldig bestuur betekent dat secundaire scholen zich in de dagelijkse werking aan een aantal principes moeten houden: wat is toegelaten op school? wat is er niet toegelaten? Deze principes slaan op de beheersing van de onderwijskosten, de eerlijke concurrentie, het verbod op politieke activiteiten, de handelsactiviteiten, de reclame en sponsoring en de participatie in het gesubsidieerd onderwijs. In hetzelfde jaar 2002 werd de Commissie Zorgvuldig Bestuur (CZB) geïnstalleerd. De CZB is de opvolger van de twee Commissies Laakbare Praktijken (één voor basisonderwijs, een tweede voor de andere onderwijsniveaus). Na zes jaar heeft de CZB aardig wat expertise opgebouwd op het gebied van de beheersing van de onderwijskosten, van reclame en sponsoring, van handelsactiviteiten, van eerlijke concurrentie, van politieke activiteiten en tenslotte van participatie. De CZB beschikt op de website van het Ministerie van Onderwijs en Vorming over een afzonderlijke webpagina waar alle eerder geformuleerde adviezen, beslissingen en standpunten kunnen geconsulteerd worden 1 . Het VVKSO wil met een aantal voorbeelden de aandacht vestigen op deze adviezen, beslissingen en standpunten. Omdat de problematiek van de beheersing van de onderwijskosten, met inbegrip van de bijdrageregeling, zo’n prominente plaats inneemt in het schoolleven, is anderzijds beslist aan dit aspect een afzonderlijke mededeling te wijden 2 . Na de verwijzing naar de reglementering (punt 2) wordt de samenstelling, de bevoegdheid en de procedures van de CZB, evenals de rol van het VVKSO hierin, toegelicht (punt 3). De aspecten waarvoor de CZB bevoegd is, worden telkens op dezelfde wijze benaderd: a. de omschrijving van het principe, b. aandachtspunten en c. voorbeelden (punten 4 tot en met 7).
2 •
Reglementering Artikel 7 tot 10 van de Codex Secundair Onderwijs. http://www.ond.vlaanderen.be/edulex > rubrieken > wetgeving > secundair onderwijs > codex > 17/12/2010.
1
http://www.ond.vlaanderen.be/zorgvuldigbestuur
2
Mededeling van 10 maart 2009 betreffende “Bijdrageregeling voor de ouders in de kosten van het secundair onderwijs” (M-VVKSO-2009-010).
2 2009-06-03 – M-VVKSO-2009-027
•
Decreet betreffende het onderwijs-XIII-Mozaïek van 13 juli 2001, Hoofdstuk V Zorgvuldig bestuur http://www.ond.vlaanderen.be/edulex > rubrieken > officieuze codificatie van de wetgeving > niveauoverschrijdend deel > (commissie) zorgvuldig bestuur.
•
Besluit van de Vlaamse regering betreffende de Commissie Zorgvuldig bestuur van 27 september 2002 http://www.ond.vlaanderen.be/edulex > rubrieken > officieuze codificatie van de wetgeving > niveauoverschrijdend deel > (commissie) zorgvuldig bestuur.
•
Ministeriële omzendbrief SO 78 van 27 november 2001 betreffende “Zorgvuldig bestuur in het secundair onderwijs” http://www.ond.vlaanderen.be/edulex > rubrieken > coördinatie van de omzendbrieven > secundair onderwijs > instellingen en leerlingen > zorgvuldig bestuur.
•
Ministeriële omzendbrief NO/2005/04 van 21 december 2005 betreffende “Controle op de aanwending van de werkingsmiddelen in het gesubsidieerd vrij onderwijs” http://www.ond.vlaanderen.be/edulex > rubrieken > coördinatie van de omzendbrieven > instellingen en leerlingen (niveau-overschrijdend) > toelagen en controle.
3
Commissie Zorgvuldig Bestuur
3.1
Samenstelling
De Commissie Zorgvuldig Bestuur (CZB) bestaat uit twee kamers. Eén kamer is bevoegd voor het basisonderwijs, de andere kamer is bevoegd voor het secundair onderwijs, de centra voor leerlingenbegeleiding, het deeltijds kunstonderwijs en het volwassenenonderwijs. Elke kamer omvat vier effectieve leden. Elk effectief lid heeft twee of drie plaatsvervangers. De leden worden aangesteld door het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Door haar samenstelling zal de CZB met de nodige deskundigheid kunnen optreden: •
één effectief lid voldoet aan de voorwaarden om tot rechter in handelszaken benoemd te worden (cfr. artikel 205 van het Gerechtelijk Wetboek);
•
één effectief lid is deskundige op het gebied van de consumentenbescherming;
•
twee effectieve leden zijn vertrouwd met het onderwijsveld.
Beide kamers worden momenteel voorgezeten door de heer Raf Verstegen, ere-hoogleraar. De voorzitter wordt bijgestaan door een secretaris, ambtenaar van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.
3.2
Bevoegdheid
Iedere belanghebbende (o.a. ouders, schoolbestuur, zelfstandige) zowel binnen als buiten het onderwijsveld kan over zijn rechten en plichten inzake zorgvuldig bestuur informatie inwinnen of een conflict beslechten. De CZB behandelt de ingediende vragen en klachten. Het gaat dus om vragen en klachten die te maken hebben met: •
de beheersing van de onderwijskosten; 3
•
de eerlijke concurrentie;
•
het verbod op politieke propaganda en op politieke activiteiten;
3
Deze bevoegdheid van de CZB wordt behandeld in de Mededeling van 10 maart 2009 betreffende “Bijdrageregeling voor de ouders in de kosten van het secundair onderwijs” (M-VVKSO-2009-010).
3 2009-06-03 – M-VVKSO-2009-027
•
de handelsactiviteiten;
•
de reclame en sponsoring;
•
de participatie op school. 4
Over de vragen formuleert de CZB een advies. Over de klachten neemt de CZB een beslissing. De beide procedures -de informatieve vragenprocedure enerzijds en de klachtenprocedure anderzijds- worden stap voor stap beschreven op de webpagina van de CZB 5 . In de hiernavolgende punt 3.3 en 3.4 volgt een samenvatting.
3.3
Procedure: vraag en advies
De vraagsteller stuurt zijn/haar vraag door via de post of via e-mail naar: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming Agentschap voor Onderwijsdiensten (AgODi) Afdeling Advies en Ondersteuning onderwijsPersoneel (AOP) Commissie zorgvuldig bestuur Marleen Broucke tel. 02 553 65 56 - fax: 02 553 65 25
[email protected] Koning Albert II-laan 15 - Kamer 1C 24 1210 Brussel
•
De voorzitter van de CZB oordeelt over de ontvankelijkheid van de vraag. De vraagsteller wordt onmiddellijk door het secretariaat van de CZB per post geïnformeerd over de niet-ontvankelijkheid. Bij ontvankelijkheid zal de vraag ter behandeling voorgelegd worden aan de CZB.
•
De CZB stelt een advies op binnen een termijn van 60 kalenderdagen. De vraagsteller ontvangt een afschrift van het advies per post.
3.4
Procedure: klacht en beslissing
Iemand die zich geschaad weet in zijn belangen door een bepaald optreden van een secundaire school in het kader van zorgvuldig bestuur -dit kan gaan om geldelijke belangen of zakelijke belangen of morele belangen…-, kan binnen een termijn van 60 kalenderdagen na vaststelling of kennisname van de betwiste feiten bij aangetekend schrijven een klacht sturen naar: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming Agentschap voor Onderwijsdiensten (AgODi) Afdeling Advies en Ondersteuning onderwijsPersoneel (AOP) Commissie zorgvuldig bestuur Marleen Broucke tel. 02 553 65 56 - fax: 02 553 65 25
[email protected] Koning Albert II-laan 15 - Kamer 1C 24 1210 Brussel
•
De voorzitter van de CZB oordeelt over de ontvankelijkheid van de klacht. De indiener van de klacht worden onmiddellijk door het secretariaat van de CZB per post geïnformeerd over de niet-ontvankelijkheid. Bij ontvankelijkheid zal de klacht ter behandeling voorgelegd worden aan de CZB.
4
Deze bevoegdheid van de CZB wordt behandeld in punt 2.6.2 van de Mededeling van 10 februari 2005 betreffende “Participatiedecreet: de schoolraad” (M-VVKSO-2005-011).
5
http://www.ond.vlaanderen.be/zorgvuldigbestuur/procedures
4 2009-06-03 – M-VVKSO-2009-027
•
Bij een ontvankelijke klacht worden alle betrokkenen schriftelijk in kennis gesteld van o.m. –
de ontvangst van de klacht;
–
de mogelijkheid voor de verwerende partij om een verweerschrift in te dienen binnen een termijn van 15 kalenderdagen (op uitdrukkelijk verzoek van de school zelf kan de termijn van 15 kalenderdagen verlengd worden en/of kan men toestaan dat schriftelijke stukken ter zitting worden ingediend);
–
de plaats, de dag en het uur waar de zitting zal gehouden worden.
•
De CZB hoort de betrokkenen. De betrokkenen kunnen zich op de zitting laten bijstaan of vervangen door een raadsman. Een aanwezigheid van de betrokkenen op de zitting van het CZB is evenwel geen verplichting (zie ook punt 3.5, derde paragraaf). De CZB kan ambtshalve of op verzoek van één of meer betrokkenen getuigen horen op de zitting.
•
De CZB oordeelt of de klacht gegrond is en of een sanctie moet opgelegd worden. De sanctie wordt evenwel niet automatisch opgelegd. Het betrokken schoolbestuur krijgt vooralsnog de kans om de omstreden handeling in te trekken, om de omstreden handeling te herzien of om in een passende genoegdoening te voorzien (onder passende genoegdoening verstaat men het vergoeden van de partij die door de omstreden handeling schade heeft geleden). Voorbeeld: de mededeling op de website van een school waarin een geschenk beloofd wordt aan elke leerling die zich inschrijft op de opendeurdag, wordt onmiddellijk geschrapt.
•
Als het schoolbestuur de omstreden handeling intrekt binnen een termijn van 60 kalenderdagen, vervalt de sanctie. Als de omstreden handeling door het schoolbestuur wordt herzien of als het schoolbestuur voorziet in een passende genoegdoening, eveneens binnen een termijn van 60 kalenderdagen, oordeelt de CZB of de aanpassing voldoende is. Wordt niet in een rechtsherstel voorzien of is het rechtsherstel niet afdoende, dan stelt de CZB een definitieve sanctie vast. De CZB levert een gemotiveerde administratieve beslissing af (inhoud van de klacht en de sanctie). De sanctie houdt een gedeeltelijke terugbetaling of inhouding in van de werkingsmiddelen van de betrokken school.
•
Tegen een beslissing van de CZB kan betrokkene beroep instellen bij de Vlaamse regering. Dit beroep schorst de uitvoerbaarheid van de beslissing met inbegrip van de eventuele sanctie. De Vlaamse regering kan de beslissing van de CZB bevestigen, wijzigen of vernietigen. In geval van vernietiging neemt de Vlaamse regering een nieuwe beslissing, eventueel met inbegrip van een sanctie.
•
Tegen de beslissing in beroep door de Vlaamse regering is verder verhaal mogelijk bij de gewone rechtbank of bij de Raad van State.
Hoewel de aanwezigheid niet verplicht is, raadt het VVKSO de scholen aan in te gaan op de uitnodiging om de zitting effectief bij te wonen en om er mondeling het vooraf ingestuurde verweerschrift toe te lichten. De ervaring leert immers dat de CZB zich profileert als een forum waar concrete dossiers in overleg besproken worden. Naar de vorm treedt de CZB op met een procedurele soepelheid en snelheid van rechtsbedeling; naar de inhoud treedt de CZB verzoenend en pragmatisch op. Dit brengt met zich mee dat door de aanwezigheid van de betrokken partijen reeds aanzetten tot oplossing voor de ingediende klacht op de zitting zelf tot stand kunnen komen. Eerder dan het opleggen van een financiële sanctie, verkiest de CZB in die context concrete aanbevelingen op te stellen. Voorbeelden: opstarten van overleg tussen schoolbestuur en schoolraad; verwijderen van een politieke affiche; stopzetten of niet opnieuw organiseren van een handelsactiviteit; e.d. Met betrekking tot het verweerschrift acht het VVKSO het wenselijk om de klacht correct te situeren, om zoveel mogelijk bewijzen in te brengen en om alle initiatieven ter voorkoming van nieuwe klachten reeds kenbaar te maken.
3.5
Rol van het VVKSO
Het VVKSO kan op eigen initiatief of op verzoek van een secundaire school een vraag voor advies indienen bij de CZB. Na ontvangst van het geschreven advies zal het VVKSO de betrokken school onmiddellijk informeren.
5 2009-06-03 – M-VVKSO-2009-027
Het VVKSO kan op verzoek van een gewone secundaire school tegen wie een klacht is neergelegd, de school advies verstrekken bij het opstellen van het verweerschrift. Het VVKSO is ook bereid de school te vergezellen op de zitting van de CZB waar de klacht wordt besproken. Het VVKSO dient zelf geen klachten in. Ouders die bij het VVKSO aankloppen met een klacht over de school, worden verwezen naar het schoolbestuur van de school.
4
Eerlijke concurrentie
4.1
Omschrijving van het principe
Een secundaire school mag enkel eerlijke concurrentie voeren. De eerlijke concurrentie tussen secundaire scholen bestaat uit twee elementen: •
enerzijds eerlijkheid inzake publiciteit rond en informatie over het eigen opvoedingsproject en het eigen onderwijsaanbod. Een schoolbestuur beperkt zijn propaganda tot uitspraken over zijn eigen school. Het schoolbestuur mag niet verwijzen naar of vergelijken met een andere school. Het mag andere scholen evenmin aanvallen of ridiculiseren.
•
anderzijds eerlijkheid inzake andere handelingen en activiteiten op school. Handelingen of activiteiten van het schoolbestuur die niet in overeenstemming zijn met de vigerende reglementering (bv. de wetgeving over leerlingenvervoer) en/of die sterk afwijken van wat gebruikelijk en algemeen aanvaard is binnen het onderwijs (bv. het eigen onderwijsaanbod bso voorstellen als de enige garantie voor tewerkstelling in eigen streek), zijn oneerlijk.
4.2
Aandachtspunt
Het schoolbestuur behoudt het recht om te informeren. Ouders vragen vaak informatie over het onderwijsaanbod van de school. Wanneer het schoolbestuur zijn onderwijsaanbod aanprijst, moet het dus zo objectief mogelijk blijven. Deze vragen van ouders kaderen echter meestal in de zoektocht naar de meest geschikte (vervolg)opleiding voor zoon of dochter. Omdat geen enkele secundaire school het volledige studieaanbod aso-bso-kso-tso zelf organiseert, kan het antwoord op de vraag van de ouders pas volledig zijn als tegelijkertijd verwezen wordt naar het onderwijsaanbod van andere scholen, in eerste instantie van scholen van dezelfde scholengemeenschap. Deze verwijzing is in het belang van een objectieve leerlingenoriëntering.
4.3 •
Voorbeelden Het toekennen van een materieel voordeel aan een nieuwkomer op de dag dat hij/zij zich inschrijft in een secundaire school, is oneerlijke concurrentie. Deze handeling overstijgt immers de grenzen van de objectieve propaganda, wat verboden is. Het is ook oneerlijk wanneer een secundaire school kort voor haar opendeurdag vlugschriftjes verspreidt die de leerling "een prachtig geschenk" beloven bij afgifte ervan in de school.
•
Een schoolbestuur biedt zijn leerlingen gratis leerlingenvervoer aan. In dit geval maakt de school zich schuldig aan oneerlijke concurrentie. De leerlingen, andere dan de vrije keuze-leerlingen, die gebruik maken van busvervoer in schoolverband moeten een bijdrage betalen die gelijk is aan de tarieven van De Lijn. De regelgeving houdt in dat de prijs van een "Buzzy Pass" als tarief geldt. Het is de bedoeling dat alle schoolbesturen uit alle netten eenzelfde tarief aanrekenen.
6 2009-06-03 – M-VVKSO-2009-027
Een schoolbestuur overtreedt het verbod op oneerlijke concurrentie indien het voor zijn leerlingen geen bijdrage vraagt inzake leerlingenvervoer (“in onze school gratis leerlingenvervoer”), terwijl dit anders voorzien is in de geldende reglementering 6 . •
Een school kan vrij bepalen hoe ze inhoud geeft aan de voorstelling van haar opvoedingsproject en onderwijsaanbod. Imagoreclame, reclame met getuigenissen van bekende personen die al dan niet oud-leerling zijn van de school, het voeren van bepaalde slogans, e.d. kunnen allemaal. Wat beweerd wordt, moet wel juist zijn of mag minstens niet misleidend zijn. Criterium in dat verband is: hoe preciezer een mededeling in de reclame is, hoe strenger men moet zijn inzake de juistheid ervan 7 .
5
Het verbod op politieke propaganda en op politieke activiteiten
5.1
Omschrijving van het principe
Een secundaire school kan binnen haar domein geen mededelingen of activiteiten dulden die rechtstreeks of onrechtstreeks de verspreiding van politieke ideeën meebrengen. Politieke propaganda en politieke activiteiten in de scholen, door welke persoon of instantie dan ook en ongeacht voor wie bestemd, zijn verboden. Met politieke propaganda wordt bedoeld: de gedragsbeïnvloeding van burgers, leerlingen, personeel om rechtstreeks (verkiezingsbord) of onrechtstreeks (actie door een politieke partij of een organisatie die aanleunt bij een politieke partij) steun te bekomen voor een politieke partij of beweging. Onder politieke activiteiten wordt verstaan: alle activiteiten die worden georganiseerd door politieke partijen of politieke mandatarissen van politieke partijen, waarvan de standpunten en gedragingen niet in strijd zijn met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. De definitie van politieke activiteit wordt gekoppeld aan de identiteit van de organisator. Dit betekent dat activiteiten die een mandataris of partij organiseren, politieke activiteiten zijn. Het soort activiteit heeft geen belang (debat, fundraising, vergadering, feest enzovoort). De wetgever heeft een breed verbod op het oog gehad omdat het de bedoeling is dat het onderwijs in alle gevallen neutraal is ten aanzien van elke politieke activiteit. Het verbod geldt zowel ten aanzien van het schoolbestuur als ten aanzien van andere inrichters. Lokalen van de school mogen niet voor politieke activiteiten worden gebruikt. Ter volledigheid wordt nog verwezen naar het decreet rechtspositie 8 dat bepaalt dat individuele personeelsleden hun gezag niet mogen aanwenden voor politieke of commerciële doeleinden. Zonder afbreuk te doen aan het principe is de regeling rond politieke activiteiten op school via Onderwijsdecreet XXI enigszins aangepast. De aangepaste regeling is als vierde uitzondering opgenomen in punt 5.2.
5.2
Aandachtpunten
•
Er zijn een viertal uitzonderingen op het principiële verbod om politieke propaganda te voeren en politieke activiteiten te organiseren:
6
Commissie zorgvuldig bestuur, advies van 3 november 2003 betreffende “Gratis leerlingenvervoer door één schoolbestuur” (CZB/KL/KBO/2003/33).
7
BALLON, L. Een onderwijsinstelling op het commerciële pad, T.O.R.B., 2002-2003, 3-25.
8
http://www.ond.vlaanderen.be/edulex > Rubrieken wetgeving > Personeel > Administratief statuut > Gesubsidieerd personeel (uitsluitend) > 27/03/91: Decreet betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding (artikel 12).
7 2009-06-03 – M-VVKSO-2009-027
–
De syndicale werking en vakbondsactiviteiten die beperkt zijn tot de personeelsleden van de eigen school. Deze activiteiten mogen in de lokalen van de school plaatsvinden;
–
De realisatie van de vakoverschrijdende eindterm Opvoeden tot burgerzin 9 . Het is de opdracht van onderwijs om leerlingen kennis en vaardigheden bij te brengen die hen helpen actieve burgers te worden die op een constructieve en tegelijk kritische wijze kunnen deelnemen aan het maatschappelijk leven. Eén van de gebieden van dit maatschappelijk leven is het politieke en juridische veld waarbij onder meer de aspecten macht, overleg, belangenbehartiging, besluitvorming, instellingen en procedures aan de orde zijn. Daarnaast wordt er aandacht besteed aan een aantal attitudes die essentieel zijn voor een democratische samenleving: verdraagzaamheid, rechtvaardigheidsgevoel, oog voor het algemeen welzijn, samenwerkingsbereidheid en verantwoordelijkheidszin;
•
–
Het gebruik van de schoollokalen door de overheid bij de organisatie van verkiezingen of referenda.
–
Politieke activiteiten zijn sedert 1 september 2011 onder bepaalde omstandigheden toegelaten. Ze kunnen worden toegelaten buiten de periodes waarin er schoolactiviteiten zijn en buiten de periode van 90 dagen voorafgaand aan een verkiezing. Personeelsleden en leerlingen worden niet gevraagd of aangezet om deel te nemen. Het schoolbestuur kan niet worden betrokken bij de organisatie en past het beginsel van gelijke behandeling toe (zie ook volgend aandachtspunt). Het laten gebruiken van de schoolinfrastructuur voor politieke activiteiten is in die gewijzigde context minder problematisch. Scholen kunnen dit in principe zonder probleem toelaten. Dit wil zeggen dat een schoolbestuur niet verplicht is om politieke activiteiten in de school toe te laten, maar indien het schoolbestuur dit wil doen, moet het alle politieke partijen gelijk behandelen. Natuurlijk moet de politieke onafhankelijkheid van de school zelf gevrijwaard blijven. Een politieke activiteit mag geen indirect geldelijk voordeel opleveren voor de gebruiker. De school moet dus een vergoeding vragen die minstens kostendekkend is.
Het VVKSO krijgt regelmatig de vraag of politieke debatten mogen georganiseerd worden op school. Soms is een discussie met politieke partijen die niét uitgenodigd zijn tot het debat, de aanleiding tot deze vraag. Over de organisatie van politieke debatten is de CZB duidelijk. De CZB oordeelt dat een schoolbestuur zijn schoollokalen niet ter beschikking mag stellen voor de organisatie van een politiek (verkiezings)debat waarbij niet alle politieke strekkingen en partijen aan bod komen. Een school is er toe gehouden alle politieke partijen die activiteiten ontplooien in overeenstemming met het Europees verdrag inzake mensenrechten, gelijk te behandelen. Het VVKSO stelt zijn scholen voor om zeer omzichtig om te springen met de organisatie van politieke debatten in hun lokalen. Via deze debatten bieden de scholen immers aan de politieke partijen een forum om hun programma kenbaar te maken. Politieke informatie verglijdt daarmee quasi onvermijdelijk naar politieke propaganda. Het VVKSO raadt in elk geval de schoolbesturen aan dergelijke initiatieven uitdrukkelijk te kaderen in de politieke vorming van leerlingen.
5.3 •
9
Voorbeelden De concrete invulling van de eindtermen, i.c. de vakoverschrijdende eindtermen over Opvoeden tot burgerzin 10 , behoort tot de autonomie van de secundaire school. De CZB oordeelt dat de werkwijze waarmee scholen deze eindtermen willen bereiken, gevarieerd en creatief kan zijn. De scholen zullen bij elke activiteit het accent leggen op de waarden, op de werking van de democratie en van haar instellingen. Als scholen opteren om mandatarissen van politieke partijen uit te nodigen, dan vraagt de CZB om alle op het betrokken bestuursniveau (gemeente; provincie; gewest…) vertegenwoordigde politieke partijen uit te nodigen. Het is dus niet toelaatbaar dat één politieke partij in het daglicht geplaatst wordt of anderzijds expliciet geweerd wordt. 11
Vanaf 2010-’11 gaat het om de vakoverschrijdende eindterm Context Politiek-juridische samenleving.
10
Vanaf 2010-’11 gaat het om de vakoverschrijdende eindterm Context Politiek-juridische samenleving.
11
Commissie zorgvuldig bestuur, advies van 3 oktober 2005 betreffende “Politiek initiatief op school” (CZB/V/KSO/2005/111).
8 2009-06-03 – M-VVKSO-2009-027
•
Het is niet aanvaardbaar dat tijdens de lessen het onderwijspersoneel een oordeel uitspreekt over één bepaalde politieke partij. Het is niet toegelaten een politieke partij in een negatief daglicht te plaatsen of over één van haar mandatarissen een negatief oordeel uit te spreken. 12
•
Niet alle teksten zijn per definitie politieke propaganda. Een tekst over extreem-rechts, gebruikt als illustratief leermiddel binnen het vak geschiedenis, die geen stemadvies bevat, die los staat van verkiezingscampagnes over de jaren heen, die niet verwijst naar een concrete hedendaagse politieke partij en waarvan bovendien niet bewezen is dat hij buiten schoolverband in de concrete politieke strijd gebruikt is, vormt geen inbreuk op het verbod op politieke propaganda. 13
•
Het is niet toegelaten om een affiche van een politieke partij of van een verkiezingskandidaat op te hangen in het klaslokaal, in de leraarskamer, op de schoolbus, e.d. 14
6
Handelsactiviteiten
6.1
Omschrijving van het principe
Secundaire scholen kunnen handelsactiviteiten verrichten op voorwaarde dat •
deze handelsactiviteiten geen daden van koophandel zijn. Een handelsactiviteit is pas een daad van koophandel indien ze behoort tot de lijst van “objectieve daden van koophandel” 15 én indien ze gesteld wordt met een winstoogmerk en speculatie (lees: in essentie gericht is op persoonlijke verrijking).
•
deze handelsactiviteiten verenigbaar zijn met (de realisatie van) de onderwijsopdracht. De verenigbaarheid met de onderwijsopdracht houdt in dat de handelsactiviteiten kaderen in de normale dienstverlening aan de leerlingen of in de afwerking van het leerprogramma. Indien de handelsactiviteiten buiten dat kader vallen, moeten ze een occasioneel karakter hebben.
Omdat de schoolbesturen van het vrij gesubsidieerd secundair onderwijs de rechtsvorm van een vzw hebben aangenomen, moeten zij in verband met handelsactiviteiten ook de vzw-reglementering naleven 16 . In de praktijk vormt dit echter geen probleem omdat de specifieke onderwijsreglementering immers op de vzw-reglementering gebaseerd is. Een schoolbestuur mag bijgevolg elk van de handelsactiviteiten uit de lijst van het Wetboek van Koophandel stellen voor zover zij niet tot doel heeft zijn leden te verrijken en voor zover de vzw- en onderwijsreglementering wordt nageleefd. Het schoolbestuur kan een beperkt vermogensvoordeel (een marginaal winstoogmerk) nastreven indien de opbrengst opnieuw wordt geïnvesteerd in de realisatie van zijn hoofddoel, namelijk de organisatie van onderwijs. De ministeriële omzendbrief SO 78 Zorgvuldig bestuur in het secundair onderwijs concretiseert wat moeten worden verstaan onder handelsactiviteiten:
12
Commissie zorgvuldig bestuur, advies van 4 december 2006 betreffende “Politieke uitspraken in de les” (CZB/V/KSO/2006/155).
13
Commissie zorgvuldig bestuur, advies van 1 december 2003 betreffende “Politieke propaganda in een onderwijsinstelling Affiche Extreem Rechts” (CZB/KL/KSO/2003/32).
14
Commissie zorgvuldig bestuur, advies van 6 november 2006 betreffende “Verkiezingsaffiche bij leerlingenvervoer” (CZB/V/KSO/2006/152).
15
De daden van koophandel worden opgesomd in artikelen 2 en 3 van het Wetboek van Koophandel http://www.ejustice.just.fgov.be/wet/wet.htm > afkondigingsdatum > vul in: 1807-09-10 > lijst > Boek 1
16
Een vzw wordt gekenmerkt door een afwezigheid van winstoogmerk en mag geen handelszaken drijven. Zie Mededeling van 23 februari 2004 betreffende “vereniging zonder winstoogmerk” (M-VVKSO-2004-016).
9 2009-06-03 – M-VVKSO-2009-027
•
verkoop van producten voor onmiddellijke consumptie of die een eenheid vormen met het pedagogischdidactisch handelen van de school; Frisdrank, snoepgoed, warme maaltijden zijn voorbeelden van producten voor onmiddellijke consumptie. Producten die een eenheid vormen met het pedagogisch-didactisch handelen van de school zijn bijvoorbeeld examenpapier, rekenmachines, turnkledij, andere schoolbenodigdheden...
•
verkoop van producten en levering van diensten ter gelegenheid van occasionele activiteiten; Voorbeelden van dergelijke verkopen zijn: het verkopen van wafels op een opendeurdag, het verkopen van maaltijden tijdens een ouderfeest, het verkopen van sleutelhangers voor Vredeseilanden, het wassen van auto's ten voordele van de sociale kas van de school ...
•
verkoop van producten en levering van diensten die voortvloeien uit de afwerking van de goedgekeurde leerplannen in het technisch en het beroepssecundair onderwijs. Een goed beheer van de school impliceert immers de mogelijkheid van verkoop van de geproduceerde goederen of van aanbod van diensten. Voorbeelden van de verkoop van producten zijn: afgewerkte meubels van het studiegebied hout; afgewerkte producten van de studierichtingen bakkerij en slagerij. Voorbeelden van diensten zijn: het knippen en kleuren door leerlingen van de studierichting haarzorg of het opvangen van kinderen na school door leerlingen van het specialisatiejaar Kinderzorg.
Indien bij de verkoop van een product of het leveren van een dienst een vermogensvoordeel gerealiseerd wordt, dan moet dit uiteraard in de boekhouding van de school opgenomen worden, in navolging van de federale vzwwetgeving. Indien bij de verwerving van dit vermogensvoordeel werkingstoelagen aangewend werden, dan moet de opbrengst van dit product of deze dienst aangewend worden voor de werking van de school, in navolging van de onderwijswetgeving 17 . Zo moet bijvoorbeeld de opbrengst van een didactisch kapsalon waar klanten verzorgd worden in toepassing van een leerplan en waar de gebruikte schoonheidsproducten betaald werden met de werkingstoelagen, aangewend worden voor de werking van de school. De controle op de aanwending van dergelijke opbrengsten is dus aan dezelfde regels onderworpen als de controle op de aanwending van de werkingsmiddelen.
6.2
Aandachtspunten
•
De onderwijsregelgeving definieert niet langer onder welke voorwaarden, aan welke personen en tegen welke prijzen de door scholen geproduceerde voorwerpen mogen worden verkocht of diensten mogen worden geleverd. De betrokken scholen zullen zelf een redelijke en billijke handelswijze bepalen, doch rekening houdend met de regelgeving op het gebied van de handelspraktijken 18 . Dit houdt onder meer in dat de eerlijke handelsgebruiken moeten gerespecteerd worden (de verkoper mag geen schade toebrengen aan de beroepsbelangen van andere verkopers of aan de belangen van de kopers; de school moet de koper te goeder trouw behoorlijke en nuttige informatie geven over de kenmerken van het product/dienst en over de verkoopwaarden; er is tevens het verbod op onrechtmatige bedingen, zoals het hanteren van willekeurige prijzen, de verplichting om een product/dienst af te nemen of de verkoper ontslaan van de verantwoordelijkheid inzake verborgen gebreken).
•
Handelsactiviteiten met occasioneel karakter (bv. restaurant van de hotelschool; mini-ondernemingen in de schoollokalen; verkoop van eindproducten van het studiegebied Hout of Land- en tuinbouw) zijn geen beletsel voor de vrijstelling van de onroerende voorheffing. Ook het gebruik van schoolgebouwen door of de verhuring aan derden is mogelijk mét behoud van de vrijstelling. De voorwaarden inzake vrijstelling van onroerende voorheffing voor onroerende goederen bestemd voor onderwijs worden beschreven in een omzendbrief
17
Ministeriële omzendbrief NO/2005/04 van 21 december 2005 betreffende “Controle op de aanwending van de werkingsmiddelen in het gesubsidieerd vrij onderwijs” http://www.ond.vlaanderen.be/edulex > rubrieken > coördinatie van de omzendbrieven > instellingen en leerlingen (niveau-overschrijdend) > toelagen en controle.
18
Voorliggende mededeling beperkt zich tot een toelichting bij de toelaatbare handelsactiviteiten op school binnen het kader van zorgvuldig bestuur. Aanvullende commentaar bij de Wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming (die de Wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument vervangt) maakt voorwerp uit van een afzonderlijke Mededeling (zie M-VVKSO-2011-007).
10 2009-06-03 – M-VVKSO-2009-027
van de Vlaams minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke ordening. Deze omzendbrief is enkel geldig voor de inning van de onroerende voorheffing in het Vlaams Gewest. De omzendbrief is toegevoegd als bijlage aan een mededeling van het VSKO 19 die bijkomende toelichting verstrekt bij de omzendbrief.
6.3
Voorbeelden
•
In hogervermeld punt 6.1 is frisdrank reeds omschreven als voorbeeld van product voor onmiddellijke consumptie. De CZB vindt het aanvaardbaar dat scholen frisdrank verkopen. De leerlingen kunnen er vrijblijvend gebruik van maken. De frisdrank wordt tegen een normale prijs verkocht, vergelijkbaar met de prijzen buiten de school. En het blijft de ouders toegelaten om diezelfde frisdranken met hun kinderen mee te geven 20 .
•
Een didactisch kapsalon van een school met de studierichting Haarzorg is een voorbeeld van levering van diensten die voortvloeien uit de afwerking van de goedgekeurde leerplannen in het technisch en het beroepssecundair onderwijs. Ook deze activiteit beschouwt de CZB als verenigbaar met de onderwijsopdracht van de school. De samenwerking met externe personen ter verhoging van de praktijkervaring wordt uit de commerciële sfeer gehouden door de publiciteit minimaal te houden. Het aanbod wordt niet op georganiseerde wijze verhoogd. Het voorziene onderwijsprogramma heeft immers steeds voorrang op de vraag van derden. Minstens de onkosten voor de school worden aan de externen aangerekend en de inkomsten vloeien integraal terug naar de school 21 .
•
Een hotelschool baat een didactisch restaurant uit. In dit restaurant worden leerlingen ingezet om de gerechten te bereiden en de klanten te bedienen. Op deze wijze doen ze praktijkkennis op. Dit kadert bijgevolg volledig in het programma van hun opleiding. Deze activiteiten zijn verenigbaar met de onderwijsopdracht van de school. Het restaurant kan dus permanent worden opengesteld. Deze handelsactiviteiten zijn toelaatbaar indien de winsten die de school op deze wijze genereert, opnieuw in onderwijs worden geïnvesteerd.
•
Een aso-school organiseert twee weekends per schooljaar restaurantdagen. Deze restaurantdagen kaderen niet in de onderwijsopdracht van de school. Toch is de organisatie van deze restaurantdagen een toegelaten handelsactiviteit indien ze een occasioneel karakter heeft (tweemaal per schooljaar) en indien de winsten die de school op deze wijze genereert, ten bate komen van onderwijs.
•
Elk jaar opnieuw rijzen in de context van de handelsactiviteiten op school vragen omtrent de schoolfotografie en/of klasfoto’s 22 . In de ministeriële omzendbrief SO 78 is ter zake volgend standpunt geformuleerd: “Het nemen van zowel individuele foto's van leerlingen als klasfoto's wordt binnen onderwijs beschouwd als een handelsactiviteit met strikt occasioneel karakter die relatief beperkte financiële middelen genereert en die derhalve toegelaten is. De scholen moeten er wel over waken dat de normale verloop van de onderwijsverstrekking en het volledig afwerken van de leerprogramma's, niet in het gedrang komen door de tijd die aan het nemen van foto's wordt besteed. Dit betekent dat, voor zover deze activiteit tijdens de lesuren plaatsvindt, het verlet tot een minimum moet worden herleid. Tenslotte geldt ook dat ouders en leerlingen nooit enige aankoopverplichting hebben”.
•
Het voorstel om de Wereldwinkel één keer per maand op een samenkomst met ouders, leraars en kinderen na de schooluren een standplaats te geven op school om er producten te verkopen, wordt afgewezen. Hoewel de opbrengst volledig voor de Wereldwinkel is en er geen standgeld wordt gevraagd, oordeelt de CZB dat het aanbieden of verhuren van schoollokalen in het kader van handelsactiviteiten niet verenigbaar is met de onderwijsopdracht. Het organiseren van een bijkomend verkoopspunt op school door één bepaalde handelszaak en
19
Mededeling van 2 oktober 2007 betreffende “Vrijstelling van onroerende voorheffing voor onroerende goederen bestemd voor onderwijs “ (M-VVKSO-2007-051)
20
Commissie zorgvuldig bestuur, advies van 20 oktober 2008 betreffende “Verplichte aankoop van drankjes” (CZB/V/KBO/2008/214).
21
Commissie zorgvuldig bestuur, advies van 6 oktober 2003 betreffende “Realisatie onderwijsprogramma met externen” (CZB/V/KSO/2003/20).
22
Commissie zorgvuldig bestuur, advies van 13 februari 2006 betreffende “Verkoop van individuele leerlingenfoto’s” (CZB/KL/KBO/2005/124).
11 2009-06-03 – M-VVKSO-2009-027
dit op geregelde tijdstippen betreft hier niet het laten kennismaken op een occasionele wijze met bepaalde culturen of producten binnen een pedagogisch project 23 . •
Vanuit een pedagogisch project is de verkoop van een schooluniform in scholen een aanvaardbare handelsactiviteit. Ouders kunnen evenwel niet verplicht worden om de aankoop te doen op school. De school dient minstens de aankoopprijs aan te rekenen. Eventuele inkomsten komen ten goede voor de aanleg van een nieuwe voorraad uniformen of ter ondersteuning van de onderwijsopleiding 24 .
•
Leerondernemingen (voorheen leerbedrijven) en mini-ondernemingen komen onvermijdelijk in de buurt van de handelsactiviteiten. Het zijn toegelaten pedagogische werkvormen die gebruikt worden om een aantal leerplandoelstellingen te realiseren (Voorbeelden: leerlingen van 7 bso Winkelbeheer en etalage richten een winkel op en beheren deze winkel gedurende één schooljaar; leerlingen van 7 bso Haarstilist runnen gedurende één schooljaar een eigen kapsalon). UNIZO Onderwijs & Ondernemen, respectievelijk Vlajo (Vlaams Jonge Ondernemingen, in de schoot van VOKA) ondersteunen de initiatieven en kunnen, indien nodig, een bemiddelende rol opnemen tussen de school en de plaatselijke handelaars.
7
Reclame en sponsoring
7.1
Omschrijving van het principe
De CZB hanteert een ruime definitie van reclame: met reclame(boodschap) wordt bedoeld elke mededeling in gelijke welke vorm in verband met handel, bedrijf, ambacht of beroep die de afzet/verkoop van producten of diensten wil bevorderen. Sponsoring houdt een bijdrage in, via geld of andere, met als doel de naambekendheid te verhogen (lees: reclame te maken voor de persoon of instantie die sponsort). In vele gevallen echter maakt de regelgeving geen onderscheid tussen reclame en sponsoring. Elke reclame bij leermiddelen in de ruime betekenis (zie verder) die bepaalde merken, producten of bedrijven rechtstreeks of onrechtstreeks aanbeveelt, onder de aandacht brengt of suggereert, is in principe in strijd met het decretaal verbod inzake reclameboodschappen. Secundaire scholen die reclame en sponsoring door derden toelaten, houden zich aan een aantal beginselen: •
door het schoolbestuur verstrekte leermiddelen zijn vrij van reclame(boodschappen); Er bestaat wel een verschil tussen enerzijds het louter vermelden van een naam of logo van een merk of bedrijf of leverancier op een didactisch middel (wat niet als reclame beschouwd wordt) en anderzijds de uitdrukkelijke reclameboodschap of slogan voor een merk of bedrijf.
•
alle onderwijsactiviteiten die het schoolbestuur organiseert in zijn secundaire scholen, zijn eveneens vrij van reclame; De reclame die enkel bedoeld is om te attenderen op het feit dat de activiteit kon worden gerealiseerd dankzij de financiële steun of medewerking (gift, schenking, prestatie …) van de persoon of de onderneming waarvoor reclame wordt gemaakt, is wel toegelaten. De zogenaamde sponsoring is mogelijk o.m. bij de jaarlijkse sportdag, de opendeurdag, de sportactiviteiten op woensdagnamiddag, schoolreizen, bezinningsdagen, excursies…. Het schoolbestuur zal erover waken dat de sponsoring zich enkel tot de deelnemers aan de activiteit of het onderwijs mag richten en dus niet tot de buitenwereld.
•
Reclame en sponsoring moeten verenigbaar zijn met de (pedagogische en onderwijskundige) taken en met de doelstellingen van de school; Het schoolbestuur kan ter zake terugvallen op zijn opvoedingsproject en op zijn visie over reclame (zie punt 7.2). Reclame noch sponsoring mogen in strijd zijn met wat daarin is opgenomen.
23 24
Commissie zorgvuldig bestuur, advies van 12 juni 2006 betreffende “Verkoopstand in scholen” (CZB/V/KBO/2006/141).
Commissie zorgvuldig bestuur, advies van 6 oktober 2003 betreffende “Verkoopsprijzen voor schooluniformen” (CZB/V/KSO/2003/22).
12 2009-06-03 – M-VVKSO-2009-027
•
Reclame en sponsoring brengen de objectiviteit, de geloofwaardigheid, de betrouwbaarheid en onafhankelijkheid van de school niet in het gedrang.
Met ‘leermiddelen en onderwijsactiviteiten die vrij zijn van reclame’, verwijst de CZB naar alles wat in het noodzakelijke onderwijsprogramma wordt gebruikt in de klaslokalen bij het opvoeden en leren (of ‘om de eindtermen te bereiken en de ontwikkelingsdoelen na te streven’): leermiddelen (o.m. leerboeken, klasagenda, geografische kaarten, foto’s, brochures, tijdschriften), didactisch materiaal (o.m. video, film, PC, een diascherm, het gereedschap voor de studierichting werktuigmachines, de messenset van de leerling hotel), ook leslokalen, grondstoffen, onderwijsactiviteiten (o.m. lessen, inhaallessen, huiswerk, boekbesprekingen), pedagogische activiteiten (o.m. klassenexcursie, schooltoneel, groepswerk, sportmanifestatie).
7.2
Aandachtspunt
Op de webpagina van de CZB staat dat elke basis- en secundaire school samen met de schoolraad een basisvisie opstelt over het schoolbeleid inzake reclame en sponsoring. Deze afspraken komen in het schoolreglement. Voor het basisonderwijs is dit een verplichting. In afwachting van een aanpassing aan het besluit van 13 maart 1991 betreffende de organisatie van het voltijds secundair onderwijs geldt de opstelling van een basisvisie over het schoolbeleid inzake reclame en sponsoring in het secundair onderwijs voorlopig als een aanbeveling. Het is wenselijk dat de conclusies en de afspraken van het overleg tussen schoolbestuur en schoolraad in het schoolreglement komen. Langs die weg kunnen alle leerlingen en ouders kennis nemen van de visie van de school met betrekking tot reclame en sponsoring en kan het schoolbestuur zich ertoe verbinden zo consequent mogelijk naar deze visie te handelen.
7.3
Voorbeelden
•
Sponsorvermelding kan niet in de klaslokalen waar de opvoedings- en onderwijsactiviteiten doorgaan, noodzakelijk voor het bereiken van de eindtermen. Leerboekjes met expliciete vermelding van een bedrijfslogo zijn ongeschikt als lesmateriaal. De sponsorvermelding is wel toegelaten op de speelplaats 25 / 26 .
•
Een tijdschrift dat als leermiddel in het noodzakelijke leerprogramma wordt gebruikt, mag geen commerciële boodschappen bevatten 27 .
•
Op de machines in de werkplaats Houtbewerking mag de naam vermeld worden van de onderneming die de machines schonk. Het toevoegen aan de naam van de slogan “kampioen in het schaven” is daarentegen niet toegelaten.
•
Reclame en sponsoring is toegelaten in drukwerk waarbij de school eenmalige activiteiten onder de aandacht wenst te brengen die niet direct met opvoeden en leren binnen het onderwijsprogramma verband houden, zoals schoolfeesten, tentoonstellingen, eetfestijnen, toneel- en cultuuravonden. De inhoud van de reclame blijft echter verenigbaar met de doelstellingen van de school 28 .
•
Een schoolwebsite maakt niet direct deel uit van het opvoedings- en onderwijsproces in strikte zin. Het raadplegen van de schoolwebsite is een individuele beslissing van ouders, leerlingen, publiek. In de perceptie van het publiek wordt de schoolwebsite echter toch als onderdeel van de onderwijsgemeenschap beschouwd. Daarom oordeelt de CZB dat de schoolwebsite vrij moet zijn van zuiver commerciële reclameboodschappen. Het kan niet de bedoeling zijn dat de school tijd en energie besteedt aan de promotie van een commercieel product van één bepaald bedrijf van de regio. Sponsorvermelding op de website van de school daarentegen is wel aan-
25
Commissie zorgvuldig bestuur, advies van 1 december 2003 betreffende “Reclame bij leermiddelen” (CZB/V/GZ/2003/27).
26
Commissie zorgvuldig bestuur, advies van 6 juni 2005 betreffende “Banner van een bedrijf op website van een school” (CZB/V/KSO/2005/100).
27
Commissie zorgvuldig bestuur, advies van 4 oktober 2004 betreffende “Reclame in onderwijstijdschriften” (CZB/V/GZ/204/63).
28
Commissie zorgvuldig bestuur, advies van 6 mei 2004 betreffende “Sponsoring voor schoolblad” (CZB/V/KSO/2004/59).
13 2009-06-03 – M-VVKSO-2009-027
vaardbaar. In dit geval wordt enkel melding gemaakt van de naam van het bedrijf of de organisatie die bijdraagt tot een project in de school of die een activiteit heeft gesponsord 29 / 30 . De CZB hanteert dezelfde redenering voor het schoolblad of de schoolkrant 31 . •
Een hotelschool mag alle mogelijke reclame maken voor het eigen onderwijsaanbod, zij het dat de wijze van reclame voeren objectief moet blijven en geen vergelijking mag bevatten met andere (hotel)scholen (zie ook punt 4.1). De CZB is echter van oordeel dat deze regelgeving niet geldt voor de reclame voor de verkoop van eindproducten die het gevolg zijn van het noodzakelijke onderwijsprogramma van de leerlingen van de hotelschool (maaltijden; broodjes; vleesproducten). De reclame voor deze eindproducten dient zo beperkt te worden dat de vraag naar de eindproducten niet op een georganiseerde wijze wordt gecreëerd of verhoogd (waardoor het afwerken van het noodzakelijk onderwijsprogramma in gevaar gebracht wordt). De eindproducten van de leerlingen mogen onder de aandacht gebracht worden. Via interne tijdschriften en affiches, sobere uithangborden, e.d., kan het schoolbestuur op objectieve wijze informatie geven over het bestaan en de verkoop van de eindproducten. Het kan echter niet dat via alle mogelijke vormen van commerciële publiciteit de eindproducten onder het grote publiek bekend wordt gemaakt 32 .
•
De school die een schoolagenda gebruikt waarin herhaaldelijk aangespoord wordt om gebruik te maken van een dienst van een commerciële firma (‘surf naar rijschool x en oefen gratis je theoretisch rijexamen’), overtreedt het verbod van reclameboodschappen in leermiddelen. De schoolagenda, een instrument van constante sturing en begeleiding van het leerproces en dagelijks door de leerling gebruikt, is zonder discussie een leermiddel. Het bedrijf sponsort weliswaar de publicatie van de schoolagenda maar heeft duidelijk de bedoeling zijn naambekendheid te verhogen 33 .
29
Commissie zorgvuldig bestuur, advies van 5 april 2004 betreffende “Reclame en sponsoring schoolwebsite” (CZB/V/KBO/2004/55).
30
Commissie zorgvuldig bestuur, advies van 6 juni 2005 betreffende “Banner van een bedrijf op website van een school” (CZB/V/KSO/2005/100).
31
Commissie zorgvuldig bestuur , advies van 6 mei 2004 betreffende “Sponsoring voor schoolblad” (CZB/V/KSO/2004/59).
32
Commissie zorgvuldig bestuur , advies van 3 november 2003 betreffende “Reclame eindproducten praktijk” (CZB/V/KSO/2003/26).
33
Commissie zorgvuldig bestuur, advies van 28 januari 2008 betreffende “Reclame van VAB-rijscholen in de schoolagenda” (CZB/V/KSO/2008/190).