Mededelina van T eylers tweede aenootschap te Haarlem Directeuren van Teylers Stichting en de Leden van Teylers Tweede Genootschap delen mede, dat zij hebben besloten voor het jaar 1947 de volgende prijsvraag uit te schrijver.: Door welke politieke, sociaal-econom"ische, ideologische - en persoonlijke factoren - in binnen- en buitenland - heeft de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij in Nederland zich van een Marxistische klassepartij tot een nationale volkspartij ontwikkeld? Gevraagd wordt een zuiver historisch-wetenschappelijke behandeling van de bedoelde ontwikkeling, waarbij de schrijver zich dus zo min mogelijk late leiden door de omstandigheid of hij haar gewenst, of ongewenst acht. lnzoverre zij als betrekkelijk afgesloten kan worden beschouwd, tone de schrijver dat het m~gelijk is haar zuiver retrospectief te behandelen. Natuurlijk wordt niet een volledig partij geschiedenis der S.D.A.P. bedoeld, e.ven.. zeer is een cult~urhistorische studie over Nederland in de laatste halve eeuw nodig, omdat theoretisch de beïnvloeding van de be'd oelde ontwikkeling der S.D.A.P. uiL zeer verschillende hoeken van ons volksleven mogelijk is; in het bijzonder lijkt de ontwikkeling va,n de vakbeweging, ook van de confessionele en van de gemeentepolitiek van belang. Uitvoerige behandeling van soortgelijke ontwikkelingen in het buitenland wordt niet gevraagd, wel de vaststelling van de invloed die daarvan ,op de binnenlandse ontwikkeling is uitgegaan. Het aanwijzen van evenwijdige, en ook weer merk. waardig verschillende verlopende, ontwikkelingen in het buitenland kan eventueel ter adstructie dienen. De antwoorden moeten worden ingezonden vóór of op de Je Januari 1949, opdat zij vóór de lste April 1949 kunnen beoordeeld worden. De prijs voor het best en voldoend antwoord bestaat, indien de omstandighéden dat zullen gedogen, uit een gouden erepenning, of, ter keuze van den bekroonde. in een som gelds, ten bedrage van f 400.-. De antwoorden moeten in het Nederlands, Frans, Engels of Hoogduits met een Latijnse letter, vooral goed leesbaar geschreven zijn door een andere hand dan die van den inzender, of met de schrijfmachine. Ook moeten de stukken vóór de bepaalde tijd in hun geheel worden ingezonden ; antwoorden, waaraan bij de inlevering enig gedeelte ontbreekt, zullen tot het dingen naar de gemelde ereprijs niet wordC:ln toegel!lten. De schrijver van een bekroond antwoord is gehouden het auteursrecht op zijn werk aanstonds aan de Stichting over te dragen, opdat deze het recht verkrijge het antwoord als Verhandeling van het Genootschap, desverkiezende ook ver ~ taald, in druk uit te geven. Indien' de Stichting niet binnen drie maanden na de overdracht van het auteursrecht den bekroonden auteur heeft bèricht, dat zij tot onverwijlde uitgave van zijn werk heeft besloten, wordt de overdracht van het auteursrecht. ongedaan gemaakt en herkrijgt de schrijver daarover de volle beschikking. De handschriften 'Van ingezonden antwoorden worden eigendom der Stichting. Van deze antwoorden kunnen aan de schrijvers geen afschriften worden verstrekt. tenzij op hun kosten. DC( antwoorden moeten, zonder naam en alleen m<;t een spreuk ondertekend, vergezeld van een verzegeld briefje, dezelfde spreuk ten opschrift voerende en van binnen des schrijvers naam en woonplaats behelzende, gezonden worden aan hef Fundatiehuis van wijlen den heer P. TEYLER VAN DER HULST te Haarlem.
64
James Burnham en zijn leermeesters "The Machiavellians"
Zo langzamerhand komen we tot de ontdekking dat er in de oorlogsjaren, in die periode tussen '39 en '45, waarin de meesten van ons niet in de gelegenheid waren kennis te nemen van wat er in de "vrije" wereld werd gepubliceerd, althans op het gebied v.an de maatschappijwetenschappen nu niet zo veel verschenen is dat thans nog de moeite van doorkijken waard is. Het was ook niet te verwachten, dat men het ginds zoveel beter zou doen dan hier, waar zoveel brave lieden in de bezettingstijd zwoegden aan het een of het ander boek waarin nu eens precies allemaal gezegd zou worden waaraan al onze narigheden te danken waren, en ook precies hoe de "vernieuwing" tot stand moest komen. Een respectabele bezigheid waarmee de auteur en een aantal vrienden zich door de narigheden van die tijden heensloegen, maar die helaas teniet werd gedaan door ,de behoefte deze wijsheden na de bezetting te publiceren; toen ze nergens op bleken te slaan en op z'n best nog vermakelijk waren. In het buitenland heeft men dergelijke gevoelvolle en propagandistische' vermakelijkheden bij dozijnen gepubliceerd, en ze hebben in de oorlogsdagen hier en daar hun werk gedaan, maar andere dan. curiositeitswaarde bezitten ze nu al niet meer. En dat stond van tevoren vast, want men kan geen werk van enige betekenis leveren, als men niet aan twee voorwaarden voldoet. Men moet het tijdperk waarin men leeft voldoende kennen om te weten wat er de eigenaardigheden en bijzonderheden van zijn, en hoe in grote lijnen de ontwikkeling verloopt. En men moet de zeer menselijke lust tot het vertellen van mooie, troostrijke, verhaaltjes, zoveel mogelijk weten te bedwingen. Ook' de lust tot het componeren van b eklemmend trieste verhalen. Meer dan fragmenten kan men in de maatschappij-wetenschap en in de ,politiek niet bijeenbrengen. Het werk van Burnham ontleeI).t zijn waarde aan het feit dat hij zich bewust en met een vrij grote vaardigheid verzet tegen de lust tot "fabulieren". Zijn zwakte is dat hij niettemin méér over ons tijdperk wil vertellen dan menselijkerwijs mogelijk ~s, dat hij zich niet bepaalt tot het aanwijzen van een aantal "trends" in de ontwikkeling van ons ' tijdperk, een aantal karakteristieken van onze periode, maar dat hij weer een sociologische "roman" gecomponeerd heeft, die ongetwijfeld boeiend is, maar te "àf" om waar te zijn. Het is, sedert Hendrik de Man's "Psychologie van het socialisme" en Karl Mannheim's "Mensch und Gesellschaft" het belangrijkste boek dat 65
ik op politiek-sociologisch terrein ben tegengekomen, en het heeft met deze boeken niet alleen gemeen dat b-et veel juiste stellingen poneert, het heeft er .o.ok mee gemeen dat het t.ot nadenken en t.ot tegenspraak provoceert. Voór zover er zoiets als "oorspronkelijkheid" bestaat, is het .o.orspr.onkelij1$:er dan de Z.o juist genoemde b.oeken, wat dan wil zeggen dat het één gr.ote gedachte naar voren brengt, en die met reeksen van argumenten p.oogt te illustreren en te bewijzen. Aan die hoofdgedachte kan geen denkend socialist sch.ouderophalend voorbijgaan, want die is: we beleven de: .ondergang van het kapitalisme, maar de opvatting dat de .onde"rgang van het kapitalisme, behalve de complete .ondergang van de mensheid n.og slechts één andere mogelijkheid openlaat, de komst van het s.ocialisme, is v.olk.omen .onjuist. Er is een ander alternatief, de nieuwe maatschappijv.orm tekent zich reeds af, .op de heerschappij der kapitalisten volgt de heerschappij van de "managers", d.w.z. vàn de werkelijke bestuurders der bedrijven, der .ondernemingen, en hun l!olitieke alter eg.o's, de leiders van de staat, van de partijen en van het leger, kort.om de heerschappij der ".organisat.oren". Ik gel.o.of dat de vertaling van "manager" d.o.or ".organisat.or" in dit algemener verband dat Bl:lrnham meent te zien, juister is dan bedrijfsleider, of directeur of beheerder, immers zijn these is: we gaan naar een ge.organiseerde maatschappij, en in die georganiseerde maatschappij heersen de organisat.ors. Geen s.ocialisme dus, maar een nieuwe klasse-maatschappij met een nieuwe hee~sende klasse: die der ".organisat.oren". Een heerschappij die, v.oorl.opig althans, de dem.ocratie zal vervangen d.oor de totalitaire en autocratische staat, waarin .op ec.on.omisch, .op p.olitiek, s.ociaal en cultureel gebied, de "managers" het voor het zeggen zullen hebben, .of juister n.og, voor het "doen". Ziehier de "b.o.odschap" van- Burnllam, die v.o.or s.ocialisten en democraten niet bepaald een blijde boodschap is, maar die we dan t.och maar rustig en zakelijk zullen m.oeten bekijken. James Burnhain die in 1905 te Chicago geb.oren werd en die .op het ogenblik aan de N ew Yorkise Universiteit filosofie doceert, heeft, in ]932 reeds, samen met Philip Wheelwright, een "Introducti.on t.o Philosophiçal Analysis" gepubliceerd, een boek dat ik niet ken, en dat ook wel niet erg belangrijk zal zijn, .omdat het als een "leerb.oek" w.ordt aangek.ondigd, maar dat. zijn verwantschap met die richtingen in de filos.ofie, die wij hier in Eur.opa kennen als de "Weense Kring" .of het "L.ogisch P.ositivisme" en die in Engeland en Amerika als "l.ogicisme" en "analyse" een zeer gr.ote invl.oed hebben, aangeeft. Het zijn richtingen die het gr.o.otste deel van de pr.oblemen der fil.os.ofie als "schijnpr.oblemen" besch.ouwen, en het gr.o.otste gedeelte van de fil.os.ofische termin.ol.ogie en van de fil.os.ofische uitspraken als "n.onsens". Men weet dus nu meteen iets van het "geestelijk klimaat" waarin Burnham leeft. Wat .o.ok bekend is; dat is dat hij van 1932 t.ot 1940 heeft deelgen.omen aan de arbeidersbeweging en aan de "linkise" bewegingen in Amerika, en dat hij gedurende een zekere tijd redacteur is geweest van het 1fueoretische tijdsdhrift der Amer-ikaanse Tr.otzkyïsten "De Nieuwe Internati.onale", totdat hij in een discussie .over Rusland tegen.over de .opvatting van Tr.otzky dat Rusland een s.ocialistische staät is, met een
---------~
-
-
-
-
I
let rt, ak
let
en an nd le, de
ikis ds de ler at,
bureaucratische ontaarding, de stelling verdedigde dat Rusland in geen enkel opzicht een socialistische staat is, doch een nieuw type van klasse-staat vertegenwoordigt. Deze opvatting bracht hem niet alleen buiten de Trotzkyistische beweging, doch bracht hem tevens aan het nadenken over een type staat dat men alom zag ontstaan, en over de gang van zaken in dit tijdperk. De ervaringen die de ontwikkeling van Rusland ons heeft gegeven, maar ook de ervaringen die men heeft kunnen opdoen bij het bestuderen van wat in Duitsland en in Italië gebeurde, en niet minder de erlvaringen die het Amerika van de New Deal en het Europa van de "geleide economie" opleverden, brachten hem tot het inzicht dat wij weliswaar leven in een revolutionnaire periode, maar dat die revolutie geen s.ocialistische doch een "managerial" .is, en zo genoemd moet worden, als men tenminste het woord en het begrip socialisme niet op een wetenschappelijk ongeoorloofde, dóór en dóór demagogische, wijze wil hanteren. . Afkeer van demagogie, niet alleen ten opzichte van anderen, maar nog in meerdere mate ten opzichte van zichzelf, afkeer dus van bedrog en zelfbedrog, en een voortdurende strijd tegen de al te menselijke neiging om zichzelf te strelen en te -troosten ten, koste van waarheid en werke- . lijkheid, dat merkt men niet alleen in het boek dat hier aan de orde is en dat vermoedelijk wel het voornaamste werk van Burnham zal blijven, maar ook in het twee jaar later, in 1943, gepubliceerde "The Machiavellians" *), met zijn, voor velen wellicht verrassende ondertitel "Defenders of Freedom", een boek dat ons een inzicht geeft, zowel in de "voorlopers" van Burnham, als in de werking van zijn geest en in de problemen die voor hem het belangrijkst zijn. Juist omdat het later geschreven is verheldert het hier en daar het hoofdwerk en daarom laat ik de bespreking ervan voorafgaan aan die van "The Managerial Revolution". In "The Machiavellians" wordt het probleem gesteld van "politiek en waarheid" en wordt de vraag of een wetenschappelijke politiek mogelijk is, bevestigend beantwoord. Binnen zekere, zeer beperkte, grt;:nzen, kan, meent Burnham, de politiek niet alleen wetenschappelijk, dat is voor hem "waar" zijn, maar ook wetenschappelijk gevoerd. worden. Men moet echter beginnen vast te .stellen dat ze het tham vrijwel nooit is. Als illustratie hiervan opent zijn boek met een stuk van het democratische program waarop Franklin Roosevelt in 1932 werd gekozen. Niet alleen is géén van de beloften, die in dit program werden gedaan, gehouden, doch in werkelijkheid is het omgekeerde van al wat in het vooruitzicht werd gesteld gedaan. En toch waren de mensen die deze beloften deden en deze voornemens te kennen gaven geen leugenaars, en ook, ofschoon er veel aan hun . inzicht ontbrak, geen onwetenden, doch zij waren gebonden aan politieke tradities en aan sentimenten die het onmogelijk maakteri andere dan emotioneel geladen, de vervulling van de wensdromen van het ogenblik in het vooruitzicht stellende, formuleringen te gebruiken. vVie de waarheid over maatschappij en politiek spreekt, stelt zijn reputatie *) The John Day Company, Inc. New York $ 2.50. Hier is ook "The Managerial Revolution" verschenen, 'waarvan thans een goedkope Pelican-uitgave bestaat.
.67
in de waagschaal. zoals dat dan ook het lot is geweest van Machiavelli en van degenen die in zijn traditie schreven. Als voorboold van ,gesc'hrijf over politiek dat door en door onreëel, door wensdromen gedreven, de werkelijke bedoelingen achter idealistische frazen verbergend, is, behandelt Burnham eerst Dante's "De Monarchia". Voor hem is alles wat niet deugt in dit boek aanwezig: het stellen van een volkomen onmogelijk doel, en van andere, zwaar utopische, nevendoelen, het argumenteren op een louter formalistische wijze, vol metafysische en logische leegheden, met analogieën die niet kloppen, met bijeengegraaide, willekeurige historische voorbeelden, met beroep op wonderen en op autoriteiten. Er wordt gesproken over' wereldvrede, universele regering, betrekkingen tussen Kerk en Staat en zaligheid, terwijl de werkelijke bedoeling is: Florence uit te leveren aan een reactionnairen buitenlandsen vorst en diens handlangers onder de bannelingen; Geen feiten en geen beschrijvingen, maar abstracties en declamaties, ziedaar een methode die ten goede of ten kwade kan worden gebruikt, ' maar die ons nooit iets leert en die tot resultaat heeft het opofferen van eigen belangen en waardigheid in dienst van de. machtigen. Dit echter is volgens Burnham de methode van Hitler zowel als van Lenin, van Churchill zowel als van Wallace en van bijna allen die zich met politiek bemoeien. Hiertegenover staat dan de methode die Machiavelli toepast als hij over politiek schrijft. Terwijl Dante de verhevenste woorden gebruikt om een 'z eer vulgair direct doel na te jagen (zijn "hoger" doel is va.n geen betekenis, want het staat buiten alle tijdsmogelijkheden) heeft Machiavelli een doel dat tot de tijdsmogelijkheden behoort en groots is, de vorming van een nationale staat in Italië, of althans van een grote politieke eenheid, die daar het begin van kon zijn, (in een aantal landen rondom Italië was die nationale eenheid reeds tot stand ge'bracht of zou ze weldra tot stand komen) en hij schrijft hierover op een zakelijke en feitelijke wijze. Hij doet dat in al z'n werken, want hij heeft een ethisch ideaal: zeggen wat is. Hij is niet minder ethisch dan Dante, maar zijn ethiek is van een betere kwaliteit. Hij is republikein, maar dat belet hem , niet te erkennen dat in zijn tijd en omstandigheden alleen een vorst het werk kan doen dat het koningschap inderdaad in het Frankrijlc, Engeland en Spanje van die periode gedaan heeft. Machiavelli heeft beperktheden, maar men moet niet vergeten dat het wetenschappelijk denken in zijn tijd pas begon; dat een Copernicus de hemellichamen nog in cirkels liet lopen omdat de cirkel de meest volmaakte vorm was., De' te grote eerbied VOor Griekse en Romeinse teksten bij M. is van hetzelfde type, maar in de politieke weten.schap is hij een Copernicus. Bij Machiavelli komen feiten en ervaringen eenst, niet algemene beginselen. ,Uit de feiten gaat hij over tot generalisaties. Hij weet dat politiek , de strijd om de macht onder de mensen is, dat de actief politieke mensen een kleine minderheid vormen, dat de massa meestal paSSief is. Hij zegt harde dingen over de, massa, maar niet minder over de vorsten. Hij weet dat men zonder kracht niets bereiken kan, en dat sluwheid, d.w.z. aanpassingsvermogen en kennis een grote rol spelen, al is geluk,
[lS.~l,
De
het met zich mee hebben van de omstandigheden, nodig, waarbij het gebruik maken van die omstandigheden en het niet aarzelen van bdang is. Hij weet dat geen toestand stabiel is, dat decadentie altijd dreigt, en dat honger naar macht en eerzucht altijd aanwezig zijn. Hij weet ook dat het verstandelijke element slechts een ondergeschikte rol speelt en dat dus de een of andere religie of mythe als drijvende kracht nodig is. Maar Machiavelli heeft wel degelijk overtuigingen. Hij is vóór de vrijheid die bij hem betekent: geen onderwerping aan een vreemde staat, geen onderdrukking door een bepaalde groep. Regering, niet als willekeur, maar door de wet. Een evenwicht van krachten is de beste toestand, dus aanwezigheid van krachten in en buiten de regering, waardoor de macht van de regering beperkt wordt. en de lenigheid van de maatschappij blijft bestaan. Geen te grote ongelijkheid in voorrechten en weelde, dat is een goede toestand, want gelijkheid is niet mogelijk. Zo is ook de volkomen vrijheid niet mogelijk: vrijheid is het hoogste, maar het is een concrete zaak. Waarom is dan de reputatie van Machiavelli zo slecht? Omdat de mensen bang zijn voor de waarheid, speciaal voor de waarheden over de mensen. Wel verre van een kampioen te zijn voor de tyrannen e,n .dictatoren, zouden deze lieden en de demagogen_van allerlei soort minder kans hebben aJs de waarheden- van Machiavelli meer bekend waren. Vandaar dat alle machthebbers en machthebbers-in-hope altijd tegen Machiavelli gefulmineerd hebben. En als ze hem prijzen, zoals Mussolini, dan doen ze dat door hem als een kampioen der dictatoren voor te stellen. De mensen die echter voor waarheid in de politiek zijn, hebben . de traditie van Machiavelli voortgezet, en ze hebben onze kennis van de maatschappij en van de ontwikkelingsgang van het politieke leven verrijkt. Als voortzetters der Machiavelliaanse traditie behandelt Burnham nu in zijn boek: Gaetano Mosca, wiens "Elementen der politieke weten-schap" (1923) in het Engels "The Ruling Class" heet, Sorel, met zijn "Beschouwingen over het geweld", Robert Michels, wiens "Zur Soziologie des Parteiwesens" een der klassieke boeken op dit gebied is, en Vilfredo Pareto, wiens -naam in Burnham's hoofdwerk niet genoemd wordt, maar wiens opvattingen, zoals die in de grote "Handleiding der algemene sociologie" te vinden zijn, en met name de bekende theorie van de "circulatie der élites", mij onmiddellijk voor de geest kwamen toen ik Burnham voor het eerst las. Het is merkwaardig dat de Italianen Mosca en Pareto, de veritaliaanste Duitser Roberto .Michels, en de Fransman Sorel die in Italië populairder was dan in Frankrijk of elders, zoveel tot de vorming van dezen Amerikaan schijnen te hebben bijgedragen, al zegt hij dan ook in het laatste hoofdstuk van het boek over de Machiavellianen, "Polities and Truth" geheten, dat men al deze opvattingen, zij het dan in wat andere woorden, bij andere schrijvers over sociale wetenschappen, van Marx af, kan aantreffen. Al de door Burnham behandelde schrijvers hebben dit gemeen, dat ze sociale toestanden beschrijven, hetzij van achterlijke gebieden (Italië, Frankrijk), hetzij van gebieden met een sterke militair-feodale traditie
69
(Michels' beschouwingen over het Duitse partijwezen), en ze hebben ook dit gemeen dat ze allen een grote afkeer hebben van de AngelSaksische levensvormen, die telkens en telkens weer een weg tussen de extremismen mogelijk maken. Wij zullen straks nog zien dat men bij Burnham die voorkeur voor scherpe omlijning aantreft, die in de ;,Latijnse" logica, of bij metafysici en extremisten, wordt gevonden, maar die voor de maatschappij-wetenschappen dodelijk is, omdat ze telkens weer leidt tot overijlde generalisaties. Het beste deel der Angelsaksische traditie, ook op het gebied van de maatschappijwetenschappen en van de politiek, verzet zich hiertegen, en voegt aan de feiten die Burnham en zijn kroongetuigen naar voren brengen (feiten wier juistheid in het algemeen niet te ontkennen valt) nog meer feiten toe, waardoor het scherpe beeld en de logische oplossing verdwijnen, maar de werkelijkheid meer benaderd wordt dan in de redeneringen der Machiavellianen. Het ligt niet in mijn bedoeling de beschouwingen van Burnham over Mosca, Sorel, Michels en Pareto hier uitvoerig te behandelen. Aan Mosca ontleent hij in de eerste plaats de opvatting dat een monistische maatschappij-beschouwing, een dus die alles aan één kracht (klimaat, ras, economie, of wat dan ook) toeschrijft, onjuist is. Daarnaast de opvatting dat er eigenlijk maar twee klassen in de maatschappij zijn: de heersers en de overheersten, een opvatting die het begrip "klasse" wel zeer versimpelt. Deze versimpeling wordt bij Mosca echter opgeheven door het constateren dat de heersende klasse altijd bestaat uit een kleine top-groep en een grote midden-groep, welke midden-groep (het "kader" in de gangbare partij-terminologie) op den duur belangrijker is dan de top groep, de "leiding". ' Zolang het kader gezond blijft, wordt de leiding altijd wel weer vervangen en aangevuld, een feit dat verklaart hoe staten en partijen bijna altijd en overal kunnen voortbestaan zonder leiders van enige bekwaamheid, en hoe in het algemeen bekwaamheid in de maatschappij slechts van ondergeschikte betekenis is. ' In alle heersende klassen werken volgens Mosca twee beginselen, die hij de "autocratische" noemt, als de autoriteit van boven naar beneden wordt gegeven, en de "liberale" als ze van beneden naar boven gaat. Er zijn tegelijkertijd twee tendenzen, de "aristocratische" als de klasse zich zelf uit de eigen groep blijft aanvullen, en de "democratische" als het mogelijk i:s dat personen uit de overheerste klasse opstijgen naar de heersende. Volgens Mosca is die toestand het beste, waarbij evenwicht bestaat tussen de autocratische en liberale beginselen, de aristocratische en democratische strekkingen, een evenwicht tuss'e n de sociale krachten in de maatschappij, dus' een voortdurende strijd der meningen en krachten, en vele wegen om sociale invloed te verkrijgen. Dit alles gaf het parlementarisme van de 19de eeuw, maar Mosca vreesde dat de 20ste eeuw dit stelsel zou vernietigen. Hij zag 1914 als het keerpunt, en als het begin van extremismen, waarin de mensen elkaar zouden afslachten in hun .pogingen om geweld en onrecht van de aarde te doen verdwijnen.
70
kj
g4
i~
d, E, él d4 lij sc de d( p~
bt o~
,BI zq P~
cr ne
H de si(
en el·
äe or ici ' n-
ilied e rlar
en 'he
lan er .an ehe .at, DP-
de el en .en ilet er erna mts tlie
Sorel wordt door Burnham slechts ten dele tot de Machiavellianen gerekend: een politiek extremist en een aanhanger van Bergson kan de dingen niet wetenschappelijk genoeg zien, maar de betékenis van de mythe en van het geweld heeft hij toch scherp doen uitkomen, en zijn pessimisme, zijn 'wijzen op de beperkte mogelijkheden van .de maatschappelijke actie en zijn aanwijzen van de gevaren waartoe het optimisme in de politiek bijna altijd leidt - met name het gemak waarmee de optimistén bloed vergieten - zijn voor Burnham toch wel elementen die onze kijk op de maatschappij hebben verscherpt. Meer dan Scirel ligt Michels hem, die de grenzen der democratie heeft aangegeven, omdat de dingen die hij over partijen zegt, de algemene wetten der sociale organisaties laten zien. Niet alleen heeft deze· de vraag gesteld of de democratische organisaties democratisch functionneren, maar hij heeft, door te bewijzen dat dit niet het geval is, tevens bewezen dat de democratie, de regering van en door het volk, in werkelijkheid nooit bestaanbaar is. De ijzeren wet der oligarchie stelt niet alleen grenzen aan de democratie, ze geeft ook aan dat de gevaren van de sohijndemocratie, het Bon'a partisme dat door middel 'Van het plebisciet regeert, het democratisch despotisme, altijd aanwezig zijn . Alleen de erkenning van die gevaren stelt ons in staat ze te beperken, zegt Burnham; de demagogie die met de democratische idee gedreven wordt is een van de grootste ·g evaren van onze tijd. . Dat Pareto, de man van de logische en niet-logische handelingen, de man van de residuen en derivaten, en äl die andere dingen die men in dat zonderlinge boek over sociologie kan aantreffen, dat naar mijn mening een monument van aanstellerij en gewichtig·d oenerij is, van terminologische kunststukken die toch' moeilijk een gebrek aan inhoud kunnen verbergen, dat deze Pareto zoveel indruk · op Burnham heeft gemaakt, is m.i. onthullend. Deze man die doet alsof hij zich door niets laat imponeren behalve dan door feiten,.is minder critisch dan hij wil doen voorkomen. Eigenlijk is bij Pareto alleen de beschouwing over de circulatie der élites van een zekere originaliteit. Dat de maatschappij bepaald wordt door haar regerende en niet-regerende élites, en dat de maatschappelijke veranderingen, de revoluties inbegrepen, bij nauwkeuriger beschouwing blijken te bestaan uit het . veranderen van de samenstelling der élites, meestal, de totale vernietiging van élites, soms, maar altijd door hun vervanging opnieuw door andere élites die hun bevoorrechte positie in de maatschappij Î1memen en met alle middelen trachten te behouden, dat is ongetwijfeld een van de dingen die de geschiedenis OnJS leert, al is daarmee de opvatting .van Pareto, en blijkbaar ook van .Burnham, omtrent de ijzeren en onveranderlijke wetten die dit proces zouden beheersen nog geenszins bewezen. Zeker kan het inzicht van Pareto ons behoeden yoor een democratisch. optimisme en een democratische demagogie, maar het hoeft niet te leiden tot een domme noodlotsaanvaarding. Hoe willekeurig en eenzijdig de consequenties zijn die Burnham uit de élite-theorie van Pareto meent te kunnen trekken, blijkt wel uit het slot van zijn beschouwing over Pareto, waarin hij de gebeurtenissen 71
van "München" laat bewijzen 'd at de Engels-Franse élites uitsluitend samengesteld waren uit "vossen" (sluwe en handige lieden), de DuitsItaliaanse daarentegen een flink percentage "leeuwen" (mensen . van kracht en traditie) bevatten, zodat de overwinning der leeuwen wel voor de hand lag. In werkelijkheid waren het ' de Duits-Italiaanse vossen die in München de Engels-Franse ezels, koeien en .kalveren in de maling namen, en het was juist het gebrek aan intelligentie in de Westerse politiek waardoor Mussolini- en Hitler, met hun beperkte, maar in die beperking scherpe, intelligentie, hun kans kregen. - De andere opmerking van ' Burnham, n.l. dat alleen Duitsland en Rusland die een vernieuwing der élites hadden' tot stand gebracht, klaar waren voor de oorlog, is ook slechts een gedeeltelijke waarheid. Want niet alleen was noch Rusland, noch Duitsland in München klaar, bovendien is gebleken dat Duitsland de oorlog verloren heeft, wat in een realistische politiek toch wel iets betekent; dat Rusland aan het einde ' van de oorlog volkomen uitgeput is, dat' Engeland dan toch maar in staat was vol te houden tot het oorlogsapparaat van de Ariglo-Amerikanen klaar was, en dat Amerika alle achterstanden wist in te halen, en de overwinnaar wist te worden ' over alle leeuwen etc.. Een onder· schatting van de krachten, die in de oude maatschappij aanwezig zijn, een oversclhatting van de nieuwe kra~hten; dat zullen we Ibij Burnlham telkens weer vinden. Aan het eind van zijn boek, in de afdeling "Politiek en Waarheid" komt B. tot een samenvatting: ' Een objectieve wetenschap van maatschappij en politiek is mogelijk. Haar onderwerp is de strijd om de sociale macht. Woorden, programs e.d. zijn alleen -in verband met sociale feiten bruikbaar. Logische en rationele actie is van ondergeschikte betekenis. De belangrijkste verdeling in de maatschappij is die van heersende en overheerste klasse, van élite en niet-élite (massa). Historische wetenschap is in hoofdzaak bestudering van de élite. Doel van iedere élite is handhaving van eigen macht en voorrechten. Heerschappij berust op macht en sluwheid. Iedere heerschappij heeft een formule nodig voor sociale binding, welke formule samenhangt met religie, ideologie, mythe. De voornaamste kenmerken van een regering zijn: kracht tegenover het buitenland, peil van de beschaving, (dj. aanwezigheid van capaciteiten), vrijheid, (dj: afwezigheid van willekeur). Er is altijd een kracht in de richting van het' afsluiten der heersende klasse en een voor het openhouden ervan. De open weg wordt altijd weer ingeslagen, er is geen stabiel regiem, er is altijd sociale strijd en utopia's zijn dus onmogelijk. Van tijd tot tijd gaan de veranderingen in een zeer snel tempo, dan hebben we een revolutie. Wij maken in onze dagen een dergelijke revolutie door. De oorzaken hiervan zijn: _De bestaande instellingen en de daarin heersende élit'e s zijn niet in staat de krachten, ontstaan door de technologiSIChe -groei en' door het opkomen van nieuwe sociale machten, tê beheersen. Een groot gedeelte van de heersende klasse oefent de heerschappij niet meer uit, , maar doet aan vermaak of aan cultuur. De élite is niet in staat, of ze is onwillig, .nieuwe elementen uit de massa of uit de lagere kringen van de eigen groep te assimileren. Grote delen van de élite hebben hun 72
.
j
zelfvertrouwen verloren. En zoW'el in de élite als in de massa is een vermindering van gelO'O'f in de O'ude pO'litieke fO'rmules en mythen. De heersende klasse maakt in de sO'ciale strijd bijna geen gebruik meer van geweld, dO'ch prO'beert dO'or hervO'rmingen, compromissen, bedrog, haar macht te behO'uden, wilt een teken van decadentie is. ZO' is de tO'estand in vergelijking met het kapitalisme , toen het nog op vO'lle kracht werkte. Tegelijkertijd zijn er echter nieuwe verschijnselen. De prO'ductie wO'rdt in feite meer en meer geleid, niet dO'or de O'ude kapitalisten-O'ndernemers, maar dO'O'r functiO'narissen, managers, bedrijfsleiders. Men vindt de lieden van dit type echter niet alleen ' in de industt:ie en in de grO'te zaken, men vindt ze O'O'k in de -administraties, bureaux, cO'mmissies, waardO'O'r de staat een steeds grO'ter wordend deel van het econO'mische leven cO'ntrO'leert en beheert. Men vindt ze/ verder O'ok in alle sO'ciale instellingen van de staat, de O'verheid. Men vindt ze O'O'k in de leiding van de grO'te arbeidersO'rganisaties en pO'litieke partijen. ierljn, am id"
lat-
lde
Ig;~
~le ia). O'el ereen net ing ann). lde :ijd en in
"en ites en)O't 1it, ze ran lun
De twee grO'te strekkingen in O'ns tijdperk zijn: de staatscontrole van de ecO'nomie, en de vO'rming van grO'te politieke eenheden in de wereld. Een ander verschijnsel dat hierbij hO'O'rt, is vO'lgens Burnham, de tO'enemende invlO'ed van de militairen. Hij wijst er O'p dat in de USA het leger nO'O'it enige betekenis had. Nu is het er en blijft het er. ' De revolutie is een wereldrevolutie die O'p twee wijzen werkt, ze is een strijd der staten, die naar grO'te wereldO'orlO'gen gaat; ze is een sO'ciale strijd, die de, interne maatschappij volkO'men verandert. In ,die l'evO'~utie verdwijnt ,de demO'cratie, omdat !het Ikiesrecht tendeert naar "BO'napartisme", dictatuur die O'p het plebisciet steunt. In de USA ziet Burnham, in 1943, als leider van dit BO'napartisme, van de demO'cratische tO'talitairen, met hun Rusland-mystiek, Wallace. Hij en zijn aanhang zullen, als , ze sterk genO'eg zijn, de kern van de demO'cratie dO'en verdwijnen, in naam van demO'cratie en vO'lkswil. De kern van de demO'cratie is het recht van O'ppO'sitie. Alleen O'ppO'sitie hO'udt de regerende élite in evenwicht; zij is nO'dig O'O'k terwille van de grO'ei van wetenschap, en zij is even vruchtbaar vO'O'r de kunst als vüO'r de ecO'nO'mie en de pO'litiek. De massa regeert nO'O'it en ze wO'rdt altijd O'verheerst, maar dO'O'r de aanwezigheid van een O'ppO'sitie krijgt z,e meer "vrijheid", O'f O'm het in de mO'derne terminO'lO'gie te zeggen "levensruimte". VO'O'r Burnham is de grO'te vijand: de tO'talitaire demO'cratie en het staatsabsO'lutisme. DO'O'r het in stand hO'uden van de O'ppO'sitie zO'u men misschien een verzwakking van het dreigende ecO'nO'mische tO'talitarisme kunnen bereiken. DO'O'r functiO'nele werking, 'dO'O'r het O'ptreden der vakbeweging, zO'u men ëen tO'estand kunnen scheppen, waarin managers, arbeiders, cO'nsumenten, elkaar' in evenwicht zO'uden hO'uden. Misschien , zO'uden de diverse industrietakken ee~ zekere O'nafhankelijkheid t.O'.V. elkaar kunnen behO'uden en zO'u er zelfs zO'iets als een markt kunnen bestaan. "De tO'ekQmst van de vrijheid zal daarO'm afhangen van de mate waarin,
73
,
hetzij door noodzakelijk toeval, hetzij door bewuste maatregelen, de maatschappij belet wordt te bevriezen." Een wetenschap van de politiek is mogelijk, en tot op een zekere hoogte reeds aanwezig of aan het ontstaan. Dat wil niet zeggen dat de massa in politieke zaken ooit wetenschappelijk zou kunnen handelen. Op z'n hoogst zouden er in de élite allerlei groepen kunnen zijn die een wetenschappelijke politiek voerden. Men kan zelfs, zegt Burnham, zoals de R.K. Kerk, in allerlei mythen geloven en wetenschappe1ijk handelen in organisatie en politiek. Het is onjuist te denken: hoe rotter de élite, hoe groter de kansen voor de onderdrukten, want als de 81ite zwak is, dan gaan onderdrukkers en onderdrukten samen ten onder. De kansen voor een wetenschappelijke politiek zijn ook daarom zo beperkt, omdat de leden van een élite zo gemakkelijk bedorven worden door macht en voorrecht. Bovendien, ze weten dat de massa een mythe nodig heeft, en ze moeten dus, sprekend in de openbaarheid, altijd liegen. Maar dat heeft tengevolge dat ze zelf in hun leugens gaan geloven en dus onwetenschappelijk worden. Onze tijd . toont een groot tekort aan wetenschappelijke politici. Onze leiders zijn tevreden met brokstukken van versleten mythen. Ze hebben geweldige technische mogelijkheden en geen andere verantwoordelijkheid dan hun fictie van de massa, d.w.z. hun eigen wil tot macht. Ze hebben dus onze beschaving in de ergste crisis gebracht die de geschiedenis kent. Toch zal de beschaafde wereld op de een of andere manier die crisis te boven komen: de monsterachtige oorlogen en revoluties die we reeds hebben doorgemaakt, hebben een begin van zuivering en vervanging van de leidersgroepen tengevolge gehad. We kunnen verwachten dat .dit zal doorgaan totdat een verandering in de tegenwoordige toestanden is verkregen. "Ofschoon de verandering nooit zal leiden tot de volmaakte maatschappij van onze dromen, mogen we hopen dat ze de menselijke wezens tenminste dat minimum van morele waardigheid zal toestaan, dat alleen het zonderlinge toeval van 's mensen bestaan kan rechtvaardigen." Met deze gedempte moralistische fanfare eindigt het boek dat ons een inzicht geeft in de politieke en menselijke gevoelens, overwegingen en drijfveren van den man die in zijn hoofdwerk als een koele wetenschapsman optreedt (moeten we niet liever "poseert" zeggen?) die een toeRomst voorspelt welke in tal· van opzichten met zijn eigen voorkeuren en verlangens in strijd Î:S.
J. DE KADT.
74
de
ere jat de:ijn rnpe-
jen lk~ n-
'an ht. :eh gee LZe !borht. ge-
i
sis we erhIge :ot ze
r
lid
an en en ~s
>e-
en
Ro~dom de vredesverdragen Het is geen eenvoudige taak voo"r den kroniekschrijver de haast ontstellende hoeveelheid uiteenlopende gebeurtenissen van de eerste twee maanden van het jaar 1947 in zijn gedachten te ordenen, te groeperen en tenslotte in een beknopt overzicht samen te persen. Wat die taak nog extra moeilijk maakt is de omstandigheid, dat hij, die zelf nog midden in het gebeuren staat, die nog niet, zoals de latere historicus, tot behoorlijk afstand nemen in staat is, daardoor niet kan beoordelen, wat voor alles wat hij heeft opgemerkt het wezen van de dingen raakt, wat bijkomstig is, wat van blijvende betekenis kan heten, wat tot de vluchtige ontmoetingen moet worden gerekend. Onwillekeurig 'gaan in een wereld, die dagelijks de gevolgen van de oorlog te dragen heeft en die er naar snakt, om eindelijk de rust te vinden, die hij formeel sinds 1939, maar ·in feite zelfs sinds 1914 heeft moeten ontberen, zijn gedachten allereerst naar de datum van 10 Februari, de dag, dat in Parijs de vredesverdragen met Itali~ en de zgn. satellieten van de As eindelijk getekend zijn. Eindelijk ja, want de totstandkoming dezer vredesverdragen is één lange lijdensweg geweest, waarvan de verschillende etappes van de conferentie der plaatsvervangende ministers te Londen van Sept. 1945 af tot de .bijeenkomst der Grote Vier in New York van Nov.-Dec. j.l. ons allen nog vers in het geheugen liggen. En het resultaat van dit alles? Hoe zijn de vredesverdragen tenslotte uitgevallen. Laten wij het maar dadelijk constateren: zij bevredigen eigenlijk niemand, de overwonnenen niet, de overwinnaars niet en evenmin - en dat is eigenlijk het ergste - hen, die geen ander verlangen hebben dan dat nu eindelijk de tijd zal komen, dat er met inspanning van alle krachten maar in een atmosfeer van rust (ideaal of îllusie?) aan het herstel van de geschokte . wereld zal worden gewerkt. Vanwaar, dit algemene gevoel van onbevredigdheid. Ons inziens zijn hiervoor onmiddellijk twee oorzaken aan te wijzen, die trouwens nog weer ineen lopen ook: ten eerste zijn deze verdragen zeer duidelijk het resultaat van een compromis of beter van een hele reeks van compromissen en ten tweede zoekt de beschouwer ervan te vergeefs naar enig spoor van een leidende gedachte, die bij de formulering ervan heeft voorgezeten. Het eerstgenoemde moge men dan nog willen verklarén uit, om niet te zeggen verontschuldigen met het tweede, dit laatste het ontbreken van iedere leidende gedachte - wordt er alleen maar te bedenkelijker door. Het i'S droevig, maar waar: noch een beschouwing van de afzonderlijke verdragen als zodanig, noch een vergelijking van de vijf tractaten onderling brengt zo'n leidende gedachte aan de dag. Is dit opzet geweest of onmacht? Het feit alleen, dat wij voor deze keus worden gesteld, is tekenend voor de situatie. Maar zij is gauw gedaan: onmacht en niets anders is het geweest, die deze vrede aan een stuk van Europa heeft gebracht.
75
Ook voor deze onmacht zijn weer een reeks verklaringen te geven, de een al duidelijker dan de andere. Wij willen dit niet doen, . wij willen b.v. niet nog eens een open deur intrappen door te constateren, dat de wereld op dit .ogenblik meer behoefte heeft aan dan voorraad van staatslieden van werkelijk groof formaat, politieke figuren met scheppingskracht. Wij bepalen ons in deze tot het stellen van een vraag: is de onmacht bij deze vredesverdragen aan het licht gekomen, niet voor een zeer groot gedeelte te verklaren uit de principieel foutieve opzet, om eerst de problemen van de peripherie (de buitenkant) en pas daarnahet centrale probleem, · Duitsland, te gaan aanpakken? Haast tot beu wordens toe heeft men ons voorgehouden dat, zoals de oorlog totaal was geweest, ook de vrede totaal zou moeten zijn. Accoord, maar waarom die vrede dan ook niet totaal gelaten, waarom hem niet in zijn geheel, dat wil dus zeggen in zijn kernproblemen aangepakt? Waarom eerst alleen de vraagstukken aan de buitenkant ter hand genomen? Men kon toch op zijn vingers uitrekenen, dat de oplossingen, welke , men daarvoor zou vinden,. nooit anders dan een zeet betrekkelijke waarde kon den hebben, zolang de centrale problemen niet aangesneden waren. Ook op deze vragen is maar één antwoord: men was ervan overtuigd, dat het niet anders kon. Onmacht dus ook hier: de ene onmacht heeft de andere voortgebracht. Het heeft geen zin, om de inhoud dezer vredesverdragen hier af te drukken. Neen, nu drukken wij ons trouwens niet jui,SIt uit. Zin zou het zeker hebben, want wij zijn ervan overtuigd, dat de meesten van onze lezers hem niet meer duidelijk voor ogen hebben, zo zij dit gezien de nog altijd zeer beperkte mogelijkheden van onze pers - al ooit hebben gehad, maar het ontbreekt ons hiervoor in deze kroniek aan ruimte. Maar ,daar komt toch ook nog iets anders bij: wij zijn er niet zo zeker van, dat de vredesverdragen in de vorm, waarin zij op 10 Februari getekend zijn, werkelijk lang zullen blijven bestaan. Een aanwijzing voor deze twijfel zien wij in twee dingen. Ten eerste hebben de vijf staten stuk voor stuk geprotesteerd tegen de verdragen en tegelijk met de ondertekening op een herziening ervan aangedrongen. Op zichzelf is het niet zo vreemd, dat 'zij de neiging hiertoe hebben gehad, maar wij vinden het bepaald .opvallend, dat zij er ruimschoots de gelegenheid hebben gekregen, om die neiging bot te vieren. Maar nog veel merkwaardiger i,s het, dat met die herziening reeds een eerste begin is gemaakt. Dat de Sowjetunie aan Finland heeft laten weten, dat zij dit land de boete van 266.000 gouddollar, verschuldigd wegens het niet op tijd voldoen van de herstelbetalingen over het tweede 'jaar (de termijn hiervoor was op 19 Sept. jl. afgelopen!) heeft kwijtgescholden, kan men nog beschouwen als een geste, die eerder het wapenstilstandsverdrag dan het vredesverdrag raakt. Dichter bij ons thema brengt ons reeds het bericht, waarvan wij op 6 Febr~ kennis kregen (let dus wel: vóór de ondertekening der verdragen!), dat een Roemeense delegatie in Moskou een moratorium van 9 maanden voor de herstelbetalingen van haar land zou hebben bereikt (Roemenië is relatief het :z;waarste belast met herstelbetalingen). En daar helemaal aangeland zijn wij, wanneer wij in het middagblad van de Neue Zürcher .zeitung van 14 Februari lezen, dat de Engèlse re·g ering reeds vóór de datum 76
de
:et, ma~eu
~al aar in
Flrin? lke , jke ge-
rasde te
[OU
'an al ek er op en en en ~ n.
en ~ ts
lar te r
!n,
Ïa~
van 10 Februari door haar ambassadeur in Rome besprekingen is begonnen met het Italiaanse kabinet over . een herziening van het vredesverdrag, terwijl de ambassadeur der -Ver. Staten in dezelfde hoofdstad, Duenn, in de avond van die lOde Februari heeft verklaard, blijkbaar met de bedoeling de gedeprimeerde Italianen een hart onder de riem te steken, dat zijn regering er toe neigde om gebruik te maken van de ' mogelijkheid, in het Handvest der Verenigde Naties gelaten, om de vredesverdragen te herzien. Dit laatste laat ons inziens geen twijfel meer meer over aan de opvatting, dat de Angelsaksische mogendheden niet alleen in principe, maar ook reeds in de practijk bereid zijn tot een herziening van het vredesverdrag met Itàlië. Onbekend is natuurlijk nog, welke bepalingen zij hierbij op het oog hebben. Het zou ons niet verwonderen, wanneer er in Rome allereerst over de militaire clausules zou worden gesproken. De Italianen voelen zich met de militaire macht, die hun door het ' vredesverdrag is gelaten, niet erg veilig tegenover de Joegoslaven. Ook is dit volk, dat door een Duce, die altijd gelijk heeft, jaren en jaren lang is opgezweept met de gedachte aan een heerschappij over de Middellandse zee, Mare Nostrum, Onze Zee, hevig gegriefd ' door de drastische beperkingen, die het verdrag aan hun vloot heeft opgelegd. En het lijkt ons helemaal niet uitgesloten, dat de Angelsaksische staten juist ten opzichte van laatstgenoemde bepalingen een zekere "verzachting" zouden willen toestaan. Of zij ook genegen zullen zijn concessies te doen inzake de toekomst van de Italiaanse koloniën, een probleem, dat in het vredesverdrag ' zelf nog geen definitieve oplessing gevonden heeft? Of zij b.v. bereid zullen zijn de Italianen een zeker aandeel in het bestuur daarvan in de toekomst in te ruimen? Onmogelijk lijkt ons dit zeker niet, te minder, omdat de Ver. Staten eigenlijk altijd al voorstanders van een oplossing in die geest zijn geweest. Overigens leidende drie aanwijzingen voor het bestaan van een zekere herzieningswil, het Finse, het Roemeense en het Italiaanse geval, ons nog tot een conclusie en w!,!l, dat de Grote Drie deze goedgunstige gezindheid -alleen, althans in de eerste plaats, zullen laten gelden ten aanzien van die staten, die 'zij als hun tegenwoordige of potentieel toekomstige cliënten en vrienden beschouwen. Met andere woorden, eventuele herzieningen der vredesverdragen , zullen niet zozeer een gevolg zijn van naastenliefde, noch daden van eenvoudige rechtvaardigheid, dan wel factoren der machtspolitiek. Dit laatste ook nog in deze zin, dat zij bij het onderling geven en nemen der Grote Drie in de naaste toekomst een van de ruilobjecten z';111en kunnen zijn.
Dl-
C. D. J. BRANDT.
Vredeseconomie en nieuwe economische oorlog De vernietiging van een belangrijk deel van het volksvermogen is de tol, die oorlog en bevrijding van ons land hebben geëist. Nu de ontreddering van de overgang. achter de rug is, zal een deel van de pro- ' 'ductieve kracht van het volk gedurende vele jaren gericht moeten blijven op het herstel van de geleden schade. "Wederopbouw" is het slagwoord, dat de economische fase, waarin wij ons thans bevinden, beheerst. Het gevaar be.staat, dat de materiële ruïnes, die wij zo tast- . baar en zichtbaar om ons heen waarnemen, tot een eenzijdige visie op dit wederopbouwproces leiden en wij in de dwaling vervallen. dit proces als een materiële gebeurtenis zonder meer te beschouwen. Het herstel van de materiële schade laat zich echter niet los denken van de immateriële opbouw, de verwezenlijking van een nieuwe economische orde, welke er mee gepaard moet gaan. Het gaat niet alleen· om herstel van fabrieken en bruggen, van havens en spoorwegen, bouwen van huizen en het opnieuw in cultuur brengen van landbouwgronden, aanvulling van voorraden en vervanging van machine.s. Tegelijk hiermee zullen de grondslagen van een nieuw maatschappelijk bestel moeten worden gelegd. Daardoor zullen de waarborgen moeten worden geboden, dat het te herscheppen productie- . en distributie-apparaat zal functionneren overeenkomstig de eisen van doelmatigheid, die de economische wetensdhap, en cie eisen van rechtvaar-digheid, die de volksovertuiging stellen. Het wederopbouwproces na de vorige oorlog is te gronde gegaan aan zijn eenzijdig materieel karakter. De sociale en economische weeën, waaraan de wereld in de jaren van 1919 tot 1939 heeft geleden, waren in veel mindere mate het gevolg van de oorlog dan van de vrede, die men heeft geschapen. Een' vrede, die er niet in is geslaagd de volkshuishoudingen elk op zichzelf van een ordening te doordringen, die een geleidelijke en evenwichtige ontwikkeling, parallel met de technische evolutie, mogelijk maakte en nog minder om de processen in de verschillende volkshuishoudingèn op elkaar af te stemmen. Het tempo van de materiële opbouw heeft in het algemeen na 1918 weinig te wensen overgelaten, in tegendeel, het heeft zioh bij tijden door een onstuimigheid gekenmerkt, die het verband tussen de verschillende functies in de volkshuishouding heeft verbroken en gevaarlijke storingen ve}:oorzaakt. De eerste wereldoorlog,. die aan het technisch vermogen van den mens een geweldige im,Puls heeft gegeven, heeft tegelijkertijd de zelfwerkzaamheid der krachten, die de kapitalistische maatschappij gedurende een eeuw hadden bestierd, opgeheven of sterk belemmerd. De economische orde gedurende het "late kapitalisme" heeft de technische krachten, waarover zij de beschikking kreeg, niet kunnen beheersen. De spanning tussen technische capaciteit en ~ econotnisch organisatievermogen heeft tenslotte tot de i!llpasse geleid waarbij de "harmonies économiques" in
78
-~
----
-
-
-
-
---
---
de ntro- ' ten het ,en, ISt- .
op ces .tel na(Ie, ran een lng de geilet
'en ~ n
en.
.an ën,
en aie ~
~~
eran en igin ns
D-
en
he
:n, rlg ~ft
in
de wereldhuishouding plaats moesten maken voor de wetten van de jungle. Prof. Huizinga schetste de situatie, wal,lrin de wereld in 1935 gekomen was, als volgt: "Machten, die het menschelijk vernuft heeft opgebouwd, maar- die het niet meer beheerscht, onderwerpen de menschheid aan dien afschuwelijken dwang van stelselmatige wreedheid en waanzin, dien zij zelf wel wil, maar niet meer kan verhoeden. De middelen zijn ons te machtig geworden. Als een dol geworden molen maalt de wereld voedingsmiddelen, die men in zee moet werpen omdat ze geen afzet vinden, en oorlogstuig, dat grage koopers vindt." Het staat vast, dat de tweede wereldoorlog tot sprongen in de technische ontwikkeling heeft geleid, welke wellicht de invloed van zijn voorganger ver overtreffen en welke, vooral wanneer de productieve krachten weer geheel op vredesdoeleinden kunnen worden gericht, een ongeëvenaarde opvoering van haar 'productiepeil beloven. Indien men de ongecoördineerde krachten van het particulier initiatief thans wederom de vrije teugel zou laten in de wereld, zullen wellicht binnen tien jaar de meeste uiterlijke sporen van de vernietigingsoorlog zijn uitgewist. Men kan er dan echter tevens op rekenen, dat de onevenwichtigheden en spanningen, die wij in het interbellum hebben gekend, tot het veelvoudige zullen zijn gestegen en de wereld opnieuw voor onoplosbare problemen zullen plaatsen. \\Tij kunnen ons daarom niet veroorloven ons te vergapen aan het ongetwijfeld imposante schouwspel van de materiële wederopbouw. Ter voorkoming van een uiteindelijke catastrofe zal een evenredig deel van de beste krachten moeten worden gebruikt voor het uiterlijk veel minder schitterende immateriële wederopbouwwt;rk, het bepalen van de ordenende principes, welke aan het herstelproces ten grondslag moeten liggen en het tot stand brengen van de organisatorische vormen, welke de structuur van de nieuwe maatschappij zullen bepalen. ' De grondgedachten, die bij dit werk moeten prevaleren, zijn deels van negatieve en deels van positieve aard, In negatieve zin moet voorop staan, dat de economische orde wordt bevrijd van de meest essentiële defecten, die haar vóór deze oorlog hebben ' verstoord; in pOSItieve zin zal recht moeten worden gedaan aan de overtuiging, die bij een groot deel van het volk in de jaren van lijden is gerijpt. Negatieve en positieve elementen zijn wellicht als volgt samen te vatten. Een verhoging van het welvaartspeil als doelwit van het economisch streven is alleen dan de offers waard, die er wegens de kapitaalvorming, d.i. onthouding van consumptie, voorlopig aan verbonden zijn, indien de besch,ikbare welvaart gelijkmatig over de maatschappij wordt verspreid en ieder individu, ongeacht zijn klasse, in staat stelt zich als mens te ontplooien en deel te hebben aan de materiële en culturele rijkdommen, welke een gegeven welvaartspeil meebrengt. Daarnaast zal voor ieder individu, dat daarvoor in aanmerking komt, zowel het recht op arbeid als de plicht tot arbeid moeten vaststaan: Slechts door de beschikking over alle bruikbare arbeidskrachten zal niet alleen het herstelproces, maar ook de verhoging van het levenspeil in de daarvoor technisch noodzakelijke minimumtijd kunnen worden tot stand gebracht. Voorts zal een regularisering der economische processen moeten worden verwezenlijkt, welke een grote mate van stabiliteit in 79
de behoeftevoorziening en de werkgelegenheid verzekert en voorbehoedt tegen de cyclische fluctuaties, die den mens van subject tot object der economie hebben verlaagd. Een economische orde, die in hoofdzaak gebaseerd is' op de vrije werking der individuele krachten, zou er zeker niet in slagen een rechtvaardiger verdeling van het maatschappelijk inkomen tot stand te brengen. Geen enkele verdediger van dit stelsel heeft aannemelijk kunnen maken, dat de vrije verkeershuishouding op den duur in een gelijkmatiger welvaartsspreiding zal resulteren. Daarentegen vlèit men zich in deze kringen wel met de gedachte, dat het kapitalisme, indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, de volledige en stabiele inschakeling van alle arbeidskrachten kan garanderen, ten aanzien waarvan het , in het verleden heeft gefaald. Deze voorwaarden betreffen in de eerste plaats bepaalde, vormen van conjunctuurpolitiek, waarbij monetaire beïnvloeding en een openbare werken-program de hoofdschotel vormen. Niet ten onrechte heeft Hayek erop gewezen, dat deze interventies niets te maken hebben met de door hem zo gevreesde planning. 1) In de tweede en voornaamste plaats stelt men voor het genoemde doel, de stabiele ,,full employ'm ent" zijn verwachtingen op het uitschakelen van de weerstanden, wdke vroeger de vrije uitwisseling van goederen, diensten en kapitalen tussen de verschillende landen hebben belemmerd. Het zijn speciaal de Verenigde Staten, welke deze gedachte thans in de wereld uitdragen en tot hoeksteen hebben gemaakt van het project, 'voor de opbouw van de wereldhandel, vastgelegd in de "Trade propo~ sals" en verder uitgewerkt in het "Charter voor internationale handelsorganisatie van de Verenigde Naties". Als algemene doeleinden voor de internationale handelsorganisatie wot:dt in deze stukken aangegeven: "Het bevorderen van nationale en internationale actie voor de uitbreiding van productie, handel en consumptie van goederen, voor het verminderen van tarieven en andere handelsbelemmeringen en voor de verwijdering van alle vormen van discriminatie in de internationale handel; aldus bijdragend tot ontwikkeling van de wereldeconomie, de totstandbrenging en handhaving in alle landen van een hoog niveau van werkgelegenheid en reëel inkomen, en tot het scheppen van economische voorwaarden, welke voor de wereldvrede bevorderlijk zijn." Aan deze principiële uitspraak ligt kennelijk de gedachte ten grondslag, dat het superprotectionisme en de veelsoortige vormen van staatsbemoeiing en nationale afsluiting de zondebokken zijn geweest, welke 'de werkgelegenheid en de welvaart hebben ondermijnd. , Een dergelijke opvatting verliest het verband der gebeurtenissen, zoals dit in de geschiedenis der laatste decennia tot uiting is gekomen, uit het oog. De structurele veranderingen, welke zich sinds lange tijd in het kapitalistische stelsel, aftekenen, maar door de vorige oorlog werden bespoedigd, hebben de op automatisch evenwichtsherstel gerichte krach- , ten, waarop het steLsel berust, voor een groot deel buiten werking gesteld. In de plaats daarvan zijn tendenzen tot progressieve verstoring van het evenwicht opgetreden. Het centrale instrument, dat de pro1) The road to serfdom, blz. 91.
80
ti '
g
IC f
~l a.
~i.
s'
e~
p
edt tier erhtenlen
r,kaat de aneze !>n-
en,
d. de
an ni-
g, ts-
ductieve krachten volgens de behoeften moet distribueren, het prijs: mechanisme, toonde zich onder deze omstandigheden niet voor zijn taak berekend. Het evenwicht van besparing en investering, van .kosten en prijzen, van goederenaanbod en consumptie werd verbroken, zonder dat het zich langs "natuurlijke" weg kon herstellen. De verzwakking van de immanente evenwichtstendenzen heeft de staten. genoodzaakt kunstmatige middelen aan te wenden om het evenwicht, dat niet meer automatisch kon worden verwacht, op "andere wijze tot stand te brengen, resp. om de economische en sociale gevolgen van de storing op te vangen. Bij gebrek aan een supra-nationale auto"riteit, die deze interventies der individuele staten kon coördineren, hebben deze getracht zich vàn de internationale orde los te maken en zoveel mogelijk een eigen nationale deelordening te verwezenlijken, die hen moest vrijwaren tegen de schokken van de wereldconjunctuur. Het effect van deze nationale pogingen tot beïnvloeding der eigen conjunctuur was de afwenteling van de moeilijkheden op andere staten, die op hun beurt weer met gelijke munt betaalden. Deze ontwikkeling heeft geleid tot een steeds verdere ontbinding der wereldhuishouding, welke voor alle landen een aanzienlijke verarming bracht, zij het ook voor sommige . meer dan voor andere. De loop der g~beurtenis~en was echter niet te stuiten, door een ijzeren noodzaak gedwongen probeerden de staten steeds opnieuw elkaar met hun egoïstische maatregelen te overtroeven en namen de economische en monetaire excessen steeds scherpere vormen aan. Deze wisselwerking ging gepaard met een felle opleving van het nationalisme en een toespitsing der politieke tegenstellingen. Zo •heeft zich schematisch aangeduid de danse macabre voltrokken, die in steeds frenetieker en steeds wilder rhythme de bloedorgie van de tweede wereldoorlog heeft uitgelokt. Het protectionisme, .het economisch nationalisme en de autarkie vormden hierbij niet de inleidende maten, maar het middenstuk van de partituur. Toen de uiterlijke gevolgen van de vorige oorlog aan het ver-dwijnen waren, toen er allerwegen een snelle welvaarlsstijging optrad en de wereldhuishouding weer tot de eenheid groeide, die zij vóór 1914 was geweest, is het protectionisme steeds levend gebleven, maar vormde. geen ernstige hinderpaal voor het wereldverkeer, dat in de jaren 1925-'29 een grote vooruitgang toonde. Er was in die tijd ook één fascistische staat, doch deze onderscheidde zich in zijn economische politiek nauwelijks van de overige. Eerst toen in 1929 de opwaartse beweging tot haar einde kwam, openbaarde zich de betekenis der structuurvergroeiingen, ·die al sinds tienta:llen jaren op onopvallende wij'ze aan de gang waren. Een elastisch evenwichtsherstel, zoals het kapitalisme in zijn hoogtij-periode had gekend, bleek niet meer mogelijk. De scherpe terugslag bleek voörlopig niet te stuiten en zijn effecten namen een cumulatief karakter aan, waardoor ditmaal voor het eerst de depressie niet zelf de voorwaarden kon scheppen voor een spoedige regeneratie. Eerst toen dit duidelijk werd, begon het protectionisme tot superprotectionisme te ontwikkelen. De staten waren wel genoodzaakt de meest wanhopige middelen te baat te nemen om de nationale gevolgen van de economische wereldoatastrofe de baas te worden. Sindsdien zag men een aaneenschakeling van gebeurtenissen en maatregelen op 81
het gebied van productie, distributie en handel, die- de eenheid van de wereldhuishouding in het kapitalistische deel van de wereld verbraken. Nu kan men wijzen op het aandeel, dat exogene factoren hebben gehad in het vastlopen der vrije verkeershuishouding. Men noemt _dan de ondoelmatige afbakening der staatsgrenzen in 1919, de tragedie der herstelbetalingen en oorlogsschulden, de daarmee samenhangende ongezonde internationale credietstructuur, de fout van de te hoge waardering van het pond sterling in 1925, welke een jarenlange slepende depressie in Engeland heeft veroorzaakt. Het feit blijft echter niet weg te redeneren, dat de eigenlijke crisishaard in 1929 in de Verenigde Staten heeft gelegen, wier economische structuur hen in vèrgaande mate immuun had gemaakt voor de werking dezer in het buitenland optredende exogene factoren. Binnen de grenzen van deze economische eenheid konden de spelregels van de vrije vérkeershuishouding op ideale wijze en practisch ongestoord door uitheemse invloeden worden nageleefd. De ongelukkige afloop van dit spel rechtvaardigt een veroordeling der regels, welke een erfenis vormden der vorige eeuwen niet meer toepasselijk waren op de verhoudingen, die door de evolutie van het kapitalisme war~n ontstaan_ Bovendien valt te bedenken, dat exogene factoren, zoals in het verleden hebben gewerkt, in de toekomst geenszins afwezig zullen blijven. Men kan zeker niet zeggen, dat de politieke grenzen, die tot dusver zijn getrokken, het toppunt van economische wijsheid belichamen. De verbreking van de band tussen Oost- en West-Europa en van allerlei andere traditionele economische banden, het Duitse economische vacuum, de verstoring van het evenwicht der betalingsbalans en de daaruit voortvloeiende en zich steeds sterker openbarende bijna ziekelijke drang tot export in tal van landen, alsmede de vorming van enorme nieuwe schuldenlasten, dit zijn alle zogenaamd exogene factoren, welkein staat zullen blijken een onvoldo€nde gefundeerde internationale economische orde even grondig vast te doen lopen als in het verleden het geval is geweest. Daarnaast moet men dan nog rekening houden met de structurele wijzigingen van meer specifiek economische aard, die door de oorlog-in het leven zijn geroepen. De versterking der kapitaalsconcentratie, zoals orrlangs door een Amerikaanse Senaatscommissie aangetoond, 2) de ver-der toegenomen betekenis van het vaste kapitaal, het veldwinner. van de massaproductie in vele industriële sectoren en de voortgezette versdhuiving van .de internationale arbeidsverdeling vooral op het terrein van de landbouw scheppen aanpassingsproblemen, welke met behulp van het vrije prijsmechanisme zeker nimmer zullen worden opgelost. Men kan niet zeggen, dat de conferentie der 15 verenigde naties, welke zich in October en November j.l. te Londen met de Amerikaanse voorstellen tot herstel van het vrije handelsverkeer heeft beziggehovden, aan deze problemen is voorbijgegaan. In het Amerikaanse plan waren reeds voorzieningen opgenomen teneinde toekomstige afzetstagnaties voor grondstoffen te bestrijden. Beter dan de Amerikaanse voorstellers heeft de conferentie ingezien, da..t het hier geen tijdelijk probleem betreft. ') Zie Econ'omische Voorlichting van
82
23~11~1946.
nt
z L· a~
bj q
T d
w1 ~)lli In
fit w. ce
de ~en.
h.ad de ler-
1ge-
'ing ssie ldereft had ene de sch
l
.ige
en de an. den
el
~~n
l1Jn
>als. ervan erhet ;net den
waarvoor slechts nauwkeurig aan termijn gebonden goederenovereenkomsten zouden zijn toegelaten. Door amendering van het Amerikaanse voorstel is de mogelijkheid geschapen dergelijke goederenovereenkomsten voor onbepaalde tijd te laten functionneren. Belangrijker is echter, dat het vraagstuk van de bescherming der binnenlandse conjunctuur en werkgelegenheid tegen de nadelige invloeden, welke van de internationale conjunctuur uitgaan, in het centrum van de aandacht heeft gestaan. Ingevolge een Engels-Australisch initiatief is een appendix aan het ontwerp-charter toegevoegd, dat enkele principiële richtlijnen geeft ten aanzien van de behandeling van dit probleem. Hierin wordt op de deelnemers de verplichting gelegd tot het voeren van een nationale werkgelegenheidspolitiek, die een inzinking der binnenlandse conjunctuur kan voorkomen. Voo'r ts moeten maatregelen worden genomen om een herstel van een verstoord evenwicht van de betalingsbalans, waarvan a~dere landen de terugslag ondervinden, te bevorderen. Hierbij schijnt o.a. te zijn gedacht aan de permanent actieve betalingsbalans der Verenigde Staten, welke een zo sterke zuiging heeft uitgeoefend op de volkshuishoudingen in de gehele wereld. Landen, dIe Ib edreigd worden door de def:latÏ'onnaire ,druk, we1ke van andere landen uitgaat, zijn gerechtigd hiertegen maatregelen te nemen binnen het ka,der 'Van het Oh'a rter, waarbij o .a. soms 'het middel der quantitatieve invoerbeperkingen kan worden toegepast. , Tenslotte zullen in samenwerking met de daartoe competente organen der U.N.O. maatregelen worden bestudeerd, welke de grondslag voor een internationale conjunctuurpoHtiek zouden 'kunnen vormen. Als zodanig worden genoemd een coördinatie van nationale en internationale credietpolitiek, het vaststellen van nationale en internationale regels ter bevordering van de inkomensstabiliteit van grondstofproducenten, het steunen van de ikapitaatl verstrekking voor internationatle projlecten en aan landen, wier betalingsbalans in een deflaHeper.iode wordt -bedreigd: Een niet on:geslaagde aanloop voor een soort planning op wereldniveau, zal men opmerken. Ja, maar niet meer dan een eerste aanloop. Het gaat hier slechts om het aangeven van enkele algemene gedachten zonder verdere concretisering, resp. om aanbevelingen voor internationale bestudering. De afstand, die moet worden afgelegd naar een inteI:nationale realisering van een complex van regelingen, dat enige waarborgen biedt tegen het ontstaan van besmettelijke crisishaarden in bepaalde landen, is nog buitengewoon lang. En daar staat tegenover, dat men in de Verenigde Staten thans , nagenoeg ongeremd allerlei ontwikkelingen ziet voltrekken, die onvermijdelijkerwijze na korter of langer tijd moeten uitlopen op een conjuncturele inzinking, welker gevolgen voor de wereld in dit stadium van de wederopbouw vermoedelijk veel noodlottiger zullen zijn dan In 1929. Al met al heeft men geen reden tot bijzondere tevredenheid VOOr het werk tot vestiging van een doeltreffende en rechtvaardige economische orde in de wereld, dat in de laatste twee ja~r is verricht. Men is in 1944 in Bretton Woods begonnen met ' het scheppen van een monetaire en financiële wereldorganisatie, welke in principe is gebaseerd op de zelfwèrkzaamheid der economische krachten. Zij beoogt het goud in zijn centrale functie te herstellen en het stelsel der deviezenregulering met-
83
tertijd te laten verdwijnen. De ontwikkelingen binnen de volkshuishoudingen worden daardoor weer in hoge mate afhankelijk gemaakt van die van de wisselkoersen. Fluctuaties in de verhouding tussen goudprijs en goederenprijzen zullen alle volksh':lishoudingen kunnen besmetten met de conjuncturele invloeden, die bepaalde centra uitstralen. Keynes heeft bij de behandeling van dit onderwerp in het · Engelse Hogerhuis erop gewezen, dat de eis van ,,full employment" primair zal moeten zijn voor het bepalen van de Engelse monetaire politiek. Waar hiervoor binnen het kàder .van de overeenkomsten van Bretton Woods eigenlijk geen plaats was, heeft Keynes bij verschillende gelegenheden gewezen op de noodzakelijkheid, deze overeenkomsten af te ronden mét internationale regelingen. van economische aard. Als zodanig prijzen de Amerikanen hun "Trade Proposals" aan, waaraan Keynes onder de druk der Engers-Amerikaanse leningsonderhandelingen ,zijn zegen moest geven. Het gevolg hiervan is, dat de wereld zich een uitgewerkt Amerikaans plan schijnt te moeten laten opdringen, waarin de finesses worden geregeld voor de toepassing van invoerrechten, subsidies, contingenteringen, douaneforma:liteiten, preferenties, enz. enz. Aldus zal weer ·de weg vrij gemaakt worde~ voor de vrijhandel en voor een onbelemmerde uitleving van de wetten van de kapitalistische economie. Aan het vastleggen van regelen voor een internationale geleide economie is men echter nog bij verre na niet toe. Dezelfde evenwichtverstorende. krachten, die in het verleden de wereldeconomie hebben ondermijnd, zouden aldus opnieuw vrij spel krijgen. De middelen van monetaire en handelspolitieke aard, waarmee de individuele staten zich de ergste gevolgen van de economische débäclè , van het lijf hebben proberen te houden, zouden hun aldus echter ontnomen worden. Zij zouden dus weerloos komen te staan tegen de verwoestende werking, die een eventuele nieuwe Amerikaanse crisis op hun economie zou uitoefenen. Het behoeft geen betoog, dat een dergelijk verdrag al spoedig een dode letter zou worden. Na verloop van tijd zou men weer geheel opnieuw kunnen beginnen met de ordening der internationale economische betrekkingen. Voor de landen, die er thans naar streven, een geleide economie op te· bouwen, heeft het weinig zin mee te werken aan een dergelijke internationale symptoombestrijding, die hun systeem niet alleen niet beschermt tegen een conjunctuurinzinking, maar het er zelfs aan overlevert. Deze landen zouden zich op het standpunt moeten stellen,' dat zij in principe gaarne hun· medewerking verlenen aan de afschaffing van irrationele handelsbelemmeringen, doch dat hiertoe pas zal kunnen ~rorden overgegaan, indien een systeem zal zijn ontworpen, dat rede lijke waarborgen hiedt voor een conjunctuurregularisatie over de gehele wereld. Een dergelijk stelsel zal slechts dan bevredigend kunnen werken, wanneer alle landen de verplichting wordt opgelegd zo nodig en in overleg met een internationaal orgaan op doortastende wijze in hun eigen conjunctuur in te grijpen ter vo.orkoming van evenwichtsverstoringen. Het uitwerken en ten uitvoer leggen van een dergelijk universeel project behoort tot het belangrijkste wederopbouwwerk van immateriële aard, dat de wereld te verrichten heeft. Faalt men in deze taak, dan k ;m ook de toekomst van de materiële wederopbouw niet met gerustheid worden tegemoet gezien. Drs. A. A. VAN AMERINGEN.
84
---
tOU-
jVan Irijs eten
Binnenlandse notities De schaduw van Londen
r~s lUIS
zijn oor [lijk Fen ;nameder
tien .en, DOS
Iele eft wu e-
Bij de algemene beschouwingen over de Rijksbegroting voor 1947 in de Eerste Kamer, heeft minister Beel op 15 Januari o.m. gezegd: "De heer Pollema heeft aan de orde gesteld het beleid van de Kabinetten ·in Londen en hij heeft aan de Regering een suggestie gedaan, die hierop neerkomt, dat namens de Christelijk-historische fractie de Regering in overweging wordt gegeven, een semi-parlementaire commissie, bestaande uit leden van de Eerste en Tweede Kamer, deskundige militairen, vertegenwoordigers van de Rekenkamer en vertegenwoordigel1S van de Regering, samen te stellen, welke een onderzoek zou instellen en de bewindslieden uit die tijd zou horen. De geachte afgevaardigde zal begrijpen, dat ik deze quaestie, alvorens daaromtrent mijn standpunt te geven, in nader beraad wil nemen.... en in het Kabinet aan de orde zal stellen." Londen blijft ons bezig houden. Indien het beraad in het Kabinet leidt tot instelling van een semi-parlementaire commissie, of 'wanneer de Tweede Kamer het recht van enquête zou benutten om licht te werpen op de Londense periode, dan kunnen t.z.t. .breedvoerige parlementaire debatten over handel en wandel onzer regering tijdens haar verblijf in Londen niet uitblijven. Nu dat alles nog in de windselen ligt, mag de vraag worden gesteld welke belangen gediend worden met intensieve behandeling van "Londen" en welke bezwaren mogelijk aan zulk een behandeling zijn verbonden. . Geheel in het algemeen sprekend zou ik de 'stelling willen verdedigen, dat er nooit bevrediging en rust rondom het onderwerp Londen zal worden verkregen, zolang er niet een verantwoorde en min of meer uitputtende geschiedschrijving heeft plaats gevonden. Hoewel de .regering in de emigratie haar greep op ons volksleven in vele opzichten miste, heeft haar optreden voor' onze geschiedenis niettemin zeer grote betekenis. De betrekkingen met de overzeese:; gebiedsdelen en met de bondgenoten werden doo.r haar geregeld, voorbereidingen voor de periode na de instorting van Duitsland werden getroffen en het na-oorlogs"e Nederland is met duizend banden gebonden aan het Londense beheer. Met terzijdestelling van alle details kan worden gezegd, dat er thans een toenemend gevoel van onbehagen rondwaart omtrent de' mate van democratische gezindheid van belangrijke kringen in de Nederlandse emigrantenwereld. _Men vraagt zich met ongerustheid af, langs welke voor openbare controle onzichtbare kanalen, deze bedenkelijke gezindheid kan doordringen in het na-oorlogse Nederland. Daarbij wordt bijv. gedacht aan de geest van de legerleiding in de dagen van hoogspanning rondom Linggadjati en aan het feit dat het conflict tussen de regering en den generaal KruIs de natuurlijke voortzetting schijnt van vroegere conflicten. En zo . ligt de. conclusie voor de hand, dat slechts opening van zaken kan leiden tot bevrediging, tot juiste beoordeling van talloze
•
85
feiten en verhoudingen en tot goed begrip van de invloed van Londen op het na-oorlogse Nederland. Er is alle reden deze zaak te houden in de sfeer van de geschiedschrijving, dus van de objectiviteit en buiten de sfeer van de subjectieve politieke interpretatie. Levendig herinner ik mij , de indruk, die de Londense verhalen in het bevrijde Zuiden maakten, toen we daar van October 1944 tot Mei 1945 hunkerden naar de bevrijding van het Noorden en Westen. Londen, het Militair Gezag en de laatste regeringGerbrandy werden door enkele uit Engeland overkomende vrienden als ernstige gevaren voor een gezonde na-oorlogse politieke ontwikkeling in Nederland voorge,s teld. Sommige Zuiderlingen namen dit ernstig op, anderen stelden zich op het standpunt, dat de geschiedenis van Nederland wordt gemaakt in de steden van het Westen 'en dat iedere wezen. lijke afwijking van de spelregels der democratie daar terstond en desnoods met dwingende middelen zou worden verhinderd. De laatsten kregen gelijk, immers de terugkeer tot een democratisch bestel kwam tot stand als een volkomen vanzelfsprekende zaak, waarbij niemand met een stok achter de deur behoefde te dreigen. En desond~nks komt nu, ruim anderhalf jaar later, de beduchtheid weer boven, dat de Londense periode een niet-democratische onderstroom in ons staatkundig leven beeft teweeg gebracht. Zo is dus het verlangen naar onderzoek een alleszins redelijk verlangen, mits de geëmotionneerde sfeer der Londense sterke verhalen op een afstand wordt gehouden. ' Het boek van oud-minister J. van den Tempel 1 ) werpt licht op het zojuist aangeduide gevaar. Het laat daarnaast ook veel in het duister en versterkt zodoende het standpunt van hen, die voor nader onderzoek en grondige geschiedschrijving pleiten. Zodra Van den Tempel onderwerpen aanroert, die het hart van de democratie raken, komt de Kroon in het geding. Een enkel voorbeeld. Nabehandeling van de meningsverschillen in het Kabinet ove..r aard en positie van de volksvertegenwoordiging in de overgangstijd, schrijft v. d. Tempel: "Nimmer heeft een lid der Regering in de Ministerraad twijfel doen rijzen aan de bedoeling om na de overgangstijd weer te komen tot een normaal constitutioneel bestel. Wel is terloops de vraag opgeworpen of, en op welke wijze, de constitutie zou moeten worden hervormd. Doch tot een gezette behandeling van die vraag is het niet gekomen, al werd wel een hint gegeven omtrent een begerenswaardig geoordeelde wijziging van dat constitutioneel bestel. De strekking daarvan was, dat een ministeriële verantwoordelijkheid werd aanbevolen, die alleen tegenover de Koningin zou bestaan. De Koningin zou door benoeming en ontslag van Ministers de volksinvloed en door het gezag van' eigen persoon en waardigheid een controlerende en tegelijk stabiliserende invloed op het landsbestuur uitoefenen." Welke lezer vraagt zich niet ~f waar die hint om terug te gaan tot vóór 1848, vandaan kwam? Het is slechts één citaat; vele andere passages roepen dezelfde gevoelens op. "Trouw" is van oordeel (in een overigens waarderend artikel van 5 Febr.), dat het onjuist is de draagster van de Kroon in de discussie te betrekken .... "want de ministeriële verantwoordelijkheid dekt alles", en deze dient 1) Nederland in Londen, ervaringen en beschouwinge'n -
86
Haarlem 1946.
in Dl
po en stIl
M loz (er he' --.J 2)
wo
den !lrij -
ieve de :ngals
[jng op, (lerlendes-
het ster oek öeroon gs~e n
eeft de aal op tot :wel ~ing
ongerept ,gehandhaafd te blijven. "De hiS'toire intime van de
~latie
van
Kroondrager tot Minister behoort verborgen te blijven. Zeker zolang, totdat deze historie in de meest volstrekte zin geschiedenis is geworden en geen verband meer heeft met de politiek van den dag en met nog in het politieke leven staande figuren." Deze opvatfing heeft de redelijkheid en de elegantie aan haar zijde. Sterker: het standpunt van "Trouw" t.a.v. de ministeriële verantwoordelijkheid delen wij ten volle. Doch ook "Trouw" is van oordeel, dat de begeerte haar behoorlijk onderzoek door het boek van Van den Tempel is toegenomen. Hoe kan men in de Londense problemen duiken, de geschiedenis eerlijk schrijven, en de Kroon buiten geding laten? Als één ding door Van den Tempel aannemelijk is gemaakt, dan is het de Ihachelijkheid van een dergelijke poging. Zo is naar onze mening uitstel de consequentie. Wij bepleiten niet het laten rusten van het werk, dat moet worden verricht, dat stellig meer dan een jaar zal vorderen en dat slechts kan slagen als het secretariaat der enquête-commissie behoorlijk wordt toegerust. Doch wel is uitStel nodig van sommige publicaties der commissie. Zij zal uiteraard haar werk in hoofdstukken indelen en zij s taat vrij in het bepalen van het tijdstip der publicaties. Dit feit verdient aandacht. In 1948 hopen wij het vijftig-jarig regeringsjubileum van onze Koningin te vieren. Het is dan bovendien 300 jaar geleden, dat de Vrede van Munster werd gesloten. Zou een concentratie der geesten op de Londense periode en op alle vraagstukken, die dan te berde komen, een aantrekkelijke voorbereiding vormen van de feesten van 1948? Tact en zelfbeheersching mogen het deel zijn der enquête-commissie! Politiek debat over Londense problemen, opgeworpen door Van den Tempel's boek en door "Enige Hoofdpunten van het Regeringsbeleid in Londen" van Prof. Gerbrandy, richten de aandacht op het jongste verleden. We mogen wensen, dat dit debat onze aandacht niet van heden en toekomst zal aftrekken en onvruchtbare tegenstellingen zal oproepen. Deze waarschuwing schijnt niet overbodig. Ik heb nog niemand gesproken uit de Londense garnituur, die reeds met enige objectiviteit en gemoedsrust oordeelde over de emigrafie-periode. Van den Tempel is v<}oral fel als .het gaat over twee onderwerpen: de VolksV'ertegenwool"diging (benevens Ra,den en Staten) en het M.G. In zijn boek neemt hij een artikel van zijn hand in het Londense "Vrij Nederland" van 7 April 1945 in extenso op. We lezen daar o.m.: "De onverwijlde bijeenroeping van de Staten-Generaal in de door mij bedoelde Zin 2), na de bevrijding, is geboden met het oog op onze internationale positie, de bevestiging van de eenheid en .geslotenheid van ons ,"olk en tot het samenbundelen van de krachten van het ganse volk in het streven naar nationaal heliStel." Herinnert de lezer zich de geest van Mei 1945? Onverwijlde bijeenroeping van de Staten-Generaal, zou heilloze en zeer _ernstige gevolgen hebben gehad. Wie de illegaliteit kende, (en de kerken en de illegaliteit waren immers de bindende krachten in het laatste half jaar der onderdrukking) weet, dat uitvoering van het 2) Schr. bedoelt de oude S.G. waarvan de door zuivering opengevallen plaatsen worden bezet door nieuwe leden d ie zich in de oorlogstijd verdienstelijk maakten.
87
denkbeeld-Van den Tempel tot heftig verzet en daarmee ongewild tot anti-parlementaire demonstraties zou hebben geleid, zeer tot schade van positie en prestige der Staten-Generaal. Over het Militair Gezag lezen we: "Een Militair Gezag, dat de bevolking is opgelegd, acht zich blijkbaar geroepen, met of zonder instemming der regerJng, zich te keren tegen de opbouw van het burgerlijk bestuur in bevrijd gebied, aldus zich een taak reserverend, welke goeddeels op meer doeltrçHende wijze, door burgerlijke, deskundige organen zou kunnen worden verricht." Dit citaat onthult de kloof tussen Nederland en Londen. VooreerM 'ras het Militair Gezag een apparaat van de regering; deze laatste bleef voor 100 pct verantwoordelijk. Vervolgens was Ide taak van het Militair Gezag een brok noodvoorziening van militair karakter. (Men herinnere zich o.m. het zo algemeen gewaardeerde werk van één der onderdelen van het M.G., het z.g. C.N.V., het Cç>mmissariaat Noodvoorziening, dat door Schermerhorn nog te hulp werd geroepen om de noodgebieden te helpen in de eerste winter na de bevrijding). Heel ons maatschappelijk leven ·in de eerste tijd na de bevrijding was' afhankelijk van het aftappen van oorlogsmateriaal voor het burgerleven (levensmiddelen, olie, benzine, genees- en verbandmiddelen w.o. nieuwe vindingen, reinigingsmiddelen o.m. voor schurftbestrijding, transportmiddelen, technische materialen o.m. de befaamde Baileybruggen enz. enz.). Dat daarvoor een Nederlands militair-administratief apparaat als schakel onmisbaar was, staat thans buiten discussie. Met de organen der volksvertegenwoordiging had het Militair Gezag geen bemoeienis; hoogstens heeft een aantal militaire commissarissen de instelling der noodraden bevorderd door de in April 1945 getroffen regeling snel bekend te maken. Men vreesde onder geestverwanten in Londen, dat conservatieve M.G.-officieren, gerecruteerd uit de groot-industrie en de handel zouden menen, dat het runnen van een klein land een peuleschilletje was naast het runnen van hun grootbèdrijven en dat zij dit werk nu voortaan veel beter in handen konden houden, dan het tijdig over te dragen aan de wettige organen. Men moest wel zeer van de werkelijkheid zijn vervreemd, om te menen dat iets in die trant in het bevrijde Holland geduld zou worden. Doch de gedachte stamt uit het rIjk der fantasie. Op' een vraag omtrent de taak van het Militair Gezag in het Westen en Noorden antwoordde de . Chef-Staf io. Maart 1945 aldus: na de bevrijding zullen we omstreeks 4 of 5 maanden werk hebben in de commissariaten. De liquidatie zal geleidelijk plaats vin den, zowel door opheffing van secties als door combinatie van commissariaten. Hoe was de practijk? In Noord-Holland werden de eerste commissariaten opgeheven op 15 Juli 1945, de laatste op 1 September en het provinciaal bureau werkte' met kleine beze~ting door voor afwikkeling van diverse zaken tot het eind van het jaar. Reeds in Juli hadden o.m. de secties Volksgezondheid en Openbare Werken hun taak aan de burgerlijke organen overgedragen. Dat overigens ook deze liquidatie (zoals iedere) werd gehinderd door de wet van de traagheid, zou bij nader onderzoek zeker blijken. Wij hebben bovenstaande voorbeeldèn slechts gegeven om in het licht te stellen, hoe snel we verzeild dreigen te raken in onvruchtbare debatten over het jongste verleden, als onze afstand tot de stof nog
88
va
~~ o~
in w
~1
m Ol D v( P'~
Z€
T
E:
m te la be m m
rr:/
af
m V1
sc Vl
be s( al ja
• tot
te gering is en als de .gegevel1lS, die ter beschikking staan, eenzijdig zijn . . Wij hopen, dat er een enquête (al dan niet op basis van. het parlementaire enquêterecht) zal worden ingesteld. Doch wij hopen evenzeer, dat bedachtzaamheid en wijs beleid ons openbare leven zullen behoeden voor publicaties, die door huri voorbarigheid de objectieve geschiedschrijving niet kunnen dienen. .,W . THOMASSEN
Socialisme' en socialisatie
ens;vinnidaz, ).
als en nis; der snel dat de uledit jdig de het het !zag 1945 re.rk ;VIn
isrrste
Iber
oor [ ~uli raak leze eid, het ~ are
nog
Wanneer men over het verband tussen Socialisme en Socialisatie iets meer wil zeggen, dan de algemene conclusies, die men ook in de socialistische beweging van vandaag dikwijls kan beluisteren, dan staat men voor een taak die niet gemakkelijk is. Er is op het gebied van de Socialisatie voldoende literatuur beschikbaar, van binnenlandse en buitenlandse origine. Men vindt daarin soms tot in details de weg uitgestippeld die bewandeld moet worden. En toch voldoet ons deze literatuur niet, nu wij na de tweede wereldoorlog staan in de situatie, dat het moderne socialisme hier en daar in de wereld de kans krijgt om althans in beperkte sectoren tot verwezenlijking van de socialisatie te komen. De vraag naar de cQncrete en verantwoorde vorm wordt klemmend en is dikwijls nog niet voldoende overdacht, vooral niet door hen die sterk de neiging hadden om . meer of minder schematisch en in de vorm "\tan algeme{!ne phrases op de problematiek te reageeren, hetzij voor hetzij tegen. De meest deskundigen onder ons zijn op het punt van Je concrete vormgeving en de practische vragen (van economische, sociale en psychologische aard) die in dit verband beantwoord moeten worden, zeer voorzichtig. Om dit te begrijpen leze men maar eens wat prof. Tinbergen schrijft in "De les van dertig jaar", vooral de bldz. 174-178. Er is nog een andere reden waarom men ook in socialistische kring meer of minder aarzelend staat tegenover misschien te algemeene en te dogmatische doorvoering van de socialisatie. Er zijn namelijk in de laatste decennia, maar vooral in · de bezettingstijd en de jaren na de bevrijding onder druk der oorlogsomstandigheden op s ociaal-economiJSch gebied allerlei maatregelen ingevoerd die de vrije'beschikkingsmacht over de particuliere eigendom zeer sterk beperkten en zelfs meer of minder vervingen. Deze maatregelen hebben. dikwij.ls gewerkt als vervangingsmiddel voor socialisatie. Het proces waarvan deze maatregelen de uitingen zijn, zal ongetwijfeld doorzetten en velen vragen zich . af of men i'l zeer veel gevallen met deze "geruisloze" socialisatie niet zal kunnen volstaan. De problematiek, door het stellen van deze vr~ag aangeroerd, kunnen wij binnen dit bestek niet verder behandelen. Een overzicht van de verschillende mogelijkheden van socialisatie van eigendom en beschikkingsmacht vindt men in een artikel van mr. H. A. Foyer over Socialisatie in het "Gemenebest", (7e jaargang, bldz. 12 e.v.).
89
.. De discussie over de Socialisatie is wel urgent. Ten eerste omdat gezien de mogelijkheden van vandaag het hoog tijd wordt, wat nauwkeuriger te weten waaraan men toe is, zo concreet mogelijk. Ten tweede. en dat is minstens zoo belangrijk, omdat een quidelijke bepaling van het toekomstige maatschappijbeeld politiek voor het Socialisme een primaire eis is. Hoe verleidelijik. soms ook. men mag de noodzakelijke sociaaleconomische ontwikkeling niet aan de politiek van de dag overlaten, want dan wordt men zeker de enorme problematiek die hier ligt niet baas. Bovendien heeft men dan een grote kans het af te moeten leggen tegen die maatschappelijke krachten, die zich tegen elke vorm van een socialistische samenleving met hand en tand zullen verzetten. En tenslotte, men mag aan de socialistische beweging een concreet toekomstbeeld niet onthouden op straffe van ' een verslapping van politieke activiteit. Ook in de politiek is alleen door een bezielend maatschappelijk perspectief kans op een uiteindelijk succes in brede lagen van het volk te verwachten. ' Dit concrete beeld van de toekomstige socialistische samenleving is de primaire eis. Onverbrekelijk hiermee verbonden dienen hieruit de consequenties te volgen voor het beleid dat men op de weg naar de hervorming van het maatschappelijk bestel zal nastreven. Waarbij 'men rekening zal moeten houden met alle factoren die hierbij een rol kunnen spelen, hetzij dat deze van principiële of van practische aard zijn. Het volgende wil een vermelding zijn van enkele llJspecten die o.m. daarbij overweging verdienen.
tis En Te sel
ae
Socialisatie is een middel. één der belangrijkste middelen, met behulp waarvan de huidige maatschappelijke structuur omgezet kan worden in een sociaal-economisch en daarmee cultureel bestel, waarin reële mogelijkheden bestaan voor een socialistische samenleving. Ter nadere karakterisering van een socialistische samenleving worde in dit verband vüolstaan met -de aanduiding dat de macJhtsuitoefening van den enen mens over den anderen a,ls ·g'eV101g van de particuliere, eigendom van de productie-middelen geëlimineerd dient te worden. Daarnaast worde de eis genoemd, dat in deze toekomstige maatschappij de kansen op ontplooiing van de eigen gaven en de bereikbaarheid van culturele vorming voor allen gelijk moeten zijn. Het wel of niet beschikken over zelf verworven of van anderen geërfd bezit mag Îüet meer de selecterende factor zijn bij de beroepskeuze. En tenslotte mag nog opgemerkt worden, dat het een eis van sociale rechtvaardigheid is. dat schrijnende verschillen in persoonlijke welvaart als gevolg van bezitsverhoudingen uitgesloten dienen te worden. Nu is door culturele politiek, door sociale maatregelen en door belastingpolitiek in de richting van deze wenselijke verhoudingen al iets bereikt ën kan nog veel meer bereikt. worden. Een sterké 'overheveling van , eigendomsopeenhopÎng via de Overheid naar de mét aardse goederen minder gezegenden is de lijn die door de twee laatste regeringen reeds gevolgd is op een wijze die .sommige Nederlanders alleen' maar in hoge mate bezorgd kan maken. Drastische doortrekking van deze lijn is één der eerste eisen van practische politiek voor eiken socialist in de huidige overgangstijd. Een deel der resultaten die men
90
w va ve wi kn tif bf 0 ke VG
b] b€ h va Li pa st st
0 d w el d g 0l
met deze politiek kan bereiken is zonder directe toepassing der socialisatie ook wél te realiseren, maar desalniettemin blijft de socialisatie het noodzakelijk sluitstuk ter consolidering van een socialistische samenleving. En wel voornamelijk om twee redenen. Ten eerste omdat een blijvende vorm van een socialistische maatschappij alleen gewaarborgd is wanneer men wettelijk de mogelijkheden om via mÏlSbruik van geaccumuleerd particulier bezit "uit de band te springen" door a-sociaal gedrag zal kunnen uitsluiten. Alleen door het beheersen van de eigendomsrelatie vanwege de gemeenschap, vooral in de producerende sector, kan men de samenleving permanent blijven verdedigen tegen aanslagen op het algemeen welzijn. Ten tweede omdat ook in de overgangstijd de socialisatie een onmisbaar middel is om ontoelaatbare tegenstrevende machten in ons volksleven te breken. En dan denk ik daarbij niet alleen aan die krachten die vooral in het economische leven ' deogewel1!Ste leiding van de Overheid en het gemeenschapsbelang dwarsbomen ten eigen nutte. Wij denken bijv. ook aan de invloed die in ons culturele leven uitgeoefend wordt door uitsluitend commerciële krachten die zich aan cultuurvorming als zodanig niet het minste gelegen laten' ligger!.. Vooral de vermaaksindustrie is een element in ons volksleven dat op hardhandige wijze gecorrigeerd of geëlimineerd dient te worden, indien men in deze kringen op de huidige wijze door blijft gaan. De film-industrie dient liever vandaag .dan morgen uit .de handen van uitsluitend commerciële belangen verlost te worden. Maar ook aan de pers en radio denken wij. Over de radio ozwij
'iger dat toeai re iaalIten, niet 1gen rvan En toee [end rede s de de : de men .nen o.m. wIp Id en eële ~ere
and lens ~uceis op r ele \ver cte~rkt
nde gen
-lasiets ling 'dse tste Iers :ing ken nen
0
91
moet men zich realiseren dat het formuleren van deze algemene gezichtspunten vrij gemakkelijk is omdat men zich daarbij nog steeds in het rijk der wensen beweegt. Een beetje lastiger wordt de problematiek, wanneer men de concrete vragen gaat stellen naar de wijze waarop en de mate waarin de Socialisatie doorgevoerd moet worden. Men komt er dan niet af door te wijzen naar de Nederlandse Bank of de particuliere mijnen, ofschoon erkend dient te worden dat op 'ziclh zelf de overneminng van deze centrale commando-posten een zeer belangrijke stap in de gewenste rïchting betekent. Ook is de stelling dat men geen staatssocialisme wil, dat men zeker een particuliere sector zal laten bestaan (bijv. het kleinbedrijf) nog een te vage begrenzing. De lijn wordt hierdoor niet veel duidelijker. En, nogmaals, een duidelijke lijn moet ons wel langz~merhand voor ogen gaan staan. Dogmatis~he, dikwijls niet meer kloppende en verouderde phrases, maar ook vage en algemene practische bezwaren geven ten aanzien van deze gewenste verduidelijking geen uitkomst. Wel moet men erkennen dat bij de vraag, hoever en in welke richting men met Socialisatie wil gaan het naast elkaar overwegen en afwegen vàn principiële en practische gedachten beide nodig zijn. Laat men politieké leuzen, uit de verkiezingsstrijd wel bekend, buiten beschouwing, dan komt men voor één centrale vraag te staan. Een psychologische" vraag, n.l. deze: Is de Overheid of een ander gemeenschapsorgaan een even goed ondernemer als de particuliere bezitter? Om misverstanden te voorkomen is het daarbij goed om direct op t e merken, dat wij bij deze vraagstelling niet spreken over het particulier bezit van grote bedrijven. Dat deze namelijk als bezit met volledige beschikking in handen van den ondernemer zouden berusten ~s een toestand die niet meer voorkomt. In de grote bedrijven speelt de bezitter practisch geen rol meer en hier zijn de verhoudingen ten aanzien van een anoniem bezit ongeveer dezelfde als in een Overheidsbedrijf, en wat nog b-elangrijker is, iigt de zeggenschap over "sociale eri èconomische beslissingen niet meer bij den bezitter, maar bij een benoemd, zaakwaarnemend directeur. En ook in de wijze waarop een grootbedrijf geleid wordt is er weinig verschil .meer waar te nemen tussen een overheidsbedrijf en een particulier bedrijf. De bedrijfsvoering zowel ten aanzien van de organisatie als ten aanzien van de dynamiek van de leiding staat bij de staatsmijnen niet op een lager peil dan bij de particuliere mijnen. Het probleem van de bureaucratie ligt bij een particulier grootbedrijf net zo moeilijk als bij een overheidsbedrijf. Kortom, het is lood om oud ijzer of de aandelen van een modern groot-bedrijf in handen van onbekende, volkomen machteloze aandeelhouders of in handen van één of andere gemeenschapsinstantie berusten. En dit is zeker het geval wanneer men zorgt dat de bedrijfsleiding op gepaJSte wijze in de gelegenheid wordt gesteld de vruchten van extra' inspanning en overgegeven toewijding mede te plukken. Een noodzakelijk kwaad, dat ook voor andere leden van het personeel, voor z'o ver bijzondere verantwoordelijkheden dragend, wel toegepast zal moeten worden. Een dergelijke beloning naar prestatie zal men in het moderne bedrijfsleven wel moeten toelaten al naar mate men daar meer te maken krijgt met verschillend gekwalificeerde arbeid, afgezien nog :van de vraag of men
92
----
-- --
- ---- - -
--~
tu an vo 1''1 , me da
zij on vel ga~
lijH
nie vi w a: ied in va va oZn1
1
kIe del be, is , SpI
te ne ~eds
rete de loor .oon rale ting nen rijf) ker. 'oor vel'tren ting gen lten Een
!en-
eer? ~ te llier
Hge een
'zitI. nen rijf,
Imd, noIrijf ver-
ten de .rti~ier
het
I ~~ t is
b te j ng lad, ere Een
voor de gewone routine-arbeid ook nog extra-beloning voor extraprestatie zal moeten invoeren. Een concessie aan de menselijke aml?ities die moreel moeilijk te rechtvaardigen, maar practisch, althans voorlopig, nog wel onvermijdelijk zal zijn. Het moderne Ruslan.d gaat met dit systeem van aansporende loonprikkels zeer ver. Laten wij hopen dat het Westeuropese socialisme dit ilIustre voorbeeld in die mate niet zal behoeven te volgen. . Een klemmende vraag die nog wel gesteld moet worden, is deze: Bestaat er een type ondernemer in de huidige maatschappelijke structuur; dat, gezien zijn lust tot expansie en zijn vermogen riskante verantwoordelijkheden te dragen, ook in een toekomstige maatschappijvorm niet verloren mag gaan? • ~'1cn zal begrijpen dat we dan niet bedoelen den ondernemer die zonder meer in pa z'n schoenen' stapt. Maar wel is het een onloochenbaar feit, dat vooral in een nieuw te vestigen industrie~l bedrijf (en die zullen we in de komende jaren in ongekende mate nodig hebben, willen wij het hoofd boven water houden!) een leidende figuur moet optreden die alles zonder reserve aan zijn bedrijf geeft. Een type mens, dat "met zijn bedrijf naar bed gaat en er mee op staat". Men wil vanuit de ondernemerswereld wel eens suggereren dat dit type zal gaan uitster- . ven, wanneer men hem de volle profijt van zijn persoonlijke inspanning gaat ontnemen. Deze ondernemer zou alleen bereid zijn de noodzakelijke grote risico's te dragen indien men hem de soms ongehoord grote winsten die hij weet te maken, zou laten. In deze overdreven vorm is de probleemstelling zeker verwerpelijk. Toch schuilt hier vooral in verband met met de zeer urgente uitbreiding van onze industrie, een vraag die aandacht verdient. Moet men om dit dynamische ondernemerstype in stand te kup.nen houden of zelfs de opkomst er van te stimuleren de ruimte laten aan ondernemers die een grote vrijheid van beschikking op het gebied van hun vermogensbesteding gelaten wordt? Of kan men deze risico's wagende mensen met zin voor fantasie en ongebreidelde ondernemingslust ook door een bepaalde vorming . kweken? Deze mensen die de bijna ondragelijke spanning van het "erop of eronder" kunnen dragen en met ' verbazingwekkende vindingrijkheid nieuwe mogelijkheden voor productie en afzet zoeken en weten te . vinden, zullen wij toch node kunnen missen . . Wij moeten het bij deze 'vraagstelling laten. Het opwerpen ervan leek ons in het verband van de Socialisatie belangrijk genoeg. Hier ligt in ieder geval een punt waar een nader onderzoek van de werking van de eigendomsrelatie in ieder geval nuttig schijnt. Nogmaals, wij idealiseren niet; dat gebeurt in dit verband door anderen in voldoende mate . .Maar de mogelijkheid van een goed werkend gesocialiseerd bedrijf is mede van de oplossing . van deze vraag afhankelijk. Zolang er nog geen duidelijke oplossing is om op andere wijze dit ondernemerstype te vormen, schijnt het ons toe dat vooral voor de kleine en middel-grote bedrijven, waarin de persoonlijke invloed van den ondernemer dikwijls beslissend is, een eigendomsrelatie tussen bedrijf en ondernemer toelaatbaar moet worden geacht. Deze situatie is ook daarom gemakkelijker te accepteren omdat hier inderdaad nog sprake is van een nauw verband tussen de persoonlijke inspanning van 93
den bezitter en de opbrengsten die hiervan de vrucht zijn. Mits dit natuurlijk niet de uitbuiting van het personeel tot gevolg heeft, maar ter voorkoming daarvan zijn maatregelen te ne'm en. Er is nog wel meer critiek op het gesocialisee'rde ' bedrijfsleven aan te halen, maar dit raakt eigenlijk meer de overheidsleiding van het bedrijfsleven in het algemeen, zonder dat daarbij direct sprake is van socialisatie van de eigendom. Dit is mede het gevolg van het feit dat vele welwillende critici de loffelijke gewoonte hebben om socialisatie, geleide economie, planmatig overheidsbeleid in het economisch leven en ' krachtige belastingpolitiek op één hoop te gooien. Deze vereenven.idigde Ihandelwijze is .g ewoonlijk terug te brengen tot 'het cal'dinale punt, in hoeverre de leiding van een bedrijf voldoende armslag heeft om op dynamische wijze de toevertrouwde onderneming op bevredigende wijze tot verdere ontplooiing te brengen. En dan is het eigenlijk zo, dat deze critiek gewoonlijk culmineert in klachten over vrijheidsbeperking, bureaucratie, dictatuur en nog zo'n paar van die gangbare leuzen, die in de grond van de zaak het minst te maken hebben met socialisatie, al is juist dit woord de bruikbare boeman bij uitstek om vele, overigens vrij redelijke mensen op .stang te jagen. Immers socialisatie zonder meer, hoeft in principe niets meer te zijn dan de vervanging van een aantal anonieme aandeelhouders door een gemeenschapsorgaan, dat zich met de commerciële en interne bedrijfsvoering even weinig behoeft te bemoeien als de vooqnalige bezitters. De veel beklaagde vrijheidsbeperking en wat dies meer zij, begint pas met de uitvoering van de sociale wetgeving, de bemoeiing der rijksbureaux, de toewijzing van deviezen en de invoering van de bedrijfsorganisatie. Een stelling die vooral in de verkiezingstijçl met een zekere voorliefde gebruikt werd en ook daarna nog wel eens een enkele keer geventileerd werd, beweert dat binding en beperking van de vrije beiSchikkingsmacht over de particuliere éigendom in het bedrijfsleven onvermijdelijk de ondergang van onze geestelijke vrijheid en zelfs van onze cultuur ten gevolge moet hebben. Verschillende argumenten hoort men hierbij .gebruiken. Eén dezer argumenten is de hypothese dat overheidsleiding van het bedrijfsleven een ontoelaatbare toeneming van de bureaucratie tengevolge moet hebben. En bureaucratie betekent uitschakeling van 'de persoonlijke verantwoordelijkheid van den mens en dit zou dan de onderdrukking van ontplooiing van de geestelijke vrijheid tengevolge moeten hebben. Een andere hypothese doet een nog wat gewaagder sprong en meent dat overheidsleiding in de economische sector toeneming van de staatsalmacht met zich mee brengt en dit verschijnsel zal zich onvermijdelijk ook moeten gaan uitstrekken tot een dictatuur op alle levensgebieden. "Ordening van het menselijk leven van de wieg tot het graf"; is dan de meer of minder diepzinnige conclusie. Het is ons nog steeds niet mogelijk om de verstandelijke structuur van deze profeten te doorgronden. Wij kunnen in dit verband een nadere argumentatie van onze twijfel ten aanzien vim de juistheid van deze hypothesen terzijde laten en slechts de vraag stellen of nu inderdaad een werker, op welke plaats dan ook, in de staatsmijnen een lager geestelijk en cultureel peil
94
en de~
op] Ov ba~
dig Va san tis ~ vo~
He daa bes len; in de I ink Me em: din als nie reh euri rek van voc daa wal VOG
dit
naar
n te het van dat atie, !ven eennale : om mde dat dng, te in
~
'!~~ zIJn
een 'jfs-
~ers.
pas
~jks
rij fs-
~fde eerd acht ( de ten erbij ding ratie van 0. de 'olge gder toensel tuur dan niet loor-
moet hebben dan zijn collega in een particuliere mijn. Of "zo men wil, vergelijken wij de geestelijke vrijheid en het culturele peil van een particulieren ondernemer met die van den directeur van een pverheidsbedrijf. . Wel achten wij een ver gaande bureaucratisering, zowel i; overheidsals in particuliere bedrijven, een groot gevaar en dit vloeit inderdaad voort uit het vermoeden dat een te grote afstand tussen de beslissende en de uitvoerende instanties een vermindering van de persoonlijke verantwoordelijkheid tengevolge kan hebben, vooral bij zwakkere karakters. De mogelijkheid van een meer of minder eenvormig, fantasieloos mensentype is daarbij niet uitgesloten. Maar men dient goed in te zien dat dit probleem met een verandering van de economische structuur niet zoveel te maken behoeft te hebben. Dit is voor alles een vraag van organisatie van het werk, van de bedrijfsverhoudingen, die vooral klemmend wordt bij grotere centralistisch opgezette eenheden, hetzij dat dit een particulier bedrijf of een overheidsinstelling is. Opvoeding tot persoonlijke verantwoordelijkheid en waar mogelijk decentralisatie e~ autonomie der delen kan binnen deze, in de grote lijn centraal bestuurde lichamen,. een bevredigende oplossing. geven. Over het vraagstuk van de socialisatie van de grond willen wij in dit verband niet uitwéiden. Een agrarisch deskundige kan daarover verstandiger dingen zeggen en dus stappen wij er behoedzaam omheen. Vatten wij de voorgaande opmerkingen nog in enkele conclusies samen, dan kunnen wij zeggen dat voor een socialist, naast socialistische cultuurVorming, wijziging van de maatschappelijke structuur voorwaarde voor een socialistische samenleving is. Het principiële element in deze structuurwijziging blijft de socialisatie, daarbij in het midden latend aan welke gemeenschapsorganen de beschikkingsmacht of de eigendom moet overgaan. Ik kan mij voorstellen dat in de overgangsperiode socialisatie van de beschikkingsmacht in bepaalde gevallen de voorkeur verdient boven de socialisatie van de eigendom, mits dan daarbij langs andere weg ook het arbeidsloos inkomen geliquideerd worde. Men zal echter bij deze ~ocialisatie ernstig rekening moeten houden met empirische gegevens betreffende de menselijke reactie op de verhouding tussen' inspanning en vrucht van de arbeid zowel bij ondernemers als lager personeel. Voor bewuste onwil of sabotage wijke men echter niet. Al naarmate de bedrijfseenheden kleiner worden ' zal men de relatie tussen bedrijf en bezitter hoger moeten waarderen. Het Westeuropese Socialisme zal met deze relatie in haar politieke strijd ernstig rekening moeten houden en bij de te maken stapJ>en in de richting van socialisatie de afhankelijkheid van een groeiend gemeenschapsbesef voortdurend in het oog moeten houden. De politieke situatie zal ons daartoe trouwens wel dwingen. Maar het beeld van de maatschappij waar .naartoe gewerk~ wordt, zal daarbij steeds zo duidelijk mogelijk voor ogen gehouden moeten worden. S. A. POSTHUMUS.
95
Boekbespreking "Het Keerpunt", Internationaal personalistisch tijdschrift, onder hoofdredactie van dr. H. Brugmans. (N.v. D. A. Damen's Uitgevers Maatschappij. Abonnementsprijs f 18.50 per 'jaar.) Het is wèl een internationaal gezelschap, dat het in December j.l. verschenen openingsnummer van dit nieuwe maandblad heeft gevuld: men vindt er, behalve van een aantal Nederlanders, bijdragen o.a. van Denis de Rougem(}fit, een van de geestelijke vaders van het personalisme, van dr. Ernst van Schenck, een van de betrekkelijk zeldzame dynamische en Europees denkende Zwitserse journalisten, van prof. G. D. H. Cole, den altijd opnieuw vruchtbaren, Engelsen socialistischen schrijver en van dr. Hermann Rauschning, bekend om zijn "Gesprekken met HitIer". Een lange aankondiging is helaas onmogelijk. ,L aat mij er dus alleen dit van zeggen: Als de redactie van "Het Keerpunt" er in zou slagen een blad te scheppen, dat inderdaad staat op het peil van dit openingsnummer, zou het daarmee een maandblad in het leven hebben geroepen, dat vàn een voor ons land zeldzame betekenis zou zijn. Onder de Nederlandse week- en maandbladen zijn er verschillende, die waarlijk de moeite waard zijn, - ik denk o.a. aan Vrij Nederland - maar het lezen van de voortreffelijke bijdragen b.v. van Denis de Rougemont en van Rauschning in "Het Keerpunt" maakt duidelijk, dat het internationale peil toch nog een ànder is. Is het een wonder? Zijn wij niet lang afgesloten geweest en bovendien uit de aard der zaak altijd in sterke mate beziggehouden door onze eigen kleine Nederlandse wrgen? Maar zijn wij niet zózeer afhankelijk onderdeel - en daarmee toch ook weer mede-inv loedhebbend lid geworden van Europa, ,dat wij onze Nederlandse problemen moeten leren zien tegen Europese achtergrond en boyendien ons deel moeten willen bijdragen tot een poging van Europa nog te redden wat te redden valt? Daarom is ~et te hopen, dat velen in onze kring de moedige poging tot dit, bovendien ook uiterlijk goed verzorgde en aangenaam uitgegeven, tijdschrift zullen steunen en dat de redactie daarvan er in zal slagen het peil van het openingsnummer te handhaven. DE J.
Gordel van Smaragd. Plaatwerk over Land en Volk van Indonesië. Uitgeverij Con.tact. Amsterdam. Dit is een boek zonder woorden bijna en met vele foto's over Indonesië dat in zijn koloniale status Nederlands-Indië !heette. Daarom vindt men hier mooie opnamen van de vele werken der Nederlanders, hun bruggen en bankgebouwen, hun fabrieken, schepen en huizen. Men vindt er ook den Indonesiër, maar uitsluitend als den bekwamen ambachtsman, den ' bediende, den koelie, den ijverigen nederigen mens. Terecht noemt Dirk de Vries in zijn ten geleide deze verzameling een terugblik. Zo was het! Ma·a r nog altijd rijzen ontijdelijk en onaantastbaar de hellingen der bergen op uit het landschap. Een groen en liefelijk en zeer vruchtbaar land. Glinsterende eilanden omspoeld door een brandend hlauwe zee, hellingen bewegelijk van vele gewassen. Een kleine, sterke rivier stroomt snel en luidruchtig naar beneden tussen hoge begroeide oevers. Het schuim van de branding, de witte nevelvanen boven de vulkanen en overal de harde veren der klapperbladeren. Van verschillende landschappen der vele eilanden geeft dit boek verscheidene mooie foto's. Dit verandert nooit. Maar de verhoudingen van eeuwen .zijn verbroken. Aan ons de taak om nieuwe BEB VUYCK. aan te gaan.
96
I (
a~
n te al
g(
li