Oriëntatienota Archeologie
INT09.0031/MB
2
Inhoudsopgaaf 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Inleiding............................................................................................................................................ 4 Archeologiebeleid ............................................................................................................................ 4 Archeologische verwachtingenkaart ................................................................................................ 4 Wat gebeurt er als de gemeente geen beleid opstelt? .................................................................... 5 Wat kan de gemeente verder met archeologiebeleid? .................................................................... 5 Kosten archeologisch onderzoek..................................................................................................... 5 Tegemoetkoming in excessieve kosten........................................................................................... 6 Rol van het Gelders Genootschap bij archeologie .......................................................................... 6 Kosten ondersteuning ...................................................................................................................... 6 Financiering ..................................................................................................................................... 6
3
1. Inleiding Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) van kracht geworden. Hiermee is invoering van het Verdrag van Malta in Nederland een feit. Een van de belangrijkste elementen in de wet is de bepaling dat gemeenten in nieuwe bestemmingplannen moeten aangeven hoe zij omgaan met de archeologie. De wet laat er geen misverstand over bestaan: archeologie = ruimtelijke ordening!!! De gemeente Brummen heeft nog geen archeologiebeleid, maar laat bij projecten (b.v. Elzenbos) apart archeologisch onderzoek uitvoeren. Bij bestemmingsplanwijzigingen wordt een archeologieparagraaf opgenomen. Toch is een beleidsdocument zeer wenselijk omdat de archeologische verwachtingenkaart uit het Streekplan, welke nu wordt gebruikt om enig inzicht te hebben in de situatie in Brummen, niet meer is dan een grove benadering van de problematiek. Door een eigen gemeentelijk archeologisch beleid te ontwikkelen kan de gemeente adequaat handelen en kan worden voorkomen dat archeologie een knelpunt gaat worden bij planuitvoering, bijvoorbeeld doordat pas dan archeologische sporen aan het licht komen en er vertraging optreedt in de planuitvoering. Vragen welke hierbij aan de orde komen zijn bijvoorbeeld: Hoe koppel je archeologie aan ruimtelijke ordening? Hoe regel je bijvoorbeeld dubbelstemmingen? Wat leg je vast in een verordening en wat niet? Is een paraplubestemmingsplan een uitkomst? En is een archeologische verwachtingenkaart nou wel of niet voldoende? Kun je ook ondergrenzen stellen aan de onderzoeksplicht? Welke grens is dan verantwoord? 100m2, 250m2, of 1000m2 of zelfs 10.000m2? Wat moet bewaard blijven aan interessante vondsten? Kan je dat als gemeente zelf bepalen? Moet je dan een depot hebben? kan het ook zonder? Een archeologische verwachting- en beleidsadvieskaart is hierbij een onmisbaar instrument De archeologische beleidsadvieskaart verschaft een vlakdekkend inzicht in de huidige toestand ten aanzien van de archeologie van de gemeente Brummen, inclusief het gebied binnen de bebouwde kommen. Dit inzicht is nodig om tot een prioriteitsstelling van archeologisch meer en minder waardevolle gebieden te komen. 2. Archeologiebeleid De gemeente zal in ieder geval in hoofdlijnen moeten aangeven hoe zij om wil gaan met de archeologie. Vragen die onder andere in het te formuleren beleid aan de orde gesteld zullen moeten worden zijn: - Hoe wordt omgegaan met archeologie in het kader van de ruimtelijke ordening, hoe wordt een en ander consistent geregeld in bestemmingsplannen; - Overal archeologisch onderzoek voor vragen of beperkingen stellen (bijvoorbeeld niet voor lichtvergunningplichtige bouwwerkzaamheden)?; - Hoe wordt omgegaan met de aanvragen om excessieve kosten én hoe wordt dat betaald (maximale bijdrage, waarvoor wel, waarvoor niet). Ook met betrekking tot de handhaving staan een aantal vragen open: - Hoe wordt archeologische expertise verkregen; eigen gemeentelijk archeoloog, samen met andere gemeenten, aansluiten bij een gemeente met eigen archeologische dienst of expertise betrekken bij het Gelders Genootschap; - Aanwijzen gemeentelijke archeologische monumenten of niet; - Personele en financiële consequenties; - Consequenties voor de verschillende afdelingen binnen de gemeentelijke organisatie; - Betrekken bevolking en anderen bij archeologie. 3. Archeologische verwachtingenkaart Op dit moment wordt bij de beoordeling of een archeologisch onderzoek nodig is, gekeken naar de Archeologische Monumenten Kaart (AMK) en de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). Nadeel is dat met name de IKAW zeer globaal is en niet alle gebieden omvat. Over bebouwde kommen 4
geeft de IKAW geen informatie. Hierdoor is de IKAW niet echt geschikt als archeologische basis bij de opstelling van bestemmingsplannen. Om meer exacte gegevens te krijgen over de trefkans van archeologische waarden in bepaalde gebieden, hebben diverse gemeenten er voor gekozen om een Archeologische Verwachtingen Kaart op te stellen. Op deze kaart wordt aan de hand van een globaal onderzoek, aangegeven hoe groot de trefkans is op de aanwezigheid van archeologische waarden. Bij de opstelling van bestemmingsplannen kan hier dan rekening worden gehouden, evenals bij de keuze van bouwlocaties. Bij ontwikkeling van terreinen met een hoge trefkans op archeologische waarden kan dan al ingecalculeerd worden dat er extra middelen nodig zijn voor archeologisch onderzoek. Bovendien kan de Archeologische Verwachtingen Kaart een positieve bijdrage leveren aan het beleid dat de gemeente ten aanzien van archeologie op kan stellen. Het opstellen van een Archeologische Verwachtingen Kaart brengt natuurlijk kosten met zich mee, maar levert op termijn ook financiële voordelen op, omdat bij de keuze van bouwlocaties en de ontwikkeling van locaties vooraf beter rekening kan worden gehouden met eventuele archeologische waarden, zodat de kans op onverwachte tegenvallers in de vorm van niet geplande archeologische onderzoeken e.d. die niet alleen een vertraging opleveren, maar ook extra kosten met zich meebrengen, fors kleiner wordt. 4. Wat gebeurt er als de gemeente geen beleid opstelt? Zonder archeologiebeleid en zonder eigen gemeentelijke keuzes is de kans groot dat burgers en bedrijfsleven onnodig op kosten worden gejaagd. Dat is slecht voor het draagvlak van de gemeente en voor de archeologie. Met duidelijke eigen gemeentelijke keuzes wordt dit voorkomen. Er wordt dan alleen op die locaties in de gemeente opgegraven en geboord waar de kans groot is daadwerkelijk iets aan te treffen. Met uitgelezen beleid wordt ook voorkomen dat de gemeente onnodig wordt belast met het beoordelen van rapporten, het laten opstellen van programma’s van eisen en andere uitvoerende archeologische werkzaamheden. Daarbij komt dat de gemeente zonder duidelijk eigen beleid afhankelijk is van het Provinciaal Archeologisch Beleidskader. Dat kan betekenen dat de gemeente geen grip heeft op de eisen die gesteld worden aan burgers en ontwikkelaars. Andere overheden beschikken daarbij vaak niet over de detailkennis die nodig is om op gemeentelijk niveau dergelijke keuzes te kunnen maken. 5. Wat kan de gemeente verder met archeologiebeleid? Door het opstellen van een gemeentelijke onderzoeksagenda kan richting worden gegeven aan archeologisch onderzoek. De onderzoeksagenda kan worden gebruikt als bron voor een cultuurhistorisch profiel. Archeologie kan dan bewust gebruikt worden in de culturele profilering van de gemeente, bijvoorbeeld voor toerisme of citymarketing. In vaktermen wordt dan gesproken over het benutten van archeologie, of nog breder: de cultuurhistorie. Bijna alle gemeentelijke opdrachtgevers zijn hierover enthousiast. Dat is ook niet merkwaardig want het betreft hier de keerzijde van de archeologie als hindermacht: namelijk archeologie als ontwikkelkracht, als inspiratiebron. 6. Kosten archeologisch onderzoek Uitgangspunt bij het verdrag van Malta is “de verstoorder betaalt”. Malta voorziet er in dat in de begroting van grote projecten steeds een bedrag opgenomen zal moeten zijn dat voorziet in dekking van de kosten. Het gaat dan om aan het project voorafgaand onderzoek (waaronder opgravingen). Afhankelijk van wie de initiatiefnemer is, zal dit publiek of privaat geld zijn. In de wet is het financiële risico gekoppeld aan de vergunningverlening: archeologische voorschriften kunnen aan een bouw-, aanleg- of ontgrondingenvergunning worden verbonden. In het kader van de regeling voor bestemmingsplannen kunnen kosten van archeologische maatregelen op verschillende manieren worden toegerekend: - via de gemeentelijke grondexploitatie; kader is de gemeentelijke exploitatieverordening, kosten archeologie doorberekenen in de grondprijs. Dit zal aan de orde zijn bij plannen die de gemeente ontwikkelt en waar de gemeente de bestemmingsplannen voor maakt. - opnemen van beschermende regimes voor bouw- en aanlegvergunningen en ontheffingen, zodat aanvragers van deze vergunningen met de kosten worden geconfronteerd. Dit zal van toepassing zijn bij individuele aanvragen om vergunning en/of ontheffing. Dit systeem sluit aan bij de huidige praktijk waarin de kosten voor andere noodzakelijke onderzoeken (bijvoorbeeld milieukundig bodemonderzoek of ecologisch onderzoek) ook zo worden toegerekend. - kosten voor rekening van de veroorzaker zijn de kosten voor archeologisch vooronderzoek en alle kosten die voortvloeien uit het naleven van de (archeologische) voorschriften die aan de vergunning
5
worden verbonden (bijvoorbeeld toepassen van bepaalde bouwmethoden of het laten verrichten van een opgraving voor met de bouw mag worden gestart). 7. Tegemoetkoming in excessieve kosten Het kan voorkomen dat de kosten van archeologisch onderzoek bijzonder hoog zijn ten opzichte van de totale investering. In dit soort gevallen kan sprake zijn van excessieve meerkosten die redelijkerwijze niet ten laste van de initiatiefnemer zouden moeten blijven. Eerst zal vastgesteld moeten worden welke kosten als extreem aangemerkt kunnen worden. De betrokken overheden moeten zelf bepalen wat zij als excessief aanmerken (per geval bekijken of een algemeen maximum aangeven). Bij forse meerkosten zou de vergunningverlenende instantie (gemeente of provincie) in beeld moeten komen om de kosten voor de initiatiefnemer te verzachten. De drempelbijdrage voor de gemeente wordt vastgesteld op € 2,50 per inwoner (voor de provincie € 0,50 per inwoner). Als ook daarna sprake blijft van extreme kosten, dan dient de gemeente of provincie in aanmerking te komen voor een rijksbijdrage (vangnetbepaling). Samenvattend: allereerst en zo veel mogelijk dienen kosten voor rekening te komen van de veroorzaker en daarna voor rekening van de vergunningverlenende instantie. Pas als derde en laatste instantie komt het rijk in beeld om bij te dragen aan uitzonderlijke kosten. 8. Rol van het Gelders Genootschap bij archeologie Voor de op dit moment benodigde expertise en advisering op het gebied van archeologie doet de gemeente nu sinds kort een beroep op het Gelders Genootschap. De provinciaal archeoloog kon tot voor kort de gemeente(n) ondersteunen bij het uitvoeren van archeologische taken. Dit kon onder andere bestaan uit het adviseren over de noodzaak van archeologisch onderzoek, het opstellen of beoordelen van Programma’s van Eisen en het adviseren ten aanzien van uitgevoerde archeologische onderzoeken. De provincie krijgt volgens de nieuwe wetgeving een nieuwe rol en andere taken, waaronder een grotere toetsende rol. Als gevolg van deze verandering kan de provinciaal archeoloog na de invoering van de nieuwe wet geen adviezen meer uitbrengen aan gemeenten. Het Gelders Genootschap vindt het van belang archeologische diensten aan zijn leden te kunnen blijven leveren. Door bundeling van de behoefte aan archeologische capaciteit van meerdere gemeenten kunnen de fluctuaties in de vraag bij de individuele gemeente worden opgevangen en kunnen de kosten relatief beperkt blijven. Bovendien waarborgt het Gelders Genootschap kwaliteit en onafhankelijke advisering. Het Gelders Genootschap trekt gekwalificeerde archeologische capaciteit aan voor de uitvoering van de nieuwe archeologische taken van de gemeenten. Die capaciteit kan worden ingezet voor ondermeer: - advisering over ruimtelijke plannen (bijvoorbeeld bestemmingsplannen); - afhandeling van aanleg- en bouwvergunningen; - de begeleiding van uit te voeren archeologisch onderzoek/veldwerk; - archeologisch bureauonderzoek; - beoordeling en advisering ten aanzien van schadevergoedingen. - De inzet zal niet gericht zijn op uitvoerende taken in het veld (zoals bijvoorbeeld opgravingen) die aan gespecialiseerde gecertificeerde instellingen zijn voorbehouden. 9. Kosten ondersteuning Voor de ondersteuning door het Gelders Genootschap wordt het gebruikelijk uurtarief in rekening gebracht van € 84,00 (niveau 2008), exclusief BTW en exclusief reis- en verblijfkosten. 10.
Financiering
Nu nog geen uitspraak is gedaan over hoe de archeologische expertise moet worden betrokken is als eerste aanzet gekozen voor een archeologische inbreng door het Gelders Genootschap ten behoeve van vergunningverlening. Hiervoor is budget opgenomen in de begroting 2009 onder "Monumenten". Gezien het feit dat de taken van de gemeente op het gebied van archeologie alleen maar worden uitgebreid, waardoor nog vaker een beroep zal worden gedaan om de archeologische expertise bij het Gelders Genootschap, kan er voor worden gekozen om aansluiting te zoeken bij een regionaal archeoloog. Extra kosten voor inhuur van deze expertise zullen toegerekend moeten worden aan het (bestemmings) plan waarop de inhuur betrekking heeft.
6