De Midwinterhoorn Kuiertocht is mede mogelijk gemaakt door onze adverteerders en dankzij subsidie en materialen die we ter beschikking hebben gekregen van:
Marius Tonckens Fonds
Welkom bij de Midwinterhoorn Tijdens de wandeling is op de Centrale Post (startlocatie) EHBO aanwezig. Deze centrale post is altijd bereikbaar op: 06-16 51 96 45 of 06-51 50 47 20 of 06-57 20 35 74 Telefoonnummer van Het Busstation is : 0528 371 759
Kuiertocht Zuidwolde en haar prachtige omgeving is te mooi om er aan voorbij te gaan. Dat weten de leden van de midwinterhoornblaasgroep “De Ekelbloazers”ook. Na het succes van vorig jaar hebben we wederom deze sfeervolle wandeltocht georganiseerd door de cultuurhistorische buurtschappen Steenbergen en Ten Arlo ten noorden van Zuidwolde en door het Faliebergbos. Meerdere blaasgroepen uit Overijssel, Gelderland, Groningen en Drenthe laten de oergeluiden van de midwinterhoorns klinken over onze Drentse essen, in de bossen en rond de oude Saksische boerderijen. Wij hopen dat u vandaag volop kunt genieten van deze kuiertocht. U kunt kiezen voor de route van ruim 6 KM of die van 10 KM. De route van 6 KM kunt u iets verlengen met een mooie tussenoplossing tot 7 KM. U leest dat verderop in dit boekje. De routes gaan over verharde en onverharde wegen. Bij de 10 KM route gaat u langs alle hoogtepunten van de buurtschappen. We hebben geen invloed op het weer en daardoor ook geen invloed op de kwaliteit van vooral de zand- en bospaden. Veel wandelplezier namens alle Ekelbloazers
Hoe komen “De Ekelbloazers” aan hun naam. De midwinterhoorn is bij uitstek het middel om in de duistere donkere winteravond de kwade geesten te verdrijven. En volgens de overlevering zouden die geesten ook op de Ekelenberg, een verhoging op de zandrug aan de zuidzijde van Zuidwolde aanwezig zijn. Het woord "èkel" is een Germaans woord, dat de betekenis heeft van afkeer, walging. Verschillende verhalen doen de ronde. Spookverhalen. Logisch dat de Zuidwoldiger blaasgroep de inwoners van hun dorp willen beschermen en dus als “De Ekelbloazers” hun oergeluiden door de winterse duisternis sturen.
Inleiding Aan het rand van het Reestdal ontstond in een van de ijstijden door stuwend ijs een zandrug, de Stuwwal van Zuidwolde. Een wat hoger gelegen gebied dat zich uitstrekte van Nolde tot Ten Arlo, geschikt voor landbouw. Het is een gebied dat al bewoond is vanaf het eerste moment dat er vaste bewoning was in Drenthe. Grafheuvels uit de bronstijd getuigen ervan, en vermoedelijk gaat de naam Steenbergen terug op een hunebed. In de loop van de middeleeuwen werd het gebied opgedeeld in tien marken, samenwerkingsverbanden van boeren. De marke van Steenbergen en Ten Arlo was leengoed van de Heer van Ruinen. Het werd het leengoed van de Zeven Hoeven genoemd. In die oude marke, in dat leengoed van de Zeven Hoeven dus, loopt nog steeds een oud kerkepad. De boeren van Pinksterhuis, Kiers en Ten Heuvel (oude namen op Ten Arlo) liepen zo naar de kerk in Zuidwolde. De boerderijen hier stammen met hun gebinten voor een deel waarschijnlijk nog uit de late middeleeuwen, al zijn er in de jaren 17501860 nieuwe voorhuizen voor gebouwd.
Wetenswaardigheden bij de blaaspunten
Blaaspunt 1. Steenbergen 5/7 In 1830 telde het buurtschap Steenbergen 14 boerderijen. Steenbergen 5/7 is de enige boerderij die nog in zijn huidige vorm uit die tijd dateert ( 1756 ) Let bij deze boerderij op de keientoegangsweg met daarnaast een meidoornheg. Rechts van de weg zie je een eikenboomgaard met daarin een “braandkoele” voor bluswater bij brand. Een eikenboomgaard was vroeger een teken van weelde en er was hout voor herbouw of verbouw. Deze boerderij is nu woonboerderij. Deze boerderij was de stamboerderij van meerdere families Steenbergen, die in het verre verleden vaak Schulte of Burgemeester van Zuidwolde waren. Loop gerust door de uitnodigende openstaande deuren van de schuur rechts en bekijk hoe Rietdekkersbedrijf J. de Jonge een voorbeeld van het oude vlechtwerk voor u heeft gemaakt en u alles over dit oude beroep kan vertellen.
Blaaspunt 2. Steenbergeres Vanaf 1860 werd de landbouw in Drenthe getroffen door mislukte oogsten. De oorzaak was vooral verzuring van de esgronden. Na het gebruik van fosfor en kalkhoudende meststof, het zgn. “Thomasslakkenmeel” kwam hier verbetering in. Ongeveer gelijktijdig werd Europa overspoeld met goedkoop graan uit Amerika. Dit had een sterke daling van de prijzen tot gevolg en armoede in het gebied, wat weer leidde tot gedwongen verkoop en lage prijzen voor landbouwgrond. Een aantal bemiddelde Zuidwoldigers heeft zich verenigd in de “Maatschappij voor boscultuur” en deze gronden opgekocht en ingeplant met o.a eik en es. Het hout werd vooral gebruikt voor de mijnbouw, boerengeriefhout en de kachel. Blaaspunt 3. De Stuw Om overtollig water vanuit Alteveer en Hollandscheveld naar de Hoogeveensche Vaart via een kortere route af te voeren werd de Zuidwoldiger Waterlossing gegraven. In de volksmond werd deze waterlossing ”De Stuw” genoemd. De waterlossing was vanaf Alteveer bevaarbaar tot het boerderijtje (nr. 14 ). Hier lag de stuw die het water op peil hield. Pal achter het boerderijtje was een zwaaikom voor schepen die stratendrek, kunstmest turf en steenkool aanvoerden voor boeren en burgers in de omgeving. De blazers staan even eerder bij de rustige en kindvriendelijke camping Klein Zwitserland (De Stuw 12). In het verleden hoorde de camping bij de boerderij, nu wordt het complex beheerd door Paul en Els Kinwel. De Stuw 14 is een van de weinige boerderijen in Nederland waar nog koeien van het bijzonder oud Hollands ras Lakenvelder worden gefokt. Het Lakenvelderrund is al van verre herkenbaar door de witte band (het zogenaamde laken) rond de middel van het rund. Het rund heeft een volledig zwart of rood voor- en achterlijf. De eerste beschrijving van een Lakenvelder in Nederland stamt uit 1200 na Christus. In 1642 werd de eerste Lakenvelder in Nederland getekend. Omdat ze tot eind 19e eeuw voornamelijk in het bezit waren van de adel kregen ze de benaming kasteel- of parkrund. Ze worden vooralgehouden als zoogkoeien en voor de vleesproductie. Deze prachtige koeien liggen op het stro in de potstal. Loopt u gerust even het erf op om ze te bekijken.
Blaaspunt 4. Zuidwoldiger waterlossing Omstreeks 1960 werd de waterafvoer van de landbouwgronden ten zuiden van Hoogeveen steeds moeilijker, mede door het dempen van de talloze wijken. Vandaar dat er een nieuwe waterlossing werd gegraven tussen het laagste punt bij de marken van Steenbergen en Ten Arlo. Maar voor de inwoners van Zuidwolde is het nog steeds “de stuw”. LET OP! U wilt maximaal 6 km lopen ga dan hier links naar blaaspunt 10. Maar ga nog even met ons mee naar 5 en 6. U loopt dan in totaliteit ong. 7 km. De route van 10 km gaat gewoon naar rechts naar blaaspunt 5 en verder. Blaaspunt 5. Arbeiderswoningen boeren Ten Arlo Op De Bulte stonden tot de jaren 60 van de vorige eeuw arbeiderswoningen van de boeren van Ten Arlo. Bij deze woningen was meestal een ruime tuin voor de eigen voedselvoorziening en een schuurtje voor de geit. De boeren hadden tot die tijd meerdere meiden en knechten in dienst maar door de verdergaande mechanisatie in de landbouw werd de behoefte aan medewerkers steeds minder. Één van deze woningen met erf is omgevormd tot natuurcamping “De Bulte”. Aan de rand van de camping hebt u een prachtig uitzicht over de Ten Arloër Es, naar de buurtschappen Ten Arlo en Lubbinge. Blaaspunt 6. De uitkijktoren Doordat de hoogspanningslijn Zwolle - Hoogeveen bovengronds blijft, heeft dit ook invloed op de ruimtelijke kwaliteit van een deel van De Wolden. Om dit te compenseren heeft TenneT een budget beschikbaar gesteld voor compensatieprojecten voor natuur- en landschapsverbetering. De brink op Ten Arlo en deze uitkijktoren zijn hier o.a. door gefinancierd. LET OP! Voor de route van 10 km gaat u hier rechts naar blaaspunt 7. Wilt u dat niet ga dan hier naar links naar blaaspunt 10.
Blaaspunt 7. Ten Arlo Dit buurtschap bestond in de 17e eeuw uit 7 boerderijen verdeeld over 3 groepen te weten; Ten Heuvel met 3 boerderijen waarvan er nog 2 over zijn. Kiers met 2 boerderijen en Pinksterhuis waarvan 2 boerderijen in 1935 zijn afgebrand en 1 herbouwd. Slechtst in 1 boerderij wordt nog landbouw bedreven. De boerderij Ten Arlo 1 is één van de twee boerderijen op Ten Heuvel. De boerderij dateert in zijn huidige vorm uit 1775. Vermoedelijk werd in dat jaar een veel oudere boerderij vervangen door een nieuwe, voor die tijd moderne boerderij. Op de brink van Ten Arlo herleven oude tijden. Lucas Steenbergen, schulte van Zuidwolde, is even terug in het heden. Living History is een term waarmee men bedoelt dat geschiedenis niet wordt verteld, maar dat mensen in de huid kruipen van personen uit het verleden. U zult op Ten Arlo de bewoners en hun tijdgenoten uit de late middeleeuwen en de 17e eeuw tegen kunnen komen. Ze zijn bezig met hun 'gewone' dingen, die voor onze tijd misschien niet meer zo gewoon zijn, en dragen hun 'gewone' kledij. Als ze u niet aanspreken, vraag dan gerust zelf waar ze mee bezig zijn, wie ze zijn, waar ze wonen. en vraag over hun tijd. Deze activiteit wordt georganiseerd door mensen van diverse groepen, te weten: Clan Mac-Carraig's, Kelten en Germanen, Celtic World en Die Luyden van 't Hooge Veene. Blaaspunt 8. De brink van Ten Arlo Deze open ruimte fungeerde vroeger als brink, waar het vee van de gezamenlijke boeren van de buurtschappen Ten Arlo, Noordende en Lubbinge werd verzameld om van daaruit naar de heide of de wei gebracht te worden. Deze gronden waren toen gezamenlijk bezit in de vorm van Boermarken. Ook werden hier de vergaderingen van de Boermarke gehouden. Aan de overzijde van deze brink is het sterrestaurant De Groene Lantaarn in een historische boerderij gevestigd.
Blaaspunt 9. Lubbinge Zoals Ten Arlo een naam is uit oude tijden, en iets betekent als: een open plek in het bos van de arend, zo heeft ook Lubbinge een naam die ver teruggaat. Een van de wetenschappelijke verklaringen voor namen op 'ing' en 'inge' is, dat ze teruggaan op een oude Germaanse manier om een clan, een deel van een stam, aan te duiden. Er zijn 5 boerderijen rond 1850 op Lubbinge gebouwd waarvan er nog 3 in hun oorspronkelijke staat zijn en in 2 ervan wordt nog geboerd. Blaaspunt 10. Ten Arloër kerkepad De weg over de es van de buurtschap Ten Arlo richting Zuidwolde is een zogenoemde reeweg. Op deze weg moesten 4 man de 5e kunnen vervoeren richting kerk en kerkhof. Deze weg moest altijd begaanbaar blijven en er mocht dus geen vee over worden gedreven. Het fietsbruggetje in het kerkepad, dat nu over de Zuidwoldiger Waterlossing ligt, wordt in de volksmond het Blauwe bruggetje genoemd. Blaaspunt 11. Steenbergerhoeve Deze met riet gedekte boerderij is gebouwd in 1862. Rond 1850 nam de exportpositie van landbouwproducten een geweldige vlucht. Aan deze boerderij is de welvaart in de landbouw goed te zien. Deze hoeve is al 150 jaar in de familie en de eerste bewoner was een Steenbergen. De boerderij is in 2002 omgebouwd tot een luxe 5 sterren groepsaccommodatie. Op de eigen grond werd een deel ingeplant met boompjes, waardoor het de status landgoed kreeg. Ook had en heeft deze boerderij een eikenboomgaard.
Na de Steenbergerhoeve vervolgen wij onze route naar het Faliebergbos!
Blaaspunt 12. Falieberg Hoewel we ons bij “berg” meestal een grotere bult voorstellen dan deze verhoging in het landschap aan de rand van Zuidwolde. "FALIE" betekent verkeerd (falie-kant). Dus onechte berg . Deze hoogte in de vroegere Steenberger marke. De “berg” en het omliggende bos was in de 19e eeuw begroeid met grove den en heide, de dennen zijn in 1895 gekapt voor gebruik in de kolenmijnen in het Duitse Ruhrgebied. Na het kappen werd het bos herplant met een variatie van bomen en toen die hoog genoeg waren werd het bos herontdekt. Jarenlang werd aan de voet van de berg een openluchtspel opgevoerd, met Pasen was de berg in trek om eieren te tikken en was het een belangrijke vrijplaats voor de jeugd. Nu is er weer een theaterkuil waar 5 keer in de zomer een voorstelling wordt gegeven door een variatie van artiesten en in de winter kun je fantastisch met de slee van de berg afglijden. “t volk wil der wez’n!” zei een bekende Drentse dichter. Blaaspunt 13. Tonckensbos en de camping “de Entekoele” Omstreeks 1916 verwierf Marius Tonckens, burgemeester van Zuidwolde van 1898 tot 1934, het 30 ha omvattend bos en heidegebied. Iets meer dan dertien duizend gulden werd er betaald aan de verschillende families Steenbergen. Hij liet het geheel naar eigen inzicht aanleggen. Zo loopt u nu dus over de paden en door het bos dat een eeuw geleden werd aangelegd. Het bos wordt nu beheerd door de Marius Tonckens Stichting die naast dit bos meerdere gronden in Drenthe beheert. Rond de camping “De Entekoele” kan men zich naast kamperen vermaken met o.a. kanovaren, jeu de boules en in de wintermaanden schaatsen op de ijsbaan. Voor onze jaartelling bestond tin al. Pas rond 1200 is het meer in gebruik gekomen en in de 16e en 17e eeuw waren de hoogtijden voor tin. In Zuidwolde is nog steeds een tingieter gevestigd. Tingieterij Tin-Art demonstreert hier dit schitterende oude vakmanswerk.
Blaaspunt 14. Entekoele en de Tonckensbank Uit deze begroeide veenplas in het gebied liet burgemeester Tonckens baggerturf 'trekken.' De aldus ontstane vijver mocht toen 's winters als ijsbaan gebruikt worden. Een mooiere beschutte plaats was in de hele omgeving niet te vinden. In de plas werden tamme eenden gehouden, die elke dag door de vaste arbeider gevoerd werden. Vandaar de nu ook nog gebruikte naam 'Entekoele.' Tonckens was ook vrijgevig. Toen hij vijfentwintig jaar in Zuidwolde burgemeester was, kregen alle schoolkinderen een zakje bruidssuikers en een reep chocolade. En dat was wat in 1923! In stilte deed hij veel goeds, ook in geld. Anderzijds was hij er in de crisisjaren op bedacht, dat zijn burgers niet te veel zouden kunnen uitgeven. Hij was toen b.v. uiterst terughoudend in het afgeven van vergunningen voor dansavonden en uitvoeringen. De mensen konden hun geld wel beter gebruiken, oordeelde hij. Dat vond hij ook, toen hij in 1934 afscheid zou gaan nemen. Er werd geld voor een passend geschenk ingezameld. 'Niet meer dan een kwartje per gezin!', ordonneerde hij. Of iedereen zich daaraan hield, is moeilijk meer na te gaan, maar de opbrengst van de actie was voldoende om de burgemeester deze monumentale bank aan te bieden. In zijn eigen Falieberg bij de Entekoele. De grote houten bank met een beschermende muur erachter staat hier dus nog steeds. Een smal laantje met aan weerszijden sparren en dennen leidt naar dit schitterende plekje verstild natuurschoon. Het rimpelloze water in de plas en de indrukwekkende bank met de statige bomen bieden een prachtige aanblik. Een monument - Marius Tonckens waardig!
Nog een klein stukje wandeling door dit bos en u bent weer op de plaats waar u was gestart. Het einde van deze 2e Midwinterhoorn Kuiertocht. Wij hopen dat u een fijne wandeling heeft gemaakt en dat u genoten heeft van de midwinterhoorn, de blaasgroepen en dit historische landschap op een oude zandrug tussen de Reest en de voormalige veenmoerassen.
Geschiedenis Midwinterhoorn.
Bij de Germanen was het gebruikelijk om - als de dagen korter werden - op hoorns te blazen. Zo verjoeg men de geesten van de voorouders die - met het lengen van de dagen - via de duisternis binnenkwamen. Bij de komst van het Christendom was het duidelijk dat Christus terug zou komen met schallende bazuinen. Zijn geboortefeest werd gevierd in plaats van het Germaanse joelfeest. In de middeleeuwen vervloeiden twee tradities in elkaar. Bij Midwinter, een oud woord dat ook gold voor de dagen rond kerst, werd op hoorns geblazen, ter begroeting van het kerstkind. Men blies op stierenhoorns en korte houten hoorns. Het was maar net wat men thuis had. Of het nu een boerhoorn, herdershoorn, een houten hoorn of een hoorn van gedraaide berkenbast was, alles werd door elkaar gebruikt. Het gebruik is bekend van Nederland tot Polen en van Noorwegen en Zweden tot de Alpen. Een midwinterhoorn van hout was op het eind van de 19e eeuw nog korter dan een meter. In Drenthe werd in Schoonebeek nog tot in de twintiger jaren van de 20e eeuw geblazen op korte hoorns van zo'n 30, 35 centimeter. De Eerste Wereldoorlog leek een traditie helemaal de nek om te draaien, omdat blazen niet meer mocht (leek op een militair signaal) en de jongemannen in dienst moesten. In Twente pakte men de traditie daarna actief weer op. De hoorns en de voorschriften rondom de hoorns werden toen ook veranderd, zodat ze langer werden en meer tonen konden afgeven. Niet iedereen hanteert de Twentse regels. Drentse midwinterhoorns kunnen wel 1,75 meter of langer zijn. Het is een licht gebogen hoorn van berken- elzen- of wilgenhout, op ambachtelijke manier gemaakt met een mondstuk, de happe, van vlierhout of een andere houtsoort, waarop een monotone melodie wordt geblazen, dat er boven een put werd geblazen had te maken met het gebruiken van een natte hoorn, deze was dan zo zwaar dat de hoorn op de rand van de put werd gelegd. De natte hoorn hing zomers in de put onder water. Men blaast meestal als het schemert. Het geluid draagt ver, wie het eenmaal gehoord heeft vergeet het nooit meer. Het is vooral in de schemering een stemmig geluid. Volgens de traditie wordt alleen
geblazen tussen de eerste zondag van de Advent ("anbloazen") en Driekoningen(6 januari, "afbloazen"). Hoewel de hoorn van hout is gemaakt, wordt hij gerekend tot de koperen blaasinstrumenten. De toon wordt gevormd door de spanning van de lippen. Er kunnen dan ook alleen natuurtonen worden voortgebracht, bijvoorbeeld G-c-e-g. De Boerhoorn Zo is in Drenthe ook de boerhoorn bekend. De boerhoorn is een hoorn van een rund van 25 tot 45 centimeter lang (vaak maximaal 30 cm) waarvan de punt is verwijderd zodat het kan worden gebruikt als hoorn. Soms werd er gebruikgemaakt van koperen exemplaren. Het is vergelijkbaar met een midwinterhoorn. Als de koehoorn korter is dan 25 centimeter wordt het vaak een rouphoorn genoemd. De boerhoorn heeft haar oorsprong in de 'runderhoorn', een koehoorn die door prehistorische volkeren werd gebruikt om het geluid van een koe na te bootsen om zo wilde exemplaren te lokken, waarop werd gejaagd. De boerhoorn werd in Drentse, Veenkoloniaalse en Westerwoldse boergemeenschappen en boermarken gebruikt als signaalinstrument. Dit werd bijvoorbeeld gedaan als de boerenleider (vaak de rijkste boer) de gemeenschap bijeen wilde roepen om iets te bespreken of voor het uitvoeren van 'boerwerken' als de aanleg van zandwegen (het mennen van paarden om zandsleuven te trekken), het ruimen van sneeuw, het bestrijden van branden of het verdelen van de taken van een boer over de overige boeren wanneer deze ziek was (naoberschap). Het bekendst werd het doordat het werd gebruikt om het startsein te geven voor de oogst. Voor dit startsignaal was oogsten verboden op straffe van een boete of erger. Op deze wijze kon het binnenhalen van de hele oogst beter worden gecoördineerd. Het vormde daarmee een symbool van de gemeenschapszin in de boermarken. Na de afschaffing van de boermarkes in de 19e eeuw verdween de boerhoorn grotendeels aan het begin van de 20e eeuw.