16
Het afgelopen half jaar is er ontzettend veel gebeurd in het leven van de voormalige CVP-kopstukken Miet Smet en Wilfried Martens. Eén zelfstandig naamwoord lijkt centraal te staan in alles wat dit prille, christendemocratische echtpaar aanraakt: PASSIE. Voor het leven. Voor de politiek. En voor elkaar. Miet Smet vertelt honderduit. ‘Ja, voor u zit een gelukkige vrouw. Maar ik ben altijd behoorlijk gelukkig geweest. Dat komt omdat ik een optimist ben. Alleen voel
Miet
ik me nu, met mijn huwelijk met Wilfried, voor het eerst pas echt volkomen.’
met Tekst: MARGOT VANDERSTRAETEN Fotografie: ANOUK VAN DE WAL
17
‘
‘
Alles lijkt nu te kloppen. Alles lijkt compleet
18
‘
WILFRIED IS NIET IEMAND DIE MET ZIJN GEVOELENS TE KOOP LOOPT. HIJ IS GERESERVEERD. INGEHOUDEN. INTROVERT. DAAR HOU IK VAN
‘
19
‘Ja, voor u zit een gelukkige vrouw. Maar ik ben altijd behoorlijk gelukkig geweest, hoor. Dat komt omdat ik in het algemeen een optimist ben. Alleen voel ik me nu, met mijn huwelijk met Wilfried, voor het eerst pas echt volkomen. Alles lijkt te kloppen, alles lijkt compleet, kent u dat gevoel? Ik denk dat die volkomenheid als ‘echte liefde’ gedefinieerd kan worden. Liefde, dat is volgens mij jezelf herkennen in de ander en je door hem of haar gewaardeerd weten. Volledig gewaardeerd weten bedoel ik dan, in alle vezels van je bestaan. Liefde is ook, en dat is minstens even prettig: de ander op diezelfde manier liefhebben en waarderen. En ja, ik prijs me gelukkig dat ik dit met Wilfried, met wie ik een verleden van veertig jaar politiek deel, mag meemaken. Het zou een van de voordelen van onze leeftijd kunnen zijn, maar ik denk dat wij, precies omdat we onder andere bijna een halve eeuw nauw hebben samengewerkt, een duidelijk zicht hebben op de totale persoon van de ander. We delen een verleden. We delen dezelfde ideologie. We delen dezelfde maatschappelijke bekommernissen. Enzovoort. We kennen elkaar door en door. Wat niet wil zeggen dat we elkaar niet meer verrassen. Wilfried die met het kookboek van de Boerinnenbond bij de hand voor mij kabeljauw met mosterdsaus probeert te bereiden, dat is ook voor mij een grote en aangename verrassing (lacht).’
‘
WILFRIED DIE MET HET KOOKBOEK VAN DE BOERINNENBOND BIJ DE HAND VOOR MIJ KABELJAUW MET MOSTERDSAUS PROBEERT TE BEREIDEN, DAT IS OOK VOOR MIJ EEN GROTE EN AANGENAME VERRASSING
‘
Het begon op 27 september 2008. Het huwelijk van Miet Smet en Wilfried Martens verrast iedereen, behalve henzelf. Het echtpaar heeft altijd geweten en aangevoeld dat ze niet enkel ideologisch tot elkaar aangetrokken worden, en dat hun andere liefde, ooit, als de mogelijkheid zich kon voordoen, voorgoed bezegeld zou worden. Nog geen drie maanden na hun huwelijk zijn er de beelden van Miet Smet die, recht vanuit Disneyland Parijs, met man en zijn kroost naar het Koninklijk Paleis in Laken rijdt. Terwijl de wachtende kinderen in de auto met hun Nintendo spelen, tokkelt Miet Smet nerveus op het stuur en promoveert koning Albert haar kersverse man prompt tot verkenner voor de nieuwe regering. Een taak die de 72-jarige toppoliticus met stijl en glans vervult: in een week tijd overtuigt hij zijn voormalige nemisis Van Rompuy om eerste minister van ons land in crisis te worden. Een dagje na zijn koninklijke visite zit Martens naast vrouwlief in ‘De pappenheimers’. Nog even later daagt het echtpaar op in ‘De keien van de Wetstraat’. Martens neemt plaats aan de tafel van ‘Terzake’. En ga zo maar door. Er is geen twijfel mogelijk. Martens is terug, le nouveau Martens est arrivé. En Miet Smet? Die is terug van nooit weggeweest. Al straalt ze meer dan ooit tevoren. STRALENDER DAN OOIT TEVOREN
‘LIEFDE, DAT IS JEZELF HERKENNEN IN DE ANDER EN JE DOOR HEM OF HAAR GEWAARDEERD WETEN’
‘Natuurlijk heb ik in mijn leven andere mannen gekend. Maar ik ben nooit iemand tegengekomen met wie ik wilde trouwen. Plus: in mijn drukke, politieke leven ontbrak het me aan tijd voor een echtgenoot. Hetzelfde geldt voor kinderen. Ik geloof niet dat ik kan zeggen dat ik het moederschap innig heb gemist. Ik heb nooit het prangende verlangen naar een eigen kroost gevoeld. Ik omring me graag met kinderen, dat is wat anders. En ik heb me ook altijd heel bewust bezig gehouden met de kinderen van mijn zussen en broer. En later met de kinderen van hun kinderen. Nog steeds schiet ik goed met ze op. Af en toe neem ik een van hen mee op reis. Ik laat ze de Verenigde Staten zien. Ik houd van Amerika. Ik vind het een prachtig land, met een wonderbaarlijke natuur en met een bevolking die blijk geeft van een spontane vriendelijkheid die ik hier bij ons mis. Uiteraard besef ik dat die vriendelijkheid oppervlakkig is, maar dat doet er voor mij niet toe. Ik houd ervan als mensen zomaar, zonder dat ze elkaar kennen, praatjes met elkaar slaan. Als je in Amerika in de lift staat, en je hebt een papieren tas in je hand, zal er gegarandeerd iemand de opmerking maken: ‘Oh, you’ve been shopping. Did you have a good time?’ Er ontstaat een gesprek. In Vlaanderen zwijgt iedereen. Dat vind ik jammer. Dat die sociale lijm, die voor elke mens zo belangrijk en essentieel is, niet aanwezig is.’ ‘NATUURLIJK HEB IK IN MIJN LEVEN ANDERE MANNEN GEKEND’
▲
‘Ik denk dat de innige waardering die je voor de ander hebt, ervoor zorgt dat je je grenzen verlegt. Dat je dingen doet die je anders, zonder deze enorme betrokkenheid, misschien niet zou doen. Ik ben bijvoorbeeld gelovig, in die zin dat ik geloof in een hogere kracht, omdat ik die nodig heb om een en ander te kunnen verklaren. Maar ik ben nooit sterk kerkelijk geweest. Wel, sinds ons huwelijk ga ik nu en dan naar de kerk. En zelfs als we in mijn huis in het zuiden van Frankrijk verblijven, bezoeken we ‘l’église’. Ik kan niet zeggen dat ik die kerkbezoeken onmisbaar vind. Maar ik ga, omdat Wilfried gaat, omdat hij dat voorbeeld aan zijn kinderen wil stellen, kortom, omdat hij er belang aan hecht. Er moét een instituut ‘kerk’ bestaan, ongetwijfeld. Maar ik zou willen dat het veel meer van de tijd en van de mensen zou zijn. We hebben een Europese volkspartij. Wel op dezelfde manier zou er een volkskerk moeten bestaan. Een kerk die de rangen, standen en klassen overstijgt. Daar bevinden we ons helaas nog heel ver vandaan. Het maakt me kwaad dat de kerk er niet in slaagt haar boodschap over te brengen. Dat ze zich voor zovele mensen afsluit. Zo vind ik het ondermeer vreselijk dat paus Benedictus XVI een tijdje geleden verklaard heeft dat ‘de mens gered moet worden van homoseksualiteit’. Hoe kan de paus mensen afkeuren in hun wezenlijke zijn? Hoe kan ‘ER ZOU EEN VOLKSKERK MOETEN BESTAAN. EEN KERK DIE DE RANGEN, STANDEN EN KLASSEN OVERSTIJGT’
datzelfde kerkelijk instituut nog steeds volhouden dat vrouwen niet het recht hebben om een fundamentele rol in hun instituut uit te oefenen? Ik begrijp dat niet. Ik wil het ook niet begrijpen. Ik schaam me ervoor.’
20
In vogelvlucht: de loopbaan van
Miet Smet Miet Smet werd op 5 april 1943 in Sint-Niklaas geboren. Ze studeerde Latijn-wetenschappen, en haalde daarna haar diploma Maatschappelijk Werk. Ze gaat meteen aan de slag als wetenschappelijk medewerker van de studiegroep Mens en Ruimte. Al haar functies en titels benoemen, zou te ver leiden. In 1973 wordt ze Directeur van het Instituut voor Politieke Vorming (IPOVO). In diezelfde periode richt ze binnen de CVP de werkgroep ‘ Vrouw en Maatschappij’ op, waar ze ook voorzitter van wordt. Vervolgens wordt ze Volksvertegenwoordiger, daarna Federaal staatssecretaris voor Leefmilieu en
Maatschappelijke Emancipatie, nog later federaal minister van Tewerkstelling, Arbeid en Gelijke Kansen, en vervolgens Europees parlementslid (1999-2004). Sinds 2002 is ze Minister van Staat, sinds 2004 Vlaams Volksvertegenwoordiger en sinds 2007 Gemeenschapssenator. Ook was ze Voorzitter van het Initiatief voor Sociale Cohesie van het Stabiliteitspact in Zuidoost-Europa en Vice-Voorzitter van AWEPA, de vereniging van Europese parlementairen voor Afrika. En sinds 27 september 2007 is ze, naast dit alles, dus ook de echtgenote van Wilfried Martens.
21
niet de positieve lichtheid gekend die in ons gezin zo alomtegenwoordig was. Mijn moeder heeft zich altijd vol verve ingezet voor de carrière van haar man. Ze deed dat graag. En ze deed dat erg goed, gaf er een creatieve invulling aan. Ze was een intelligente vrouw, maar ja, in haar tijd stelden vrijwel alle vrouwen hun leven volledig ten dienste van hun gezin en van de carrière van hun man. Maar nogmaals: ze deed dat met goede luim. Later volgde mijn moeder ook mijn carrière heel nauw. Het politieke werk dat ik verrichtte, heeft haar met trots vervuld. Niet dat ze dat met grote woorden zei. Ik wist het. Ze liet het in kleine zaken merken. Ik betreur dat mijn moeder ons huwelijk niet heeft kunnen meemaken. Doordat ze mij en mijn werk op de voet volgde, volgde ze natuurlijk ook Wilfried. Ze had grote waardering voor hem. Wilfried is geen vlotte communicator. Hij is niet iemand die met zijn gevoelens te koop loopt. Hij is gereserveerd. Ingehouden. Introvert. Daar hield mijn moeder van. En daar houd ik ook van!’(lacht) ‘Ik ben nu 65 jaar. Ik heb een lange, goed gevulde politieke carrière achter de rug waar ik geen seconde spijt van heb. Nu, met mijn huwelijk, stellen mensen me de vraag: had je niet eerder willen trouwen? Heb je het bestaan van een privéleven niet opgeofferd aan je politieke ambities? ‘DE STRIJD IS NOG NIET GESTREDEN’
▲
‘Toen mijn vader overleed, gingen wij, zijn vijf kinderen, automatisch rondom onze moeder staan. We beschermden haar, omdat we aanvoelden dat haar verdriet meer dan groot genoeg was. Ik was de oudste van de vijf. Ik heb me ook altijd als de oudste gedragen. Als we met vijf naar onze grootouders fietsten, fietste ik vooraan en zorgde ervoor dat de andere vier veilig achter me aan reden. Dat was mijn evidente verantwoordelijkheid. Misschien is daar de kiem van mijn latere engagement ontstaan, dat weet ik niet. Maar ik geloof dat mijn politieke interesse ook een sterke genetische oorsprong kent. Mijn vader heeft altijd politiek bedreven. Hij was vakbondssecretaris bij het ACV en is later senator geworden. Hij was ook voorzitter van de Commissie van de Openbare Onderstand, het huidige OCMW. Ik ben dus in een CVP-nest geboren en getogen. Mijn vader werd, door zijn functies, altijd benaderd door mensen die problemen hadden en hem om raad of hulp vroegen. Het is merkwaardig, maar ik herinner me vooral kleine maar veelzeggende voorvallen uit die tijd. Ik was kind. Er kwam een hoer aankloppen. Bij ons thuis, waar de seksuele moraal erg hoog in het vaandel gedragen werd! De vrouw zat in de penarie en ze had hulp nodig. Ik hoorde mijn vader en moeder haar bezoek bespreken. En uiteindelijk hoorde ik mijn vader zeggen: ‘Het is een hoer, dat wel, maar het is een ook een mens, dus we moeten haar helpen.’ Dat ben ik dus nooit vergeten; dat ondanks de sterke, seksuele en katholieke moraal, als het op het menszijn aankwam, alles toch in de plooi kon vallen. Het is mogelijk dat ik daar mijn ijver uitgehaald heb. Uit de overtuiging dat het mijn maatschappelijke plicht is om naar een betere maatschappij voor iedereen te streven, en dat volgens de christendemocratische leer. Ik geloof ook in die betere wereld. In het onophoudelijk streven naar goede doelen. Ik ben in mijn hele leven nooit cynisch geweest. Ik ben een optimist die altijd de positieve verandering voor ogen heeft. Ik heb, in tegenstelling tot Wilfried, geen zwaarmoedige kant. Wilfried heeft in zijn jeugd ‘IK BEN IN MIJN HELE LEVEN NOOIT CYNISCH GEWEEST’
‘
IK HOU ERVAN ALS MENSEN ZOMAAR, ZONDER DAT ZE ELKAAR KENNEN, PRAATJES MET ELKAAR SLAAN. ALS JE IN AMERIKA IN DE LIFT STAAT, ONTSTAAT ER EEN GESPREK. IN VLAANDEREN ZWIJGT IEDEREEN. DAT VIND IK JAMMER. DAT DIE SOCIALE LIJM, DIE VOOR ELKE MENS ZO BELANGRIJK EN ESSENTIEEL IS, NIET AANWEZIG IS
‘
‘Mijn voorkeur voor Amerika heeft ook met mijn vader te maken. Hij is er, eerder toevallig, geboren. Zijn ouders zijn enkele jaren na zijn geboorte weer naar België teruggekeerd. Ja, op een dag ben ik naar mijn vaders geboorteplaats gereisd, in Michigan. Ik kreeg van een vrouw een trouwfoto van zijn ouders, mijn grootouders dus. Ik vroeg haar: ‘Hoe waren mijn grootouders?’ ‘Oh, very conservative’, antwoordde ze, ‘they saved every penny they had to return to Belgium.’ Amerika is het land waar geld uitgegeven wordt. Wie er spaart, is conservatief. (lacht) Mijn vader is jong gestorven. Vijfenvijftig was hij, toen hij aan zijn derde hartaanval overleed. Mensen zeggen wel eens: ‘Vroeger was alles beter.’ Dat is niet waar. Vroeger was alles anders. Als mijn vader vandaag had geleefd, had hij een overbrugging gekregen. Niet alleen omdat de medische wetenschap in die jaren verder ontwikkeld is, maar ook omdat de gemiddelde patiënt, dankzij het globaal verbeterde onderwijs, mondiger geworden is en op zoek gaat naar de mogelijkheden van de gezondheidszorg. Tijden veranderen. Uiteraard zijn er facetten van het verleden die je liever niet verloren zou zien gaan, omdat je je eraan hecht. Zo mis ik vooral de grote ideologieën. Er zijn geen diepgravende politieke ideeën meer over de mens en over de inrichting van de samenleving. Dat nijpende gebrek voel ik en ervaar ik. Niet alleen in mijn partij, maar in alle partijen. De negatieve aspecten van de maatschappelijke evolutie ontken ik ook niet hé. Er is vooral één hedendaags probleem dat me grote zorgen baart: de mobiliteit. Op een dag zullen we allemaal stilstaan in het verkeer, en wij noch het milieu worden daar beter van. Toch is het goed dat een maatschappij, ondanks deze minder fraaie neveneffecten, vooruit gaat, met de tijd mee. Er zijn nog steeds meer positieve dan negatieve veranderingen.’ ‘IK MIS DE GROTE IDEOLOGIEËN, DE DIEPGRAVENDE POLITIEKE IDEEËN OVER DE MENS EN DE INRICHTING VAN DE SAMENLEVING’
‘
22
‘
IK GELOOF NIET DAT IK KAN ZEGGEN DAT IK HET MOEDERSCHAP INNIG HEB GEMIST
Neen dus. Het gevoel van opoffering ken ik niet. Ik heb altijd graag en met volle inzet gewerkt. Mijn werk was soms ongelooflijk veeleisend. Maar als ik vandaag opnieuw zou moeten beginnen, zou ik hetzelfde doen. Ik ben van plan om mijn functie als Vlaams parlementslid en mijn senatorszetel volgend jaar neer te leggen. Maar stoppen met werken doe ik zeker niet. Ik zal me blijven inzetten voor een betere samenleving, maar niet langer vanuit het parlement. De seniorenwerking van het ACW zal mijn kennis en ervaring zeker kunnen gebruiken en ik blijf ook actief als vice voorzitster van AWEPA, de organisatie van Europese parlementsleden voor Afrika. Weet u, toen ik voor de eerste keer in de Kamer van Volksvertegenwoordigers kwam, dat was in 1978, kon ik mijn ogen amper geloven. Ik dacht: ‘Hoe is het mogelijk dat ik hier mag komen werken!’ Ik kon wel juichen van plezier en trots. Ik ervoer het als een grote eer om in het Belgische parlement te mogen werken. Ik was, we spreken over ruim dertig jaar geleden, een van de weinige vrouwen die op dat moment deel uitmaakten van de Kamer. De hoge regionen van de politiek bestonden in die tijd nog haast uitsluitend uit mannen die me in eerste instantie ook als ‘een vrouw’, en niet als een collega zagen. Die situatie, en ook die mentaliteit, is gelukkig ten gronde veranderd. De onderdrukking van vrouwen is in ons land in elk geval geen maatschappelijke ideologie meer, zoals in mijn begintijd. Al blijf ik benadrukken dat de strijd nog niet gestreden is. Bij de bekendmaking van de leden van de regering Leterme I heb ik nog mee een protestactie gevoerd; omdat zijn regering volgens mij onvoldoende vrouwen telde, ik pleit voor minstens eenderde vrouwen.’ ‘Ik heb, gesteund ‘IK WAS BIJZONDER GRAAG door andere feminisPARTIJVOORZITSTER tes, een belangrijke GEWORDEN’ rol gespeeld in de strijd voor vrouwenemancipatie. Wij, vertegenwoordigsters van de tweede feministische golf, hebben ervoor gezorgd dat de beleidsmakers vrouwen niet langer over het hoofd konden zien. Vandaag weet ik dat ik erkenning voor deze hardnekkige inspanningen krijg. Toen Marianne Thysen partijvoorzitter werd, belde ze me om te vragen: ‘Zeg Miet, waarom ben jij dat destijds niet geworden, dat was iets voor jou geweest!’ Ik vond het heel attent van haar dat ze me dat liet weten. Ze heeft gelijk. Ik was bijzonder graag partijvoorzitster geworden. Die functie staat me op het lijf geschreven. Alleen was onze partij in mijn tijd nog niet rijp voor een vrouw als voorzitter. De mannen wilden geen vrouw aan het hoofd, punt uit. Omdat ik wist dat ik die race nooit zou winnen, heb ik me dan ook nooit kandidaat gesteld. En neen, dat is geen selffulfilling prophecy. Ik kende de situatie ten voeten uit. Wivina Demeester heeft zich later kandidaat
gesteld. Ze heeft het, om dezelfde, seksistische redenen, niet gehaald. Wij wilden vooral niet langer als minderwaardig aan de man beschouwd worden. De solidariteit onder de vrouwen steeg in die tijd, ik spreek over de jaren ‘60 en ‘70, ook boven alle partijen uit. Dat komt natuurlijk omdat we inzagen dat onze strijd pure noodzaak was en voor alle vrouwen gold. Er werden actiecomités opgericht. Begin jaren ‘70 hebben we Simone De Beauvoir naar hier gehaald; die avond kwamen honderden vrouwen opdagen, we wisten niet wat we meemaakten. Al die onderdrukking, al die discriminatie brak los in een enorme solidariteit. Die energie was een enorme drijfveer om de ingeslagen weg verder te zetten. Maar ook binnen de traditionele, partijgebonden vrouwenorganisaties kwamen vrouwenrechten op de agenda te staan. Ik denk graag aan die tijd terug. En in verband met die overstijgende solidariteit. Die bestaat vandaag vooral op wereldvlak. Op de wereldconferenties voor vrouwen, georganiseerd door de Verenigde Naties, is de wederzijdse herkenning tussen vrouwen van alle landen zeer groot en zeer sterk.’ ‘Een van mijn eerste ‘wapenfeiten’ was de oprichting, binnen de CVP, van de werkgroep ‘Vrouw en Maatschappij’. Denk niet dat dit van een leien dakje liep. Ook binnen de eigen partij stuitte ik op tegenstand. Ik werd, door vrouwen en door mannen, als te progressief gezien. Een christendemocrate hoorde er geen feministische ideeën op na te houden; die progressieve ideeën hoorden volgens de feministen bij de socialisten, maar bij de socialisten kwamen de vrouwen helemaal niet aan bod. Dat was de teneur. Ook mijn vader was een verdediger van de toelage die vrouwen kregen om thuis te blijven. Je moet die houding in zijn context plaatsen. Het grootste deel van de werkende mannen, ook van politici, had een thuisblijvende vrouw, en dat vonden ze prettig en gemakkelijk. Dat er ook vrouwen bestonden die niet wensten thuis te blijven, maar een carrière wilden opbouwen, vormde een regelrechte bedreiging. Wij waren het levende én gerokte bewijs dat het ook anders kon. Wij confronteerden deze mannen en hun vrouwen met een ander rolmodel dan het hunne. Wij hielden hen een spiegel voor die hun zekerheden aan het wankelen bracht.’ ‘IK WERD ALS TE PROGRESSIEF GEZIEN’
‘Ik ben Staatssecretaris voor Leefmilieu en Vrouwenemancipatie geweest, en later Minister voor Arbeid en Tewerkstelling, waar ik bevoegd was voor het beleid van gelijke kansen voor mannen en vrouwen. Ik weet dus waarover ik spreek als ik het over de complexe materie vrouwenrechten heb (lacht). En vergis je niet. Vrouwenproblemen zitten verankerd in alle geledingen van de maatschappij. Je moet, om deze problemen te kunnen pakken, werkelijk een diepgravende kennis van de meest uiteenlopende domeinen hebben. Je moet de arbeidswetgeving ten gronde bestuderen, de sociale zekerheid, de strafwetgeving, de fiscaliteit, het gezinsbeleid... In feite vergt het oplossen van vrouwenproblemen een zeer groot inzicht in de maatschappij. Om vrouwen toegang tot het leger te geven, moet je de regels van het leger kennen. Ja, ik heb de toelatingsproeven in het leger en bij de rijkswacht aan vrouwen laten aanpassen. De grondige verbetering van de wet op de verkrachting is op mijn initiatief gewijzigd. De Koninklijke besluiten rond ongewenste seksuele intimiteiten op het werk zijn onder mijn impulsen goedgekeurd. Ik ben erg fier op de quotaregeling, vastgelegd in de wet Smet-Tobback die eenderde van de plaatsen op de kieslijst voor vrouwen reserveert. Ik ben trots op de verplichting van het gemengd onderwijs, die ik ook mee heb kunnen bewerkstelligen. Maar nogmaals: ik vind dat er ook vandaag nog veel structureel werk aan de emancipatiewinkel is. Maar ik heb er alle vertrouwen in, hoor, ik zie, binnen en buiten mijn partij, vrouwen die zeer goed bezig zijn.’ ‘IK BEN ERG FIER OP DE WET SMET-TOBBACK DIE EENDERDE VAN DE PLAATSEN OP DE KIESLIJST VOOR VROUWEN RESERVEERT’
23
choonheid
die troost biedt
• ‘Troost geven veronderstelt dat je mededogen opbrengt voor je medemens. En troost kunnen ontvangen veronderstelt bescheidenheid. Mededogen en bescheidenheid zijn twee cruciale facetten van het mens-zijn. Zij vormen de schoonheid van de mens.’
‘
WILFRIED HEEFT ONZE NAAMKAARTJES ONTWORPEN. HIJ HEEFT ONZE GELIJKHEID IN DE JUISTE TAAL GEGOTEN. DE HEER WILFRIED MARTENSSMET ÉN MEVROUW MIET SMETMARTENS STAAT EROP. EN ZO IS HET OOK
‘
‘Maar weet u, seksuele discriminatie zit ook nog in onze samenleving ingebakken. Waarbij ik niet wil zeggen dat elke vorm van seksisme bewust is. Of slechte intenties heeft. Zal ik u eens een treffend, recent en relevant voorbeeld geven? (lacht) Ik krijg sinds mijn huwelijk almaar minder uitnodigingen op mijn persoonlijke naam. Als een politiek orgaan of een beleidsinstantie me voor 27 september een brief of een uitnodiging toestuurde, was dat met de aanspreking : ‘aan Mevrouw Miet Smet, Minister van Staat ‘. Weet u hoe diezelfde instanties zich nu tot mij wenden? Op de enveloppe staat : ‘Aan de heer Wilfried Martens, Minister van Staat en aan zijn echtgenote’. Jawel. (lacht). Ik weet dat het allemaal heel goed bedoeld is, en ik weet ook dat het protocol een rol in deze etiquette speelt, maar: sinds mijn huwelijk ben ik administratief dus gereduceerd tot echtgenote van. Dat kan natuurlijk niet. Zelfs niet als het allemaal goed bedoeld is. En dus stuur ik de mensen en organisaties die me als Mevrouw Martens betitelen een brief waarin ik mijn grieven uitleg, en waaraan ik het naamkaartje van Wilfried en mij toevoeg. Wilfried heeft onze naamkaartjes ontworpen. Hij heeft onze gelijkheid in de juiste taal gegoten. De heer Wilfried Martens-Smet én mevrouw Miet Smet-Martens staat erop. En zo is het ook.’
‘SEKSUELE DISCRIMINATIE ZIT IN ONZE SAMENLEVING INGEBAKKEN’
• ‘Ik heb enkele vrienden op wie ik echt kan rekenen en die ook voluit op mij kunnen rekenen. Bij verlies zijn zij het die mij troosten, of ben ik het die hen probeert te troosten. Het is trouwens niet waar dat vriendschap in de politiek niet bestaat. Ik heb zowel vrienden binnen als buiten de politiek.’ • ‘Ik wist het niet, maar sinds ik met Wilfried - die een verwoed fietser is - ook af en toe door berg en dal trap, weet ik dat ik fietsen een ontspannende en aangename bezigheid vind. Het is zelfs zo dat ik vorige maand een nieuwe auto heb gekocht, en achterop meteen een fietsendrager heb laten bevestigen.’ • ‘Ik hou van reizen. Ik geniet van licht en zon. In mijn eigen huis in de Lubéron voel ik me als in het paradijs. Maar ook van Italië houd ik erg veel, en van Griekenland. Van Amerika. Wel jammer dat Hillary geen president geworden is natuurlijk. Al verheug ik me ook op de doorbraak die Obama voor de zwarten betekent.’
• ‘Ik ben een operaliefhebster. Weinig kan me meer ontroeren dan het luisteren naar José van Dam, Maria Callas,…’
• ‘In een film kan ik echt volledig wegkruipen. Mijn moeder nam me vroeger regelmatig mee naar de cinema. Dat was een plezier dat ze haar oudste dochter gunde. We gingen naar klassieke historische films, zoals Helena van Troje, en tijdens de pauze trakteerde ze me altijd op ijspralines. Grote herinneringen zijn dat voor mij.’ • ‘Van de romans ‘Spijkerschrift’ en ‘Het huis van de moskee’, van de in Nederland wonende Iraniër Kader Abdolah heb ik zeer genoten. Een roman kan je, net als een film, ook helemaal meenemen.’ ■