Margot, een oorlogsverhaal
Eerste druk, april 2007 © 2007 Herman Vanclooster Cover: Harrie Spelmans ISBN: 978-90-8539-718-2 Uitgever: Free Musketeers, Woerden www.freemusketeers.nl
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgenomen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Herman Vanclooster
Margot
een oorlogsverhaal
Aan mijn kleinzoon Axel en aan alle mensjes van zijn leeftijd opdat zij zouden weten hoe oorlog is. Aan alle ‘grote’ mensen opdat zij oorlog nooit zouden vergeten. Met dank aan Els, Tine, Lieve en René omdat zij mij lieten schrijven…
PROLOOG Het rode stoeltje Een notaris uit Nogent-sur-Seine-Champagne had mij als ‘héritier légal d’un petit meuble, provenant de la succession de Mme Marguerite, Célestine, Delafaille’ aangewezen. Het zou samen met een ‘message’ aan huis bezorgd worden. Nu stond het met zijn geheim in de garage. Bij het uitpakken voelde ik me als een grafschenner die de windels rond een mummie wegneemt. Toen mijn hand tegen de rugleuning schoof en ik het rode fluweel zag, wist ik dat dit het stoeltje was waarop Margot ging zitten wanneer ze zich opmaakte vóór ze in haar oorlog stapte. Meer dan een halve eeuw had ik een grafzerk over al die herinneringen gelegd. Voor mij leefde Margot sinds die oorlog niet meer. Als kind had ik haar liefgehad, gehaat en later uit mijn geheugen gebrand. Er bleef zelfs geen litteken over. Dat dacht ik. In een bijliggende omslag stak een foto: een knaap aan de hand van een beeldmooie jonge vrouw. Op de achterzijde: ‘Souvenir 21 Mai 1939 - Margot’ en daaronder in sierlijk handschrift haar naam: Marguerite-Margot, Célestine Delafaille. Er was nog een bundeltje met brieven van ene’ sergent chef de section M. A. Gobert’ en een etui met een gouden kruisje en enkele goedkope juwelen. Meer niet… Op dat ogenblik wist ik dat ik alle herinneringen die mij aan Margot en die oorlog vastgeketend hadden, moest ophalen. Als een pelgrim heb ik mijn rugzak gepakt, alle heuvels opnieuw beklommen, pleinen en straten en boerderijen bezocht, schurftige ratten gezien, de stank van dode mensen en paarden geroken en de geur van houtvuurtjes in mijn kleren meegedragen. Aan de wegbermen stonden ook weer die prehistorische vogels die bij kadavers de ogen uitpikken...
Naast het huis is een ‘Estaminet en Afspanning’. Baksteen van de streek: geel-vuil-stro. De magische naam staat in een flauwe boog tegen de gevel: ‘Au Pigeon d’Or’. Er is geroezemoes boven mij wanneer ik na de zondagse hoogmis in het café tussen de benen van boeren en duivenmelkers mijn weg zoek. Onuitwisbare geuren – mengelingen die zó subtiel verschillen en mij de wagenmaker en de slager van de klompenmaker of de kolenboer laten onderscheiden, de schaarse vrouwen van de enige dienster. Boeren dragen zelfs op zondag, nog de geur van mest en room en stro. Oude vrouwen ventileren uit hun rokken een heidense combinatie van pis en mottenballen. Alleen Margot, de dienster, moet een paradijs bezocht hebben. Terwijl ik door het café struin, strijkt mijn hand in één beweging over stoffen en huiden van mensen - ruw-harig, kaal-glad of zacht-warm als het satijnvlees in de kousen van Margot. Zij alleen draagt parfum van honderd bloemen, niet de zware geur van moederdieren. Bij haar is alles anders en dat lokt nieuwe bewegingen uit. Margot heeft macht over mannen en kinderen. Dat voelt iedereen in het dorp. De moeders zien een bedreiging in haar aangemaakte mond en het katachtige van haar lichaam en kijken onrustig wanneer ze de baby’s uit hun armen neemt om ze te knuffelen. Brouwer en notaris en de gepensioneerde kolonel gedragen zich hanig wanneer ze haar door de dorpsstraat zien lopen. Oudere misdienaars hebben stoute dromen en slingeren driftiger het wierookvat wanneer zij haar in de kerk zien. Heeft zij haar geheimen meegebracht uit het Franse dorp waar zij geboren is? Is haar vader één van de zigeuners die wij niet mogen zien wanneer ze muziek maken of dansen rond de vuren achter het kerkhof ? ‘s Avonds in het hoge bed reconstrueer ik mijn hele kinderwereld met vreugden, droefheid en vooral mijn angsten.
Zelfs het bloemenbehang leidt mij naar de gruwelijke straf voor doodzonden, naar hel en vagevuur. Alleen Margot staat er als een fee, etherisch in mijn dromen. Rond haar zweven - dreigend of verleidelijk - figuren die ik ooit zal ontmoeten. Die vrees ik. Wanneer Margot zich klaar maakt voor haar werk in het café mag ik soms mijn arm rond haar zijden been leggen tot aan de grens van een kousenband. Dan voel ik haar hand op mijn hoofd, niet straffend maar schroom wegnemend met dezelfde druk die ik later zal voelen bij vrouwen die willen wat ze niet willen. De subtiele herinnering aan die fragiele wereld werd gruwel toen verzetslui haar na de bevrijding met kaal geschoren vogelhoofd, naakt - op een zwarte slip na - met de krantenman en enkele soldatenhoeren op een platte wagen door de stad reden. Zij was haar bloemengeur kwijt en haar huid was grijs over haar borsten en buik gespannen. Haar oog was dat van de grafdelver geworden. Het vond mij tussen de menigte en de donkere wanhoop erin drukte mij tegen alle gevels.
Wanneer oorlog uitbreekt, hebben vaders blijkbaar tijd noch zin om zich met kinderen bezig te houden Misschien gaan ze bewust de confrontatie uit de weg omdat je voor oorlogen mannen nodig hebt en macht en waanzin. Misschien vermoeden ze helemaal niet dat ook kinderen met zichzelf en met die grote wereld hun eigen oorlog voeren. Zo is het ook begonnen.
10