UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2011 – 2012
‘Management by Listening’: over het effect van process recovery intentie communicatie op klantintenties
Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master of Science in de Bedrijfseconomie
Xavier Walthoff-Borm o.l.v. Prof. dr. Bart Larivière
UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2011 – 2012
‘Management by Listening’: over het effect van process recovery intentie communicatie op klantintenties
Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master of Science in de Bedrijfseconomie
Xavier Walthoff-Borm o.l.v. Prof. dr. Bart Larivière
I PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van de masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. Xavier Walthoff-Borm
II DANKWOORD Kenniseconomie is een vrij abstract begrip waarmee bedoeld wordt dat een significant deel van de economische groei in de samenleving voortvloeit uit kennis. Kennis ontwikkelen, kennis integreren en kennis toepassen is meer dan ooit – in een multiculturele, supra kapitalistische economie met multinationale ondernemingen en centrale beslissingsorganen – de kritische succesfactor, waarbij de consument en de aandeelhouder de belangrijkste stakeholders vormen. Meer dan ooit steunt de Europese economie op de dienstensector en quasi alle ondernemingen achten hun dienstverlening als de „key succes‟ factor om klanten te behouden. Dit perspectief heeft me ertoe geleid een onderwerp te weerhouden in het domein van services marketing en operationeel management. Voor u ligt de eindverhandeling “Management by Listening: over het effect van process recovery intentie communicatie op klantintenties”. Deze eindverhandeling vloeit voort uit en vormt de bekroning van mijn Master in de Bedrijfseconomie. Ik zou in de eerste plaats mijn promotor – prof. dr. Bart Larivière – willen bedanken. Uw niet aflatend enthousiasme werkte aanstekelijk en zorgde voor een sneeuwbal-effect welke mij bij wijlen deed overstijgen. Waarbij ik mij Sherlock Holmes voelde en streefde de geheimen van services marketing verder te ontrafelen en een substantiële bijdrage aan de literatuur te leveren. Hartelijk bedankt om de rol van dr. Watson op u te nemen! Tevens mag ik niet vergeten de verschillende respondenten te bedanken welke tijdens mijn ronde enthousiast aan het onderzoek deelnamen, mij onbewust telkens motiveerden om meer respondenten te verzamelen en mijn enthousiasme telkens aanwakkerden. Zonder hen was er uiteraard geen onderzoek mogelijk. Ik wil graag besluiten met die mensen die mij het nauwst aan het hart liggen. In het bijzonder mijn vriendin Esther, voor haar liefde maar vooral haar geduld telkens ik mij afzonderde om inspiratie op te doen en in de literatuur of pen dook. Met deze scriptie zal ik mijn studies in de bedrijfseconomie aan de universiteit Gent afronden. Met veel enthousiasme heb ik aan dit onderzoek gewerkt en hoop dit op u te kunnen afstralen. Ik wens u alvast veel leesplezier! Xavier Walthoff-Borm 29 oktober 2011
III INHOUDSTAFEL
1. Introductie ................................................................................................................................................ 1 2. Literatuuronderzoek ................................................................................................................................. 4 De link tussen het sociaal interactiemodel en het relationship marketing paradigma .............................. 4 De link tussen relationship marketing en process recovery intentie communicatie ................................. 5 Het effect van process recovery intentie op attitude towards complaining .............................................. 6 Het effect van process recovery intentie communicatie op perceived value of complaint ...................... 7 Het effect van process recovery intentie communicatie op word-of-mouth intentie ............................... 8 Het effect van process recovery intentie communicatie op customer loyalty intention ......................... 10 Het effect van consumer alienation op de effectiviteit van process recovery intentie communicatie op klantintenties .......................................................................................................................................... 10 Het effect van process recovery intentie communicatie op corporate image en het modererend effect van corporate image tussen process recovery intentie communicatie en klantintenties ........................ 11 3. Onderzoeksdesign en methodologie ....................................................................................................... 14 Sample.................................................................................................................................................... 14 Manipulatie: IMAlow vs IMAhigh ............................................................................................................. 16 4. Resultaten ............................................................................................................................................... 16 Manipulatiecheck en scenariorealisme .................................................................................................. 17 Onderzoeksresultaten ............................................................................................................................. 17 ................................................................................................................................................................ 17 5. Discussie................................................................................................................................................. 21 Algemene conclusie ............................................................................................................................... 21 Managerial implications ......................................................................................................................... 23 Beperkingenvan het onderzoek .............................................................................................................. 24 Aanbevelingen voor verder onderzoek .................................................................................................. 24 Bibliografie.................................................................................................................................................. V Appendix A. Onderzoeksitems .................................................................................................................... X Appendix B. Scenario‟s ........................................................................................................................... XIII Appendix C. Descriptives ...................................................................................................................... XVII
4 TABELLEN
Tabel 1:
Multi Design Sampling – stap 1………………………….………………………………15
Tabel 2:
F-waarden van hoofd en interactie-effecten van IMA en PRIC op focal dependents OCS, CL, WOM en PTC….………..………………………………………………….……….18
Tabel 3:
Gemiddelden van focal dependents OCS, CL, WOM en PTC per cel onderverdeeld per type PRIC …………..………………………………………………………………...….18
Tabel 4 :
Gemiddelden van focal dependents OCS, CL, WOM en PTC per cel onderverdeeld per type IMA…………………….………………………………………………..……….....18
Tabel 5 :
F-waarden van hoofd en interactie-effecten van IMA en PRIC op focal dependents ATT, VAL en PTC………..……………………………………………...…………………….19
Tabel 6 :
Gemiddelden van focal dependents ATT, VAL en PTC per cel onderverdeeld per type IMA……………………………………...…………………………………………….…19
Tabel 7 :
F-waarden van hoofd en interactie-effecten van ALN en PRIC op focal dependents CL, PWOM, NWOM en PTC………………………….……………………………..…...….20
Tabel 8 :
F-waarden van hoofd en interactie-effecten van IMA en PRIC op IMAex-post manipulatie……………………………………..…………………………….……………….21
Tabel 9 :
Samenvatting van de algemene conclusies…...…………………..………………..…….23
FIGUREN Figuur 1 :
Hypothetisch model……….……..……………………………………..………………..13
Figuur 2 :
Gemiddelden van NWOM per type ALN en PRIC type voor IMA low ….…..…...……..20
1
1. Introductie In de academische literatuur wordt gepercipieerde service value en klanttevredenheid algemeen erkend als strategisch middel om customer loyalty te verbeteren (Fornell et al. 1996, Zeithaml, Berry en Parasuraman 1996). Onderzoek toont aan dat deze relaties mogelijks een complexe en dynamische vorm kunnen aannemen, en dat drivers van loyalty intention veranderen en evolueren in tijd (Mittal, Kumar en Tsiros 1999, Slotegraaf en Inman 2004). Een beter begrip van deze dynamiek is primordiaal voor onderzoekers en managers. Het stelt onderzoekers in staat zich te concentreren op de belangrijkste antecedenten. Bovendien reikt het managers een middel aan om marketing programma‟s op te stellen welke effectief de gedragsintenties van klanten weet te beïnvloeden en bijkomend opportuniteiten creëert om de performantie van de dienstverlening te verhogen zodoende marktaandeel te winnen en de winstgevendheid te verbeteren (Glynn et al. 2003, Hargrove 2005). Een paradigma welke in de huidige macroeconomische omstandigheden en de competitieve dienstensector aan belang wint en de zoektocht naar service/ customer value – i.e. het verbeteren van de relatie met nieuwe en bestaande klanten met wederzijds voordeel– bestendigt. Vanuit het perspectief van gepercipieerde service value en klanttevredenheid kan customer feedback – i.e. klachten van en suggesties door klanten welke al dan niet door de onderneming werden gesolliciteerd – een uitgangspunt vormen en informatiestroom leveren welke de kwaliteit helpt te monitoren en een opportuniteit te creëren om een potentiële verbetering in de dienstverlening te implementeren (Bell en Luddington 2006). Fornell en Wernerfellt (1987) suggereren dat, met het niet aan de onderneming kenbaar maken van klachten door de klant, een opportuniteitskost is geassocieerd gegeven in een competitieve omgeving een ontevreden klant waarschijnlijk niet meer beroep zal doen op de diensten van die onderneming. Customer feedback kan helpen om probleemgebieden van en sterkten in de dienstverlening te identificeren (Wirtz en Tambyah 2009). Brax (2005), Bettencourt et al. (2002) benadrukken de relevantie van de klanten in de ontwikkeling van een dienstverlening te betrekken en bevestigen dat zij een belangrijke stakeholder zijn daar ideeën gebaseerd op nieuw geïdentificeerde behoeften vaak geïnitieerd worden vanuit klantenrelaties. Daarnaast suggereert de literatuur dat, wanneer ontevreden klanten hun ervaring delen of frustraties ventileren, de ontevredenheid vermindert (Alicke et al, 1992; Bennett, 1997; Nyer, 2000; Stilwell en Salamon, 1990) waardoor de rol en impact van soliciting feedback tot een gewichtig onderwerp uitgroeit, de facto process recovery intentie communicatie – i.e. soliciting feedback for quality and process improvement met als
2 betrachting klanten tot voice aan te moedigen en de performantie van de dienstverlening te verhogen – een significante betekenis krijgt. Voice betekent dat klanten hun ontevredenheid rechtstreeks aan de onderneming kenbaar maken. Niettegenstaande de potente strategische waarde van process recovery intentie communicatie, is er amper empirisch onderzoek welke de effecten ervan onderzoekt, noch de bezorgdheid van managers over soliciting feedback valideert. B. Van Looy et al. (2003) beweren dat te expliciet vragen naar klachten of opmerkingen mogelijks ontevredenheid bij klanten kan initiëren, waarbij managers soms enige bezorgdheid vertonen dat klanten te veeleisend zouden kunnen worden op triviale kwesties en in die optiek naar de Franse uitdrukking „pour vivre heureux, vivont cachés‟ handelen. Sommige managers vinden dan weer in soliciting feedback een opportuniteit om de klanttevredenheid te verhogen. Zo kan bijvoorbeeld iemand die klachten heeft over Belgacom bij executive vice president Service Delivery Engine & Wholesale Scott Alcott terecht waarbij een high risk team via one-to-one marketing zeer ontevreden klanten benadert waarom zij ontevreden zijn en met een one-to-many marketing campagne zal uitpakken om feedback van klanten te ontvangen in kader van process improvement (Trends 2010). Het succes van Britisch Airways in de omschakeling van een bureaucratisch instituut naar een world class service provider kan ook toegeschreven worden aan haar toenmalige CEO Sir Colin Marshall welke eind jaren 80 enkele innovatieve systemen invoerde om customer complaints te ontvangen waarbij de installatie van een video stand op Heathrow de mogelijkheid gaf aan overstuurde klanten zich direct tot hem te wenden (Zeithaml en Bitner 2003). Verder is er geen empirisch onderzoek beschikbaar vanuit het perspectief van corporate image. Hoewel in deze context geen aandacht is besteed aan dit concept, is er reden om te geloven dat een hoge corporate image een belangrijk item vormt in marketing communicatie om een positieve attitude verandering teweeg te brengen alsmede customer loyalty te beïnvloeden (Fombrum 1996). Er is enig bewijs welke de belangrijkheid van het imago van de onderneming op de opinie van de consument aantoont. Zo heeft bijvoorbeeld Goldberg en Den Hartog (1990) de effectiviteit van marketing communicatie onderzocht en aangetoond dat ondernemingen met een positief gepercipieerd imago in een gunstigere positie verkeren om consumenten hun reclame-claims te doen geloven. Superponerend, kan dus verondersteld worden dat het imago van de onderneming de relatie tussen process recovery intentie communicatie en customer behavior intenties modereert. Daarnaast wordt door Singh en Wilkes (1996) betoogd dat de marktstructuur, e.g. volkomen of onvolkomen concurrentie, waarbinnen een onderneming opereert een effect heeft op de voice intention van de consument.
3 In deze eindverhandeling “Management by Listening: over het effect van process recovery intentie communicatie op klantintenties” wordt de impact van “you told us and we responded” marketing service communicatie op het klantgedrag in een business to consumer omgeving onderzocht. Ofschoon één van de kenmerken van succesvolle leiders hun vermogen is om een beeld te vormen van het gedrag van het management en personeel door “management by walking” (Thomas J. Peters &Robert H. Waterman, 1982), gesteld kan worden dat in een concurrentiële omgeving “management by listening” voor klanten onlosmakelijk verbonden is met service quality en van significante strategische waarde voor de gehele onderneming zodoende een point of difference. Een concept dat Bose – een producent van kwalitatieve audioproducten – onlangs in haar marketing communicatie heeft geïntegreerd door de boodschap “You told us you want 3D. And we listened.” midden juli 2011 o.a. via Facebook in de wereld te sturen. Deze eindverhandeling bouwt verder aan het dynamisch marketing model op drie belangrijke manieren: Ten eerste, verkennen we aan de hand van een comprehensieve mand van indicatoren het effect van diverse marketing service soliciting feedbackvormen op klantintenties. Meer bepaald wordt onderzocht of process recovery intentie communicatie een significant effect heeft op customer satisfaction, loyalty en word-of-mouth intentions. Ten tweede, incorporeren we twee antecedenten van propensity to complaining – i.e. perceived value of complaint en attitude to complaining – welke nog niet in deze onderzoekslijn zijn onderzocht en wordt een inzicht verkregen in welk effect process recovery intentie communication heeft op propensity to complaining. Ten laatste wordt onderzocht of het bedrijfsimago als generaliseerde psychografische kenmerken zoals consumenten vervreemding deze relatie modereren. Deze eindverhandeling beoogt bijgevolg een antwoord te bieden op volgende onderzoeksvragen: (1) Draagt de communicatie van een procesverbeteringsstrategie en het solliciteren naar customer feedback bij tot een verhoging van klantintenties zoals customer loyalty, word-ofmouth en customer feedback? (2) Is er een verschil in de beoordeling wanneer de communicatie via een one-to-one (bv. persoonlijke brief of mail) of one-to-many (bv. algemene marketing campagne) communicatie verloopt? (3) Speelt (a) de consumentvervreemding t.o.v. de sector en (b) het bedrijfsimago hierin een rol? In de volgende sectie worden de variabelen en het effect van process recovery intentie communicatie omstandig verklaart.
In sectie 3 wordt
vervolgens de onderzoeksmethode
beschreven terwijl de resultaten in sectie 4 worden besproken. De conclusies worden verder in sectie 5 uitgebreid belicht.
4 2. Literatuuronderzoek Figuur 1 (zie pag. 13) geeft een overzicht van de verschillende effecten van process recovery intentie communicatie (PRIC) op klantintenties welke gerelateerd zijn aan een process recovery. Overwegende de verwachte complexiteit en dynamische vorm van dit onderwerp, wordt in een eerste fase de relatie tussen PRIC en de relevante determinanten van process recovery aan een diepgaand onderzoek onderworpen. Ten einde een beter begrip van de dynamiek te bekomen, wordt vervolgens een bijkomende focus gelegd op het modererend effect van het bedrijfsimago en consumentenvervreemding, alsook kunnen diverse aspecten van PRIC – i.h.b. het weerhouden communicatie kanaal naar de consument –
een invloed uitoefenen op de
effectiviteit van PRIC op klantintenties. Een holistisch beeld van de aard van PRIC en meer bepaald de relatie tussen marketingcommunicatie en klantintenties, en het vooropgesteld modererend effect van het bedrijfsimago en consumentenvervreemding, is dan ook de belangrijkste bijdrage van dit onderzoek tot de literatuur van service en operationeel management. De link tussen het sociaal interactiemodel en het relationship marketing paradigma Het sociaal interactiemodel (Ben-Sira, 1976, 1980) stelt dat wanneer een informatieasymmetrie heerst tussen de consument en de provider en meerbepaald wanneer de consument minder kennis bezit over een service kwestie of de strategische component ervan, gedreven door een existentiële angst voor het probleem en het onvermogen om alternatieve oplossingen te identificeren, het evaluatieproces voornamelijk zal afhangen van de affectieve component in de communicatie. De affectieve component is hierbij de modus operandi van de provider en wordt o.a. bepaald door het weerhouden communicatie kanaal alsmede het al of niet benaderen van de consument als individu. De affectieve component kan ook worden aanzien als (1) de hoeveelheid tijd aan de interactie besteed, (2) de mate van interesse in de consument, en (3) de expliciete uiting van de belangstelling voor en (4) de betrokkenheid in het welbehagen van de consument. Ben-Sira‟s affectieve component leunt relatief dicht aan bij een factor welke uitgebreid wordt behandeld in de (service) marketing literatuur, namelijk communicatiestijl en strategie. In de volgende paragraaf zal voornamelijk worden gefocust op het effect van het marketing kanaal in de communicatie. Een potentieel verschil in het effect van one-to-one en one-to-many communicatie op de klantintenties kan immers belangrijk zijn daar de communicatiekosten per daadwerkelijk bereikt individu geassocieerd met one-to-one communicatie beduidend hoger zijn dan de kosten van one-to-many communicatie. Aan de andere kant wordt de door de consument gevaloriseerde waarde van one-to-one communicatie hoger geacht (De Pelsmacker et al. 2007).
5 In marketing is er een fundamenteel onderscheid tussen een strategie welke is gestoeld op een enkele transactie en deze die zijn ontwikkeld met het oog op het creëren van een lange termijnrelatie met de consument. Berry (1983) omschrijft relationship marketing als “attracting, maintaining and – in multi-services organizations – enhancing customer relationships”. Hij schetst hierbij vijf strategische elementen om een relationship marketing strategie te ontwikkelen: (1) het creëren van een core business, (2) het aanpassen van de klantrelatie naar diens behoefte, (3) het verhogen van de servicegraad door extra voordelen, (4) het zetten van een verkoopprijs welke de loyaliteit stimuleert, en (5) interne bedrijfscommunicatie en vorming zodat werknemers de missie en visie van de onderneming kennen en kunnen overbrengen. Relationship marketing omvat bijgevolg alle activiteiten die gericht zijn op het ontwikkelen van een lange termijn, kosteneffectieve relatie tussen een organisatie en haar klanten voor hun wederzijds voordeel. Dergelijke relatie vraagt van beide partijen een investering in een dyade, met als betrachting een wederzijdse, voordelige en interpersoonlijke relatie te ontwikkelen (Coviello et al. 2000), waarbij vertrouwen en transparantie de belangrijkste bondgenoten vormen. Calonius (1988) stelt dan ook dat „keeping promises‟ eerder dan „making promises‟, de sleutel vormt om klantrelaties te onderhouden en te versterken, waarbij klanten naar een meer gepersonaliseerde benadering en een nauwere betrokkenheid met service providers verlangen voor diensten waarop zij met tussenpozen beroep doen of voor een behoefte welke continue van aard is (Parasuraman, Berry, en Zeithaml 1991). Het communiceren van een process improvement strategie en het solliciteren naar customer feedback, kan bijgevolg de interpersoonlijke relatie tussen klant en service provider versterken. De link tussen relationship marketing en process recovery intentie communicatie Het initiëren van een structurele oplossing voor de door de klant aangegeven en als belangrijk ervaren problemen in een dienstverlening, kan een gepercipieerde toegevoegde waarde leveren, waarbij, wanneer die niet elders aangeboden wordt, een sterk fundament voor het onderhouden en versterken van klantrelaties gevormd kan worden, zodoende een comparatief voordeel bekomen wordt, en in het verlengde daarvan een point-of-difference. Het is immers algemeen aanvaard dat een service recovery een belangrijke impact heeft op customer loyalty intention (DeWitt en Brady 2003; Dubé en Maute 1996; Feinberg et al. 1990; Halstead en Page 1992; Matilla 2001; Maxham 2001; Swanson en Kelley 2001; Tax et al. 1998). Overwegende bij hetzij een successieve of continue consumentenbehoefte, de consument een gepersonaliseerde benadering en nauwere betrokkenheid prefereert, stellen we dat het effect van one-to-one PRIC op klantintenties – i.e. customer satisfaction, customer loyalty, word-of-mouth en propensity to
6 complain – groter zal zijn dan van one-to-many PRIC. De Wulf et al (2001) bevestigen dat een persoonlijke benadering in de communicatie tussen een winkel en klant een belangrijke component is in relationship marketing. Van Vaerenbergh et al. (2009) stellen echter meer recentelijk dat het effect van process recovery communication op klantintenties niet substantieel verschilt indien de communicatie via one-to-one of one-to-many communicatie verloopt. Om voorgaande redenen en argumenten stellen we dat PRIC een potent onderdeel kan vormen van relationship marketing daar, door het initiëren van een structurele oplossing voor de door de klant aangegeven en als belangrijk ervaren problemen in een dienstverlening, deze dienstverlening een gepercipieerde toegevoegde waarde kan leveren. Overwegende bij hetzij een successieve of continue consumentenbehoefte, de consument een gepersonaliseerde benadering en nauwere betrokkenheid prefereert, stellen we tevens dat het effect van one-to-one PRIC op klantintenties – i.e. customer satisfaction, customer loyalty, word-of-mouth en propensity to complain – groter zal dan one-to-many PRIC. H1: one-to-one PRIC heeft een hoger effect dan one-to-many PRIC op klantintenties – i.e. customer satisfaction, loyalty intention, word-of-mouth en propensity to complain Het effect van process recovery intentie communicatie op attitude towards complaining In PRIC zijn perceived value of complaint en customer‟s attitude towards complaining de belangrijkste antecedenten in de waarschijnlijkheid dat consumenten hun ontevredenheid uiten of feedback geven. Attitude towards complaining (ATT) wordt gedefinieerd als de persoonlijke houding van ontevreden consumenten om een schadevergoeding te vorderen van de onderneming (Richins, 1980, 1982, 1983a, 1987; Bearden en Mason, 1984). ATT wordt hierbij niet enkel bepaald door een eenmalige gebeurtenis maar vormt eerder het generaliserend effect van de positieve en negatieve elementen van het klagen bij een onderneming (Singh en Wilkes, 1996). ATT wordt dus niet enkel begrensd door een specifiek sentiment van ontevredenheid, maar omvat de algemene individuele vooringenomenheid tegenover klagen bij een onderneming wanneer men ontevredenheid is van een dienstverlening of product (Bodey en Grace, 2007; Kim et al., 2003; Richins, 1987). Afleidend van Fishbein en Ajzen‟s model (1975) van attitude tot intentie en gerelateerd gedrag, is aangetoond dat de ATT van een consument positief gecorreleerd is met complaint intention. Recent onderzoek toont aan dat ATT een belangrijke variabele is om dieper inzicht te verkrijgen in de verschillende drivers van complaint intention (Voorhees en Brady, 2005), waarbij een discrepantie terug te vinden is omtrent de rol van ATT in het effect van klanttevredenheid op complaint intention in een service failure context.
7 Sommige studies tonen aan dat propensitity to complaining een hogere (lagere) en significante waarschijnlijkheid kent bij consumenten met een hogere (lagere) ATT (Bailey, 2004, Bearden and Mason, 1984, Kau and Loh, 2006, Kim et al., 2003, Richins, 1982), terwijl anderen een niet significant verband tussen ATT en complaint intention en word-of-mouth gevonden hebben (Blodgett et al., 1995); en overigen in hun onderzoek naar het potentieel modererend effect van ATT tussen customer satisfaction en complaint intention geen significante resultaten gevonden hebben (Voorhees en Brady, 2005). Daarnaast is er weinig empirisch onderzoek beschikbaar vanuit het perspectief van corporate image. Hoewel er minder aandacht is besteed aan dit concept, is er reden om te geloven dat een hoge corporate image een belangrijk item vormt in marketing communicatie om een positieve attitude verandering teweeg te brengen alsmede loyalty intention te beïnvloeden (Fombrum, 1996). Om voorgaande redenen en argumenten stellen we dan ook het volgende: H2: het effect van PRIC op ATT zal hoger zijn bij ondernemingen met een hoger IMA H3: ATT medieert de relatie tussen PRIC en PTC Het effect van process recovery intentie communicatie op perceived value of complaint Zeithaml (1988) definieert value als de door de consument gerelateerde gepercipieerde voordelen verminderd met de gerelateerde kosten. Gerelateerde voordelen bij een process recovery kunnen intrinsiek of extrinsiek, tastbaar of niet-tastbaar zijn. Een refund, upgrade of verontschuldigingen en de geassocieerde kosten kunnen zowel van monetaire als niet-monetaire aard zijn zoals tijd en moeite om een klacht te formuleren (Singh, 1998). Indien een consument de mening is toegedaan dat klagen bij een onderneming de facto tot het gewenste gevolg leidt en dit gevolg de gewenste gepercipieerde waarde kan leveren, zal cognitieve consistentie de consument motiveren om een klacht of verbeteringsvoorstel in te dienen (Dabholkar, 1994). Wanneer het potentieel voordeel van complain behavior hoger is dan de kosten zal dit leiden tot een hogere propensity to complaining (PTC). Een recent in Engeland uitgevoerd onderzoek (The National Complaints Culture Survey, 2006) heeft aangetoond dat bij een service failure de klant in eerste instantie verwacht dat het (oorzakelijk) probleem wordt opgelost. Het onderzoek bracht verder aan het licht dat het aanbieden van gratis goederen of diensten na een service failure bij amper vijf procent van de ondervraagden van belang werd geacht. De consument verwacht eerder dat organisaties zich verontschuldigen en het probleem bij de wortel grijpen, niet alleen uit eigen belang maar tevens voor toekomstige gebruikers. Het genereren van leereffecten uit service failures kan hierbij de waarde van de dienstverlening verheffen ingevolge men van een eenmalige individuele
8 transactie naar een Darwiniaans proces evolueert welke de bedrijfsprocessen kan optimaliseren, de kost verminderen en verzekeren dat toekomstige klanten een hogere graad van tevredenheid kennen (Johnston en Michel, 2008). Echter, het belang van process improvement in de dienstverlening is een item welke in verschillende papers wordt beschreven doch weinig is ontwikkeld. Bijkomend dient men rekening te houden dat een differentiatie in cultuur en rechtssysteem een invloed kan hebben op de attitude van de klant (La Porta et al, 1998, 1999, 2000). Hun normen en waarden worden immers sterk beïnvloed door de cultuur van een land waarbij die cultuur de institutionele instellingen stuurt. Zo wordt Engeland getypeerd als een common law land in tegenstelling tot België welke van Frans civil law origine is. Derhalve wordt consumer alienation als independent variable in het model opgenomen (cf. supra). H4: PRIC heeft een positief effect op VAL H5: VAL medieert de relatie tussen PRIC en PTC Het effect van process recovery intentie communicatie op word-of-mouth intentie Een aanzienlijke hoeveelheid onderzoek toont aan dat interpersoonlijke communicatie een belangrijke invloed heeft op het koopgedrag van de consumenten. De eerste academische studies schreven deze impact toe aan normative social influence, de invloed van omgevingsfactoren (bv. familie, vrienden, media, cultuur) welke ons ertoe brengt om te voldoen aan sociale normen (Asch, 1953; Stafford, 1966; Venkatesan, 1966). Evenwel blijkt uit navolgende studies dat de informatieve aspecten van sociale beïnvloeding een substantieel effect hebben op het koopgedrag (Burnkrant en Neef, 1975; Cohen en Golden, 1972; Pincus en Waters, 1977). Zo biedt word-of-mouth (WOM) het voordeel dat de ontvangen informatie helpt in de product of service-evaluatie, de besluitvorming en vermindering van het risico verbonden aan een potentiële aankoop (Bansal en Voyer, 2000; Ho en Chung, 2007; Murray, 1991). Keaveney (1995) merkte verder op dat 50% van de veranderingen van service provider door WOM wordt bewerkstelligd, waardoor de kracht van WOM communicatie nogmaals onderstreept wordt. WOM kan positief geladen zijn (PWOM), waardoor de brand / industrial partner choice wordt gestimuleerd, of negatief (NWOM), welke de brand / industrial partner choice ontmoedigt, waarbij het effect van PWOM en NWOM in de besluitvorming tot een aankoop ongeveer gelijkwaardig is (Alhuwalia‟s 2002, East 2005). Onderzoek heeft aangetoond dat zeer positieve en zeer negatieve WOM de meest voorkomende WOM zijn (Chevalier en Mayzlin 2006; Duan et al. 2008; Mazzarol et al. 2007; Sweeney et al. 2005; Zeelenberg en Pieters 2004). De voornaamste oorzaak is, zoals aangetoond door Oliver (1997) en Anderson (1998), dat klanten welke extreem
9 hoge of lage tevredenheid vertonen meer kans vertonen om in WOM communicatie deel te nemen. Daarnaast is aangetoond dat klanten welke PWOM verspreiden die klanten zijn met een hoge graad van CS en een directe relatie bestaat tussen CS en WOM – hogere tevredenheid wordt geassocieerd met een hogere PWOM (Matos en Rossi, 2008). Aan de andere kant, zijn klanten welke in NWOM deelnemen die met de laagste CS. Teleurgestelde klanten ervaren nl. vaak negatieve emoties zoals spijt, frustratie en woede (Bonifield en Cole, 2007; Sweeney et al., 2005) waardoor zij in NWOM communicatie deelnemen als een manier om hun negatieve emoties te ventileren ten einde een gevoel van opluchting te ervaren na hun verzuchtingen te hebben gespuid (Sundaram, Mitra, en Webster 1998; Sweeney et al. 2005; Wetzer et al. 2007). H6: PRIC heeft een positief effect op PWOM H7: PRIC heeft een positief effect op NWOM Het effect van process recovery intentie communicatie op overall customer satisfaction Customer satisfaction (CS) is een algemeen bekend en gevestigd concept in diverse wetenschappen zoals marketing (Fornell & Werneldt, 1987; Fornell & Wernefelt, 1988; Kotler, 1991), consumenten onderzoek (Kotler, 1991; Yi, 1989), psychologische economie (Johnson & Fornell, 1991) als economisch welzijn en algemene economie (Van Raaij, 1991; Wärneryd, 1988). Economische psychologie kan worden onderverdeeld op basis van het gedrag waar het zich mee bezighoudt in actief en opgeroepen economisch gedrag, anderzijds wordt het gedrag bestudeerd als afhankelijk van opgeroepen economische verschijnselen. Overwegende de consument beschikt over de nodige competenties om een dienstverlening te evalueren, zal het resultaat vergeleken worden met de verwachtingen voorafgaandelijk de aankoop of consumptie (Oliver, 1980). Elke discrepantie zal leiden tot een disconfirmatie; i.e. positieve disconfirmatie verhoogt of behoudt de tevredenheid en negatieve disconfirmatie zal ontevredenheid initiëren. De gepercipieerde performantie wordt beïnvloed door de kwaliteit, marketing mix, merknaam en het imago van de onderneming. De verwachte performantie wordt beïnvloed door de klantbehoefte, WOM communicatie, voorgaande eigen ervaringen, het imago van de onderneming en de marketing communicatie. Met betrekking tot de dynamische aspecten van CS, maakt de literatuur een onderscheid tussen “transactie-specifieke tevredenheid” en “cumulatieve tevredenheid”. Transactie-specifieke tevredenheid van een klant is de evaluatie van zijn of haar ervaring met en reacties op een bepaald producttransactie, aflevering, of service transactie (Olsen en Johnson 2003), en cumulatieve verwijst naar de tevredenheid van de klant
10 over de totale evaluatie van een product of service provider (Johnson, Anderson en Fornell; 1995). H8: PRIC heeft een positief effect op OCS Het effect van process recovery intentie communicatie op customer loyalty intention Gedurende jaren vermoedden managers dat het marktaandeel de voornaamste driver van winstgevendheid was. De PIMS (Profit Impact of Market Share) studies midden jaren 70 bekrachtigden deze denkpiste. Echter, men identificeerde een bijkomende factor geassocieerd met hoge winsten en snelle groei – i.e. customer loyalty. Customer loyalty (CL) drukt een gedragsintentie uit gerelateerd aan de diensten van een onderneming welke de waarschijnlijkheid inhoudt van een toekomstige of hernieuwde verbintenis, hoe waarschijnlijk het aankooppatroon van een klant verandert, de waarschijnlijkheid van
positieve WOM communicatie of de
waarschijnlijkheid dat de klant zijn ongenoegen door voice uitdrukt (Hirschman, 1970) en is gecorreleerd met sociale normen en situationele factoren (Dick, 1994). Niettegenstaande in onderzoek naar het definiëren en meten van CL voornamelijk wordt gefocust op producten, is deze construct ook van toepassing op diensten (Dick & Basu, 1994). De geschiedenis heeft verder bewezen dat ondernemingen de neiging hebben om CS als enige haalbare strategie te overwegen om bestaande klanten te behouden. Verschillende auteurs hebben namelijk een positieve relatie gevonden tussen CS en CL (Anderson en Sullivan, 1993; Bearden et al., 1980; Bolton en Drew, 1991; Fornell, 1992; Hesket et al. 1994). Daarnaast heeft corporate image in de dienstensector ook een directe impact op CL. Een bevinding die het paradigma aanvecht welke voorspelt dat CS de primaire route tot CL is (Andreassen & Lindestad, 1998). H9: PRIC heeft een positief effect op CL Het effect van consumer alienation op de effectiviteit van process recovery intentie communicatie op klantintenties Niettegenstaande schijnbare individuele verschillen in de definitie van sceptische en cynisme in de marketing communicatie literatuur, resulteert de convergerende instelling dat cynisme een negatieve attitude is welke een brede of diepe focus kenmerkt. Cynisme is algemeen gerelateerd aan het verdenken of mistrouwen van een organisatie (of het scepticisme en wantrouwen ten opzichte van een onderneming haar motieven) met ontevredenheid, vervreemding en weerstand of vijandigheid t.o.v. die onderneming of de sector als resultaat. (Stanley et al, 2005; Andersson, 1996; Dean et al, 1998). In deze studie wordt de focus gelegd op de vervreemding van de
11 consument of consumer alienation (ALN). Middels het generaliserend effect van persoonlijke factoren en de afgeleide repercussie tot de gehele sector, opteren we om net als Kim et al. (2003), de invloed van consumer alienation op negatieve word-of-mouth te onderzoeken. Onderzoek met betrekking tot het effect van ALN op word-of-mouth is eerder ambivalent. Warland et al. (1975) beschrijft de "upset-no action" consumentengroep als meer vervreemd tot de markt in vergelijking met het segment “upset and take action”. Barnes en Kelloway (1980) stellen verder dat de actieve consumentengroep een negatievere attitude tot het bedrijfsleven en de reclame hebben. In die optiek wordt in deze studie tevens onderzocht in welke mate consumer alienation een invloed heeft in de relatie tussen PRIC en overige klantintenties. H10: ALN modereert het effect van PRIC op klantintenties – i.e. PTC, PWOM, NWOM en CL Het effect van process recovery intentie communicatie op corporate image en het modererend effect van corporate image tussen process recovery intentie communicatie en klantintenties Tal van onderzoekers hebben verschillende dimensies van corporate image (IMA) geïdentificeerd (bv. Cramwinckel & Nelissen, 1999, Dowling, 1986; Fryxell & Wang, 1994). Zo vermeldt Dowling (1994) dat mensen een onderneming op een verschillende wijze percipiëren. Gebaseerd op de resultaten van verschillende onderzoeken, wordt geacht dat IMA beïnvloed wordt door zeven factoren: (1) het vermogen om werknemers aan te trekken, te ontwikkelen en te behouden (bv. Fryxell & Wang, 1994), (2) maatschappelijk verantwoord en milieubewust ondernemen (bv. Dowling, 1986; Fryxell & Wang, 1994), (3) haar financiële gezondheid (e.g. Fryxell & Wang, 1994), (4) haar innovatieve potentie (bv. Carmwinckel & Nelissen, 1999; Fryxell & Wang, 1994), (5) de marketing en communicatie (bv. Dowling, 1986), (6) de kwaliteit van het management (bv. Dowling, 1986, Cramwinckel & Nelissen, 1999, Fryxell & Wang, 1994), en (7) de kwaliteit van de dienstverlening / het product (bv. Cramwinckel & Nelissen, 1999; Dowling, 1986; Grönroos, 1993; Fryxell & Wang, 1994). In de literatuur wordt IMA beschreven als de algemene impressie van een onderneming door het publiek (Barich & Kottler, 1991; Dichter, 1985; Finn, 1961; Kottler, 1982) welke enerzijds uit een functionele en anderzijds een emotionele component bestaat (Kennedy, 1977) en waarbij de emotionele component geassocieerd wordt met een breed spectrum van psychologische dimensies welke gemanifesteerd worden door gevoelens en attitudes jegens de onderneming. In het model van kwaliteitsbeleving (Grönroos, 1988) is de gepercipieerde kwaliteit een functie van de verwachte kwaliteit (bepaald door marketing communicatie, imago, word-of-mouth communicatie, en klantbehoefte) en de ervaren kwaliteit (bepaald door technische en functionele
12 kwaliteit). Daaruitvolgend kunnen we afleiden dat IMA zal worden beïnvloed door PRIC. Volgens Grönroos kan men bovendien IMA beschrijven als een filter welke de perceptie van de performantie van het bedrijf beïnvloedt. Verder hebben Goldberg en Den Hartog (1990) de effectiviteit van marketing communicatie onderzocht en aangetoond dat ondernemingen met een positief gepercipieerd imago in een gunstigere positie verkeren om consumenten hun reclameclaims te doen geloven. Superponerend, kan bijgevolg verondersteld worden dat IMA van significante waarde is voor de process recovery intentie geloofwaardigheid waardoor we het concept van IMA voor het eerst in deze context introduceren. H11: IMA modereert het effect van PRIC op klantintenties – i.e. PTC, NWOM, PWOM, CL H12: PRIC heeft een positief effect op IMAex-post manipulatie Figuur 1 geeft een overzicht van de verschillende hypothetische effecten van PRIC op klantintenties – i.e. CL, PWOM, NWOM en PTC.
13
Figuur 1: Hypothetisch model
14 3. Onderzoeksdesign en methodologie In dit 2 x 3 between subjects factorial experiment design zijn IMA (IMAlow vs. IMAhigh) en PRIC (no PRIC vs. one-to-one PRIC vs. one-to-many PRIC) de twee factoren. Het onderzoeksmodel werd getest d.m.v. een gecontroleerd en gemanipuleerd scenario in een sector van pakket-, express- en koeriersdiensten. Een complete beschrijving van ieder scenario is in appendix B terug te vinden. Deze methodologie werd gekozen om een aantal redenen. Ten eerste argumenteert Bitner (1990) dat scenario‟s toelaten om moeilijke en kostbare manipulaties op een eenvoudige manier te integreren alsook worden zo ethische overwegingen welke gepaard gaan met observaties vermeden (Smith en Bolton, 1998). Ten tweede verhogen ze de interne validiteit door de controle op de gemanipuleerde variabelen te verhogen (Bittner, 1990). Bovendien verminderen gecontroleerde scenario‟s de bias welke wordt veroorzaakt door onnauwkeurige of valse herinneringen bij respondenten (bv. geheugenfouten) (Smith et al, 1999). De sector van pakket-, express- en koeriersdiensten werd gekozen om tweeërlei redenen. Ten eerste biedt deze setting een vertrouwde context voor respondenten. Ten tweede toont eerder onderzoek aan dat de marktstructuur, i.e. volkomen of onvolkomen concurrentie, waarbinnen een onderneming opereert een effect heeft op de voice intentie van de consument (Singh en Wilkes 1996). Gegeven de liberalisering van de postsector in 2011, biedt de sector van de postpakket verzendbedrijven in casu een realistisch kader voor process recovery intentie communicatie. Sample Een steekproef van 220 respondenten werd verzameld door middel van multi design sampling en aan de hand van Noelle‟s random walk algoritme (1963). De random walk methode werd weerhouden daar deze methode een veel hogere response graad kent dan online survey research, bijgevolg de betrouwbaarheid van de resultaten wordt verhoogd en het effect van non respons bias geminimaliseerd. Tevens werd aan de deelnemers gevraagd de vragenlijst per post te versturen. Een belangrijk voordeel is hierin te vinden, daar de kans groter is dat de antwoorden de individuele opinie en attitude weerspiegelen en minder worden beïnvloed door “the heat of the moment” (Tourangeau, Rips en Rasinski 2000). Er werd ook bijzondere aandacht besteed aan random sampling overwegende de studie van Johannes J. Bauer (2011) welke de noodzaak benadrukt om hieraan meer aandacht te besteden daar resultaten sterk afhankelijk zijn van een correcte sampling en in academische milieus er weinig discussie bestaat omtrent de route specificatie. Aldus werden onderstaande steden en gemeenten (tabel 1) random geselecteerd op basis van het geschatte cumulatief aantal private
15 huishoudens in het Vlaams Gewest met een cluster van 15 gemeenten/steden (bron: Statsbel; aantal huishoudens per gemeente op tijdstip 01-01-2008). De startadressen van de random walk werden telkens bepaald d.m.v. systematic sampling uit de stratenlijst. Een selectie interval van vijf huishoudens werd tijdens de route weerhouden. In elk huishouden werd aan de hand van de Troldahl-Carter-Bryant procedure één subject per huishouden bepaald. De subjects werden gevraagd het scenario aandachtig door te nemen en zich in te leven alsof het scenario hen net was overkomen.
Tabel 1 : Multi Design Sampling – stap 1
Meetindicatoren De vragenlijst is voornamelijk gebaseerd op bestaande meetindicatoren van relevante constructs uit eerder onderzoek. Volgens de aanbevelingen van Churchill (1979) werden enkele items licht aangepast en andere opgenomen volgens Cronbach‟s
, item-to-total correlatie en explanatory
factor analyse (zie appendix A voor items en -coëfficiënten). Hierbij werd, superponerend op Fishbein en Ajzen‟s model van attitude tot intentie en gerelateerd gedrag, aandacht besteed aan: (a) een holistische directe meting van de attitude ten aanzien van klaaggedrag, (b) een holistische meting van de gepercipieerde waarde van klaaggedrag en (c) een directe meting van de algemene tevredenheid van de dienstverlening. Daarnaast werd tevens (d) de neiging om te klagen, (e) of men de onderneming zou aanbevelen of afraden, (f) de loyaliteit t.o.v. de onderneming gemeten zodoende de gerelateerde gedragintenties te onderzoeken. Ook persoonlijke factoren zoals (g) de consumentenvervreemding t.o.v. de sector en (h) het bedrijfsimago van de onderneming werd
16 gemeten. Voor alle constructen werd een 7-punten Likert schaal gebruikt zoals aanbevolen door Driolet en Morrison (2001) waarbij hogere scores een meer begunstigde attitude aanduiden. Manipulatie: IMAlow vs IMAhigh Deze studie vereist een pretest naar het gepercipieerd bedrijfsimago van beide ondernemingen ten einde onderzoek te kunnen verrichten naar het modererend effect van IMA tussen PRIC en klantintenties. In de beschrijving van beide ondernemingen werd maximaal rekening gehouden met de bevindingen omtrent IMA en haar antecedenten. De beschrijving van beide ondernemingen zijn tevens quasi gebaseerd op bestaande ondernemingen ten einde het scenariorealisme te optimaliseren. De interne validiteit van de manipulatie van IMA is gegarandeerd via een random sample van 91 respondenten waarbij het bedrijfsimago van de ene onderneming als hoog (MIMA=4.55; SD=.52) en de andere als laag (MIMA= 3.91; SD=.69) werd gepercipieerd[F(89)=4.772, p<.05)].
4. Resultaten In deze studie werd gepeild in welke mate de respondenten zich goed konden inleven in het scenario. In eerste instantie werden de vragenlijsten gescreend en respondenten welke een zeer lage score (1-2 op een schaal van 7) aan dit item gaven, niet opgenomen. Hierdoor werden 17 van de 220 vragenlijsten (7%) verwijderd en bleven er 202 vragenlijsten bruikbaar voor analyse. Van de 202 finale respondenten zijn 48 procent van het mannelijk geslacht en 52 procent van het vrouwelijk. 21 procent van de respondenten hebben een leeftijd tussen 18 en 31 jaar en behoren tot de Y generatie. 40 procent van de respondenten hebben een leeftijd tussen 31 en 50 jaar en behoren tot generation X. De baby boomers vertegenwoordigen 25 procent van de totale sample size. De silent generation of 65 plussers vertegenwoordigen 14 procent. 33 procent woont in stedelijk gebied en 67 procent woont in gemeentelijk gebied waarvan 65 procent in OostVlaanderen en 36 procent in Limburg. Het gemiddeld aantal gezinsleden per huishouden bedraagt 2.92 (M=2.92, SD=1.14). De beschrijvende statistiek van de sample is terug te vinden in appendix C.
17 Manipulatiecheck en scenariorealisme Zoals werd verwacht, is de manipulatie van IMA succesvol. Het bedrijfsimago na manipulatie (IMAex-post
manipulatie)
van de onderneming met het initieel laag imago bedraagt gemiddeld 4.68
(M=4.68, SD=.94) t.o.v. 5.20 (M=5.20, SD=.84) voor de onderneming met initieel hoog imago en is significant verschillend [F(210)=4.195, p=.000]. Het scenariorealisme (SR) werd getest aan de hand van twee items welke de factor scenario realisme (
SR=.827)
bepalen (zie appendix A). Het scenariorealisme werd gemiddeld door de
verschillende respondenten als enigszins akkoord tot akkoord bestempeld (MSR=5.58, SD=1.01). Onderzoeksresultaten De hypotheses H1, H6 tot H9 en H11 welke betrekking hebben op de hoofdeffecten van IMA en PRIC alsook het interactie-effect op de verschillende focal dependents – i.e. OCA, CL, WOM en PTC, werden getest met behulp van MANOVA en een serie ANOVA‟s met IMA en PRIC als fixed factors. Hieruit is af te leiden dat het effect van IMA significant is [Wilk's λ=.924, F(3)=4.123, p=.001, partial η2= .144]. PRIC kent verder geen significant effect [Wilk's λ=.922, F(12)=1.013 p=.436, partial η2= .04], alsook is er geen significant interactie-effect van PRICxIMA [Wilk's λ=.867, F(12)=1.813, p>.05, partial η2= .04]. Uit tabel 2 is af te leiden dat het significant effect van IMA voornamelijk blijkt uit het significant effect van: (a) IMA op CL [F(1)=9.138, p=.003, partial η2= .057], (b) van IMA op PTC [F(1)=10.420, p=.002, partial η2= .064], (c) van IMA op PWOM [F(1)=8.429, p=.004, partial η2= .052] en (d) van IMA op OCS [F(1)=6.174, p=.039, partial η2= .039]. Niettegenstaande de eerdere vaststelling dat PRIC geen multivariaat hoofdeffect kent, valt op te merken dat PRIC een significant hoofdeffect heeft op OCS [F(1)=3.129, p=.044, partial η2= .04], waarbij enkel een significant positief verschil tussen one-to-one PRIC en NO PRIC wordt vastgesteld (tabel 3). Hypothese H1 welke stelt dat one-toone PRIC een hoger effect heeft dan one-to-many PRIC wordt dus partieel bevestigd. Anderzijds worden hypothesen H6, H7, H8, H9 en H11 verworpen.
18
Tabel 2 . F-waarden van hoofd en interactie-effecten van IMA en PRIC op focal dependents OCS, CL, WOM en PTC
Tabel 3 . Gemiddelden van focal dependents OCS, CL, WOM en PTC per cel onderverdeeld per type PRIC management
Tabel 4 . Gemiddelden van focal dependents OCS, CL, WOM en PTC per cel onderverdeeld per type IMA
Hypothese H2 tot H5 welke betrekking hebben op de hoofdeffecten van IMA en PRIC alsook het interactie-effect op PTC, VAL en ATT werden getest met behulp van een MANCOVA met OCS als covariaat, en PRIC en IMA als fixed factors. Hieruit blijkt dat PRIC geen significant effect heeft op ATT, noch VAL of PTC [Wilk's λ=.960, F(6)=1.030, p=.406, partial η2= .020]. Hieruit volgt dat hypotheses H2 en H4 worden verworpen. Alsook wordt hypothese H3 welke stelt dat het effect van PRIC op ATT hoger zal zijn bij ondernemingen met een hoger bedrijfsimago verworpen. Daar PRIC geen significant effect heeft op PTC, wordt bovendien hypothese H5 verworpen. Hypothese H5 stelde dat ATT de relatie tussen PRIC en PTC medieert. IMA heeft wel een significant hoofdeffect [Wilk's λ=.924, F(3)=4.123, p=.008, partial η2= .076].
19 Dit significant effect is te verklaren door het significant effect van (a) IMA op VAL [F(1)=4.140, p=.044, partial η2= .026], en (b) IMA op PTC [F(1)=10.642, p=.001, partial η2= .065] (zie tabel 5 en 6).
Tabel 5 . F-waarden van hoofd en interactie-effecten van IMA en PRIC op focal dependents ATT, VAL en PTC
Tabel 6 . Gemiddelden van focal dependents ATT, VAL en PTC per cel onderverdeeld per type IMA
Hypothese H10 welke betrekking heeft op het modererend effect van ALN op de relatie tussen PRIC en de verschillende klantintenties – i.e. CL, WOM en PTC, werd getest met behulp van MANCOVA met OCS als covariaat, en met ALN en PRIC als fixed factors. De mediaan van ALN werd genomen als cut off, waarbij de waarden lager dan de mediaan gelegen als low ALN werden gecategoriseerd en als high ALN voor de waarden hoger dan de mediaan. Hierbij werd een significant effect van ALN [Wilk's λ=.927, F(4)=2.833, p=.027, partial η2= .073] en een significant interactie-effect van ALNxPRIC [Wilk's λ=.891, F(8)=2.131, p=.033, partial η2= .056] vastgesteld. PRIC heeft geen significant hoofdeffect [Wilk's λ=.985, F(8)=.237, p=.974, partial η2= .008] waardoor hypothese H10 wordt verworpen. Tabel 7 biedt een overzicht van de individuele ANOVA‟s. Discriminant analysis toont verder aan dat er één significante onderliggende dimensie [Chi square=.933, F(4)=13.636, p=.009] bestaat welke 100% van de variantie verklaart en waarbij PWOM de hoogste bijdrage levert. Klanten bij een onderneming met een laag imago welke enigszins tevreden zijn met de dienstverlening en een lage graad van vervreemding t.o.v. de sector hebben, kennen verder een significant hogere gemiddelde graad van negatieve word-of-mouth wanneer zij werden geconfronteerd met one-to-one process
20 recovery intentie communicatie [Wilk's λ=.723, F(8)=3.123, p=.003, partial η2= .150] (figuur 2).
Tabel 7 . F-waarden van hoofd en interactie-effecten van IMA en PRIC op focal dependents CL, WOM en PTC
Figuur 2 . Gemiddelden van NWOM per type ALN en PRIC type voor IMA low
Hypothese H12 welke stelt dat PRIC een effect heeft op IMA
ex-post manipulatie
werd getest met
behulp van ANOVA met PRIC en IMA als fixed factors. Hierbij werd een significant effect vastgesteld van PRIC [F(2)=6.646, p=.002, partial η2= .075] en IMA [F(1)=15.103, p=.000, partial η2= .085]. Hypothese H12 wordt bijgevolg bevestigd. Bijkomend kan opgemerkt worden dat het significant effect van PRIC wordt verklaard door een significant positief verschil (.667) tussen 1-2-1 PRIC en NO PRIC in de groep IMA
low
[F(2)=4.046, p=.021, partial η2= .087].
Hypothese H12 wordt bijgevolg partieel bevestigd voor de groep IMA low.
21
Tabel 8 . F-waarden van hoofd en interactie-effecten van IMA en PRIC op IMA ex-post manipulatie
5. Discussie Algemene conclusie Deze studie werpt een licht op het effect van process recovery intentie communicatie op klantintenties. De bevindingen, welke zijn samengevat in tabel 9, draagt op ten minste drie manieren bij tot de literatuur van service marketing en service management. Ten eerste focust voorgaand innovatief academisch onderzoek naar process recovery management zich voornamelijk op process recovery communicatie – i.e. het aan de klant kenbaar maken van process recoveries, waarbij dit onderzoek het topic vanuit een verschillende, geheel pro actieve invalshoek benadert. Dit onderzoek richt zich voor het eerst op de strategische marketing component van process improvement waarbij het effect van een procesverbeteringsstrategie op klantintenties wordt nagegaan. Ten tweede, is voor het eerst propensity to complaining in deze onderzoekslijn geïntroduceerd, waarbij het effect van process recovery intentie communicatie op propensity to complaining werd onderzocht. Ten laatste zijn customer alienation en corporate image in het model opgenomen en potentieel modererende effecten in de relatie tussen process recovery intentie communicatie en klantintenties onderzocht. In het algemeen kunnen we uit de resultaten besluiten dat eerder het bedrijfsimago dan process recovery intentie communicatie de klantintenties substantieel beïnvloedt. Zo heeft het bedrijfsimago een significant effect op customer loyalty intention en positieve word-of-mouth intentie. De waarschijnlijkheid van customer feedback wordt ook uitsluitend bepaald door het imago van de onderneming. Dit is mede te verklaren door de door de klant gepercipieerde waarde van customer feedback welke significant hoger is bij ondernemingen met een hoog
22 bedrijfsimago. Het bedrijfsimago kan bijgevolg omschreven worden als een filter welke de performantie van de onderneming bepaalt, in casu haar process improvement capabiliteit. Een stelling welke eerder door Grönroos (1988) alsook Goldberg en Den Hartog (1990) werd geponeerd in service quality management als reclame advertising en in deze context wordt bekrachtigd. Niettegenstaande geen direct effect van process recovery intentie communicatie op klantintenties is gevonden, toont het onderzoek aan dat klantintenties door process recovery intentie communicatie indirect kunnen worden beïnvloed daar process recovery intentie communicatie onafhankelijk van het imago van de onderneming een direct effect heeft op de algemene klanttevredenheid. In overeenstemming met onderzoek van Brüggen, Foubert en Gremler (2011) naar servicescape en het effect van store remodeling op klantintenties op korte en lange termijn, kan in deze context ook tijd een effect hebben in process recovery intentie communicatie. Indien de klantverwachtingen betreffende process recovery management al dan niet beantwoord worden in de daaropvolgende transacties, een significant effect bekomen kan worden op customer loyalty intention en positieve word-of-mouth intentie. Keeping promises vormt bijgevolg eerder dan making promises de key success factor om de klantintenties substantieel te beïnvloeden. Het is ook aanbevelingswaardig te vermelden dat het effect welke process recovery intentie communicatie heeft op de algemene klanttevredenheid enkel significant verschilt indien de communicatie via one-to-one marketing geschiedt. Dientengevolge kan men concluderen dat de affectieve component in process recovery intentie communicatie van betekenis is. Hiermee wordt de stelling van De Wulf et al. (2001) bevestigd welke stelt dat klanten een interpersoonlijke benadering prefereren. Een uitspraak welke weliswaar enigszins tegengesteld is met de bevindingen van Van Vaerenbergh et al. (2009) aangaande het verschil in effectiviteit tussen one-to-one en one-to-many communicatie in process recovery communicatie. Middels het generaliserend effect van persoonlijke factoren en het imago van de onderneming in de individuele besluitvorming tot de aankoop van een dienst, is tot onze kennis customer alienation en corporate image voor het eerst in service management en soliciting feedback geïntegreerd. De vervreemding van de klant t.o.v. de sector blijkt een doorslaggevende factor en bepaalt mede het effect van process recovery intentie communicatie op klantintenties. Klanten bij een onderneming met een laag imago welke enigszins tevreden zijn met de dienstverlening en een lage graad van vervreemding t.o.v. de sector hebben, kennen een significant hogere gemiddelde graad van negatieve word-of-mouth wanneer zij werden geconfronteerd met one-toone process recovery intentie communicatie. Ten laatste is vastgesteld dat process recovery intentie communicatie een significant positief
23 effect heeft op het bedrijfsimago. Een onderneming met een initieel laag bedrijfsimago welke een one-to-one process recovery intentie communicatie lanceert zal haar bedrijfsimago significant verhogen. Een onderneming met een initieel hoog bedrijfsimago wordt echter geconfronteerd met een ceiling effect van process recovery intentie communicatie op haar bedrijfsimago.
Tabel 9 . Samenvatting van de algemene conclusies
Managerial implications Deze studie heeft één boodschap voor managers van ondernemingen met een hoog als laag bedrijfsimago: “If you can walk the walk, than you may talk the talk!” Managers van een onderneming met een lager bedrijfsimago dan het sectorgemiddelde kunnen op korte termijn met process recovery intentie communicatie het imago van de onderneming verhogen alsook de algemene klanttevredenheid. Indien de onderneming haar belofte kan waarmaken zal op langere termijn cognitieve consistentie tevens tot een significant verhoogde customer loyalty en positieve word-of-mouth leiden. Echter, de capabiliteit om process recovery waar te maken, zal in grote mate afhangen van het middle-management en non-management in hoeverre zij de strategie ondersteunen (Litterer, Miyamoto, Verge en Voyer, 1985; Wooldridge en Floyd, 1990). Managers van een onderneming met een initieel hoger bedrijfsimago dan het sectorgemiddelde putten reeds voordeel uit het bedrijfsimago. Onafhankelijk van een process recovery intentie communicatie zijn hun klanten geneigd te klagen wanneer ze denken dat dit gerechtigd is. In een dynamische en competitieve dienstensector is het echter primordiaal om blijvend te investeren in
24 de relatie met de klant. Het is algemeen aanvaard dat het verwerven van een nieuwe klant tot verschillende malen duurder is dan de kost om een klant te behouden (Rasmusson, 1999; Colgate en Danaher, 2000). Managers van een onderneming met een hoog bedrijfsimago mogen dan een ceiling effect van process recovery intentie communicatie op het bedrijfsimago ondervinden; de algemene klanttevredenheid wordt wel substantieel beïnvloed. In tweede instantie, dienen managers in hun communicatieplan de process recovery intentie via one-to-one
communicatie
te
communiceren.
Indien
de
communicatie
enkel
via
massacommunicatie verloopt, zullen er geen significante effecten op de klantintenties noch het bedrijfsimago zijn. Evenwel dient rekening gehouden te worden met bias wanneer customer intentions als proxy voor real behavior gebruikt worden. Dit effect wordt tevens hoger geacht voor de mediaan waardoor dit tot minder accurate informatie voor marketing decision making zal leiden (Coussement, Benoit en Van den Poel, 2010). Beperkingen van het onderzoek Hoewel de resultaten van het onderzoek robuust zijn, moet men rekening houden dat het aantal respondenten per conditie enigszins beperkt is. Een grotere pool per conditie zou de betrouwbaarheid van de resultaten ten goede komen en/of verdere significante effecten op klantintenties aan het licht kunnen brengen. Een longitudinaal onderzoek is ook noodwendig om het positief effect van process recovery intentie communicatie op het bedrijfsimago voor ondernemingen met een initieel laag imago en de potente effecten op klantintenties te valideren. Het onderzoek werd ook enkel uitgevoerd binnen het Vlaams Gewest in België. Ten laatste werd dit onderzoek in één specifieke sector verricht en betreft het een experimenteel design zonder field study. Aanbevelingen voor verder onderzoek In het onderzoek naar process recovery management werd ontdekt dat de literatuur in het domein van process recovery communicatie enigszins beperkt is ondanks in de praktijk zowel unsoliciting als soliciting feedback zeer actueel is. Gekoppeld aan het unieke uitgangspunt van process recovery intentie communicatie zijn de aanbevelingen voor toekomstig onderzoek dan ook legio. Met name zou dieper kunnen worden gefocust of de marktstructuur (e.g. volkomen of onvolkomen concurrentie) waarbinnen een onderneming opereert een effect heeft op voice intention. Tevens zou men een transversaal onderzoek in verschillende sectoren kunnen voeren. Alsook zou men cross-sectioneel onderzoek kunnen verrichten en thans potentieel modererende effecten
van
intergenerationele,
interculturele
en
landelijke
kenmerken
nagaan.
V
Bibliografie -
-
-
-
-
-
-
-
Aaron J. Spector B(1961) Basic Dimensions of the Corporate Image, The Journal of Marketing, Vol. 25, No. 6, pp. 47-51 Anderson, E.W., Sullivan, M.W., (1993), “The antecedents and consequences of customer satisfaction for firms”, Marketing Science Iss. 12, pp. 125-143. Andersson, L.M. (1996), “Employee cynicism: an examination using a contract violation framework”, Human Relations, Vol. 49 No. 11, pp. 395-418. Andreassen, T.W., Lindestad, B., (1998). The effect of corporate image in the formation of customer loyalty. Journal of Service Research 1 (1), pp. 82-92. Bailey, A.A. (2004), “Thiscompanysucks.com: the use of the internet in negative consumer-toconsumer articulations”, Journal of Marketing Communications, Vol. 10 No. 3, pp. 169-82. Barich, H., Kotler, P., (1991), A framework for marketing image management. Sloan Management Review 32(2), pp. 94-104. Bearden, W.O. and Mason, J.B. (1984), “An investigation of influences on consumer complaint reports”, in Kinnear, T.C. (Ed.), Advances in Consumer Research, Vol. 11, Association for Consumer Research, Provo, UT, pp. 490-5. Berry, L.L. (1983), “Relationship marketing”, in Berry, L.L., Shostack, G.L. and Upah, G.D. (Eds), Emerging Perspectives of Services Marketing, American Marketing Association, Chicago, IL. Ben-Sira, Z. (1976), “The function of the professional‟s affective behavior in client satisfaction: a revised approach to social interaction theory”, Journal of Health and Social Behavior, Vol. 17, pp. 3-11. Ben-Zira, Z. (1980), “Affective and instrumental components in the physician-patient relationship: an additional dimension of interaction theory”, Journal of Health and Social Behavior, Vol. 21, pp. 170-80. Bitner M.J., (1990), Evaluating Service Encounters: The Effects of Physical Surroundings and Employee Responses, The Journal of Marketing, Vol. 54, No. 2, pp. 69-82 Bitner, M.J. (1992), “Service escapes: the impact of physical surroundings on customers and employees”, Journal of Marketing, Vol. 56, pp. 57-71. Blodgett, J.G., Wakefield, K.L. and Barnes, J.H. (1995), “The effects of customer service on consumer complaining behavior”, Journal of Services Marketing, Vol. 9 No. 6, pp. 31-42. Bodey, K. and Grace, D. (2007), “Contrasting „complainers‟ with „non-complainers‟ on attitude toward complaining, propensity to complain, and key personality characteristics: a nomological look”, Psychology & Marketing, Vol. 24 No. 7, pp. 579-94. Brady, M.K. and Cronin, J.J. Jr (2001), “Some new thoughts on conceptualizing perceived service quality: a hierarchical approach”, Journal of Marketing, Vol. 65, pp. 34-49. Brown, T.J., Churchill, G.A. and Peter, J.P. (1993), “Research note: improving the measurement of service quality”, Journal of Retailing, Vol. 69 No. 1, pp. 126-39 Brüggen, Foubert, and Gremler (2011). Extreme Makeover: Short- and Long-Term Effects of a Remodeled Servicescape. Journal of Marketing: Vol. 75, No. 5, pp. 71-87. Calonius, Hennk (1988), “A bying Process Model.” In innovative marketing – a European Perspective. European Marketing Academy, University of Bradford, England, pp 86-103 Claes Fornell and Birger Wernerfelt Source: Journal of Marketing Research, Vol. 24, No. 4 (Nov., 1987), pp. 337-346 Celso Augusto de Matos and Carlos Alberto Vargas Rossi (2008) Word-of-mouth communications in marketing: a meta-analytic review of the antecedents and moderators Journal of the Academy of Marketing Science, Vol. 36, Iss. 4., pp. 578-596. Celso Augusto de Matos, Carlos Alberto Vargas Rossi, Ricardo Teixeira Veiga, Valter Afonso Vieira, (2009), "Consumer reaction to service failure and recovery: the moderating role of attitude toward complaining", Journal of Services Marketing, Vol. 23 Iss: 7, pp.462 - 475 Chulmin Kim, Sounghie Kim, Subin Im, Changhoon Shin, (2003) "The effect of attitude and perception on consumer complaint intentions", Journal of Consumer Marketing, Vol. 20 Iss: 4, pp.352 – 371
VI -
-
-
-
-
-
-
-
Colgate, M. and Danaher, P. (2000) “Implementing a customer relationship strategy: The asymmetric impact of poor versus excellent execution”, Journal of the Academy of Marketing Science, 28(3): 375–387. Coussement, K., Benoit D.F. and Van den Poel D. (2010) “Improved marketing decision making in a customer churn prediction context using generalized additive models”, Expert Systems with Applications, Vol 37(3):2132-2143 Coviello, N.E., Brodie, R.J. and Munro, H.J. (2000), “An investigation of marketing practice by firm size”, Journal of Business Venturing, Vol. 15 Nos 5/6, pp. 523-45. Czepiel, J.A. (1990), “Service encounters and service relationships: implications for research”, Journal of Business Research, Vol. 20 No. 1, pp. 13-21. Dabholkar, P., Thorpe, D.I. and Rentz, J.O. (1996), “A measure of service quality for retail stores: scale development and validation”, Journal of the Academy of Marketing Science, Vol. 24 No. 1, pp. 2-16. Dean, J.W. Jr., Brandes, P. and Dharwadkar, R. (1998), “Organizational cynicism”, Academy of Management Review, Vol. 23 No. 2, pp. 341-52. DeWitt, T. and Brady, M.K. (2003), “Rethinking service recovery strategies”, Journal of Service Research, Vol. 6 No. 2, pp. 193-207. Dichter, E., (1985), “What's in an image?”, Journal of Consumer Marketing 2(1), 75-81. De Pelsmacker, P.; Geuens, M. & Van den Bergh, J. (2007), “Marketing Communications: A European Perspective”, Third Edition, Financial Times/ Prentice Hall, London , L. and Maute, M.F. (1996), “The antecedents of brand switching, brand loyalty and verbal responses to service failure”, in Swartz, T., Bowen, D.E. and Brown, S.W. (Eds), Advances in Service Marketing and Management,Vol. 5, Jai Press, Greenwich, CT. Elizabeth H. Creyer, (1997) "The influence of firm behavior on purchase intention: do consumers really care about business ethics?", Journal of Consumer Marketing, Vol. 14 Iss: 6, pp.421 – 432 Feinberg, R.A., Widdows, R., Hirsch-Wyncott, M. and Trappey, C. (1990), “Myth and reality in customer service: good and bad service sometimes leads to repurchase”, Journal of Consumer Satisfaction, Dissatisfaction and Complaining Behavior, Vol. 3, pp. 112-4. Finn, D., (1961), “The price of corporate vanity”, Harvard Business Review 39, 135-143. Fombrun, Charles J., 1996. Reputation Harvard Business School Press, Boston, MA Fombrun C. and Shanley M., 1990, What's in a Name? Reputation Building and Corporate Strategy, The Academy of Management Journal, Vol. 33, No. 2, pp. 233-258 Fishbein, Martin and Ajzen, Icek, 1975. Belief, Attitude, Intention and Behavior: An Introduction to Theory and Research Addison-Wesley, Reading, MA. Gagliano K.B., Hathcote J., (1994) "Customer Expectations and Perceptions of Service Quality in Retail Apparel Specialty Stores", Journal of Services Marketing, Vol. 8 Iss: 1, pp.60 – 69 George S. Low and Jakki J. Mohr (2001) “Factors Affecting the Use of Information in the Evaluation of Marketing Communications Productivity” Journal of the Academy of Marketing Science [0092-0703] Low yr:2001 vol:29 iss:1 pg:70 Gerbing, D. and Anderson, J. (1988), “An updated paradigm for scale development incorporating unidimensionality and its assessment”, Journal of Marketing research, Vol. 25, pp. 186-92. Gi-Du Kang, Jeffrey James, (2004) "Service quality dimensions: an examination of Grönroos‟s service quality model", Managing Service Quality, Vol. 14 Iss: 4, pp.266 – 277 Goldberg M.E. and Hartwick J. (1990) The Effects of Advertiser Reputation and Extremity of Advertising Claim on Advertising Effectiveness, The Journal of Consumer Research, Vol. 17, No. 2, pp. 172-179 Grönroos, C. (1982), Strategic Management and Marketing in Service Sector, Marketing Science Institute, Cambridge, MA. Grönroos, C. (1990), Service Management and Marketing, Lexington Books, Lexington, MA. Grönroos, C. (2001), “The perceived service quality concept – a mistake”, Managing Service Quality, Vol. 11 No. 3, pp. 150-2. Grönroos C., (2004) "The relationship marketing process: communication, interaction, dialogue, value", Journal of Business & Industrial Marketing, Vol. 19 Iss: 2, pp.99 – 113
VII -
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Halstead, D. and Page, T.J. (1992), “The effects of satisfaction and complaining behavior on consumer repurchase intentions”, Journal of Customer Satisfaction, Dissatisfaction and Complaining Behavior, Vol. 5, pp. 1-11. Håvard Hansen, Bendik M. Samuelsen, Pål R. Silseth (2008) “Customer perceived value in B-t-B service relationships: Investigating the importance of corporate reputation”, Industrial Marketing Management, Volume 37, Issue 2, April 2008, Pages 206-217 Homburg, Christian, Nicole Koschate, and Wayne D. Hoyer (2006), “The Role of Cognition and Affect in the Formation of Customer Satisfaction- A Dynamic Perspective,” Journal of Marketing, 70 (3), 21- 31. Joep Cornelissen, (2000) "Corporate image: an audience centred model", Corporate Communications: An International Journal, Vol. 5 Iss: 2, pp.119 – 125 Johnston, R., Michel S., (2008) "Three outcomes of service recovery: Customer recovery, process recovery and employee recovery", International Journal of Operations & Production Management, Vol. 28 Iss: 1, pp.79 – 99 Kau, A. and Loh, E.W. (2006), “The effects of service recovery on consumer satisfaction: a comparison between complainants and non-complainants”, Journal of Services Marketing, Vol. 20 No. 2, pp. 101-11. Kennedy, S.H., (1977), “Nurturing corporate image”, European Journal of Marketing 11 (3), pp. 120-164.Kotler, P., 1982. Marketing for Nonprofit Organization, 2nd Edition. Prentice-Hall, Englewood Cli!s, NJ. Keith Macky, Dianne Gardner, Stewart Forsyth, (2008) "Generational differences at work: introduction and overview", Journal of Managerial Psychology, Vol. 23 Iss: 8, pp.857 - 861 Kim, C., Kim, S., Im, S. and Shin, C. (2003), “The effect of attitude and perception on consumer complaint intentions”, Journal of Consumer Marketing, Vol. 20 No. 4, pp. 352-71. Kotler, Philip and Armstrong, Gary, 1996. Principles of Marketing (7 ed.), Prentice Hall, Englewood Cliffs, NJ La Porta, R., Lopez-de-Silanes, F., Shleifer, A., Vishny, R.W., 1998. Law and finance. Journal of Political Economy 106, 1113–1155 La Porta, R., Lopez-de-Silanes, F., Shleifer, A., Vishny, R.W., 1999. The quality of government. Journal of Law, Economics, and Organization 15, 222–279 La Porta, R., Lopez-de-Silanes, F., Shleifer, A., Vishny, R.W., 2000. Investor protection and corporate governance. Journal of Financial Economics 58, 3–27. Litterer, J.A., L. Miyamoto, H. Verge en J. Voyer, „Strategic product implementation‟. Paper presented at the fifth Annual Strategic Society Conference, 1985, Barcelona, Spain Mahesh S. Bhandari, Yelena Tsarenko, Michael Jay Polonsky, (2007) "A proposed multidimensional approach to evaluating service recovery", Journal of Services Marketing, Vol. 21 Iss: 3, pp.174 – 185 Mattila Anna S., (2004) "The impact of service failures on customer loyalty: The moderating role of affective commitment", International Journal of Service Industry Management, Vol. 15 Iss: 2, pp.134 – 149 Mattila, A.S. (2001), “The impact of relationship type on customer loyalty in context of service failure”, Journal of Service Research, Vol. 4 No. 2, pp. 91-101. Maxham, J.G. III (2001), “Service recovery‟s influence on consumer satisfaction, word-ofmouth, and purchase intentions”, Journal of Business Research, Vol. 54, pp. 11-24. Mittal, Pankaj Kumar, and Michael Tsiros (1999), “Attribute- Level Performance, Satisfaction, and Behavioral Intentions over Time: A Consumption-System Approach,” Journal of Marketing, 63 (April), 88–101. Neeru Sharma, Paul G. Patterson, (1999) "The impact of communication effectiveness and service quality on relationship commitment in consumer, professional services", Journal of Services Marketing, Vol. 13 Iss: 2, pp.151 - 170 Nguyen, 2001, Corporate image and corporate reputation in customers' retention decisions in services, Journal of retailing and consumer services, vol:8, iss:4, pg:22 Oliver, R.L. (1993), “A conceptual model of service quality and service satisfaction: compatible goals, different concepts”, in Swartz, T.A., Bowen, D.E. and Brown, S.W. (Eds), Advances in Service Marketing and Management: Research and Practice, JAI Press, Greenwich, CT, pp. 65-
VIII
-
-
-
-
-
-
-
-
-
85. Parasuraman, A., Zeithaml, V.A. and Berry, L.L. (1985), “A conceptual model of service quality and its implications for future research”, Journal of Marketing, Vol. 49, pp. 41-50. Parasuraman, A., Zeithaml, V.A. and Berry, L.L. (1988), “SERVQUAL: a multiple item scale for measuring customer perceptions of service quality”, Journal of Retailing, Vol. 64, pp. 12-40. Parasuraan, A., Zeithaml, V.A. and Berry, L.L. (1991), “Understanding customer expectations of service”. Sloan Magamement Review (Spring), 39-48 Rasmusson, E. (1999) Complaints can build relationships. Sales and Marketing Management 151(9): 89–90. Richins, M.L. (1982), “An investigation of consumers‟ attitudes toward complaining”, in Mitchell, A. (Ed.), Advances in Consumer Research, Vol. 9, Association for Consumer Research, Provo, UT, pp. 502-6. Richins, M.L. (1987), “A multivariate analysis of responses to dissatisfaction”, Journal of the Academy of Marketing Science, Vol. 15 No. 3, pp. 24-31. Robert East, Kathy Hammond, Wendy Lomax (2008) Measuring the impact of positive and negative word of mouth on brand purchase probability, International Journal of Research in Marketing, Volume 25, Iss. 3, Pages 215-224 Rust, R.T. and Oliver, R.L. (1994), “Service quality: insights and managerial implications from the frontier”, in Rust, R.T. and Oliver, R.L. (Eds), Service Quality: New Directions in Theory and Practice, Sage Publications, Thousand Oaks, CA, pp. 1-19. Singh, J. and Sirdeshmukh, D. (2000), “Agency and trust mechanisms in consumer satisfaction and loyalty judgments”, Journal of the Academy of Marketing Sciences, Vol. 28 No. 1, pp. 15067. Slotegraaf, Rebecca J. and J. Jeffrey Inman (2004), “Longitudinal Shifts in the Drivers of Satisfaction with Product Quality: The Role of Attribute Resolvability,” Journal of Marketing Research, 41 (August), 269–80. Smith, A., Bolton, R. and Wagner, J. (1999), “A model of customer satisfaction with service encounters involving failure and recovery”, Journal of Marketing Research, Vol. 36 No. 3, pp. 356-72. Stanley, D.J., Meyer, J.P. and Topolnytsky, L. (2005), “Employee cynicism and resistance to organizational change”, Journal of Business and Psychology, Vol. 19 No. 4, pp. 429-59. Swanson, S.R. and Kelley, S.W. (2001), “Service recovery attributions and word-of-mouth intentions”, European Journal of Marketing, Vol. 35 Nos 1/2. Tax, S.S. and Brown, S.W. (1998), “Recovering and learning from service failure”, Sloan Management Review, Vol. 40 No. 1, pp. 75-89. Van Vaerenbergh Y., Larivière B. and Vermeir I. (2009), “Assessing the additional impact of process recovery communications on customer outcomes: a comprehensive service recovery approach,” Working Papers of Faculty of Economics and Business Administration, Ghent University, Belgium 09/583, Ghent University, Faculty of Economics and Business Administration. Voorhees, C.M. and Brady, M.K. (2005), “A service perspective on the drivers of complaint intentions”, Journal of Service Research, Vol. 8 No. 2, pp. 192-204. Wooldridge B., Floyd S.W. (1990), “The strategy process, middle management involvement, and organizational performance”, Strategic Management Journal, Vol. 11, No. 3, pp. 231-241 Wirtz, J., Tambyah S., and Mattila Anna S., (2010) "Organizational learning from customer feedback received by service employees: A social capital perspective", Journal of Service Management, Vol. 21 Iss: 3, pp.363 – 387 Zeithaml, V.A. (1988), “Consumer perceptions of price, quality, and value: a means-end model and synthesis of evidence”, Journal of Marketing, Vol. 52, pp. 2-22. Zeithaml, V.A. et al. (1988), “Communication and control processes in the delivery of service quality”, Journal of Marketing, April. Zeithaml, V.A., Berry, L.L. and Parasuraman, A. (1993), “The nature and determinants of customer expectations of service”, Journal of the Academy of Marketing Science, Vol. 21 No. 1, pp. 1-12. Zeithaml, V.A., Berry, L.L. and Parasuraman, A. (1996), “The behavioral consequences of service quality'', Journal of Marketing, Vol. 60, April, pp. 31-46.
IX -
Zeithaml, V.A., Parasuraman, A. and Berry, L.L. (1990), “Delivering Quality Service: Balancing Customer Perceptions and Expectations”, The Free Press, New York, NY. Zeithaml, V.A. and Bitner, MJ. (2003), “Services Marketing: Integrating Customer Focus Across the Firm”, Boston, EUA : McGraw-Hill
X Appendix A. Onderzoeksitems
XI
XII
XIII Appendix B. Scenario’s Scenario 1 – conditie NO_PRIC / LOW IMAGE Onderneming XYZ is een publieke onderneming in de sector van nationale en internationale pakketzendingen welke geruime tijd een monopolie positie kende. Deze sector biedt een brede waaier van diensten om uw documenten en pakketten tot 1000kg te vervoeren van A naar B. Met de liberalisering van de sector in zicht heeft het management reeds enkele inspanningen geleverd ten einde de slagkrachten de winstgevendheid van de onderneming te verhogen. De reeds uitgevoerde reorganisaties zorgden echter voor onrust bij het personeel. Zij hebben daarom afgelopen periode enkele keren gestaakt. De CEO van onderneming XYZ verwacht dat de onderneming op middellange termijn een marktaandeel van 25% zal verliezen.
Scenario 2 – conditie NO_PRIC / HIGH IMAGE Onderneming XYZ is een beursgenoteerde, miljarden onderneming welke geruime tijd actief is en marktleider in de sector van nationale en internationale pakketzendingen. Deze sector biedt een brede waaier van diensten om uw documenten en pakketten tot 1000kg te vervoeren van A naar B. De onderneming werd opgericht in 1905 en is momenteel een wereldwijd opererend bedrijf welke toonaangevend is in zijn sector en die klanttevredenheid als efficiëntie weet te koppelen aan een snelle en betrouwbare levering. De CEO gaat er prat op dat de onderneming slanker en beter gepositioneerd uit de zwaarste recessie van de afgelopen decennia gekomen is. De beursanalisten verhoogden onlangs de rating van het aandeel van de onderneming en gaven een gemiddeld koop advies.
Scenario 3 – conditie ONE-2-ONE / LOW IMAGE Onderneming XYZ is een publieke onderneming in de sector van nationale en internationale pakketzendingen welke geruime tijd een monopolie positie kende. Deze sector biedt een brede waaier van diensten om uw documenten en pakketten tot 1000kg te vervoeren van A naar B. Met de liberalisering van de sector in zicht heeft het management reeds enkele inspanningen geleverd ten einde de slagkrachten de winstgevendheid van de onderneming te verhogen. De reeds uitgevoerde reorganisaties zorgden echter voor onrust bij het personeel. Zij hebben daarom afgelopen periode enkele keren gestaakt. De CEO van onderneming XYZ verwacht dat de onderneming op middellange termijn een marktaandeel van 25% zal verliezen. Je merkt op dat de onderneming bij monde van haar CEO via direct mailing (via een persoonlijke brief /email) op de hoogte brengt dat zij in grote mate belang hecht aan uw mening. Hij zou het naar waarde weten te appreciëren mocht u, indien u ontevreden bent over de dienstverlening of een suggestie heeft, dat u dit aan de onderneming kenbaar maakt. Daarvoor worden de nodige mogelijkheden gecreëerd om op een efficiënte manier uw klacht(en) te behandelen en op te lossen. Dit alles ten einde de dienstverlening
XIV beter en continue op de noden van de klant af te stemmen.“Een klacht is immers een geschenk welke de slagkracht van de onderneming en de kwaliteit van de dienstverlening ten goede komt”, dixit de CEO.
Scenario 4 – conditie ONE-2-ONE / HIGH IMAGE Onderneming XYZ is een beursgenoteerde, miljarden onderneming welke geruime tijd actief is en marktleider in de sector van nationale en internationale pakketzendingen. Deze sector biedt een brede waaier van diensten om uw documenten en pakketten tot 1000kg te vervoeren van A naar B. De onderneming werd opgericht in 1905 en is momenteel een wereldwijd opererend bedrijf welke toonaangevend is in zijn sector en die klanttevredenheid als efficiëntie weet te koppelen aan een snelle en betrouwbare levering. De CEO gaat er prat op dat de onderneming slanker en beter gepositioneerd uit de zwaarste recessie van de afgelopen decennia gekomen is. De beursanalisten verhoogden onlangs de rating van het aandeel van de onderneming en gaven een gemiddeld koop advies. Je merkt op dat de onderneming bij monde van haar CEO via direct mailing (via een persoonlijke brief / email) op de hoogte brengt dat zij in grote mate belang hecht aan uw mening. Hij zou het naar waarde weten te appreciëren mocht u, indien u ontevreden bent over de dienstverlening of een suggestie heeft, dat u dit aan de onderneming kenbaar maakt. Daarvoor worden de nodige mogelijkheden gecreëerd om op een efficiënte manier uw klacht(en) te behandelen en op te lossen. Dit alles ten einde de dienstverlening beter en continue op de noden van de klant af te stemmen.“Een klacht is immers een geschenk welke de slagkrachtvan de onderneming en de kwaliteit van de dienstverlening ten goede komt”, dixit de CEO.
Scenario 5 – conditie ONE-2-MANY / LOW IMAGE Onderneming XYZ is een publieke onderneming in de sector van nationale en internationale pakketzendingen welke geruime tijd een monopolie positie kende. Deze sector biedt een brede waaier van diensten om uw documenten en pakketten tot 1000kg te vervoeren van A naar B. Met de liberalisering van de sector in zicht heeft het management reeds enkele inspanningen geleverd ten einde de slagkrachten de winstgevendheid van de onderneming te verhogen. De reeds uitgevoerde reorganisaties zorgden echter voor onrust bij het personeel. Zij hebben daarom afgelopen periode enkele keren gestaakt. De CEO van onderneming XYZ verwacht dat de onderneming op middellange termijn een marktaandeel van 25% zal verliezen. Je merkt op dat de onderneming bij monde van haar CEO via een algemene marketing campagne laat weten dat zij in grote mate belang hecht aan uw mening. Hij zou het naar waarde weten te appreciëren mocht u, indien u ontevreden bent over de dienstverlening of een suggestie heeft, dat u dit aan de onderneming kenbaar maakt. Daarvoor worden de nodige mogelijkheden gecreëerd om op een efficiënte manier uw klacht(en) te behandelen en op te lossen. Dit alles ten einde de dienstverlening beter en continue op de noden van de klant af te stemmen.“Een klacht is immers een geschenk welke de slagkrachtvan de onderneming en de kwaliteit van de dienstverlening ten goede komt”, dixit de CEO.
XV Scenario 6 – conditie ONE-2-MANY / HIGH IMAGE Onderneming XYZ is een beursgenoteerde, miljarden onderneming welke geruime tijd actief is en marktleider in de sector van nationale en internationale pakketzendingen. Deze sector biedt een brede waaier van diensten om uw documenten en pakketten tot 1000kg te vervoeren van A naar B. De onderneming werd opgericht in 1905 en is momenteel een wereldwijd opererend bedrijf welke toonaangevend is in zijn sector en die klanttevredenheid als efficiëntie weet te koppelen aan een snelle en betrouwbare levering. De CEO gaat er prat op dat de onderneming slanker en beter gepositioneerd uit de zwaarste recessie van de afgelopen decennia gekomen is. De beursanalisten verhoogden onlangs de rating van het aandeel van de onderneming en gaven een gemiddeld koop advies. Je merkt op dat de onderneming bij monde van haar CEO via een algemene marketing campagne laat weten dat zij in grote mate belang hecht aan uw mening. Hij zou het naar waarde weten te appreciëren mocht u, indien u ontevreden bent over de dienstverlening of een suggestie heeft, dat u dit aan de onderneming kenbaar maakt. Daarvoor worden de nodige mogelijkheden gecreëerd om op een efficiënte manier uw klacht(en) te behandelen en op te lossen. Dit alles ten einde de dienstverlening beter en continue op de noden van de klant af te stemmen.“Een klacht is immers een geschenk welke de slagkrachtvan de onderneming en de kwaliteit van de dienstverlening ten goede komt”, dixit de CEO.
Scenario 7 – conditie PRIC_BOTH / LOW IMAGE Onderneming XYZ is een publieke onderneming in de sector van nationale en internationale pakketzendingen welke geruime tijd een monopolie positie kende. Deze sector biedt een brede waaier van diensten om uw documenten en pakketten tot 1000kg te vervoeren van A naar B. Met de liberalisering van de sector in zicht heeft het management reeds enkele inspanningen geleverd ten einde de slagkrachten de winstgevendheid van de onderneming te verhogen. De reeds uitgevoerde reorganisaties zorgden echter voor onrust bij het personeel. Zij hebben daarom afgelopen periode enkele keren gestaakt. De CEO van onderneming XYZ verwacht dat de onderneming op middellange termijn een marktaandeel van 25% zal verliezen. Je merkt op dat de onderneming bij monde van haar CEO via direct mailing (via een persoonlijke brief / email) op de hoogte brengt dat zij in grote mate belang hecht aan uw mening. Hij zou het naar waarde weten te appreciëren mocht u, indien u ontevreden bent over de dienstverlening of een suggestie heeft, dat u dit aan de onderneming kenbaar maakt. Daarvoor worden de nodige mogelijkheden gecreëerd om op een efficiënte manier uw klacht(en) te behandelen en op te lossen. Dit alles ten einde de dienstverlening beter en continue op de noden van de klant af te stemmen.“Een klacht is immers een geschenk welke de slagkrachtvan de onderneming en de kwaliteit van de dienstverlening ten goede komt”, dixit de CEO. Enige tijd later merkt u een algemene marketing campagne op welke de strategie van de onderneming nogmaals onderstreept en de reeds ontvangen mailing bevestigt en bekrachtigt.
XVI Scenario 8 – conditie PRIC_BOTH / HIGH IMAGE Onderneming XYZ is een beursgenoteerde, miljarden onderneming welke geruime tijd actief is en marktleider in de sector van nationale en internationale pakketzendingen. Deze sector biedt een brede waaier van diensten om uw documenten en pakketten tot 1000kg te vervoeren van A naar B. De onderneming werd opgericht in 1905 en is momenteel een wereldwijd opererend bedrijf welke toonaangevend is in zijn sector en die klanttevredenheid als efficiëntie weet te koppelen aan een snelle en betrouwbare levering. De CEO gaat er prat op dat de onderneming slanker en beter gepositioneerd uit de zwaarste recessie van de afgelopen decennia gekomen is. De beursanalisten verhoogden onlangs de rating van het aandeel van de onderneming en gaven een gemiddeld koop advies. Je merkt op dat de onderneming bij monde van haar CEO via direct mailing (via een persoonlijke brief / email) op de hoogte brengt dat zij in grote mate belang hecht aan uw mening. Hij zou het naar waarde weten te appreciëren mocht u, indien u ontevreden bent over de dienstverlening of een suggestie heeft, dat u dit aan de onderneming kenbaar maakt. Daarvoor worden de nodige mogelijkheden gecreëerd om op een efficiënte manier uw klacht(en) te behandelen en op te lossen. Dit alles ten einde de dienstverlening beter en continue op de noden van de klant af te stemmen.“Een klacht is immers een geschenk welke de slagkracht van de onderneming en de kwaliteit van de dienstverlening ten goede komt”, dixit de CEO. Enige tijd later merkt u een algemene marketing campagne op welke de strategie van de onderneming nogmaals onderstreept en de reeds ontvangen mailing bevestigt en bekrachtigt.
XVII Appendix C. Descriptives