Makeover-programma’s met cosmetische chirurgie: Effect op waargenomen prevalentie en acceptatie van cosmetische chirurgie
Stefan Borghuis, studentnummer 5813530 14 januari 2013 Bachelorthesis Communicatiewetenschap Begeleiding: Dr. Sandra Zwier Aantal woorden: 5627
Abstract In dit onderzoek is gekeken naar het effect van blootstelling aan gesponsorde cosmetischchirurgische makeover-programma’s op de waargenomen prevalentie en acceptatie van cosmetische chirurgie. 64 vrouwen (M leeftijd = 25,30) hebben meegedaan aan een éénfactorieel design experiment. De helft van de vrouwen kreeg een video te zien van een makeover-programma waarin een cosmetisch-chirurgische ingreep (borstvergroting) getoond werd. De andere helft kreeg een video te zien met een niet-chirurgische makeover (borstliftende BH). De resultaten suggereren dat het kijken naar een cosmetisch-chirurgisch makeover-programma een verhoogde acceptatie van cosmetische chirurgie als aanvaardbare manier van uiterlijke zelfverbetering ten gevolge heeft. Er is geen effect gevonden op de waargenomen prevalentie van cosmetische chirurgie. De implicaties en tekortkomingen van het onderzoek worden besproken.
1
Inleiding
In de Verenigde Staten stijgt het aantal cosmetisch-chirurgische ingrepen al jaren. In 2006 zijn er meer dan tien miljoen operaties uitgevoerd, een stijging van 48% ten opzichte van 2002 (Sperry, Thompson, Sarwer & Cash, 2009). In 2010 zijn wereldwijd ongeveer één miljoen ooglidcorrecties, anderhalf miljoen borstvergrotingen en twee miljoen liposucties uitgevoerd (International Society of Aesthetic Plastic Surgery, 2011). De stijging in het aantal cosmetische ingrepen wordt vaak gekoppeld aan een veelheid aan media-aandacht. Zowel televisieprogramma’s over cosmetische chirurgie (zoals ‘Extreme Makeover’, ‘Doctor 90210’ en ‘The Swan’) als reclame voor cosmetische ingrepen wordt verweten een te positief beeld te
Bachelorthesis – Stefan Borghuis
2
schetsen van cosmetische chirurgie (Sperry et al., 2009). Vanwege mogelijke nadelige effecten die reclames voor cosmetische chirurgie kunnen hebben is deze vorm van reclame in België verboden (Het Laatste Nieuws, 2011). Hoewel er in Nederland weinig traditionele reclame gemaakt wordt voor cosmetisch-chirurgische ingrepen en klinieken, zijn er verschillende gesponsorde makeover-programma’s op de televisie te zien. De Nederlandse televisieprogramma’s ‘BeautyPlus’, ‘Gewoon Mooier’ en ‘Dit Is Mijn Lijf’ worden allen gesponsord door een kliniek voor cosmetische chirurgie.
De vraag of er een verband is tussen blootstelling aan cosmetisch-chirurgische makeoverprogramma’s en de intentie om een cosmetisch-chirurgische ingreep te ondergaan is veelvuldig onderzocht (Delinsky, 2005; Nabi, 2009; Sperry et al., 2009; Swami, 2009; Markey & Markey, 2010). Met name vanuit de kritisch-emancipatorische en feministische hoek van de wetenschap wordt er echter ook aandacht besteed aan andere vormen van beïnvloeding ten gevolge van het kijken naar makeover-programma’s. Zo is er veel kritiek op makeover-programma’s omdat het kijken ernaar zou zorgen voor een verhoging van de acceptatie van cosmetische chirurgie als manier van uiterlijke zelfverbetering (Brooks, 2004). Mogelijke effecten op de acceptatie van cosmetische chirurgie zijn echter veelal verondersteld maar minder onderzocht. Een ander mogelijk gevolg van blootstelling aan makeover-programma’s waar weinig onderzoek naar gedaan wordt, is de waargenomen prevalentie van cosmetische chirurgie. Dit is opvallend aangezien waargenomen prevalentie op een ander gebied van gezondheid waar ook discussie is over het verbieden van reclame, het roken van tabak, wel wordt meegenomen in het communicatieonderzoek. Zo is geconcludeerd dat mensen die roken als meer prevalent zien, meer aanleg en een hogere intentie hebben om te beginnen met roken (Moodie, MacKintosh, Brown & Hastings, 2008). Het enige onderzoek naar makeoverprogramma’s waar prevalentie van cosmetische chirurgie wordt meegenomen, is een correlationele studie van Nabi (2009). Vooral op het gebied van experimentele studies naar de effecten van makeover-programma’s op de waargenomen prevalentie en acceptatie van cosmetische chirurgie lijkt er dan ook een leemte te bestaan in de wetenschappelijke literatuur. De veronderstelling dat het kijken naar (gesponsorde) makeover-programma’s effect heeft op de acceptatie en waargenomen prevalentie van cosmetisch-chirurgische ingrepen dient dan ook nader onderzocht te worden.
Bachelorthesis – Stefan Borghuis
3
Dit onderzoek kan gezien worden als een eerste aanzet om het effect van gesponsorde makeover-programma’s op de waargenomen prevalentie en acceptatie van cosmetische chirurgie experimenteel te onderzoeken. De resultaten van dit onderzoek kunnen door andere onderzoekers gebruikt worden ter inspiratie, door deze concepten mee te nemen in hun eigen onderzoek en op deze manier een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van de mogelijke effecten van makeover-programma’s over cosmetische chirurgie. De conclusies zouden, door instanties die zich bezig houden met reclameregelgeving, tevens meegenomen kunnen worden in het debat omtrent het al dan niet beperken van reclame voor cosmetische chirurgie of bepaalde vormen ervan.
De onderzoeksvraag die in dit onderzoek centraal staat is: In hoeverre hebben gesponsorde makeover-programma’s met cosmetische chirurgie invloed op de acceptatie van cosmetische chirurgie als vorm van uiterlijke zelfverbetering en de waargenomen prevalentie van cosmetische chirurgie?
2
Theoretisch Kader
Definities Gesponsorde makeover-programma’s over cosmetische chirurgie zijn televisieprogramma´s die gesponsord zijn door cosmetisch-chirurgische klinieken, waarin de kijker mee kan kijken bij een cosmetisch-chirurgische transformatie van personen die meestal niet tevreden zijn over hoe ze er uitzien. Nederlandse voorbeelden hiervan zijn Gewoon Mooier (RTL 4) en BeautyPlus (RTL 4). Gesponsorde makeover-programma’s vallen binnen de definitie van reclame zoals geformuleerd door de Stichting Reclame Code (2011): “iedere openbare en/of systematische directe dan wel indirecte aanprijzing van goederen, diensten en/of denkbeelden door een adverteerder of geheel of deels ten behoeve van deze, al dan niet met behulp van derden. Onder reclame wordt mede verstaan het vragen van diensten” (Stichting Reclame Code, 2011, para. 1).
Voor cosmetische chirurgie wordt de volgende definitie aangehouden: chirurgische ingrepen zonder medische noodzaak met het doel om uiterlijke kenmerken in overeenstemming te laten komen met heersende idealen. Hierbij is een duidelijk onderscheid gemaakt tussen cosmetische en plastische chirurgie. Plastische chirurgie heeft tot doel om het uiterlijk, dat
Bachelorthesis – Stefan Borghuis
4
afwijkt ten gevolge van bijvoorbeeld letsel, groeiproblemen, brandwonden of ziekten, te reconstrueren en te corrigeren. Deze medische noodzaak en reconstructieve aard is bij cosmetische chirurgie niet aanwezig (The American Board of Cosmetic Surgery, 2012).
De ´waargenomen prevalentie´ van cosmetische chirurgie is geoperationaliseerd als de perceptie van de hoeveelheid cosmetische chirurgie dat wordt toegepast in Nederland. Hierbij is een vergelijking getrokken met de manier waarop de perceptie van geweld is gemeten door Gerbner (1998). Gerbner (1998) vraagt in het onderzoek naar zijn cultivatietheorie aan respondenten om een mening te geven over de hoeveelheid geweld dat in het land van de respondent plaatsvindt. De cultivatietheorie is een centrale theorie in het huidige onderzoek en wordt later meer uitgebreid besproken.
Naast een eventuele verandering in de waargenomen prevalentie, is ook de acceptatie van cosmetische chirurgie van belang in dit onderzoek. Waar bij de definitie van waargenomen prevalentie uit is gegaan van de perceptie van feiten rond cosmetische chirurgie, omvat de acceptatie van cosmetische chirurgie ook een waardeoordeel over het gebruik ervan. De acceptatie van cosmetisch chirurgie is dan ook als volgt geoperationaliseerd: de mate waarin cosmetisch-chirurgische ingrepen geaccepteerd worden als een aanvaardbare manier van uiterlijke zelfverbetering.
Theoretische achtergrond Een theorie die van toepassing zou kunnen zijn op de effecten van mediabeelden is de eerder genoemde cultivatietheorie. Deze theorie houdt in dat media-inhoud opvattingen van mediagebruikers zou cultiveren en socialiseren. Gerbner (1998) stelt onder andere dat zware televisiekijkers (mensen die meer dan vier uur per dag televisiekijken) de werkelijkheid meer vinden lijken op de televisierealiteit dan lichte kijkers (mensen die minder dan twee uur per dag televisiekijken). Zo is aan de hand van deze theorie geconcludeerd dat zware kijkers de wereld meer als een kwaadaardige plaats zien dan lichte kijkers omdat de (Amerikaanse) televisie een veelheid aan geweld toont. Hoewel Gerbner (1998) zijn onderzoek voornamelijk richt op mediageweld, is de cultivatietheorie voor tal van andere onderwerpen gebruikt, zoals mediaberichtgeving over drugsgebruik, psychische aandoeningen en homoseksualiteit (Morgan & Shanahan, 2010). Ook wordt de theorie niet alleen toegepast op algemeen televisiegebruik maar ook op blootstelling aan bepaalde genres of specifieke programma’s.
Bachelorthesis – Stefan Borghuis
5
Aan de hand van deze theorie is bijvoorbeeld onderzocht of het kijken naar talkshows invloed heeft op ontrouw (Woo & Dominick, 2001) en het effect van blootstelling aan de ziekenhuisserie 'Grey's Anatomy' op de beeldvorming omtrent artsen (Quick, 2009). Als de cultivatietheorie betrokken wordt op gesponsorde makeover-programma’s houdt dit in dat, als televisiekijkers het beeld voorgeschoteld krijgen dat cosmetische chirurgie een veelgebruikte, acceptabele manier is om het uiterlijk te verbeteren, ze op den duur meer gaan geloven dat dit in de werkelijkheid ook zo is. Dat blootstelling aan televisieprogramma’s invloed kan hebben op waargenomen prevalentie lijkt aangetoond in een studie van O’Guinn en Shrum (1997). Zij hebben onderzoek gedaan naar de invloed van het kijken naar soaps op de waargenomen prevalentie van gezinnen die luxe producten in hun bezit hebben. De onderzoekers concludeerden op basis van een survey-onderzoek en een quasi-experiment dat de respondenten die vaker naar soaps keken, de prevalentie van rijkdom in Amerikaanse gezinnen hoger inschatten dan de respondenten die minder vaak naar soaps keken. Een onderzoek waarin een deel van de cultivatietheorie is toegepast op makeover-programma’s lijkt dit beeld te bevestigen. Crockett, Pruzinsky en Persing (2007) hebben een surveyonderzoek uitgevoerd, gehouden onder 42 patiënten die voor het eerst een cosmetisch ingreep lieten doen. De respondenten die veel keken naar makeover-programma’s vonden het beeld van cosmetische chirurgie dat geschetst wordt in de media meer lijken op de werkelijkheid dan mensen die weinig naar de televisie keken. Nabi (2009) vond echter een tegengesteld resultaat. Op basis van een survey-onderzoek, gehouden onder 170 studenten, werd geconcludeerd dat kijken naar makeover-programma´s wel invloed heeft op het verlangen om een cosmetisch-chirurgische ingreep te ondergaan, maar dat een verhoging in de waargenomen prevalentie niet aanwezig is. Er werd geen verband gevonden tussen de hoeveelheid blootstelling aan makeover-programma’s en de perceptie van het aantal uitgevoerde cosmetisch-chirurgische ingrepen.
Ondanks de tegenstrijdige resultaten die gevonden zijn in de correlationele studies naar de relatie tussen blootstelling aan makeover-programma’s en mogelijke effecten op waargenomen prevalentie, is de verwachting voor de huidige studie dat het kijken naar makeover-programma’s effect heeft op de waargenomen prevalentie van cosmetische chirurgie. De cultivatietheorie is vele malen bevestigd. Morgan en Shanahan (2010) beargumenteren zelfs dat cultivatietheorie vanwege haar hoge status verschuift van een
Bachelorthesis – Stefan Borghuis
6
theorie naar een paradigma binnen de communicatiewetenschap. Om deze reden wordt vastgehouden aan de verwachting op basis van de uitgangspunten van de cultivatietheorie. Hiertoe is de volgende hypothese opgesteld:
H1:
Kijken naar gesponsorde makeover-programma’s met cosmetisch-chirurgische ingrepen leidt tot een verhoging van de waargenomen prevalentie van cosmetische chirurgie.
Nu de verwachting is opgesteld dat blootstelling aan makeover-programma’s effect heeft op de waargenomen prevalentie van cosmetische chirurgie, kan de volgende vraag zijn wat het effect is op de acceptatie van cosmetische chirurgie. Een verklaring van de mogelijke invloed van media-inhoud over cosmetische chirurgie op de verhoging van de acceptatie, zouden de narratieve frames kunnen zijn die gebruikt worden in de media. Brooks (2004) beargumenteert dat er twee dominante frames zijn in de media wanneer het gaat om cosmetische chirurgie: ‘cosmetische chirurgie als nieuwe techniek’ en ‘openhartige, persoonlijke getuigenissen van patiënten’. Deze conclusie heeft ze getrokken op basis van een kwalitatieve inhoudsanalyse van alle artikelen over cosmetische chirurgie in de Amerikaanse tijdschriften ‘Vogue’, ‘Harper’s Bazaar’, ‘US Weekly’ en ‘People’ van oktober 2001 t/m juni 2003. Verder onderzoek zou meer uit kunnen wijzen over de effecten van het gebruik van het ´cosmetische chirurgie als technologische vooruitgang´ frame in makeover-programma’s. Makeover-programma’s bestaan echter bijna volledig uit persoonlijke getuigenissen. Hierom zou juist dit type programma een duidelijk effect kunnen hebben op het verhogen van de acceptatie van cosmetische chirurgie.
In bestaand onderzoek naar de acceptatie van cosmetische chirurgie wordt de invloed van de media als een belangrijke verklarende factor gezien voor een hogere acceptatie. Zo veronderstelt Brooks (2004) dat Amerikanen cosmetische chirurgie steeds meer aanvaarden en goedkeuren. Deze acceptatie van cosmetische chirurgie is door haar vanuit een kritischemancipatorische blik, gekoppeld aan een toenemende hoeveelheid media-aandacht voor cosmetische chirurgie. Deze claims zijn door Brooks (2004) echter niet empirisch onderzocht, iets wat Delinsky (2005) wel heeft getracht te doen. Zij concludeert op basis van een surveyonderzoek dat is uitgevoerd onder 302 psychologiestudenten, dat er sprake is van een verhoging van de acceptatie van cosmetische chirurgie ten gevolge van media-aandacht. De
Bachelorthesis – Stefan Borghuis
7
hoeveelheid blootstelling aan mediaberichtgeving over cosmetische chirurgie (advertenties, televisieprogramma’s en artikelen) correleerde met de mate waarin cosmetische chirurgie geaccepteerd werd. Dit wil zeggen dat des te vaker de respondenten in aanraking zijn gekomen met berichten over cosmetische chirurgie, des te meer ze cosmetische chirurgie zagen als een aanvaardbare manier van uiterlijke zelfverbetering en andersom.
Naast het onderzoek van Delinsky (2005) zijn er nog een aantal onderzoeken die verbanden laten zien tussen blootstelling aan makeover-programma’s en de acceptatie van cosmetisch chirurgie. Zo concluderen Slevec en Tiggemann (2010) in een survey-onderzoek, dat vrouwen van middelbare leeftijd die naar makeover-programma’s kijken, cosmetische chirurgie meer accepteren dan vrouwen die niet naar deze programma’s kijken. Dit effect was direct en werd niet gemedieerd door lichaamsontevredenheid en angst voor veroudering. De onderzoekers suggereren dat media-inhoud een sterke invloed heeft op de acceptatie van cosmetische chirurgie. Sperry et al. (2009) onderschrijven dit resultaat. Mensen die blootgesteld zijn aan makeover-programma’s waar cosmetische ingrepen vertoond worden, lijken naast een algehele positieve attitude, cosmetische chirurgie meer te accepteren dan mensen die niet naar deze programma´s kijken. Een belangrijk nadeel van deze onderzoeken is echter dat de gevonden relaties tussen het kijken naar makeover-programma’s en acceptatie van cosmetische chirurgie correlationeel zijn. Zoals Sperry et al. (2009) zelf aan hebben gegeven, kunnen op basis van deze onderzoeken geen conclusies over causale verbanden getrokken worden.
Hoewel de beschreven onderzoeken correlationeel zijn, lijken gesponsorde makeoverprogramma’s met cosmetische chirurgie wel een rol te spelen bij een eventuele verhoging van de acceptatie van cosmetische chirurgie. Om deze reden is de volgende hypothese opgesteld.
H2:
Kijken naar gesponsorde makeover-programma’s met cosmetisch-chirurgische ingrepen leidt tot hogere acceptatie van cosmetische chirurgie als manier om het uiterlijk te verbeteren.
Bachelorthesis – Stefan Borghuis
8
Conceptueel model De beschreven hypothesen zijn samengevat in het onderstaande conceptueel model.
Waargenomen prevalentie van cosmetische chirurgie
H1 + Gesponsord makeoverprogramma met cosmetische chirurgie
a H2 +
Acceptatie van cosmetische chirurgie
3
Methode
3.1
Steekproef
Het experiment is uitgevoerd onder 64 vrouwen. De experimentele groep en de controlegroep bestonden beide uit 32 vrouwen. De leeftijd van de respondenten varieerde van 19 t/m 40 jaar, met een gemiddelde leeftijd van 25,30 (SD = 5,31) jaar1. Het grootste deel van de participanten had als hoogst genoten opleidingniveau WO (39,1%) of HBO (37,5%). VWO (10,9%), MBO (7,8%), Havo (3,1%) en VMBO (1,6%) waren in mindere mate vertegenwoordigd. De participanten zijn via e-mail en sociale media benaderd en hebben geen vergoeding gekregen voor de deelname.
3.2
Methode van onderzoek
Om de hypothesen te toetsen is gebruik gemaakt van een één-factorieel experimenteel ontwerp. De onafhankelijke variabele was blootstelling aan een gesponsord makeoverprogramma over cosmetische chirurgie (wel/niet). In het experiment vond alleen een nameting plaats, geen voormeting. De respondenten werden random aan de verschillende condities toegewezen.
1
Van 82 vrouwen die het experiment volledig hebben doorlopen, zijn er 9 participanten verwijderd omdat ze niet binnen de leeftijdscategorie
van 18 t/m 40 vielen. Daarnaast zijn er nog 9 participanten niet meegenomen omdat ze hebben aangegeven dat ze de stimulus (video) niet volledig hebben gekeken.
Bachelorthesis – Stefan Borghuis
9
Tabel 1 Experimenteel design Tijdstip
3.3
t1
groep I
R
groep II
R
t2 X
01
experimentele groep
02
controlegroep
Operationalisaties
3.3.1 Onafhankelijke variabele
De onafhankelijke variabele was ´blootstelling aan makeover-programma over cosmetische chirurgie’. Om de onafhankelijke variabele te manipuleren is gebruik gemaakt van de Nederlandse makeover-programma’s ‘Gewoon Mooier’ en ‘Trinny & Susannah: Missie Holland’. Er zijn twee verschillende fragmenten uit de programma´s uitgekozen voor de condities: (1) ‘makeover-programma met de cosmetisch-chirurgische ingreep borstvergroting’ (2) ‘makeover-programma met de niet-chirurgische ingreep borstliftende BH’.
Beide fragmenten zijn geselecteerd op basis van drie criteria. Ten eerste moest het programma uitgezonden zijn in Nederland. Ten tweede moesten de hoofdpersonen uit de programma’s ontevreden zijn over hetzelfde lichaamsdeel en ten slotte moesten de hoofdpersonen tevreden zijn met de oplossing. Er is gekozen om de manipulaties uit bestaande programma’s te halen om het stimulusmateriaal werkelijkheidsgetrouw te maken. De gekozen fragmenten zijn echter teruggemonteerd van tien naar ongeveer twee minuten om de fragmenten zo gelijk mogelijk te maken.
Het fragment met de cosmetisch-chirurgische ingreep borstvergroting komt uit seizoen 6 aflevering 6 van het programma Gewoon Mooier, dat in Nederland is uitgezonden op RTL 4. Gewoon Mooier is een makeover-programma dat gesponsord wordt door de cosmetischchirurgische kliniek Bergman Clinics. In het gekozen fragment is hoofdpersoon Marianne ontevreden over haar borsten. Ze hoopt deze ontevredenheid weg te halen door een borstvergroting uit te laten voeren. In de video bespreekt ze eerst het probleem dat ze heeft met de in haar ogen te kleine borsten. Vervolgens wordt als oplossing van dat probleem de chirurgische ingreep borstvergroting uitgevoerd. Ten slotte geeft ze aan dat de borstvergroting
Bachelorthesis – Stefan Borghuis
10
inderdaad de juiste manier was om haar probleem op te lossen. Het teruggemonteerde fragment duurde 2,14 minuten. Enkele screenshots uit dit fragment worden in figuur 1 weergegeven.
Figuur 1: screenshots uit Gewoon Mooier Seizoen 6 aflevering 6.
Het fragment met de borstliftende BH kwam uit het programma ‘Trinny & Susannah: Missie Holland’. Ook dit programma is uitgezonden op RTL 4. Uit ‘Trinny & Susannah: Missie Holland’ zijn segmenten gekozen uit aflevering 5 van het najaar 2011 die gaan over hoofdpersoon Nienke. De segmenten zijn samengevoegd tot één fragment. In het fragment is Nienke net als Marianne ontevreden over de grootte van haar borsten. Zij krijgt een nieuwe BH aangemeten als oplossing voor dit probleem. Ook Nienke is tevreden met het resultaat. Dit teruggemonteerde fragment duurde 1,55 minuten. Screenshots uit dit fragment worden weergegeven in figuur 2.
Figuur 2: screenshots uit Trinny & Susannah: Missie Holland, najaar 2011, aflevering 5.
3.3.2 Afhankelijke variabelen
Acceptatie van cosmetische chirurgie De acceptatie van cosmetisch chirurgie is als volgt geoperationaliseerd: de mate waarin cosmetisch-chirurgische ingrepen geaccepteerd worden als aanvaardbare manier van uiterlijke zelfverbetering. Om de acceptatie van cosmetische chirurgie te meten werd de ‘acceptance of cosmetic surgery scale’ (ACSS) van Henderson-King en Henderson-King (2005) gebruikt. Deze schaal laadde op drie factoren. In het huidige onderzoek werd alleen gebruik gemaakt
Bachelorthesis – Stefan Borghuis
11
van de factor ‘intrapersoonlijk’. Deze bestond uit de volgende vijf stellingen, allen gemeten op een 7-punt likertschaal van ´zeker niet´ tot ´zeker wel´, die zijn vertaald van Engels naar Nederlands: Het is logisch om kleine cosmetisch-chirurgische ingrepen te laten verrichten in plaats van je jarenlang slecht te voelen over hoe je er uitziet Cosmetische chirurgie is iets goeds omdat het mensen kan helpen om zich beter over zichzelf te voelen Mensen die erg ontevreden zijn met hun uiterlijk zouden cosmetische chirurgie als een van de opties moeten overwegen Als cosmetische chirurgie mensen meer tevreden kan maken over hoe ze er uitzien, zouden ze het moeten proberen Cosmetische chirurgie kan het zelfbeeld van mensen goed doen
Uit een factoranalyse van deze items die acceptatie van cosmetische chirurgie beoogden te meten, bleek dat er één dimensie te onderscheiden was (eigenwaarde > 1), namelijk ‘acceptatie van cosmetische chirurgie’. Deze factor verklaarde 81,37% van de variantie. De vijf items vormden samen een betrouwbare schaal (Cronbach's alpha = 0,94). De uiteindelijke score voor de acceptatie van cosmetische chirurgie is berekend door het gemiddelde van de vijf items te nemen.
Waargenomen prevalentie van cosmetische chirurgie De waargenomen prevalentie van cosmetische chirurgie is op een soortgelijke manier gemeten als de perceptie van geweld in de cultivatietheorie van Gerbner (1998). De participanten werden gevraagd naar hun perceptie van het aantal ingrepen dat wordt uitgevoerd in Nederland. Om dit te meten werden de volgende items gebruikt: Hoeveel procent van alle vrouwen in Nederland hebben volgens u een cosmetische ingreep laten verrichten? (Open vraag) Hoe normaal is het volgens u om in Nederland een cosmetisch-chirurgische ingreep te laten verrichten? (7-punt likertschaal, van helemaal niet normaal tot heel normaal) Mensen gebruiken in Nederland tegenwoordig vaker cosmetische chirurgie dan tien jaar geleden (7-punt likertschaal, van mee oneens tot mee eens)
Bachelorthesis – Stefan Borghuis
12
Deze items vormden echter geen betrouwbare schaal (Cronbach's alpha = 0,57). Omdat er geen betrouwbare schaal gevormd kon worden, is in de verdere analyses alleen gebruik gemaakt van de ratiovariabele ´ingeschat percentage vrouwen in Nederland dat cosmetische chirurgie heeft laten doen´. Hier is voor gekozen omdat deze variabele waargenomen prevalentie van cosmetische chirurgie het beste meet zoals geoperationaliseerd (‘de perceptie van de hoeveelheid cosmetische chirurgie dat wordt toegepast in Nederland’).
3.3.3 Variabelen voor aanvullende analyses
Naast het toetsen van de hypothesen is er ook explorerend onderzoek gedaan. Hiervoor is gebruik gemaakt van de schalen ‘lichaamstevredenheid’ en ‘intentie om cosmetische chirurgie te ondergaan’ (alle items gemeten op een 7-punt likertschaal, lopende van ‘mee oneens’ tot ‘mee eens’). Voor de uiteindelijke score van beide schalen is het gemiddelde van de items genomen. Lichaamstevredenheid (Cronbach’s alpha = 0,88)
Ik vind de grootte van mijn borsten passen bij mijn lichaam
Ik vind mijn uiterlijk zoals het is precies goed
Ik ben tevreden met mijn borsten
Ik vind mezelf er aantrekkelijk uitzien
Intentie om cosmetische chirurgie te ondergaan (Cronbach’s alpha = 0,91)
Als een cosmetisch-chirurgische ingreep gratis was, zou ik overwegen om een cosmetisch-chirurgische ingreep te ondergaan
Als ik zou weten dat het ondergaan van een cosmetisch-chirurgische ingreep geen negatieve kanten heeft, zou ik een ingreep wel willen proberen
Als ik me zelfverzekerder kan voelen door het ondergaan van cosmetische chirurgie, zou ik best een cosmetisch-chirurgische ingreep willen ondergaan
Ik denk dat ik cosmetische chirurgie zou ondergaan als ik op middelbare leeftijd ben.
3.3.4 Manipulatiecheck
Om te testen of de participanten de onafhankelijke variabele hebben geïnterpreteerd op de manier waarop de onderzoeker heeft beoogd, is de volgende vraag gesteld: ´Probeert u zich zo
Bachelorthesis – Stefan Borghuis
13
goed mogelijk te herinneren: vond er een cosmetisch-chirurgische ingreep plaats in het videofragment dat u aan het begin van deze enquête heeft gezien?´ (gemeten op een 7-punt likertschaal, lopende van ‘zeker niet’ tot ‘zeker wel’). De participanten in de conditie ‘chirurgische makeover’ scoorden gemiddeld 6,78 (SD = 0,61) terwijl de participanten in de conditie ‘niet-chirurgische makeover’ gemiddeld 1,25 (SD = 0,88) scoorden. Dit verschil is significant, t (62) = 29,25, p < 0,001. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de manipulatie is opgemerkt zoals bedoeld.
3.3.5 Procedure
De participanten zijn via een e-mail of sociale media uitgenodigd om deel te nemen aan het experiment. In de e-mails en de sociale mediaberichten is een tekst met de ethische richtlijnen van wetenschappelijk onderzoek en een link naar het experiment opgenomen. De participanten hebben door het volgen van de link verklaard dat ze vrijwillig meededen aan het onderzoek en dat ze op elk moment konden stoppen. Na het volgen van de link kwamen de participanten op een welkomstpagina, waar ze bedankt werden voor de medewerking aan het onderzoek. Direct na het starten van de vragenlijst kregen de participanten het fragment met de cosmetisch-chirurgische makeover of de niet-chirurgische makeover te zien. Na het zien van het fragment moesten de participanten de vragenlijst invullen. Eerst werd gevraagd naar het geslacht. Vervolgens werden de schalen ‘intentie’, ‘lichaamstevredenheid’ (zie p. 12), ‘acceptatie van cosmetische chirurgie’ en de drie items die ‘waargenomen prevalentie van cosmetische chirurgie’ meten ingevuld (zie p. 11). Ten slotte werd gevraagd naar de algemene achtergrondinformatie over leeftijd en opleidingsniveau. De laatste vraag was de manipulatiecheck. Na het afronden van de vragenlijst werden de participanten bedankt voor de deelname.
4
Resultaten
4.1
Toetsing van hypothesen
Hypothese 1 Hypothese 1 voorspelde dat de participanten die de cosmetisch-chirurgische video hebben gezien, de prevalentie van cosmetische chirurgie in Nederland hoger inschatten dan de participanten die de niet-chirurgische video hebben gezien. Een eenwegs-variantieanalyse met de onafhankelijke variabele ‘blootstelling aan cosmetisch-chirurgisch makeover-programma’ en de afhankelijke variabele ‘ingeschat percentage van aantal uitgevoerde cosmetisch
Bachelorthesis – Stefan Borghuis
14
chirurgische ingrepen in Nederland’ is uitgevoerd om deze hypothese te toetsen. De participanten die de video gezien hebben met chirurgische ingreep scoorden gemiddeld 23,91% (SD = 15,85). De participanten die geen chirurgische ingreep gezien hebben scoorden gemiddeld 20,91% (SD = 14,69). Dit verschil is echter niet significant, F (1, 62) = 0,62, p = 0,435. Dit wil zeggen dat blootstelling aan cosmetisch-chirurgische makeover-programma’s geen invloed had op de waargenomen prevalentie van cosmetische chirurgie in Nederland. Hypothese 1 is dus verworpen.
Hypothese 2 Hypothese 2 voorspelde dat de participanten die de cosmetisch-chirurgische video hebben gezien een hogere acceptatie van cosmetische chirurgie hebben dan de participanten die de niet-chirurgische video hebben gezien. Deze hypothese is getoetst met behulp van een eenwegs-variantieanalyse met de onafhankelijke variabele ‘blootstelling aan cosmetischchirurgisch makeover-programma’ en de afhankelijke variabele ‘acceptatie van cosmetische chirurgie’. De participanten die de video gezien hebben waarin een chirurgische ingreep getoond werd, scoorden gemiddeld 4,84 (SD = 1,37) op een 7-punt schaal, terwijl de participanten die geen chirurgische ingreep gezien hebben gemiddeld 3,63 (SD = 1,64) scoorden. Dit verschil is sterk significant, F (1, 62) = 10,31, p < 0,01, η² = 0,17. Dit betekent dat blootstelling aan een cosmetisch-chirurgisch makeover-programma een sterk positieve invloed had op de acceptatie van cosmetische chirurgie als manier om het uiterlijk te verbeteren. Hypothese 2 is dus aangenomen.
4.2
Aanvullende analyses
Om explorerend te onderzoeken welke variabelen nog meer van invloed zouden kunnen zijn op de waargenomen prevalentie en acceptatie van cosmetische chirurgie is er voor beide variabelen een multiple regressieanalyse uitgevoerd.
In het eerste model is de acceptatie van cosmetische chirurgie als afhankelijke variabele toegevoegd. De onafhankelijke variabelen waren ´blootstelling aan cosmetisch-chirurgische ingreep´ (waarbij 0 = niet blootgesteld en 1 = wel blootgesteld), ´leeftijd´, ´lichaamstevredenheid´, ´intentie om een cosmetisch chirurgische ingreep uit te laten voeren´ en ‘waargenomen prevalentie van cosmetische chirurgie’. De regressieanalyse leverde een significant model op F (5, 58) = 17,22, p < 0,001 en is samengevat in Tabel 2.
Bachelorthesis – Stefan Borghuis
15
Tabel 2 Regressieanalyse Met Verschillende Voorspellers van Acceptatie van Cosmetische Chirurgie (N = 64, R² = 0,598). Voorspeller
Β
p-waarde
Conditie (blootstelling aan cosmetischchirurgisch makeover-programma)
0,28
0,003
Intentie
0,58
< 0,001
Leeftijd
0,09
0,427
Lichaamstevredenheid
-0,01
0,895
Prevalentie van cosmetische chirurgie
0,25
0,021
De variantie in de onafhankelijke variabelen verklaarden gezamenlijk 60% van de variantie in de acceptatie van cosmetische chirurgie (R² = 0,598). De intentie om een cosmetischchirurgische ingreep te ondergaan, wel of geen blootstelling aan een cosmetisch-chirurgisch makeover-programma en waargenomen prevalentie van cosmetische chirurgie waren allen statistisch significant. De intentie om een cosmetisch-chirurgische ingreep te ondergaan was de sterkste voorspeller van het hebben van een hoge acceptatie van cosmetische chirurgie (β = 0,58, p = < 0,001), gevolgd door ´blootstelling aan een cosmetische chirurgisch makeoverprogramma’ (β = 0,30, p < 0,01) en waargenomen prevalentie (β = 0,25, p < 0,05). Leeftijd en lichaamstevredenheid bleken geen significante unieke voorspellers te zijn in het model.
Om te onderzoeken welke variabelen van invloed waren op de waargenomen prevalentie van cosmetische chirurgie is een multiple regressieanalyse uitgevoerd. Hierbij is de ‘waargenomen prevalentie van cosmetische chirurgie’ als afhankelijke variabele opgenomen. De onafhankelijke variabelen waren ´blootstelling aan cosmetisch-chirurgische ingreep´ (waarbij 0 = niet blootgesteld en 1 = wel blootgesteld), ´leeftijd´, ´lichaamstevredenheid´, ´intentie om een cosmetisch chirurgische ingreep uit te laten voeren´ en ‘acceptatie van cosmetische chirurgie’. De regressieanalyse leverde een significant model op F (5, 58) = 8,85, p < 0,001 en is samengevat in Tabel 3.
Bachelorthesis – Stefan Borghuis
16
Tabel 3 Regressieanalyse Met Verschillende Voorspellers van Waargenomen Prevalentie van Cosmetische Chirurgie (N = 64, R² = 0, 433). β
Voorspellers Acceptatie van cosmetische chirurgie
p-waarde
0,35
0,021
chirurgisch makeover-programma)
-0,05
0,648
Intentie
-0,07
0,651
Leeftijd
0,54
< 0,001
Lichaamstevredenheid
-0,14
0,241
Conditie (blootstelling aan cosmetisch-
De variantie in de onafhankelijke variabelen verklaarden gezamenlijk 43% van de variantie in de waargenomen prevalentie van cosmetische chirurgie (R² = 0,433). Leeftijd en acceptatie van cosmetische chirurgie bleken de enige significante voorspellers te zijn in het model. Leeftijd was de sterkste voorspeller (β = 0,54, p < 0,001). Dit wil zeggen dat des te ouder de participanten waren, des te hoger ze de prevalentie van cosmetische chirurgie inschatten. De variantie in acceptatie van cosmetische chirurgie bleek in mindere mate de variantie in de waargenomen prevalentie te voorspellen.
5
Conclusie
In tegenstelling met wat voorspeld werd in Hypothese 1, bleek blootstelling aan een gesponsord cosmetisch-chirurgisch makeover-programma in dit onderzoek geen invloed te hebben op de waargenomen prevalentie van cosmetische chirurgie. Aan de ene kant is dit resultaat verassend. Op basis van de cultivatietheorie (Gerbner, 1998) werd in dit experiment immers een positieve relatie verwacht. Aan de andere kant ondersteunt dit resultaat wel eerder onderzoek naar de waargenomen prevalentie van cosmetische chirurgie van Nabi (2009). Zij vond in een survey-onderzoek ook geen relatie tussen het kijken naar makeover-programma’s en de perceptie van het aantal uitgevoerde ingrepen.
Hypothese 2 werd wel aangenomen. Er is een sterk causaal verband gevonden tussen blootstelling aan cosmetisch-chirurgische makeover-programma’s en de acceptatie van cosmetische chirurgie als aanvaardbare manier van uiterlijke zelfverbetering. Deze bevindingen zijn in lijn met eerdere onderzoeksresultaten van Sperry et al. (2009), Slevec en
Bachelorthesis – Stefan Borghuis
17
Tiggemann (2010) en Delinsky (2005). Allen vonden een verband tussen de hoeveelheid blootstelling aan cosmetisch-chirurgische makeover-programma’s en een verhoogde acceptatie van cosmetische chirurgie. Uit het huidige onderzoek blijkt dit verband ook causaal te zijn. Gegeven deze resultaten, lijkt het kijken naar gesponsorde makeover-programma’s met cosmetische chirurgie wel invloed te hebben op de acceptatie van cosmetische chirurgie als vorm van uiterlijke zelfverbetering maar geen invloed uit te oefenen op de waargenomen prevalentie van cosmetische chirurgie.
Aanvullende analyses suggereerden dat het hebben van de intentie om cosmetische chirurgie te ondergaan, een belangrijke voorspeller is van de mate van acceptatie van cosmetische chirurgie. Dit is weinig verrassend aangezien het niet meer dan logisch is dat mensen die de intentie hebben om een cosmetisch-chirurgische ingreep laten verrichten, cosmetische chirurgie ook accepteren als aanvaardbare manier van uiterlijke zelfverbetering. Verrassender is de conclusie dat het kijken naar een programma waarin een cosmetisch-chirurgische makeover vertoond wordt, een sterkere invloed had op de acceptatie van cosmetische chirurgie dan de leeftijd en het lichaamsbeeld van de participanten. Het hebben van een negatief zelfbeeld bleek geen invloed te hebben op de mate van acceptatie van cosmetische chirurgie, onder constanthouding van leeftijd, intentie en waargenomen prevalentie van cosmetische chirurgie. Dit is tegengesteld aan resultaten van Henderson-King en HendersonKing (2005). Zij trokken de conclusie dat hoe lager het lichaamsbeeld is, hoe hoger de acceptatie van cosmetische chirurgie is, en andersom.
Leeftijd was de meest belangrijke voorspeller voor de score op waargenomen prevalentie. Hoe ouder de participanten waren, hoe hoger ze het aantal vrouwen inschatten dat een cosmetisch-chirurgische ingreep heeft ondergaan. Daarnaast bleek acceptatie van cosmetische chirurgie ook een voorspeller te zijn van de waargenomen prevalentie. Des te meer de participanten cosmetische chirurgie accepteerde als een aanvaardbare manier van zelfverbetering, des te hoger ze de prevalentie van cosmetische chirurgie inschatten.
Bachelorthesis – Stefan Borghuis
6
18
Discussie
Er zijn een aantal beperkingen aan het huidige onderzoek die belangrijk zijn om te noemen. Ten eerste zijn er tekortkomingen te identificeren vanwege praktische overwegingen. Deze studie is een afstudeeronderzoek en de uitvoering ervan lag daarom vast aan een strakke deadline. Om tijd te besparen is gekozen om het experiment online uit te zetten. Hierdoor is de interne validiteit, wat meestal een pluspunt is bij experimenten, mogelijk in het geding. De onderzoekers hebben geen controle gehad over de bezigheden van de respondenten tijdens het uitvoeren van het onderzoek. Daarnaast is er geen tijd geweest voor vooronderzoek waardoor er onder andere problemen zijn ontstaan met de schaalconstructie van de variabele ‘waargenomen prevalentie van cosmetische chirurgie’. De verschillende items die de waargenomen prevalentie van cosmetische chirurgie beoogden te meten vormden samen geen betrouwbare schaal. Om deze reden is enkel gebruik gemaakt van het item ‘ingeschat percentage vrouwen in Nederland dat cosmetische chirurgie heeft laten doen’. Ten tweede hebben de participanten meteen na het kijken van de video de vragenlijst ingevuld, waardoor er alleen conclusies getrokken kunnen worden over zeer korte termijneffecten. Dit hoeft niet noodzakelijkerwijs een probleem te zijn. Gerbner (1998) stelt immers dat cultiverende mediaeffecten zeer klein en cumulatief van aard zijn. Het feit dat er na één blootstelling überhaupt een effect is gevonden lijkt dus eerder te suggereren dat er na herhaalde blootstelling wel lange termijneffecten plaats zullen vinden dan dat deze effecten zullen uitblijven.
De meest belangrijke bijdrage van deze studie aan de literatuur over de invloed van cosmetisch-chirurgische makeover-programma’s is de experimentele opzet van dit onderzoek. Op basis van voorgaand onderzoek over de acceptatie van cosmetische chirurgie (HendersonKing & Henderson-King, 2005; Delinsky, 2005; Sperry et al., 2009; Slevec & Tiggemann, 2010) kon alleen geconcludeerd worden dat er een relatie is tussen het kijken naar makeoverprogramma’s en een verhoogde acceptatie van cosmetische chirurgie. Het is mogelijk dat mensen die hoog scoren op acceptatie van cosmetische chirurgie zich meer aangetrokken voelen en meer kijken naar makeover-programma’s met cosmetische chirurgie in plaats van andersom. Hoewel nog steeds waar kan zijn dat een verhoogde acceptatie leidt tot vaker kijken naar makeover-programma’s, bleek uit de resultaten van het huidige onderzoek dat blootstelling aan makeover-programma’s een oorzakelijk effect kan hebben op de acceptatie van cosmetische chirurgie.
Bachelorthesis – Stefan Borghuis
19
Hoewel er weinig onderzoek gedaan is naar waargenomen prevalentie van cosmetische chirurgie, werd op basis van de cultivatietheorie (Gerbner, 1998) en onderzoek van O’Guinn en Shrum (1997) verwacht dat blootstelling aan cosmetisch-chirurgische makeoverprogramma’s zou zorgen voor een verhoogde inschatting van het aantal vrouwen dat een cosmetisch-chirurgische ingreep heeft laten verrichten. Resultaten uit zowel survey-onderzoek van Nabi (2009), als het huidige experimentele onderzoek lijken te suggereren dat het kijken naar makeover-programma’s met cosmetisch-chirurgische ingrepen geen invloed heeft op de waargenomen prevalentie van cosmetische chirurgie. Aangezien de cultivatietheorie gericht is op kleine cumulatieve effecten na vele blootstellingen (Gerbner, 1998), zou het uitblijven van significant resultaat een gevolg kunnen zijn van de enkele blootstelling in het huidige experiment. Dit is echter niet waarschijnlijk. In het onderzoek van Nabi (2009) is immers ook gevraagd naar de hoeveelheid makeover-programma’s waar de participanten naar keken. Een andere verklaring voor het uitblijven van een effect zou ‘forewarning’ kunnen zijn (McGuire & Papageorgis, 1962). Forewarning houdt in dat als mensen voorafgaand aan een boodschap gewaarschuwd zijn dat ze beïnvloed gaan worden, ze zich daartegen wapenen en minder snel beïnvloed zullen worden. De participanten verdedigen zich als het ware tegen de boodschap. Petty en Cacioppo (1977) voegen daaraan toe dat mensen na het horen van de waarschuwing gaan anticiperen wat ze te horen gaan krijgen en van te voren al tegenargumenten verzinnen. Het is mogelijk dat de participanten in het huidige onderzoek zich bewust waren van de gesponsorde aard van het stimulusmateriaal en zich hierdoor verzetten tegen de mogelijkheid dat ze beïnvloed zouden worden. Aan de andere kant is het ook mogelijk dat de respondenten zich er niet bewust van waren dat het programma gesponsord werd. In dat geval kan het zijn dat het gevonden effect van blootstelling aan een cosmetisch-chirurgisch makeoverprogramma op de acceptatie van cosmetische chirurgie een overschatting is van de werkelijke effecten. In de in het experiment getoonde video van een cosmetisch-chirurgische makeover, werd de chirurgische ingreep namelijk buitengewoon positief neergezet. De reden hiervoor was de gesponsorde aard van het programma waar het fragment uit geselecteerd is. Het is mogelijk dat kijkers van gesponsorde makeover-programma’s zich kritischer opstellen tegen de positieve toon als ze zich bewust zijn van het feit dat het programma gesponsord wordt. Vervolgonderzoek zou meer duidelijkheid kunnen scheppen over het mogelijke effect van forewarning en de invloed van de kennis of het programma gesponsord is.
Bachelorthesis – Stefan Borghuis
20
Nu duidelijk is geworden dat het kijken naar makeover-programma’s een sterke invloed kan hebben op het verhogen van de acceptatie van cosmetische chirurgie, zou de volgende stap kunnen zijn om de effecten van een verhoogde acceptatie nader te onderzoeken. Interessant zou kunnen zijn om te onderzoeken of een hogere acceptatie ook kan leiden tot hogere intentie en het daadwerkelijk laten uitvoeren van cosmetisch chirurgische ingrepen. Hoewel dit in de toekomst zal moeten blijken, is de eerste stap gezet door het effect van gesponsorde makeover-programma’s op de waargenomen prevalentie en acceptatie van cosmetische chirurgie experimenteel te onderzoeken.
7
Literatuurlijst
Brooks, A. (2004). Under the knife and proud of it: An analysis of the normalization of cosmetic surgery. Critical Sociology, 30(2), 207-239. doi:10/1163/156916304323072080 Crockett, R. J., Pruzinsky, T., & Persing, J. A. (2007). The influence of plastic surgery reality tv on cosmetic surgery patient expectations and decision making. Plastic and Reconstructive Surgery, 120(1), 316-324. doi:10.1097/01.prs.0000264339.67451.71 Delinsky, S. S. (2005). Cosmetic surgery: A common and accepted form of selfimprovement? Journal of Applied Social Psychology, 35(10), 2012-2028. doi:10.1111/j.1559-1816.2005.tb02207.x Gerbner, G. (1998). Cultivation analysis: An overview. Mass Communication & Society, 1(3/4), 175-194. doi:10.1080/15205436.1998.9677855 Henderson-King, D., & Henderson-King, E. (2005). Acceptance of cosmetic surgery: Scale development and validation. Body Image, 2(2), 137-149. doi:10.1016/j.bodyim.2005.03.003 Het Laatste Nieuws (2011). Kamer keurt verbod op reclame voor esthetische ingrepen goed. Opgehaald van http://www.hln.be/hln/nl/33/fitgezond/article/detail/1282883/2011/06/23/kamer-keurt-verbod-op-reclame-vooresthetische-ingrepen-goed.dhtml International Society of Aesthetic Plastic Surgery (2011). ISAPS international survey on aesthetic-cosmetic procedures performed in 2010. Opgehaald van http://www.isaps.org/files/html-contents/ISAPS-Procedures-Study-Results-2011.pdf
Bachelorthesis – Stefan Borghuis
21
Markey, C. N., & Markey, P. M. (2010). A correlational and experimental examination of reality television viewing and interest in cosmetic surgery. Body Image, 7(2), 165171. doi:10.1016/j.bodyim.2009.10.006 McGuire, W. J., & Papageorgis, D. (1962). Effectiveness of forewarning in developing resistance to persuasion. The Public Opinion Quarterly, 26(1), 24-34. doi:10.1086/267068 Moodie, C., MacKintosh, A. M., Brown, M., & Hastings, G. B. (2008). Tobacco marketing awareness on youth smoking susceptibility and perceived prevalence before and after an advertising ban. European Journal of Public Health, 18(5), 484–490. doi:10.1093/eurpub/ckn016 Morgan, M., & Shanahan, J. (2010). The state of cultivation. Journal of Broadcasting & Electronic Media, 54(2), 337-355. doi:10.1080/08838151003735018 Nabi, R. L. (2009). Cosmetic surgery makeover programs and intentions to undergo cosmetic enhancements: A consideration of three models of media effects. Human Communication Research, 35(1), 1-27. doi:10.1111/j.1468-2958.2008.01336.x O'Guinn, T. C., & Shrum, L. J. (1997). The role of television in the construction of consumer reality. Journal of Consumer Research, 23(4), 278-294. Petty, R. E., & Cacioppo, J. T. (1977). Forewarning, cognitive responding, and resistance to persuasion. Journal of Personality and Social Psychology, 35(9), 645-655. doi:10.1037/0022-3514.35.9.645 Quick, B. L. (2009). The effects of viewing Grey’s Anatomy on perceptions of doctors and patient satisfaction. Journal of Broadcasting & Electronic Media, 53(1), 38–55. doi:10.1080/08838150802643563 Slevec, J., & Tiggemann, M. (2010). Attitudes toward cosmetic surgery in middle-aged women: Body image, aging anxiety, and the media. Psychology of Women Quarterly, 34(1), 65-74. doi:10.1111/j.1471-6402.2009.01542.x Sperry, S., Thompson, J. K., Sarwer, D. B., & Cash, T. F. (2009). Cosmetic surgery reality tv viewership relations with cosmetic surgery attitudes, body image, and disordered eating. Annals of Plastic Surgery, 62(1), 7-11. doi:10.1097/SAP.0b013e31817e2cb8 Stichting Reclame Code (2011). Per 1 januari 2011 nieuwe definitie van reclame artikel 1 nrc. Opgehaald van: https://www.reclamecode.nl/consument/default.asp?paginaID=131&hID=41
Bachelorthesis – Stefan Borghuis
22
Swami, V. (2009). Body appreciation, media influence, and weight status predict consideration of cosmetic surgery among female undergraduates. Body Image, 6(4), 315-317. doi:10.1016/j.bodyim.2009.07.001 The American Board of Cosmetic Surgery (2012). Cosmetic surgery vs plastic surgery. Opgehaald van http://www.americanboardcosmeticsurgery.org/How-WeHelp/cosmetic-surgery-vs-plastic-surgery.html Woo, H., & Dominick, J. R. (2001). Daytime television talk shows and the cultivation effect among U.S. and international students. Journal of Broadcasting & Electronic Media, 45(4), 598–614. doi:10.1207/s15506878jobem4504_4