Maatschappelijke ontwikkelingen in drie Friese grietenijen in de 19de en begin 20ste eeuw bepaald op basis van huwelijksregisters
HUWELIJKSONDERZOEK
Namen: Charlotte van Haren, Hieke Veenema en Marijke Lijzenga Vakkencombinatie: Geschiedenis Docent: dhr. P. Schoen Inleverdatum: 10-02-2014
Inhoudsopgave Voorblad
1
Inhoudsopgave
2
Inleiding
3
Trouwen in het algemeen in de 19de en begin 20ste eeuw
6
Deelvragen Op welke leeftijd trouwden de meeste mensen? In welk jaar en in welke maand trouwden de meeste mensen? Is er sprake van een verband tussen de populairste trouwmaand en de maand waarin de meeste echtparen hun eerste kind krijgen? Kwamen er veel echtscheidingen voor? Trouwden mensen met dezelfde woon- en/of geboorteplaats met elkaar? Kwam er veel analfabetisme voor? Waren er ontwikkelingen in het onderwijs, zodat het analfabetisme verminderde? Is er een verandering te zien in de beroepen die voorkomen in de huwelijksregisters?
10 10 16 23
Conclusie
66
Bijlagen
68
Bronnen
74
2
29 32 45 50 54
Inleiding In dit profielwerkstuk zal op basis van de informatie die in de huwelijksregisters staat, worden gekeken naar de maatschappelijke ontwikkelingen die drie Friese grietenijen hebben doorgemaakt in de 19de en begin 20ste eeuw. Onder een grietenij wordt een verzameling dorpen verstaan. Het is als het ware de voorloper van de huidige gemeente. De grietenijen die worden behandeld, zijn Haskerland, Schoterland en Utingeradeel. Er is voor deze grietenijen gekozen, omdat onze huidige woonplaatsen vroeger deel uitmaakten van deze grietenijen. Het leek ons erg interessant om te kijken hoe de ontwikkeling is geweest in onze eigen woonomgeving. Dit is dan ook de reden dat we hebben gekozen voor dit onderwerp. In eerste instantie lijkt het vreemd om op basis van de huwelijksregisters de maatschappelijke ontwikkelingen te bepalen. Echter, in deze huwelijksregisters staat niet alleen wie met wie trouwde, maar bijvoorbeeld ook het beroep van zowel de man als de vrouw. Bovendien wordt in het huwelijksregister vermeld of er sprake is van analfabetisme. In het begin was de kennis over de grietenijen vrij beperkt. Het was daarom ook lastig om direct een definitief onderwerp te bepalen. Dit kwam mede doordat voor ons nog niet precies bekend was wat er met de huwelijksregisters onderzocht kon worden. Na een gesprek met onze begeleider, meneer Schoen, hebben we hier een duidelijker beeld van gekregen. Naar aanleiding van dit gesprek, hadden we de volgende voorlopige hoofdvraag en voorlopige deelvragen geformuleerd. De voorlopige hoofdvraag was: ‘Welke maatschappelijke ontwikkelingen hebben vanaf ± 1800 tot drie generaties verder plaatsgevonden in de dorpen Joure, Jubbega en Nes?’ Onder maatschappelijke ontwikkelingen werden analfabetisme, welvaart, beroepen en gezondheidszorg verstaan. De voorlopige deelvragen waren de volgende: Was er sprake van veel analfabetisme? Waren de ontwikkelingen in het onderwijs zodanig dat het analfabetisme verminderde? Is er een verband te zien tussen analfabetisme en welvaart? Trouwden mensen met mensen uit dezelfde dorpen of met dezelfde godsdienst? Zijn er bepaalde beroepen die vaker voorkomen in de huwelijksregisters? Op welke leeftijd trouwden de meeste mensen? Kwamen er veel echtscheidingen voor? Is er een verband te zien tussen de dorpen en het voorkomen van een militiebewijs in de huwelijksbijlage? De intentie was om bovenstaande vragen te beantwoorden met behulp van de huwelijksregisters. De originele huwelijksregisters worden bewaard in Tresoar, het Fries archief. Tegenwoordig staan alle huwelijksregisters op internet. Dit maakte het een stuk makkelijker om thuis of tijdens tussenuren op school met het profielwerkstuk bezig te gaan. Doordat we met behulp van Tresoar aan dit profielwerkstuk hebben gewerkt, werden we ook begeleid door Tresoar. Onze begeleider bij Tresoar was meneer Kuipers. Nadat het eerste gesprek met onze begeleider op school, meneer Schoen, had plaatsgevonden, hebben we contact gezocht met meneer Kuipers. We hebben toen de voorlopige hoofdvraag en de voorlopige deelvragen gestuurd en een afspraak gemaakt om een bezoek te brengen aan Tresoar. Tijdens dit bezoek hebben we samen met meneer Kuipers gekeken in hoeverre het mogelijk zou zijn om de voorlopige hoofdvraag en de voorlopige deelvragen te beantwoorden. Daarnaast hebben we de originele huwelijksregisters bekeken. Doordat de huwelijksregisters van de 19de eeuw nog steeds te zien en aan te raken zijn, kregen wij meer beleving bij het onderwerp.
3
Naar aanleiding van het bezoek aan Tresoar, zijn de voorlopige hoofdvraag en de voorlopige deelvragen veranderd. De reden hiervoor was dat sommige deelvragen niet realiseerbaar bleken te zijn. Daarnaast was de hoofdvraag qua formulering te lastig om te beantwoorden, aangezien de huwelijksregisters per grietenij werden bijgehouden en niet per dorp. De definitieve hoofdvraag die in dit profielwerkstuk zal worden beantwoord, is de volgende: ‘Welke maatschappelijke ontwikkelingen hebben er in de jaren 1830, 1870 en 1900 plaatsgevonden in de grietenijen Haskerland, Schoterland en Utingeradeel?’ In eerste instantie was voor 1910 gekozen in plaats van 1900. Doordat niet alle gegevens beschikbaar waren die nodig waren voor het beantwoorden van de deelvragen, is er gekozen voor het jaar 1900. Onder het begrip maatschappelijke ontwikkelingen worden in dit profielwerkstuk de volgende zaken verstaan: Analfabetisme en de ontwikkelingen in het onderwijs Beroepen die zijn verdwenen en zijn ontstaan Leeftijd waarop mensen trouwden Hoeveelheid scheidingen Veranderingen in welvaart Veranderingen in vervoermiddelen en infrastructuur Onze verwachting1 is dat er in de 19de en begin 20ste eeuw maatschappelijke vooruitgang heeft plaatsgevonden. Allereerst denken we dat er vooruitgang heeft plaatsgevonden in het onderwijs, wat als gevolg zou hebben dat het analfabetisme door de jaren heen is gedaald. We denken dat zowel de Industriële Revolutie als de ontwikkelingen in de Verlichting hierop invloed hebben gehad. Deze perioden hebben nieuwe uitvindingen en nieuwe manieren van denken geïntroduceerd. Door de Verlichting keek men op een andere manier naar de wereld, wat naar onze verwachting invloed heeft gehad op het onderwijs. Ook verwachten we naar aanleiding van de Industriële Revolutie een verandering te zien in de beroepen die voorkomen in de huwelijksregisters. Zo zullen er volgens ons meer beroepen in de industrie zijn en minder in de landbouw. Verder verwachten we dat door de jaren heen de afstand tussen de dorpen waar de bruid en bruidegom zijn geboren en wonen, verder van elkaar liggen, gezien de verandering in vervoermiddelen. Daarnaast denken we dat de welvaart in de grietenij Schoterland relatief lager zal zijn dan in de grietenijen Utingeradeel en Haskerland. Deze verwachting vloeit voort uit de informatie die wij tot ons hebben genomen over onder andere de verschillende beroepen. Echter, welvaart is een subjectief begrip, ieder individu ervaart het namelijk anders. Hierdoor is de welvaart lastig te meten. Na ons onderzoek, zal in de conclusie worden vermeld of deze hypothese klopt. Om de hoofdvraag te onderzoeken, zullen achtereenvolgens de onderstaande deelvragen worden beantwoord: Op welke leeftijd trouwden de meeste mensen? In welk jaar en in welke maand trouwden de meeste mensen?
1
Onze hypothese is gebaseerd op het boekje ‘Het archief, een omgevingsonderzoek naar de ste huwelijksomstandigheden in de 19 en 20 eeuw’, geschreven door Theo Kuipers en ons gesprek met Theo Kuipers op 24 september 2013.
4
Is er sprake van een verband tussen de populairste trouwmaand en de maand waarin de meeste echtparen hun eerste kind krijgen? Kwamen er veel echtscheidingen voor? Trouwden mensen met dezelfde woon- en/of geboorteplaats met elkaar? Kwam er veel analfabetisme voor? Waren er ontwikkelingen in het onderwijs, zodat het analfabetisme verminderde? Is er een verandering te zien in de beroepen die voorkomen in de huwelijksregisters?
Eerst hebben we alle drie voor de grietenij waarin onze huidige woonplaats valt, de informatie uitgezocht die nodig was voor het beantwoorden van de deelvragen. Dit is op basis van de informatie die in de huwelijksregisters staat, gedaan en verwerkt in een excelbestand. Vervolgens zijn de deelvragen verdeeld en hebben we met behulp van de gegevens van de verschillende grietenijen de deelvragen beantwoord.
Foto: Op de foto is een origineel huwelijksregister te zien, die wordt bewaard in het Fries archief. Deze foto is genomen tijdens het eerste bezoek aan Tresoar.
5
Trouwen in het algemeen in de 19de en begin 20ste eeuw In de 19de en begin 20ste eeuw was het lastiger om in het huwelijksbootje te stappen dan dat het tegenwoordig is. De voornaamste reden was dat het een stuk lastiger was om aan de documenten te komen die nodig zijn om een huwelijk te voltrekken. Tegenwoordig is dit bijna allemaal digitaal, waardoor het een stuk makkelijker is om aan de nodige documenten te komen. In de 19de en begin 20ste eeuw waren er, net als vandaag de dag, documenten nodig voordat een huwelijk gesloten kon worden. In sommige gevallen waren er heel wat akten nodig. Dit kostte de nodige tijd en geld. Tegenwoordig zijn, zoals eerder genoemd, deze akten veel sneller en makkelijker te achterhalen, mede dankzij de technologische ontwikkelingen. Om in de 19de en begin 20ste eeuw een huwelijk te sluiten, waren de volgende documenten nodig2: doop- of geboorteakten van de man en de vrouw het bewijs van huwelijksafkondiging indien de ouders van de man of de vrouw overleden waren, de overlijdensakte van de ouders een certificaat waarin stond dat de man de Nationale Militie had voldaan. Geboorteakten Zoals genoemd, was, voor het sluiten van het huwelijk, zowel de geboorteakte van de man als die van de vrouw nodig. Deze geboorteakten waren in de 19de en begin 20ste eeuw nog handgeschreven, waardoor er soms problemen optraden. Het kon bijvoorbeeld zijn dat een naam verkeerd was geschreven. Als dit het geval was, moest met een rechterlijke uitspraak worden bewezen dat de persoon die in de akte werd genoemd werkelijk de persoon was die het huwelijk wilde sluiten. Het kwam destijds regelmatig voor dat er geen geboorteakte was van de desbetreffende persoon. Als er geen geboorteakte was, moest een akte van bekendheid worden afgegeven. Dit is, als iemand niet in bezit is van een geboorteakte, nog steeds het geval. Om tegenwoordig een akte van bekendheid te verkrijgen, moeten ten minste vier meerderjarige getuigen aan de rechter kunnen verklaren waar en wanneer iemand geboren is en waarom deze persoon niet over een geboorteakte beschikt. Als de informatie voldoet aan de eisen van de wet, geeft de rechter de akte van bekendheid af. In de 19de eeuw kwam het vaker voor dat er geen geboorteakte was dan dat het tegenwoordig voorkomt. De reden hiervoor is dat een geboorte niet altijd werd aangegeven. Dit is echter tegenwoordig niet meer mogelijk, omdat de overheid het verplicht heeft gesteld om een geboorte binnen drie dagen aan te geven bij het gemeentehuis3. Toestemming ouders Als de bruid en/of bruidegom minderjarig was/waren, moesten de ouders toestemming geven voor het huwelijk. De leeftijd waarop iemand meerderjarig was, varieerde door de jaren heen. In onderstaande tabel is voor verschillende jaren weergegeven tot welke leeftijd ouders toestemming moesten verlenen voor het huwelijk van hun kind.
2
http://home.solcon.nl/hans.dehaan/verhalen/Trouwen%20in%20de%2019e%20eeuw.pdf, geraadpleegd op 27 januari 2014. 3 http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/aangifte-geboorte-en-naamskeuze-kind/aangifte-geboorte-in-nederland, geraadpleegd op 27 januari 2014.
6
Toestemming ouders Verplicht tot Eerbiedige acte tot
1811-1838 Man 25 30
Vrouw 21 25
1838-1901 Man 23 30
Vrouw 23 30
In bovenstaande tabel is te zien dat tot 1838 de ouders verplicht waren om voor mannen tot 25 jaar en vrouwen tot 21 jaar toestemming te geven voor het huwelijk. Als zij deze toestemming weigerden te geven, kon het huwelijk nog via de rechtbank worden voltrokken. Echter, in veel gevallen werd besloten om het huwelijk dan in eerste instantie niet te laten voltrekken, omdat het een omslachtige weg was om via de rechtbank toestemming te krijgen voor het huwelijk. Vanaf 1838 werden de leeftijden tot waar de verplichte toestemming van ouders gold, voor zowel mannen als vrouwen gelijk. Vaak was deze toestemming mondeling, omdat de ouders in de meeste gevallen bij het huwelijk waren. Als dit niet het geval was, kon de toestemming ook schriftelijk worden gegeven. ‘Eerbiedige acte tot’ houdt in dat de ouders wel gevraagd werden toestemming te geven, maar dat het huwelijk gewoon voltrokken kon worden, indien zij weigerden.
Bron: Huwelijksakte uit 1870, gesloten in Utingeradeel. De moeder geeft hier geen toestemming voor het huwelijk, hoewel de toestemming wel gevraagd is geweest. Desalniettemin werd het huwelijk voltrokken. Ondanks dat de toestemming van de ouders niet altijd nodig was, tekenden de ouders, indien ze nog in leven waren, wel de huwelijksakte. Er moesten bij het huwelijk namelijk, net als tegenwoordig, getuigen aanwezig zijn. De ouders waren echter niet altijd in staat om schriftelijk hun toestemming te geven. Dit kon komen door gezondheidsproblemen, maar ook door analfabetisme. Analfabetisme, waar later in dit profielwerkstuk verder op in zal worden gegaan, kwam vaker voor dan dat het vandaag de dag voorkomt. Dit was echter niet alleen het probleem bij ouders. Ook kwam het voor dat de bruid of bruidegom analfabeet was en hierdoor de akte niet kon ondertekenen.
7
Bron: Huwelijksakte uit 1830, gesloten in Utingeradeel. De contractante (de bruid) heeft hier verklaard dat ze niet kan schrijven en daardoor niet kan ondertekenen. Ook als de ouders analfabeet waren, werd dit apart vermeld.
Bron: Huwelijksakte uit 1870, gesloten in Utingeradeel. De moeder heeft deze huwelijksakte niet kunnen ondertekenen, omdat haar gezondheid (in de akte staat ‘wegens zwakte en beving der handen’) haar daartoe niet in staat stelde. Tegenwoordig moeten ouders nog steeds toestemming geven voor het huwelijk van minderjarigen. Echter, deze leeftijd is nu lager dan de leeftijd die in de 19de en begin 20ste eeuw werd gehanteerd (zie hiervoor ook de tabel). Ouders zijn tegenwoordig verplicht om toestemming te geven voor het huwelijk voor mensen tot 18 jaar. Als de ouders deze toestemming niet geven, is er voor de minderjarigen de mogelijkheid om naar de rechtbank te gaan. In geval van zwangerschap van 16- en/of 17-jarigen, is er een uitzondering op de wet. Zij mogen eventueel trouwen zonder toestemming van de ouders. Afkondigingen Een aanstaand huwelijk moest tweemaal worden afgekondigd. Deze afkondigingen werden gedaan op opeenvolgende zondagen en vonden plaats voor het gemeentehuis. Op deze manier kon iedereen kennis nemen aan het voorgenomen huwelijk en eventueel bezwaar aantekenen. Hierbij moet echter wel worden opgemerkt dat er niet vaak bezwaar aangetekend werd tegen een voorgenomen huwelijk. Nationale Militie Zoals eerder vermeld, moest er om een huwelijk te sluiten een certificaat zijn waarin stond dat aan de verplichtingen van de Nationale Militie was voldaan. Dit gold echter alleen voor dienstplichtigen onder de 40 jaar. Zij moesten aan de verplichtingen van de dienstplichtwet hebben voldaan. Het was mogelijk dit te doen door dienstvervulling. Echter, het was ook mogelijk dat iemand was afgekeurd, vrijstelling had gekregen of een plaatsvervanger had (soms werd voor een plaatsvervanger geld betaald). Desalniettemin moest ook in deze gevallen een certificaat worden bijgeleverd. Er waren ook gevallen waarbij dienstplichtigen wilden trouwen. Zij moesten, als zij op dat moment in dienst waren, toestemming hebben van hun commandant om in het huwelijksbootje te stappen. Als de commandant deze toestemming gaf, stond er vaak bij vermeld dat een vrouw het leger niet mocht volgen als de legereenheid naar een andere stad trok. Toestemming Koning In zeer uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld wanneer iemand met een eigen bloedverwant of een bloedverwant van een eerdere echtgenoot wilde trouwen, moest er voor het huwelijk toestemming worden gegeven door de Koning. In dit onderzoek kwam er een huwelijk 'In
8
naam des Konings' voor. Het ging hier echter om een scheiding van tafel en bed die al eerder had plaatsgevonden. Om die reden is er in dit onderzoek geen nadere aandacht aan geschonken.
Bron: Huwelijksakte uit 1870, Utingeradeel. Het gaat hier, zoals eerder genoemd, om een scheiding tussen tafel en bed die drie jaar daarvoor is aangevraagd. Toestemming rechtbank In de 19de en begin 20ste eeuw kwamen er situaties voor waarbij het huwelijk niet ontbonden was door echtscheiding of overlijden. In deze situaties moest er toestemming worden gegeven door de Arrondissementsrechtbank om een nieuw huwelijk aan te gaan. Huwelijk bij notariële akte Bij sommige huwelijken werd er een notaris ingeschakeld om de huwelijksakte op te stellen. Als dit het geval was, werd dit aan het begin van de huwelijksakte vermeld. Kleding Vanaf de 19de eeuw werd steeds vaker in een witte bruidsjurk getrouwd. Dit was niet de eerste keer dat er in een witte jurk werd getrouwd. In het oude Egypte dook de witte bruidsjurk voor het eerst op. De kleur wit was een feestkleur en een symbool voor de maagdelijkheid. In de eeuwen daarna verdween de witte bruidsjurk, maar vanaf ongeveer 1800 kwam de witte bruidsjurk terug. Tot ongeveer 1870 werden de rokken van de jurken steeds wijder. Er werd toen over het algemeen nog steeds in het wit getrouwd. Echter, vanaf begin 20ste eeuw trouwde men vaker in het zwart. De reden dat de zwarte trouwjurk de witte trouwjurk verving, is naar alle waarschijnlijkheid de verzwaring van de kerkelijke opvattingen. Pas vanaf ongeveer 1920 kwam de witte trouwjurk weer in beeld. Mannen droegen tijdens een bruiloft in de 19de eeuw vaak een jacquet. Geschreven huwelijksregisters Zoals eerder genoemd, werden de huwelijksregisters in de 19de en begin 20ste eeuw met de hand geschreven. Hierdoor was niet alles even duidelijk te lezen. Echter, door de jaren heen werd er steeds meer getypt. De hoeveelheid tekst die getypt werd, verschilde per grietenij. Zo werd bijvoorbeeld in 1870 in de huwelijksregisters van Utingeradeel meer getypt dan in de huwelijksregisters van Schoterland. Desalniettemin werd in alle grietenijen nog steeds de meeste tekst geschreven. Geconcludeerd kan worden dat de huwelijken in de 19de en begin 20ste eeuw wel degelijk verschillen met de huwelijken van tegenwoordig. Echter, in de documenten die verschaft moeten worden om een huwelijk te voltrekken, zijn wel overeenkomsten te vinden. Een voorbeeld hiervan is de geboorteakte. Deze akte was in de 19de eeuw al nodig om een huwelijk te sluiten en is vandaag de dag nog steeds nodig.
9
Deelvraag: Op welke leeftijd trouwden de meeste mensen? In het onderstaande zal met behulp van grafieken de hierboven genoemde deelvraag worden beantwoord. In de legenda staat welke leeftijd bij welk aandeel in de grafiek hoort. Voor bijvoorbeeld de leeftijdscategorie 18-23, worden de leeftijden van 18 tot 23 bedoeld. Dit zouden dan de leeftijden 18, 19, 20, 21 en 22 zijn. Per jaartal verschilt het totaal aantal huwelijken in alle grietenijen, waardoor bij wijze van spreken 20 procent in het ene jaar minder kan zijn dan 10 procent in het andere jaar. Echter, om een vergelijking mogelijk te maken, wordt hier alleen naar de percentages gekeken. Eerst zal per grietenij per jaartal de situatie worden uitgelegd. Vervolgens zullen de drie jaartallen per grietenij worden vergeleken. Tot slot zullen de verschijnselen van de drie grietenijen met elkaar worden vergeleken en zullen er redenen worden genoemd voor de verschijnselen. Haskerland Situatie 1830 Leeftijd van trouwen in 1830, Haskerland 16-18 18-23 23-28
28-33 33-38 38-43 > 43
De grootste groep mensen die in 1830 in Haskerland trouwde, had een leeftijd die deel uitmaakt van de categorie 23 tot 28 jaar. Uit het onderzoek bleek dat, gekeken naar de leeftijden afzonderlijk, 21 of 25 jaar de meest voorkomende trouwleeftijden waren. De oudste persoon die huwde in dit jaar had de leeftijd van 74. De gemiddelde leeftijd van trouwen in dit jaar was ongeveer 30,2 jaar.
Situatie 1870 Leeftijd van trouwen in 1870, Haskerland 16-18
18-23 23-28 28-33 33-38 38-43 > 43
De grootste groep mensen die in 1870 in Haskerland trouwde, zit in de leeftijdscategorie van 23 tot 28 jaar. Uit het onderzoek bleek dat, gekeken naar de leeftijden afzonderlijk, 25 jaar de meest voorkomende trouwleeftijd was. Deze leeftijd maakt eveneens deel uit van de
10
leeftijdscategorie met het grootste aandeel. De oudste persoon die in dit jaar trouwde, had de leeftijd van 45 jaar. De gemiddelde leeftijd van trouwen in dit jaar was ongeveer 27,7 jaar. Situatie 1900 Leeftijd van trouwen in 1900, Haskerland 16-18 18-23
23-28 28-33 33-38 38-43 > 43
De grootste groep mensen die in 1870 in Haskerland trouwde, had een leeftijd die valt in de categorie 23 tot 28 jaar. Uit het onderzoek bleek dat, gekeken naar de leeftijden afzonderlijk, 25 jaar de meest voorkomende trouwleeftijd was. De oudste persoon die in dit jaar in het huwelijksbootje stapte, had de leeftijd van 69 jaar. De gemiddelde leeftijd van trouwen in dit jaar was ongeveer 29,1 jaar. Vergelijking van de drie jaartallen Uit de grafieken blijkt dat het aandeel van de groep met de leeftijd tussen de 23 en 28 jaar stijgt. Dit is ook het geval voor het aandeel van de groep met de leeftijd tussen de 28 en 33. Het aandeel van de leeftijdscategorie 23 tot 28 jaar is telkens het grootst. De hoeveelheid mensen met een leeftijd ouder dan 43 neemt in 1870 ten opzichte van 1830, toe. Echter, in 1900 neemt dit aandeel ten opzichte van 1870, af. Het aantal mensen met een leeftijd in de categorie 18 tot 23 jaar, is in 1870 redelijk gelijk gebleven ten opzichte van 1830. Echter, in 1900 neemt het aandeel van 18 tot 23 jaar af. Schoterland Situatie 1830 Leeftijd van trouwen in 1830, Schoterland 16-18 18-23 23-28 28-33 33-38 38-43 > 43
De grootste groep mensen die in 1830 in Schoterland trouwde, maakte deel uit van de leeftijdscategorie 23 tot 28 jaar. Uit het onderzoek bleek dat, gekeken naar de leeftijden afzonderlijk, 24 jaar de meest voorkomende trouwleeftijd was. De oudste persoon die in 1830 in Schoterland trouwde, had de leeftijd van 71 jaar. De gemiddelde leeftijd van trouwen in 1830 in Schoterland was ongeveer 28,4 jaar.
11
Situatie 1870 Leeftijd van trouwen in 1870, Schoterland 16-18 18-23 23-28 28-33 33-38 38-43 > 43
De grootste groep mensen die in 1870 in Schoterland trouwde, maakt deel uit van de leeftijdscategorie 23 tot 28 jaar. Uit het onderzoek bleek dat, gekeken naar de leeftijden afzonderlijk, 24 jaar de meest voorkomende trouwleeftijd was. De oudste persoon die in 1870 in Schoterland trouwde, was 60 jaar. Hoewel het lastig te zien is, heeft de categorie met de leeftijd van 16 en 17 jaar ook een heel klein aandeel in deze grafiek. Er was namelijk één vrouw van 17 jaar die in 1870 in Schoterland het jawoord gaf. De gemiddelde leeftijd van trouwen in dit jaar was ongeveer 28,3 jaar. Situatie 1900 Leeftijd van trouwen in 1900, Schoterland 16-18 18-23 23-28
28-33 33-38 38-43 > 43
De grootste groep mensen, die in 1900 in Schoterland trouwde, heeft een leeftijd in de leeftijdscategorie 23 tot 28 jaar. Uit het onderzoek bleek dat, gekeken naar de leeftijden afzonderlijk, 25 jaar de meest voorkomende trouwleeftijd was. De leeftijd van de oudste persoon die in 1900 in Schoterland trouwde, was 56 jaar. De gemiddelde leeftijd van trouwen in dit jaar was ongeveer 27,7 jaar. Vergelijking van de drie jaartallen In alle drie jaren blijft het aandeel van de leeftijdscategorie van 23 tot 28 jaar het grootst. Het aandeel van de categorie van 28 tot 33 jaar is in 1870 fors groter dan in 1830. Echter, in 1900 is dit aandeel weer een stuk kleiner. Desondanks is het niet kleiner dan de grootte van deze categorie in 1830. De categorie 38 tot 43 jaar neemt steeds verder af, evenals de categorie 18 tot 23 jaar. In 1830 en 1870 zijn er zelfs 16- en 17-jarigen die trouwden. Deze groep komt echter in 1900 niet meer voor.
12
Utingeradeel Situatie 1830 Leeftijd van trouwen in 1830, Utingeradeel 16-18 18-23 23-28 28-33 33-38 38-43 > 43
De categorieën 23 tot 28 jaar en 28 tot 33 jaar zijn in bovenstaande grafiek even groot. Uit het onderzoek bleek dat, gekeken naar de leeftijen afzonderlijk, 23 en 28 jaar in 1830 in Utingeradeel de meest voorkomende trouwleeftijden waren. De oudste persoon die in 1830 in Utingeradeel trouwde, had de leeftijd van 58 jaar. De gemiddelde leeftijd van trouwen in 1830 in Utingeradeel was ongeveer 30 jaar. Situatie 1870 Leeftijd van trouwen in 1870, Utingeradeel 16-18 18-23 23-28 28-33 33-38 38-43 > 43
Met meer dan de helft van het totaal aantal mensen dat in 1870 in Utingeradeel trouwde, is de leeftijdscategorie 23 tot 28 jaar het grootst. Uit het onderzoek bleek dat, gekeken naar de leeftijden afzonderlijk, 24 jaar de meest voorkomende trouwleeftijd was. Deze leeftijd valt eveneens onder de categorie 23 tot 28 jaar. De oudste persoon die in 1870 trouwde, had de leeftijd van 68 jaar. De gemiddelde leeftijd van trouwen in 1870 in Utingeradeel was ongeveer 26,3 jaar.
13
Situatie 1900 Leeftijd van trouwen in 1900, Utingeradeel 16-18 18-23 23-28 28-33 33-38 38-43 > 43
De leeftijdscategorie 23 tot 28 jaar heeft in 1900 in Utingeradeel het grootste aandeel. Uit het onderzoek bleek dat, gekeken naar de leeftijden afzonderlijk, 25 jaar de meest voorkomende trouwleeftijd was. De oudste persoon die in 1900 in Utingeradeel trouwde, had de leeftijd van 53 jaar. De gemiddelde leeftijd van trouwen in 1900 in Utingeradeel was ongeveer 28,4 jaar. Vergelijking van de drie jaartallen Waar in 1830 de categorie 23 tot 28 jaar nog even groot was als de categorie 28 tot 33 jaar, krijgt de categorie 23 tot 28 jaar vanaf 1870 de overhand. In 1870 maakt meer dan de helft van de mensen die in dat jaar in Utingeradeel trouwde, deel uit van deze leeftijdscategorie. Deze trend blijft ook in 1900 zichtbaar. De groep met de leeftijd 18 tot 23 jaar, krijgt in 1870 een groter aandeel. Echter, in 1900 wordt dit aandeel weer kleiner. Vergelijking van de drie grietenijen en redenen voor verschijnselen Vergelijking van de drie grietenijen In alle drie de grietenijen is de leeftijdscategorie 23 tot 28 jaar het grootst. Echter, het aandeel van deze leeftijdscategorie is in Utingeradeel groter dan in Haskerland en Schoterland. In Utingeradeel viel meer dan de helft van de mensen die in 1870 en 1900 trouwde, in deze leeftijdscategorie. Voor de rest zijn de verhoudingen redelijk gelijk. Na de leeftijdscategorie 23 tot 28 jaar, zijn de grootste categorieën 28 tot 33 jaar en 18 tot 23 jaar. In Schoterland trouwden er ook mensen met de leeftijd van 16 of 17 jaar. In de grietenijen Haskerland en Utingeradeel trouwden daarentegen geen mensen met de leeftijd van 16 of 17 jaar. Redenen voor verschijnselen In de leeftijdscategorie ouder dan 43 jaar, komen zowel eerste huwelijken voor als huwelijken waarbij sprake was van hertrouwen. Hertrouwen kwam ook al in de 19de en begin 20ste eeuw voor. Het was voor een man echter makkelijker om te hertrouwen dan voor een vrouw. Dit had voornamelijk te maken met het aantal kinderen en de leeftijd van de kinderen die de vrouw uit het vorige huwelijk had. Als het mogelijk was voor een vrouw om zich in financieel opzicht zelfstandig te redden, dan hertrouwde ze vaak niet. Mannen hertrouwden vaak met de achterliggende gedachte dat er iemand voor de kinderen en het huishouden kon zorgen, terwijl hij aan het werk was. Het voorkomen van trouwen met een leeftijd van 16 en 17 jaar is mogelijk doordat zowel in de Code Napoléon (1804) als in het Burgerlijk Wetboek (1838) de minimale leeftijd voor trouwen 16 jaar was. Men trouwde echter pas als het mogelijk was om in het eigen onderhoud te voorzien. Dit verklaart het grote aandeel van de leeftijdscategorie 23 tot 28
14
jaar. Op deze leeftijd had men vaak al een aantal jaar gewerkt, waardoor het mogelijk werd om een gezin te onderhouden. Ook de economische situatie is en was van invloed op de leeftijd van trouwen 4. Deze invloed is echter vandaag de dag minder dan dat het vroeger was. Als het slecht gaat met de economie, dan wachten stellen vaak nog even met trouwen. Dit heeft als gevolg dat de gemiddelde huwelijksleeftijd stijgt. Gaat het economisch echter goed, dan wordt er op jongere leeftijd getrouwd. Als mensen trouwen, worden ze in een zekere mate afhankelijk van elkaar. In economisch goede tijden, hebben mensen meer vertrouwen dat deze afhankelijkheid geen negatieve effecten met zich mee zal brengen. Daarnaast heeft ook het krijgen van kinderen invloed. In economisch goede tijden, worden er vaak meer kinderen geboren. De reden hiervoor is dat de ouders erop vertrouwen dat zij voor het kind kunnen zorgen. In economische laagconjunctuur is deze zekerheid kleiner. Als er sprake is van een economische hoogconjunctuur, zullen stellen dus eerder besluiten om kinderen te krijgen. Dit kan als gevolg hebben dat de leeftijd van het krijgen van het ouderschap daalt. Als er kinderen komen, wordt er vaak getrouwd, waardoor de gemiddelde trouwleeftijd kan dalen. Zoals in de inleiding van dit profielwerkstuk is genoemd, moest er aan minderjarigen toestemming van de ouders worden verleend om te kunnen trouwen. Deze leeftijd varieerde door de jaren heen (zie hiervoor ook de tabel in de inleiding van het profielwerkstuk). Zonder deze toestemming, kon via de rechtbank het huwelijk alsnog doorgaan. Echter, dit was een omslachtige weg, waardoor veel mensen het huwelijk liever uitstelden totdat ze meerderjarig waren en geen toestemming meer nodig hadden van de ouders. Dit leidde echter wel tot een hogere gemiddelde trouwleeftijd.
4
http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/bevolking/publicaties/bevolkingstrends/archief/2012/2012bevolkingstrends-conjunctuur-relatie-gezinsvorming-art.htm, geraadpleegd op 28 januari 2014.
15
Deelvraag: In welk jaar en in welke maand trouwden de meeste mensen? Haskerland Situatie 1830 Maand van trouwen in 1830, Haskerland januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december
Uit bovenstaande grafiek valt af te leiden dat in het jaar 1830 de meeste huwelijken plaatsvonden in de maand mei. Echter, het verschil met de andere maanden is niet uitzonderlijk groot te noemen. In de maanden februari en september trouwde ook een behoorlijk aantal mensen. Situatie 1870 Maand van trouwen in 1870, Haskerland januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december
Uit bovenstaande grafiek valt af te leiden dat in het jaar 1870 de meeste mensen in de maand mei trouwden. Het verschil met de andere maanden is groot. Bijna de helft van alle huwelijken die in dit jaar werden gesloten, viel in de maand mei.
16
Situatie 1900 Maand van trouwen in 1900, Haskerland januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december
Uit bovenstaande grafiek valt af te leiden dat in het jaar 1900 in Haskerland het grootste deel van de huwelijken in de maand mei plaatsvond. Na de maand mei had december een groot aandeel. Vergelijking van de drie jaartallen Als de drie jaartallen (1830, 1870 en 1900) worden vergeleken, valt op dat het aandeel van de maand mei in ieder jaartal het grootst is. Wel moet hierbij opgemerkt worden dat het aantal huwelijken in de verschillende jaren verschilde (zie onderstaande grafiek). Zo zou uit de cirkeldiagram de conclusie kunnen worden getrokken dat het aantal huwelijken in mei in 1900 kleiner was dan in 1870, al scheelt het niet heel veel. Echter, dit is alleen in percentages het geval. Als er naar de absolute getallen wordt gekeken, blijkt dat er in mei 1900 veel meer huwelijken zijn gesloten dan in mei 1870, gezien het feit dat het totaal aantal huwelijken in 1900 behoorlijk hoger lag dan in 1870. Het deel van de overige maanden varieert. Zo wordt het aandeel van de maand april steeds kleiner, terwijl het aandeel van de maand juni het stabielst blijkt te zijn. Echter, hierbij wordt alleen gekeken naar de relatieve verhoudingen. Als er naar de absolute getallen wordt gekeken, is het lastiger om een conclusie te trekken.
Aantal huwelijken
Aantal huwelijken in Haskerland
80 70 60 50 40 30 20 10 0
71 39 26
1830
1870
1900
Jaartal
17
Schoterland Situatie 1830 Maand van trouwen in 1830, Schoterland januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december
In bovenstaande grafiek is te zien dat in 1830 in Schoterland in alle maanden mensen trouwden. In mei vonden de meeste huwelijken plaats, maar ook het aandeel van de maanden oktober en november is groot. Situatie 1870 Maand van trouwen in 1870, Schoterland januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december
In bovenstaande grafiek van de maand van trouwen in 1870 in de grietenij Schoterland, is te zien dat het merendeel van de huwelijken in mei plaatsvond. Het aandeel van de overige maanden is iets meer dan de helft. Mei steekt er dus met kop en schouders bovenuit. Als tweede maand heeft oktober een redelijk aandeel, maar dit aandeel valt vrijwel weg door de omvang van mei. Situatie 1900
18
Maand van trouwen in 1900, Schoterland januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december
In bovenstaande grafiek is te zien dat in 1900 in Schoterland de meeste huwelijken werden gesloten in de maand mei. Daarnaast heeft november een behoorlijk aandeel. Als derde heeft juni een redelijk aandeel. Oktober is de enige maand waarin geen mensen trouwden. Vergelijking van de drie jaartallen Als de drie jaartallen (1830, 1870 en 1900) worden vergeleken, valt het grote aandeel van mei op in de jaartallen 1870 en 1900. In 1830 was het aandeel van mei nog niet dusdanig groot. Daar viel het grote aandeel van de maanden oktober en november op. In 1900 werden echter helemaal geen huwelijken meer gesloten in oktober. In de jaren 1830 en 1870 werden er in alle maanden huwelijken gesloten. Het aandeel van de maanden juni en november is in 1830 en 1900 groot, terwijl het in 1870 veel kleiner is. Verder is het totaal aantal huwelijken dat in de maanden januari, februari en maart werd gesloten, redelijk stabiel. Echter hierbij moet wel worden opgemerkt dat het om relatieve getallen gaat. Er wordt gekeken naar de verhoudingen tussen de maanden. Absoluut gezien, neemt het aantal huwelijken dat wordt gesloten door de jaren heen, toe. In 1900 worden er bijna twee keer zoveel huwelijken gesloten dan in 1830. Zo lijkt het aandeel van de maand november in 1830 en 1900 bijna even groot, maar, zoals genoemd, werden er in 1900 veel meer huwelijken gesloten. Hierdoor kan geconcludeerd worden dat het totaal aantal huwelijken in november in 1900 groter is dan in 1830. Relatief gezien is het dus gelijk, absoluut gezien is er wel degelijk sprake van een verschil.
Aantal huwelijken
Aantal huwelijken in Schoterland
120 100 80 60 40 20 0
93
99
1870
1900
59
1830
Jaartal
Utingeradeel Situatie 1830
19
Maand van trouwen in 1830, Utingeradeel januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december
Uit bovenstaande grafiek valt af te leiden dat in het jaar 1830 in Utingeradeel de meeste mensen trouwden in de maanden mei en december. Op de tweede plaats staat januari. Het aantal huwelijken dat in januari gesloten werd, verschilt niet erg veel met de maanden mei en december. Op de derde plaats staan, met drie huwelijken, de maanden maart en oktober. Situatie 1870 Maand van trouwen in 1870, Utingeradeel januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december
Uit bovenstaande grafiek valt af te leiden dat in het jaar 1870 in Utingeradeel het grootste deel van de huwelijken werd gesloten in de maand mei. Bijna de helft van het totaal aantal huwelijken in 1870, vond plaats in de maand mei. Daarnaast vonden er in de maanden april en juni veel huwelijken plaats. In deze drie achtereenvolgende maanden trouwde er 70 procent van het totaal aantal mensen dat in dit jaar trouwde in Utingeradeel. Situatie 1900 Maand van trouwen in 1900, Utingeradeel januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december
20
Uit bovenstaande grafiek valt af te leiden dat in het jaar 1900 het grootste deel van de huwelijken, bijna 48 procent, werd gesloten in de maand mei. Daarnaast werden er in juni veel huwelijken gesloten. Op de derde plaats staat de maand november, waarin vier huwelijken werden gesloten. Vergelijking van de drie jaartallen Als er een vergelijking wordt gemaakt tussen de drie jaartallen (1830, 1870 en 1900) is het aandeel van de maand mei opvallend. Relatief gezien worden er door de jaren heen meer huwelijken gesloten in de maand mei. Absoluut gezien is dat niet het geval, aangezien er in 1870 in totaal meer huwelijken werden gesloten dan in 1900 (zie onderstaande grafiek). Het percentage huwelijken dat in mei 1870 werd gesloten is weliswaar minder dan in 1900, maar als dat percentage omgezet wordt in een getal, is het aantal huwelijken in mei in 1870 hoger dan in 1900. Zo werden er in mei 1870 22 huwelijken gesloten, terwijl er in mei 1900 19 huwelijken werden gesloten. Echter, er wordt hier van de relatieve getallen uitgegaan, aangezien dat de beste manier is om de verschillende jaartallen met elkaar te vergelijken. Verder blijkt uit de grafieken dat er door de jaren heen in de maand juni, relatief gezien, steeds meer huwelijken werden gesloten. Daarnaast is het groeiende aantal huwelijken in de maand november opvallend. In het jaar 1870 vonden er bijna geen huwelijken plaats in deze maand, terwijl de maand november in 1900 een behoorlijk aandeel had. Ook de enorme afname van het aantal huwelijken in de maand januari is opvallend. In 1830 was het aandeel van januari bijna even groot als dat van mei, terwijl er in 1900 geen enkel huwelijk in januari heeft plaatsgevonden.
Aantal huwelijken
Aantal huwelijken in Utingeradeel
60 50 40 30 20 10 0
50 41 32
1830
1870
1900
Jaartal
Vergelijking van de drie grietenijen en redenen voor verschijnselen Vergelijking van de drie grietenijen In alle drie grietenijen trouwden de meeste mensen in de maand mei. Ook zijn de maanden november en juni in alle grietenijen redelijk populair. April deed ook iedere keer mee in de grafieken. Het aandeel van de overige maanden is per grietenij variërend, waardoor er bij deze vergelijking met name in zal worden gegaan op de vier eerdergenoemde maanden. Het totaal aantal huwelijken dat in een jaar werd gesloten ligt in alle grietenijen in 1830 op zijn laagst. In Haskerland en Schoterland is het hoogste totaal aantal huwelijken in 1900, terwijl voor Utingeradeel de meeste huwelijken in 1870 werden gesloten. Redenen voor verschijnselen De voornaamste reden dat de meeste mensen in mei trouwden, heeft te maken met het weer. Mensen vinden het over het algemeen prettiger om te trouwen in de zomermaanden. De reden hiervoor is dat het weer in de zomermaanden over het algemeen beter is. Echter, de wintermaanden waren over het algemeen ook redelijk populair. Het was vaak goedkoper om in de wintermaanden te gaan trouwen dan in de zomermaanden. Uit financieel oogpunt,
21
zullen vele stellen hebben besloten om in de wintermaanden te trouwen. Uiteraard, sneeuw heeft ook iets moois op een bruiloft, maar naar alle waarschijnlijkheid zal dit over het algemeen niet de reden zijn geweest om in de wintermaanden te trouwen. Een andere reden waarom relatief veel mensen in mei trouwden, is het beroep dat werd uitgeoefend. Voor een aantal beroepen was een contract van mei tot mei. Een voorbeeld hiervan is een contract dat een boer had. Het contract was in mei afgelopen, wat voor boeren vaak een reden was om dan in het huwelijksbootje te stappen. Na de bruiloft gingen ze meestal weer aan het werk bij een nieuwe boer met een nieuw contract. In Schoterland en in Haskerland lag het totaal aantal huwelijken in 1900 het hoogst. In Utingeradeel was dit in 1870 het geval. De voornaamste reden voor de toename van het aantal huwelijken, is de economische groei5. Vanaf ongeveer 1850 werd Nederland een industriële samenleving en groeide de economie behoorlijk. Door de groeiende economie, groeide het besteedbaar inkomen van de bevolking. Meer mensen waren in staat om voor een huwelijk te betalen, wat leidde tot meer huwelijken. Daarnaast speelde de ontwikkeling van de anticonceptiemiddelen een rol in de toename van het aantal huwelijken. Door deze anticonceptiemiddelen kwamen er minder snel kinderen en was het niet meer vanzelfsprekend dat er veel kinderen kwamen bij een huwelijk. Men kon dankzij de ontwikkeling van de anticonceptiemiddelen ook een ‘goed’ huwelijk hebben zonder het krijgen van veel kinderen.
5
http://www.vankampentree.com/Html_files/Familytree_omstandigheden_files/Gezin_in_de_samenleving.htm, geraadpleegd op 24 januari 2014.
22
Deelvraag: Is er sprake van een verband tussen de populairste trouwmaand en de maand waarin de meeste echtparen hun eerste kind krijgen? Om deze deelvraag te beantwoorden, is er gekeken naar de datum van de eerstgeborene van het kersverse echtpaar. Dit kon via de geboorteregisters achterhaald worden. Met behulp van deze datum en de grafieken zoals deze vermeld zijn onder de deelvraag ‘In welk jaar en in welke maand trouwden de meeste mensen?’, kan bepaald worden of het kind binnen, rond of na negen maanden na het huwelijk geboren is. Ook kan bepaald worden in welke maand de echtparen over het algemeen hun eerste kind kregen. Er kan niet worden bepaald in welke maand de meeste kinderen werden geboren. De reden hiervoor is dat in dit onderzoek alleen de gegevens van de eerstgeborenen bekend zijn. Vaak is er wel een verband tussen de meeste eerstgeborenen en het totaal aantal geboortes. Als er immers geen eerstgeborene is, zijn er helemaal geen kinderen. Degenen van wie wel bekend is dat zij een kind hebben, kunnen meer kinderen hebben gekregen dan één. Doordat het verband tussen het aantal eerstgeborenen en het totaal aantal geboortes niet honderd procent waterdicht is, wordt hier alleen gekeken naar de geboortes van de eerstgeborenen. In de grafieken vallen allereerst de grafiektitel en de legenda op. De grafiektitel geeft aan om welke grietenij het gaat en om welk jaartal het gaat. De legenda geeft aan welke kleur lijn welke betekenis heeft. De maanden die op de x-as zijn vermeld, zijn de trouwmaanden van de ouders. De getallen op de y-as geven het aantal kinderen weer dat voortkwam uit de huwelijken van een bepaalde maand. Dit zal voor de situatie van mei in het jaar 1830 in Haskerland nader worden uitgelegd. Daar is te zien dat de paarse lijn, de lijn ‘Na 9 maanden’, op een hoogte van vijf zit. Dit houdt in dat er uit de huwelijken die in mei 1830 in Haskerland zijn gesloten, vijf eerstgeborenen zijn geboren na negen maanden na het huwelijk, dus na februari 1831. De groene lijn, de lijn ‘Rond 9 maanden’, zit op een hoogte van vier. Dit betekent dat er vier eerstgeborenen rond negen maanden na het huwelijk in mei 1830 ter wereld kwamen. Deze kinderen zouden dan rond februari 1831 zijn geboren. Tot slot zit de blauwe lijn, de lijn ‘Voor 9 maanden’, op een hoogte van één. Dit betekent dat er van de huwelijken die in mei 1830 in Haskerland zijn gesloten één eerstgeborene is geboren voor februari 1831. In totaal zijn er uit de huwelijken die in mei 1830 in Haskerland werden gesloten tien eerstgeborenen geboren. Dit getal wordt berekend door de resultaten van de drie lijnen bij elkaar op te tellen, dus in dit geval door één, vier en vijf bij elkaar op te tellen.
23
Haskerland Situatie 1830
In dit jaar trouwden de meeste mensen in Haskerland in mei. In de grafiek is te zien dat in deze maand ook de meeste eerstgeborenen waren. Echter, dit gebeurde niet precies negen maanden later, dus niet in februari 1831. Aan de hand van de paarse lijn in de grafiek, kan geconcludeerd worden dat er vaak na negen maanden na het huwelijk een eerste kind komt. Als er alleen wordt gekeken naar de groene lijn, de lijn ‘Rond 9 maanden’, is er een piek te zien in het aantal geboortes in mei. Dit betekent dat er van de huwelijken die in mei 1830 in Haskerland werden gesloten, meer eerstgeborenen rond negen maanden na het huwelijk ter wereld kwamen dan in andere maanden. Situatie 1870
In dit jaar trouwden, zoals bij de deelvraag ‘In welk jaar en in welke maand trouwden de meeste mensen?’ te zien is, de meeste mensen in mei. In de bovenstaande grafiek is te zien dat in mei de meeste eerstgeborenen waren. Echter, deze kinderen werden over het algemeen niet precies negen maanden na het huwelijk geboren. Er kwamen vaak pas na negen maanden na het huwelijk eerstgeborenen ter wereld, dus na februari 1871. Als er alleen wordt gekeken naar de groene lijn, de lijn ‘Rond 9 maanden’, is er een piek te zien in het aantal geboortes in mei. Situatie 1900
24
Ook in dit jaar werden in mei de meeste huwelijken gesloten. In bovenstaande grafiek is te zien dat de mensen die in deze maand trouwden, de meeste eerstgeborenen kregen. Echter, deze kinderen kwamen niet precies negen maanden later, dus niet rond februari 1901. Aan de paarse lijn is te zien dat er vaak pas na negen maanden na het huwelijk eerstgeborenen werden geboren. Als er alleen wordt gekeken naar de groene lijn, de lijn ‘Rond 9 maanden’, is er niet alleen een piek te zien in het aantal geboortes in mei, maar ook in november. In november trouwden er minder mensen dan in mei, maar kregen relatief meer mensen rond negen maanden na het huwelijk hun eerste kind. Vergelijking van de drie jaartallen In alle drie jaartallen worden in mei de meeste huwelijken gesloten en worden de meeste kinderen na negen maanden na het huwelijk geboren. In 1830 zit het aantal eerstgeborene rond negen maanden na het huwelijk, de groene lijn, nog vlak onder de lijn van het aantal geboortes na negen maanden na het huwelijk, de paarse lijn. Echter, na 1830 loopt deze lijn over het algemeen gelijk met het aantal geboortes van voor negen maanden na het huwelijk. Schoterland Situatie 1830
In Schoterland vonden in 1830 de meeste huwelijken in mei plaats. In bovenstaande grafiek is te zien dat uit de huwelijken die in mei 1830 gesloten werden, de meeste eerstgeborenen voortkwamen. Veel van deze kinderen werden pas na negen maanden na het huwelijk geboren. Dit is te zien aan de grote piek van de paarse lijn. Als er alleen wordt gekeken naar de groene lijn, de lijn ‘Rond 9 maanden’, is te zien dat de piek niet in mei ligt, maar in december. In december trouwden niet de meeste mensen, maar worden wel de meeste eerstgeborenen rond negen maanden na het huwelijk van de ouders geboren. Situatie 1870
25
Ook in dit jaar werden in mei de meeste huwelijken gesloten. In bovenstaande grafiek is te zien dat de mensen die in deze maand trouwden de meeste eerstgeborenen kregen. Echter, deze kinderen werden over het algemeen niet precies negen maanden na het huwelijk geboren. Ook voor andere maanden is het zo dat de kinderen over het algemeen niet rond negen maanden na het huwelijk werden geboren, maar na negen maanden na het huwelijk. Als er alleen wordt gekeken naar de groene lijn, de lijn ‘Rond 9 maanden’, is er een piek te zien in het aantal geboortes in mei.
Situatie 1900
In 1900 in Schoterland trouwden de meeste mensen in mei. Uit de huwelijken die in deze maand werden gesloten, kwamen de meeste eerstgeborenen. Deze kinderen kwamen over het algemeen pas na negen maanden, dus na februari 1901. Dat de meeste eerstgeborenen na negen maanden na het huwelijk werden geboren, geldt niet alleen voor de maand mei. Ook in de andere maanden is dit het geval. Dit valt af te leiden aan de loop van de paarse lijn. Als er alleen wordt gekeken naar de groene lijn, de lijn ‘Rond 9 maanden’, is er een piek te zien in het aantal geboortes in mei. Vergelijking van de drie jaartallen In alle drie jaartallen werden de meeste huwelijken in mei gesloten en werden de meeste eerstgeborenen pas na negen maanden na het huwelijk geboren. In 1830 is te zien dat het aantal geboortes voor negen maanden en rond negen maanden na het huwelijk naar december toe, wat toeneemt. Daarnaast is te zien dat het aantal geboortes na negen maanden na het huwelijk wat op een neer gaat. In 1870 en 1900 fluctureren de lijnen ‘Voor 9 maanden’ en ‘Rond 9 maanden’ redelijk gelijk met de lijn ‘Na 9 maanden’. Utingeradeel Situatie 1830
26
In 1830 werden de meeste huwelijken in Utingeradeel voltrokken in de maanden mei en december. Uit de huwelijken van deze maanden kwamen, zoals in de grafiek te zien is, de meeste eerstgeborenen voort. In zowel mei als december is een uitschieter zichtbaar in het aantal geboortes van een eerste kind. Vaak werden de eerstgeborenen pas na negen maanden na het huwelijk geboren. Dit is te zien aan de loop van de paarse lijn. In mei is een piek te zien in het aantal geboortes rond negen maanden na de bruiloft. In december is deze piek niet te zien, terwijl er in december en mei evenveel mensen trouwden. In december kwamen er veel eerstgeborenen pas na negen maanden na het huwelijk ter wereld. Situatie 1870
In mei van dit jaar trouwden de meeste mensen. Van de mensen die in mei trouwden, werd ook het vaakst het eerste kind geboren. Echter, dit was niet precies negen maanden na het huwelijk. Vaak werd het eerste kind na negen maanden na het huwelijk geboren. Verder is in de grafiek te zien dat ook in de andere maanden het eerste kind vaak na negen maanden na het huwelijk ter wereld komt. Als er alleen wordt gekeken naar de groene lijn, de lijn ‘Rond 9 maanden’, is er een piek te zien in het aantal geboortes in mei. Situatie 1900
27
In 1900 was in Utingeradeel mei de maand waarin de meeste huwelijken werden gesloten. Van de mensen die in mei trouwden, werd ook het vaakst het eerste kind geboren. Echter, dit was niet precies negen maanden na het huwelijk. Vaak werd het eerste kind na negen maanden na het huwelijk geboren. Verder is in de grafiek te zien dat ook in de andere maanden het eerste kind vaak na negen maanden na het huwelijk ter wereld kwam. Als er alleen wordt gekeken naar de groene lijn, de lijn ‘Rond 9 maanden’, is er een piek te zien in het aantal geboortes in mei. Vergelijking van de drie jaartallen In alle jaren kwamen in mei de meeste eerstgeborenen ter wereld. Ook liet de groene lijn, de lijn ‘Rond 9 maanden’ in alle jaren in mei een piek zien. In 1830 krijgen de meeste stellen die in december getrouwd zijn na negen maanden een eerste kind. Dit is te zien aan de piek van de paarse lijn. De meeste stellen krijgen pas na negen maanden na het huwelijk hun eerste kind. Vergelijking van de drie grietenijen en redenen voor verschijnselen Vergelijking van de drie grietenijen In alle drie grietenijen zijn de resultaten vergelijkbaar. In mei trouwden over het algemeen de meeste mensen. Daarnaast kregen de kersverse echtparen na negen maanden na het huwelijk vaak hun eerste kind. Het aantal eerstgeborenen dat rond negen maanden na het huwelijk is geboren, is hoger dan het aantal dat voor negen maanden na het huwelijk werd geboren. Echter, dit aantal is lager dan het aantal dat na negen maanden na het huwelijk werd geboren. De groene lijn, de lijn ‘Rond 9 maanden’, is vaak het hoogst in de maand waarin de meeste huwelijken plaatsvonden. Er kan dus geconcludeerd worden dat er negen maanden nadat de meeste mensen trouwden, een piek te zien is in het aantal geboortes. De maand waarin deze piek dan waarschijnlijk zal zijn, is februari, aangezien de piek van ‘Rond 9 maanden’ in mei ligt. Redenen voor verschijnselen De verschijnselen zijn lastig te verklaren. Het is voor de hand liggend dat er veel eerstgeborenen voortkomen uit de stellen die in mei getrouwd zijn. In mei zijn immers de meeste mensen getrouwd. Dat de paarse lijn meestal de hoogste lijn is, betekent dat veel stellen hun eerste kind kregen na negen maanden. Deze kinderen komen dus niet voort uit de huwelijksnacht. Doordat de lijnen ‘Voor 9 maanden’ en ‘Na 9 maanden’ ruim van begrip zijn, is het niet te verklaren in welke maand om welke reden de meeste kinderen worden geboren. Hierop kunnen namelijk allerlei ontwikkelingen van invloed zijn, bijvoorbeeld economische ontwikkelingen. Als het goed gaat met de economie, hebben veel stellen het vertrouwen dat zij financieel voor een kind kunnen zorgen. Dit kan leiden tot meer geboortes.
28
Deelvraag: Kwamen er veel echtscheidingen voor? Geschiedenis van het scheiden Deze deelvraag kon niet worden beantwoord met behulp van grafieken, aangezien er in de voor dit onderzoek onderzochte grietenijen in de jaren 1830, 1870 en 1900 geen scheidingen voorkwamen. Dat er geen scheidingen plaatsvonden, valt te verklaren. Tot het jaar 1971 waren scheidingen nog niet zo vanzelfsprekend als dat ze tegenwoordig zijn. Pas in 1580 werd het wettelijk toegestaan om te scheiden. Een echtscheiding mocht echter pas als de echtgenoot of echtgenote overspel had gepleegd. Vaak was het gevolg van overspel dat er een kind werd verwekt van wie de ouders niet met elkaar waren getrouwd, maar van wie één ouder of beide ouders was/waren getrouwd met een ander. Zoals eerder genoemd, werd het in 1580 wettelijk toegestaan om te scheiden. Daarvoor was het onmogelijk om te scheiden. Later kwam er de mogelijkheid bij om te scheiden als één van de partners de ander in de steek liet en, ondanks aandringen van de verlatene, niet terugkwam. Een officiële scheiding werd echter minder vaak goedgekeurd dan een separatie. Van een separatie was sprake als de partners niet meer onder hetzelfde dak hoeven te leven en er verdeling van spullen plaatsvond. Echter, in naam waren ze nog getrouwd. Een separatie wordt ook wel een scheiding van tafel en bed genoemd. Deze manier van ‘scheiden’ werd vroeger soms uitgesproken door de kerk, die er op vertrouwde dat de gemoederen door de inspiratie van de heilige geest weer zouden bedaren. De scheiding van tafel en bed maakte het onmogelijk om te hertrouwen, men mocht immers niet met twee mensen tegelijk zijn getrouwd. Op 20 september 1772 werd in Parijs door het Assemblée Nationale, de Franse nationale vergadering, de burgerlijke stand ‘goedgekeurd’. Gelijktijdig met de goedkeuring van de burgerlijke stand werd in Frankrijk de wet voor echtscheiding gelegaliseerd. Deze wet maakte het mogelijk om te scheiden met instemming van beide partijen of door de onverenigbaarheid van karakter door één van de echtgenoten. Op 19 januari 1795 werd Nederland door de Franse overheersing van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden een vazalstaat en wel de Bataafse Republiek. Met de Fransen kwamen ook hun wetten, wat betekende dat op 12 juli 1796 de wet van echtscheiding in Maastricht werd afgekondigd. Een lang leven was deze wet echter niet beschoren. Met de komst van
29
Napoleon in 1803 en de invoering van de Code Civil (Code Napoléon) werden de mogelijkheden om te scheiden weer een heel eind teruggeschroefd. Het was nog toegestaan om te scheiden met wederzijds goedkeuren, maar daarvoor moest wel aan veel eisen worden voldaan. Zo moest de man minstens 25 jaar zijn en de vrouw minstens 21 jaar. Daarnaast mocht het huwelijk niet langer dan 20 jaar hebben geduurd en mocht de vrouw de leeftijd van 45 jaar nog niet hebben gepasseerd6. Hoewel de Fransen in 1813 waren vertrokken, duurde het nog tot 1838 voordat Nederland met het Nederlands Burgerlijk Wetboek kwam. Hierin was weer het één en ander gewijzigd wat betreft de wetten rondom een echtscheiding. Zo was het niet langer mogelijk te scheiden met wederzijdse instemming, het was alleen nog mogelijk om met één van de volgende redenen te scheiden: Overspel Kwaadwillige verlating Veroordeling tot een onterende straf. Deze moest na het huwelijk zijn uitgesproken en hield in dat één van de echtgenoten in de gevangenis zat. Zware verwondingen of zodanige mishandelingen, door de ene echtgenoot tegen de andere, dat het leven van de mishandelde echtgenoot in gevaar was gebracht of dat de ander ernstige verwondingen waren toegebracht7. In 1883 kwam de Hoge Raad met een aanpassing van de wet. De reden hiervoor was dat het voor echtparen vaak moeilijk of gênant was om overspel te bewijzen. De verandering hield in dat overspel ook goedgekeurd werd als de echtgenoot die het overspel had gepleegd, dit bekende. Door deze wetswijziging werd het een stuk gemakkelijker om te scheiden. Dit bracht echter de nodige gevolgen met zich mee. Zo had de partij die buiten het boekje was gegaan, geen of minder recht op alimentatie of financiële compensatie. Een bijkomend probleem was dat er soms, als de relatie tussen het echtpaar nog goed genoeg was, een toneelstukje werd opgevoerd. Men deed namelijk soms alsof er overspel had plaatsgevonden. Immers, met de nieuwe wetgeving hoefde dit niet meer aangetoond te worden. Met de verandering van de grondwet was de ‘grote leugen’ geboren. Hierbij moest degene die zei dat hij of zij overspel had gepleegd wel rekening houden met de financiële gevolgen. Pas in 1971 werd het, met de invoering van een wetswijziging voor de echtscheidingswet, mogelijk om te scheiden middels de reden ‘duurzame ontwrichting’. Hiervan was sprake als de verhouding binnen het huwelijk zo lastig geworden was, dat langer bij elkaar blijven onmogelijk was8. De wetswijziging zorgde ervoor dat er een storm kwam op scheidingen. In 1972 vroegen in Nederland bijna 15.000 stellen een scheiding aan en in 1980 al bijna 26.0009. Helaas waren nog niet alle problemen opgelost. Tot op de dag van vandaag is het bijna onmogelijk om officieel te scheiden voor de katholieke kerk. Men kan voor de katholieke kerk slechts scheiden van tafel en bed of scheiden als er verkeerde intenties, bedrog of onvoldoende kennis over elkaar in het spel is. Hierbij vindt er echter een uitgebreid
6
http://www.historischnieuwsblad.nl/nl/artikel/27171/einde-van-de-grote-leugen.html, geraadpleegd op 30 januari 2014. 7
http://books.google.nl/books?id=8Wpw8OiJFoC&printsec=frontcover&dq=burgerlijk+wetboek&lr=&as_brr=1#v=onepage&q=burgerlijk%20wetboek&f=f alse, geraadpleegd op 30 januari 2014. 8 http://www.echtscheidingsnetwerk.nl/scheiden/duurzaam_ontwricht.php, geraadpleegd op 30 januari 2014. 9 http://www.historischnieuwsblad.nl/nl/artikel/27171/einde-van-de-grote-leugen.html, geraadpleegd op 30 januari 2014.
30
onderzoek plaats of het huwelijk nietig kan worden verklaard. Een nieuw huwelijk voor de kerk is dus redelijk moeilijk te bewerkstelligen. Koppeling tussen de geschiedenis van het scheiden en de verschijnselen van de grietenijen in 1830, 1870 en 1900 In het jaar 1830 was het mogelijk om definitief te scheiden met instemming van beide partijen, maar hier werd weinig gebruik van gemaakt. Niet alleen was het in die tijd ongebruikelijk om te scheiden, maar ook de maatschappelijke kwestie zal een grote rol hebben gespeeld. In de jaren 1870 en 1900 was het niet gemakkelijk om te scheiden. Hierdoor is er slechts één huwelijk ontbonden in de voor dit onderzoek onderzochte huwelijksregisters. Dit huwelijk werd ontbonden ‘In naam des Konings’. Het ging hier, zoals eerder genoemd bij het algemene stuk over trouwen in de 19de en begin 20ste eeuw, om een scheiding tussen tafel en bed. Over die echtscheiding is echter besloten hem niet mee te nemen in het onderzoek, omdat de scheiding niet in het jaar plaatsvond dat in dit onderzoek werd onderzocht. Om die reden kan, zoals eerder genoemd is, geconcludeerd worden dat in de onderzochte jaren geen echtscheidingen hebben plaatsgevonden. Nog een reden waarom er amper scheidingen plaatsvonden, was dat het maatschappelijk niet werd geaccepteerd. Volgens velen trouwde men voor het leven, dat werd niet ontbonden. Het kwam zelfs zo ver dat vrienden en familie van de voorheen echtgenoten niets meer met hen te maken wilden hebben, als een echtscheiding had plaatsgevonden. Een reden voor deze afwijzing van de pas gescheiden mensen was ook dat er werd gedacht dat één van de echtgenoten overspel had gepleegd, scheiden was anders immers lastig. Men had voor overspel een sterke afkeer, binnen het huwelijk bleef men trouw aan degene met wie men was getrouwd.
31
Deelvraag: Trouwden mensen met dezelfde woon- en/of geboorteplaats met elkaar? In onderstaande zal met behulp van grafieken worden geprobeerd bovenstaande deelvraag te beantwoorden. Het gaat hier om relatieve vergelijkingen. Per jaartal verschilt het totaal aantal huwelijken in alle grietenijen, waardoor bij wijze van spreken 30 procent in het ene jaar minder kan zijn dan 25 procent in het andere jaar. Echter, om een vergelijking mogelijk te maken, wordt hier alleen naar de percentages gekeken. Eerst zal per grietenij per jaartal de situatie worden uitgelegd. Vervolgens zullen de drie jaartallen per grietenij worden vergeleken. Tot slot zullen de verschijnselen van de drie grietenijen met elkaar worden vergeleken en zullen er redenen worden genoemd voor de verschijnselen. Bij diverse grafieken komt in de legenda ‘Overig’, ‘Overig 1’, ‘Overig 2’ en soms zelfs ‘Overig 3’ voor. Dit is gedaan om de grafieken overzichtelijk te houden. Onder ‘Overig’ en ‘Overig 1’ vallen dorpen en/of steden waar slechts één persoon was geboren of waar slechts één persoon woonde. Dit zijn vaak plaatsen die buiten de grietenij liggen of die niet deel uitmaken van de ‘kern’ van de grietenij. De plaatsen die hieronder vallen, variëren. Hierdoor zal bij iedere uitleg van wat er in de grafiek te zien is, worden gemeld welke dorpen en/of steden hieronder vallen. In geval van ‘Overig 2’ of ‘Overig 3’ gaat het om dorpen/steden waar respectievelijk twee of drie mensen zijn geboren of woonden. Ook hier gaat het vaak om plaatsen die buiten de grietenij liggen of niet bij de ‘kern’ van de grietenij horen. Onder de grafiek zal wederom worden vermeld welke dorpen en/of steden hieronder vallen. Bij sommige grafieken kan het aandeel van de plaatsen die onder overig vallen, groot lijken. Echter, dit beeld is niet geheel correct. Weliswaar kan er geconcludeerd worden dat het aandeel van de overige plaatsen gezamenlijk groot is, maar het aandeel van de plaatsen apart is zeer klein. Wel duidt een groot aandeel van ‘Overig’ erop, dat mensen uit vele plaatsen kwamen. De reden hiervoor kan zijn dat er sprake was van een goede infrastructuur. Dit zal bij de redenen voor de verschijnselen nader worden toegelicht. Het dorp De Knijpe was in de onderzochte jaren nog opgesplitst in Benedenknijpe en Bovenknijpe. Bij deze deelvraag is er echter voor gekozen om deze samen te voegen tot De Knijpe. Ook werd er in de huwelijksregisters onderscheid gemaakt tussen Jubbega-
32
Schurega, Jubbega en Schurega. Om het beantwoorden van deze deelvraag overzichtelijk te houden is ervoor gekozen om alle drie onder Jubbega-Schurega te laten vallen. Haskerland Situatie 1830 Geboorteplaats in 1830, Haskerland Joure Heerenveen Oudehaske Nijehaske Haskerdijken Woudsend St. Johannesga Langezwaag Wanneperveen Overig
In bovenstaande grafiek is te zien dat de mensen die in 1830 in Haskerland trouwden voor het grootste deel uit de plaatsen kwamen die onder ‘Overig’ vallen. Onder ‘Overig’ vallen de volgende dorpen en steden: Kampen, De Knijpe, Goïngaryp, Snikzwaag, Ouwsterhaule, Akkrum, Oldeboorn, Terwispel, Oudeschoot, Echten, Veenwouden, Mantgum, Gersloot, Lemmer, Koudum, Leeuwarden, Gorredijk, Haskerhorne, Sliedrecht, Nijeveen, Iskenhuizen, Pimmel, Uitwellingerga, Goïnga, Mildam, Stavoren, Bozum, Bergum, Sonnega, Wapsperveen, Sloten en Oldetrijne. Zoals genoemd, is het aandeel van deze dorpen apart heel klein, waardoor gesteld kan worden dat het aandeel van Joure erg groot is. Op de tweede plek staat Oudehaske. Woonplaats in 1830, Haskerland
Joure Oudehaske Nijehaske Haskerdijken Haskerhorne Goënga Overig
In bovenstaande grafiek is te zien dat de meeste mensen die in 1830 trouwden, in Joure woonden. Joure heeft een erg groot aandeel vergeleken met de andere dorpen. Ook in Oudehaske en Nijehaske woonden in 1830 veel mensen. Op de vierde plek staan de plaatsen die onder ‘Overig’ vallen. Onder ‘Overig’ bij de woonplaats in 1830 vallen de volgende dorpen en steden: Kampen, Broek, Luinjeberd, Snikzwaag, Akmaryp, Vrouwenparochie, Gorredijk, Wanneperveen, Mildam, Bozum. Situatie 1870
33
Geboorteplaats in 1870, Haskerland Joure Heerenveen Oudehaske Terband Nijehaske Sneek Haskerdijken Haskerhorne Overig
In bovenstaande grafiek is te zien dat de meeste mensen van wie in 1870 het huwelijk werd voltrokken in Haskerland, in de plaatsen werden geboren die onder het kopje ‘Overig’ vallen. Onder ‘Overig’ vallen de volgende dorpen en steden: Heeg, Oldeboorn, Westermeer, Lemmer, Nijega, Gorredijk, Tilburg, Sondel, Rottum, Kuinre, Rauwerd, Langezwaag, Oldetrijne en Oudehorne. Zoals al eerder genoemd, is het beeld dat wordt geschetst niet helemaal correct. De meeste mensen die in 1870 in Haskerland trouwden, zijn geboren in Joure. Daarnaast heeft Oudehaske ook een behoorlijk aandeel. Op de derde plaats staat Nijehaske. Woonplaats in 1870, Haskerland
Joure Oudehaske Nijehaske Haskerdijken Haskerhorne Overig
In bovenstaande grafiek is te zien dat de mensen die in 1870 in Haskerland trouwden, grotendeels in Joure woonden. Daarnaast is het aandeel van de dorpen Nijehaske en Haskerdijken behoorlijk groot. Opvallend aan deze grafiek is dat de verscheidenheid van de dorpen klein is. Een enorm groot deel woonde in slechts vijf dorpen. ‘Overig’ omvat de volgende dorpen en steden: Heerenveen, Terband, Lemmer, Nijega, Delfstrahuizen, Doniaga en Langezwaag. Situatie 1900
34
Geboorteplaats in 1900, Haskerland Joure Heerenveen Oudehaske Terband Broek Wolvega Nijehaske Sneek Oldeboorn Overig 1 Overig 2
In bovenstaande grafiek is te zien dat de meeste mensen die in 1900 in Haskerland trouwden, uit dorpen en/of steden kwamen die onder ‘Overig 1’ vallen. Daarnaast heeft ‘Overig 2’ ook een behoorlijk aandeel. Zoals genoemd aan het begin, zijn dit verschillende plaatsen waar respectievelijk één en twee mensen zijn geboren. Onder ‘Overig 1’ vallen de volgende dorpen en steden: Den Ham, Arum, De Knijpe, Steenwijkerwold, Het Meer, Loënga, Oldeholtpade, Rotstergaast, Scharnegoutum, Roordahuizum, Heeg, Snikzwaag, Eesterga, Ouwsterhaule, Nes, Akmaryp, Jorwerd, Blesdijke, Akkrum, Oostrum, Woudsend, Bolsward, Westermeer, Hoornsterzwaag, Tjalleberd, Beverwijk, Rohel, Weidum, Ter Idzard, Lemmer, Workum, Oranjewoud, Koudum, Leeuwarden, Rotsterhaule, Sint Annaparochie, Amersfoort, Nijega, Monnikenburen, en Baccum. Onder ‘Overig 2’ vallen de dorpen en steden Amsterdam, Grouw, Oudeschoot, Haskerdijken, Terwispel, Utrecht, Luinjeberd en Goïngaryp. Het grootste aandeel als dorp ‘alleen’ heeft Joure. Daarnaast is het aandeel van Oudehaske redelijk groot. Opvallend aan deze grafiek is de grote verscheidenheid van de geboorteplaatsen. Woonplaats in 1900, Haskerland
Joure Oudehaske Broek Nijehaske Sneek Haskerdijken Overig 1 Overig 2
In bovenstaande grafiek is te zien dat de meeste mensen die in 1900 in Haskerland trouwden, in Joure woonden. Daarnaast is het aandeel van Oudehaske groot. In totaal wonen in deze dorpen meer dan de helft van de mensen die in 1900 in Haskerland trouwde. Ook het aandeel van de plaatsen die onder ‘Overig 1’ vallen, is behoorlijk groot. Onder ‘Overig 1’ vallen de volgende dorpen en steden: Utrecht, Groningen, Jutrijp, Heeg, Luinjeberd, Akmaryp, Glanerbrug, Willemsoord, Blesdijke, Akkrum, Noordwolde, Terwispel, Woudsend, Westermeer, Lippenhuizen, Oosterwolde, Beverwijk, Rohel, Echten, Hengelo, Leeuwarden, Zaandam, Sint Johannesga, Sint Nicolaasga, Nijega en Baccum. De volgende plaatsen vallen onder ‘Overig 2’: Heerenveen, Kampen, Het Meer, Wolvega en Snikzwaag. Vergelijking van de drie jaartallen Geboorteplaats
35
Door de jaren heen valt bij de grafieken van de geboorteplaatsen van de mensen die in de grietenij Haskerland trouwden, op dat het aandeel van de dorpen en steden die onder ‘Overig’ vallen in 1830 en 1900 erg groot is. Ook het aandeel van Joure is in 1830 en 1900 erg groot, terwijl het aandeel in 1870 veel kleiner is. Dit is ook met Nijehaske het geval. Echter, het aandeel van Nijehaske is in 1900 kleiner dan in 1830, maar wel een stuk groter dan in 1870. Het aandeel van Heerenveen is erg stabiel. Het aandeel van Oudehaske is ook redelijk stabiel, maar neemt wel iets af in de loop der jaren. Woonplaats Uit de grafieken van de woonplaatsen blijkt dat het aandeel van de dorpen Joure, Oudehaske en Nijehaske in 1830 erg groot is. In 1870 wordt het aandeel van deze drie dorpen samen minder en dit blijft ongeveer gelijk in 1900. Het aandeel van Joure is in 1830 en 1900 relatief gezien redelijk gelijk. Absoluut gezien groeit het enorm. In 1870 is het aandeel van Joure kleiner dan in de andere jaren, maar nog steeds erg groot. Ook Oudehaske laat in 1870 een relatief kleiner deel zien ten opzichte van 1830 en 1900. Het aandeel van Nijehaske wordt daarentegen in 1870 groter en is in 1900 kleiner. Het aandeel van de dorpen en steden die onder ‘Overig’ vallen, is in 1830 en 1870 relatief gezien gelijk. Absoluut gezien neemt het aandeel toe. In 1900 stijgt dit aantal zowel relatief als absoluut verder.
Schoterland Situatie 1830 Geboorteplaats in 1830, Schoterland Knijpe Heerenveen Oudehaske Het Meer Oudeschoot Rotsterhaule Delfstrahuizen Nieuwehorne Leeuwarden St. Johannesga Langezwaag Hoornsterzwaag Jubbega-Schurega Overig 1 Overig 2
In bovenstaande grafiek is te zien dat de geboorteplaatsen van de mensen die in 1830 in Schoterland trouwden, erg variërend is. Het grootste aandeel is voor de plaatsen die onder ‘Overig’ vallen. De volgende dorpen en steden vallen onder ‘Overig 1’: Surhuisterveen, Irnsum, Vlaardingen, Varel, Driesum, Tjalleberd, St. Aubin (Zwitserland), Cornaux (Zwitserland), Oenkerk, Rottevalle, Nieuweschoot, Zierikzee, Cappeln (Duitsland), Boxmeer, Nijehaske, Enkhuizen, Bigge (Duitsland), Sneek, Donkerbroek, Follega, Drachten, Oudehorne, Terband, Groningen, Rottum, Rohel, Grouw, Nijeholtpade, Lippenhuizen, Katwijk a/d Rijn en Nijeholtwolde. Onder ‘Overig 2’ vallen de volgende dorpen: Oldemarkt, Lemmer, Kortezwaag, Katlijk, Mildam, Gorredijk en Wolvega. Het aandeel van deze dorpen
36
samen is groot, maar van de dorpen apart is klein. Dit gegeven, kan worden geconcludeerd dat het aandeel van Sint Johannesga, De Knijpe en Heerenveen het grootst is. Woonplaats in 1830, Schoterland Knijpe Heerenveen Het Meer Oranjewoud Oudeschoot Rotsterhaule Delfstrahuizen Nieuwehorne St. Johannesga Rottum Jubbega-Schurega Overig 1 Overig 2
Uit bovenstaande grafiek blijkt dat het aandeel van Heerenveen als woonplaats voor de mensen die in 1830 in Schoterland trouwden, het grootst is. Daarnaast is het aandeel van de plaatsen die onder ‘Overig’ vallen behoorlijk groot. ‘Overig 1’ bestaat uit de volgende dorpen en steden: Surhuisterveen, Hagen (Duitsland), Tjalleberd, Beetsterzwaag, Oosterhaule, Katlijk, Langezwaag, Leeuwarden, Mildam, Nijehaske, Gorredijk, Follega, Brongerga, Jubbega, Haskerhorne, Oldeouwer en Joure. Onder ‘Overig 2’ vallen de volgende dorpen en stad: Sneek, Hoornsterzwaag en Oudehorne.
Situatie 1870 Geboorteplaats in 1870, Schoterland Knijpe Heerenveen Het Meer Oudeschoot Nieuwehorne Tjalleberd Katlijk Mildam Nijehaske Oudehorne Jubbega-Schurega Overig 1 Overig 2 Overig 3
In bovenstaande grafiek is te zien dat de meeste mensen die in 1870 in Schoterland trouwden, in de dorpen en steden zijn geboren die onder ‘Overig’ vallen. Onder ‘Overig 1’ vallen Drachten, Rohel, Grouw, Leeuwarden, Lemmer, Delfstrahuizen, Oldenzaal, Gaast, Deventer, Scheemda, Beilen, Dokkum, Aalsum, Arnhem, Brummen, Goor, Siegerswoude, Ureterp, Sonnega, Oldeboorn, Amsterdam, Rotstergaast, Hemrik, Oude Pekela, Drachten, Terkaple, Balk, Haskerdijken, Bolsward, Eesterga, Terkaple, Steenwijkerwold en Langezwaag. Onder ‘Overig 2’ vallen de volgende dorpen en steden: Oudehaske, Rotsterhaule, Nieuweschoot, Sneek, Gorredijk, Schurega, Terband, Lippenhuizen, Joure, Nijelamer, Echten, Oudega, Harlingen, Oosterzee en Luinjeberd. Onder ‘Overig 3’ vallen Sint Johannesga, Kortezwaag, Hoornsterzwaag, Rottum, Wolvega en Terwispel. Wetende dat het
37
aandeel van de overige plaatsen apart erg klein is, kan geconcludeerd worden dat het aandeel van Heerenveen en De Knijpe groot is. Woonplaats in 1870, Schoterland
Knijpe Heerenveen Het Meer Oudeschoot Rotsterhaule Nieuwehorne St. Johannesga Nieuweschoot Katlijk Langezwaag Mildam Nijehaske Hoornsterzwaag Oudehorne Rottum Jubbega-Schurega Overig 1 Overig 2
In bovenstaande grafiek is te zien dat er veel kleuren voorkomen. Dit duidt op een grote verscheidenheid van de woonplaatsen van de mensen die in 1870 in Schoterland trouwden. Het aandeel van de dorpen Heerenveen en De Knijpe is het grootst. De volgende dorpen en steden vallen onder ‘Overig 1’: Groningen, Feyenoord, Kortezwaag, Steenwijk, Harderwijk, Siegerswoude, Haskerhorne, Oranjewoud, Luinjeberd, Gaast, Hoogezand, Giethoorn, Dokkum, Rotterdam, Terwispel, Joure, Hengelo, Drachten, Balk, Haskerdijken en Broek. Onder ‘Overig 2’ is bij deze grafiek een uitzondering gemaakt. Om het overzicht te houden vallen hier niet alleen de plaatsen onder waar twee mensen woonden, maar ook waar drie mensen woonden. Dit waren echter in totaal drie dorpen en wel de volgende: Delfstrahuizen, Tjalleberd en Rohel.
Situatie 1900 Geboorteplaats in 1900, Schoterland Knijpe Heerenveen Oudeschoot Rotsterhaule Nieuwehorne St. Johannesga Katlijk Langezwaag Mildam Hoornsterzwaag Oudehorne Rottum Jubbega-Schurega Overig 1 Overig 2 Overig 3
In bovenstaande grafiek is te zien dat de meeste mensen van wie het huwelijk in 1900 in Schoterland werd voltrokken, geboren zijn in de plaatsen die onder ‘Overig’ vallen. Zoals eerder genoemd, valt hieronder een verzameling van dorpen en steden, waar respectievelijk één, twee of drie mensen geboren zijn. Onder ‘Overig 1’ vallen de dorpen en steden Oudehaske, Koudum, Wons, Oudega, Oosterzee, Voorburg, Nijeholtwolde, Hommerts, Ter Idzard, Kollum, Lippenhuizen, Oldeouwer, Joure, Nijelamer, Bolsward, Echten, Nijetrijne, Dordrecht, Peperga, Engelum, Hilversum, Hallum, Sneek, Donkerbroek, Drachten, Nijeholtpade, Grouw en Langweer. ‘Overig 2’ bestaat uit de volgende dorpen en steden: Kortezwaag, Terband, Wolvega, Nijega, Makkinga, Goënga, Gaast, Boornzwaag, Noordwolde, Oranjewoud, Leeuwarden en Tjalleberd. Tot slot vallen onder ‘Overig 3’ de
38
dorpen Delfstrahuizen, Bakkeveen, Terwispel, Nieuweschoot en Nijehaske. Het aandeel van Jubbega-Schurega is ook behoorlijk groot. Woonplaats in 1900, Schoterland
Knijpe Heerenveen Het Meer Oudeschoot Rotsterhaule Delfstrahuizen Nieuwehorne St. Johannesga Katlijk Mildam Hoornsterzwaag Oudehorne Jubbega-Schurega Overig 1 Overig 2 Overig 3
In bovenstaande grafiek zijn veel verschillende kleuren te zien. Dit duidt op een grote verscheidenheid van woonplaatsen van de mensen die in 1900 in Schoterland trouwden. Het aandeel van Jubbega-Schurega is het grootst. Hier woonde ongeveer een kwart van de mensen die in dit jaar in Schoterland trouwden. Daarnaast is het aandeel van de plaatsen die onder ‘Overig’ vallen ook behoorlijk. Onder ‘Overig 1’ vallen de volgende dorpen en steden: Terband, Wolvega, Lippenhuizen, Terwispel, Amsterdam, Noordwolde, Haskerdijken, Nijega, Oldelamer, Makkinga, Ruttenscheid (Duitsland), Rotterdam, Workum, Winterswijk, Bakkeveen en Lemmer. ‘Overig 2’ bevat de volgende dorpen: Oudehaske, Oranjewoud, Nieuweschoot, Kortezwaag en Langezwaag. Onder ‘Overig 3’ vallen de dorpen Nijehaske, Rottum, Oldeouwer en Gaast. Het aandeel van deze plaatsen samen is, zoals eerder genoemd, groot, maar van de plaatsen apart is het aandeel te verwaarlozen. Vergelijking van de drie jaartallen Geboorteplaats Als de drie jaartallen van de geboorteplaats voor de grietenij Schoterland worden vergeleken, valt het enorme groeiende aandeel van Jubbega-Schurega op. Daarnaast neemt het aandeel van de dorpen die onder ‘Overig’ vallen, steeds verder af. Er kan geconcludeerd worden dat door de jaren heen in Schoterland de mensen vaker trouwden in de grietenij waar ze ook geboren waren. Het aandeel van de dorpen Heerenveen en De Knijpe is in 1830 en 1900 groot, terwijl het in 1870 een stuk kleiner is. Daarnaast zijn er allerlei dorpen die ieder jaartal ‘aanwezig zijn’. Van deze dorpen varieert het aandeel over het algemeen niet enorm, helemaal niet omdat er in de grafieken wordt gekeken naar het relatieve aandeel. Woonplaats Ook bij de grafieken van de woonplaatsen valt duidelijk het groeiende aandeel van JubbegaSchurega op. In 1870 lijkt dit aandeel af te nemen, echter dit is alleen relatief gezien het geval. Absoluut neemt het aantal wel degelijk toe. Dit komt mede door het groeiende aantal huwelijken, in 1830 vonden er in Schoterland 59 huwelijken plaats en in 1870 93 huwelijken. Daarnaast is het groeiende aandeel van de dorpen die onder ‘Overig’ vallen, opvallend. In 1830 en 1870 lijkt dit aandeel redelijk gelijk, maar absoluut gezien is dit niet het geval. In 1900 wonen er relatief en absoluut gezien veel meer mensen in de dorpen die onder ‘Overig’ vallen. Ook het afnemende aandeel van de dorpen Heerenveen en De Knijpe valt op. In 1830 en 1870 hadden deze dorpen een erg groot aandeel, terwijl ze in 1900 een enorm deel af moesten staan aan de andere dorpen. De meeste andere dorpen komen in alle drie de grafieken voor, wat betekent dat daar in ieder jaartal een dusdanig aantal mensen woonde, dat het in de grafiek apart opgenomen werd.
39
Utingeradeel Situatie 1830 Geboorteplaats in 1830, Utingeradeel
Oldeboorn Akkrum Grouw Ureterp Goïngaryp Drachten
Overig
In bovenstaande grafiek is te zien dat de meeste mensen die in het jaar 1830 trouwden in Utingeradeel, geboren zijn in Oldeboorn. 'Overig' heeft na Oldeboorn het grootste aandeel. In deze grafiek vallen de volgende dorpen en steden onder ‘Overig’: Warga, Rottum, Joure, Rinsumageest, Langezwaag, Elsloo, Luxwoude, Tjalleberd, Uitwellingerga, Terkaple, Lippenhuizen, Gorredijk, Oldelamer, De Knijpe, Middelburg, Langelille, Terhorne, Oudehaske, Beetsterzwaag, Veenwouden en Westermeer. Daarnaast heeft Akkrum ook een behoorlijk aandeel, helemaal omdat dit één dorp is, terwijl onder ‘Overig’ verschillende dorpen en/of steden vallen. Woonplaats in 1830, Utingeradeel
Oldeboorn Akkrum Nes Terhorne Haskerdijken Akmaryp Overig
In bovenstaande grafiek is te zien dat de mensen van wie in 1830 in Utingeradeel het huwelijk werd voltrokken, voor meer dan de helft in Oldeboorn woonden. Oldeboorn heeft een enorm aandeel vergeleken met de rest. Daarnaast heeft Akkrum een groot aandeel. Onder ‘Overig’ vallen de volgende plaatsen: Leeuwarden, Joure en Goïngaryp. Situatie 1870
40
Geboorteplaats in 1870, Utingeradeel
Oldeboorn Akkrum Nes Joure Haskerdijken Terhorne Gorredijk Overig
In bovenstaande grafiek is te zien dat het aandeel van de meeste mensen die in 1870 in de grietenij Utingeradeel trouwden, in de plaatsen zijn geboren die onder ‘Overig’ vallen. De dorpen en steden die hieronder vallen, zijn de volgende: Grouw, Rottum, Goïngaryp, Drachten, Langezwaag, Tjalleberd, Terkaple, Lippenhuizen, De Knijpe, Oudendijk, Terband, Sloten, Irnsum, Nijehaske, Boornbergum, Sneek, Eestrum, Dokkum, Huins, Deersum, Bozum, Balk, Lemmer, Rotsterhaule, Oostermeer, Hommerts, Dronrijp, Surhuisterveen, Zwartsluis, Leeuwarden en Oudeschoot. Het aandeel van deze plaatsen apart is, zoals eerder genoemd, erg klein. Daarom kan gesteld worden dat het aandeel van Oldeboorn erg groot is. Uit Oldeboorn kwamen 30 personen en uit de plaatsen die onder ‘Overig’ vallen, kwamen 31 personen. Woonplaats in 1870, Utingeradeel Oldeboorn Akkrum
Nes Knype Terhorne Grouw Akmaryp Overig
Uit bovenstaande grafiek valt af te leiden dat de meeste mensen die in 1870 in Utingeradeel trouwden, in Oldeboorn woonden. Daarnaast heeft Akkrum een groot aandeel. Het verschil tussen het aandeel van Oldeboorn en het aandeel van Akkrum is niet dusdanig groot. Op de derde plaats heeft Terhorne een behoorlijk aandeel, maar het is een stuk minder vergeleken met Oldeboorn en Akkrum. Onder ‘Overig’ vallen de volgende dorpen en steden: Sloten, Irnsum, Sneek, Gauw, Leeuwarden, Haskerdijken, Tjalleberd, Terkaple, Broek, Poppenwier, Harlingen en De Wyk. Situatie 1900
41
Geboorteplaats in 1900, Utingeradeel Oldeboorn Akkrum Nes Goïngaryp Langezwaag Terkaple Terhorne Leeuwarden Boornbergum Huins Akmaryp Overig
In bovenstaande grafiek is te zien dat het aandeel van de overige plaatsen erg groot is. Onder ‘Overig’ vallen de volgende dorpen en steden: Grouw, Oudehaske, Irnsum, Wolvega, Franeker, Jorwerd, Kollum, Roordahuizum, Langweer, Jutrijp, Nieuweschoot, Haskerhorne, Goënga, Stiens, Oldeholtpade, Gersloot, Jubbega, Friens, Noordwolde, Broek, Oudeschoot, Wytgaard, Tzummaren, Westergeest, Wijnjeterp, Luinjeterp en Wirdum. Deze genoemde dorpen hebben samen dus het grootste aandeel, maar Oldeboorn en Akkrum hebben als dorp ‘alleen’ het grootste aandeel. Woonplaats in 1900, Utingeradeel
Oldeboorn Akkrum Nes Goïngaryp Langezwaag Terkaple
In bovenstaande grafiek is te zien dat meer dan een kwart van de mensen die in 1900 in Utingeradeel trouwde, in Oldeboorn woonde. Daarnaast woonde ongeveer een kwart in Akkrum. Ook het aandeel van de plaatsen die onder ‘Overig’ vallen, is behoorlijk groot. Hieronder vallen de volgende dorpen en steden: Rotterdam, Noordwolde, Rauwerd, Nijehaske, Stiens, Jutrijp, Deersum, Loosduinen, Nes, Irnsum, Sneek, Gauw, Leeuwarden, Haskerdijken, Grouw, Joure, Goïngaryp en Oudehaske. Vergelijking van de drie jaartallen Geboorteplaats Als de drie grafieken worden vergeleken, valt het afnemende aandeel van Oldeboorn op. In 1830 zijn enorm veel mensen die in de grietenij Utingeradeel trouwden, geboren in Oldeboorn. Dit aantal is in 1900 een stuk kleiner. Het aandeel van de dorpen die onder ‘Overig’ vallen, is in 1870 iets kleiner dan in 1830, maar neemt in 1900 weer toe. Het aandeel van Akkrum is, relatief gezien, redelijk stabiel. Terhorne heeft in 1830 nog een heel klein aandeel, het valt onder ‘Overig’, terwijl het in 1870 en 1900 wel degelijk aanwezig is. Er zijn meerdere plaatsen die in bepaalde jaren niet voorkomen of onder ‘Overig’ vallen en in andere jaren zo’n groot deel hebben, dat ze apart in de grafiek worden opgenomen. Woonplaats
42
Bij de grafieken van de woonplaats, valt het afnemende aandeel van Oldeboorn op. In 1830 had Oldeboorn een enorm aandeel, terwijl het in 1900 iets meer dan een kwart heeft. Het aandeel van Akkrum groeit in 1870 ten opzichte van 1830, maar neemt in 1900 weer af. Het aandeel van de plaatsen die onder ‘Overig’ vallen, neemt telkens toe. Vergelijking van de drie grietenijen en redenen voor verschijnselen Vergelijking van de drie grietenijen Geboorteplaats In de verschillende grietenijen komen diverse verschijnselen voor. Zo neemt het aandeel van de plaatsen die onder ‘Overig’ vallen in de grietenijen Utingeradeel en Haskerland toe, terwijl er in Schoterland sprake is van een afname. Weliswaar neemt het aandeel van ‘Overig’ in Haskerland in 1870 af, maar in 1900 is er ten opzichte van 1870 een behoorlijke toename. In met name de grietenijen Utingeradeel en Haskerland is er door de jaren heen sprake van een toename van de verscheidenheid van geboorteplaatsen. Dit heeft wel tot gevolg dat de grote dorpen in de grietenijen in de meeste gevallen een afnemend aandeel krijgen. In Schoterland is er vanaf het begin al een grote verscheidenheid aan geboorteplaatsen te zien. Echter, ook in Schoterland is een kleine toename te zien van de verscheidenheid van de dorpen, ondanks een afnemend aandeel van de dorpen ‘Overig’.
Woonplaats Wat betreft de woonplaatsen, zijn er veel verschillen te zien. Schoterland laat vanaf het begin een grote verscheidenheid aan woonplaatsen zien. Dit neemt in de loop der jaren alleen nog maar verder toe. In Utingeradeel neemt de verscheidenheid van dorpen juist af. Uit de grafiek van 1900 blijkt dat het grootste deel van de mensen in de ‘kern’ van Utingeradeel woonde. Haskerland zit een beetje tussen Schoterland en Utingeradeel in. In alle drie jaartallen is er een behoorlijk aandeel van de ‘kern’ van Haskerland, maar dit aandeel neemt steeds verder af en de verscheidenheid neemt steeds verder toe. Redenen voor verschijnselen Friesland was van 1345 tot 1500 verdeeld in districten. Deze districten waren soms weer opgesplitst in kleinere delen. De grietenijen die in dit profielwerkstuk nader worden bekeken (Haskerland, Schoterland en Utingeradeel), maakten destijds deel uit van het district Bornego (zie ook bijlage 1). Echter, in de 14e eeuw viel Bornego uit elkaar en was er een nieuw verband nodig. Dit nieuwe verband werd Zevenwouden (ook wel Zevenwolden of Sevenwolden) en is in het midden van de 15e eeuw ontstaan. Zevenwouden werd één van de vier kwartieren van Friesland. De andere drie waren Oostergo, Westergo en de Elf Steden (zie ook bijlage 2). Zevenwouden bestond in eerste instantie uit de grietenijen Utingeradeel, Aengwirden, Haskerland, Schoterland, Lemsterland, en Doniawerstal. Tot omstreeks 1500 had Zevenwouden politiek gezien weinig invloed in Friesland. Echter, toen Gaasterland, Opsterland en de Stellingerwerven zich bij Zevenwouden voegden, kreeg Zevenwouden dezelfde rechten als de andere kwartieren. Sloten was de enige stad van de Elf Steden die in Zevenwouden lag. De bestuurlijke indeling van de vier kwartieren bleef gehandhaafd tot 1795. Na 1795 gingen de grietenijen verder als voorlopers van de huidige gemeenten. In 1830 blijkt nog steeds de invloed van het vroegere Zevenwouden. De meeste mensen waren geboren in de grietenij waar ze trouwden. Ook woonden ze vaak in deze grietenij (zie hiervoor ook de bijlagen 3, 4 en 5). Echter, als de mensen niet waren geboren in de grietenij waar ze trouwden, kwamen ze veelal uit de grietenijen die vroeger Zevenwouden vormden. Het is niet zo dat dit voor alle grietenijen even zwaar geldt. Zo kwam een aantal mensen die
43
in 1830 in Schoterland trouwde, al van verder. Echter, in grote lijnen klopt dit wel met de grafieken. Zoals genoemd bij de vergelijking van de drie grietenijen, is de verscheidenheid van de geboorteplaatsen door de jaren heen toegenomen. De verscheidenheid van de woonplaatsen is verschillend per grietenij. Schoterland had, vergeleken met de andere grietenijen, vanaf het begin al een grote verscheidenheid wat betreft de geboorteplaatsen. De voornaamste reden voor de toenemende verscheidenheid is de ontwikkeling in vervoersmiddelen vanaf de 19de eeuw. Deze ontwikkeling had als gevolg dat het reizen door Nederland gemakkelijker werd. Het werd makkelijker om, ondanks een lange afstand, contact met iemand te houden. In 1877 deed bijvoorbeeld de telefoon zijn intrede in Nederland. Voortaan hoefde je elkaar niet een brief te schrijven of elkaar in het echt te zien, maar kon je via de telefoon contact hebben. De telefoon is mede de oorzaak dat de relatieve afstand kleiner werd dan de absolute afstand. Tot 1800 trok de mens meestal lopend ergens naar toe. Als er al gebruik werd gemaakt van vervoermiddelen, waren dit meestal koetsen die getrokken werden door paarden, karren die getrokken werden door diverse trekdieren en boten die voortgedreven werden door de mens, de wind en/of het paard. In de jaren daarna werden er allerlei ontwikkelingen gedaan op het gebied van vervoermiddelen. Deze ontwikkelingen lopen redelijk gelijk op met de Industriële Revolutie, wat verklaarbaar is. Dankzij de mogelijkheden die de Industriële Revolutie bracht en de ontwikkelingen die tijdens de Industriële Revolutie werden gedaan, was men in staat nieuwe vervoermiddelen te ontwikkelen. Zonder de kennis en de machines van de Industriële Revolutie was dit veel lastiger geweest. In 1814 bouwde George Stephenson de eerste stoomlocomotief en in 1816 toonde Carl von Drais de allereerste fiets10. In de rest van de 19de eeuw gingen de ontwikkelingen door en kwamen er (stoom)treinen, trams, stoomboten en in de 20ste eeuw zelfs auto’s. Er werden veel spoorwegen aangelegd, wat zorgde voor een snelle en makkelijke verbinding tussen plaatsen. Ook werden er tramsporen aangelegd. In 1880 reed de eerste paardentram in Friesland. Deze paardentram reed tussen Dokkum en Veenwouden. In 1882 reed de eerste stoomtram in Friesland en wel tussen Sneek en Bolsward. In datzelfde jaar werden er ook stoomtramlijnen tussen Heerenveen en Joure, Heerenveen en Gorredijk en Bolsward en Harlingen aangelegd. In de jaren daarna werden nog meer lijnen aangelegd. De Nederlandsche Tramweg Maatschappij was verantwoordelijk voor de aanleg van de tramlijnen, het onderhoud van de stoomtrams en de dienstregeling. Ondanks dat in de naam ‘Nederlandsche’ staat, was de maatschappij voornamelijk in Friesland actief. Zoals in bijlage 6 te zien is, lagen de meeste openbaarvervoerlijnen in Schoterland. In Schoterland waren er zowel meer tramlijnen als buslijnen dan in de grietenijen Haskerland en Utingeradeel. Dit kan een reden zijn geweest dat hier een grote verscheidenheid van geboorte- en woonplaatsen was. Echter, in 1830 was de verscheidenheid in Schoterland ook al groter dan in Haskerland en Utingeradeel. Wat hiervoor de precieze reden is geweest, is lastig vast te stellen. Doordat de grietenijen bijna aan elkaar grensden, is het bijna onmogelijk dat Schoterland een enorme voorsprong had wat betreft de infrastructuur. Wel moet hierbij opgemerkt worden dat Heerenveen een belangrijk verkeerskruispunt was en goed bereikbaar was. Deze bereikbaarheid kan een reden zijn geweest dat mensen eerder
10
http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/geschiedenis/103910-de-transportrevolutie-in-europa-1790-1920.html, geraadpleegd op 26 januari 2014.
44
richting Schoterland trokken. Daarnaast is Schoterland vanuit de rest van Nederland de grietenij waar men het eerst aankomt. Het is dus dichterbij de plaats van herkomst, wat voor mensen een reden kan zijn geweest om zich daar te vestigen. Het bovenstaande verhaal geldt met name voor de geboorteplaatsen. In de woonplaatsen is de verscheidenheid verschillend. Zo neemt bij bijvoorbeeld Schoterland de verscheidenheid van geboorteplaatsen niet heel snel toe, maar die van woonplaatsen wel. Bij Utingeradeel is dat juist andersom. De voornaamste reden hiervoor is dat mensen zich vestigen waar het werk is. Als er bijvoorbeeld in sommige plaatsen in Schoterland weinig werk is, verhuizen mensen en trekken zij naar plaatsen waar ze wel werk kunnen vinden. Daarnaast valt het verschijnsel op dat de woonplaatsen vaak minder variërend zijn dan de geboorteplaatsen. De reden hiervoor is dat mensen die getrouwd zijn, vaak gaan samenwonen, waardoor de meeste mensen in de ‘kern’ van de grietenij gaan wonen. Dit is in de grafieken terug te zien in het relatief kleine aandeel van de plaatsen die onder ‘Overig’ vallen.
Deelvraag: Kwam er veel analfabetisme voor? Aan de hand van de huwelijksregisters kan geconcludeerd worden of iemand analfabetisme had. In de huwelijksakte staat dan dat de bruid/bruidegom niet kan ondertekenen, omdat ze noch het schrijven noch het lezen geleerd hebben. Soms doet de bruid/bruidegom toch een poging, maar dan wijkt de handtekening af van de naam zoals deze eerder in de akte is genoemd. Haskerland Situatie 1830 Analfabetisme in 1830, Haskerland
geen analfabetisme analfabetisme mannen vrouwen
Van de 78 mensen waren er 10 die de huwelijksakte niet ondertekend hebben, omdat ze analfabeet waren. Van die 10 mensen met analfabetisme waren er 5 man en 5 vrouw. Hieruit valt niet op te maken of analfabetisme vaker voorkomt bij vrouwen dan bij mannen.
45
Situatie 1870 Analfabetisme in 1870, Haskerland
geen analfabetisme analfabetisme
mannen vrouwen
Van de 52 mensen waren er 7 die de huwelijksakte niet ondertekend hebben, omdat ze analfabeet waren. Van die 7 mensen waren er 2 man en 5 vrouw. Er zou geconcludeerd kunnen worden dat analfabetisme vaker voorkomt bij vrouwen dan bij mannen.
Situatie 1900 Analfabetisme in 1900, Haskerland
geen analfabetisme analfabetisme mannen vrouwen
Van de 142 mensen konden er 2 de huwelijksakte niet ondertekenen, omdat ze analfabeet waren. Van die 2 mensen met analfabetisme, was er 1 vrouw en 1 man. Er kan met behulp van deze gegevens niet worden geconcludeerd of analfabetisme meer bij mannen of bij vrouwen voorkwam. Vergelijking van de drie jaartallen Als de drie jaartallen (1830, 1870 en 1900) worden vergeleken, valt op dat het aantal analfabeten afneemt. Tussen 1830 en 1870 is niet veel verschil te zien, in 1870 is het aantal analfabeten wel afgenomen, maar waren er ook minder mensen die trouwden. Het is duidelijk dat in 1900 het analfabetisme is afgenomen. In dit jaar trouwden er namelijk twee keer zoveel mensen ten opzichte van 1870, maar van deze mensen waren er maar een paar met analfabetisme.
46
Schoterland Situatie 1830 Analfabetisme in 1830, Schoterland
geen analfabetisme analfabetisme mannen vrouwen
Van de 118 mensen die getrouwd zijn konden er 16 de huwelijksakte niet ondertekenen. Daarvan waren er 6 man en 10 vrouw. Analfabetisme lijkt hier vaker bij vrouwen dan bij mannen voor te komen.
Situatie 1870 Analfabetisme in 1870, Schoterland
geen analfabetisme analfabetisme mannen vrouwen
Van de in totaal 186 mensen, zijn er 23 die de huwelijksakte niet konden ondertekenen. Hiervan waren er 7 man en 16 vrouw. Hieruit kan geconcludeerd worden dat analfabetisme vaker voorkwam bij vrouwen dan bij mannen. Situatie 1900
47
Analfabetisme in 1900, Schoterland
geen analfabetisme analfabetisme mannen vrouwen
Van de 198 mensen waren er 7 analfabeet. Van deze 7 mensen met analfabetisme waren er 4 vrouw en 3 man. Er zijn hier meer vrouwen met analfabetisme, maar het verschil is niet groot. Vergelijking van de drie jaartallen Als de jaartallen 1830 en 1870 met elkaar worden vergeleken, valt het ongeveer gelijkblijvende deel van het aantal analfabeten op. Er trouwden in 1870 meer mensen, maar er waren ook meer mensen analfabeet. Wel waren er in 1870 meer vrouwen analfabeet dan mannen. In 1900 is te zien dat het aantal analfabeten is afgenomen en dat ook het verschil tussen de hoeveelheid mannen en vrouwen die analfabetisme hadden, is afgenomen.
Utingeradeel Situatie 1830 Analfabetisme in 1830, Utingeradeel
geen analfabetisme analfabetisme mannen vrouwen
Van de 64 mensen die trouwden, hebben er 8 de huwelijksakte niet ondertekend. Hier vielen 7 vrouwen onder en 1 man. Er kan geconcludeerd worden dat er van de mensen die in 1830 in Utingeradeel trouwden, meer vrouwen analfabeet waren dan mannen.
48
Situatie 1870 Analfabetisme in 1870, Utingeradeel
geen analfabetisme analfabetisme mannen vrouwen
Van de 100 mensen die trouwden waren er 3 die analfabeet waren. Hiervan waren er 2 man en 1 vrouw. Aan de hand van dit gegeven kan geconcludeerd worden dat voor deze grafiek geldt dat er meer mannen analfabeet waren.
Situatie 1900 Analfabetisme in 1900, Utingeradeel
geen analfabetisme analfabetisme mannen vrouwen
Van de 82 mensen die trouwden, was er niemand die de huwelijksakte niet kon ondertekenen. Onder de mensen die in dit jaar in Utingeradeel trouwden, vielen geen analfabeten.
49
Vergelijking van de drie jaartallen Als de drie jaartallen (1830,1870 en 1900) met elkaar worden vergeleken, valt het op dat het aantal analfabeten is afgenomen. In 1900 zijn er zelfs geen analfabeten meer onder de mensen die in dat jaar in Utingeradeel trouwden. In 1830 waren er meer vrouwen analfabeet dan mannen, terwijl in 1870 is te zien dat er iets meer mannen zijn met analfabetisme. Echter, in 1900 is het verschil tussen het aandeel in analfabetisme van mannen en vrouwen klein. Vergelijking van de drie grietenijen en redenen voor verschijnselen Vergelijking Als de drie grietenijen worden vergeleken, valt het afnemende aandeel van het analfabetisme op. In alle drie grietenijen neemt het aandeel van analfabetisme af. In de grietenijen Haskerland en Schoterland is er tussen 1830 en 1870 nog niet echt een duidelijke afname te zien. Bij deze grietenijen neemt het analfabetisme vooral in de periode van 1870 tot 1900 af. In Utingeradeel neemt daarentegen in de periode van 1830 tot 1870 het aandeel van analfabetisme behoorlijk af. In de periode tot 1900 daalt dit aandeel verder. In 1900 was er zelfs helemaal geen analfabetisme onder de mensen die in dat jaar in Utingeradeel trouwden. Ook is het opvallend dat vrouwen over het algemeen vaker analfabeet waren dan mannen. Alleen van de mensen die in 1870 in Utingeradeel trouwden, waren er meer mannen analfabeet dan vrouwen. Echter, het verschil was maar één persoon. Redenen voor verschijnselen De reden dat analfabetisme voorkwam, is voornamelijk te zoeken in het onderwijs. Ook het verschil van het voorkomen van analfabetisme tussen mannen en vrouwen, valt te verklaren met behulp van de ontwikkelingen in het onderwijs. Dit zal nader behandeld worden onder de deelvraag ‘Waren er ontwikkelingen in het onderwijs, zodat het analfabetisme verminderde?'.
Deelvraag: Waren er ontwikkelingen in het onderwijs, zodat het analfabetisme verminderde? Met behulp van de huwelijksregisters van 1830, 1870 en 1900 kon bepaald worden hoeveel analfabetisme voorkwam onder de mensen die in een bepaald jaar in een bepaalde grietenij trouwden. Ook kon bepaald worden of het aantal analfabeten in de loop der jaren toe- of afgenomen is. De toe- en/of afname van het analfabetisme zou toegeschreven kunnen worden aan de veranderingen in het onderwijs. Ontwikkelingen in het onderwijs In 1784 werd door dominee J. van Nieuwenhuyzen de genootschap ‘De maatschappij tot nut van ’t algemeen’ opgericht. Het doel van deze genootschap was het volgende: “De verbetering van het schoolwezen en de opvoeding der jeugd als de voornaamste grondslag ter vorming, verbetering en beschaving van den burger"11. Er werden lagere scholen,
11
http://www.nutalgemeen.nl/over-t-nut/historie, geraadpleegd op 31 januari 2014.
50
kleuterscholen en kweekscholen (scholen die de lerarenopleiding aanbieden) opgericht. Verder werd er voor gezorgd dat er schoolboeken werden uitgegeven. Toen in 1795 de Fransen kwamen, werd de daarvoor nog Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, een eenheidsstaat, genaamd de Bataafse Republiek. Er golden vanaf dat moment overal dezelfde wetten. Daarnaast waren de provincie en de gemeente voortaan ondergeschikt aan het centrale gezag12. Sinds het ontstaan van de Bataafse Republiek ontstond er in de regering steeds meer onenigheid op het gebied van onderwijs. In 1798 kwam er een minister van onderwijs, ook wel agent voor Nationale Opvoeding genoemd. In 1801 werd de eerste nationale schoolwet ingevoerd. In deze wet werden de volgende zaken bepaald: Alle gemeenten moesten voorzien in behoorlijk onderwijs. Er waren openbare en bijzondere scholen. Onderwijzers op een openbare school ontvingen naast de schoolgelden die betaald werden door de leerlingen, een bedrag van de gemeente. Lezen, schrijven en rekenen werden verplichte vakken. De overheid droeg zorg voor beter leermethodes. Er kwam een boekenlijst met leerboeken waarin leerstellig of godsdienstig onderwijs verboden was. De boekenlijst moest zorgen voor een algemene godsdienstige vorming, vrij van kerkelijke dogma’s (een leerstelling dat als onbetwistbaar wordt beschouwd door een religie of ideologie, het is een fundamenteel concept ter onderbouwing van een gedachtegoed). De onderwijzers werden echter geacht om in christelijke geest les te geven. In 1803 werd de tweede nationale schoolwet ingevoerd. Deze wet bestond uit: het reglement voor het openbaar lager onderwijs de verordeningen op het afleggen en afnemen van examens. De wet bracht weinig verandering in het onderwijs. Met name op het platteland was het onderwijs nog verre van ideaal. Echter, er werd ook vooruitgang geboekt. Zo kwamen er examens voor leerlingen, betere methodes en betere lokalen13. In 1804 werd de uniforme Nederlandse spellingsregeling ingevoerd. Dit was in opdracht van Johannes van der Palm. Hij was van 1795 tot 1804 agent voor Nationale Opvoeding. De uniforme Nederlandse spellingsregeling is door Matthijs Siegenbeek (Leidse hoogleraar) tot stand gebracht14. Deze spellingsregeling werd op alle scholen verplicht gesteld. In 1806 kwam er weer een nieuwe schoolwet. In deze wet stond onder andere de volgende bepalingen: De gemeenten moesten zorgen voor een zo goed mogelijke betaling van onderwijzers. Onderwijzers moesten zo min mogelijk afhankelijk zijn van de schoolgelden. Leerlingen moesten zoveel mogelijk onafgebroken onderwijs volgen. Onderwijzers moesten een examen afleggen. Als ze dit examen hadden gehaald, waren ze bevoegd om te onderwijzen. Naast lezen, schrijven, rekenen, werd de Nederlandse taal een verplicht vak. 12
Boxtel, C. van (2008). MeMo Themakatern Parlementaire geschiedenis vwo. Malmberg. http://www.onderwijsmuseum.nl/files/oud/O/onderwijsgeschiedenis_voor_leerkrachten.pdf, geraadpleegd op 31 januari 2014. 14 http://www.parlement.com/id/vg09llzozfwp/j_h_van_der_palm, geraadpleegd op 31 januari 2014. 13
51
Openbare scholen mochten alleen boeken van de boekenlijst (zie de wet van 1801) gebruiken. De landelijke inspectie ging toezicht houden op scholen. Verder controleerde deze inspectie of de regels wel nageleefd werden. Onderwijzers werden verplicht klassikaal les te geven, het hoofdelijk onderwijs, het individuele onderwijs, werd verboden. De scholen waren openbaar. Echter, er werd volgens de christelijke deugden onderwezen. Voor het oprichten van bijzondere scholen moest bij de provincie een vergunning aangevraagd worden. De bijzondere scholen kregen geen subsidie om de scholen te stichten. Deze laatste regeling zorgde voor veel verzet van vooral de rooms-katholieken en de protestanten. De schoolwet van 1806 wordt veelal gezien als de grondlegger voor de schoolstrijd, waarbij men streed voor gelijkstelling van bijzonder onderwijs aan openbaar onderwijs. Nadat de Fransen in 1813 verdreven waren, werd de Republiek onder Willem I een Koninkrijk. Het nationale belang van goed onderwijs werd vanaf dat moment als verantwoordelijkheid van de regering gezien. In artikel 140 van de grondwet uit 1814 werd die verantwoordelijkheid als volgt verwoord: “Ter bevordering van Godsdienst, als vaste steun van den Staat en ter uitbreiding van kennis is het openbaar onderwijs op de hooge, middelbare en lage scholen een aanhoudend voorwerp van de zorg der Regering. De Soevereine Vorst doet van den Staat dier scholen aan de Staten-Generaal een uitvoerig verslag geven.”15 In 1848 komt er een grondwetsherziening. Deze grondwetsherziening was het gevolg van de revolutionaire dreiging in de rest van Europa. Willem II had als koning behoorlijk veel macht. Door de revolutionaire dreiging tegen de machthebbers in andere omringende landen, was koning Willem II bang dat ook in Nederland een revolutie zou plaatsvinden. Om deze reden veranderde hij in 24 uur tijd van conservatief naar liberaal. Hij gaf de liberale staatsvoorman Thorbecke de opdracht om de grondwet te herzien. Thorbecke zorgde ervoor dat voortaan vrijheid van vereniging en vrijheid van onderwijs in de grondwet werden vastgelegd. Dit betekende echter nog niet het einde van de schoolstrijd. De grondwetsherziening leverde voor het onderwijs weinig op. Scholen ontvingen geen geld om een school te stichten. Om een school te stichten, moesten ouders schoolgeld betalen voor hun kind. Van dit geld kon vervolgens een school worden gesticht. In 1857 gaf de koning de opdracht om een nieuwe schoolwet te ontwerpen. In die wet werd bepaald dat: de oprichting van scholen door ouders wordt vrijgegeven het verplichte lesprogramma werd uitgebreid met de vakken geschiedenis, aardrijkskunde en zingen de positie van onderwijzers verbeterd werd (dit hield in dat het minimumloon werd vastgelegd en dat ze een pensioen kregen) de MULO (Meer Uitgebreid Lager Onderwijs) werd opgericht, een school die volgde op het lagere onderwijs. In 1874 komt Samuel van Houten met een wetsvoorstel om kinderarbeid en verwaarlozing van kinderen te stoppen. Dit wetsvoorstel werd aangenomen en staat ook wel bekend als het 15
Boekholt, P., Crombrugge H. van, Dodde N.L. en Tyssens J. (2002). Tweehonderd jaar onderwijs en de zorg van de Staat. Gorcum. B.V. Pagina 17.
52
Kinderwetje van Van Houten. Volgens deze wet is het verboden om kinderen jonger dan 12 jaar in een fabriek te laten werken. Echter, huishoudelijk werk en landbouwwerk werden niet tot deze wet gerekend16. In de grietenijen die in dit profielwerkstuk werden onderzocht, Haskerland, Schoterland en Utingeradeel, werd het Kinderwetje van Van Houten niet helemaal doorgevoerd. Veel kinderen werkten nog mee op de veengronden om zo hun steentje bij te dragen aan het gezinsinkomen. Met de invoering van de leerplicht in 1901, was er pas sprake van een grote afname van de hoeveelheid kinderarbeid. In 1878 komt er een nieuwe schoolwet. Deze nieuwe schoolwet moest leiden tot een verbetering van de kwaliteit in het lager onderwijs. In deze wet werden hogere eisen gesteld aan het gebouw, de leraren en het materiaal. In deze schoolwet stond dat het salaris van de onderwijzers verhoogd werd het maximum aantal leerlingen per klas verlaagd werd het gemeentebestuur de staatsscholen moest compenseren voor de gemaakte kosten het gemeentebestuur moest bijdragen aan het opleiden van leraren het rijk 30% van de kosten van de gemeenten vergoedde. Verder richtte men zich met deze nieuwe wet op de bevordering van het schoolbezoek en op de verscherping van de neutraliteit van het onderwijs. Doordat de liberale regering streefde naar de verhoging van de kwaliteit in het openbaar onderwijs, was deze wet nadelig voor het bijzonder onderwijs. Het bijzonder onderwijs kreeg nog steeds geen financiële steun. De confessionele politicus Abraham Kuyper organiseerde een volkspetitionnement (een petitie die door een groot deel van het volk werd ondertekend). De reden hiervoor was dat hij het niet eens was met het feit dat het bijzonder onderwijs geen financiële steun kreeg. Er werden veel handtekeningen opgehaald, maar het mocht niet baten. In 1888 kreeg de confessionele partij de meerderheid in het parlement. De liberalen hadden toen hun hoofdrol in het parlement verloren. In 1889 kwam het confessionele coalitiekabinet met een herziening van de wet op het lager onderwijs. Voor het eerst werden er subsidies in het bijzonder onderwijs verstrekt17. In 1901 werd, zoals eerder genoemd, de leerplichtwet ingevoerd. Dankzij deze wet werd het voortaan verplicht voor alle kinderen van 6-12 jaar, om naar school te gaan.
Zijn de ontwikkelingen in het onderwijs de oorzaak van de afname van het analfabetisme? Bij de uitwerking van de deelvraag ‘Kwam er veel analfabetisme voor?’ was te zien dat het analfabetisme in alle drie grietenijen uiteindelijk is afgenomen. Bij twee van de drie grietenijen gebeurde dit pas na 1870. Vanaf 1801 werden er schoolwetten gemaakt. Daarnaast werden lezen, schrijven en rekenen verplichte vakken. Het analfabetisme in Haskerland en Schoterland nam pas na 1870 af. Om die reden zijn, naar alle waarschijnlijkheid, deze schoolwetten niet direct de oorzaak voor het afnemen van het analfabetisme. In 1874 komt het Kinderwetje van Van Houten. Dit is na 1870 en zou ervoor kunnen zorgen dat er meer kinderen naar school gaan, omdat ze niet in de fabriek mochten werken. Echter,
16
http://nl.wikipedia.org/wiki/Kinderwetje_van_Van_Houten, geraadpleegd op 31 januari 2014. Boekholt, P., Crombrugge H. van, Dodde N.L. en Tyssens J. (2002). Tweehonderd jaar onderwijs en de zorg van de Staat. Gorcum. B.V. Pagina 262. 17
53
in de 19de eeuw was er in Friesland relatief weinig industrie. Zoals ook in de beroepenverscheidenheid te zien is, komt de Industriële Revolutie in Friesland laat op gang. De meeste Friese kinderen werkten mee op de turf- of veengronden18. Doordat dit niet onder fabrieksarbeid viel, kon op dit gebied de kinderarbeid doorgaan. Hierdoor is in Friesland het Kinderwetje van Van Houten bijna niet van toepassing. Dit Kinderwetje zal dus niet direct de oorzaak zijn voor de afname van het analfabetisme. Er zijn ook andere zaken die van toepassing kunnen zijn geweest op het meer naar school gaan door kinderen en zo op de afname van analfabetisme. Tegenwoordig gaat iedereen naar school, alleen onder zeer bijzondere voorwaarden kan het voorkomen dat kinderen niet naar school gaan. Vroeger was het minder vanzelfsprekend dat iemand naar school ging. Zo kwam het voor dat ouders zelf nooit naar school waren geweest en om die reden hun kinderen ook niet naar school stuurden. Zij zagen de meerwaarde van het onderwijs niet. Daarnaast waren scholen soms moeilijk te bereiken19. In de loop van de 19de eeuw verbeterden de wegen. Daarnaast waren er meer ouders die vroeger zelf van onderwijs genoten hadden en dit stukje ontwikkeling graag aan hun kinderen mee wilden geven. Een combinatie van dit laatste en de verbeteringen in het onderwijs hebben er waarschijnlijk toe geleid dat het analfabetisme in de tweede helft van de 19de eeuw in de grietenijen Haskerland, Schoterland en Utingeradeel is afgenomen.
Deelvraag: Is er een verandering te zien in de beroepen die voorkomen in de huwelijksregisters? Met behulp van onderstaande grafieken zal proberen duidelijk te worden gemaakt hoe de beroepenverdeling in de grietenijen Haskerland, Schoterland en Utingeradeel door de jaren heen was. In deze grafieken gaat het om relatieve getallen. Het aantal huwelijken per jaar per grietenij varieert, waardoor er op basis van absolute getallen geen goede vergelijking kan worden gemaakt. Eerst zal per grietenij per jaartal de situatie uitgelegd worden. Dit zal worden onderverdeeld in mannen en vrouwen. In de grafiek worden standaard de beroepen opgenomen die het vaakst voorkomen. Dit om een vergelijking te vergemakkelijken. Aan het eind zullen alle drie grietenijen vergeleken worden en zullen de verschijnselen verklaard worden.
18
Schenkeveld, W. (2003) Het Kinderwetje van Van Houten. Verloren B.V. Pagina 9. http://www.onderwijsmuseum.nl/files/oud/O/onderwijsgeschiedenis_voor_leerkrachten.pdf, pagina 13, geraadpleegd op 31 januari 2014. 19
54
In diverse grafieken wordt gebruik gemaakt van ‘overig’. Hieronder vallen beroepen die slechts door één persoon werden beoefend. Als het aandeel van ‘overig’ groot is, duidt dat op een grote verscheidenheid van beroepen. Echter, het aandeel van deze beroepen apart is erg klein, want de beroepen werden slechts door één persoon beoefend. Het kan voorkomen dat een beroep die standaard in de grafiek is opgenomen, wordt beoefend door één persoon. Dit beroep is dan wel apart vermeld (niet onder ‘overig’), omdat dit een beroep is dat in vrijwel ieder jaartal voorkomt. Daarnaast is het makkelijker om een vergelijking te maken als er gebruik wordt gemaakt van de zogenaamde ‘standaardberoepen’. De beroepen zijn geschreven zoals deze geschreven werden in de huwelijksregisters. Als het beroep in de huwelijksregisters op verschillende manieren is gespeld, wordt de huidige manier van schrijven gebruikt. Haskerland Situatie 1830 Beroepenverdeling mannen in 1830, Haskerland arbeider boerenknecht schipper schippersknecht (scheeps)timmerman (scheeps)timmerknecht van boerenbedrijf/boer koopman bakker bakkersknecht veehouder slager turfmaker geen overig
In bovenstaande grafiek is te zien dat de meeste mannen die in 1830 in Haskerland trouwden, beroepen uitoefenden die onder ‘overig’ vallen. De beroepen die hieronder vallen zijn de volgende: schoenmaker, (grof)smid, tuiniersknecht, logementhouder (een soort hotelhouder), onderwijzer, verwer (huisschilder), visfeher (visser), policiedinaar, uurwerkmaker, rentenier en schrijnwerkersknecht (knecht van meubelmaker). Zoals eerder genoemd, is het aandeel van deze beroepen afzonderlijk, klein. Om die reden kan geconcludeerd worden dat het aandeel van het beroep ‘arbeider’ het grootst is. Daarnaast beoefende een behoorlijk aantal mensen de beroepen 'boerenknecht' en 'koopman'. Beroepenverdeling vrouwen in 1830, Haskerland geen dienstmeid arbeidster boerendienstmeid winkeliersche naaister van boerebedrijf/boerin dienstbode werkster overig
In bovenstaande grafiek is te zien dat in 1830 veel vrouwen die in Haskerland trouwden, geen beroep hadden. Meer dan de helft van hen was werkloos. Daarnaast is het aandeel van dienstmeid en arbeidster behoorlijk groot.
55
Situatie 1870 Beroepenverdeling mannen in 1870, Haskerland arbeider boerenknecht schipper schippersknecht (scheeps)timmerman (scheeps)timmerknecht van boerenbedrijf/boer koopman bakker bakkersknecht veehouder slager inlandsche kramer winkelier geen overig
In bovenstaande grafiek is te zien dat er een behoorlijke verscheidenheid is in beroepen die door de mannen die in 1870 in Haskerland trouwden, werden beoefend. De meeste mannen waren arbeider. Daarnaast had ‘overig’ een behoorlijk aandeel. Hieronder vallen de volgende beroepen: uurwerkmaker, koperslagersknecht (knecht van ambachtsman die koperen voorwerpen herstelt of vervaardigt), werkman, venter (verkoper van goederen op straat of huis aan huis) en koemelker. Het aandeel van de beroepen boerenknecht, (scheeps)timmerknecht, van boerenbedrijf/boer, inlandsche kramer (iemand die een officiële vergunning heeft om goederen te verkopen, een venter) en winkelier, is redelijk gelijk. Samen hebben deze beroepen ook een behoorlijk aandeel. Beroepenverdeling vrouwen in 1870, Haskerland geen dienstmeid arbeidster boerendienstmeid winkeliersche naaister van boerebedrijf/boerin dienstbode werkster overig
Uit bovenstaande grafiek valt af te leiden dat de verscheidenheid van de beroepen van vrouwen die in 1870 in Haskerland trouwden, zeer gering is. Er werden slechts drie verschillende beroepen beoefend, namelijk winkeliersche, naaister en werkster. Het grootste deel van de vrouwen was werkloos. Daarnaast beoefende een behoorlijk aantal vrouwen het beroep dienstmeid.
Situatie 1900
56
Beroepenverdeling mannen in 1900, Haskerland arbeider boerenknecht schipper schippersknecht (scheeps)timmerman (scheeps)timmerknecht van boerenbedrijf/boer koopman bakker bakkersknecht tuinman kastmakersknecht handelsreiziger fabrieksarbeider geen overig
In bovenstaande grafiek is te zien dat de mannen die in 1900 in Haskerland trouwden, vooral beroepen uitoefenden die onder ‘overig’ vallen. De volgende beroepen vallen onder overig: arts, apotheker, graanhandelaar, (grof)smid, tuiniersknecht, onderwijzer, visfeher, turfmaker, winkelier, veehouder, korenmolenaar (ambachtsman die graan maalt), tramconducteur, tabakskerver (snijder van tabaksbladeren), opzichter der telegraphie (iemand die toezicht houdt op de telegrafen), stoombootkapitein, postbode, kleermaker, kleermakersknecht, korporaal schrijver bij de Koninklijke Marine, kommies bij de rijksbelastingen (belastingsambtenaar), handelsagent, verwersknecht, kastmaker, technisch spoorwegambtenaar, mijnwerker, polderwerker en officier der infanterie (soort sergeant). Het aandeel van deze beroepen apart, is niet groot. Om deze reden kan geconcludeerd worden dat het aandeel van ‘arbeider’ behoorlijk groot is. Daarnaast waren ook behoorlijk veel mannen ‘boerenknecht’ of ‘schipper’. Beroepenverdeling vrouwen in 1900, Haskerland geen dienstmeid arbeidster boerendienstmeid winkeliersche naaister van boerebedrijf/boerin dienstbode werkster overig
In bovenstaande grafiek is te zien dat er niet sprake is van een grote verscheidenheid van de beroepen die de vrouwen die in 1900 in Haskerland trouwden, uitoefenden. Meer dan driekwart was werkloos en de rest was dienstmeid. Slechts een enkeling was werkster.
Vergelijking van de drie jaartallen Mannen In bovenstaande grafieken is te zien dat het aandeel van de beroepen die onder ‘overig’ vallen in 1830 en 1900 groot is. In 1870 is dit aandeel een stuk kleiner. Het aandeel van het beroep ‘arbeider’ neemt weliswaar iets af, maar blijft groot. Vrouwen
57
In bovenstaande grafieken is te zien dat de werkloosheid van de vrouwen die in Haskerland trouwden, enorm is toegenomen. De verscheidenheid van de beroepenverdeling van de vrouwen neemt enorm af. Sommige beroepen worden in 1900 helemaal niet meer uitgeoefend, terwijl deze in 1830 nog een behoorlijk aandeel hadden. In ieder jaartal heeft het beroep ‘dienstmeid’ een behoorlijk aandeel. Schoterland Situatie 1830 Beroepenverdeling mannen in 1830, Schoterland arbeider boerenknecht schipper schippersknecht (scheeps)timmerman (scheeps)timmerknecht van boerenbedrijf/boer koopman bakker bakkersknecht veehouder slager inlandsche kramer geen overig
In bovenstaande grafiek is te zien dat er een redelijke verscheidenheid was van beroepen van de mannen die in 1830 in Schoterland trouwden. Het grootste aandeel heeft het beroep ‘arbeider’. Daarnaast is het aandeel van de beroepen die onder ‘overig’ vallen behoorlijk groot. Hieronder vallen de volgende beroepen: dienstknecht, winkelier, schoenmaker, kleermaker, gouverneur, turfmaker, leenburgersknecht, tuinman, schoolhouder, logementhouder, glazenmaker, horlogiemaker, grutter (verkoper van grutterswaren, kruidenier), tabakskennersknecht, rustende leraar der Doopsgezinden (gepensioneerde leraar) en ‘in dienst van waterstaat’. Het aandeel van deze beroepen afzonderlijk, is erg klein. Hierdoor kan geconcludeerd worden dat het aandeel van ‘boerenknecht’ ook redelijk groot is. Beroepenverdeling vrouwen in 1830, Schoterland geen dienstmeid arbeidster boerendienstmeid winkeliersche naaister van boerebedrijf/boerin dienstbode werkster overig
In bovenstaande grafiek is te zien dat de meeste vrouwen die in 1830 het huwelijk in Schoterland voltrokken, dienstmeid waren. Daarnaast waren er behoorlijk veel werkloze vrouwen. Ook arbeidster is een beroep dat regelmatig voorkwam. Echter, dit aandeel is al een stuk kleiner dan het aandeel van de werkloze vrouwen en van de vrouwen die van beroep dienstmeid waren. Onder ‘overig’ valt het beroep gouvernante. Situatie 1870
58
Beroepenverdeling mannen in 1870, Schoterland arbeider boerenknecht schipper schippersknecht (scheeps)timmerman (scheeps)timmerknecht van boerenbedrijf/boer koopman bakker bakkersknecht smidsknecht kleermaker turfmaker verwersknecht geen overig
In bovenstaande grafiek is te zien dat de mannen die in 1870 in Schoterland trouwden, vaak het beroep ‘arbeider’ hadden. Daarnaast waren er behoorlijk wat mannen die een beroep uitoefenden dat onder ‘overig’ valt. Hieronder vallen de volgende beroepen: weversknecht, logementbediender, koojman (houder van eendenkooi), slagersknecht, slager, tabakskerver, sectie-ingenieur bij aanleg van staatsspoorwegen, procureur (lid van de landelijke leiding van het Openbaar Ministerie), rijksveldwachter, tapper, grieffier (secretaris), guardernier (kweker van groenten en andere tuinbouwproducten), opzichter staatsspoorwegen, bokmaker, winkelbediende, landbouwer, handelaar, drukker, predikant en boendermaker (maker van boenders en borstels). Ook het aandeel van ‘van boerenbedrijf/boer’ is redelijk groot. Op de vierde plaats staat het beroep ‘boerenknecht’. Beroepenverdeling vrouwen in 1870, Schoterland geen dienstmeid arbeidster boerendienstmeid winkeliersche naaister van boerebedrijf/boerin
dienstbode werkster overig
In bovenstaande grafiek is te zien dat de vrouwen die in 1870 in Schoterland trouwden, voor een groot deel werkloos waren. Meer dan de helft van de vrouwen was werkloos. Daarnaast was ongeveer een kwart van de vrouwen dienstmeid. De verscheidenheid van beroepen onder de vrouwen is in dit jaar niet erg groot.
Situatie 1900
59
Beroepenverdeling mannen in 1900, Schoterland arbeider boerenknecht schipper schippersknecht (scheeps)timmerman (scheeps)timmerknecht van boerenbedrijf/boer koopman bakker bakkersknecht werkman schoenmaker onderwijzer geen overig
In bovenstaande grafiek valt op dat de meeste mannen die in 1900 in Schoterland trouwden, van beroep ‘arbeider’ waren. Daarnaast werden regelmatig beroepen uitgeoefend die onder ‘overig’ vallen. Hieronder vallen de volgende beroepen: handelsreiziger, architect, voerman, (grof)smid, postbode, wagenmaker, houthandelaar, botenmaker, klerk, bouwkundig opzichter, ambtenaar bij de Nederlandse tramdienst in Heerenveen, pakhuisknecht, spoorwegbeambte, visser, schilder, tuinman, verwersknecht en stationsassistent. Het aandeel van de andere beroepen die in de grafiek te zien zijn, is erg verspreid. Van deze andere beroepen zijn ‘werkman’ en ‘van boerenbedrijf/boer’ het grootst. Beroepenverdeling vrouwen in 1900, Schoterland geen dienstmeid arbeidster boerendienstmeid winkeliersche naaister van boerebedrijf/boerin dienstbode werkster overig
In bovenstaande grafiek is er te zien dat over het algemeen de vrouwen die in 1900 in Schoterland trouwden, werkloos waren. Slechts een enkeling van de vrouwen had in dit jaar een beroep. Het beroep dat onder ‘overig’ valt, is onderwijzeres. Vergelijking van de drie jaartallen Mannen Bij de beroepenverdeling van de mannen die in Schoterland trouwden, is te zien dat een steeds groter aantal arbeider wordt. Met name het verschil tussen 1830 en 1870 valt op. In 1900 groeit dit aantal verder. Echter, het groeit niet zo snel als het in de jaren 1830 tot 1870 groeide. Door de jaren heen nam het werkloosheidspercentage van de mannen af. In 1900 was geen enkele man die in Schoterland trouwde, werkloos. Het aandeel van de andere beroepen varieert. De verscheidenheid van beroepen is in alle drie jaartallen redelijk groot. In het ene jaar zijn er beroepen die in dat jaar wel uitgeoefend worden en in het andere jaar niet of minder. Zo komt ‘werken bij de inlandsche kramer’ (1830) niet terug in de andere jaren. Ook met de beroepen ‘schoenmaker’ (1900), ‘onderwijzer’ (1900) en ‘turfmaker’ (1870) is dit het geval. Echter, dat sluit niet uit dat deze beroepen in een ander jaartal niet onder ‘overig’ vallen. Als dit het geval is, is het aandeel van deze beroepen waarschijnlijk kleiner,
60
aangezien onder ‘overig’ alleen beroepen vallen die in dat jaartal door één persoon uitgeoefend werden. Vrouwen Het eerste wat opvalt bij de beroepenverdeling van de vrouwen die in Schoterland trouwden, is de enorme toename van werkloze vrouwen. In 1900 waren bijna alle vrouwen die in Schoterland trouwden, werkloos. Dit gaat gepaard met een afnemend aantal van de andere beroepen. Zo heeft het beroep dienstmeid in 1830 het grootste aandeel, maar in 1900 wordt het slechts door één persoon uitgeoefend. In 1830 en 1870 is verder het aandeel van ‘arbeidster’ behoorlijk groot. Echter, in 1900 oefent geen enkele vrouw die in dat jaar in Schoterland trouwt, het beroep ‘arbeidster’ uit. Utingeradeel Situatie 1830 Beroepenverdeling mannen in 1830, Utingeradeel arbeider boerenknecht schipper schippersknecht (scheeps)timmerman (scheeps)timmerknecht van boerenbedrijf/boer koopman bakker bakkersknecht veehouder slager geen overig
In bovenstaande grafiek is te zien dat de meeste mannen die in 1830 in Utingeradeel trouwden, ‘van boerenbedrijf/boer’ waren of een beroep uitoefenden dat onder ‘overig’ valt. Onder ‘overig’ vallen de volgende beroepen: klerk, kleermaker, kuipersknecht, venter, postbode, glazenmaker, eigenaar schippersbedrijf en opzichter bij waterstaat Friesland. Het aandeel van deze beroepen apart is klein, waardoor geconcludeerd kan worden dat het aandeel van ‘arbeider’ en ‘boerenknecht’ behoorlijk groot was. Beroepenverdeling vrouwen in 1830, Utingeradeel geen dienstmeid arbeidster boerendienstmeid winkeliersche naaister van boerebedrijf/boerin dienstbode werkster overig
In bovenstaande grafiek is te zien dat een groot aantal vrouwen dat in 1830 in Utingeradeel trouwde, werkloos was. Ongeveer een derde van alle vrouwen die in 1830 in Utingeradeel trouwde, was werkloos. Daarnaast waren er behoorlijk veel vrouwen die als beroep ‘dienstmeid’, ‘boerendienstmeid’ of ‘naaister’ hadden.
61
Situatie 1870 Beroepenverdeling mannen in 1870, Utingeradeel arbeider boerenknecht schipper schippersknecht (scheeps)timmerman (scheeps)timmerknecht van boerenbedrijf/boer koopman bakker bakkersknecht veehouder slager geen overig
In bovenstaande grafiek is te zien dat er een grote verscheidenheid is in de beroepen die de mannen die in 1870 in Utingeradeel trouwden, beoefenden. De meeste mannen waren ‘boerenknecht’. Echter, dit aandeel is niet veel groter dan het aandeel van de beroepen ‘arbeider’, ‘schipper’, ‘van boerenbedrijf/boer’ en ‘overig’. Onder ‘overig’ vallen de volgende beroepen: verwer, gruttersknecht, visfeher, kasteleinsknecht en tabaksfabrikant. Beroepenverdeling vrouwen in 1870, Utingeradeel geen dienstmeid arbeidster boerendienstmeid winkeliersche naaister van boerebedrijf/boerin dienstbode werkster overig
In bovenstaande grafiek is te zien dat de meerderheid van de vrouwen die in 1870 in Utingeradeel trouwde, werkloos was. Daarnaast is het aandeel van ‘dienstmeid’ behoorlijk groot, ongeveer 25 procent. Op de derde en vierde plaats staan respectievelijk ‘van boerenbedrijf/boerin’ en ‘naaister’. Echter, het aandeel van deze beroepen is al een stuk kleiner dan dat van de werkloze vrouwen en de vrouwen die dienstmeid waren. Situatie 1900 Beroepenverdeling mannen in 1900, Utingeradeel arbeider boerenknecht schipper schippersknecht (scheeps)timmerman (scheeps)timmerknecht van boerenbedrijf/boer koopman bakker bakkersknecht veehouder slager koperslagersknecht fabrieksarbeider geen overig
62
In bovenstaande grafiek is een grote verscheidenheid te zien in de beroepen die de mannen die in 1900 in Utingeradeel trouwden, beoefenden. Het grootste aandeel is voor de beroepen die onder ‘overig’ vallen. Dit zijn allerlei verschillende beroepen die door slechts één persoon uitgeoefend werden, waardoor de verscheidenheid van beroepen eigenlijk groter is dan de grafiek laat zien. De volgende beroepen vallen onder ‘overig’: opzichter, directeur van een boterfabriek, hoofd der bijzondere school, melkknecht, verwer, werkman, kleermaker, postbode, olieslagersknecht, slagersknecht, huisschilder en fabrieksknecht. Daarnaast is het aandeel van ‘boerenknecht’ behoorlijk groot. Echter, dit aandeel is niet veel groter dan ‘veehouder’. Ook ‘arbeider’, ‘(scheeps)timmerman’ en ‘van boerenbedrijf/boer’ hebben een redelijk aandeel. Beroepenverdeling vrouwen in 1900, Utingeradeel geen dienstmeid arbeidster boerendienstmeid winkeliersche naaister van boerebedrijf/boerin dienstbode werkster overig
In bovenstaande grafiek is te zien dat de vrouwen die in 1900 in Utingeradeel trouwden, over het algemeen werkloos waren. Bijna tweederde is werkloos. Daarnaast is het aandeel van ‘dienstmeid’ behoorlijk groot. Verder was er nog een enkele vrouw ‘dienstbode’ of ‘naaister’. De verscheidenheid van beroepen onder vrouwen van wie in dit jaar in Utingeradeel het huwelijk werd voltrokken, is erg klein. Vergelijking van de drie jaartallen Mannen Bij de beroepenverdeling van mannen die in Utingeradeel trouwden, is het afnemende aandeel van ‘van boerenbedrijf/boer’ opvallend. In 1830 had dit nog het grootste aandeel, terwijl het in 1900 enorm is afgenomen. In 1830 en in 1900 is er een groot aandeel voor de beroepen die onder ‘overig’ vallen. Dit vergroot de verscheidenheid van beroepen, welke in 1900 dan ook behoorlijk groot was. In 1870 springt er niet echt een beroep uit dat een enorm groot aandeel heeft. In 1830 en 1900 is dit wel het geval. In de grafieken van deze jaartallen valt in beide gevallen een aandeel van een beroep op dat wel degelijk groter is dan de andere beroepen. Ook verschijnen er in sommige jaartallen beroepen die in andere jaartallen niet of nauwelijks voorkomen. Een voorbeeld hiervan is het beroep ‘fabrieksknecht’ in 1900. Vrouwen Bij de beroepenverdeling van de vrouwen van wie in Utingeradeel het huwelijk werd voltrokken, valt het toenemende aandeel van de werkloze vrouwen op. Door de jaren heen wordt de werkloosheid onder de vrouwen steeds groter. Het verschil tussen 1870 en 1900 is kleiner dan het verschil tussen 1830 en 1870, maar nog steeds is er sprake van een redelijke toename. Daarnaast zijn steeds meer vrouwen van beroep ‘dienstmeid’. Het aandeel van het beroep ‘naaister’ neemt door de jaren heen enorm af. Ook de verscheidenheid van beroepen van vrouwen die in 1900 in Utingeradeel trouwden, neemt af. Was er in 1830 nog een redelijke verscheidenheid, in 1900 is deze verscheidenheid vrijwel helemaal verdwenen.
63
Vergelijking van de drie grietenijen en redenen voor verschijnselen Vergelijking van de drie grietenijen Mannen In de grietenijen Schoterland en Haskerland is er sprake van een groot aandeel arbeiders in alle jaren. In Utingeradeel is dit aandeel veel kleiner. Daarnaast is het groter wordende aandeel van de beroepen die onder ‘overig’ vallen, opvallend. Dit duidt op een steeds groter wordende diversiteit van de beroepen. Vrouwen Als er een vergelijking wordt gemaakt tussen de drie grietenijen, is de toename van de werkloosheid onder vrouwen in alle grietenijen van toepassing. In 1900 is een grote meerderheid van de vrouwen die in dat jaartal trouwde, werkloos. De verscheidenheid van de beroepen neemt in alle grietenijen af. Redenen voor verschijnselen De meeste verschijnselen hebben te maken met de ontwikkelingen die de verschillende grietenijen doormaakten. De landbouwcrisis en de Industriële Revolutie zijn voorbeelden die invloed hebben gehad op de diversiteit van de beroepen. In de 19de eeuw leverde de Friese akkerbouw een breed scala aan producten. Tarwe, suikerbieten en aardappelen zijn voorbeelden van producten die werden verhandeld. Daarnaast teelden de boeren onder andere koolzaad, vlas (een plant) en cichorei (een plant waarvan vroeger de wortels gebrand werden en gebruikt werden als koffie). De verwerking van deze laatste drie producten vroeg veel mankracht. Vanaf 1870 kregen deze gewassen het moeilijker in de concurrentiestrijd op de wereldmarkt. Ook de Friese boter, een product dat bekend stond als goede boter, kreeg te maken met concurrentie van de Deense boter en de plantaardige margarine. Behalve landbouw en veeteelt, zochten veel mensen hun bestaan in het winnen van veen. Dit veen werd afgegraven of weggebaggerd en vervolgens omgevormd tot turf en diende als brandstof voor huishoudelijk gebruik en voor nijverheid. Ook deze sector kreeg te maken met concurrentie vanwege het toenemende gebruik van steenkool. Steenkool leverde meer energie en liet zich gemakkelijk vervoeren. Dit had als gevolg dat het aandeel van turf in energievoorziening daalde. De crisis in de afzet van de landbouwproducten werkte door in de landbouwnijverheid, die boeren voorzag van een breed scala ambachtelijk vervaardigde producten. Het aanbod daarvan varieerde van handgereedschap en houten kruiwagens tot complete oliemolens en vrachtschepen. De oorzaak dat deze sector in de problemen kwam, is te zoeken in het wegvallen van de koopkrachtige vraag en in de concurrentie van de fabrieksmatig geproduceerde goederen. De landbouw reageerde op deze crisis met structuurveranderingen. Zo werd in 1879 de eerste zuivelfabriek opgericht20. De opkomst van kleine fabriekjes boden nieuwe kansen voor de turfwinningsgebieden. De gronden die overbleven na turfwinning, waren geschikt voor ontginning. Daarnaast hoefden nieuwe zuivelboeren geen investeringen te doen om melk te verwerken. Tegen het einde van de 19de eeuw was de landbouwcrisis voorbij en had er in Friesland een herstructurering plaatsgevonden. Vanaf ongeveer 1900 ontstond er in Friesland een agrarisch industrieel complex. Ook de Industriële Revolutie heeft haar vruchten afgeworpen in de herstructurering, al was Friesland relatief laat met de opkomst van de industrie. Dankzij de Industriële Revolutie kwamen er meer fabrieken, werden er spoor- en tramlijnen aangelegd en groeiden de moderne nutsbedrijven.
20
Kooistra, D. (2012). Frieslands verleden. Fryske Akademy. Pagina 227.
64
Er kan geconcludeerd worden dat de gevolgen van de landbouwcrisis en de Industriële Revolutie veranderingen teweeg hebben gebracht in de verscheidenheid van de beroepen. Door alle nieuwe ontwikkelingen, kon een groot scala aan beroepen ontstaan. Dit is ook duidelijk terug te vinden in de grafieken, gezien het feit dat er beroepen ontstaan waar men tientallen jaren daarvoor nog niet van gehoord had. Met name de beroepen die onder ‘overig’ vallen zijn hier een goed voorbeeld van. De landbouwcrisis kan een oorzaak zijn geweest dat de werkloosheid onder vrouwen toenam. Tot de landbouwcrisis werkte een deel van de vrouwen om een steentje bij te dragen aan het gezinsinkomen. Ten tijde van de landbouwcrisis vielen veel beroepen weg. Hierdoor raakten velen, met name vrouwen, werkloos. Daarnaast heeft de Industriële Revolutie een rol gespeeld. Deze revolutie verliep in Nederland vrij geleidelijk, waardoor er niet plotseling veel vrouwen ingezet moesten worden in het arbeidsproces. Dit zou mede een verklaring kunnen zijn voor de lage arbeidsparticipatie van de vrouw in de 19de en begin 20ste eeuw. Om een beter beeld te krijgen of de verdeeldheid van de beroepen tussen de grietenijen, zoals deze bleek uit de grafieken, klopt, wordt er gekeken naar de bedrijven die in de verschillende grietenijen waren. De informatie die hierbij gebruikt wordt is afkomstig uit 1842. Aan de hand van deze informatie kan dus alleen geconcludeerd worden of het beeld van de situatie in 1830 klopt. Voor de jaren daarna is het eerdergenoemde verhaal over de landbouwcrisis en de Industriële Revolutie van toepassing. In Haskerland vonden de meeste mensen hun bestaan in de landbouw en veeteelt. Haskerland beschikte over goede landerijen. De grietenij telde vijf scheepstimmerwerven, zes grofsmederijen, twee zijlmakerijen, twee touwslagerijen, één tabakskerverij, twee leerlooijerijen (hierin werd de huid van een dier tot leer gemaakt), één kalkbranderij, twee pottebakkerijen, één linnengaren-fabrijk (door een paard gedreven), zes uurwerkmakerijen, zeven goud- en zilversmederijen, één houtzaag- en één koren- en pelmolen en één uitgestrekte boom-, bloem- en heesterkwekerij. Tijdens de watervloed in 1825 heeft een groot deel van Haskerland onder water gestaan. De gevolgen hiervan waren groot, turf was weggespoeld, hooi was bedorven, gebouwen verwoest en ook enkele dieren hebben het niet overleefd21. In de grafiek van 1830 viel het grote aandeel van de beroepen die onder ‘overig’ vielen op. Dit klopt redelijk met het beeld van de bedrijven die er rond die tijd in Haskerland waren. Het waren veelal variërende bedrijven, wat ook zorgt voor variërende beroepen. In Schoterland was het dorp Heerenveen belangrijk voor de werkgelegenheid. Heerenveen was, zoals de naam al doet vermoeden, belangrijk vanwege het veen en heeft zijn ontstaan ook te danken aan het veen. Heerenveen zou ‘den besten turf van Friesland’ leveren. Per schip werd dit veen verder landinwaarts vervoerd, onder andere naar Overijssel, Drenthe en Gelderland. Ook was Heerenveen een belangrijk verkeerskruispunt voor enerzijds de weg van Leeuwarden naar Zwolle, anderzijds de weg richting Groningen. Heerenveen telde vier scholen, twee houtzaagmolens, drie korenmolens, één oliemolen, twee grote en twee kleine leerlooijerijen, één kalkbranderij, twee scheepstimmerwerven, één boekdrukkerij en één steendrukkerij. Eerder telde Heerenveen veel horlogiemakers en uurwerkmakers. Echter, dit
21
http://www.tresoar.nl/vanderaa/index.php?sub=Haskerland, onder het kopje ‘Haskerland’, geraadpleegd op 25 januari 2014.
65
aantal is afgenomen tot drie horlogiemakers en een aantal uurwerkmakers22. Ook in andere plaatsen in Schoterland waren scheepstimmerwerven te vinden. Echter, een aantal is tijdens de al eerder genoemde watervloed van 1825, verloren gegaan. In De Knijpe stonden een beroemde bierbrouwerij, één jeneverstokerij en verwerijen (schildersbedrijven). Verder vonden veel mensen hun bestaan in de veeteelt en in de landbouw. Het beeld dat de grafieken van 1830 geven, komt redelijk overeen met de bedrijven die rond 1830 in Schoterland waren. Zo zijn de scheepstimmerwerven, de scholen en de grote productie van turf terug te vinden in de beroepen. Er is natuurlijk sprake van een beperkt beeld, omdat alleen het beroep bekend is van de mensen die in Schoterland trouwden. In Utingeradeel vonden de meeste mensen hun bestaan in landbouw, scheepvaart en handel in vee, boter en kaas. Er waren veel boerenplaatsen. De landerijen van deze boerenplaatsen waren ingedijkt in kleine polders. In Oldeboorn, het grootste dorp van Utingeradeel, waren één kalkbranderij, één koperslagerij, drie scheepstimmerwerven, één wind-korenmolen, één mosterdmolen, één moutmolen en twee grof- en hoefsmederijen. Het dorp Akkrum bezat één dorpsschool, drie scheepstimmerwerven, twee grofsmederijen en één leerlooijerij23. In veel dorpen vond men het bestaan in de veeteelt. Een voorbeeld hiervan is het dorp Nes. Nes was erg klein en had geen eigen school. Men ging naar Oldeboorn voor onderwijs. Nes stond destijds bekend om het klooster ‘Nesseragae’, een klooster dat hoorde tot de Duitse orde van Sint Jan. In Utingeradeel werd veel via de waterwegen vervoerd, een belangrijke waterweg was de Nesserzijlroede. Dat veel mensen hun bestaan vonden in landbouw, scheepvaart en handel, is duidelijk terug te zien in de grafiek van de beroepenverdeling van 1830 in Utingeradeel. Een groot deel van de mannen was boer, boerenknecht of schipper.
22
http://www.tresoar.nl/vanderaa/Schoterland.html, onder de kopjes ‘Heerenveen’ en ‘Knype’, geraadpleegd op 25 januari 2014. 23 http://www.tresoar.nl/vanderaa/index.php?sub=Utingeradeel, onder de kopjes ‘Oldeboorn’, ‘Akkrum’ en ‘Nes’, geraadpleegd op 25 januari 2014.
66
Conclusie In deze conclusie zal de samenhang tussen de deelvragen worden behandeld. Aan de hand van deze samenhang zal de hoofdvraag worden beantwoord. Daarnaast wordt gekeken of de uiteindelijke resultaten overeenstemmen of afwijken met de hypothese, zoals deze vermeld is in de inleiding. De hoofdvraag die met dit onderzoek werd beantwoord, is de volgende: 'Welke maatschappelijke ontwikkelingen hebben er in de jaren 1830, 1870 en 1900 plaatsgevonden in de grietenijen Haskerland, Schoterland en Utingeradeel?' In de hypothese werd verwacht dat er verbetering in het onderwijs zou hebben plaatsgevonden. De verwachting was dat dit als gevolg zou hebben dat het analfabetisme verminderde. Dit is inderdaad het geval. In de periode 1830 tot 1900 is in alle grietenijen het analfabetisme gedaald. Er werd verwacht dat de Industriële Revolutie en de Verlichting invloed zouden hebben gehad op de verbetering van het onderwijs. Dit kon echter niet bewezen worden met behulp van de huwelijkregisters. De invloeden van de Industriële Revolutie en de Verlichting op het onderwijs zijn er naar alle waarschijnlijkheid wel geweest, maar doordat deze niet 'zwart op wit' te krijgen zijn, zijn in dit onderzoek de ontwikkelingen in het onderwijs bepaald aan de hand van de wetgeving. In de hypothese werd bovendien verwacht dat de Industriële Revolutie ook voor een verandering in beroepen zou hebben gezorgd. De verwachting was dat meer mensen het platteland achter zich zouden laten om te gaan werken in de industrie. Friesland was relatief laat met de ontwikkelingen van de Industriële Revolutie, maar, zoals bleek bij de deelvraag 'Is er een verandering te zien in de beroepen die voorkomen in de huwelijksregisters?', is er wel sprake van een verandering. Eind 19de eeuw kwamen de fabrieken langzaam maar zeker op in Friesland. Dit was terug te zien in de veranderingen van beroepen. Ook kwamen er dankzij de ontwikkelingen die de Industriële Revolutie met zich meebracht, spoor- en tramlijnen. Deze spoor- en tramlijnen hebben weer bijgedragen aan de ontwikkeling van nieuwe beroepen. Echter, de verwachting was niet dat er een enorme toename zou zijn van werkloosheid onder vrouwen, zoals deze bleek uit de grafieken. Door de afname van het analfabetisme en de nieuwe ontwikkelingen, werd verwacht dat ook vrouwen steeds meer en verschillende beroepen zouden beoefenen. Dit bleek echter niet het geval. De ontwikkeling van machines zorgde ervoor dat het werk uit de handen van vrouwen werd genomen. Het analfabetisme daalde wel, maar vrouwen kregen niet meer werk. Achteraf gezien is het, met de redenen die zijn genoemd bij de deelvraag 'Is er een verandering te zien in de beroepen die voorkomen in de huwelijksregisters?', te verklaren waarom deze werkloosheid is, maar het was niet de verwachting dat dit het geval zou zijn. De leeftijd waarop mensen trouwden, is gelijk gebleven. De reden hiervoor is dat men nog steeds afhankelijk was van een opgebouwd kapitaal om te trouwen en om later een eigen gezin te stichten. Men trouwde vaak pas als men er zeker van was dat voorzien kon worden in het levensonderhoud. Daarnaast heeft de toename van de kinderen die naar school gingen, ervoor gezorgd dat mensen niet jonger gingen trouwen. Hoe langer men op school zat, hoe later men vaak ging werken. Vanaf de eerste 'echte' baan werd vaak pas genoeg geld verdiend om in het levensonderhoud te kunnen voorzien. Dit zorgde dan ook vaak voor huwelijken op latere leeftijd. De hoeveelheid scheidingen heeft geen ontwikkeling doorgemaakt. De reden daarvoor is dat het vanwege wettelijke bepalingen niet gemakkelijk was om te scheiden. Bovendien stond de maatschappij niet positief tegenover echtscheidingen. Volgens de meesten was scheiden
67
taboe, men trouwde voor het leven, of dit nu een gelukkig leven was of niet, maakte weinig uit. Als een maatschappelijke ontwikkeling is ook gekozen voor de veranderingen in welvaart. Zoals al in de hypothese is aangegeven, is dit een moeilijk te controleren ontwikkeling. Het begrip welvaart is namelijk subjectief. Daarnaast valt uit de gegevens die in dit profielwerkstuk zijn onderzocht geen conclusie te trekken over de mate van welvaart van de verschillende grietenijen. De gegevens die in dit onderzoek naar voren zijn gekomen, zeggen te weinig over de welvaart van een persoon. Om deze reden kan ook niet geconcludeerd worden welke grietenij welvarender was. De verwachting was dat Schoterland minder welvarend zou zijn dan Utingeradeel en Haskerland. Dit was echter niet uit de gegevens af te leiden. Schoterland had niet een achterstand op gebied van analfabetisme. Bovendien verschilden de beroepen in Schoterland niet enorm van de andere grietenijen. Er was op het gebied van de infrastructuur sprake van een maatschappelijke ontwikkeling. Er kwamen door de jaren heen steeds meer en andere vervoermiddelen. Vanaf eind 19de eeuw werden in Friesland tramlijnen aangelegd, waar een stoomtram op reed. Hierdoor ging de reis om iemand te zien die veraf woonde, in 1900 veel sneller dan in 1830. De ontwikkeling van de vervoermiddelen is terug te zien in de verandering van de verscheidenheid van met name de geboorteplaatsen van de echtparen. De afstand tussen de echtgenoot en de echtgenote was in sommige gevallen redelijk groot, maar door de ontwikkelingen in vervoermiddelen en infrastructuur, konden ze relatief makkelijk contact houden. Kortom, er kan geconcludeerd worden dat er wel degelijk maatschappelijke ontwikkelingen hebben plaatsgevonden in de 19de en begin 20ste eeuw in de drie onderzochte grietenijen. Deze maatschappelijke ontwikkelingen bestonden voornamelijk uit ontwikkelingen in het onderwijs, ontwikkelingen in vervoermiddelen en veranderingen in beroepen. In dit onderzoek zijn deze ontwikkelingen nader bekeken en daarmee is een antwoord gegeven op de hoofdvraag die aan het begin van dit profielwerkstuk is gesteld.
68
Bijlagen Bijlage 1: Kaart districten in Friesland (1345-1500)
Bron: http://www.spanvis.nl/De%20zeven%20Grietenijen/index.htm
69
Bijlage 2: Kaart van de kwartieren van Friesland
Bron: http://commons.wikimedia.org/wiki/File:Kwartieren_Friesland.png
70
Bijlage 3: Kaart grietenij Haskerland
Bron: http://www.plaatsengids.nl/haskerland
71
Bijlage 4: Kaart grietenij Schoterland
Bron: http://www.plaatsengids.nl/schoterland
72
Bijlage 5: Kaart grietenij Utingeradeel
Bron: http://www.plaatsengids.nl/utingeradeel
73
Bijlage 6: Tramkaart Friesland, gemaakt omstreeks 1890
Bron: http://www.spanvis.nl/Lemmer%20Joure%20het%20ontstaan%20van%20een%20tramlijn/index.htm
74
Bronvermelding In onderstaande bronvermelding zijn alle bronnen opgenomen die voor dit profielwerkstuk zijn gebruikt. Onder ‘Algemene bronnen’ zijn de bronnen die voor het profielwerkstuk als geheel zijn gebruikt. Onder ‘Bronnen per deelvraag’ staan de bronnen die specifiek per deelvraag zijn gebruikt. Sommige bronnen zijn voor diverse deelvragen gebruikt, waardoor deze meerdere malen worden genoemd. Algemene bronnen Huwelijksregisters (www.allefriezen.nl en Tresoar (het Fries archief)) Schoolinspectierapporten (Tresoar) Kuipers, T. Het archief, een omgevingsonderzoek naar huwelijksomstandigheden in de 19e en 20e eeuw. Rijksarchiefdienst. Faber, H.F. en van der Veen, W.K. (1961). Haskerland (Inventaris der archieven). Joure. Krul, S. (1987). Jubbega: geschiedenis van de Kompenije tot 1940. Heerenveen: Stichting Slykjild Bronnen per deelvraag Trouwen in het algemeen in de 19e en begin 20e eeuw Boek: o Poppel, F. van (1992). Trouwen in Nederland, een historisch-demografische studie van de 19e en vroeg 20e eeuw. Wageningen. Internet: o Haan, H. de. Trouwen in de negentiende eeuw. Geraadpleegd op 3 oktober 2013 en op 27 januari 2014 via http://home.solcon.nl/hans.dehaan/verhalen/Trouwen%20in%20de%2019e%2 0eeuw.pdf o Aangifte geboorte in Nederland. Geraadpleegd op 27 januari 2014 via http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/aangifte-geboorte-en-naamskeuzekind/aangifte-geboorte-in-nederland o Tresoar. De registers van de burgerlijke stand. Geraadpleegd op 16 september 2013 via http://www.tresoar.nl/zoekwijzers/zw6_bs.htm o Hollestelle, Leo (december 1999). Een bron van levensvreugd. De Wete. Geraadpleegd op 27 januari 2014 via http://www.hkwalcheren.nl/UserFiles/File/DeWete_28_4_TrouwenMiddelburg. pdf Deelvraag: Op welke leeftijd trouwden de meeste mensen? Boek: o Poppel, F. van (1992). Trouwen in Nederland, een historisch-demografische studie van de 19e en vroeg 20e eeuw. Wageningen. Internet: o Beer, J. de (12 november 2012, 09:30) Crisis in de economie, crisis in relatieen gezinsvorming? Geraadpleegd op 28 januari 2014 via http://www.cbs.nl/nlNL/menu/themas/bevolking/publicaties/bevolkingstrends/archief/2012/2012bevolkingstrends-conjunctuur-relatie-gezinsvorming-art.htm
75
Deelvraag: In welk jaar en in welke maand trouwden de meeste mensen? Boek: o Poppel, F. van (1992). Trouwen in Nederland, een historisch-demografische studie van de 19e en vroeg 20e eeuw. Wageningen. Internet: o Geschiedenis van het Nederlandse gezin. Geraadpleegd op 24 januari 2014 via http://www.vankampentree.com/Html_files/Familytree_omstandigheden_files/ Gezin_in_de_samenleving.htm o NIDI Atlas (2011). Bevolking. Geraadpleegd op 16 december 2013 via http://nidi.nl/smartsite.dws?lang=NL&ch=NID&id=28382 Deelvraag: Is er sprake van een verband tussen de populairste trouwmaand en de maand waarin de meeste geboortes waren? Boek: o Poppel, F. van (1992). Trouwen in Nederland, een historisch-demografische studie van de 19e en vroeg 20e eeuw. Wageningen. (Deze bron is slechts in beperkte mate gebruikt.) Deelvraag: Kwamen er veel echtscheidingen voor? Boek: o Poppel, F. van (1992). Trouwen in Nederland, een historisch-demografische studie van de 19e en vroeg 20e eeuw. Wageningen. Internet: o Burgerlijk wetboek. ’s Gravenhage: Ter algemeene lands drukkerij (1837). Geraadpleegd op 30 januari 2014 via http://books.google.nl/books?id=8Wpw8OiJFoC&printsec=frontcover&dq=burgerlijk+wetboek&lr=&as_brr=1#v=one page&q=burgerlijk%20wetboek&f=false o Het echtscheidingsnetwerk. Geraadpleegd op 30 januari 2014 via http://www.echtscheidingsnetwerk.nl/scheiden/duurzaam_ontwricht.php o Janssen, Mirjam (2011). Einde van de grote leugen. Geraadpleegd op 30 januari 2014 via http://www.historischnieuwsblad.nl/nl/artikel/27171/einde-vande-grote-leugen.html Deelvraag: Trouwden mensen met dezelfde woon- en/of geboorteplaats met elkaar? Boeken: o Woud, A. van der (2008). Een nieuwe wereld: het ontstaan van het moderne Nederland. Amsterdam: Bert Bakker. o Jong, G. de en Wind, F. (2013). Boerderijen van Nes: Geschiedenis en ontwikkeling. Heerenveen. o Jonge, J.A. de (1976). De industrialisatie in Nederland tussen 1850 en 1914. Nijmegen. o Faber, J.A. (1972). Drie eeuwen Friesland. Wageningen: Veenman. Internet: o De transportrevolutie in Europa (1790-1920). Geraadpleegd op 26 januari 2014 via http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/geschiedenis/103910-detransportrevolutie-in-europa-1790-1920.html o Zwaag, Jaap, van der. Lemmer-Joure: het ontstaan van een tramlijn. Geraadpleegd op 17 december 2013 via
76
o o
http://www.spanvis.nl/Lemmer%20Joure%20het%20ontstaan%20van%20een %20tramlijn/index.htm Tresoar. Steden en Grietenijen. Geraadpleegd op 8 december 2013 via http://www.tresoar.nl/vanderaa/index.php?sub=Steden_en_Grietenijen De zeven grietenijen. Geraadpleegd op 8 december 2013 via http://www.spanvis.nl/De%20zeven%20Grietenijen/index.htm
Deelvraag: Kwam er veel analfabetisme voor? Boek: o Kuipers, T. Het archief, een omgevingsonderzoek naar huwelijksomstandigheden in de 19e en 20e eeuw. Rijksarchiefdienst. (Deze bron is vermeld onder algemeen, omdat er meerdere malen gebruik van is gemaakt. Echter, voor deze specifieke deelvraag is er vaker gebruik van gemaakt, vandaar dat deze apart vermeld is.) Deelvraag: Was er sprake van een ontwikkeling in het onderwijs, zodat het analfabetisme verminderde? Boeken: o Boxtel, C. van (2008). MeMo Themakatern Parlementaire geschiedenis vwo. Malmberg. o Boekholt, P., Crombrugge H. van, Dodde N.L. en Tyssens J. (2002). Tweehonderd jaar onderwijs en de zorg van de Staat. Gorcum. B.V. o Schenkeveld, W. (2003) Het Kinderwetje van Van Houten. Verloren B.V. Internet: o Bigot, L.C.I. (1934) Het Nut en het onderwijs: Gedenkboek Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen. Amsterdam: Sijthoff. Geraadpleegd op 31 januari 2014 via http://www.nutalgemeen.nl/over-t-nut/historie o Nationaal Onderwijs Museum (laatst bewerkt op 29 april 2013). Geschiedenis van het onderwijs. Geraadpleegd 31 januari 2014 via http://www.onderwijsmuseum.nl/files/oud/O/onderwijsgeschiedenis_voor_leerk rachten.pdf o Dr. J.H. Van der Palm. Geraadpleegd op 31 januari 2014 via http://www.parlement.com/id/vg09llzozfwp/j_h_van_der_palm o Boekholt, P.Th.F.M. en Booy, E.P. de (1987). Geschiedenis van de school in Nederland vanaf de middeleeuwen tot aan de huidige tijd. Assen/Maastricht: Van Gorcum. Geraadpleegd op 16 september 2013 via http://www.dbnl.org/tekst/boek009gesc01_01/boek009gesc01_01.pdf Deelvraag: Is er een verandering te zien in de beroepen die voorkomen in de huwelijksregisters? Boeken: o Kooistra, D. (2012). Frieslands verleden. Fryske Akademy. o Jong, G. de en Wind, F. (2013). Boerderijen van Nes: Geschiedenis en ontwikkeling. Heerenveen. o Jonge, J.A. de (1976). De industrialisatie in Nederland tussen 1850 en 1914. Nijmegen. o Faber, J.A. (1972). Drie eeuwen Friesland. Wageningen: Veenman. Internet: o Zanden, J.L. van. De Friese economie in de negentiende eeuw. Geraadpleegd op 16 december 2013 via http://depot.knaw.nl/2349/1/18707_291_zanden.pdf
77
o o o
Tresoar. Haskerland. Geraadpleegd op 25 januari 2014 via http://www.tresoar.nl/vanderaa/index.php?sub=Haskerland Tresoar. Schoterland. Geraadpleegd op 25 januari 2014 via http://www.tresoar.nl/vanderaa/Schoterland.html Tresoar. Utingeradeel. Geraadpleegd op 25 januari 2014 via http://www.tresoar.nl/vanderaa/index.php?sub=Utingeradeel
78