nº
41ste jaargang / 4 april 2008
7/
2008
TIJDSCHRIFT VOOR WATERVOORZIENING EN WATERBEHEER
thema drinkwater MAATREGELEN TER VOORKOMING BLAUWALGEN WERKEN ONVOLDOENDE ‘NEDERLANDS’ DRINKWATER UIT CHINESE KRANEN MILLENNIUMDOELEN: DRINKWATER VERSUS SANITATIE?
Ziet u de vissen? Wij zien ook een uitdaging om duurzaam met het water op aarde om te gaan. Veolia Water zuivert en levert wereldwijd elke dag meer dan 17 miljard liter drinkwater. We recyclen daarnaast afvalwater voor de industrie en landbouw en zijn voortdurend op zoek naar oplossingen om uitputting van natuurlijke bronnen tegen te gaan. In Nederland zijn we betrokken in het eerste Publiek Private Samenwerkingsproject in de afvalwater sector, de Harnaschpolder. We zijn trots om als hoofdaannemer samen met onze partners aan dit project te werken.
Milieubescherming is een industriële uitdaging.
www.veoliawater.com
Geld
G
eld maakt niet gelukkig, zegt mijn moeder regelmatig. Een goede gezondheid wel. Toch zijn er in de water(schaps)wereld verschillende mensen die blijkbaar alsmaar meer geld willen. Waaraan ze het besteden, is de grote vraag. De directie van de Nederlandse Waterschapsbank verdient ongeveer een half miljoen euro bruto per persoon. Een half miljoen euro! Wat moet je daar toch mee? Weggeven aan goede doelen en mensen die moeite hebben om maandelijks alle lasten te betalen? Discussies over geld gaan vaak over een tekort aan geld. Maar in de hele wereld is volgens mij nog nooit een tekort aan geld geweest. Alleen is het geld slecht verdeeld: heel veel bij heel weinig mensen en heel weinig bij veel mensen. Het is een verdelingsvraagstuk.
Maar geld maakt dus niet gelukkig. Misschien worden de directieleden van de Waterschapsbank zelfs gelukkiger als ze een flink deel van hun salaris weggeven. Dan houden ze nog meer dan genoeg over om heel riant te leven. Op 24 april zal het ministerie van Financiën een voorstel indienen tijdens de algemene aandeelhoudersvergadering van de Waterschapsbank om de lonen te matigen. Een groot deel van de waterschappen wil (al lange tijd) hetzelfde. Overigens haalde de bank in 2007 een omzet van ruim zeven miljard euro een nettowinst van 70 miljoen. Waaraan hebben ze dat verdiend? Peter Bielars
H2O tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer verschijnt ééns per 14 dagen Officieel orgaan van Stichting tot uitgave van het tijdschrift H2O en haar participanten: - Vereniging van Waterbedrijven in Nederland - Koninklijke Vereniging voor Waterleidingbelangen in Nederland - Nederlandse Vereniging voor Waterbeheer - Kiwa Water Holding BV Uitgever Rinus Vissers Redactie Peter Bielars (hoofdredacteur) Michiel van Zaane Gerda Pieters Redactiesecretariaat Dora Pompe Redactieadres en uitgeverij Postbus 122, 3100 AC Schiedam telefoon (010) 427 41 65 fax (010) 473 26 40 e-mail
[email protected] Bezoekadres: ’s-Gravelandseweg 565 3119 XT Schiedam Redactiecommissie Harry Tolkamp (voorzitter/NVA) André Struker (KVWN) Frits Vos (VEWIN) Gerda Sulmann (Kiwa Water Research) Advertentieverkoop Roelien Voshol (010) 427 41 54 Brigitte Laban (010) 427 41 52 Mediaorder Carola Sjoukes (010) 427 41 41 Sigrid van der Kind (010) 427 41 40 fax (010) 473 20 00 Abonnementenservice Pauline Roos (010) 427 41 08 Tini van Schijndel (010) 427 41 08 e-mail
[email protected] fax (010) 426 27 95 Abonnementsprijs € 99,- per jaar excl. 6% BTW € 131,- per jaar voor buitenland € 8,50 losse exemplaren excl. 6% BTW Abonnementen gelden voor één jaar en worden – zonder tegenbericht – automatisch verlengd. Opzeggingen dienen schriftelijk uiterlijk 6 weken voor het aflopen van de abonnementsperiode te geschieden aan bovenstaand postadres. Druk en lay-out Den Haag mediagroep b.v., Rijswijk Copyright Nijgh Periodieken B.V., 2008 Het auteursrecht op de inhoud van dit tijdschrift wordt uitdrukkelijk voorbehouden. Overname van artikelen alleen na schriftelijke toestemming van de uitgever. www.vakbladh2o.nl
inhoud nº 7 / 2008 / *thema 4
/ Maatregelen ter voorkoming blauwalgen werken onvoldoende Edwin Kardinaal, Martin de Haan en Hans Ruiter
8* / ‘Nederlands’ drinkwater uit Chinese kranen Ronald Wielinga en Jorden Splinter
10* / Kunstmatige infiltratie veelbelovend Nederlands exportproduct
8
Jan Willem Kooiman, Hein de Jonge, Marco Kortleve, Harrie Rolf, Theo Olsthoorn en Pieter Stuyfzand
14* / Jan Vreeburg: “Vervuiling distributienet komt uit de zuivering” Maarten Gast
16* / Stand van de techniek rond beheer waterleidingnet Mirjam Blokker en Irene Vloerbergh
14
22* / Vlaams-Nederlandse samenwerking bij bouw grote UV-installatie in Antwerpen
28* / Wereldwaterdag: bijna acht miljoen euro voor projecten op het gebied van drinkwater en sanitatie
32* / Drinkwater versus sanitatie 36 / Verenigingsnieuws 41* / Nitraatproblemen op zandgronden
28
verder gekwantificeerd Martin de Jonge en Kees Vink
44* / Verblijftijden in vertakt en vermaasd distributienet op basis van EGV Hendrik Beverloo, Mirjam Blokker en Maurice van der Roer
47* / Nieuwe spoelinzichten leiden tot betere kwaliteit bij snelfilters Petra Scholte, Steven van Duijvenbode, Eric Baars en Joost Kappelhof
51 / Vluchtplaatsen in zelfredzame cellen als oplossing bij overstromingen Maartje van Reedt Dortland, Wout de Fijter en Arjen Hoekstra
56 / Agenda
Bij de omslagfoto: Bij het renoveren van de waterleiding bij Andijk koos PWN voor de ‘subline’-techniek. Dit bezorgt de omwonenden minder overlast en PWN is voordeliger uit (zie pagina 21) (foto: BAM Nelis Infra).
Maatregelen ter voorkoming blauwalgen werken onvoldoende Gedurende de zomer van 2007 zijn in diverse rijkswateren maatregelen getroffen ter bestrijding van blauwalgen en de daarmee samenhangende drijflagen. De maatregelen waren in eerste instantie gericht op het voorkómen van ophoping van drijflagen op stranden en in havens. De toegepaste technieken waren behandeling met ultrasoon apparatuur, het afsluiten van baaien met oliekeringschermen en het afzuigen van water met drijflagen (skimmen). De maatregelen leverden geen significante verbetering op en werkten in sommige gevallen zelfs averechts.
B
lauwalgen zijn oeroude organismen die van nature voorkomen in oppervlaktewateren. Er zijn veel verschillende soorten, waarvan het grootste deel onschuldig. Blauwalgen die in Nederlandse wateren overlast kunnen veroorzaken, zijn Microcystis, Aphanizomenon, Anabaena en Planktothrix. Deze soorten bevatten giftige stoffen (toxines) die bij (langdurige) blootstelling schadelijk kunnen zijn voor de lever en al bij korte blootstelling irritatie kunnen veroorzaken aan ogen, oren en huid. Sommige blauwalgen beschikken over drijfvermogen, waardoor ze drijflagen kunnen vormen. Die drijflagen bevatten gevaarlijk hoge concentraties toxines en kunnen na enige tijd bovendien gaan rotten en daarbij hinderlijk gaan stinken. Waterbeheerders lijken in toenemende mate problemen te ervaren met de bloei van blauwalgen en de daarmee samenhangende drijflagen. Het zijn vooral de drijflagen die de voornaamste problemen veroorzaken in recreatiewateren. Cyanotoxineconcentraties in drijflagen kunnen de richtlijn van 20 μg Microcystine per liter wel meer dan 50 keer overschrijden (zie afbeelding 1).
De aanwezigheid van drijflagen en hoge cyanotoxineconcentraties hebben op diverse locaties geleid tot het ontraden om te gaan zwemmen en zelfs het sluiten van stranden. Daarnaast hopen blauwalgen zich veelal op in (jacht)havens en andere luwtes. Het gevolg is dat bij afsterven omwonenden weken lang stankoverlast ervaren. De Europese Zwemwaterrichtlijn stelt waterbeheerders verplicht om bij eventuele gezondheidsrisico’s passende maatregelen te treffen. Dergelijke maatregelen zijn onder andere gericht op het voorkómen van blootstelling van zwemmers en overige recreanten aan cyanobacteriebloeien en drijflagen. Maatregelen kunnen grofweg op drie niveaus worden uitgevoerd: • Aanpak bij de bron (het reduceren van de groei van cyanobacteriën); •
Voorkómen van drijflaagvorming (het verhinderen van ophoping van blauwalgen);
•
sluiting en voorlichting (het informeren van het publiek over het risico van het
Afb. 1: Concentraties Microcystine, gelijktijdig gemeten in water en in drijflagen op diverse locaties in Nederland in de periode 2001-2004.
zwemmen in water met hoge dichtheden van cyanobacteriën en daarmee voorkomen dat mensen worden blootgesteld aan die cyanobacteriën). Het bij de bron aanpakken van de blauwalgen is niet eenvoudig. Hoge temperaturen en hoge concentraties van voedingsstoffen zijn de belangrijkste voorwaarden voor groei van blauwalgen. Drijflagen ontstaan bovendien bij rustig weer en weinig doorstroming. Aan de steeds warmer wordende zomers kunnen we niets doen. Verlaging van de concentraties voedingsstoffen voor effectieve remming van de blauwalgengroei is essentieel. Deze verlaging is vrijwel overal onhaalbaar of het effect van maatregelen gericht op verlaging van dergelijke concentraties laat lang op zich wachten. Het afgeven van zwemontradingen of zwemverboden heeft (vergaande) economische consequenties. Bovendien worden ook problemen ervaren met hoge dichtheden van cyanobacteriën op locaties waar niet wordt gezwommen of gerecreëerd. Bijvoorbeeld in havens en sluizen, waar ophoping van drijvende blauwalgen plaatsvindt, is bij afsterving van de drijflagen veel stankoverlast. In Nederland zijn veel van de ontplooide initiatieven gericht op preventie van de vorming van drijflagen. Dergelijke maatregelen kunnen op korte termijn effect hebben en leiden er dan toe dat stranden niet hoeven te worden gesloten. Veel van de initiatieven worden echter op ad-hoc basis ingezet zonder dat een beeld bestaat over de effectiviteit van de in te zetten maatregel. In de zomer van 2007 is op diverse locaties in Nederland wel aandacht besteed aan de effectiviteit van de genomen maatregelen.
Maatregelen In dit artikel zijn maatregelen beschreven voor de haven en het strand van Almere Haven aan het Gooimeer, de haven van Tholen langs het Schelde-Rijnkanaal nabij het Zoommeer en de Gouden Ham langs de Maas bij Megen. Alle drie locaties hebben een jarenlange historie van Microcystis-drijflagen. In de beide havens zijn het de omwonenden en havengebruikers die stank ervaren. Op de stranden van Almere Haven en in de Gouden Ham
4
H2O / 7 - 2008
actualiteit zijn het vooral zwemmers die gezondheidsrisico’s lopen. Eerder getroffen maatregelen hebben een totaal zwemverbod voor de Gouden Ham en grootschalige vissterfte in de haven van Almere Haven niet kunnen voorkomen. Om dergelijke overlast vorig jaar te voorkomen, waren door diverse initiatiefnemers de volgende maatregelen getroffen: Oliekeerschermen Deze zijn ingezet in de haven en nabij het strand van Almere Haven en in de Gouden Ham. In de haven van Almere Haven zijn de schermen ingezet als een soort verlenging van de havenmond. In dit gebied migreerden de drijflagen langs de kust en dijk en werden vervolgens de haven ingeblazen. In de Gouden Ham en nabij het strand van Almere Haven zijn de schermen gebruikt om een (binnen)baai af te zetten. Om te voorkomen dat blauwalgen onder de schermen door migreerden, is in de Gouden Ham een worteldoek gespannen tussen de kering en de bodem.
Blauwalgendrijflaag op het strand van Almere Haven (foto: Edwin Kardinaal).
locatie
geografie
beheerder
initiatiefnemer
haven van Almere Haven strand van Almere Haven
aan het Gooimeer
RWS dienst IJsselmeergebied
gemeente Almere
langs ScheldeRijnkanaal, nabij Zoommeer
RWS dienst Zeeland
RWS Zeeland
langs Maas, nabij Megen
RWS dienst Limburg
haven van Tholen
Gouden Ham
particulieren
Geen ernstige gezondheidsklachten Om de relatie te bepalen tussen de aanwezigheid van blauwalgen in water en het optreden van gezondheidseffecten is meer onderzoek nodig. Het wordt echter onwaarschijnlijk geacht dat mensen ernstige gezondheidsklachten krijgen na contact met door blauwalgen verontreinigd water. De meeste mensen zijn namelijk terughoudend met zwemmen in en zeker met drinken van troebel en stinkend water. Dat is de conclusie van een onderzoek naar de gezondheidseffecten op blauwwieren, waarvan het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde afgelopen najaar de resultaten publiceerde (nr 31, pag. 151). De meest gerapporteerde gezondheidsklachten na het zwemmen in met blauwalgen verontreinigd water zijn huidirritatie, maag- en darmklachten, hoofdpijn en koorts. Ernstige symptomen zijn vrijwel altijd het gevolg van inname van substantiële hoeveelheden met blauwalgen verontreinigd water. Daarom wordt geadviseerd nooit oppervlaktewater in te slikken. Honden en andere dieren lopen een groter risico dan mensen om een toxische dosis blauwalg binnen te krijgen, omdat ze minder terughoudend zijn bij het contact met verontreinigd water. Cyanobacteriën zijn in staat stoffen te produceren die toxisch zijn voor de mens. Veel kennis omtrent de werkingsmechanismen van deze toxische stoffen is echter afkomstig van waarnemingen bij dieren. Bij gezondheidsklachten bij de mens die mogelijk het gevolg zijn van blootstelling aan cyanotoxinen, is vaak onduidelijk om welke soort blauwalgen het precies ging. Ook zijn geen laboratiumanalyses uitgevoerd van het water waarin de blootstelling plaatshad. Het gevaar van blauwalgen in de Nederlandse situatie lijkt vooral te schuilen in drijflagen die door de wind in de zwemzone van recreatieplassen terecht kunnen komen. Voor een goede risico-inventarisatie van deze drijflagen dienen de cyanotoxinen en de soortensamenstelling van de cyanobacteriën in de drijflaag te worden onderzocht, omdat niet alle drijflagen gevormd worden door toxineproducerende cyanobacteriën. Voor meer informatie: professor Meulenbelt (030) 274 81 11.
Bellenscherm Een bellenscherm is aangelegd in de monding van de haven van Almere Haven tussen de oliekeerschermen. Het bellenscherm is alleen ingezet bij een zuidenwind (recht op de opening van de haven), wanneer in theorie drijflagen vanaf het Gooimeer de haven ingeblazen kunnen worden. Door de pompen te koppelen aan een weerstation wil men de inzet van het bellenscherm automatiseren. Skimmers Skimmers zijn een soort omgekeerde waterstofzuigers die net onder het wateroppervlak drijven en die verontreinigingen aan het wateroppervlak kunnen verwijderen. De skimmers zijn in de haven van Almere Haven aangesloten op een centrifugaalpomp. De installatie heeft een pompcapaciteit van 30 kubieke meter per uur. Het watermengsel met de blauwalgendrijflaag wordt afgevoerd naar een mobiele waterzuiveringsinstallatie. De skimmers zijn geplaatst in de hoek die de oliekeerschermen (zie hierboven) maken met de dijk. Accumulerende drijflagen kunnen zodoende verwijderd worden. De-icers De-icers zijn onderwaterpropellers die water in beweging houden. In de haven van Almere Haven zijn die in horizontale richting, op kritische punten in de haven, geplaatst. De mixers zuigen het water inclusief drijflagen aan en mengen dit met grote kracht. De apparaten moeten goed worden afgesteld anders ontstaat er geluidsoverlast of cavitatie. Het bereik is ongeveer 15 meter. Ultrasoon behandeling Behandeling met ultrasoon geluid is er op gericht de vacuoles van cyanobacteriën te laten knappen en er zodoende voor te zorgen dat het drijfvermogen van de cellen verloren gaat. In de haven van Tholen zijn in april 14 ultrasoon transducers opgehangen. Het verloop van de proef is gevolgd door middel van een uitgebreid monitoringsprogramma. In het programma zijn naast het fytoplankton chemische/fysische parameters geanalyseerd. Ook in een binnenbaai van de Gouden Ham
H2O / 7 - 2008
5
zijn drie transducers geplaatst. Het bereik ervan op beide locaties bedroeg ongeveer 200 meter rondom de ultrasooninstallatie. Irrigatiesysteem Op het strand van de grootste zwemwaterlocatie in de Gouden Ham (de Maaslanden) heeft men evenwijdig aan de waterlijn een lange buis geplaatst met om de twee meter een uitstroomopening. Door de buis is met kracht (ongeveer 10 bar) water gepompt. De waterstralen moeten voorkomen dat drijflagen van blauwalgen op het strand terechtkomen. De installatie is alleen ingezet wanneer drijflagen werden gesignaleerd en (veel) publiek werd verwacht.
Effectiviteit In de zomer van 2007 is de blauwalgenproblematiek in Nederland redelijk beperkt geweest. Mogelijk werd dit veroorzaakt doordat in ieder geval juli tot één van de natste julimaanden van de laatste eeuw behoorde. Desondanks zijn in de Haven van Tholen en in de Gouden Ham drijflagen geconstateerd. Ook in de haven van Almere Haven zijn drijflagen van cyanobacteriën waargenomen, maar vele malen minder ernstig dan in 2006.
Afb. 2: Schattingen van Mycrocystis-dichtheden, gemeten op diverse locaties in de haven van Tholen in 2007.
Om de effectiviteit van maatregelen objectief in te schatten, zijn tellingen in onbehandelde en behandelde gebieden nodig. Dergelijke data zijn niet altijd voor handen. Het inschatten van effectiviteit gebeurt op basis van waarnemingen van waterbeheerders en andere betrokken partijen. Oliekeerschermen Zowel nabij het strand van Almere als in de Gouden Ham heeft men waargenomen dat drijflagen van cyanobacteriën niet worden tegengehouden door de schermen. De blauwalgen migreren onder de schermen door en vormen achter de schermen opnieuw drijflagen. Bij aflandige wind drijven drijflagen over het algemeen weer weg van de strandlocaties, maar door de aanwezigheid van de schermen worden drijflagen juist ‘gevangen’ in de baaien. In deze gevallen blijven de blauwalgen langer in het systeem en heeft de maatregel dus een averechts effect. Ook de toepassing van worteldoek heeft de blauwalgen niet tegen kunnen houden. Bellenscherm Het bellenscherm in Almere Haven is in 2007 sporadisch ingezet. Er is vanuit het Gooimeer geen serieuze bedreiging geweest van drijflagen van cyanobacteriën. Uit onderzoek uit 2006 blijkt dat het zuurstofgehalte van het water in de haven afneemt wanneer het bellenscherm veel aanstaat. Dit impliceert dat dan geen uitwisseling meer bestaat tussen havenbekken en het Gooimeer. Skimmers De skimmers zijn net als het bellenscherm in 2007 beperkt gebruikt. De effectiviteit hangt af van de capaciteit van de achterliggende pompen. Bovendien kunnen tijdens het gebruik problemen ontstaan om het water met zeer hoge dichtheden blauwalgen af te voeren. In Almere heeft men daarvoor een speciale waterzuiveringsinstallatie gebouwd. Van de effectiviteit van deze installatie is tot
6
H2O / 7 - 2008
Afb. 3: Schattingen van Mycrosystis-dichtheden, gemeten op diverse locaties in de baai van het Groene Eiland, Gouden Ham in 2007.
dusver weinig bekend. Voor dit jaar staat een monitoringsprogramma gepland. De-icers Van de de-icers is gebleken dat zij effectief zijn in het voorkomen van drijflagen in ‘dode hoeken’ in de haven. De reikwijdte van de apparaten is beperkt: circa 15 meter. De propellers zijn gevoelig voor verstoring, bijvoorbeeld wanneer ze plastic of andere drijvend afval aanzuigen. Ultrasoon behandeling De aanwezigheid van de transducers heeft in de zomer van 2007 problemen door drijflagen in de haven van Tholen niet kunnen verhinderen. Of deze problemen erger waren dan voorgaande jaren, is door het ontbreken van meetgegevens niet te zeggen. De metingen in 2007 wijzen niet op effectieve vermindering van Microcystisdichtheden (zie afbeelding 2). Hoge dichtheden cyanobacteriën bij de controle gaan altijd samen met eveneens hoge dichtheden op één of meer behandelde locaties. Waarschijnlijk vindt voortdurende aanvoer van blauwalgendrijflagen plaats vanuit het Zoommeer. De eventuele
werking van de transducers is in ieder geval onvoldoende om drijflagen in de haven te voorkómen. In de Gouden Ham is in één van de baaien op drie locaties een ultrasoon apparaat geïnstalleerd. In dezelfde baai zijn op drie locaties gedurende de zomer van 2007 monsternames uitgevoerd en het fytoplankton geanalyseerd. De baai was met behulp van oliekeerschermen afgesloten van de rest van de Gouden Ham (zie hierboven). Buiten de baai was een vierde meetpunt dat in dit onderzoek is beschouwd als controle. Afgezien van de tweede helft van de maand augustus en eind september is de dichtheid Microcystis op de locaties die behandeld zijn met ultrasoon, niet significant lager dan op de onbehandelde locatie (zie afbeelding 3). Bovendien heeft de aanwezigheid van de ultrasoonapparatuur niet kunnen verhinderen dat in de baai drijflagen zijn ontstaan, waardoor het strand tijdelijk moest worden gesloten voor het publiek. Mogelijk zijn de waargenomen dichtheidsverschillen tussen testlocaties en controlelocatie in augustus toe te schrijven aan de aanwezigheid van het oliekeerscherm.
actualiteit zorgvuldig te kunnen evalueren. Dergelijke monitoring zou bij voorkeur al moeten starten voordat de problemen zich serieus manifesteren. In ieder geval zal voordat de maatregel ingezet gaat worden de ernst van de situatie beoordeeld moeten worden. Monstername en analyse tijdens en na inzet van de maatregel geeft vervolgens een goed beeld van de effectiviteit van de maatregel. De dichtheid van de blauwalgen en het voorkomen van drijflagen zijn in dergelijk onderzoek de belangrijkste parameters. Edwin Kardinaal en Martin de Haan (DHV) Hans Ruiter (Rijkswaterstaat Waterdienst)
Eendenkroos wordt veevoeder Oliekeerscherm en skimmer bij Almere Haven (foto: Edwin Kardinaal).
Irrigatiesysteem Op zonnige dagen met veel publiek is de pomp die het water door de leidingen perst, ‘s ochtends vroeg gestart. Vanwege de afwezigheid van drijflagen in de zwemzone lijkt de installatie aanvankelijk te functioneren. Maar als de drijflagen vanuit de Gouden Ham bij zuidwestelijke wind richting het strand drijven, is er geen effect van de installatie meer waarneembaar. Het strand is in 2007 opnieuw enkele weken gesloten voor het publiek.
Conclusies
waarvan blijkt dat ze niet significant bijdragen aan het voorkómen dan wel het verminderen van de ervaren blauwalgenproblemen. Van ultrasoon transducers is geen significant effect aangetoond. Het permanent plaatsten van oliekeerschermen lijkt zelfs een averechts effect te hebben. Het pakket aan maatregelen zoals dat is genomen in Almere, lijkt matig positief: er zijn slechts dunne drijflaagjes blauwalgen aangetroffen. De zomer van 2007 was echter zeer nat en niet bijzonder warm. Daarom is van een serieuze test van de maatregelen geen sprake geweest.
In veel watersystemen met blauwalgen zijn beheerders geneigd ad-hoc maatregelen te nemen, zonder dat zij een beeld hebben van de effectiviteit van de maatregel. In dit artikel is een aantal maatregelen besproken
Welke maatregelen het beste kunnen worden ingezet, zal per locatie moeten worden beschouwd. Goede monitoring is essentieel om effectiviteit van de maatregelen
Irrigatie installatie Gouden Ham (foto: Cees Roffelsen).
Eendenkroos, een waterplant die in de zomer voor problemen kan zorgen omdat ze sloten overwoekert, is volgens Waterschap Vallei & Eem uitstekend geschikt om veevoer van te maken. Dat blijkt uit een onderzoek dat de universiteit van Wageningen uitvoerde. Afgelopen woensdag (2 april) hebben koeien de eerste brokken eendenkroos geproefd, uit handen van minister Gerda Verburg van LNV.
I
n de zomer groeit het eiwitrijke plantje explosief en verstikt wateroppervlakken. Waterbeheerders halen het kroos met regelmaat weg. Nu lijkt een nuttige oplossing voor het overschot te zijn gevonden. Uit het onderzoek blijkt dat het kroos gedroogd kan worden en verwerkt tot veilig veevoer. Het projectteam, met daarin vertegenwoordigers van de universiteit en het ministerie van LNV, Waterschap Vallei & Eem en twee melkveehouders, werkt nu verder om de productiemethode efficiënter en goedkoper te maken, zodat de eendenkroos-brokken kunnen concurreren met regulier krachtvoer. Ook wordt gekeken naar betere methoden om het kroos uit de sloten te verwijderen. Op dinsdag 15 april wordt het product officieel gepresenteerd in het praktijkcentrum Zegveld, onderdeel van de Wageningen Universiteit. Tot de eendenkroosfamilie behoort onder andere dwergkroos. Dat plantje wordt door enkele waterbeheerders als problematisch gezien. Vooral in voedselrijke en half beschaduwde stilstaande wateren, in steden en landgoederen, treedt dwergkroos steeds dominanter op. In Rivierenland vormt deze waterplant het grootste exotenprobleem. De universiteit van Wageningen verwacht dat de soort op veel plekken problemen gaat veroorzaken (zie ook pagina 4 van de vorige uitgave van H2O).
H2O / 7 - 2008
7
‘Nederlands’ drinkwater uit Chinese kranen De wereld heeft behoefte aan compacte, efficiënte technieken voor de productie van drink- en proceswater. De Nederlandse watersector neemt de leiding in de ontwikkeling van deze technieken. Op 28 februari is een tweetal contracten ondertekend tussen de Nederlandse en Chinese watersector. De ontwikkeling en toepassing van nieuwe technologie staat hierin centraal. Kenmerkend voor de werkwijze en belangrijke succesfactor is ‘co-makership’ tussen eindgebruikers, technologieleveranciers en kennisinstellingen ter plaatse en in Nederland. Allen participeren in de ontwikkeling en zijn daardoor vanaf het begin nauw betrokken bij het proces. De gehele Nederlandse watersector heeft voordeel van deze innovaties. van de bron. Het tweede project betreft de introductie van UV-oxidatie om de waterkwaliteit in Shanghai te verbeteren. Naar verwachting begint na de zomer het pilotonderzoek. Afgesproken is dat beide technologieën gedemonstreerd zullen worden tijdens de World Expo, die in 2010 in Shanghai plaatsvindt. Dit betekent wereldwijde publiciteit voor Nederlandse watertechnologie.
Vertrouwen winnen
De ondertekening van de twee contracten tussen de Nederlandse en Chinese watersector.
D
e contracten behelsen de uitvoering van twee projecten in Shanghai. Het eerste project, waarvan de uitvoering deze maand begint,
richt zich op het opzetten van een Early Warning System voor de drinkwaterbron van de stad, Huangpu. Geprobeerd wordt meer inzicht te krijgen in de waterkwaliteit
Waterkwaliteitsmonitoring Milieuproblemen in het algemeen en een verslechtering van de waterkwaliteit in het bijzonder zijn momenteel zeer actueel in China, mede dankzij de discussies over luchtkwaliteit die zijn ontstaan rondom de organisatie van de Olympische Spelen in Beijing deze zomer. Economische groei legt een zware druk op de natuurlijke hulpbronnen. Milieumonitoring staat in China nog in de kinderschoenen. Daarom blijven de gevolgen vaak onvoldoende bekend. De Chinese overheid heeft de milieuproblematiek inmiddels wel hoog op de nationale agenda geplaatst. De waterkwaliteit in de rivieren Huangpu en Yangtze (de belangrijkste drinkwaterbronnen voor Shanghai) staan zwaar onder druk als gevolg van industriële verontreinigingen, pesticiden uit de landbouw en lozingen van huishoudelijk afvalwater. Om inzicht te krijgen in de probleemstoffen en hun concentratieniveaus, wordt een brede screening uitgevoerd naar de chemische en biologische waterkwaliteit om de referentiesituatie vast te leggen. Op basis van de resultaten en een inventarisatie van de industriële en landbouwactiviteiten langs de rivieren wordt een overzicht opgesteld van de meest kritische parameters en biologische effecten die met een routinematig monitoringsprogramma bewaakt moeten worden. Voor deze parameters wordt vervolgens een meetprogramma opgesteld, dat gedeeltelijk in het laboratorium en gedeeltelijk in een nieuw te bouwen monitoringsstation direct aan de rivier uitgevoerd wordt. Hierbij zullen de meest succesvolle technieken op het gebied van waterkwaliteitsmonitoring worden ingezet, gebruikmakend van de nieuwste technische (sensor)ontwikkelingen. De monitoringsresultaten worden vertaald naar concrete acties. Tevens worden aanbevelingen gedaan om de belasting van het rivierwater door (industriële) lozingen te verminderen. Voor meer informatie: Corina de Hoogh (Kiwa Water Research) (030) 606 95 97 en Marc van Eekeren (Optiqua) 06 515 69 668.
8
H2O / 7 - 2008
Veel visitekaartjes uitwisselen, eet- en drinkafspraken en wederzijdse familie ontmoeten hoort bij het opbouwen van een relatie in China. De samenwerking tussen Nederland en China begon toen het College van Opdrachtgevers van het bedrijfstakonderzoek drinkwaterbedrijven China in 2004 bezocht. De directeuren stelden vast dat China een enorme groeipotentie heeft en een interessante partij is om gezamenlijk innovatieve (onderzoeks)projecten mee op te zetten. Oplossingen voor de uitdagingen in China komen op termijn ook in Nederland van pas. Daarom werken sinds begin 2006 Kiwa Water Research, TU Delft, Science Alliance, Shanghai Engineering Center (ERC) en Tongji University samen aan nieuwe plannen voor de drinkwatervoorziening van Shanghai. De partijen worden ondersteund door eindgebruikers uit Nederland (onder meer Evides en DZH) en China (Shibei Waterworks), Nederlandse bedrijven (Philips, Optiqua en UV-LIT) en de Nederlandse (EVD) en Chinese overheid (Shanghai Water Authority). De belangrijkste doelstelling van het project is het bereiken van ‘guanxi’ - het winnen van vertrouwen en het creëren van een sterk samenwerkingsverband.
Concreet De circa 20 miljoen inwoners van Shanghai verbruiken circa 2.600 miljoen kubieke meter drinkwater per jaar. Die enorme hoeveelheid water wordt geleverd door vier waterleidingbedrijven, onder supervisie van de Shanghai Water Authority (SWA). SWA heeft de ambitie dat haar drinkwatervoorziening in 2010 aan de Europese normen voldoet. Deze ambitie is groot, zeker gezien de problemen waarmee Shanghai momenteel wordt geconfronteerd. Hoewel er geen compleet inzicht is in de kwaliteit van de drinkwaterbron, staat in
*thema
UV-oxidatie Water onttrokken uit de Huangpu rivier wordt momenteel gezuiverd door coagulatie/sedimentatie, snelfiltratie en chloring. Vanwege de hoge industriële belasting is de rivier sterk vervuild met giftige stoffen en geur- en smaakstoffen. Aangezien de zuivering niet op dergelijke stoffen is ingesteld, wordt drinkwater met een ongewenste lage kwaliteit geproduceerd en gedistribueerd. Ingegeven door nieuwe richtlijnen voor de drinkwaterkwaliteit vastgesteld in 2006, wordt nu geïnventariseerd welke technologie de kwaliteit van het drinkwater kan optrekken tot dit gewenste niveau. In 2012 dienen de waterkwaliteitsrichtlijnen uit 2006 te zijn vertaald naar Chinese normen voor drinkwater. Binnen tien jaar zou het drinkwater in Shanghai aan de Nederlandse normen moeten voldoen. Geavanceerde oxidatie met UV-licht en waterstofperoxide gevolgd door actieve-koolfiltratie heeft inmiddels bewezen een effectieve barrière voor organische microverontreinigingen te zijn, zónder de vorming van ongewenste bijproducten. Naast de aanwezigheid van organische microverontreinigingen bevat het ingenomen water echter ook hoge concentraties organische stof en ammonium. Om de stoffen van verschillende aard effectief en efficiënt te verwijderen, is een integrale aanpak noodzakelijk. De aanwezigheid van organische stof en ammonium is een punt van aandacht. Organische stof heeft een negatief effect op de werking van het UV-proces. Dit betekent dat de concentratie al in de voorzuivering moet worden verlaagd. Door optimalisatie van de voorzuivering en toepassing van biologische actieve-koolfiltratie wordt ammonium uit de waterfase verwijderd. In samenwerking met Nederlandse partijen wordt een pilot in Shanghai gebouwd gericht op verbetering van zowel de voorzuivering (TOC, ammonium) als de hoofdzuivering (geur en smaak, giftige stoffen). Het doel is om een veilige, smaakvolle en biologisch stabiele drinkwaterkwaliteit te produceren, waarvoor dosering van chloor alleen nog nodig is om kwaliteitsvermindering in het distributienet te beperken. Voor meer informatie: Guus IJpelaar (Kiwa Water Research) (030) 606 96 73 en Henk Provoost (UV-LIT) (040) 224 07 30.
ieder geval vast dat deze zwaar vervuild is met nutriënten, organische microverontreinigingen en andere voor de zuivering problematische stoffen. De huidige zuiveringsstations zijn niet of onvoldoende in staat alle verontreinigingen te verwijderen. Om de doelstellingen van Shanghai te realiseren, is in 2006 een gezamenlijk masterplan voor de drinkwatervoorziening van Shanghai opgesteld. Dit is gebaseerd
op Nederlandse expertise, innovaties en een filosofie voor drinkwaterproductie. Het plan bevat enkele scenario’s voor de toekomstige drinkwatervoorziening (zie H2O nr. 20 uit 2006). Twee studenten van de TU Delft hebben enkele laboratoriumtesten uitgevoerd om een eerste inschatting te kunnen maken van de haalbaarheid van het opgestelde masterplan. Dit plan is positief ontvangen door de Chinese partijen en overheid.
achtergrond
De daaropvolgende activiteiten (twee bijeenkomsten en een training), grotendeels gefinancierd uit de Azië-faciliteit voor China (een subsidieprogramma van de EVD) waren gericht op het opzetten van toekomstige samenwerkingsprojecten. Dit alles leidde tot de ondertekening van de twee contracten op 28 februari, bij de EVD in Den Haag. Beide projecten zijn ‘best practice’-projecten, die op termijn ook in andere, armere, delen van China kunnen worden ingezet.
Relevantie voor Nederland Shanghai vormt een ideale proeftuin voor ontwikkeling en toepassing van bestaande en nieuwe technologie en kennis. Nieuwe technologie kan worden getest op zwaar vervuilde bronnen, zowel op kleine als extreem grote schaal. Bovendien ontstaat in Shanghai een ‘groene weide’-situatie; door de grootschalige herstructurering zijn er mogelijkheden om nieuwe concepten te testen en toe te passen. De samenwerking tussen China en Nederland biedt werknemers van Nederlandse waterbedrijven de mogelijkheid om hun expertise verder te ontwikkelen. In Nederland is de drinkwatervoorziening immers prima in orde; in Shanghai moet nog veel worden gerealiseerd. De ambitieuze doelstellingen in Shanghai bieden verder mogelijkheden voor de toepassing van in Nederland ontwikkelde technologie. Hoewel de projecten niet uitsluitend zullen worden uitgevoerd door de partijen die de contracten hebben ondertekend, is de ondertekening van beide contracten door sterke (MKB-)bedrijven een goed voorbeeld van de export van Nederlandse watertechnologie. Ronald Wielinga (Kiwa Water Research) Jorden Splinter (EVD)
Tussen de Chinese gastheren v.l.n.r. Henk Ketelaars (Evides), Luuk Rietveld (TU Delft), Hein de Jonge (DZH), Ronald Wielinga (Kiwa Water Research), Corina de Hoogh (Kiwa Water Research), Jarno de Jonge (Waterschap De Dommel), Guus IJpelaar (Kiwa Water Research), Marc van Eekeren (Optiqua), Arco Wagenvoort (AqWa), Melchior van Wijlen (Optiqua), Henk Provoost (UV-LIT) en Jaroslav Slobodnik (Environmental Institute, Slowakije).
H2O / 7 - 2008
9
Kunstmatige infiltratie veelbelovend Nederlands exportproduct Wereldwijd moeten waterbeheerders omgaan met veranderingen in het klimaat en de waterkwaliteit en moeizame bestuurlijke processen. Daarbij kan de Nederlandse kennis en ervaring met kunstmatige infiltratie van (voorgezuiverd) oppervlaktewater in de ondergrond uitstekend van pas komen. Nederlandse technieken voor ondergrondse opslag van (drink) water en kennis van het gedrag van gevaarlijke stoffen als geneesmiddelen en pesticiden én arseen tijdens bodempassage vormen een prachtig exportproduct. Een aantal Nederlandse infiltratiedeskundigen vindt het tijd daar meer werk van te maken en ziet mogelijkheden voor samenwerking met deskundigen uit onder meer Australië, de Verenigde Staten en Duitsland. Hun suggesties vindt u hier gebundeld, gecombineerd met een impressie van het internationale symposium ISMAR6.
geleden nog tijdens ISMAR6 (International Symposium on Managed Aquifer Recharge) in Phoenix, VS. ISMAR is de driejaarlijkse, technisch georiënteerde bijeenkomst, waaraan deze keer circa 250 infiltratiedeskundigen uit de hele wereld deelnamen.
en de eisen voor de drinkwaterzuivering (na bodempassage). Arseen is wereldwijd een probleemstof aan het worden. In Florida zijn al verscheidene infiltratiesystemen stilgezet vanwege te hoge arseenconcentraties in het teruggewonnen water. De precieze oorzaken zijn nog niet in beeld, maar vaststaat dat pyriet een grote invloed heeft. Daarnaast groeit de belangstelling voor gedrag en verwijdering van prioritaire stoffen, zoals pesticiden, hormoonverstoorders en geneesmiddelen, die veelvuldig in oppervlaktewater voorkomen. Voor de verwijdering van deze stoffen tijdens de bodempassage blijken de redoxzones en de watertemperatuur van cruciaal belang te zijn. Relevant onderzoek hiernaar is verricht in de Nederlandse duingebieden van DZH, PWN en Waternet door Pieter Stuyfzand (Kiwa Water Research / Vrije Universiteit Amsterdam). Ook voor de verwijdering van virussen, micro-organismen en natuurlijk organisch materiaal is blijvende aandacht nodig. Paul van der Wielen (Kiwa Water Research) presenteerde de resultaten van het onderzoek van de Nederlandse waterleidingbedrijven naar de minimumverblijftijd voor virusverwijdering, met als belangrijke conclusie dat de 60-dagenzone in een aantal situaties te kort is. Vanwege waterkwaliteitsproblemen is in de Verenigde Staten overigens een tendens ontstaan naar meer vooronderzoek voorafgaand aan een infiltratieproject. Dit was in Nederland en Europa altijd al gebruikelijk.
Waterkwaliteit tijdens bodempassage
Verstopping van infiltratiemiddelen
Veruit de meeste aandacht ging tijdens ISMAR6 uit naar de (veranderingen in de) waterkwaliteit tijdens de bodempassage, één van de achilleshielen van infiltratiesystemen (de laatste tijd wordt steeds vaker gesproken over MAR-systemen of Managed Aquifer Recharge). De belangrijkste redenen voor deze aandacht zijn de strenge(r wordende) wet- en regelgeving voor vergunningverlening, het gebruik van nieuwe bronnen zoals gezuiverd afvalwater en regenwater,
Het grote (technische) probleem bij MAR-systemen is nog altijd het risico op verstopping van de infiltratiemiddelen, zowel panden/vijvers als putten. Theo Olsthoorn (Waternet / TU Delft) presenteerde de resultaten van een onderzoek naar verstopping van de drains in de Amsterdamse Waterleidingduinen, die na 50 jaar nog steeds in bedrijf zijn. Een onderzoek uit Australië leverde criteria tot hoever infiltratiewater moet worden voorgezuiverd
Riparian Preserve in de omgeving van Phoenix, waar afval- en irrigatiewater na zuivering hergebruikt wordt om de natuur niet te laten verdrogen.
O
ngeveer 50 jaar geleden begon in Nederland de kunstmatige infiltratie van (voorgezuiverd) oppervlaktewater op grote schaal, met infiltratiegebieden in de duinen. De waterleidingbedrijven van Den Haag, Amsterdam, Noord-Holland en Zeeland stelden daarmee hun watervoorziening veilig. In de decennia daarvoor waren de problemen van watertekort in de duinen en van verzilting steeds groter geworden. Gekozen werd voor grootschalige infrastructurele werken om die problemen op te lossen. In de afgelopen 50 jaar is veel kennis en ervaring opgedaan over ontwerp, aanleg, onderhoud en de (hydrologische en chemische) werking, door een combinatie van (wetenschappelijk) onderzoek, veldexperimenten en de praktijk. Met deze kennis en ervaring lopen we wereldwijd voorop. Dit bleek enkele maanden
10
H2O / 7 - 2008
*thema om een duurzame infiltratie met putten te realiseren. De verstopping van pandbodems was onderwerp van een Amerikaans onderzoek met kolomexperimenten en modellen, met toepassingsmogelijkheden voor Nederlandse infiltratiegebieden.
overeen met recent onderzoek door PWN en Kiwa Water Research in het duingebied van Castricum*. Voor Nederland relatief nieuwe tracers zijn zwavelhexafluoride en boriumisotopen.
Technische optimalisaties Bestuurlijk en maatschappelijk draagvlak Op veel plaatsen in de wereld verloopt het krijgen van vergunningen en ontheffingen voor infiltratiesystemen moeizaam. Er is vaak geen of te weinig wetgeving, de vergunningverleners ontberen voldoende kennis en zijn bevreesd voor onomkeerbare processen met zeer nadelige gevolgen. In Zuid-Afrika is recent een strategisch beleidsdocument opgesteld in samenwerking met beleidsmakers en vergunningverleners, dat er naar verwachting voor zal zorgen dat men vergunningen in de toekomst sneller verleent. In het document wordt aandacht geschonken aan tien aspecten, zoals techniek, milieu, wet- en regelgeving en economie. In Australië wil men dit probleem oplossen met wetenschappelijk onderzoek en het opstellen van een richtlijn voor het bestuurlijke traject. In de Verenigde Staten geeft men eerst een voorlopige vergunning met als voorwaarde dat de waterkwaliteit uitgebreid wordt gemonitord op schadelijke stoffen, zoals arseen, alvorens een definitieve vergunning te verlenen. Voor vergunningen zijn ook tracers van groot belang om het geïnfiltreerde water goed te ‘volgen’. Presentaties uit Duitsland en de VS lieten zien dat daarvoor multiple-tracermethoden nodig zijn, wanneer één tracer niet voldoet. Deze resultaten komen goed
Op technisch gebied is sprake van een voortgaande optimalisatie. Zo kwam David Pyne, de geestelijke vader van ASR (Aquifer Storage and Recovery oftewel de ondergrondse opslag van water en terugwinning met dezelfde put) met het TSV-concept (Target Storage Volume) om bij opslagsystemen veel sneller tot de uiteindelijk haalbare efficiëntie te komen. Tot op heden duurde het veel (te) lang voordat een systeem rendabel draaide. In Californië, met veel infiltratiesystemen in dichtbevolkte gebieden, wordt een optimalisatie uitgevoerd door het infiltratiewater verder voor te zuiveren (iets wat in Nederland al gemeengoed is). Ook komen steeds meer praktische methoden en (reken) instrumenten op de markt voor ontwerp en exploitatie van MAR-systemen. Een tot nu toe niet zo bekend fenomeen is de zogeheten Vadose Well Injection. Hierbij wordt water geïnfiltreerd in de onverzadigde zone, waarna het ‘wegzakt’ in de richting van het grondwater in de verzadigde zone. Deze techniek wordt vooral toegepast in droge gebieden met een dikke onverzadigde zone. Voordelen zijn een geringe putdiepte (kostenbesparing) en een langdurige bodempassage door de aerobe zone, met positieve gevolgen voor de waterkwaliteit. Nadeel is de moeilijke ontstopping of regeneratie.
opinie
MAR wordt volwassen techniek Opvallend was ook het grote aantal presentaties over ‘reguliere’ MAR-systemen die al in gebruik zijn genomen of in ontwerp zijn. Het betreft veel opslagsystemen in de Verenigde Staten, waar - onder leiding van David Pyne - al meer dan 30 jaar deze systemen worden aangelegd. Het zijn zowel kleine lokale systemen met een enkele put als grote systemen zoals het Las Vegas Valley Water District met circa 40 ASR-putten. In ontwikkeling is het CERP (Comprehensive Everglades Restoration Project) in Florida met 330 ASR-putten. De infiltratietechniek, als onderdeel van het veel bredere integraal grondwaterbeheer, is daardoor in de afgelopen jaren steeds volwassener geworden. Kortgeleden is door het in Nederland gevestigde International Groundwater Resources Assessment Centre (IGRAC) een wereldwijde inventarisatie van infiltratiesystemen gepresenteerd, waaruit blijkt dat deze techniek op zeer veel plaatsen in de wereld wordt toegepast. Op ISMAR6 waren, in tegenstelling tot voorgaande afleveringen, relatief weinig presentaties uit aride (droge) gebieden zoals India, Iran, het Midden-Oosten, het zuidoosten van Azië en Afrika, hoewel bekend is dat de MAR-techniek juist in aride gebieden goed toepasbaar is en ook al wordt toegepast. Vanuit UNESCO wordt gestimuleerd dat MAR-technieken (nog) meer worden gebruikt in derde wereldlanden in droge regio’s, om bestaande en dreigende watertekorten te helpen opvangen. Tijdens ISMAR6 werden afspraken gemaakt om
De Nederlandse deelnemers aan ISMAR6: v.l.n.r. Marco Kortleve, Hein de Jonge, Jan Willem Kooiman, Pieter Stuyfzand, Harry Rolf en Theo Olsthoorn.
H2O / 7 - 2008
11
daaraan gevolg te geven, onder andere door het instellen van zes werkgroepen. Thema’s zijn bijvoorbeeld het vertalen van MAR-publicaties in het Spaans en Chinees, het maken van een promotievideo over infiltratiesystemen en het zoeken naar oplossingen voor de verstoppingsproblemen.
MAR in droge gebieden ISMAR6 werd gehouden in Phoenix (Arizona), één van de droogste staten van de VS. Tijdens de veldexcursie in de omgeving en uit lezingen bleek de grote inspanning die nodig is om op duurzame wijze met het water om te gaan. De neerslag is veel te gering om aan de watervraag te voldoen. In de directe omgeving zijn ook onvoldoende rivieren. Met grote kanalen van het CAP (Central Arizona Project) wordt water vanuit de Colorado River over enkele honderden kilometers getransporteerd naar het zuiden van Arizona, waar grote hoeveelheden water met infiltratieprojecten in de ondergrond worden opgeslagen als voorraad. Tevens is hergebruik ver doorgevoerd. Afval- en irrigatiewater worden na gebruik gezuiverd en wederom gebruikt, onder andere voor het sproeien van golfbanen en natuurprojecten. In Gilbert (een voorstad van Phoenix met 180.000 inwoners) is The Riparian Preserve aangelegd, waar veel oorspronkelijke vegetatie en vogels een habitat hebben gevonden. Op veel plaatsen in de wereld wordt, net zoals in Arizona, veel met water gesleept, want kwantiteit is een gigantisch probleem: er is gewoon te weinig water. Opvallend is wat in Arizona duurzaam genoemd werd: niet meer dan 300 ft (circa 100 meter) daling van de grondwaterstand in 100 jaar.
Hoe verder? Door onvoldoende kennis van grondwatersystemen bij de autoriteiten is het verlenen van vergunningen voor onttrekken en infiltreren van (grond)water op veel plaatsen een groot probleem. De in Nederland ontwikkelde technieken voor ontwerp, voorzuivering, infiltratie, onttrekking en waterkwaliteitsbewaking (zowel oppervlaktewater áls grondwater) en de hoogwaardige kennis van het gedrag van water in de ondergrond kunnen uitstekend gebruikt worden om genoemde problemen (mede) op te lossen, en vormen daarmee een prachtig exportproduct.
Een infiltratiepand bij Phoenix.
stoffen tijdens bodempassage. Ook wordt de laatste jaren veel onderzoek gedaan naar de vermindering van mechanische putverstopping en wordt gezocht naar een beter putontwerp. Momenteel worden in het kader van het TTIW (Technologisch Topinstituut Watertechnologie) projectvoorstellen gemaakt om ondergrondse opslag van water (drinkwater, afgekoppeld regenwater) en energie efficiënter te maken en om de chemische putverstopping (een wereldwijd probleem) te verminderen. Gezocht wordt naar win- en infiltratieputten die weinig onderhoud vergen. Voor infiltratieputten is het bijvoorbeeld van cruciaal belang dat snel en robuust de vereiste infiltratiewaterkwaliteit kan worden verkregen. Toch viel er voor de Nederlandse drinkwatersector ook zeker wat te halen tijdens de ISMAR6, zoals resultaten van onderzoeken op het gebied van waterkwaliteit uit landen die min of meer een gelijke problematiek kennen (Duitsland), resultaten van onderzoeken op het gebied van de infiltratietechniek (Australië en de VS) en mogelijkheden voor export van kennis en technieken. Rol voor Nederlandse waterbedrijven
Brengen en halen
De Nederlandse watersector loopt nog steeds voorop als het gaat om kennis over infiltratiesystemen en die positie kan sterk blijven door verder onderzoek. Binnen het gezamenlijk onderzoek van de duinbedrijven DZH, PWN en Waternet is de afgelopen jaren veel kennis opgedaan over de duurzaamheid van kunstmatige infiltratie en over de waterkwaliteitsveranderingen tijdens de bodempassage. Ook is binnen de waterleidingwereld veel kennis en ervaring aanwezig over de relatie tussen kunstmatige infiltratie en de natuurontwikkeling. Binnen het bedrijfstakonderzoek van de waterleidingbedrijven vindt onderzoek plaats naar de verwijdering van virussen en organische
12
H2O / 7 - 2008
Veel waterbedrijven in Nederland zijn actief in de derde wereld om zo een bijdrage te leveren aan een goede watervoorziening (millenniumdoelen) (DZH: Soedan; PWN: Rwanda, Indonesië; Waternet: Egypte; Vitens: Ghana, Jemen; etc). Voor veel aride (droge) gebieden is MAR één van de weinige mogelijkheden om efficiënt met de beperkte hoeveelheid (grond)water om te gaan. Het is ongelofelijk hoe de vraag naar water blijft stijgen in gebieden waar geen of zeer weinig water is. De kwestie is daar niet óf je het effluent van de rwzi hergebruikt, maar hóe. Er wordt daarom veel onderzoek gedaan op het gebied van waterkwaliteit en bodempassage. Deels vindt men daar het wiel weer uit. Dat zien we als een
gemiste kans voor de Nederlandse kennis. Deels heeft men dezelfde vragen als wij en zijn antwoorden die worden gevonden dus ook interessant voor de Nederlandse sector. MAR-systemen kunnen een belangrijke rol spelen in het (ondergronds) opslaan van water voor de drinkwatervoorziening. Bovengrondse opslag in watertanks of open bassins is duur, geeft veel waterverlies door verdamping, leidt tot slechtere waterkwaliteit door lange verblijftijden, hoge temperaturen en verontreiniging vanuit de omgeving, en kan bij grote stuwmeren in aardbevingsgevoelige gebieden aanleiding geven tot grote overstromingen. Hoewel deze problemen niet optreden bij ondergrondse wateropslag, is toch geen sprake van een sterke toename van MAR-systemen. Redenen daarvoor kunnen zijn onvoldoende kennis van de ondergrond(se mogelijkheden) en onvoldoende vertrouwen in de duurzaamheid. De inbreng vanuit de Nederlandse waterbedrijven kan van doorslaggevende betekenis worden, zeker als de deskundigen van de verschillende waterbedrijven door samenwerking en afstemming de Nederlandse kennis en ervaring gaan bundelen. De Nederlandse deelnemers aan ISMAR6 willen daaraan graag hun medewerking verlenen. Jan Willem Kooiman (Kiwa Water Research) Hein de Jonge en Marco Kortleve (DZH) Harrij Rolf (PWN) Theo Olsthoorn (Waternet / TU Delft) Pieter Stuyfzand (Kiwa Water Research / Vrije Universiteit Amsterdam)
* Groot S., P. Stuyfzand, J. Lebbink en H. Rolf (2007). Herkenning van kunstmatig geïnfiltreerd water. H2O nr. 25/26, pag 57-59.
Allround in relining Reparatietechieken injectietechniek | robottechniek | reparatieringen/manchetten | deelrenovatie
Renovatietechnieken schaaldelen | sliplining lange buislengtes | sliplining korte buislengtes | wikkelbuis-methode | close-fit lining | kousmethode | flexibele slangmethode | cementeren/resin lining | putrenovatie | renovatie van gemalen, kelders en bassins | pipecracking
Nelis Infra bv Haarlemmerstraatweg 79 1165 MK Halfweg Postbus 105, 1160 AC Zwanenburg T (020) 407 22 26 F (020) 407 22 23
[email protected] www.nelisinfra.nl
Binnen de sector BAM Infra brengt Nelis Infra bv haar expertise in op het gebied van de sleufloze leidingrenovatie. Kennis van de beschikbare technieken, gekoppeld aan de jarenlange ervaring met het leggen van leidingen, stelt haar in staat tot het maken van “maatwerk”. Van advies, engineering tot en met de uitvoering blijft zij verantwoordelijk voor het complete project inclusief tijdelijke pompinstallaties, aansluiting op bestaande leidingen en de overige civiele werkzaamheden. Voor advies, design en construct en turnkeyoplossingen.
8.128
Kennis van techniek
JAN VREEBURG, ONDERZOEKER/DOCENT DRINKWATERDISTRIBUTIE:
“Vervuiling distributienet komt uit de zuivering” Het is geen vanzelfsprekendheid dat het met veel zorg bereide drinkwater ook schoon en helder uit de kraan komt. Tussen de reinwaterkelder en die kraan zit namelijk het stelsel van transport- en distributieleidingen dat ook goed ontworpen, aangelegd en onderhouden dient te worden. Zeker niet het onderdeel van de drinkwatervoorziening dat de meeste aandacht krijgt. Wel een wereld met een eigen leven. Ook het onderdeel waar iedere klant direct mee te maken heeft. Aanleiding om voor dit themanummer een gesprek te hebben met dr. ir. Jan Vreeburg, senior onderzoeker bij Kiwa Water Research, tevens als onderzoeker / docent aan de TU Delft verbonden. Vorig jaar gepromoveerd op de resultaten van jarenlang onderzoek naar het functioneren van het distributiestelsel.
Onderzoek naar de distributie is redelijk uniek. “Dat is zelfs de rode draad in mijn werk, want over het functioneren van het distributienet is weinig bekend. Onderzoek gaat doorgaans uit naar de bronnen, de zuiveringsmethodieken en het natuurbeheer, niet naar dat stelsel van pijpleidingen.” “Mijn interesse daarvoor is ontstaan in 1989. Kiwa werd toen betrokken bij problemen met bruin water bij het toenmalige Nutsbedrijf Regio Eindhoven, dat energie en drinkwater in Eindhoven en omgeving verzorgde. Het nutsbedrijf had een goede klachtenregistratie. Over bruin water bleken in die tijd zo’n 1.000 klachten per jaar binnen te komen. Sommige van die klachten kwamen bij de geschillencommissie en één van die klagers gaf niet op. Hij ging door tot de rechter. Uiteindelijk zei de rechter, toen hij alle verhalen van het bedrijf zelf en van de ingeschakelde deskundigen gehoord had: ‘Jullie weten niet wat er gebeurt in het net en jullie weten niet wat de oorzaak van de bruine vlekken in het wasgoed is’. Die rechter had gelijk. Wij, de drinkwatermensen, wisten het echt niet.”
Duizend klachten per jaar klinkt mij nogal hoog. “Dat kan ik mij voorstellen. Als in Amsterdam 1.000 klachten per jaar binnenkomen, had dat tot grote problemen geleid. Maar de
CV 1960 geboren in Den Haag 1979-1986 studie Gezondheidstechniek TU Delft 1987-1989 stafmedewerker afdeling Distributie DWL 1989-heden senior onderzoeker distributie Kiwa Water Research 2001-heden onderzoeker / docent distributie TU Delft 2007 promotie TU Delft
14
H2O / 7 - 2008
systemen van klachtenregistratie zijn vaak niet deugdelijk. Want hoe gaat het? Als iemand opbelt met een klacht over bruin water, wordt die doorverbonden met de afdeling Distributie. Het betreffende rayon zegt: “Dat klopt. Wij zijn daar aan het werk. Het is binnenkort weer over.” Die klacht wordt dan niet als klacht geregistreerd, want voor het gevoel van de medewerker die de telefoon aannam, klopt het. En feiten die kloppen, worden niet als klacht gezien.” “Als een veel zeldzamer klacht over de smaak van het kraanwater binnenkomt, gaat die naar het laboratorium. Dat zit verder weg, komt na enige tijd een monster nemen en dan is de aanleiding voor de klacht doorgaans alweer weg. Door deze formele weg wordt dit soort klachten wel geregistreerd. Bovendien houden mensen op met klagen als iets regelmatig voorkomt. Je hebt dan af en toe bruin water en dat hoort er gewoon bij. Even de kraan laten lopen en het is weer weg.” “Een betrouwbare klachtenregistratie is dus erg moeilijk. Het voordeel van Nutsbedrijf Regio Eindhoven was dat door het verticale karakter, van straatverlichting tot drinkwater, veel meldingen binnenkwamen en echt alles genoteerd werd. Iedereen in de regio kende dat nummer. Dat neemt niet weg dat ook daar achter iedereen die klaagt nog zeker tien anderen zitten die dezelfde ervaring hebben maar niet klagen.”
Wat hebben jullie toen gevonden? “Samen met Theo van den Hoven is een uitvoerig monitoringsprogramma opgezet. Ook het nutsbedrijf - in de persoon van Kees Maasakkers - wilde weten wat er aan de hand was. Bruin water werd altijd gekoppeld aan gietijzeren leidingen, maar die had het nutsbedrijf in Eindhoven niet. “ “Wij vonden toen dat bruin water ontstaat door opwerveling van deeltjes die uit het zuiveringsproces komen. Ook in distributienetten die wel gietijzeren leidingen bevatten. IJzer is het meest algemeen
voorkomende metaal op aarde; het zit in het grondwater en wordt door de oppervlaktewaterbedrijven gebruikt in de coagulatie. Van de deeltjes die wij onderzochten, bestond de ene helft uit ijzer en de andere helft uit organische stof. Die deeltjes komen uit de zuivering en bezinken in de distributieleidingen. In de grotere transportleidingen is meestal nog wel voldoende snelheid en beweging; in de distributieleidingen staat het water vrijwel stil. Door een incident wervelen die deeltjes op en dan krijg je bruin water.”
Waardoor staat het water in de distributieleidingen stil? “Hoofdreden is dat vanouds onze distributienetten geen drinkwater- maar bluswaternetten zijn. De grootte van de leidingen wordt voor 80 procent bepaald door de vraag van de brandweer. Daarbij komt dat netten vanouds vermaasd werden aangelegd: alle leidingen in de straten aan elkaar gekoppeld, voeding van onttrekkingspunten van alle kanten en water dat voortdurend in de leiding heen en weer kan pendelen. Wij zijn toen twee dingen gaan doen: met de brandweer praten over de benodigde bluscapaciteit en netten anders gaan ontwerpen.” “Ook bij de brandweer liep je tegen gewoonten en tradities aan. Als uitgangspunt werd gehanteerd dat op een brandkraan 60 kubieke meter water per uur beschikbaar moest zijn, in Amsterdam zelfs 90 kubieke meter. De capaciteit van een tankauto met spuit is echter maximaal 15 kubieke meter per uur. Als men bij een grote brand heel veel bluswater nodig heeft, zoekt men altijd open water op. Je moet dan denken aan pompen van 100 of 200 kubieke meter per uur. Het voorstel aan de brandweer was dus om die eis van 60 kubieke meter per uur nog eens kritisch te bezien en te kijken of - zonder dat de veiligheid wordt aangetast - 30 kubieke meter niet voldoende is.” “Netten anders ontwerpen wil zeggen dat je strengen maakt die naar een einddoel toe lopen en niet meer allemaal met elkaar in verbinding staan. Leidingen kunnen dan naar het einde toe kleiner worden. Je hebt minder afsluiters nodig om gedeelten af te kunnen sluiten bij werkzaamheden of calamiteiten. Dat levert zo’n 20 procent besparing op de materiaalkosten op.”
Is schoonmaken nuttig? “Wij hebben meetmethoden ontwikkeld om te kunnen zien of maatregelen effect hebben en zo ja, welk effect. In Eindhoven had men indertijd een oudere fitter die een ronde door de stad maakte en periodiek stukken leiding spuide. Als je goed naar het patroon van de klachten keek, kon je de gang van deze man door de stad volgen. Waar hij geweest was, ontstonden de klachten. Dat kan natuurlijk niet de bedoeling zijn. Als je schoonmaakt, moet je het goed doen. Af en toe een brandkraan openzetten, helpt niet. Evenmin als spoelen met een te lage snelheid of een wijze van spoelen waarbij je niet alles meeneemt. Als 20 procent van het vuil achterblijft, blijft de leiding vuil.”
*thema
interview
programma Aleid, maar al snel kwam ik terecht bij de kwaliteitsmetingen in het net. In 2001 ben ik twee dagen per week aan de TU Delft gaan werken. Het onderzoek in Delft kan de onderbouwing leveren voor de praktijkervaringen bij Kiwa Water Research en de waterleidingbedrijven. Bovendien draag je je kennis uit aan volgende generaties deskundigen.” “Vorig jaar ben ik gepromoveerd. Hans van Dijk heeft mij aangespoord om mijn ervaringen van een kleine 20 jaar op te schrijven en daar een samenhangend, onderbouwd verhaal van te maken. Ik ben meer een prater dan een schrijver, dus het was goed dat iemand mij daartoe aanzette. ‘Discolouration in drinking water systems: a particular approch’ luidde de titel van mijn dissertatie.” “Ik heb altijd geloofd dat er veel te verbeteren was, dat bruin water niet het gevolg was van corrosie maar met andere Jan Vreeburg.
“We hebben nu drie regels opgesteld voor het schoonmaken van leidingen. De snelheid van het water door de buis moet minimaal 1,5 meter per seconde bedragen. Je moet gebruik maken van een schoonwaterfront, dat wil zeggen alleen water aanvoeren via leidingen die al schoongemaakt zijn. De derde regel is dat het totale spuivolume twee à drie maal het volume van de leiding moet zijn. Ik heb op bijeenkomsten gemerkt dat deze regels inmiddels vrij algemeen bekend zijn.”
Is het voldoende om alleen met water te spuien? “Ja, het met water en lucht spoelen is een methode die beter lijkt maar het niet is. Met lucht breng je een element in het stelsel dat je er niet in wilt hebben en dat je maar heel moeilijk kwijt raakt. Er blijft altijd lucht achter en die geeft weer onaangename effecten. Ander nadeel is dat je in gietijzeren leidingen de beschermende corrosielaag weghaalt. Je creëert dan een dubbel probleem: de extra bezinking en de extra corrosie van de leiding. Als je erbij staat, is het spectaculair. Je ziet heel veel vuil de leiding uitkomen. Vraag is echter niet wat eruit komt, maar wat achterblijft, wat eruit had moeten komen. Dat wist niemand.” “Daarvoor hebben wij nu een getal ontwikkeld: de opwervelingspotentie. Je verhoogt de snelheid in de leiding, die normaliter een paar centimeters per seconde bedraagt, gedurende 15 minuten tot 35 centimeter per seconde en kijkt dan hoe het losgekomen sediment het water vertroebelt en vervolgens bezinkt. Er ontstaat altijd een specifiek patroon, variërend naar hoogte van de piek, tijd van bezinken, etc. Als er veel zwaar slib is, krijg je een korte piek. Veel licht sediment blijft lang in suspensie en vormt dus lang een risico. Alle verschillende elementen worden samengebracht in een getal, variërend tussen 0 en 15. Dat getal is de opwervelingspotentie. Als je vòòr het schoonmaken de waarde 13 vond en nadien 0, dan is er goed schoongemaakt.” “Ik ben drie dagen per week voor Kiwa Water Research werkzaam en twee dagen per week
“Apart bluswaternet maatschappelijke verspilling”
voor de TU Delft. Door die combinatie was Kiwa in Nieuwegein goed in staat om onderzoek naar de vragen uit de praktijk aan te vullen met wetenschappelijk onderzoek. Samen met collega’s kon ik niet alleen de effecten van schoonmaakmethoden maar ook gebieden vergelijken, leidingmaterialen en zelfs waterkwaliteiten. In Franeker hebben wij in twee wijken het effect van drinkwater op het distributienet vergeleken met ultrafiltratiewater dat geen deeltjes meer bevat. Bij het laatste bleef het stelsel schoon.”
dingen samenhing. Nu weten wij waar het over gaat, dat ontwerpen anders moeten, dat schoonmaken anders uitgevoerd moet worden en dat drinkwater en bluswater goed te combineren zijn als de capaciteit van brandkranen beperkt wordt tot 30 kubieke meter per uur, wat ruim voldoende is. Aanleg van een apart bluswaternet zou een maatschappelijke verspilling zijn.”
De zuivering moet dus beter?
Waar ben je nu mee bezig?
“De grote bron van de vervuiling van het leidingnet in Nederland is het water zelf. Hoe beter de zuivering werkt, des te minder deeltjes het waterleidingnet ingaan. Ik denk persoonlijk dat er nog veel te winnen is bij verbetering van de bedrijfsvoering van snelfilters. Dat ook daar heel veel dat in de praktijk gebeurt, gebaseerd is op overlevering en op aannames in plaats van op een duidelijke doelstelling: wat wil ik bereiken, hoe doe ik dat en hoe meet ik het resultaat?” “In mijn proefschrift laat ik een grafiek zien van een continue bemonstering van een groter pompstation. Daar zie je voortdurend piekjes in de troebelheid. Alle waarden blijven keurig binnen de norm. Maar al die piekjes bij elkaar, die samenhangen met het regiem van terugspoelen van de filters, leiden er wel toe dat het net dat erachter zit om de 1,5 jaar geschoond moet worden. Daar valt dus nog van alles te verbeteren.”
“In april gaan Kiwa Water Research, TU Delft en enkele (inter)nationale waterbedrijven in Riga en Lissabon een meetprogramma opzetten in het kader van Techneau en ons deeltjesconcept introduceren. Het waterleidingbedrijf van Singapore toont ook belangstelling. Binnenkort gaan we nieuwe ontwerprichtlijnen introduceren bij de Engelse bedrijven.” “In Nederland onderzoeken we de invloed van de zuivering en kijken we wat we daaraan kunnen doen. Het effect van terugspoelen en schakelen van filters gaan we in Hardenbroek (Flevoland) bestuderen. Ook bij pompstation Spannenburg (Friesland) onderzoeken we wat daar gebeurt. We beginnen met een nulmeting. Die is al moeilijk genoeg, omdat er veel invloeden zijn en omdat elke meting op zich verstorend werkt. Dus veel meten, op meerdere locaties, in duplo, etc. Vroeger nam men vaak genoegen met weinig metingen. Om gefundeerd antwoorden op vragen te kunnen geven, moet je echter altijd voldoende gemeten hebben. Het mooie van veel meetervaring is, dat je steeds beter weet hoe dat moet.”
Heb je altijd in het onderzoek gezeten? “Ik ben in 1960 geboren in Den Haag. Ik studeerde van 1979 tot 1986 gezondheidstechniek aan de TU Delft. Het hoofdonderzoek bij mijn afstuderen lag echter op het gebied van de vloeistofmechanica. Van 1987 tot 1989 werkte ik bij het toenmalige DWL in Den Haag als stafmedewerker op de afdeling Distributie.” “In 1989 ben ik bij het Kiwa in dienst gekomen. Daar werkte ik eerst aan het
Maarten Gast
H2O / 7 - 2008
15
Stand van de techniek rond beheer waterleidingnet Op internationaal (onderzoeks)gebied bestaat volop belangstelling voor de ondergrondse leidingen, zo bleek uit de vele bijdragen tijdens de tweede IWA-conferentie ‘Leading Edge Strategic Asset Management’ (LESAM), die vorig jaar oktober plaatsvond in Lissabon. De conferentie gaf een goed overzicht van de internationale activiteiten op het gebied van kosten en baten van ondergrondse leidingen. Dit artikel geeft een overzicht van de huidige stand van de techniek en evalueert het Nederlandse onderzoek op het gebied van ondergrondse infrastructuur mede vanuit internationaal perspectief. Samenwerken met de juiste (buitenlandse) partijen kan de Nederlandse drinkwatersector nog veel vooruitgang opleveren.
N
ederlandse waterbedrijven beschrijven assetmanagement als de afweging voor kosten en prestaties over de levensduur van het leidingnet bij een veranderende omgeving. Internationaal blijkt dat iedereen een eigen definitie evenals eigen drijfveren heeft om assetmanagement toe te passen. Bovendien gelden telkens andere randvoorwaarden, bijvoorbeeld de aan- of afwezigheid van een toezichthouder en of een bedrijf publieke of private eigenaars heeft. Daarnaast zijn de waterleidingen soms nieuw of juist heel oud en zijn er verschillende (natuurlijke) omstandigheden (grondsoorten, gebruikte leidingmaterialen, waterdruk, etc.). Dit maakt het lastig om over dé ondergrondse infrastructuur te praten en ook om (inter)nationaal en interdisciplinair van elkaar te leren.
Zes basisvragen Het wordt eenvoudiger om over asset management te praten als we kijken naar deelaspecten. Dat geeft meer grip op de onderzoeksbehoefte en op gevonden oplossingen in het buitenland of in andere sectoren. Dana Vanier (van het Canadese onderzoekscentrum NRC) stelde dat het bedrijven van asset management kan worden beschouwd als het beantwoorden van de volgende zes basisvragen: Welke leidingen bezit je en waar bevinden ze zich? Wat zijn ze waard? Wat is de conditie ervan? Wat is de restlevensduur? Wat is het risico? En welke leidingen pak je het eerst aan? Hoe het met de beantwoording van deze vragen van Vanier staat, bleek tijdens de conferentie. Een groot internationaal bedrijf als Thames Water, dat onder andere de drinkwatervoorziening van Londen verzorgt, heeft grote moeite om de ‘wat en waar’-vraag te beantwoorden: 50 procent van het leidingbestand is ouder dan 100 jaar en is slecht of gewoon niet gedocumenteerd. Het onderzoeksdoel van dit bedrijf is derhalve de ontwikkeling van (goedkope) methodes voor plaatsbepaling van leidingen. De waarde van de waterleidingen is niet altijd eenvoudig aan te geven; die is sterk afhankelijk van het perspectief van het waterleidingbedrijf. Leidingen gaan over het algemeen enkele generaties mee: dat compliceert het bepalen van de kosten
16
H2O / 7 - 2008
en baten over hun levensduur. Het maakt daarnaast ook nog uit op welke termijn een waterbedrijf de (financiële) planning maakt. Veel discussie is er ook over hoe de waarde van een leiding kan worden bepaald: is het de restwaarde of de boekwaarde, is het de vervangingswaarde of is het de onderhoudsbehoefte? Daarnaast is de vraag naar de waarde niet te beantwoorden zonder een gedegen inzicht in antwoorden op de drie resterende vragen. Slechts éénderde van de bijdragen op de LESAM-conferentie hield zich bezig met het beantwoorden van die vragen. Evenals op de eerste conferentie in 2005 blijken data nog steeds te ontbreken of van onvoldoende kwaliteit te zijn. Conditiebepalingen op basis van visuele inspectie of storingshistorie dienen op veel meer plekken te worden toegepast en geëvalueerd om goed te kunnen inschatten hoe de waarneming naar een echte conditie kan worden vertaald. Een bepaalde techniek optimaliseren voor één bepaalde leiding is in internationaal perspectief niet waardevol als de techniek niet ook toepasbaar is op andere locaties. Een ander voorbeeld met betrekking tot de interpretatie van data komt uit de riolering. Marie Claire ten Veldhuis heeft als TU Delft-promovenda visuele inspecties van rioleringen nader geanalyseerd. Het betrof een vergelijking van inspecties van dezelfde leidingen met een aantal jaar verschil zonder dat noemenswaardige werkzaamheden zijn uitgevoerd (volgens de officiële documentatie). Door subjectieve interpretaties en mogelijk verloren gegane documentatie over werkzaamheden bleek dat van de historische visuele inspecties gemiddeld 30 procent niet betrouwbaar was. Dit toont aan dat naast de inspecties zelf, het betrouwbaar documenteren en opslaan van de gegevens over langere tijd een absloute noodzaak is. In een land als Japan wordt de restlevensduur daarentegen volledig bepaald door de bestendigheid tegen aardbevingen en dus zijn ook de vragen naar de conditie van de leidingen en het risico van niet vervangen van een andere aard dan in Nederland. De laatste vraag, ‘Wat gaan we morgen doen’, is uit bedrijfsmatig oogpunt de belangrijkste. Veel van de (inter)nationale literatuur gaat
dan ook hierover evenals tweederde van de presentaties tijdens de conferentie. Toch kan deze vraag pas goed beantwoord worden als de overige vragen voor een belangrijk deel zijn behandeld. De enige manier om de laatste vraag nu te beantwoorden, is met veel aannames, experts en een subjectieve afweging. De (wetenschappelijke) basis wordt dan wankel en de gekozen oplossingen zijn vaak zeer bedrijfsspecifiek en daarom nauwelijks overdraagbaar.
Extra vraag De door Vanier geformuleerde vragen zou aangevuld moeten worden met een extra vraag: hoe/op basis van welke veronderstellingen en principes zijn de leidingen ontworpen en aangelegd? Het belang van het stellen van die vraag is terug te vinden in de vuistregel die Paul Conroy (Halcrow Group Ltd, UK) gebruikt: een euro extra uitgeven bij ontwerp spaart vijf euro uit bij aanleg; een euro extra besteden tijdens aanleg bespaart vijf euro aan onderhoud, enz. Door bijvoorbeeld de monteurs goed op te leiden en goede voorschriften te geven worden leidingen beter gelegd. Dit zal lekverliezen verminderen, zodat geen dure lekdetectietechnieken ingezet hoeven worden. In Nederland bestaat op dit punt een lange traditie die ook op kortere termijn zijn vruchten afwerpt, zoals de Hygiënecode voor het werken aan het distributienet (Kiwa Mededeling 91 en zijn opvolgers) die het aantal bacteriologische afkeuringen sterk beperkt. De aanleg van distributienetten volgens het zelfreinigende principe, die Mirjam Blokker op de LESAM-conferentie presenteerde, bespaart kosten bij aanleg (door met name kortere leidinglengtes te leggen), levert een betere prestatie (namelijk een beter waterkwaliteit, geen bruinwaterklachten meer) en bespaart ook onderhoudskosten (er hoeft niet gespuid te worden). Men kan in de eerste levensfase al rekening houden met de verwachte levensduur en de bijbehorende kosten en risico’s.
Kennis en onderzoek in Nederland De Nederlandse waterbedrijven komen behoorlijk ver met de beantwoording van de zes basisvragen. Binnen het bedrijfstakonderzoek en het Technologisch TopInstituut
*thema
achtergrond
prestatie-indicator Ondermaatse LeveringsMinuten kan de kosten goed afwegen tegen de gevolgen voor de levering. CAVLAR is een hulpmiddel om kritische afsluiters te identificeren. Ook het in Europees verband ontwikkelde CARE-W is een hulpmiddel bij het beantwoorden van deze ultieme vraag. Voor de implementatie dient de gebruiker zijn data goed op te schonen, zodat enkele eenvoudige kennisregels met betrekking tot conditie, restlevensduur en risico (leveringszekerheid) kunnen worden toegepast. Ook hier zijn de onderliggende kennisregels nog onvoldoende uitgewerkt.
Prioriteren en samenwerken
Wat zijn de conditie en de restlevensduur van deze leiding?
Water krijgen de antwoorden vorm, zodat prioriteiten kunnen worden gesteld: • Welke leidingen bezit het waterbedrijf en waar bevinden ze zich? Deze eerste vraag kunnen de meeste Nederlandse waterbedrijven goed beantwoorden; van alle leidingen zijn ten minste de x-y-coördinaten bekend en digitaal beschikbaar. Om de ligging in het horizontale vlak nauwkeuriger en ook de diepteligging voor sommige leidingen te kunnen achterhalen, wordt binnen het TTIW een onderzoek gestart naar de plaatsbepaling van leidingen. In de ontwerpfase vertaalt de eerste vraag zich meer in de vraag: waar leg je welke leidingen? Daarbij zijn materiaalkeuze en ontwerprichtlijnen van belang; • Wat zijn de waterleidingen waard? Het antwoord op de tweede vraag is vooral afhankelijk van financiële en administratieve keuzes van het waterbedrijf. Hier wordt dan ook geen collectief onderzoek naar uitgevoerd; • Wat is de conditie van de leidingen? Die kan worden bepaald middels destructieve methodes die afgelopen jaren binnen het bedrijfstakonderzoek zijn ontwikkeld voor gietijzer, asbest-cement en PVC. Het huidige onderzoek binnen BTO en TTI-W richt zich op continue en niet-destructieve (inspectie)technieken, niet alleen op het leidingmateriaal maar ook koppelingen en appendages; • Wat is de restlevensduur? De vertaling van de conditiebepaling naar de restlevensduur van een (individuele) leiding wordt onderzocht door te kijken naar het verloop van de degradatie van leidingen en naar wat een voor de klant acceptabele eindconditie is. Met name dit laatste aspect is echter sterk bedrijfs-
•
•
gebonden en krijgt dus minder aandacht in het onderzoek, maar des te meer in de individuele implementatie van de resultaten. Ook de registratie van storingen geeft een indruk van de conditie van leidingen; middels statistisch onderzoek naar de relatie tussen leeftijd en het aantal storingen kan iets worden gezegd over de restlevensduur van het leidingenbestand en in de toekomst wellicht van een individuele leiding. De bijdrage van Irene Vloerbergh tijdens de LESAMconferentie ging hierover. Binnen het bedrijfstakonderzoek wordt hiertoe het KennisSysteem LevensduurBepaling ontwikkeld en wordt ook gestreefd naar meer uniforme storingsrapportages, zodat gegevens goed vergelijkbaar worden; Wat is het risico? Binnen het BTO-project ‘Risicoanalyse en -beheer’ worden hulpmiddelen ontwikkeld om het risico van een leidingbreuk, dat wil zeggen de kans daarop, en het effect van een leidingbreuk, zoals onderbreking van levering én externe effecten, zo veel mogelijk te beperken. De hulpmiddelen zijn zowel geschikt voor het analyseren van individuele leidingen als voor het gehele leidingnet; Wat moet het eerst aangepakt worden? De uiteindelijke beslissing is aan de waterbedrijven en is, zoals gezegd, afhankelijk van de bedrijfsfilosofie. Er is wel behoefte aan en ruimte voor beslissingsondersteunende kennisregels. Voor het prioriteren van saneringen van leidingen kan gebruik worden gemaakt van het hierboven genoemde kennissysteem, waarin ook rekening wordt gehouden met de beschikbare middelen. De binnen het bedrijfstakonderzoek ontwikkelde
Welke vragen leven nog in Nederland? Welke partijen bieden de Nederlandse watersector de beste mogelijkheden om samen te werken of iets te leren? Het blijkt moeilijk om van de ervaringen van anderen te leren als het om de laatste vraag gaat. Het meest duidelijk is dat in vergelijking met de Britse waterleidingbedrijven. Deze zijn volledig gericht op wat de economische regelgever (OFWAT) en waterkwaliteitregelgever (DWI) aan normen opstelt. De trend van deze normen is veelal consumentgericht: een leveringsonderbreking wordt beboet als deze langer duurt dan zes uur. Dit bepaalt daarmee zeer locatiespecifiek de uitvoering van het assetmanagement, waarvan de resultaten maar zeer beperkt overdraagbaar zijn. In dit geval is de (onderzoeks)aandacht geconcentreerd op het beperken van de storingsduur tot zes uur en niet op het voorkomen van storingen. Onderzoeksmethoden die zich bezighouden met de meer fundamentele vragen, zijn veel minder van belang voor de Britse bedrijven. De invulling van de eerste twee vragen lijkt voor Nederland minder van belang; waarschijnlijk kunnen anderen nog een hoop leren van Nederland. De overige vragen zijn wel erg interessant. Het is kostbaar om een nieuwe (inspectie)techniek te ontwikkelen. Om de kosten te kunnen dekken, is het daarom van belang dat de techniek breed toepasbaar is, dat wil zeggen voor verschillende leidingmaterialen van verschillende leeftijden in verschillende grondsoorten en wellicht ook bij verschillende media (drinkwater, afvalwater, gas, etc.). Reeds in de ontwikkel- en testfase moet daarom samenwerking worden gezocht met verschillende partners in binnen- en buitenland, zoals dat in BTO en TTIW-verband wordt nagestreefd, maar ook in lopende projecten als TECHNEAU en Delft Cluster. Een andere benadering als storingsanalyse vraagt ook om veel data in het ontwikkel- en validatietraject. Samenwerking is ook hier zeer gewenst en kan geheel nieuwe partners in beeld brengen. De LESAM-conferentie en de aansluitende WSSTP- en TECHNEAU-bijeenkomsten hebben hiervoor veelbelovende contacten opgeleverd. Mirjam Blokker en Irene Vloerbergh (Kiwa Water Research)
H2O / 7 - 2008
17
!NTWERPSEô7ATERWERKEN "5),$).'ô"%,')5-3ô,!2'%34ô56ô$2).+).'ô7!4%2ôô 42%!4-%.4ô&!#),)49 %FkCIENTôANDôCOST EFFECTIVEôDISINFECTIONôOFô'IARDIAôANDô#RYPTOSPORIDIUMôMOTIVATEDôô !77THEôDRINKINGôWATERôCOMPANYôOFô!NTWERP TOôCHOOSEô4ROJAN56ôMEDIUMôPRESSUREôô TECHNOLOGYôASôPARTôOFôAôMULTI BARRIERôWATERôTREATMENTôAPPROACHô 7ITHôô4ROJAN563WIFTôREACTORS ô!77ôISôTHEôLARGESTôô 56ôDRINKINGôWATERôINSTALLATIONôINô"ELGIUMôANDôWILLôPROVIDEôô !77SôDRINKINGôWATERôPRODUCTIONôLOCATIONSôWITHôAôô DESIGNôlOWôRATEôOFôôMHRô!ôSMALLôFOOTPRINTôANDôô OPERATIONALôlEXIBILITYôFACILITATESôINTERNATIONALôWATERôSALESôô ANDôENSURESôCOMPLIANCEôTOôFUTUREôREGULATIONSô &ORôHIGHôQUALITYôANDôRELIABLEô56ôDISINFECTIONôTECHNOLOGYôô THATôOVERCOMESôINCREASINGLYôCHALLENGINGôWATERôTREATMENTôô OBJECTIVES ôCOMMUNITIESôALLôOVERôTHEôWORLDôAREôTURNINGôô TOô4ROJANô WWWTROJANUVCOM
*thema
actualiteit
‘Nieuwe kranen goed doorspoelen’ Nieuwe kranen, ook die met een Kiwa-keur, moeten voor gebruik van het water eerst goed doorgespoeld worden. Dat adviseert keuringsinstituut Kiwa. Uit een onderzoek in opdracht van het tv-programma Radar bleek dat enkele nieuwe kranen teveel lood en nikkel aan het drinkwater toevoegen.
I
n een reactie op het onderzoek stelt Kiwa dat dit inderdaad in sommige gevallen kan gebeuren, maar uitsluitend bij nieuwe kranen. Bij oudere kranen worden geen ontoelaatbaar hoge gehaltes nikkel en lood gevonden. Van een acuut gezondheidsrisico is geen sprake, ook niet bij de kranen die in de test teveel metalen produceerden. Toch raadt Kiwa aan nieuwe kranen eerst een tijdje door te spoelen. Ook verdient het aanbeveling, als het water een tijd heeft stilgestaan, het eerste kopje water weg te gooien en niet te consumeren. Behalve dit advies adviseert Kiwa de consument om in de bouwmarkt altijd te vragen om kranen met het Kiwakeur. Het keurmerk moet op de kraan zijn aangebracht. Kiwa zal de leveranciers adviseren op de verpakking duidelijker aan te geven of een bepaalde kraan inderdaad
door Kiwa is gekeurd. Het Kiwakeur laat zien dat de kraan aan de overige voor Nederland geldende eisen voldoet (akoestiek, functionaliteit, duurzaamheid, etc.), maar ook dat het productieproces wordt gecontroleerd. Kiwa heeft ook de bouwmarkten op het hart gedrukt om medewerkers beter te instrueren over de inhoud van het Kiwakeur en ook op de ‘points of sale’ de informatie te verbeteren. Gamma en Karwei spelen hier direct op in door onder andere op de prijslabels aan te geven dat kranen al dan niet door Kiwa zijn gecertificeerd. Andere bouwmarkten hebben nog geen reactie gegeven. Volgens Kiwa is de overheid bezig met aangepaste testmethoden en materiaalnormen. In een reactie laat het ministerie van VROM weten dat de huidige normen gebaseerd zijn op levenslange blootstelling. Toch zijn de gemeten overschrijdingen
ook voor een korte duur niet acceptabel. Uit eigen onderzoek van VROM blijkt dat drinkwater in nieuwbouwwoningen verontreinigd kan zijn doordat zowel de nieuwe kranen als de leidingen teveel metaal afgeven. Na wat langer gebruik stopt deze afgifte. Een commissie van deskundingen is bezig met de gebruikte materialen voor kranen. Het ministerie wil daarvoor in Europees verband maatregelen nemen. Ook zij raadt consumenten aan nieuwe kranen goed door te spoelen. Sanitairfabrikant Grohe sluit zich aan bij de roep om Europese regelgeving. Eén van haar kranen overschreedt de normen voor lood (niet voor nikkel overigens), hoewel deze kraan voldoet aan Kiwa-richtlijn BRL K606/02. Omdat zowel op nationaal als Europees niveau nog geen overeenstemming bestaat over zowel de meetwaarden als de testmethodiek juicht Grohe elk vorm van standaardisatie toe. De overschrijding van de norm voor lood komt volgens de fabrikant door het verchromen van de kranen. Grohe adviseert dan ook de kranen na montage goed door te spoelen.
Rijnland onderzoekt belastingheffing via drinkwaterverbruik Het hoogheemraadschap van Rijnland gaat onderzoeken of het mogelijk is de hoogte van de verontreinigingsheffing direct te koppelen aan het drinkwaterverbruik. Het onderzoek richt zich op de gevolgen voor de huishoudens en op de gevolgen die dat voor de bedrijfsvoering van het hoogheemraadschap heeft.
N
u betaalt een eenpersoonshuishouden één vervuilingseenheid. Een huishouden dat uit twee of meer personen bestaat, betaalt drie vervuilingseenheden. Veel tweepersoonshuishoudens vinden dat onrechtvaardig. Het onderzoek richt zich op de gevolgen die heffing op basis van het drinkwaterverbruik heeft voor de
hoogte van het tarief van huishoudens, of een dergelijke heffing leidt tot besparing op het watergebruik en dus de gevolgen voor de belastinginkomsten van het waterschap en of een dergelijke besparing consequenties heeft voor de volksgezondheid. Daarnaast kijken de onderzoekers wat de gevolgen zijn voor de bedrijfsvoering van het waterschap.
Onderwerpen die daarbij aan de orde komen, zijn de aanpassingen in de computersystemen, afspraken met de waterleidingbedrijven over de levering van gegevens en de manier waarop het waterschap moet omgaan met onbemeterde woningen en gecombineerde aansluitingen. Het onderzoek moet in het najaar zijn afgerond.
H2O schenkt aan Aqua for All Sjef Ernes van Aqua for All ontving op 25 maart uit handen van uitgever Rinus Vissers van Nijgh Periodieken (de uitgever van dit vaktijdschrift) een cheque van 2.500 euro, een deel van de advertentie-inkomsten van de jubileumuitgave van H2O nummer 25/26 van 28 december 2007. Aqua for All steekt het geld in haar jubileumproject Safi Sana. De stichting wil drinkwater- en sanitatieblokken laten bouwen in stedelijke sloppenwijken die door de omwonenden beheerd worden. De aangeboden basisinstallaties omvatten toiletten, douches en drinkwater tegen een voor de doelgroep aanvaardbare prijs. Het plan voorziet in een eventuele uitbreiding van de gebouwen met modules voor hergebruik van ingezamelde urine en fecaliën voor energieproductie, meststoffen voor de landbouw of mineralenwinning. Tijdens de bijeenkomst van Unicef op Wereldwaterdag (zie pagina 28 e.v.) kreeg het plan van Aqua for All veel steun. Voor de zomer wil de stichting met de uitvoering beginnen. V.l.n.r. Uitgever Rinus Vissers van Nijgh Periodieken, accountmanager Roelien Voshol, Sjef Ernes en hoofdredacteur van H2O Peter Bielars (foto: Ries van Wendel de Joode).
H2O / 7 - 2008
19
Water en energie Dat de kwaliteit en de kosten niet de enige belangrijke kwesties zijn bij de behandeling van (afval)water, bleek op de workshop ‘Energie en Water’ op 20 en 21 februari in Londen. De Global Water Research Coalition (GWRC) verzorgde de bijeenkomst vanwege de verwachte ontwikkeling van het klimaat en de emissie van broeikasgassen, maar ook vanwege de stijgende prijs van energie. Leden en gastsprekers dachten onder leiding van GWRC-directeur Frans Schulting na over de mogelijkheden om de energie-efficiëntie te vergroten en de uitstoot van broeikasgassen terug te brengen. De workshop leidde tot een gezamenlijke langetermijnvisie en voorstellen voor projecten om de watersector te ondersteunen bij het optimaliseren van de energiehuishouding in de watercyclus.
I
n het Kyoto-protocol is destijds overeenstemming bereikt over een emissiereductie van 60 procent voor kooldioxide in 2030. Zo moet het mogelijk zijn de globale temperatuurstijging te beperken tot maximaal drie graden. Om die reductie te bereiken, is een forse bijsturing van het energieverbruik nodig. In Europa wordt momenteel namelijk nog een forse toename van het energieverbruik in de watercyclus voorspeld. Nieuwe technologieën bij de drinkwaterproductie en uitbreiding van rioolwaterzuiveringen om te kunnen voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water zijn daarvan de oorzaak. Voor het Verenigd Koninkrijk wordt in 2015 een verdubbeling verwacht ten opzichte van het huidige niveau. Internationaal is het besef groot dat het thema ‘water en energie’ onmiddellijke aandacht verdient. Zelfs in de Verenigde Staten, waar de federale overheid niets wil weten van energiemaatregelen en het Kyoto-protocol, blijken lokale overheden wel na te denken over energiebesparing. Zo hebben onlangs de acht grootste waterbedrijven van de VS een alliantie gevormd om de invloed van klimaatverandering op de drinkwatervoorziening te onderzoeken. Deze Water Utility Alliance wil voorbereid zijn op gevolgen van een ander klimaat. Klimaatverandering wordt ook door de Nederlandse watersector inmiddels erkend als een vaststaand feit. De sector zoekt naar allerlei mitigatiemaatregelen.
Watergebruik uitsluiten De tweede presentatie werd gehouden door Rob Renner, directeur van het onderzoeksinstituut AwwaRF. Hij meldde dat de (onder lokale politieke invloed staande) waterbedrijven in de Verenigde Staten klimaatverandering tot prioriteit hebben verheven. Zij verwachten innovatieve bijdragen van AwwaRF. Renner onderschreef dat een paradigmaverandering in de sector noodzakelijk is. Belangrijke onderzoekspunten die hij noemde, waren het gebruik van alternatieve en duurzame energiebronnen. Ook riep Renner op om na te denken over de wijze waarop water nu wordt benut. “Waarom gebruiken we schoon water, vervuilen het vervolgens om het later weer te moeten reinigen?” vroeg hij zich af. “Zijn er toepassingen waar we het gebruik van water kunnen uitsluiten, zoals een composteringstoilet?”
Zuiveringsslib Als derde presenteerde Lauren Fillmore van de Water Environmental Research Foundation de resultaten van GWRC-onderzoek naar de stand van zaken op het gebied van het terugwinnen van energie en grondstoffen uit zuiveringsslib. Momenteel zijn met name de processen die gericht zijn op de omzetting van zuiveringsslib in biogas het meest veelbelovend. Technologie die gericht is op het gebruik van afvalwater voor het produceren van olierijke algen - gevolgd door omzetting in biobrandstof - is in opkomst.
Nieuwe technologie ontwikkelen De bijeenkomst werd ingeleid door een drietal presentaties. De eerste werd gegeven door Elise Cartmell van Cranfield University (UK). Zij ging in op de rol van energie in de watercyclus en de wijze waarop daarmee in het Verenigd Koninkrijk wordt omgegaan. Onder druk van de regelgever zijn de waterbedrijven daar de energiehuishouding van de watercyclus in beeld aan het brengen. Uit haar inventarisatie van het energieverbruik bleek dat bij drinkwater ongeveer 70 procent wordt veroorzaakt door het verpompen van water. Bij de afvalwaterzuivering is ongeveer 60 procent van het energieverbruik afkomstig van de beluchting van actiefslibsystemen. Cartmell gaf aan dat - om te kunnen voldoen aan de eisen van het Kyoto-protocol - een radicale omwenteling in het denken in de watersector nodig is. Zij stelde dat nu teveel nadruk ligt op het optimaliseren van de infrastructuur en energiemanagement. De oplossing zou echter gezocht moet worden in de ontwikkeling van nieuwe technologie, waarmee energie kan worden (terug) gewonnen uit het water.
20
H2O / 7 - 2008
Vervolgens hielden de GWRC-leden een korte presentatie over de activiteiten in hun land. Voor Duitsland sprak Sebastian Sturm (TZW) over de productie van biobrandstoffen en de gevaren die dat met zich meebracht, zoals vervuiling van waterwingebieden door het plaatsen van de vergistinginstallaties voor biodiesel in die gebieden, maar ook door verontreinigingen van het oppervlakteen grondwater door de teelt van de grondstoffen voor biodiesel. Harry Seah (PUB Singapore) ging in op de situatie in Singapore. Waterschaarste maakt daar geavanceerde ontzoutingstechnologieën en waterhergebruik onontkoombaar. Omdat deze technologieën veel energie kosten, wordt veel aandacht geschonken aan de ontwikkelingen van energie-efficiënte technologieën. Als voorbeeld noemde hij het door TNO ontwikkelde Memstill. Voor Nederland gaf Jan Hofman (Kiwa Water Research / Waternet) een presentatie over nieuwe energie-efficiënte technologie voor drinkwaterproductie, zoals lagedruk UV-oxidatie en membraantechnologie. Ook
ging hij in op Blue Energy en de verwachte ontwikkeling van koude-warmteopslag. Vanuit STOWA benadrukte Bert Palsma de noodzaak om vooral oog te houden voor interacties tussen de diverse elementen van het stedelijke water. Warmte terugwinnen uit huishoudelijk afvalwater biedt bijvoorbeeld de mogelijkheid het energieverbruik in huishoudens te reduceren, maar zal een negatief effect hebben op de prestaties van de zuivering. Zou het daarom niet verstandiger zijn om warmte terug te winnen uit het effluent? Dat internationaal reeds aandacht bestaat voor deze interacties binnen de stedelijke waterkringloop bleek uit de presentatie van Tom Voskamp (Waterschap Regge en Dinkel). Op de tweede dag zijn projecten geformuleerd rond het thema ‘water en energie’. Voorgesteld is om op korte termijn vast te leggen welke kennis al aanwezig is, maar ook welke initiatieven wereldwijd al genomen worden. Het delen van deze kennis kan de individuele bedrijven in de watersector ondersteunen bij het optimaliseren van bestaande systemen tot de huidige stand der techniek. Belangrijk voor het realiseren van doorbraken is om voorbeeldprojecten vorm te geven en uit te dragen. Hierbij werd gerefereerd aan het project ‘nieuwe sanitatie’ in Sneek. Jan Hofman (Kiwa Water Research / Waternet) Bert Palsma (STOWA) Tom Voskamp (Waterschap Regge en Dinkel) Theo van den Hoven (Kiwa Water Research)
GWRC is een samenwerkingsverband van 14 vooraanstaande onderzoeksinstituten op het gebied van drink- en afvalwater uit Australië, Zuid-Afrika, de Verenigde Staten, Singapore en een vijftal landen in Europa. Nederland is vertegenwoordigd door STOWA en Kiwa Water Research. Sinds de oprichting in 2002 is GWRC uitgegroeid tot een platform waarbinnen de deelnemers kunnen inspelen op actuele waterthema’s, gezamenlijk onderzoeksstrategieën ontwikkelen voor mondiale waterproblemen en samenwerken bij de uitvoering van dit onderzoek. Via GWRC hebben de deelnemers toegang tot internationale kennis en fondsen.
verslag / actualiteit Renovatie waterleiding PWN met ‘subline’ *thema
Bij het renoveren van de waterleiding bij Andijk heeft drinkwaterbedrijf PWN gekozen voor een voor Nederlandse begrippen tamelijk nieuwe techniek: subline. Hierbij wordt van de ene werkput naar de volgende gewerkt. Door het sleufloze karakter hoeven wegen en trottoirs niet te worden opengegraven. Voor de afstand van 3.600 meter waren acht secties nodig. Het karwei is bijna afgerond.
B
ij de eerste werkput wordt een stuk uit de bestaande waterleiding gehaald. Vervolgens worden polyethyleen buizen tot de gewenste lengte aan elkaar gelast. Om de buis in de bestaande leiding te schuiven, wordt de diameter verkleind door de buiswand met een machine naar binnen te vouwen. Kunststof banden voorkomen dat de buiswand in de oude vorm terugveert. De buis wordt vervolgens met een lier naar de volgende werkput toe getrokken. Als de leiding aan beide zijden waterdicht is afgesloten, wordt de leiding gevuld met water. Door de waterdruk knappen de kunststof banden, waardoor de buis weer in de oude vorm terugkomt en precies in de bestaande leiding past. Op die manier wordt de totale leidingrenovatie van bijna vier kilometer stapsgewijs uitgevoerd. De techniek komt oorspronkelijk uit Engeland. In Nederland heeft BAM Nelis Infra een licentie gekregen ‘subline’ toe te passen. Dit project bij PWN is het vierde in Nederland. Het grote voordeel van deze techniek is dat er nu maar elf werkputten gegraven hoefden te worden in plaats van het blootleggen van de leiding over 3,6 kilometer. Behalve de geringere overlast is deze techniek ook voordeliger dan het op traditionele wijze vervangen van de buis. De buizen van polyethyleen hebben een verwachte levensduur van minstens 50 jaar. De renovatie van de hoofdwaterleiding duurt in totaal vijf maanden en wordt binnenkort afgerond. Rond de start van het project organiseerden PWN en Nelis Infra in november vorig jaar een symposium over Subline. De opbrengsten van dat congres werden overhandigd aan Aqua for All. (foto’s: BAM Nelis Infra)
H2O / 7 - 2008
21
Vlaams-Nederlandse samenwerking bij bouw grote UV-installatie in Antwerpen In Antwerpen wordt momenteel een grote UV-desinfectie installatie gebouwd ter grootte van de Berenplaat (Evides). Eind 2009 moet deze installatie in gebruik genomen kunnen worden. De eigenaar, de Antwerpse Waterwerken, wil op deze manier garanderen dat de drinkwaterkwaliteit van de bevolking van Antwerpen de komende jaren goed blijft. Bij de bouw zijn Royal Haskoning en Trojan Technologies betrokken.
Pilots Met het oog op de vervanging van de sedimentatiebekkens lopen sinds juni 2007 enkele testprojecten. Met deze pilots worden drie mogelijke procesalternatieven bestudeerd. Twee nieuwe gepatenteerde voorbehandelingstechnologieën staan daarbij in directe concurrentie met de eigen geoptimaliseerde flotatie-units van AWW. De eerste pilotinstallatie is een nieuw flotatieconcept (AquaDaf ) van Suez Degrémont. De tweede is het Actiflo-systeem van Veolia Water, een hypermodern bezinkingsproces gebaseerd op het gebruik van microzand en hulpvlokmiddel. In vergelijking met de meer klassieke technologieën kunnen dankzij de hoge prestaties en capaciteit van beide systemen zeer compacte zuiveringseenheden gebouwd worden. Momenteel geven de drie geteste systemen goede resultaten. Gezien de impact van het voorbehandelingsproces op de nageschakelde filtratieeenheden maken ook pilotfilters integraal deel uit van de proefinstallatie. Hierdoor wordt het mogelijk voor elke voorbehandelingswijze het meest optimale filtratieproces te selecteren. Luchtopname van een deel van de productie met het spaarbekken Eekhoven in Rumst en Duffel.
A
ntwerpse Waterwerken (AWW) is één van de grootste integrale waterbedrijven van de Benelux. Het produceert en levert ruim 150 miljard liter water per jaar. Daarvan is 72 procent bestemd voor de inwoners en de industrie van de Antwerpse regio en 28 procent voor de Vlaamse drinkwaterbedrijven Pidpa, TMVW, VMW en het Nederlandse Evides. Al het geproduceerde drinkwater is oppervlaktewater, afkomstig van de Maas, dat in twee productiecentra gezuiverd wordt. Ten gevolge van de Kaderrichtlijn Water staan ook in Vlaanderen drinkwater en afvalwater niet langer los van elkaar. Daarom werd met RI-ANT een samenwerkingsverband opgericht tussen AWW en Aquafin, dat zich richt op het beheer, het onderhoud en de vernieuwing van de gemeentelijke of stedelijke rioleringsstelsels. RI-ANT werkt in opdracht van steden en gemeenten, die de eigenaars zijn en blijven van het rioleringsnet. Verder is er nog de joint-venture ‘Brabo Industrial Water Solutions’ tussen AWW en Ondeo Industrial Solutions, die voor bedrijven in de Antwerpse regio de totale watercyclus verzorgt. BIWS levert gedemineraliseerd water met nieuwe of bestaande installaties, voert wateraudits uit en optimaliseert door intern hergebruik van water.
22
H2O / 7 - 2008
Innoverende technieken Om haar toekomst te verzekeren, wil AWW allerlei onderdelen van de organisatie gaan innoveren: • Qua productie en logistiek worden de bestaande technologieën verfijnd en geoptimaliseerd, maar worden ook nieuwe technieken geïntroduceerd (waaronder UV-desinfectie, Actiflo en AquaDaf ); • Het laboratorium ontwikkelt innovatieve analysetechnieken om de groeiende hoeveelheid vragen van klanten en overheid in verband met de veiligheid van het water te kunnen beantwoorden; • En op organisatorisch vlak worden niet alleen de bestaande bedrijfsprocessen verbeterd, er wordt voortaan ook vanuit een bedrijfsbreed gezichtspunt naar deze processen gekeken. Na een grondige evaluatie bleek het in eerste instantie noodzakelijk om de voorbehandeling van de twee bestaande productielijnen te optimaliseren. Zowel de relatief recente flotatie-units als de klassieke sedimentatiebekkens bleken voor verbetering vatbaar. De werking van de flotatie-units werd intussen al aanzienlijk geoptimaliseerd door een aantal eenvoudige aanpassingen binnen de bestaande infrastructuur.
De eerste testfase van het project is achter de rug. Daarbij werd een hele reeks operationele parameters getest en geëvalueerd, op basis waarvan een aantal sleutelparameters gedefiniëerd werden. Ook de laatste testfase is intussen gestart. Daarbij zullen de geoptimaliseerde pilots gedurende langere tijd worden vergeleken en geëvalueerd in veranderende ruwwater- en temperatuursomstandigheden.
*thema
achtergrond
de flotatiestap af te schaffen. AWW beschikt binnenkort ook over een voordeel tegenover haar concurrenten voor eventuele leveringen aan Nederland. Uiteindelijk werd uit de aanbesteding de firma Trojan Technologies Europe als leverancier geselecteerd. Voor assistentie bij het ontwerp van de UV-installaties wordt een beroep gedaan op Royal Haskoning. Voor de chemische lijnen zal het project in fasen worden uitgevoerd in dit en komend jaar. De raming van de totale kostprijs bedraagt 8,1 miljoen euro, inclusief civiele, werktuigbouwkundige en elektrotechnische werken en UV-installaties. Voor de klassieke lijnen wordt de behoefte aan extra zuivering momenteel nog onderzocht aan de hand van microbiologische risicoanalyse. Indien nodig zal ook op deze klassieke lijnen in de periode 2009-2011 een UV-desinfectie gebouwd worden. Hier bedraagt de kostenraming 6,5 miljoen euro.
Organische microverontreinigingen Eén van de hogedruk pompstations in Oelegem.
UV-desinfectie Uit de audits bleek ook dat de chemische zuiveringsprocessen van AWW, op de twee productielocaties, behoefte hebben aan extra versterking. Een bijkomende en laatste zuiveringsstap is nodig om een voldoende verwijdering en de-activatie van Giardia en Cryptosporidium in het drinkwater te kunnen garanderen. AWW zal dit realiseren door een UV-desinfectie toe te voegen.
Drinkwaterfontein aan het Centraal Station in Antwerpen.
Voor deze ingreep wordt gebruik gemaakt van een op het bedrijf voorheen nog niet toegepaste technologie. Bovendien anticipeert het project op de te verwachten wettelijke verplichting om deze microorganismen in het water te bestrijden. Die verplichting geldt in Nederland al. De invoering van een UV-desinfectie zorgt ook voor een aantal positieve neveneffecten. Zo kan de vorming van trihalomethanen beperkt worden door de chloordosering na
Naast de innovaties in de productieomgeving zelf tracht AWW momenteel ook baanbrekend werk te verrichten op het gebied van de controle van de waterkwaliteit. De variatie aan organische verontreinigingen in water wordt steeds groter. Daarom worden de drinkwaterbedrijven door de wetgever verplicht om steeds meer componenten te bepalen. Dat betekent dat ook AWW meer en complexere analyses moet uitvoeren. Met de klassieke analyses is het echter onmogelijk om de concentratie van alle organische verontreinigingen te bepalen. Bovendien kijkt men met deze analyses alleen naar de verbindingen die bekend zijn. De andere aanwezige verbindingen worden dus niet opgemerkt. Daarom koos het AWW-laboratorium voor een andere aanpak met behulp van de innovatieve techniek ‘Comprehensive 2D GC-Time-of-Flight MS’. Hiermee kan gecontroleerd worden of de verontreinigingen al dan niet aanwezig zijn in het drinken oppervlaktewater zonder dat de concentraties exact bepaald moeten worden. Deze controle gebeurt op regelmatige basis. Een voorbeeld: in augustus 2007 werd melding gedaan van een verontreiniging met een pesticide (chloorpyrifos) in de Maas in de buurt van Luik. De analyse van de monsters die daar genomen werden, gaven aan dat naast het genoemde chloorpyrifos ook andere pesticiden in het water aanwezig waren. Zo kon een verband gelegd worden met een verontreiniging van de Maas in mei 2007, toen dezelfde pesticiden werden waargenomen. Ook voor bronherkenning is deze techniek dus geschikt. Dit schept de mogelijkheid om met de betrokken bedrijven te overleggen rond gepaste maatregelen om lozingen in de toekomst te vermijden.
H2O / 7 - 2008
23
Werken bij de gemeente Breda is werken aan een inspirerende stad. In Breda is het goed wonen, werken, ontspannen en genieten. Om onze ambities waar te maken hebben we nieuwe mensen nodig. Mensen die willen werken in een inspirerende omgeving. Die van nature samenwerken, verantwoordelijkheid nemen, resultaat boeken en aandacht hebben voor de burgers van Breda. Wij bieden een aantrekkelijk arbeidsvoorwaardenpakket. Ben jij de persoon die inspireert?
Breda inspireert Solliciteer via www.breda.nl
Adviseur Riolering en Waterhuishouding 36 uur • schaal 11 • maximaal € 4.192,-- bruto per maand • hbo-/wo-niveau
Acquisitie naar aanleiding van deze advertentie wordt niet op prijs gesteld.
Chemische gevaren op zee Vacature
Senior Projectleider Een boeiende dynamische functie op een plek waar initiatief, creativiteit en resultaat hoog in het vaandel staan. Reinwater’s missie Reinwater staat voor het algemeen belang van schoon en natuurlijk water als randvoorwaarde voor een goede leefomgeving en biodiversiteit. Reinwater maakt overheid, bedrijfsleven en burgers bewust van hun beleving bij water en van het belang van water voor het leven in Nederland. Reinwater daagt je uit s om een sturende en coördinerende rol tespelen in het waterbeheer in Nederland; s om onze lobby-activiteiten in Den Haag, Brussel en internationale riviernetwerken te leiden; s om inspirerend leiding te geven aan diverse (inter) nationale projecten waarin participatie, educatie en/of communicatie altijd een grote rol spelen. Jouw profiel s Universitair werk- en denkniveau; s Waterwereld professional; s Kennis van beleidsprocessen, waaraan je zelfstandig bijdragen kunt leveren; s Affiniteit met water, natuur, duurzame ontwikkeling en bewustwordings- en participatieprocessen; s Met autoriteit uitdragen van heldere standpunten die je snel en deskundig zelfstandig formuleert; s Leidinggevend met gezag, flexibiliteit en oog voor onderlinge verstandhoudingen; s Creatief en ondernemend; s Beheersing van Franse en/of Duitse taal; s Vertrouwd met multimediatechnieken. Reinwater biedt Een dienstverband voor een jaar (0,8 fte), met uitzicht op een vaste aanstelling. Een marktconform salaris. Een enthousiast team (n~12), op een prachtige locatie in hartje Amsterdam. Flexibele werktijden, studiefaciliteiten, een spaarloon of levensloop-regeling en pensioenpakket. Reageren Vóór vrijdag 18 april naar:
[email protected], of Stichting Reinwater, J. van Dijk, Vossiusstraat 20-II, 1071 AD Amsterdam. Meer informatie W www.reinwater.nl E
[email protected] T 020-5707808
De zee wordt steeds intensiever gebruikt. Delta’s zijn de afvalputjes van Europa. Hoe garanderen we dat de veelal chemische vervuiling geen negatieve effecten heeft op de mariene ecosystemen én het gebruik daarvan? Wageningen IMARES doet onderzoek naar nieuwe stoffen en complexe mengsels van stoffen. Zo krijgt men inzicht in de verspreiding, opname en effecten van deze stoffen. Oplossingen worden gevonden die bijdragen aan een duurzaam gebruik van zee en delta.
Bijdragen aan de kwaliteit van leven! ‘To explore the potential of nature to improve the quality of life.’ Dat is de missie van Wageningen UR (Universiteit en Researchcentrum). Onze 6.300 medewerkers en 9.600 studenten uit ruim 100 landen werken in ons domein van ‘gezonde voeding en leefomgeving’ overal ter wereld, zowel voor overheden als voor bedrijfsleven. De kracht van Wageningen UR ligt in de bundeling van gespecialiseerde onderzoeksinstituten, Wageningen Universiteit en de Hogeschool van Hall Larenstein en in de samenwerking vanuit verschillende natuur- en maatschappijwetenschappelijke disciplines. Hierdoor ontstaan wetenschappelijke doorbraken die snel in de praktijk en in het onderwijs kunnen worden vertaald. Dat is de Wageningen-aanpak. Onze kwaliteit blijkt onder meer uit onze score in de top-6 van de wereldwijde citatie-indexen op ons vakgebied.
Analytisch chemicus of milieuchemicus (1,0 fte) Bij Wageningen IMARES, afdeling Milieu, standplaats IJmuiden. Vacaturenummer AT200805. U onderhoudt namens Wageningen IMARES contacten met relevante spelers in het Europees milieuchemisch onderzoeksveld. U verwerft onderzoeksprojecten in de nationale en internationale markt. U genereert ideeën en werkt deze uit tot nieuwe onderzoeksprojecten. U levert een actieve bijdrage aan het onderzoek van de afdeling. U coördineert de uitvoering van projecten. U publiceert over eigen onderzoek in populaire en wetenschappelijke tijdschriften.
Senior mathematisch bioloog (1,0 fte) Bij Wageningen IMARES, afdeling Milieu, standplaats Den Helder. Vacaturenummer AT200806. U onderhoudt als boegbeeld van het werkveld namens Wageningen IMARES contacten met relevante spelers in het nationale en Europese mathematisch-biologisch onderzoeksveld. U verwerft onderzoeksprojecten in de (inter)nationale markt. U genereert ideeën en werkt die uit tot onderzoeksprojecten. U levert een actieve bijdrage aan het onderzoek van de afdeling en coördineert complexe projecten. U coacht andere medewerkers. Wilt u een bijdrage leveren? Kijk voor meer informatie op: www.werkenbij.wur.nl
www.wur.nl
Spetterend talent m|v gezocht Voor de sector Inkoop, Logistiek en Facilitaire Zaken is Vitens op zoek naar een facilitaire duizendpoot, die inteVitens is het jongste en grootste drinkwaterbedrijf van Nederland. We leveren topkwaliteit drinkwater aan resse heeft in de functie van:
5,4 miljoen mensen en bedrijven in de provincies Flevoland, Friesland, Gelderland, Utrecht, Overijssel en een aantal gemeenten in Drenthe en Noord-Holland. Met circa 1.500 medewerkers, 100 productiebedrijven en een leidingnet van 47.500 kilometer wordt jaarlijks 330 miljoen m3 water geleverd. De jaaromzet bedraagt ongeveer 475 miljoen euro. Vitens is ook actief buiten Nederland. Samen met waterbedrijf Evides voorziet Vitens meer dan 10 miljoen mensen in ontwikkelingslanden van veilig drinkwater.
Vitens is op zoek naar kandidaten voor de volgende functies: • Projectleider Elektro Utrecht
• Projectleider Procesautomatisering Leeuwarden
• Projectleider Procesautomatisering Utrecht
• Beleidsexpert Assetmanagement Leeuwarden
Kijk op www.vitens.nl voor meer informatie
Een heldere kijk op water
Schoon drinkwater. Een natuurlijke zaak. Nu en in de toekomst. In Nederland en daarbuiten. We leggen de lat steeds hoger.
Onderzoek. Procestechnologische systeemkeuze. Ontwerp, bestek én detaillering voor alle disciplines. Met deskundigheid, betrokkenheid en passie. Grontmij, uw partner. www.grontmij.nl
Bijna acht miljoen euro voor projecten op het gebied van drinkwater en sanitatie De zogeheten matchmakingbijeenkomst van Unicef, het Netherlands Water Partnership (NWP) en Aqua for All op 18 maart in het Rotterdamse stadhuis, ter gelegenheid van Wereldwaterdag, heeft voor bijna acht miljoen euro opgeleverd aan toezeggingen voor ontwikkelingsprojecten op het gebied van drinkwater en sanitatie. Kroonprins Willem-Alexander, eregast van de conferentie ‘Samen in actie voor water en sanitatie’ had de aanwezigen aan het begin van de dag opgeroepen tot daden in plaats van woorden. Hij was dan ook zeer te spreken over de vele concrete resultaten van die dag. Uiteindelijk hebben alle 18 projecten een ‘match’ weten te maken met een ondersteunende partij.
“H
oe kunnen wij dit laten gebeuren? Hoe kunnen we 40 procent van de wereldbevolking laten leven in omstandigheden die wij 150 jaar geleden al als onacceptabel beschouwden? Terwijl we weten hoe belangrijk sanitatie is voor een waardig bestaan, voor de gezondheid en voor ontwikkeling. En terwijl de oplossingen beschikbaar zijn!” Kroonprins Willem-Alexander ziet het als zijn roeping om verandering te brengen in de wereldwijde slechte toestand van sanitatie en hoopt dat het internationale Jaar van de Sanitatie daar mede aan bijdraagt. Ook de andere sprekers verwezen in hun toespraak naar de Nederlandse sanitatie van zo’n anderhalve eeuw geleden. Staatssecre-
taris Huizinga van Verkeer en Waterstaat: “Nog niet zo lang geleden was het ook in Nederland slecht gesteld met de sanitaire voorzieningen. Vandaag de dag is het ondenkbaar dat we geen toilet tot onze beschikking zouden hebben. De snelle verandering die zich in Nederland heeft afgespeeld, moet ook in ontwikkelingslanden mogelijk zijn.” Om de theorie van de slechte cijfers om te zetten in de praktijk van de goede aanpak, moet Nederland al haar kennis en kunde op het gebied van sanitatie actief inzetten. “Ik voel me er verantwoordelijk voor dat dit ook daadwerkelijk gebeurt”, aldus Huizinga. Ook volgens de Rotterdamse burgemeester Opstelten heeft Nederland de potentie
substantieel bij te kunnen dragen aan het oplossen van het wereldwijde sanitatieprobleem. “Watermanagement is dé uitdaging van de 21e eeuw. Innovatie speelt daarbij een grote rol; traditionele oplossingen voldoen niet meer.” Lizette Burgers, hoofd Water en Sanitatie van Unicef India, wees erop dat het gebrek aan goede sanitaire voorzieningen te maken heeft met armoede. “Als je kijkt naar de verschillen tussen arm en rijk, hebben ruim twee keer zoveel armen géén toegang tot schoon drinkwater en vier keer zoveel armen als rijken hebben geen toegang tot sanitaire voorzieningen.” Toch is Burgers ervan overtuigd dat een toilet en riolering ook voor arme mensen een haalbare zaak zijn. Na een
Stichting Water-Right Dat innovatie niet altijd hightech hoeft te zijn om effect te sorteren, bewijst de touwwaterpomp die door de stichting Water-Right wordt ingezet om schoon drinkwater te leveren in Cambodja. Met een concept dat onder andere al duizend jaar wordt gebruikt door de Chinezen en tegenwoordig ook in Nicaragua op grote schaal wordt toegepast, moeten de komende tien jaar duizenden mensen in Azië en Afrika van schoon drinkwater worden voorzien. De belangrijkste materialen voor de pomp: een wiel met een touw eromheen en een stijgbuis van pvc. Willem Stolwijk, voormalig directeur van Interpay, vond het na zijn pensionering in 2003 tijd om zich in te zetten voor ontwikkelingslanden. Hij kwam via via in contact met de lokale organisatie Ideas at Work in Cambodja. In dat land was weliswaar grote behoefte aan schoon drinkwater, maar de techniek, en vooral het onderhoud, mocht niet te ingewikkeld zijn. Stolwijk ontwikkelde samen met Ideas at Work een plan om de door deze organisatie verbeterde waterpomp succesvol in de markt te zetten. De werking van de touwpomp is eenvoudig: op een put wordt een pomp geplaatst die bestaat
28
H2O / 7 - 2008
uit een pijp (stijgbuis) met daarboven een wiel met een touw daaromheen. Door aan het wiel te draaien wordt het touw, waarin om elke
meter een knoop zit, door de pijp getrokken. Op de knopen zitten plastic cilinders die precies in de stijgbuis passen en het water omhoog
* thema
verslag
ciering en monitoring in één’. Het project wordt vanuit Nederland geïnitieerd door het NWP. Namens Partners voor Water tekende Tineke Huizinga voor een investering van 235.000 euro in Akvo. UN Habitat draagt 130.000 euro bij en het IRC in Delft 35.000 euro: dit bedrag is bestemd voor kennisbijdragen en verdere ontwikkeling van het project. Akvo wordt verder gesteund door een groot aantal organisaties en samenwerkingsverbanden, waaronder de Unie van Waterschappen, de ASN-bank, Simavi en WASTE.
De overhandiging van een match-resultatenlijst: v.l.n.r. voorzitter Wim van Gelder van Aqua for All, voorzitter Geert Janssen van Unicef Nederland, voorzitter Arie Kraaijeveld van het NWP en kroonprins Willem-Alexander (foto: Robert van Ginkel).
mislukt sanitatieprogramma van de Indiase overheid in 1986 begon Unicef in 1990 een intensief, maar klein sanitatieprogramma met grote, positieve gevolgen. Dat leidde tot de start van de Total Sanitation Campaign in 1999, een combinatie van voorlichting over hygiëne en de bouw van collectieve toiletten. “Inmiddels voldoen al twee staten in India aan de millenniumdoelstelling voor drinkwater en sanitatie”, aldus Burgers.
meer te overtuigen van de noodzaak tot verbeteringen op het gebied van sanitatie. We gaan nu over tot actie.” Vertegenwoordigers van de Nederlandse watersector, ngo’s, het bedrijfsleven en overheden werden vervolgens uitgenodigd aan de ‘matching tables’ plaats te nemen. Doel hiervan: het vormen van allianties en het maken van afspraken over concrete sanitatieprojecten in ontwikkelingslanden.
Het congres, en met name het onderdeel ‘matchmaking, was bedoeld om een volgende stap te zetten, van bewustwording naar daadwerkelijke actie. Wat kroonprins Willem-Alexander betreft is de overlegfase dan ook afgerond. “We hoeven elkaar niet
Akvo
brengen. Eenmaal boven kan het water worden opgevangen in een emmer die onderaan het uiteinde van de pijp wordt geplaatst. Het voordeel van dit systeem is dat de put is afgedekt, waardoor geen vuil bij het water kan komen. Nadat het water is opgepompt, gaat het door een eenvoudig filter om de bacteriën te verwijderen en het water drinkbaar te maken. De watertouwpomp voldoet aan alle lokale eisen. Zo is niet alleen de gebruikte techniek zeer eenvoudig, maar is de pomp ook makkelijk te maken met lokaal verkrijgbaar materiaal en gereedschap. De pomp kan met handkracht worden bediend, zelfs kinderen zijn in staat dit te doen. Stolwijk: “Het onderhoud van de pomp is minimaal. Om de twee jaar moet het touw vervangen worden.” De gebruikte techniek kan flexibel worden toegepast op uiteenlopende putdieptes en -diameters. En de pomp is betaalbaar (circa 75 euro, exclusief plaatsingskosten). Bovendien heeft de pomp een levensduur van meer dan tien jaar. Een belangrijk onderdeel van het werk van de stichting Water-Right is het ‘non profit business model’. “In plaats van pompen weg te geven, waarvan de geldbron op een gegeven moment opgedroogd raakt, hebben we gezocht naar
Een project dat veel belangstelling én financiering wist te vergaren, was het internetproject Akvo. Het profileert zich als ‘een Wikipedia voor water- en sanitatiekennis en een e-Bay en YouTube voor projectfinan-
een concept waarbij de pomp binnen drie jaar is terugbetaald en er weer nieuwe pompen gemaakt kunnen worden.” Het komt er op neer dat Water-Right de pompen bij lokale fabriekjes inkoopt en deze doorverkoopt aan dorpsorganisaties in Cambodja. Door middel van kleine, maandelijkse aflossingen, is de pomp na drie jaar afbetaald. De aflossingen
Tijdens de Wereld Water Week in Stockholm kwam Jeroen van der Sommen van het NWP in contact met een Zweedse ondernemer uit de ICT-wereld die zijn kennis van internet graag wilde inzetten voor de waterwereld. De kennis die op het internet wordt verwoord, is voor iedereen toegankelijk en dus gemakkelijk uit te wisselen. Van der Sommen: “Wereldwijd hebben we voldoende kennis om het sanitatie- en drinkwaterprobleem op te lossen, maar het probleem is vaak dat deze kennis onvoldoende gebundeld wordt en na een tijd min of meer ‘verdampt’. Het mooie van internet is dat iedereen zijn of haar specifieke kennis kan inbrengen. Zo vergaar je op een snelle manier heel veel expertise.” Concreet gezien is Akvo een open platform op het internet dat zich inzet voor kleinschalige sanitatie- en drinkwaterprojecten. Behalve de kennisuitwisseling ‘Akvopedia’ (een verwijzing naar het bekende ‘Wikipedia’ - een soort encyclopedie op internet) biedt Akvo de mogelijkheid om een kleinschalig project (tot 5000 euro) te promoten of te steunen. Peter van der Linde van het NWP, coördinator van het project: “In de praktijk
worden vervolgens gebruikt om weer nieuwe pompen te financieren. “De mensen vinden het fijn om op eigen benen te staan en niet voortdurend van een buitenlandse stichting afhankelijk te zijn. Door de pompen bij lokale fabrieken te kopen, zorgen we ook nog eens voor werkgelegenheid.” Doel van de stichting Water-Right is om de komende tien jaar meer dan 65.000 pompen in ten minste tien landen te financieren. Deelname aan de matchmakingbijeenkomst op Wereldwaterdag zou de stichting hierbij op weg moeten helpen. Hoewel het niet meteen storm liep bij de tafel van Water-Right, is Stolwijk toch zeer tevreden met het uiteindelijke resultaat. “Price Waterhouse Coopers gaat ons in alle tien landen helpen met hun expertise op het gebied van fiscaliteit, lokale wetgeving en goed financieel beheer. De Blue Peter Foundation zamelt geld voor ons in en geeft tevens voorlichting over de watertouwpomp op Nederlandse scholen. Die kunnen een school in Cambodja adopteren, waar Water-Right een demonstratiepomp plaatst. Andere organisaties hebben weliswaar nog geen concrete toezeggingen gedaan, maar zijn wel geïnteresseerd om in de toekomst iets voor ons te gaan betekenen.”
H2O / 7 - 2008
29
blijkt het vaak heel moeilijk voor kleinschalige projecten te zijn om financierders te trekken. Verreweg het meeste geld dat wereldwijd aan drinkwater en sanitatie wordt besteed, komt bij grote projecten terecht. Terwijl onderzoek uitwijst dat juist kleinere projecten het meest effectief zijn.” Kroonprins Willem-Alexander is erg enthousiast over het project. “Het mooie van Akvo is dat dit verschillende generaties aanspreekt, ook de jongeren. Verder is het een mooi voorbeeld van oprechte betrokkenheid. Ik heb veel bewondering voor de twee Zweedse ondernemers die helemaal niks met water hebben, maar zagen dat ze met hun kennis een belangrijke bijdrage konden leveren aan het sanitatieprobleem. Ze hebben alles aan de kant gezet om een ander te helpen. Dat vind ik prachtig.” Met het aanbieden van kleinschalige projecten op hun internetpagina sluit Akvo aan bij de wens van veel gevers om te weten waar hun geld terecht komt en of het wel nuttig wordt gebruikt. Door het publiceren van filmpjes en foto’s van de projecten worden de resultaten getoond. WillemAlexander denkt dat het project de potentie heeft zich te ontwikkelen tot één van de belangrijkste drinkwater- en sanitatieprojecten. “Dat komt onder meer doordat je het project van je keuze van zo dichtbij kan volgen. Foto’s, filmpjes en weblogs maken duidelijker dan alleen maar woorden wat de daadwerkelijke betekenis is van een gebrekkige sanitatie.” Met het nieuwe concept van de internetmarkt voor drinkwater- en sanitatieprojecten hoopt Akvo in 2011 zo’n 6000 projecten te hebben lopen van gemiddeld 5000 euro. In totaal moet er dan dus voor 30.000 euro zijn geïnvesteerd.
Waterdeskundige ziet brede toekomst tegemoet Wateronderzoek en -beleid moeten in de toekomst meer gebaseerd zijn op sociale en technische kennis. Dit vraagt een nieuw soort waterdeskundige. Met deze conclusie gaf de keynote spreker Douglas Merrey van het Food Agriculture and Natural Resources Policy Analysis Network (FANRPAN) het startsein voor het symposium ‘The Water Professional of Tomorrow’ van het Netherlands Committee on Irrigation and Drainage (NETHCID) op 20 maart ter gelegenheid van Wereldwaterdag. De organisatie lag in handen van de vakgroep Irrigatie en Waterbouwkunde van Wageningen Universiteit.
A
an de hand van de thema’s ‘water knowledge’, ‘skills for water management’ en ‘public action and water professionals’ gaven sprekers uit binnen -en buiteland hun visie op de ontwikkelingen in de watersector en de veranderde rol van de waterdeskundige. Voorzitter van de eerste sessie, Tony Allan van Kings College London, opende de dag feestelijk. Een dag eerder kreeg hij namelijk de Stockholm Water Prize Laureate 2008 voor zijn conceptuele uitvinding ‘virtual water’ - de hoeveelheid water die bijvoorbeeld nodig is voor het produceren van een hamburger. Sybe Schaap, voorzitter van de Unie van Waterschappen, roemde het Nederlandse model van waterbeheer waarin ruimte is
30
H2O / 7 - 2008
voor verschillende vormen van waterkennis (waterschappen, boeren en overheidsinstanties). Hij riep de waterdeskundigen op zich te richten op het integreren en institutionaliseren van verschillende visies op waterbeheer in plaats van in de valkuil van tegenstellingen te stappen. Mevrouw Vergouwe van het Human Capital Program van het Netherlands Water Partnership vroeg aandacht voor het te verwachten tekort aan gekwalificeerde waterdeskundigen in de Nederlandse watersector. Het enthousiasmeren van scholieren en studenten voor dit werkveld krijgt gestalte in een omvangrijk programma, gericht op de doelgroep waarbij werving reeds op de basisschool aanvangt.
Onder de deelnemers van het symposium - overheidsinstanties, waterschappen, universiteiten, NGO’s en de private sector - was aan het einde van de dag de breed gedeelde consensus dat de toekomstige waterdeskundige van veel markten thuis moet zijn en daarom zeer gebaat is bij een interdisciplinaire opleiding waarin verschillende vakgebieden en visies op waterbeheer aan bod komen. Katrien Termeer (Wageningen Universiteit) typeerde deze nieuwe waterdeskundige als een persoon met leiderschapskwaliteiten die het voortouw neemt in het inslaan van nieuwe wegen. Janwillem Liebrand en Gerrit van Vuren
Drinkwater versus sanitatie Sanitatie is de rijzende ster van zowel de Nederlandse als de internationale watersector. Of, zoals kroonprins Willem-Alexander tijdens de viering van Wereldwaterdag in Rotterdam zei: “Sanitation scores!” In ontwikkelingslanden lijken sanitatieprojecten als paddestoelen uit de grond te schieten en ook de media storten zich massaal op een onderwerp dat volgens het Nederlandse woordenboek niet eens bestaat. Gaat die aandacht voor sanitaire voorzieningen niet ten koste van het thema dat sinds jaar en dag het belangrijkste aspect van ontwikkelingprojecten is: drinkwater?
D
rinkwater, als eerste levensbehoefte van de mens, is duidelijk een onderwerp dat nooit inboet aan belangrijkheid, zo blijkt uit gesprekken met verschillende waterexperts. “In de afgelopen drie jaar is het tempo waarin sanitatieprojecten worden uitgevoerd, flink verhoogd. Maar dat betekent niet dat we daardoor mínder aandacht aan drinkwaterprojecten zijn gaan besteden”, zegt Sjef Ernes van Aqua for All. “In de praktijk gaan sanitatie en drinkwater nog lang niet gelijk op: sanitatie heeft nog steeds een flinke achterstand. Hoe meer schoon drinkwater we in de derde wereld produceren, des te groter het sanitatieprobleem. Al dat water moet immers ook weer op één of andere manier worden afgevoerd. En daar schort het in ontwikkelingslanden vaak nog aan. Tot op heden is er nog steeds geen goed alternatief gevonden voor riolering in de derde wereld. In de toekomst moeten we dan ook meer aandacht besteden aan geïntegreerde projecten, waarbij drinkwater en sanitatie elkaar aanvullen.”
Water ‘oogsten’ in Indonesië Eén van de drinkwaterprojecten die door Nederland wordt ondersteund, is een project voor de stad Balikpapa op Kalimantan, in het oosten van Indonesië. Het project omvat het ‘oogsten’ van water door middel van de aanleg van meren en het plaatsen van
Aqua for All werkt volgens het ‘toegevoegde waarde-principe’ door kennis en geld uit de Nederlandse watersector toe te voegen aan programma’s van derden in plaats van eigen programma’s te ontwikkelen. Het programma van Aqua for All, met vooral aandacht voor rurale en semi-stedelijke ontwikkeling, wordt sterk gesteund door het ministerie van Buitenlandse Zaken, het Directoraat Generaal Ontwikkelingssamenwerking en de Directie Milieu en Water (onderdeel van Buitenlandse
Zaken) met een vijfjarig subsidieprogramma (TMF 2006-2010). Om in aanmerking (te blijven) komen voor subsidie, dient Aqua for All jaarlijks bij te houden in hoeverre zij tegemoet komt aan haar millenniumdoelstellingen voor drinkwater en sanitaire voorzieningen. De organisatie heeft zichzelf ten doel gesteld om jaarlijks 200.000 mensen van drinkwater te voorzien en 150.000 mensen toegang te geven tot goede sanitaire voorzieningen. In 2007 heeft Aqua for All 205.079 mensen toegang tot drinkwater weten te geven, maar bleef bij sanitatie steken op 47.636 mensen. Verder blijkt uit de voorlopige resultaten dat het aantal nieuw bereikte mensen met drinkwatervoorziening in 2007 minder is toegenomen dan in voorgaande jaren. Dat komt aan de ene kant doordat het aanbod afneemt van projecten waar met kleine investeringen grote aantallen worden bereikt en aan de andere kant doordat Aqua for All meer geld opzij probeert te zetten voor waterconservering en sanitatie. Met name op het gebied van waterconservering heeft
dammen om het water in de veengrond van het oerwoud vast te houden. Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft onlangs 20 miljoen euro toegekend aan dit project. Uitvoerder van het project is het bedrijf Ecosam, waarin de Stichting Bos en Tirta Drenthe (een dochter van Waterleiding Maatschappij Drenthe) hun expertise bundelen.
Een ander onderdeel van het drinkwaterproject is de bouw van een waterzuivering en de aanplant van bomen op de locatie Samboja Lestari, het transport van drinkwater naar Balikpapan en het opleiden van personeel dat de waterzuivering gaat bedienen. Door het water tegen een scherp tarief te leveren, ontstaat ruimte voor verbetering van de sanitaire voorzieningen
Kroonprins Willem-Alexander is het met de stelling van Ernes eens: “We hebben niet voor niks enorm ons best gedaan om drinkwater en sanitatie samen onder één millenniumdoel te laten vallen in plaats van ze apart te behandelen”, vertelt hij desgevraagd. “Maar het is in de praktijk vaak wel moeilijk om beide onderdelen te integreren. Dat komt onder meer omdat ze in ontwikkelingslanden vaak onder verschillende instanties vallen.”
Aqua for All
Door bomenaanplant op Samboja Lestari verandert het gebied weer in een oerwoud waar apen en andere dieren ongestoord kunnen leven (foto: WMD).
32
H2O / 7 - 2008
*thema
S amboja L es tari Area
B alikpapan
Aqua for All veel vooruitgang geboekt door 21.539 mensen te bereiken in 2007 tegen 4.108 in 2006. Hoewel het aantal sanitaire voorzieningen toeneemt, blijft het ten opzichte van andere waterthema’s achterop lopen. Wel is in vergelijking met 2006 het aantal projecten met zowel een drinkwaterals een sanitatiecomponent verdubbeld (van 26 naar 51 procent).
Nederlandse overheid Volgens de millenniumdoelstellingen moeten tussen 2000 en 2015 wereldwijd 1,1 miljard mensen toegang krijgen tot drinkwater en 1,6 miljard mensen tot sanitaire voorzieningen. De mate waarin deze doelstellingen worden gerealiseerd, wordt bijgehouden door het Joint Monitoring Program (JMP) van Unicef en de wereldgezondheidsorganisatie WHO (beide VN-organisaties). Op wereldschaal ligt de realisatie van de doelstelling voor drinkwater op schema, maar de realisatie met betrekking tot sanitaire voorzieningen blijft sterk achter. In Afrika geldt dat beide doelstellingen niet op tijd worden gehaald als geen extra inspanningen worden verricht. Begin 2005 beloofde de toenmalige minister voor Ontwikkelingssamenwerking Agnes van Ardenne dat Nederland het komende decennium 50 miljoen mensen zou voorzien van veilig drinkwater en goede sanitaire voorzieningen. Het ministerie van Buitenlandse Zaken houdt sindsdien bij hoe ver het is gevorderd met het realiseren van deze bijdrage aan de millenniumdoelstellingen. In februari rapporteerde het ministerie aan de Tweede Kamer dat momenteel drinkwatervoorzieningen voor 26,1 miljoen mensen en sanitaire voorzieningen voor 28,9 miljoen mensen worden gerealiseerd. Deze cijfers zijn gebaseerd op lopende projecten en overeenkomsten. Aanvullende toezeggingen en overeenkomsten voor de resterende 24,9 miljoen mensen voor drinkwater en 21,1 miljoen mensen voor sanitaire voorzieningen kunnen volgens het ministerie grotendeels vóór 2010 worden uitgevoerd. Tot nu heeft Nederland 827,8 miljoen euro gecommitteerd aan deze gecombineerde millenniumdoelstelling. In 18 landen, waarvan twaalf in Afrika, ondersteunt de Nederlandse overheid de aanleg van drinkwater- en sanitaire voorzieningen en irrigatiesystemen. In tien
landen, waarvan zes in Afrika, ondersteunt Nederland de ontwikkeling van de plannen voor geïntegreerd waterbeheer. Het gaat daarbij om duurzaam gebruik én beheer van de beschikbare waterbronnen. Volgens Peter de Vries van het cluster water (ministerie van Buitenlandse Zaken) heeft Nederland bewust gezocht naar mogelijkheden en partnerschappen om de drinkwater- en sanitatieprojecten meer met elkaar in balans te brengen. “We zijn ons zeer wel bewust dat elke liter drinkwater tevens een liter afvalwater oplevert. Daarom streeft Nederland naar zoveel mogelijk geïntegreerde en gezamenlijke ontwikkeling van drinkwater- en sanitaire voorzieningen. Wél financieren we grote losstaande sanitatieprogramma’s, dus zonder drinkwateraspect, omdat in het verleden de nadruk is gelegd op drinkwatervoorziening en er in de meeste landen een achterstand bestaat met betrekking tot sanitaire voorzieningen.” Het Nederlandse programma voor veilig drinkwater en goede sanitatie richt zich op het realiseren van toegang tot eenvoudige duurzame basisvoorzieningen, zoals een waterput, waterkiosk of pitlatrine (gat in de grond met verstevigde wanden en een deksel) voor de doelgroep, maar bevat ook steeds vaker voorlichting over hygiëne en moderne latrinevarianten, zoals de VIP-latrine (ventilated improved pitlatrines). Hierbij zorgt een uitstekende ventilatiepijp dat vliegen op afstand blijven. Om mee te mogen tellen als bijdrage aan de millenniumdoelstellingen, moeten de projecten voldoen aan de centrale criteria die zijn opgesteld door het Joint Monitoring Program. Zo wordt de doelgroep omschreven als ‘armen die nog geen toegang tot goed drinkwater hebben en nog niet over verbeterde sanitaire voorzieningen beschikken’ en moet een project minstens 20 liter water per persoon per dag produceren waarbij de waterbron zich op een loopafstand van minder dan één kilometer van de woning dient te bevinden. Nederland voegt daar het criterium van duurzaamheid aan toe. “Het gaat er niet alleen om dat we in bijvoorbeeld 2009 een x aantal waterpompen gerealiseerd hebben, maar dat deze tien of 20 jaar later ook nog functioneren”, aldus Peter de Vries. “De voorzieningen dienen duurzaam te zijn. Niet alleen in technisch opzicht, maar ook in economisch/financiële en in ecologische zin.”
achtergrond
in rurale en semi- stedelijke gebieden. Ook zal binnen het onderzoek gekeken worden welke menselijke, sociale, economische en politieke factoren deze kosten beïnvloeden. Aan de hand van de resultaten zal voorspeld kunnen worden wat de onderzochte diensten zouden moeten kosten onder verschillende omstandigheden. Hierdoor kunnen fondsen efficiënter benut worden.
Mensenrecht Nederland probeert niet alleen via financiële steun bij te dragen aan de millenniumdoelstellingen voor drinkwater en sanitatie. Op 3 maart kondigde minister Verhagen van Buitenlandse Zaken in zijn toespraak tot de mensenrechtenraad van de Verenigde Naties in Genève aan dat Nederland het recht op water als mensenrecht zal erkennen. Diverse hulporganisaties en de UNDP (ontwikkelingsorganisatie van de Verenigde Naties) lobbyen al jaren om water internationaal erkend te krijgen als mensenrecht. Minister Verhagen riep op snel overeenstemming te bereiken over het recht op water. Ook gaf hij aan zich ernstig zorgen te maken over de afname van de beschikbaarheid van schoon drinkwater. “Vervuild drinkwater zal de komende jaren naar verwachting de belangrijkste oorzaak zijn van ziektes en sterfte”, aldus minister Verhagen. “Het erkennen van het recht op water als mensenrecht zal het probleem van ziekte en sterfte niet oplossen, maar het kan een drukmiddel zijn om de toegang tot water voor de armen te verbeteren.” Verhagen zal zijn best doen overheden van ontwikkelingslanden erop te wijzen dat ze er alles aan moeten doen om het recht van hun bevolking op water te realiseren. Ook kroonprins Willem-Alexander gaf tijdens de viering van Wereldwaterdag op 20 maart in Genève aan dat hij de erkenning van water als mensenrecht erg belangrijk vindt: “Erkenning van het recht op water helpt, want dat zorgt ervoor dat inspanningen worden gericht op de armste en kwetsbaarste groepen, dat discriminatie en uitsluiting van bepaalde groepen worden aangepakt en dat mensen worden aangemoedigd hun rechten op te eisen.”
Bill Gates Een heel andere soort bijdrage aan de millenniumdoelstellingen voor drinkwater en sanitatie wordt geleverd door het IRC International Water and Sanitation Centre in Delft. Het instituut heeft bijna tien miljoen dollar gekregen van de Bill & Melinda Gates Foundation voor onderzoek naar de exacte kosten voor het realiseren van schoon drinkwater en sanitatie in ontwikkelingslanden. Met het project WASHCost zal het IRC en partners in vier landen, waaronder Burkina Faso en Ghana, vijf jaar lang werken aan het identificeren van de daadwerkelijke kosten van water-, sanitatie- en hygiënediensten
H2O / 7 - 2008
33
actualiteit Waterschap saneert bovenloop Tungelroyse beek Waterschap Peel en Maasvallei gaat, samen met het projectbureau Actief Bodembeheer de Kempen, de bovenloop van de Tungelroyse beek saneren. Het waterschap heeft namelijk verontreinigde waterbodems aangetroffen. Het waterschap en het projectbureau verwijderen het vervuilde slib in overleg met Waterschap De Dommel en de provincies Limburg en Noord-Brabant.
U
it een onderzoek dat het waterschap in februari afrondde, bleek dat in de bovenloop van de Tungelroyse beek boven de Zuid-Willemsvaart in Weert slib ligt dat ernstig vervuild is met onder andere cadmium en zink. Als dit vervuilde slib wordt opgewoeld en met het beekwater mee wordt gevoerd, dan zal het slib verder stroomafwaarts de bodem van de Tungelroyse beek kunnen vervuilen. Aan deze beek heeft het waterschap de laatste jaren hard gewerkt. De Tungelroyse beek is over de gehele lengte opnieuw ingericht tot een meer natuurlijke en schone(re) beek. Het waterschap meet twaalf keer per jaar de waterkwaliteit in dit deel van de Tungelroyse beek. In de beek laat het waterschap vanwege de geschiedenis (lozingen van zinkfabrieken) meer zink en cadmium dan normaal toe. Maar in een diepgaander onderzoek, ook van de waterbodem, trof het schap naast verhoogde cadmium- en zinkgehaltes zwart slib aan met een verdachte
samenstelling. Het waterschap verwacht ruim 550 kubieke meter verontreinigd slib in en op de bodem te moeten afgraven bovenstrooms en nog eens 500 kubieke meter benedenstrooms in de Kruispeel. Dit vervuilde slib kan het waterschap storten of zuiveren en hergebruiken. Het schoongemaakte zand kan worden hergebruikt als bouwstof voor geluidswallen onder wegen in kades. Deze sanering kost naar verwachting zo’n 200.000 euro. Het waterschap blijft na de sanering de bovenloop van de Tungelroyse beek vaker controleren. Dit doet ze omdat in de regio nog fabrieken draaien waar chemische, fysische en biologische processen plaatsvinden. De lozingen van deze bedrijven voldoen aan de landelijk gestelde normen. Op dit moment is er daarom geen aanwijzing dat er illegale lozingen zijn geweest die de oorzaak zijn van deze vervuiling. Wat dan wel de oorzaak van de vervuiling is, is onbekend.
Roermeander Vlodrop doorgebroken De meander in de Roer bij Vlodrop is doorgebroken. Waar de rivier voorheen nog een ruime bocht maakte om een ‘eilandje’ met bomen (zie H2O nr. 4), is de bocht nu afgesneden, zodat een écht eiland is ontstaan. De Roer snijdt nu 150 meter af van de loop naar de Maas bij Roermond.
H
et doorbreken van het laatste strookje grond kostte meer tijd dan verwacht. Boer Chrit Wolfhagen, die achter de meander woont en bestuurslid is van Waterschap Roer en Overmaas, tipte het waterschap al op 8 februari. Het strookje
grond was toen nog maar tien centimeter breed. Het duurde toch nog anderhalve maand voor de meander doorbrak. Op 16 maart was het zover. Debet daaraan was (mede) de relatieve hoge waterafvoer van 45 kubieke meter per seconde. De normale
De meander net vóór het doorbreken en na het doorbreken van de Roer (foto: Waterschap Roer en Overmaas).
34
H2O / 7 - 2008
De Dommel controleert mest- en teeltvrije zones Vanaf begin dit jaar controleert Waterschap De Dommel extra op de mest- en teeltvrije zone van vijf meter vanaf beken. Bij overtreding wordt direct een proces-verbaal opgemaakt en zo nodig bestuursrechtelijk opgetreden.
O
m uitspoeling van mest en andere schadelijke middelen naar het oppervlaktewater te voorkomen, mag in een strook van vijf meter van waterlopen niet worden bemest en mogen gewasbeschermingsmiddelen slechts minimaal worden gebruikt. Op deze strook mag ook niet hetzelfde gewas als elders op het perceel worden geteeld, met uitzondering van gras. Deze stroken zijn op landelijk niveau in 2006 ingesteld. Omdat deze regeling te onduidelijk bleek voor de betrokken partijen, heeft Waterschap De Dommel vorig jaar alleen gewaarschuwd bij overtredingen. Verder heeft het schap veel energie gestoken in de informatievoorziening over de mest- en teeltvrije zones. Daarom vindt De Dommel de tijd nu rijp om actief controles uit te gaan voeren. Dat gebeurt door middel van milieuvluchten. Als het schap een overtreding constateert, wordt direct een proces-verbaal uitgeschreven. Zo nodig kan het schap bestuursrechtelijk optreden. In enkele gevallen, als de overtreding op korte termijn ongedaan wordt gemaakt, staat het waterschap een hersteltermijn toe.
winterafvoer is 20 kuub per seconde. De oorzaak van die hoge waterafvoer was de regenval in het Duitse stroomgebied van de Roer, plus het extra water dat vanuit Duitse stuwmeren in de Roer werd gelaten.
DRINKWATER HY GIËN E HOCL: EEN NIEUW CONCEPT
HYGIËNISCH ONDERHOUD COLLECTIEVE LEIDINGWATERINSTALLATIES De kwaliteit van drinkwater is niet af te meten aan het feit of het er helder en schoon uitziet. Bacteriën als Coli, kiemen en Legionella vormen een onzichtbaar gevaar met verstrekkende gevolgen voor de gezondheid. Onder alle omstandigheden is de eigenaar van het drinkwatersysteem verantwoordelijk voor het aanleveren van bacteriologisch betrouwbaar water. Geen of onvoldoende inwendig onderhoud van leidingen en installaties als drukverhogingpompen en hydrofoors is vaak het begin van een bacteriologisch probleem. Het leidingsysteem zelf kan nog eens groeibevorderend werken door opwarming en onvoldoende doorstroming. Om mogelijke problemen in kaart te brengen heeft Aquador het “Hygiënisch Onderhoud Collectieve Leidingwaterinstallaties” (HOCL) concept ontwikkeld. Uniek, praktisch en compact. HOCL is er enerzijds op gericht om snel een indicatie te verkrijgen van de mate waarin een systeem gevoelig is voor de groei van bacteriën en anderzijds wordt gecontroleerd of het water voldoet aan de drinkwaternorm.
H AW L E
-SY STE E M 2 0 0 0
B E Z O E K W W W. A Q U A D O R . N L V O O R M E E R I N F O R M AT I E
tanks en silo’s type: toepassing: afmeting: situering: bouwtijd: ervaring:
Gewapend betonnen tanks; monoliet gestort Drinkwater, afvalwater, slib, enz. Diameter en hoogte tot 40 m. Bovengronds of ingegraven; ook in grondwater Zeer korte bouwtijd (speciale bekisting) Al meer dan 60.000 tanks gebouwd
Monostore® b.v. Goudplevier 107 (NL) 8271 GB IJsselmuiden Tel.: +31(0)38 - 33 707 00
Monostore® n.v. Hortensiastraat 12 (B) 2020 Antwerpen Tel.: +32(0)3 - 232 73 21
WWW.MONOSTORE.COM
OPSLAG
MILIEUZEKER
Tankbouw in beton en staal
Voor gas en water Een compleet programma schuifafsluiters en hulpstukken van DN 50 tot en met DN 300 (flenzen zelfs tot DN 400). Flenzen - rechte verbindingsstukken - bochten flens/voetbochten - T-stukken en eindkappen; - volkomen trekvaste verbinding - geschikt voor PE en PVC - corrosiebestendig door sterke epoxy-coating it! u r - snelle en eenvoudige montage bij elk weertype o vo r ve iek n h ec ge t i d i Imbema Denso B.V. u h Postbus 160 ha wle- syst eem 20 00 , d e NL-2000 AD Haarlem Telefoon (023) 517 24 24 Fax (023) 531 74 33 E-mail:
[email protected] Internet: www.imbemadenso.nl
Een onderneming van de Imbema Groep.
verenigingsnieuws programmagroepen en -commissies. Op 6 juni houdt het NVA-bestuur de gebruikelijke bijeenkomst met de programmagroepen, voorafgaande aan de NVA-dag. De KVWN komt binnenkort met een datumvoorstel.
WATERCOLUMN
Rivieren en meren als levensaders Vanaf de maan gezien is de aarde een ‘blauwe’ planeet. Driekwart van het aardoppervlak is bedekt met water: 1,4 miljard km3. Van al dat water is 97,5% zout en 2,5% zoet. Een derde slechts van die 35 miljoen km3 zoet water is direct bruikbaar, de rest ligt opgeslagen in gletsjers, in de poolgebieden of onder de grond. Rivieren en meren vormen de levensaders in onze aardse woestenij. Iedereen kent het sprekend voorbeeld van Egypte. Buiten de groene Nijlzone rest slechts dorre woestijn. Mensen en dieren moeten dagelijks op zoek naar zoet water. Animal Planet toonde onlangs het Afrikaanse Benin waar oprukkende verstedelijking de laatste olifanten van hun territorium aan de rivier aan het verdrijven is. Kijk ook naar Australië waar vee- en wijngebieden tussen Sydney en Melbourne lijden onder de watertekorten in de Murray. Noodmaatregelen langs de Colorado in Californië, een verbod op gras zelfs in Las Vegas. Spanje, dichter bij huis, oogt even mistroostig. Barcelona heeft zomers nauwelijks bruggen nodig over de Ebro. Schaarste dus aan water, ja zelfs crises tussen dieren en mensen, tussen mensen onderling. Met oorlogshaarden als Darfur als meest schrijnend voorbeeld.
Agenda Onderstaand vindt u de gezamenlijke agenda van NVA en KVWN van vergaderingen, congressen en andere bijeenkomsten. Informatie voor deze agenda kan worden aangeleverd bij het KVWN/ NVA-bureau: (070) 414 47 78. 17 april excursie van NVA sectie Noord-Holland naar drinkwaterbedrijven PWN en Waternet Amsterdam 17 april bijeenkomst van de Contactgroep Stedelijk Waterbeheer Rotterdam
Eén van de belangrijkste uitgangspunten van het samengaan van beide verenigingen is dat het goede in stand moet blijven of zelfs moet worden versterkt waar dat kan en dat verbeteringen moeten worden aangebracht op plaatsen waar nu al geconcludeerd wordt dat die verbetering behoeven. Het goede van de verenigingen zijn de programmagroepen en -commissies: het hart van de verenigingen, waar de activiteiten georganiseerd worden, waaraan de leden behoefte aan hebben. Het spreekt dus vanzelf dat in een mogelijke andere verenigingsstructuur (waar alle leden nog hun zegje over kunnen doen) er een prominente plaats blijft voor de actieve leden in programmagroepen, commissies en platforms. Het bestuur roept daarom alle programmagroepen op om niet achterover te leunen en te wachten op die nieuwe structuur, maar actief te blijven en te laten zien waar de NVA en de KVWN (en straks Waternetwerk) sterk in zijn: het organiseren van bijeenkomsten met een actuele, spannende, interessante en informatieve inhoud.
24 april studiemiddag van de NVA-programmagroep Bestuurlijk-juridische aspecten van het waterbeheer over Europees waterrecht Utrecht
Nieuwe leden
In Nederland kunnen wij ons nauwelijks tekorten aan zoet water voorstellen. De gunstige neveneffecten van onze deltawerken zijn de enorme zoetwater buffers van IJsselmeer, Zeeuwse waterarmen en de infiltatiemeren in onze duinen. Onze sociale strijd speelt zich af op de snelweg, een minuutje langer of korter in de file.
28 mei KVWN-voorjaarscongres met als thema ‘Transitiemanagement’ Nieuwegein
NVA Bart Bergmans (studielid), Mirjam Bloemerts, Erik de Bruine (Witteveen+Bos), Bas van Gestel (Wateropleidingen), Hans ten Kate Kool (Ten Kate Kool), Albert van Koolwijk (HAS Den Bosch), Sabine Niessen (Arcadis), Chris Ruiken (Waternet) en Efrath Silver (Hydrologic). En als begunstigend lid Grundfos Nederland BV.
Toch zullen ook wij ons zoet water beter moeten bewaken. Een gift van Moeder Natuur is nog geen maatschappelijk gegeven. Meer erkenning bij ons en de buurlanden is nodig voor Rijn, Maas, IJssel, Aa, Waal, Schelde, Dommel en Roer. Zeker als de klimaatverandering doorzet. Rivieren hebben primair een drinkwaterfunctie.
27-28 november WaterSymposium Harderwijk / Voorhuizen
Vewin gaat daarvoor. Voor de volksgezondheid. Voor smaakvol water van onberispelijke kwaliteit. Als ik aan Holland denk wil ik kunnen blijven dromen van die eindeloos langzame stromen vol met dat heerlijk vocht. Troost voor ouderen, fun voor kids.
In het bestuur van de Waterfederatie, bestaande uit Roelof Kruize, Cor Roos, Carleen Mesters, Nicolette Rigter, Wilco Werumeus Buning en Jan Molenaar, wordt hard gewerkt aan de totstandkoming van het Koninklijk Nederlands Waternetwerk. Op 3 oktober is een bijzondere ledenvergadering gepland waar de fusie aan de orde wordt gesteld.
6 juni NVA-voorjaarsvergadering locatie nog niet bekend
De eerste twee maanden van het jaar hebben de verenigingen de volgende nieuwe leden kunnen inschrijven:
Programmagroepen: niet achterover leunen! Erik de Bruine
Efrath Silver
KVWN Paulien Geerdink (Waterbedrijf Groningen), Jeroen van der Leijé (Biqualys), Eddy Toonen (Waterleiding Maatschappij Limburg), Roy Tummers (Evides),
Theo Schmitz (Vewin) Naast de formeel juridische kant is er ook de inhoudelijke kant: waar gaan we naar toe met de nieuwe vereniging? Blijft de koers dezelfde als die van de KVWN en NVA nu of moet het roer om? Daarover zal natuurlijk uitgebreid met de leden worden overlegd, tijdens de ledenvergaderingen en tijdens bijeenkomsten met vertegenwoordigers van
36
H2O / 7 - 2008
Paulien Geerdink
Jeroen van de Leijé
verenigingsnieuws het gebied van drinkwater en waterbeheer, en in het bijzonder voor de jongere leden. De aard van de activiteiten van het Jongerenplatform is dan ook altijd wat informeler en hebben naast een inhoudelijk aspect altijd het doel tot netwerken met andere (jonge) leden. Op dit moment is het Jongerenplatform op zoek naar initiatiefrijke watermensen voor de volgende functies: Roy Tummers
Johannes Vijlbrief
•
Johannes Vijlbrief (Waterleiding Maatschappij Limburg) en Peter Wiersma (P&O Services Groep).
Peter Wiersma
Watercafé ‘Energie & Water’ Water en energie zijn voor (industriële) bedrijven van essentieel belang. Dit geldt voor bedrijven in verschillende sectoren. Per sector worden eigen kwantiteits- en kwaliteitseisen aan water en energie gesteld. Gegarandeerde beschikbaarheid van voldoende water en energie met een daarbij behorende constante kwaliteit, en bij voorkeur tegen een zo gunstig mogelijke prijs, is onontbeerlijk. De wereld van water en energie is voortdurend in beweging. Denk aan de gevolgen van liberalisering, de invoering van nieuwe (zuiverings)technologieën, de strengere milieueisen en nieuwe wetgeving. Water en energie zullen in de toekomst schaarser en dus ook duurder worden. Dit dwingt tot het maken van nieuwe keuzes. Niet alleen zijn beide werelden in beweging, er zijn ook veel raakvlakken tussen beide werelden. Daarom is er op 17 april een korte bijeenkomst bij Royal Cosun (de voormalige Suiker Unie) in Roosendaal, die begint om 16.00 uur. Vier lezingen staan op het
programma: ‘Global trends affecting the water cycle - energy use and costs’ door Andrew Segrave (Kiwa Water Research), ‘Industriële waterzuivering, toekomstverkenning: energie Ketendenken’ door Johan Raap (Royal Cosun), ‘Toepassing van carboxy methyl inuline als milieuvriendelijke scale inhibitor in waterbehandeling’ door Harry Raaijmakers (Royal Cosun) en ‘Proceswater in ontwikkeling’ door Lambert Paping (DOW). Tussen 17.45 en 18.15 uur is tijd voor discussie onder leiding van Johan Raap. Daarna volgt een afsluitende netwerkborrel met broodjes. Deelname is gratis. U moet zich wel opgeven via de internetpagina’s van NVA en KVWN. Het Watercafé is een initiatief van het Jongerenplatform.
Gezocht: enthousiaste jonge watermannen en -vrouwen Het Jongerenplatform van de KVWN en NVA bestaat uit jonge leden (t/m 35 jaar) die activiteiten ontwikkelen en organiseren op
bestuursleden, in het bijzonder een secretaris
Door verschuivingen in het bestuur van het Jongerenplatform komt de functie van secretaris vrij. In deze functie draai je mee als bestuurslid bij het bedenken, initiëren en organiseren van de jongerenplatform activiteiten zoals ‘Een dag op de stoel van.’, de Watercafés, de Young Professionals Day en excursies. Het bestuur zoekt iemand die niet afwachtend is en graag dingen aanpakt en boordevol ideeën zit. Als secretaris ben je verder verantwoordelijk voor de verslaglegging van de vergaderingen van het platformbestuur (ongeveer vier keer per jaar), eerste aanspreekpunt van het platform vanuit het bureau en de verenigingsbesturen, beheer algemene mailbox van het platform en redactie van de waterloopbaannieuwsbrieven; •
mede-organisator Young Professionals Day 2008
Hét evenement voor de jonge waterprofessional en alle waterstudenten is de Young Professionals Day. In tegenstelling tot voorgaande jaren zal deze dit jaar in september plaats gaan vinden. Het Jongerenplatform zoekt nog mensen die het leuk vinden om mee te helpen organiseren. Je gaat met het platformbestuur en het bureau zorgen voor een succesvol evenement. Zo ga je samen het programma invullen, onderwerpen bedenken, een locatie uitzoeken, sprekers uitnodigen en natuurlijk ligt op de dag zelf ook een deel van de organisatie in jouw handen. Veel van het contact met het platformbestuur en het bureau zal via e-mail verlopen, maar we zullen ook een paar keer samenkomen om te vergaderen, na werktijd. Heb je zin om actief lid van de vereniging te worden en spreekt bovenstaand profiel je aan, reageer dan vrijblijvend (via
[email protected]).
Naamswijziging NVA-excursiecommissie De NVA-excursiecommissie heet vanaf heden de NVA Commissie Studiereizen. De commissie is op het moment druk bezig met het organiseren van twee reizen voor dit jaar: de tweedaagse studiereis naar Parijs op 29 en 30 mei en (samen met de KVWN) een twee weken durende reis naar Singapore en Australië.
H2O / 7 - 2008
37
verenigingsnieuws In de verschillende modules wordt waar mogelijk ingegaan op specifieke, watergerelateerde voorbeelden. De gastspreker is een ervaringsdeskundige uit de watersector. Er worden praktische werkvormen gehanteerd, waarbij de cursisten zelf aan de slag gaan.
Waternetwerk nu ook op Linked In Nadat de internetpagina waternetwerk.hyves.nl in het leven was geroepen, werd er door leden op gewezen dat op de zakelijke internetpagina Linked In nog geen ‘groep’ was aangemaakt voor de verenigingen. Leden wilden zich via deze Amerikaanse variant naast het opgeven van functie en werkgever, ook graag kunnen kenmerken als NVA- of KVWN-lid. Zodoende is er voor Waternetwerk een ‘groep’ aangemaakt op Linked In. Om lid te kunnen worden, moet u wel toestemming vragen en natuurlijk lid van de vereniging zijn. U kunt Waternetwerk opzoeken op Linked In of een e-mail sturen aan
[email protected] om een verbinding naar de ‘groep’ te ontvangen. Deze is ook te vinden op de internetpagina’s www.kvwn.nl en www.nva.net.
Historisch erfgoed op komst? De afgelopen jaren heeft een groot deel van het historisch erfgoed uit de water(zuiverings)wereld een plek gekregen op de rwzi Dokhaven in Rotterdam. Zaken die binnenkort gesloopt, vervangen of weggegooid worden, kunnen over een aantal jaren wel eens van historisch belang blijken te zijn. Als u te maken krijgt met het afbreken of verwijderen van objecten, installaties of apparatuur waarvan u denkt dat het de moeite waard is om het toch te behouden, meld dat aan het bestuur van de Historische Commissie (zie het Waterboek) of aan het bureau van de NVA/KVWN:
[email protected].
Dia’s of foto’s van vóór 1990? Heeft u nog dia’s of foto’s van objecten uit de waterwereld van voor 1990, de Historische Commissie ontvangt ze graag. Uiteraard worden ze teruggezonden indien u aangeeft dat u ze wilt behouden. De Historische Commissie van de NVA is bezig met het digitaliseren van dia’s en foto’s. Zij wil ze bewaren voor het nageslacht en ook publiceren op de internetpagina van Waternetwerk. Als u dia’s en/of foto’s uit de waterwereld (waterbeheer én drinkwater!) heeft van vóór 1990 waarvan u denkt dat die uit historisch oogpunt interessant kunnen zijn, dan kunt u deze sturen naar: Rob Vugts, Citroenstraat 8, 1326 GE Almere, (036) 523 15 56. U kunt ook gescande afbeeldingen elektronisch doorsturen (op hoge resolutie oftewel 300 dpi):
[email protected].
38
H2O / 7 - 2008
Nieuwe cursus: Wereldwijd werken Elders in de wereld werken aan watervoorzieningen is anders dan in Nederland, zo ervaren uitgezonden medewerkers uit de watersector. Om hen hierop beter voor te bereiden, ontwikkelde Stichting Wateropleidingen samen met het Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT) de speciale ééndaagse cursus ‘Wereldwijd werken’. Het KIT is gespecialiseerd in de cultuuraspecten van werken in andere landen. Op 30 mei vindt de cursus plaats bij het KIT in Amsterdam. Ervaren trainers zullen veel aandacht aan de praktijk en de overdracht van kennis en kunde besteden. In vijf modules komen de relevante onderwerpen aan bod: het communiceren met buitenlandse collega’s, het maken van afspraken, wat werkt wel en wat niet, hoe draag je kennis over en benodigde persoonlijke vaardigheden. Als gastspreker vertelt een ervaringsdeskundige uit de sector zijn praktijkverhaal. De cursus is bedoeld voor medewerkers vanaf MBO-niveau. Aan de cursus kunnen maximaal 15 mensen deelnemen. De prijs bedraagt 625 euro. De Nederlandse kennis en aanpak van waterprojecten is in internationaal verband niet zomaar overdraagbaar en toepasbaar. Het cursusprogramma maakt de medewerkers die internationale projecten uitvoeren, bewust van de cultuuraspecten bij het samenwerken met buitenlandse collega’s en in andere omstandigheden. Na het volgen van deze cursus hebben de deelnemers inzicht in verschillen in culturen, belangen en omstandigheden. Internationale communicatievaardigheden worden versterkt. De medewerkers kunnen het interculturele bewustzijn omzetten in instrumenten en vaardigheden die in internationale context effectief zijn. De volgende onderdelen komen aan bod: cultuur en communicatie, inzicht in de eigen Nederlandse cultuur, communiceren met buitenlandse collega’s, kennis van cultuurkenmerken (tijd, hiërarchie, gedrag) en de omgang daarmee in Europa, Azië en Afrika, de waterketen en het watersysteem in internationaal perspectief, ontwikkelingsstadia op het gebied van watervoorziening en sanitatie, water en hygiëne, bedrijfsvoering en beheer, werkwijzen in het buitenland, internationale ervaring uit het werkveld, inventariseren wat wel en niet werkt, werkprocessen in het buitenland, het organiseren van het werkproces ter plekke, samenwerken en het maken van afspraken, kennisoverdracht en de benodigde persoonlijke vaardigheden.
Op internet (www.wateropleidingen.nl) staat het programma en is een aanmeldingsformulier te vinden. De inschrijving sluit 24 april. Voor meer informatie: (030) 606 94 00 of (020) 568 82 91.
Ter kritiek Het college van deskundigen waterketen (voorheen CKW) heeft ter kritiek gepubliceerd de beoordelingsrichtlijn BRL-K 14001/03 ‘Sanitaire kranen: vorstbestendige gevelkranen met muurdoorvoer’ en het wijzigingsblad BRL K533 ‘Buizen van polyethyleen voor het transport van drinkwater’ met BRL K536 deel E ‘Kunststofleidingsystemen van PE-X/AL, bestemd voor het transport van warm en koud drinkwater’. De belangrijkste wijzigingen bij de laatste beoordelingsrichtlijn, zijn: voortaan gebaseerd op ISO 21003, een toevoeging van PE-MDX als grondstof voor de binnenlaag en een overzichtelijkere indeling. In BRL K533 is een meerlagenbuis (coëxtrusie) van verschillende PE-lagen opgenomen. De voornaamste wijziging van BRL-K14001 is dat gevelkranen die na het afsluiten niet automatisch leeglopen, bestand moeten zijn tegen bevriezing. Om dit te beproeven, is de test ‘Bestandheid tegen beschadiging door bevriezing (artikel 4.4)’ aan de beoordelingsrichtlijn toegevoegd. Kritiek op de wijzigingsbladen kan tot en met 1 mei schriftelijk worden ingediend bij Kiwa Certificatie en Keuringen, Unit Kunststof Leidingsystemen, t.a.v de heer ing. R. Goutier, Postbus 70, 2280 AB Rijswijk. Kritiek op de beoordelingsrichtlijn voor sanitaire kranen kan tot zes weken na deze publicatie ingediend worden bij de secretaris van CKW op hetzelfde adres. Voor meer informatie: (070) 414 45 78.
verenigingsnieuws ATA-certificaten 2007 Bijgaand een overzicht van door Kiwa beëindigde en nieuwe verleende ATA certificaten in 2007. In tabel 1 vindt u een overzicht van producten met een ATA certificaat, die in 2007 beëindigd zijn. In tabel 2 is een overzicht gegeven van producten, die vorig jaar positief beoordeeld zijn op toxicologische aspecten. De tabellen zijn als volgt opgebouwd: in
de eerste kolom staat de naam van de producent of leverancier van het product. In de tweede kolom staat vermeld om wat voor product het gaat. De derde kolom bevat het nummer van het betreffende certificaat. De vierde kolom geeft de handelsnaam, terwijl in de laatste kolom de beoordelingsrichtlijn vermeld staat (indien van toepassing) waarin de functionele producteisen zijn opgenomen.
Een compleet overzicht van alle producten met een ATA-certificaat, inclusief contactpersonen van de desbetreffende leveranciers, kunt u vinden op de internetpagina van Kiwa: www.kiwa.nl.
Deze beoordelingsrichtlijnen zijn op aanvraag bij Kiwa verkrijgbaar: (070) 414 45 07.
Tabel 1. Beëindigde Kiwa ATA-certificaten in 2007.
leverancier
productgroep
nummer
certificaat product
Alphacan Bison International ClearWater Revival Ecolab GE Betz
buizen lijmen reinigingsmiddelen reinigingsmiddelen antiscalants antiscalants antiscalants vlok(hulp)middelen vlok(hulp)middelen buizen buizen buizen reinigingsmiddelen reinigingsmiddelen buisverbindingsstukken buisverbindingsstukken corrosie-inhibitors
K13485/01 K21677/02 K22782/01 K24722/01 K11385/02 K11898/02 K22516/01 K23052/01 K26412/01 K13890/01 K14342/01 K20570/01 K23516/01 2089/2 K20000/01 K11172/01 K12788
PE-Xb buizen Friatherm Component + Bioxyl P3-oxonia active AquaMax HT-10 AquaMax HT-20 Hypersperse AF 220 UL Melstar S Nalco IWC Filtrafloc PAC waterleidingbuizen van PE PB buizen PB buizen Huwa-San TR-5 Citro-Plus insteekfittingen insteekfittingen Tyfocor L, Tyfocor HTL
Melspring International Nalco Netherlands PLASTICO Polypipe Building Products Roam Chemie Sanit-Chemie Reinigungsmittel und geräte Tyco Waterwork Company Tyforop Chemie
Tabel 2. Verleende Kiwa ATA-certificaten in 2007.
leverancier
productgroep
nummer certificaat
product
nummer BRL
Akzo Nobel Base Chemicals Ashland Deutschland Becker Plastics COBO Plastic Suriname Frank
conditioneringsmiddelen antiscalants buizen buizen buisverbindingsstukken
K44685/01 K43277/01 K44813/01 K42988/01 K42553/01
n.v.t. n.v.t BRL-K 536 deel G BRL-K 502
Freudenberg O-Ring & Co.
rubberringen
K44812/01
Georg Fischer HT Henco Industries Henkel LAV.EL.GOMMA
buisverbindingsstukken buisverbindingsstukken antiscalants reinigingsmiddelen rubberringen
K44843/01 K43865/01 K44434/01 K44435/01 K43770/01
Lopigom
rubberringen
K43802/01
Nalco Europe NCP NORIT Nederland Polypipe Building Products
antiscalants antiscalants actieve kool buizen
K43641/01 K44810/01 K43829/01 K40488/01
natronloog 50% en 32% (m/m) Polystabil RO PE-RT/Al buizen waterleidingbuizen van PVC-U Fusion fittingen van PE voor het transport van drinkwater rubberringen voor verbindingen in drinkwaterleidingen iFIT PPSU fittingen kunststof fittingen Hencovision P3-Osmotech 1135, P3-Osmotech 1141 P3-Osmotech 2230 rubberringen voor verbindingen in drinkwaterleidingen rubberringen voor verbindingen in drinkwaterleidingen Nalco Perma Treat PC-191T NCP Foam 605 NORIT ROW CAT Grades PB Pipes
Roth Werke Uponor
buisverbindingsstukken buisverbindingsstukken
K43967/01 K44220/01
Van de Lande
buisverbindingsstukken
K44653/01
Wavin Nederland
buisverbindingsstukken
K43248/01
PPSU fittingen Uponor compression adaptor MLC (made of PPSU and brass) klemfittingen van polyetheen voor drinkwaterbuizen van polyetheen PPSU smartFix fittingen
BRL-K 569 BRL-K 17504 BRL-K 536 deel C BRL-K 536 deel E n.v.t. n.v.t. BRL-K 17504 BRL-K 17504 n.v.t N.v.t. n.v.t. BRL-K 536/03 deel C BRL-K 536 deel G BRL-K 536 deel G BRL-K 534 BRL-K 536/03 deel E
H2O / 7 - 2008
39
AQUATECH Leading trade exhibitions for process, drinking and waste water
NE
W
AQUATECH CHINA
EXHIBITION 21-23 MAY
2008 AQUATECH AMSTERDAM
EXHIBITION 30 SEP - 03 OCT
2008 WQA AQUATECH USA CONFERENCE EXHIBITION
17-20 MAR 18-20 MAR
2009
Organised by
Supported by
www.aquatechtrade.com
* thema
platform
Martin de Jonge, Vitens Kees Vink, Kiwa Water Research
Nitraatproblemen op zandgronden verder gekwantificeerd Met het hydrochemische modelinstrument RESPOND hebben Kiwa Water Research en Vitens een pilotstudie in Overijssel verricht naar de te verwachten gevolgen van de nitraatbelasting voor de drinkwaterkwaliteit. De uitkomsten wijzen erop dat het mestbeleid zijn vruchten begint af te werpen.
V
oor het uitvoeren van een pilotstudie naar de kwetsbaarheid voor nitraat zijn de grondwaterwinningen Goor, Herikerberg en Holten
geselecteerd. Ze hebben alle drie een intrekgebied met landbouw op droge zandgronden, bos, stedelijk gebied en bungalowparken. Anderzijds verschillen ze
Afb. 1: Landgebruik binnen de intrekgebieden van de drinkwaterwinningen Holten, Herikerberg en Goor.
in verblijftijdverdeling. Goor, gelegen in een kwelgebied, heeft relatief korte verblijftijden (< 25 jaar). Holten kent relatief lange verblijftijden (tot > 100 jaar) door de ligging op de flank van de grote stuwwal van de Sallandse Heuvelrug. De winning Herikerberg, op de top van een kleine stuwwal, zit daar tussenin. Door voorgaande studies bestaat redelijk inzicht in opbouw en reactiviteit van de ondergrond en – niet onbelangrijk – de
Bij de bescherming van drinkwaterwinningen in Overijssel is nitraat als speciaal aandachtspunt in het beleid opgenomen. Al jaren is het de vraag of het ingezette generieke mestbeleid afdoende is om in de toekomst normoverschrijdingen van nitraat en afgeleide parameters in het opgepompte grondwater te voorkomen. De in 2006 van kracht geworden mestwetgeving betekent een forse stap in verdere reductie van nitraatuitspoeling vanuit landbouwpercelen. Een deel van de historische nitraatvracht is echter nog onderweg naar de drinkwaterputten, doordat de verblijftijden van het grondwater vaak vele jaren bedragen. Het is daarom de vraag welke nitraatgehaltes daar te verwachten zijn in de nabije toekomst. Landelijk wordt rekening gehouden met aanvullende maatregelen voor verdere emissiereductie. Provincie Overijssel heeft in haar omgevingsplannen de gebiedsvisie ingezet, met voorrang voor de voor nitraat kwetsbare winningen. Voor Vitens als drinkwaterleverancier in Overijssel was dit aanleiding om voor enkele kwetsbare grondwaterwinningen een nadere analyse te verrichten van de te verwachten nitraatontwikkeling.
H2O / 7 - 2008
41
gehaltes nitraat, sulfaat, nikkel en hardheid (door het optreden van pyrietoxidatie te beschouwen als mestparameters) zijn al jarenlang relatief hoog.
RESPOND In het kader van het bedrijfstakonderzoek ontwikkelde Kiwa RESPOND om risico’s van verontreinigingen voor de grondwaterkwaliteit te kunnen evalueren. Het voorspelt de kwaliteit van het opgepompte ruwwater in een pompput op basis van het stroombanenpatroon, schematisatie hydrochemische processen in de ondergrond, de belasting met verontreinigingen aan maaiveld per landgebruikklasse (combinatie van LGN- en CBS-data), een gekoppelde boekhouding van mestparameters, kalibratie van proces- en belastingparameters op historische reeks ruwwaterkwaliteit per pompput met een genetisch algoritme. Afb. 2: Nitraatbelasting per landgebruikklasse in 2005.
Met name door deze manier van kalibreren reduceert het model de mate van onzekerheid in de voorspelling sterk, ondanks de onzekerheid in de diverse parameters. Lokale bijzonderheden van de ondergrond en de emissies naar het grondwater worden verdisconteerd, doordat per pompput wordt gecalibreerd.
Pilot In deze pilot zijn voorspellingen gedaan voor de mestparameters nitraat, sulfaat, hardheid en nikkel in het ruwwater (zie tabel 1 voor de actuele normen). De belasting aan maaiveld van nitraat en sulfaat is in eerste instantie geschat op basis van landelijke gegevens over atmosferische depositie, mestgebruik en oogstopbrengsten. Naar aanleiding van gedetailleerde inventarisatie van de intrekgebieden is de landgebruikkaart verfijnd en zijn nadere schattingen van de belasting aan maaiveld gedaan (zie afbeelding 2). De belangrijkste vormen van landgebruik in Goor, Herikerberg en Holten zijn maisteelt, intensief beweid grasland, (naald)bos, stedelijk gebied en bungalowparken en campings. Als ondergrondprocessen zijn gesimuleerd de afbraak van nitraat door organische stof, de afbraak van nitraat door pyriet gevolgd door sulfaat- en zuurvorming en het vrijkomen van nikkel én zuurbuffering door kalkoplossing. Door gebruik te maken van grondwaterkwaliteitgegevens uit meetnetten en geochemische gegevens van enkele boringen kon
Drinkwaternormen en streefwaarden.
nitraat (mg/l) sulfaat (mg/l) hardheid (mmol/l) nikkel (μg/l)
42
H2O / 7 - 2008
drinkwaternorm
streefwaarde Vitens
50 150 2,5 20
25 100 1 10
Afb. 3: Ontwikkeling van het nitraat- en sulfaatgehalte tot 2050 in Holten.
geschat worden welke processen waar plaats kunnen vinden. Het stroombanenpatroon is afgeleid uit het stationaire hydrologische model van het Regge- en Dinkelgebied, gecalibreerd voor de gemiddelde situatie 1991-2001. Hierbij is gebruik gemaakt van alle in DINO aanwezige boringen en grondwaterstanden. Op basis van deze gegevens bleek het mogelijk een kalibratie uit te voeren, waarbij per winput de meetreeksen voor nitraat, sulfaat en hardheid vrij goed zijn gesimuleerd.
Scenario’s Om voldoende gevoel bij de bandbreedte van de toekomstige ontwikkeling te krijgen, zijn vier scenario’s doorgerekend met als tijdhorizon het jaar 2050. Deze schetsen uitersten waarbinnen de werkelijke ontwikkeling kan liggen: •
autonoom: De belasting blijft vanaf 2009 stabiel bij onveranderd landgebruik;
•
pessimistisch: De ruimte binnen de mestwetgeving pakt sterk negatief uit voor de hier gelegen landbouwgronden;
•
aangepast landgebruik: Landbouw hanteert naar huidige maatstaven
optimaal mineralenmanagement en naaldbos wordt gedeeltelijk omgevormd naar loofbos en heide; •
nulemissie: In dit theoretische scenario is alle belasting aan maaiveld vanaf 2006 gestopt. Het resultaat laat zien welke toekomstige gehalten ontstaan door historische belasting.
De rekenresultaten zijn op twee manieren gevisualiseerd: in doorbraakcurves van het gezamenlijke ruwwater op basis van gewogen gemiddelden van de curves per pompput (afbeelding 3) en in kaarten van de belasting en de reactiviteit van de ondergrond (afbeeldingen 4 en 5). Deze kaarten tonen welke delen van het intrekgebied netto (na aftrek van de omgezette hoeveelheid nitraat) de grootste bijdrage leveren. Wat zijn we nu wijzer geworden? Ten eerste valt bij het nulemissiescenario op hoe lang de historische belasting nog door kan werken als gevolg van de traagheid van de grondwaterstroming: van 15 jaar (Goor) tot meer dan 50 jaar (Holten). Ten tweede zien we dat de overige drie scenario’s relatief weinig verschillen. Bij Goor, waar nitraat volledig wordt
* thema
Afb. 4: Ruimtelijk beeld van de (netto-) nitraatbelasting per stroombaan.
afgebroken door de aanwezigheid van pyriet en organische stof in combinatie met relatief natte omstandigheden, is de piek van sulfaat al gepasseerd en zal sulfaat zich stabiliseren op een niveau tussen 50 en 75 mg/l. De bijdrage aan de sulfaatconcentratie vanuit pyrietoxidatie is hierin relatief gering. De hardheid zal zich stabiliseren op een niveau tussen 3 en 4,5 mmol/l en dus ruim boven de drinkwaternorm van 2,5 mmol/l blijven. Bij Herikerberg, waar een deel van de stroombanen door pyriethoudende lagen gaat, stabiliseert nitraat zich rond 20-25 mg/l en sulfaat tussen 60 en 75 mg/l. Bij Holten, waar de nitraatafbraak nog geringer is, stabiliseert nitraat zich rond 40 mg/l en sulfaat tussen 50 en 60 mg/l. Kortom, voor nitraat en sulfaat is ook in het pessimistische scenario geen sprake van normoverschrijding. Wel worden streefwaarden overschreden. Voor hardheid lijkt een zuiveringsstap onvermijdelijk, ook bij een verder aangepast landgebruik. De kaarten leren ons dat de bijdrage aan de nitraatlast sterk kan verschillen per perceel, uiteraard afhankelijk van het gebruik maar zeker ook van de positie in het watersysteem. Met maatregelen gericht op deelgebieden is dus zeker resultaat te halen in reductie van het nitraatgehalte. Uit de doorbraakcurves blijkt echter dat weinig verbetering te bereiken is met een beperkt maatregelenscenario: pas op lange termijn wordt een bescheiden resultaat zichtbaar. Een stevig en generiek mestbeleid vormt bij deze
platform
Afb. 5: Ruimtelijk beeld van de bijdrage van pyrietoxidatie, geprojecteerd op het beginpunt van een stroombaan.
winningen duidelijk een voorwaarde voor een substantiële verbetering van de grondwaterkwaliteit.
Perspectief Het hydrochemisch modelinstrument is nu ingezet voor drie situaties in Overijssel met een tamelijk reactieve ondergrond en een dominante invloed van de landbouw. Op de schaal van een grondwaterwinning leverde de modelbenadering zeer bruikbare voorspellingen op. Het is de bedoeling voor nog meer situaties binnen het beheergebied van Vitens de kwaliteitsrisico’s te evalueren, bijvoorbeeld voor winningen met een hogere natuurlijke hardheid of winningen waar minder tot geen denitrificatie plaatsvindt. Ook de evaluatie van de belasting vanuit stedelijk gebied is een belangrijk doel. Voor toepassing op perceelsniveau, bijvoorbeeld voor het prioriteren van maatregelen op die percelen, is de beschikbaarheid van gedetailleerde gegevens van de ondergrond en de belasting onvoldoende. In zo’n situatie zal meer informatie beschikbaar moeten komen en zullen de processen langs de stroombanen gedetailleerder moeten worden berekend.
kunnen dan ook beter worden benaderd. Rekentechnisch is dit echter niet eenvoudig. Een stap voorwaarts kan verder gezet worden door gegevens van grondwaterkwaliteit uit meetnetten ook in de kalibratieprocedure mee te nemen in plaats van uitsluitend met de analyses van het ruwwater te kalibreren, zoals nu het geval is. Verder zou door goede evaluatie van uitgevoerde studies meer zicht kunnen komen op de bandbreedtes van proces- en belastingparameters. Dat vergroot het inzicht in de nauwkeurigheid van de voorspellingen. Een deel van deze verbeteringen zijn voorzien in het komende programma van het bedrijfstakonderzoek voor de drinkwaterbedrijven.
Een ander punt van verbetering zit in een verbeterde tijdsafhankelijke benadering van de grondwaterstroming, die meer recht doet aan de in de loop van de tijd verschuivende herkomst van het water. Situaties met wisselende onttrekkingshoeveelheden
H2O / 7 - 2008
43
Hendrik Beverloo, Kiwa Water Research Mirjam Blokker, Kiwa Water Research Maurice van der Roer, Duinwaterbedrijf Zuid-Holland
Verblijftijden in vertakt en vermaasd distributienet op basis van EGV Voor waterbedrijven is het belangrijk om de verblijftijd van drinkwater in het leidingnet te kunnen meten. Verblijftijden zijn nodig om leidingnetberekeningen te kunnen valideren. In een klein distributienet met 147 woningen in Benthuizen zijn verblijftijden gemeten door zout te doseren en vervolgens de toe- en afname van het elektrisch geleidingsvermogen (EGV) te meten op het doseerpunt en drie meetpunten in de wijk. Door gebruik te maken van een statische menger en een volumeproportionele toevoeging van zout werd bereikt dat het EGV snel toenam en weer afnam bij het stoppen van de toevoeging. Door afwisselend vier uur wel en vier uur niet te doseren, kon de variatie van de verblijftijd over de dag in beeld worden gebracht. Het net is doorgemeten in een vertakte en een vermaasde configuratie. Het is voor het eerst dat deze verblijftijdmeting succesvol in Nederland is toegepast.
D
e waterbedrijven DZH, PWN en Waternet zijn in hun gezamenlijke onderzoeksprogramma in 2004 met onderzoek begonnen naar het bepalen van verblijftijden in distributienetten. Lange verblijftijden in het leidingnet leiden mogelijk tot een afname van de waterkwaliteit. Waterbedrijven kunnen met leidingnetberekeningen bepalen waar lange verblijftijden optreden. Deze berekeningen zijn mogelijk onnauwkeurig, met name voor zeer lange verblijftijden (enkele dagen) en in de uitlopers van het leidingnet. De modellen kunnen worden gevalideerd door verblijftijden te meten.
Meetmethoden Het meten van verblijftijden in het leidingnet is niet eenvoudig. Om een verblijftijd te kunnen meten, moet een parameter gevonden worden die gevolgd kan worden door metingen in het leidingnet uit te voeren. Preciezer gezegd: er is een waterkwaliteitsparameter nodig om de verblijftijd te bepalen. Uit literatuuronderzoek komen verschillende manieren naar voren om verblijftijden vast te stellen. Meestal gaat het om het volgen van het elektrisch geleidingsvermogen en pH-schommelingen, troebelheidpieken en deeltjesaantallen vanaf het pompstation tot in het distributienet. Ook is het mogelijk stoffen toe te voegen en daaraan te meten, zoals vrij chloor, fluoride of ‘zwaar water’. Uit praktische overwegingen
44
H2O / 7 - 2008
Afb. 1: Meetlocatie Benthuizen (X afsluiters die continu dicht staan tijdens de proef om het gebied te isoleren; X afsluiters die dicht staan tijdens vertakte situatie en open staan tijdens vermaasde situatie).
gaat de voorkeur uit naar een parameter die gemakkelijk (goedkoop) te meten is en die de drinkwaterlevering niet beïnvloedt. Uit berekeningen blijkt dat de verblijftijd niet constant is over de dag: door een hoge
afname tijdens de piekuren in de ochtend wordt de verblijftijd verkort. Daarom is het ook gewenst dat de parameter een aantal keer per dag kan worden gemeten.
* thema
platform
metingen zal daarom tussen twee en 3,1 liter per uur liggen. Na de dosering is een statische menger geplaatst, zodat het water goed gemengd het distributienet weer ingaat. Vóór de dosering is de concentratie Cl-- en Na+-ionen en het EGV in het water van Benthuizen bepaald. Met een verhoging van 20 tot 30 procent van het elektrisch geleidingsvermogen worden de normen van het Waterleidingbesluit niet overschreden. Het zout dat gebruikt is voor de doseeroplossing, is zeer zuiver en voorafgaand aan de proef geanalyseerd op zware metalen. De zoutoplossing had een concentratie van 156,25 g/l NaCl. Berekend is dat de te verwachte toename van het elektrisch geleidingsvermogen tussen de 10,5 en 15,7 mS/m zal liggen, afhankelijk van de volumestroom van de doseerpomp. Afb. 2: Schema van de doseerinstallatie in de container.
De pH- en EGV-schommelingen af pompstation zijn vaak te gering voor een verblijftijdmeting, omdat het water uit een reinwaterkelder wordt gepompt waar alles al gemengd is. Ook worden de troebelheidspieken en deeltjesaantallen in de reinwaterkelder uitgevlakt. Bovendien bezinkt sediment in het voorliggende transport- en distributienet, waardoor deze parameters niet geschikt zijn voor verblijftijdmetingen in een distributienet. In Nederland is het verboden om vrij chloor en fluoride aan het drinkwater toe te voegen; het is dus geen optie om de toevoeging van vrij chloor of fluoride stop te zetten en de afname te volgen. Het gebruik van ‘zwaar water’ is duur en niet continu te monitoren. Als meest geschikte methode om de verblijftijden in een distributienet te bepalen, is er daarom voor gekozen keukenzout toe te voegen aan het drinkwater en de veranderingen in het EGV met behulp van monitorsystemen te volgen. Als meetlocatie is een wijk in Benthuizen gekozen. Deze wijk is met een paar afsluiters goed en eenvoudig te isoleren. In Benthuizen wordt water gedistribueerd afkomstig van pompstation Scheveningen, met een EGV van 44 mS/m.
Proefopzet Het meetnet is een deel van het distributienet in Benthuizen en bevat 147 woningen (zie afbeelding 1). Het is voor dit onderzoek geïsoleerd van de rest van het distributienet. Het meetnet is in twee verschillende configuraties gebruikt: als een vermaasd- en als een vertakt net. Omzetten van een vermaasd net naar een vertakt net is eenvoudig te verwezenlijken door twee afsluiters open of dicht te zetten. De meetlocaties in het meetnet zijn Molenstraat (doseerpunt en meetpunt volumestroom en EGV), Kon. Wilhelminastraat 20, Kon. Julianastraat 61 en Kon. Julianastraat 81 (meetpunten EGV). Om de dosering mogelijk te maken, is een doseerinstallatie gebouwd en in een container ondergebracht (zie afbeelding 2). De installatie bestaat uit een pomp, volumestroommeter, doseerpomp, statische menger en een drukmeter. De container is naast de distributieleiding geplaatst. Via een
gat in de wand van de container komt het water binnen via afsluiter A en na dosering en menging verlaat het drinkwater de container via afsluiter B door een ander gat in de wand. Afsluiter C zorgt ervoor dat tijdens het experiment alleen doorstroming via de doseerinstallatie mogelijk is. DZH heeft een leveringsbeleid voor de druk op het waterleidingnet van 20 mwk bij binnenkomst van een woonhuis. Om die 20 mwk te garanderen, is het drukverlies over de opstelling bepaald. De opstelling bevat een statische menger, een volumestroommeter en een aantal 90°-bochten. Met een maximale volumestroom van 7,5 kubieke meter per uur betekent dit een drukverlies van 5 mwk over de opstelling. De laagste druk die gemeten is in de wijk, bedroeg 23,5 mwk. Wanneer het drukverlies van 5 mwk optreedt tijdens de laagst gemeten druk van 23,5 mwk, is er nog maar 18,5 mwk over. Dit betekent dat het leveringsbeleid van 20 mwk in het geding is. Om het leveringsbeleid te borgen, is een frequentiegeregelde pomp opgenomen in de opstelling. Deze pomp werd aangestuurd door de drukmeter om een constante druk van 30 mwk op het leidingnet te garanderen. De dosering aan het water is volumeproportioneel (een constant volume doseeroplossing per kubieke meter drinkwater), zodat tijdens de dosering de toegevoegde concentratie NaCl en het EGV in het drinkwater constant zijn. Omdat de dosering geregeld wordt op basis van de volumestroom, is de volumestroommeting erg belangrijk. De instelling van de volumestroommeter is aangepast aan de te verwachten verbruikspatronen die al in de zomer van 2006 gemeten zijn. De maximale volumestroom is ook van belang voor de maximale volumestroom van de doseerpomp. Volgens de handleiding kan de doseerpomp maximaal twee liter water per uur doseren. De doseerpomp is ‘uitgeliterd’ om de maximale volumestroom vast te stellen: 3,1 liter per uur. Hierbij heeft de doseerpomp echter geen tegendruk zoals tijdens de daadwerkelijke doseringen. De doseeroplossing is ook visceuzer dan water. De maximale volumestroom tijdens de
De meetopstellingen in de wijk hebben een deelstroom nodig voor de metingen. Deze bedraagt 40 liter per uur. Om de verblijftijden in het distributienet niet te lang te maken en het risico van ‘opdrinken’ van de toevoegingen zo klein mogelijk te maken, is ervoor gekozen om op punt J81 een extra onttrekking te doen van 400 liter per uur. Om de verblijftijd op verschillende momenten van de dag te kunnen meten, zijn tijdens de proef op verschillende tijdstippen van de dag doseringen gedaan. Om ervoor te zorgen dat de toevoegingen niet worden ‘opgedronken’, is gedurende vier uur gedoseerd en vervolgens gedurende vier uur niet gedoseerd. Zo was de dosering al het distributienet uit voor de volgende dosering begon. Dit komt neer op drie doseringen per dag.
Resultaten In afbeelding 3 staan de volumestromen die gemeten zijn tijdens de vertakte en de vermaasde situatie. De figuur toont dat er te allen tijde een verbruik is van de meetapparatuur en de extra onttrekking. Het voortschrijdende gemiddelde van de volumestroommetingen laat een dag-ennachtpatroon zien, met in de nacht zo goed als geen verbruik, in de ochtend een groot verbruik, in de middag laag verbruik en in de avond weer iets toenemend verbruik.
Vertakt distributienet De meetresultaten voor het elektrisch geleidingsvermogen in het vertakte distributienet zijn in afbeelding 4 weergegeven. Het is goed te zien dat het water volgens de vertakte situatie stroomt: van locatie Molenstraat naar Kon. Wilhelminastraat 20 en dan naar Kon. Julianastraat 61, waarna het uitkomt bij Kon. Julianastraat 81. De verblijftijd is af te lezen uit de grafiek door de begin- (of eindtijd) van de dosering te noteren en deze van de tijd van de EGV-verhoging (of -verlaging) op de verschillende monsterpunten af te trekken. Bijvoorbeeld: op locatie Molenstraat wordt rond 06:20 uur gedoseerd en komt de EGV-verhoging op 06:50 uur, 07:30 uur en 07:50 uur aan bij achtereenvolgens Kon. Wilhelminastraat 20, Kon. Julianastraat 61 en Kon. Julianastraat 81. De verblijftijden vanaf de Molenstraat tot Kon. Wilhelminastraat 20,
H2O / 7 - 2008
45
Kon. Julianastraat 61 en Kon. Julianastraat 81 bedragen ‘s ochtends dus respectievelijk 30, 70 en 90 minuten.
Vermaasd distributienet De meetresultaten voor het elektrisch geleidingsvermogen in het vermaasde distributienet zijn in afbeelding 5 weergegeven. Hierin is de stromingsrichting niet meer eenduidig aan te geven. De verblijftijden zijn op dezelfde manier te bepalen als in de vertakte situatie. Bijvoorbeeld op locatie Molenstraat wordt rond 06:20 uur gedoseerd en komt op 07:20 uur, 7:50 uur en 7:20 uur aan op respectievelijk Kon. Wilhelminastraat 20, Kon. Julianastraat 61 en Kon. Julianastraat 81. Hieruit is af te leiden dat de verblijftijden vanaf het meetpunt Molenstraat tot Kon. Wilhelminastraat 20, Kon. Julianastraat 61 en Kon. Julianastraat 81 ‘s ochtends respectievelijk 60, 90 en 60 minuten bedragen.
Afb. 3: Volumestromen in de vertakte en de vermaasde situatie.
In beide grafieken is te zien dat het elektrisch geleidingsvermogen sterk varieert als niet gedoseerd wordt. Dit effect is bij de dosering terug te zien. Onduidelijk is waarom het EGV op locatie Molenstraat zo instabiel is. De meest waarschijnlijke verklaring is dat de variatie af pompstation er reeds is, hoewel tijdens eerdere metingen in 2006 de variatie vrijwel afwezig was. De variatie in het geleidingsvermogen heeft de bepaling van de verblijftijd niet nadelig beïnvloed.
Conclusies en aanbevelingen De toegepaste methode voor het meten van de verblijftijd werkt goed. Er was voldoende menging om een snelle EGV-verhoging (en -verlaging) waar te nemen en op basis daarvan de verblijftijd vast te stellen. De verblijftijden zijn zowel in de vermaasde als de vertakte configuratie goed te bepalen. Door te werken met een aantal pulsen per dag kan de variatie van de verblijftijd over de dag ook in beeld worden gebracht (zie bijvoorbeeld in afbeelding 4 het verschil tussen de verblijftijden in de ochtend, middag en avond). Deze verschillen zijn ook goed terug te zien in afbeelding 5: de verblijftijden op de locatie Kon. Wilhelminastraat 20 en Kon. Julianastraat 81 zijn ongeveer gelijk in de ochtend, middag en avond, maar ‘s nachts vertonen ze een groot verschil. De tijdsduur voor de zoutdoseringen van vier uur is bij deze metingen goed gekozen; bij de vermaasde situatie gingen de opeenvolgende pulsen net niet in elkaar over. Bij het vaststellen van de meest geschikte lengte van de puls met en zonder dosering is het van belang om rekening te houden met het verbruik en de afstanden van het doseerpunt tot aan de meetpunten. Om tijdens het beperkte tijdsbestek (zes meetdagen) toch de variatie van de verblijftijd over de dag te kunnen meten, is extra verbruik op meetpunt Kon. Julianastraat gerealiseerd. Zonder dit extra verbruik hadden de tussenpozen tussen de pulsen langer moeten zijn en hadden minder metingen per dag verricht kunnen worden. De stromingsrichting in de vermaasde situatie is niet zo eenduidig als in de vertakte situatie. Dit komt doordat in de vermaasde situatie menging optreedt en pendelzones aanwezig zijn. Daardoor kan een puls worden
46
H2O / 7 - 2008
Afb. 4: EGV-metingen op locaties Molenstraat, Kon. Wilhelminastraat 20, Kon. Julianastraat 61 en Kon. Julianastraat 81 in de vertakte situatie.
Afb. 5: EGV-metingen op locaties Molenstraat, Kon. Wilhelminastraat 20, Kon. Julianastraat 61 en Kon. Julianastraat 81 in de vermaasde situatie.
gesplitst en komt het begin van de puls niet per se als eerste aan op het meetpunt. Metingen in de vermaasde situatie zouden verbeterd kunnen worden door de puls met dosering korter te houden dan de puls zonder dosering. Voor het opschalen van de meetmethode naar een groter distributiegebied is het aan te bevelen om de frequentie en duur van de puls vast te stellen op basis van het verwachte verbruik en de dispersie
(uitsmering van de puls). Hoe complexer het systeem, des te minder eenduidig de meting wordt door menging en pendelzones. Het is aan te bevelen om voor de meting het systeem te vereenvoudigen door het (gedeeltelijk) vertakt te maken.
* thema
platform
Petra Scholte, Waternet Steven van Duijvenbode, Waternet Eric Baars, Waternet Joost Kappelhof, Waternet
Nieuwe spoelinzichten leiden tot betere kwaliteit bij snelfilters De snelfilters die Waternet voor de drinkwaterbereiding bedrijft, worden vanaf hun ontwerp op min of meer dezelfde wijze gespoeld. De huidige integrale benadering van de zuivering en de wens om het spoelwaterverbruik terug te dringen (vanwege duurzaamheid en kosten) was echter een reden om te kijken of de bestaande spoelprocedures niet geoptimaliseerd kunnen worden. De kwaliteit en stabiliteit van het snelfiltraat wordt nu als kritische factor beschouwd voor het optimaal functioneren van navolgende zuiveringsstappen. Na de realisatie van de snelfilterinstallaties is de kennis ten aanzien van snelfilterspoelingen verder ontwikkeld met onder andere de ‘Collapse Pulsing Theory’ en ‘Extended Terminal Subfluidization Wash’ en praktijkervaringen van bedrijfsvoerders. De opgedane kennis en ervaring zijn gebruikt om het spoelwaterverbruik te optimaliseren en een verbeterde filtraatkwaliteit te realiseren.
W
aternet maakt in de drinkwaterzuivering op meerdere plaatsen gebruik van snelfiltratie. Het gaat hierbij om relatief grote installaties (tussen de 3.000 en 11.000 kubieke meter per uur). Dergelijke grote installaties kennen, absoluut gezien, grote hoeveelheden spoelwater (150.000 tot twee miljoen kubieke meter per jaar), die aanleiding zijn tot optimalisatie. De snelfilterinstallaties worden al enkele tientallen jaren op min of meer dezelfde wijze gespoeld. Uit het oogpunt van het verminderen van het spoelwaterverbruik van de grootste installatie
‘Collapse Pulsing’ is een gecombineerde lucht-waterspoeling, waarbij de condities dusdanig worden gekozen dat over de gehele hoogte van het filterbed de lucht zich steeds verzamelt in luchtbelletjes die vervolgens imploderen. Op deze wijze is het gehele filterbed in beweging en is de schurende werking tijdens de spoeling maximaal. Daardoor wordt het in het filter verzamelde materiaal effectiever losgemaakt. Dit materiaal wordt vervolgens afgevoerd door een expansiespoeling (vijf procent expansie van d90) met alléén water. Amirtharajah1) heeft het verband tussen de optimale lucht- en watersnelheid voor de meest gangbare filtermedia bepaald. Deze blijkt onafhankelijk te zijn van mediumdiameter en bedhoogte.
is nagegaan of de nieuwe kennis omtrent spoelingen tot verbetering zou leiden. Gelijktijdig zijn ook ervaringen van bedrijfsvoerders over optimalisering door kortere filterspoelingen op hun waarde onderzocht.
Minimaliseren van de spoelpieken Waternet past snelfiltratie toe in de voorzuivering vóór infiltratie dan wel in de nazuivering tot drinkwater. In de nazuivering volgt op de snelfiltratie achtereenvolgens ozonisatie, ontharding, koolfiltratie en langzame zandfiltratie. In de integrale benadering van met name de drinkwaterzuivering wordt de uitgaande kwaliteit van de snelfiltratie kritisch beschouwd in het licht van de effectiviteit van de volgende zuiveringsstappen. Fluctuaties in die kwaliteit worden bij voorkeur geminimaliseerd en optimalisatie van snelfiltratie richt zich dan ook op dit aspect. Het streven is de fluctuaties in troebelheid ten gevolge van de filterspoeling zo laag mogelijk te houden om een mogelijk verminderde desinfectie in de achtergeschakelde ozonisatie uit te sluiten. In dit kader is op praktijkschaal ook gekeken naar het effect van ‘Extended Terminal Subfluidization Wash’.
Snelfiltratie in de voorzuivering Optimalisatie van het spoelwaterverbruik is uitgevoerd op waterwinstation Cornelis Biemond te Nieuwegein, waar de grootste snelfiltratie-installatie van Waternet staat. Hier wordt per jaar ongeveer 100 miljoen kubieke meter oppervlaktewater (Lekkanaal) voorgezuiverd door coagulatie/sedimenten
en snelfiltratie om vervolgens te worden geïnfiltreerd in de Amsterdamse Waterleidingduinen of als industriewater te worden ingezet. De installatie bestaat uit 80 enkellaags filters (1,2 meter zand van 0,8-1,25 mm) van 48 m2, met als belangrijkste functie het verwijderen van de resterende zwevende stof (circa 6 mg/l) na de coagulatie en sedimentatiestap. De filters worden thans op druk gespoeld (125 cm Wk, looptijd twee tot vijf dagen) met een gecombineerde luchtwaterspoeling gevolgd door een waterexpansiespoeling. De spoelsnelheden zijn
‘Extended Terminal Subfluidization Wash’ (ETSW)2),3) is een procedure waarbij de normale filterspoeling wordt verlengd met een waterspoeling bij een subfluidisatiesnelheid (snelheid waarbij het materiaal net níet in fluïdisatie is) gedurende een tijdsinterval dat voldoende is om één theoretisch filtervolume water (volume tussen eventueel aanwezig grind (steunlaag), tussen zandkorrels (filtermedium) en resterende watervolume boven het filterbed ná spoeling) te verplaatsen. Door deze procedure worden na de normale spoeling achtergebleven, losse vuildeeltjes verwijderd, terwijl de relatief lage subfluïdisatiesnelheid niet leidt tot het opnieuw vrijkomen van vuildeeltjes. Hiermee kan een aantal kwaliteitsproblemen na een filterspoeling worden gereduceerd.
H2O / 7 - 2008
47
tijdens het onderzoek gecorrigeerd voor de temperatuur van het spoelwater, om een constante bedexpansie te garanderen. Het spoelwaterverbruik lag de afgelopen jaren net boven de twee miljoen kubieke meter. Om het onderzoek naar de verschillende spoelprocedures te kunnen uitvoeren, is tevens gebruik gemaakt van de op de locatie aanwezige proefinstallatie met drie snelfilters, met een oppervlakte-verhouding van 1 op 100 ten opzichte van de bedrijfsfilters.
Lagere schoonbedweerstand Zowel op de proeffilters als de bedrijfsfilters blijkt Collapse Pulsing tot een significant lagere schoonbedweerstand te leiden dan de normale spoelprocedure (zie afbeelding 1). Bij de laagste schoonbedweerstand duurt het naar verwachting het langst voordat het spoelcriterium opnieuw overschreden wordt. Maar kennelijk is de drukopbouw in het filterbed na de Collapse Pulsing-procedure groter dan in het filterbed na een normale spoelprocedure. Zowel in een proeffilter als in een bedrijfsfilter is de looptijd significant groter voor een normaal gespoeld filter (zie afbeelding 2). Overigens neemt de schoonbedweerstand bij een verkorte spoeling structureel toe. Gedurende het onderzoek, dat een jaar in beslag nam, is de schoonbedweerstand in het proeffilter dat verkort gespoeld werd, met 18 procent toegenomen.
Afb. 1: Schoonbedweerstand (genormaliseerd op 12°C) van Collapse Pulsing ten opzichte van normale spoeling.
Verkorte spoeltijd Naast Collapse Pulsing is er ook een spoelprocedure uitgetest die tot nu toe incidenteel in de praktijk werd toegepast. In een andere snelfilterinstallatie van Waternet worden de snelfilterspoelingen bij sterk verkorte looptijden (onder andere ten gevolge van explosieve algengroei in het ruwe water) met 30 procent ingekort tijdens de gecombineerde lucht-waterspoeling en 50 procent tijdens de water-expansiespoeling. De bedrijfsvoerders hebben de indruk dat de werking van het filter door zo’n incidentele verkorte noodspoeling niet direct negatief wordt beïnvloed. Zowel op de proeffilters als de bedrijfsfilters blijkt de looptijd van een verkort gespoeld filter - toegepast voor een langere periode - significant (95 procent betrouwbaarheid) af te nemen (zie afbeelding 2).
Spoelwaterverbruik Overigens zijn de benodigde volumina spoelwater voor Collapse Pulsing tijdens het onderzoek zoveel mogelijk gelijk gehouden aan die van de normale spoelprocedure. De verkorte spoeling heeft uiteraard een lager spoelwatervolume. Voor de proeffilters zijn de drie spoelmethodes gedurende een langere periode naast elkaar toegepast. Op grond van de looptijden uit de proeffilters kan worden berekend wat het gemiddeld spoelwatergebruik zal zijn wanneer dit wordt doorgetrokken naar de bedrijfsfilters. Het blijkt dat de verkorte spoeling leidt tot een significant lager spoelwaterverbruik (zie tabel). Omdat een normale spoeling de langste looptijd oplevert, is het spoelwaterverbruik bij deze spoelmethode significant kleiner dan bij Collapse Pulsing.
48
H2O / 7 - 2008
Afb. 2: Looptijd onder invloed van verschillende spoelprocedures. Afb. 3: Troebelheid direct na spoeling bij verschillende spoelprocedures.
* thema
platform
Verkort spoelen leidt tot vuilaccumulatie Aan het eind van het onderzoek is het zand van de drie proeffilters direct na een filterspoeling bemonsterd. De verkorte verkorte spoelprocedure is een half jaar toegepast, de normale spoeling en verkorte spoeling een heel jaar. Het zand is visueel beoordeeld en geanalyseerd op slibgehalte. De toplaag van de verkort gespoelde filters blijkt een aanzienlijk hoger slibgehalte te bevatten (2,5-2,7 g/l) dan dat van het normaal gespoelde filters (1,3 g/l). Bij de visuele inspectie wordt in het zand van het verkort gespoelde filter een lichte verkleving van de zandkorrels waargenomen, die in het normaal gespoelde filter niet aanwezig is. In het verkort verkort gespoelde filter is het effect veel dramatischer. In de toplaag van dat filter is een duidelijke ‘mudball’-vorming waarneembaar.
Snelfiltratie in de drinkwaterzuivering
‘Mudballs’ bij verkorte spoeling. Spoelwaterverbruik bij verschillende spoelprocedures.
spoeling
looptijd (uur) aantal spoelingen (per jaar) volume spoeling (m3) spoelwaterafvoer (m3/jaar)
verkort
collapse pulsing
normaal
54,3 13.259 128 1.639.502
55,0 13.029 220 2.865.707
60,7 11.857 208 2.470.500
Afb. 4: Effect van Extended Terminal Subfluidization Wash op troebelheid na spoeling.
Kwaliteit De duur van een filterspoeling blijkt van invloed op de kwaliteit van het filtraat. De troebelheid van een normaal gespoeld proeffilter blijft zelfs tijdens het inlopen na de filterspoeling onder de bedrijfsnorm van 0,1 FTE voor het gemengd filtraat. Wanneer de spoeling wordt verkort, neemt deze spoelpiek toe, bij verdere verkorting (verkorte verkorte spoeling) zelfs tot buiten het ingestelde bereik van de monitor (0,25 FTE) (zie afbeelding 3). Wanneer het interval
tussen de filterspoelingen afneemt (kortere looptijden of meer filters in een installatie), zal hiermee de kans dat de bedrijfsnorm wordt overschreden in het gemengde water toenemen. Het verschil tussen de doorslag van deeltjes in een spoelpiek voor een normale spoelprocedure en een verkorte spoelprocedure toont eenzelfde beeld. Voor kleine deeltjes (1 micron) neemt de doorslag na een normale spoeling toe tot circa 1.250/ ml, terwijl de doorslag bij een verdere verkorte spoelprocedure toeneemt tot 3.500/ ml en bij een verdere verkorting tot 7.300/ml.
In de voorzuivering wordt de verhoogde troebelheid in de spoelpiek gecontroleerd om het gemengd snelfiltraat ten aanzien van transport en infiltratie over langere termijn te optimaliseren. In de drinkwaterzuiveringen kan een verslechterde filtraatkwaliteit een meer acute bedreiging vormen voor de effectiviteit van de navolgende zuiveringsstappen. Toen in een deel van een snelfilterinstallatie in de drinkwaterzuivering een relatief hoge troebelheidspiek na spoelingen werd geconstateerd, is in eerste instantie Extended Terminal Subfluidization Wash ingezet om deze kwaliteitsfluctuatie te beperken. Het betreffende gedeelte van de installatie in de drinkwaterzuivering van Leiduin bestaat uit 16 enkellaags filters (wederom 1,2 meter zand van 0,8-1,25 mm) met als belangrijkste functie het verwijderen van aanwezige/gevormde gesuspendeerde stoffen tijdens de open terugwinning van het kunstmatig geïnfiltreerde water in de Amsterdamse Waterleidingduinen. De filters worden, net als in de voorzuivering, gespoeld met een gecombineerde luchtwaterspoeling gevolgd door een water-expansiespoeling. Om de troebelheidspiek te beperken, wordt de spoeling verlengd met een Extended Terminal Subfluidization Wash. Voor deze extra spoelstap wordt de minimale fluïdisatiesnelheid van de d10 van het filterzand aangehouden. De tijdsduur wordt zo gekozen dat bij de geldende temperatuur (10°C) een volume gelijk aan 1,3 (veiligheidsfactor) maal het theoretisch filtervolume en het volume van het restant bovenwater aan het eind van een spoeling het systeem passeert.
Extended Terminal Subfluidization Wash De uitbreiding van de spoelprocedure met Extended Terminal Subfluidization Wash heeft direct effect op de troebelheidspiek van één indivueel filter na spoeling. Het maximum wordt met een factor 4 van verlaagd (van 1,6 FTE naar 0,4 FTE, zie afbeelding 4). Over een maximale looptijd van 140 uur bedraagt het verschil in (geïntegreerde) troebelheid tussen een normale spoeling en een spoeling met Extended Terminal Subfluidization Wash 5,3 procent.
H2O / 7 - 2008
49
Overigens wordt het water waarvan de troebelheid is weergegeven in afbeelding 4 vermengd met zeven andere filters binnen één filterstraat, voordat het de ozonisatie bereikt. Daardoor wordt de fluctuatie in de volgende zuiveringsstap ongeveer een factor 8 lager in vergelijking met een individueel filter. In de praktijk blijkt dat Extended Subfluidization Wash ook bij een hogere dan de minimale fluïdisatie-snelheid van de d10 nog effectief kan zijn en dat deze snelheid verder kan worden geoptimaliseerd. Omdat spoeltijd binnen deze installatie geen aandachtspunt is en de hoeveelheid spoelwater gelijk dient te blijven, is er voor gekozen dit - in ieder geval in het onderzoeksstadium - niet verder te optimaliseren. Wanneer Extended Terminal Subfluidization Wash standaard aan de spoelprocedure wordt toegevoegd, moet de tijdsduur voor deze spoelstap bij andere temperaturen automatisch worden aangepast, omdat dat al het geval is met de spoelwatersnelheid. Overigens wordt deze methode voorlopig alleen op de minder goed functionerende filters toegepast en wordt gelijktijdig binnen de installatie gezocht naar oorzaken van deze abnormaal hoge spoelpieken. Daarbij speelt ook mee dat toename van de spoelwaterhoeveelheid niet gewenst is uit oogpunt
van de huidige capaciteit van de spoelwaterverwerking.
Conclusies Uit de onderzoeken naar snelfilterspoelingen binnen de verschillende installaties van Waternet is het volgende duidelijk geworden: • Collapse Pulsing leidt weliswaar, zowel op proef- als bedrijfsinstallatieschaal, tot lagere schoonbedweerstanden, maar ook tot kortere looptijden. Het spoelwaterverbruik neemt daardoor toe. Om deze reden zijn er voor Waternet geen aantoonbare voordelen aan toepassing van Collapse Pulsing; • Verkorte filterspoeling leidt tot een structurele toename van de schoonbedweerstand (18 procent in één jaar). Dit wordt waarschijnlijk veroorzaakt door vuilophoping, welke ook zichtbaar wordt in slibmetingen in het zandpakket. Bij extreme verkorting is mudballvorming evident aanwezig. Daarnaast leidt verkorte spoeling tot een minder goede filtraatkwaliteit ten aanzien van troebelheid en deeltjes; • Extended Terminal Subfludization Wash is een geschikte toevoeging aan een spoelprocedure om op korte termijn een ongewenste kwaliteitsfluctuatie ten gevolge van een spoelpiek te beperken. Waternet past deze spoeling toe op
minder goed functionerende filters, maar ziet deze toegevoegde spoelstap als curatief. Naar de oorzaken van het minder goed functioneren van de betreffende filters wordt nog gezocht. Met het verkennen van de bruikbaarheid van de nieuwe spoelprocedures zijn de inzichten in het functioneren van de filterspoeling bij Waternet vergroot. We passen één van de methoden toe en werken gericht aan verdere optimalisatie. LITERATUUR 1) Amirtharajah A. (1993). Optimum backwashing of filters with air scour: a review. Water Science & Technology. jaargang 27, nr. 10, pag. 195-211. 2) Amburgey J. (2005). Optimization of the extended terminal subfluidization wash filter backwashing procedure. Water Research jaargang 39, pag. 314-330. 3) Amburgey J. en B. Brouckaert (2005). Practical and theoretical guidelines for implementing the extended terminal subfluidization wash backwashing procedure. Aqua J. Water Supp. Res. Technol. jaargang 54, nr. 5, pag. 329-337.
advertentie
!PPLIKON !NALYTICAL VOOR NAUWKEURIGE EN ROBUUSTE ON LINE MONITORING VAN ALLE WATERSTROMEN OP 4OXISCHE STOFFEN ALS s 4OTAAL #YANIDE s 4OTAAL &ENOL s $IVERSE ZWARE METALEN
"ELASTENDE STOFFEN ALS
s !MMONIA s .ITRAAT s .ITRIET s 4OTAAL &OSFAAT s 4OTAAL 3TIKSTOF
!LERT
"ELANGRIJKE PARAMETERS ALS s (ARDHEID s 6ERZADIGINGSINDEX
50
!PPLIKON !NALYTICAL ON LINE !NALYZERS
6OOR MEER INFORMATIE EN NOG VEEL MEER APPLICATIES
!NALYSE METHODEN CONFORM DE OFFICIÑLE NORMEN .%. )3/ !34- EN TOEPASSING VAN ANALYTISCHE TECHNIEKEN DIE EEN MEETBEREIK VANAF MICROGRAMMEN PER LITER MOGELIJK MAKEN TITRATIE COLORIMETRIE IONCHROMATOGRAFIE EN VOLTAMMETRIE
!PPLIKON !NALYTICAL "6 /N LINE !NALYZER DIVISIE 4EL WWWAPPLIKON ANALYZERSCOM
H2O / 7 - 2008
platform
Maartje van Reedt Dortland, Universiteit Twente Wout de Fijter, Oranjewoud Arjen Hoekstra, Universiteit Twente
Vluchtplaatsen in zelfredzame cellen als oplossing bij overstromingen Zelfredzaamheid en bewustwording worden steeds meer gezien als belangrijke onderdelen in het beperken van de gevolgen van rampen1). Daarnaast bestaat in Nederland steeds meer aandacht voor het beperken van de gevolgen bij een overstroming naast het verkleinen van de kans op een overstroming2). In lijn met deze ontwikkelingen is een concept van zelfredzame cellen in combinatie met het gebruik van vluchtplaatsen ontwikkeld en toegepast op twee dijkringgebieden. Het houdt in dat mensen binnen een bepaald gebied (cel) zijn aangewezen op een heuvel of bestaande constructie die bescherming biedt tegen overstromingen. Bij een dreigende of daadwerkelijke overstroming kunnen mensen hierheen vluchten. Het belangrijkste doel van vluchtplaatsen is het beperken van het aantal slachtoffers. Dit artikel beschrijft de ontwikkelde ontwerpmethode en de toepassing ervan op dijkring 6 (Friesland, Groningen en een deel van Drenthe).
H
et idee van vluchtplaatsen dateert al van de 5e eeuw voor Christus3). Terpen en wierden boden toen veiligheid ten tijde van hoog water in het noorden van Nederland. Ook in andere landen waar men regelmatig met overstromingen te maken heeft, wordt gebruik gemaakt van vluchtplaatsen, zoals in Bangladesh, waar een derde van het land jaarlijks overstroomt. Onder een vluchtplaats wordt in dit onderzoek verstaan een voldoende hoge en sterke constructie, heuvel of een combinatie van beide, die dient als een vluchtoord voor mensen bij een dreigende of daadwerkelijke overstroming. Iedere vluchtplaats is toegewezen aan de inwoners van een zelfredzame cel. Onder zelfredzame cellen worden ruimtelijke eenheden verstaan, waarin men het in veiligheid brengen van haar bewoners zelf organiseert, vanaf de waarschuwing voor een overstroming tot aan het verder evacueren vanaf de vluchtplaats. De strategie met vluchtplaatsen in zelfredzame cellen kan robuust worden genoemd, omdat afhankelijkheid van (overheids)instanties wordt gereduceerd, waardoor ook de faalkans afneemt. Bovendien is acute evacuatie uit het overstromingsgebied niet nodig, wat risicofactoren rondom grootschalige evacuatie wegneemt.
strategieën bij overstromingen. Deze zijn er allemaal op gericht om het risico van overstromingen te verminderen. In de literatuur worden verschillende definities gegeven van risico. De meest gangbare, die ook in de studie Veiligheid Nederland in Kaart2) wordt gebruikt, is ‘kans x gevolg’. De gevolgenkant van deze vergelijking krijgt steeds meer aandacht in het Nederlandse waterbeleid. Het gevolg wordt meestal gemeten aan de hand van het aantal slachtoffers en de grootte van de (directe en indirecte) economische schade. Dit onderzoek gaat uit van nog een ander risicobegrip: het systeemrisico. Een systeemrisico refereert naar een mogelijke gebeurtenis die het functioneren van een samenleving als geheel verstoort, bijvoorbeeld een overstroming die zoveel slachtoffers en schade maakt dat de gemeenschap en economie als geheel worden getroffen4). De aandacht gaat dus uit naar het ‘ergst denkbare scenario’. Een dergelijke ramp kenmerkt zich door een kleine kans, die echter buitengewoon moeilijk is te schatten omdat empirisch materiaal om kleine kansen te onderbouwen ontbreekt, en een groot gevolg. Juist die onzekerheid rondom de kans van optreden vormt een reden om een dergelijke ramp mee te nemen in het ontwikkelen van een veiligheidsstrategie.
Overstromingsrisico’s Het concept van de zelfredzame cellen is er één in het groeiende aantal veiligheids-
Bij een grootschalige ramp is men vooral op zichzelf aangewezen. Hierop anticipeert
het concept van de zelfredzame cellen door het aantal slachtoffers tijdens en na een overstroming te beperken. De meeste slachtoffers vallen tijdens een ramp, maar ook als gevolg van gebrek aan medische zorg. Samen met een uitgesteld (economisch) herstel leidt dit tot ontwrichting van de samenleving. Deze ontwrichting kan worden gereduceerd door belangrijke objecten, zoals ziekenhuizen en economisch waardevolle gebouwen, te beschermen tegen overstromingen.
Ontwerpcomponenten Het ontwerp voor vluchtplaatsen in zelfredzame cellen moet vier componenten bevatten. Dit volgde uit een literatuurstudie en interviews met deskundigen. De ontwerpcomponenten zijn: zelfredzaamheid, logistiek, bestuurlijk arrangement en infrastructuur. Voor elk van deze vier componenten is een globaal ontwerp gemaakt. Voor een aantal gemeenten is de infrastructurele component verder uitgewerkt. Drie ernstige overstromingen dienden als inspiratie voor de invulling van de ontwerpcomponenten: de orkaan Katrina in New Orleans in 2005, de cycloon in Bangladesh in 1991 en de watersnoodramp in het zuidwesten van Nederland in 1953. Het concept van vluchtplaatsen in zelfredzame cellen is toegepast op twee dijkringen: dijkring 6 (Friesland, Groningen
H2O / 7 - 2008
51
De terp van Hegebeintum.
en een deel van Drenthe) en dijkring 43 (de Betuwe, Tieler- en Culemborgerwaarden). Voor deze dijkringen zullen de omstandigheden voor en tijdens overstromingen verschillen: in dijkring 6 zal men te maken hebben met dijkdoorbraken vanuit zee ten gevolge van zwaar weer, terwijl in dijkring 43 hoge rivierwaterstanden voor overstromingen zullen zorgen. Rivieroverstromingen zijn in de meeste gevallen langer van te voren te voorspellen en bieden dus meer gelegenheid voor grootschalige evacuatie. Toch kan het concept van zelfredzame cellen ook hier een extra waarborg zijn bij het in veiligheid brengen van mensen. In dit artikel laten we alleen de toepassing voor dijkring 6 zien; voor de uitwerking voor dijkring 43 verwijzen we naar het achtergrondrapport5).
Globaal ontwerp De eerste component in het ontwerp is zelfredzaamheid. Zelfredzaamheid tijdens incidenten betreft de handelingen van burgers om vanuit een bedreigde omgeving zelfstandig en/of met hulp van aanwezige anderen een ruimte te bereiken die niet bedreigd wordt door de dreiging, het ongeval of de effecten daarvan1). Als men niet weet wat te doen bij een overstroming, zullen vluchtplaatsen geen nut hebben. Eén van de belangrijkste manieren om mensen zelfredzaam te maken, is bewustwording. Risicoperceptie en bewustwording zijn onderwerp van veel studies, waarvoor dit onderzoek geen sluitende oplossing geeft. We denken wel dat de voorbereiding op overstromingen in het onderwijs een voorwaarde is. Huizen van risicokaarten voorzien en mensen voorlichten wanneer ze een huis kopen, kunnen ook bijdragen aan bewustwording. De tweede ontwerpcomponent (logistiek) omvat alle voorbereidingen en handelingen
52
H2O / 7 - 2008
om vluchtplaatsen uit te rusten met de benodigde goederen. Schoon water is de meest primaire levensbehoefte die op alle vluchtplaatsen aanwezig zou moeten zijn. Verder zal vanuit financieel en organisatorisch oogpunt een afweging moeten worden gemaakt wat per vluchtplaats nodig is. Alle vluchtplaatsen zouden voorzien moeten zijn van boten om op eigen kracht mensen uit het overstroomde gebied te brengen en communicatiemiddelen, zoals een satelliettelefoon voor lokalisering en noodoproepen. Het bestuurlijke arrangement van vluchtplaatsen heeft te maken met de verantwoordelijkheden voor de aanleg, het beheer en onderhoud en het inzetten van de vluchtplaatsen. Uit interviews blijkt dat de verantwoordelijkheden zoals die nu gelden bij rampen, bij voorkeur worden gehandhaafd. Dat geldt ook voor verantwoordelijkheden rond de bouw en het onderhoud van vluchtplaatsen. Wel zien we voor de zelfredzame cellen de noodzaak van burgerorganisaties op celniveau die mensen direct kunnen waarschuwen en de lokale organisatie rond de vluchtplaats voor hun rekening kunnen nemen. De vierde component in het ontwerp is de infrastructuur. Hieronder wordt verstaan het totaal aan onroerende goederen dat nodig is om het functioneren van vluchtplaatsen mogelijk te maken. In de eerste plaats zijn dit de vluchtplaatsen zelf. De indeling van het overstroombare gebied in cellen en de keuze voor het type en de locatie van de vluchtplaats per cel hangen af van de bevolkingsdichtheid en het vervoermiddel dat kan worden ingezet om de vluchtplaats te bereiken. Daarnaast is een waarschuwingssysteem nodig en een vorm van bewegwijzering (zie bord). We gaan uit
van het gebruik van de huidige waarschuwingssystemen, zoals sirenes, kerkklokken, sms-alarm, radio en televisie en auto met luidspreker. Deze functioneren wederom het beste in combinatie met zelfredzaamheid.
Gevarenzones De onderzoeksgebieden zijn onderverdeeld in vier gevarenzones. Deze bepalen de te volgen strategie van zelfredzaamheid. Bij de indeling gaan we uit van het ergst denkbare scenario. Hiervoor zijn bestaande overstromingsberekeningen gebruikt voor dijkring 436). Voor dijkring 6 waren ook simulaties beschikbaar7), maar deze waren niet gebaseerd op het ergst denkbare scenario. Daarom hebben we voor dijkring 6 het ergst denkbare scenario geschat door middel van eigen berekeningen. Gebaseerd op eerder onderzoek door onder andere Jonkman8) en het Ruimtelijk Planbureau9) zijn vier gevarenzones gedefinieerd op basis van de tijd om te reageren aan de ene kant en het gevaar dat uitgaat van een overstroming aan de andere kant (zie afbeelding 1). De tijd om te reageren hangt af van de afstand tot de doorbraak. We spreken van ‘weinig’ tijd om te reageren als het water binnen vijf uur na de doorbraak bij een cel is. Het gevaar dat uitgaat van een overstroming wordt bepaald door overstromingskenmerken, zoals stroom- en stijgsnelheden en de maximaal optredende waterdiepte. Een eerste overstromingskenmerk is de stroomsnelheid. Deze kan vooral hoog zijn achter een dijkdoorbraak en kan leiden tot het instorten van huizen. Ronddrijvend puin in snel stromend water kan veel schade en slachtoffers aanrichten. Waterdiepte is dodelijk wanneer ook bovenste verdiepingen van huizen onder water komen te
platform De derde strategie is toepasbaar bij cellen waar het gevaar groot is en de reactietijd klein (gevarenzone 1). Men gaat zo snel mogelijk naar een hogere plek van het eerste of tweede type. Bevinden mensen zich op een vluchtplaats van het eerste type (veilig maar geen beschutting), dan kan men naar de lokale vluchtplaats van het tweede type gaan zodra de omstandigheden dit toelaten. Dit gebeurt met hulp van de mensen die al bij de beschutte vluchtplaats zijn en over een boot beschikken. Voor cellen die grenzen aan hoger gelegen gebied buiten de dijkring, is een vluchtplaats niet nodig; de meest voor de hand liggende optie is hier om het overstromingsgebied te ontvluchten.
Verkeersbord voor de locatie van vluchtplaatsen.
staan. Het product van stroomsnelheid en waterdiepte is een indicator voor het verwoestende effect van water, waardoor ook vervoermiddelen en wegen kunnen wegspoelen. De stijgsnelheid ten slotte, de ontwikkeling van de waterdiepte over de tijd, beïnvloedt het aantal slachtoffers doordat het de mogelijkheid om een vluchtplaats te bereiken, kan belemmeren. Het gevaar dat uitgaat van een overstroming wordt geclassificeerd als groot als de stroomsnelheid groter is dan twee meter per seconde, het product van de stroomsnelheid en de waterdiepte (de kracht van het water) groter is dan 7 m2/s, het water sneller stijgt dan een halve meter per uur of de maximaal optredende waterdiepte meer dan twee meter bedraagt. Is er geen sprake van één van deze zaken, dan noemen we het gevaar klein.
Twee typen vluchtplaatsen We onderscheiden twee typen vluchtplaatsen. Het eerste type is een verhoging waar mensen bij een daadwerkelijke overstroming naar toe kunnen vluchten. Er zijn geen faciliteiten en er is geen bescherming tegen weer en wind. Dit type vluchtplaats is geschikt voor gevallen waarin het gevaar van overstromen groot is en de tijd om een veilige plek te vinden klein (gevarenzone 1). Er zijn binnen een cel mogelijk meer van dit soort vluchtplaatsen. Dit type vluchtplaats is niet bedoeld om er lang te verblijven maar wel geschikt om bij groot gevaar heen te gaan. Vanaf een vluchtplaats van het eerste type kan men - zodra de omstandigheden dat toelaten - naar de vluchtplaats van het tweede type binnen
Afb. 1: Vier verschillende gevarenzones.
dezelfde cel worden geëvacueerd, met hulp van mensen die zich daar reeds eerder in veiligheid hadden gesteld. Het tweede type vluchtplaats is een hoog gebouw of hoge grond voorzien van faciliteiten en ruimte voor beschutting. Van dit type vluchtplaats moet er één per cel zijn.
Verschillende strategieën van zelfredzaamheid We onderscheiden drie verschillende strategieën van zelfredzaamheid, waarvan de geschiktheid afhangt van de gevarenzone waarin een cel zich bevindt. De eerste strategie is bruikbaar als het overstromingsgevaar klein is (gevarenzones 3-4). Men blijft in eerste instantie thuis, omdat het gevaar dat uitgaat van overstromen klein is (waterdiepte relatief laag, stroomsnelheid klein). Wanneer de elementen weer tot rust zijn gekomen, kan men wadend of per boot naar de lokale vluchtplaats (van het tweede type, met beschutting) gaan, om vervolgens later verder te worden geëvacueerd naar buiten het overstroomde gebied. Dit is de beste optie wanneer het gevaarlijker is om tijdens een overstroming te evacueren dan thuis te blijven. De tweede strategie is bruikbaar bij cellen waar het gevaar groot is maar de tijd om te reageren voldoende (gevarenzone 2). Men gaat naar de vluchtplaats van het tweede type, waar men veilig en beschut is.
Tabel 1: Strategie van zelfredzaamheid per gevarenzone.
zone
kenmerken
strategie van zelfredzaamheid
type vluchtplaats
vervoermiddel
bij extreme wind
maximale reisafstand (m)
1, 2
voet, fiets
voet
1000
2
voet, fiets
voet
2000
1
groot gevaar, weinig tijd
zo snel mogelijk naar vluchtplaats, beschut of niet
2
groot gevaar, voldoende tijd
naar vluchtplaats van type 2
klein gevaar, weinig tijd
thuis blijven, later naar vluchtplaats
2
klein gevaar, voldoende tijd
thuis blijven, later naar vluchtplaats
2
3
4
auto voet, boot
3000 -
Tabel 1 laat per gevarenzone de beste strategie zien, het benodigde type vluchtplaats(en), gebruikt transportmiddel en maximale reisafstand binnen een cel.
Ontwerp voor gemeente Dongeradeel Een uitwerking van bovenstaande voor de gemeente Dongeradeel in dijkring 6 laat het volgende zien. In deze gemeente ligt een smalle strook direct achter de primaire dijk in gevarenzone 1; ook een gebied aangrenzend aan het Lauwersmeer ligt in zone 1 (zie afbeelding 2). Meer landinwaarts betreft het gevarenzone 3 en nog verder landinwaarts gevarenzone 4. De gemeente is ingedeeld in cellen. Per cel is gekeken of al iets aanwezig is dat als vluchtplaats zou kunnen dienen (zie afbeelding 3). De grenzen van een cel komen, om organisatorische reden, overeen met de kleinst bestaande administratieve grens: de buurt. Indien nodig worden de buurten verder opgedeeld. In het ontwerp is een balans gezocht tussen een zo klein mogelijke reisafstand binnen een cel (en dus kleine cellen) en een zo klein mogelijk aantal vluchtplaatsen (dus grote cellen). Dit laatste dient om kosten te besparen en het aantal locaties waar hulpverleners zich op moeten richten, minimaal te houden. Per cel is gekeken welke bestaande hoogten er zijn die als vluchtplaats kunnen dienen en welke capaciteit ze hebben. Terpen, dijken en viaducten zijn bestaande hoogten die als vluchtplaats ingezet kunnen worden. Indien deze afwezig zijn, kunnen strategische locaties worden aangewezen, zoals woonkernen. Bestaande vluchtplaatsen moeten sterk en hoog genoeg zijn en voldoende capaciteit bezitten. In het andere geval kunnen ze worden aangepast of nieuw aangelegd. De benodigde capaciteit per vluchtplaats is weergegeven in termen van ‘aantal sporthallen’. Plaatsen die nu al geschikt zijn om te fungeren als een vluchtplaats van het tweede type (beschut), zijn nergens aanwezig. Er is al wel een groot aantal cellen die plaatsen hebben die kunnen fungeren als een vluchtplaats van het eerste type (onbeschut).
2000
Conclusie voet, boot
-
2000
Overstromingen in het verleden hebben laten zien dat grootschalige evacuatie tijdens de ramp een kwetsbaar element vormt in het beperken van slachtoffers. Door zelfredzaamheid als uitgangspunt te nemen, is er minder afhankelijkheid van externe hulpor-
H2O / 7 - 2008
53
ganisaties, wat het concept robuust maakt. De strategie van zelfredzaamheid verschilt van de strategie van grootschalige evacuatie in de schaal waarop een eventueel falen zich manifesteert. Faalt de organisatie van zelfredzaamheid in een cel, dan blijven de gevolgen daarvan beperkt tot die ene cel. De cellen zijn immers onafhankelijk van elkaar georganiseerd. Faalt een grootschalige evacuatie, dan treft dit mogelijk alle overgebleven mensen in het overstroomde gebied. Grootschalige evacuatie van mensen uit een overstroomd gebied heeft daarnaast een complexiteit die een orde groter is dan de organisatie van kleinschalige zelfredzaamheid binnen een cel. Een hoge graad van complexiteit gecombineerd met grote onzekerheden is een slecht recept voor beheersbaarheid. Het implementeren van het idee van vluchtplaatsen zou een uitdaging vormen voor planologen en stedenbouwkundigen. Met dit concept kan Nederland bewijzen dat naast grootschalige projecten ook kleinschalige robuuste oplossingen voor waterveiligheid bestaan. Het concept van vluchtplaatsen in zelfredzame cellen is al eeuwen oud, maar in de huidige context een innovatieve oplossing voor het beheersbaar maken van de grootste rampscenario’s.
Afb. 2: De situering van de gevarenzones in dijkringgebied 6.
Toegevoegde waarde van de strategie kan worden bereikt door vluchtplaatsen multifunctioneel te maken. Bijvoorbeeld door aanleg te koppelen aan de opslag van baggerspecie, een idee dat wordt onderzocht binnen het innovatieprogramma WaterINNovatiebron (WINN) van Rijkswaterstaat. Ook kunnen cultuurhistorische waarden behouden blijven door oude terpen te herstellen. Bij de aanleg van nieuwe wijken kunnen hogere plaatsen eenvoudig worden geïntegreerd in het ontwerp. Het huidige onderzoek is exploratief van aard geweest. De grootte van cellen is grofweg geschat door een balans te zoeken tussen een zo klein mogelijke reisafstand binnen een cel (effectiviteit) en een zo klein mogelijk aantal benodigde vluchtplaatsen (kosten). Vervolgonderzoek zou zich kunnen richten op een optimalisatie van de celgrootte, die afhankelijk is van lokale omstandigheden zoals bevolkingsdichtheid, wegennet en gevarenzone. Verder zou in het ontwerp rekening kunnen worden gehouden met te verwachten veranderingen in klimaat, zeespiegel en landgebruik en met sociaalgeografische ontwikkelingen. Ten slotte: belangrijke vragen staan nog open. De strategie van zelfredzaamheid zou moeten worden afgewogen tegen andere strategieën, een afweging die anders kan uitvallen in verschillende gebieden. Andere strategieën gericht op het verminderen van slachtoffers bij een dijkdoorbraak zijn de reeds genoemde grootschalige evacuatie, maar ook een strategie als compartimentering of een secundaire dijk kan bijdragen aan het verminderen van slachtoffers. LITERATUUR 1) Van den Brand R., M. Duyvis, M. Kobes, N. Oberijé, S. Sillem en P. Verhallen (2005). Zelfredzaamheid
54
H2O / 7 - 2008
Afb. 3: Opdeling van de gemeente Dongeradeel in zelfredzame cellen, met daarin aangegeven het benodigde oppervlak voor een vluchtplaats. Per cel is met groen of rood aangegeven of al een geschikte vluchtplaats van het eerste type (onbeschut) aanwezig is. Plaatsen die nu al geschikt zijn om te fungeren als een vluchtplaats van het tweede type (beschut), zijn nergens aanwezig. en fysieke veiligheid van burgers, verkenningen. Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding. 2) Ministerie van Verkeer en Waterstaat (2005). Veiligheid Nederland in kaart, hoofdrapport onderzoek overstromingsrisico’s. DWW-2005-081. 3) Van de Ven G. (red.) (2003). Leefbaar laagland: geschiedenis van de waterbeheersing en landaanwinning in Nederland. Stichting Matrijs. 4) Hoekstra A. (2005). Generalisme als specialisme: waterbeheer in de context van duurzame ontwikkeling, globalisering, onzekerheden en risico’s. Oratie Universiteit Twente. 5) De Fijter W. (2007). Vluchtplaatsen tegen overstromingen: een ontwerp voor de waterbestendigheid van dijkringen in Nederland. M.Sc. thesis Universiteit Twente.
6) Gudden J. (2006). Eindrapport Projectgroep Overstromingsberekeningen VIKING. Provincie Gelderland. 7) Wouters C. en T. Hoffman (2006). Overstromingsmodel dijkring 6 - modelbouw en scenarioberekeningen. HKV Lijn in Water. Rapport PR1134.10. 8) Jonkman S. (2007). Loss of life estimation in flood risk assessment: theory and applications. Ph.D. thesis TU Delft. 9) Pols L. et. al. (2007). Overstromingsrisico als ruimtelijke opgave. NAi Uitgevers. et. al. (2007). Overstromingsrisico als ruimtelijke opgave. NAi Uitgevers.
!6+ $ /0,/33).' !,3 ´ $% ,%)$).' (%%&4
!6+ .%$%2,!.$ "6 0OSTBUS !" 6!!33%. 4EL &AX