Rapport
Overleg Concept Beleidsnota Drinkwater
In het Overlegorgaan infrastructuur en milieu (zie Wet overleg verkeer en waterstaat [infrastructuur en milieu]) voeren (de vertegenwoordigers van) de Minister en Staatssecretaris overleg met betrokkenen en hun organisaties over beleidsvoornemens op het gebied van infrastructuur en milieu. Het overleg wordt voorgezeten door een onafhankelijke voorzitter. In dit rapport staan de gezichtspunten van de deelnemers aan het overleg. De voorzitter van het overleg biedt dit verslag aan de vertegenwoordigers van de Minister of Staatssecretaris aan met het verzoek het te benutten in de verdere beleidsvorming.
Datum
13/03/2014
Status
definitief
Colofon Voorzitter
Ina Adema
Contactpersoon
Toine Langeveld Secretaris Overleg Infrastructuur en Milieu T 070 – 456 7616 M +31(0)6 15 35 98 07 E-mailadres:
[email protected]
Kenmerk
DP/2014-82264
Bijlagen
1
1
Aanleiding Op 13 maart 2013 heeft de Directie Participatie op verzoek van het ministerie van IenM een overlegbijeenkomst georganiseerd over de concept Beleidsnota Drinkwater. Deze nota is in afstemming met andere overheden en de koepels tot stand gekomen. Sinds de inwerkingtreding van de Drinkwaterwet (2011) is de Beleidsnota Drinkwater niet meer geactualiseerd. De laatste nota over dit onderwerp stamt uit 1995. In overleg met provincies, gemeenten, waterschappen en drinkwaterbedrijven zijn uitgangspunten en kaders opgesteld waarbinnen de verdere uitvoering van het drinkwaterbeleid kan plaatsvinden. Belangrijke boodschap van de Beleidsnota Drinkwater is dat de drinkwaterkwaliteit goed is, maar dat de kwaliteit van de drinkwaterbronnen wel onder druk komt te staan. Dit laatste wordt onder meer veroorzaakt door de stijgende vraag naar drinkwater, het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en geneesmiddelen, en veranderingen in klimaat. Deze ontwikkelingen vragen om extra aandacht voor de “duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening” waar de diverse overheden volgens de Drinkwaterwet voor moeten zorgen. De Beleidsnota Drinkwater geeft daar invulling aan. Goed drinkwater is immers van belang voor de hele samenleving. Tijdens de bijeenkomst is de conceptnota toegelicht en besproken en dat heeft geleid tot een aantal noties en suggesties die hieronder onder het kopje “Toelichting” zijn weergegeven. Daaruit zijn een aantal aanbevelingen en suggesties aan het ministerie gedestilleerd die onder het kopje “Advies” zijn samengevat. In de bijlage zijn tenslotte de deelnemers aan het overleg vermeld. Advies • Op hoofdlijnen bestaat instemming met de beleidsopgaven van de Beleidsnota Drinkwater en de inzet die daarmee gemoeid is. Benadrukt wordt dat de continuïteit van de drinkwatervoorziening gebaat is gebaat bij 3 uitgangspunten: het is van nationaal belang, er zijn voldoende bronnen van goede kwaliteit en er is zorgplicht voor overheden ten behoeve van de continuïteit. •
De Beleidsnota Drinkwater is sterk beschrijvend van aard en weinig probleemgericht. Gemist wordt daarin een gevoel van urgentie. Geadviseerd wordt om de acties SMART te formuleren door aan te geven wat wanneer zal worden uitgevoerd en hoe dat wordt gemonitord.
•
Gepleit wordt voor een meer expliciete inspanningsverplichting voor het zoeken naar duurzame oplossingen voor het veiligstellen van de drinkwatervoorzieningen, inclusief de concrete maatregelen en de bijbehorende inzet.
•
In de nota wordt het adagium “wees zuinig met drinkwater/verspil geen drinkwater” gemist. Dit geldt zowel voor de producenten als de consumenten van drinkwater. Meer expliciete aandacht voor het optimaal bezig zijn met ons drinkwaterverbruik zou gewenst zijn.
•
Geconstateerd is dat de Beleidsnota Drinkwater tal van raakvlakken kent met andere grote nota's (natuur, omgeving, bodem). Geadviseerd wordt duidelijker aan te geven wat in deze nota geregeld wordt en wat niet hier maar in andere rijksnota’s.
•
Gesuggereerd wordt om de doelmatigheid van de drinkwatervoorziening in het licht van de bescherming van de consument, toe te voegen aan de beleidsopgaven van de nota. Weliswaar is dit geregeld in de Drinkwaterwet maar dat maakt vermelding in deze nota niet minder zinvol.
•
Bij de problematiek van de vervanging van de infrastructuur is vooral ook de rechtspositie van de vitale drinkwatersector in de ondergrond van belang zoals verkrijging van toegang, en de zorg voor een veilige en beschermde ligging van de infrastructuur. Dit is een vraagstuk omtrent de juiste afweging van de verschillende belangen en dat wordt gemist bij de gestelde doelen. Geadviseerd wordt om in de nota een beschrijving op te nemen van de noodzaak om te komen tot een dergelijke belangenafweging en functies ten opzichte van elkaar.
2
•
De wet- en regelgeving omtrent drinkwater is omvangrijk en divers. Het lijkt onnodig ingewikkeld gemaakt die de overzichtelijkheid niet ten goede komt en waardoor normvervaging op de loer ligt. Gepleit wordt voor eenvoudige en heldere wet- en regelgeving.
•
Voorgesteld wordt om in de nota duidelijk aan te geven welke uitgangspunten worden gehanteerd voor de aanwijzing van strategische voorraden dit met het oog op het gegeven dat de uiteindelijk afweging van alle belangen op een juiste manier in Strong kan worden gemaakt. Dat tal van uitvoeringsaspecten terugkomen in Strong blijkt nu niet direct uit deze nota en mag best sterker worden aangezet.
•
Er zijn voorts suggesties gedaan en kanttekeningen geplaatst bij diverse punten in de nota zoals ten aanzien van de preventieladder, het KIWA keurmerk, spoeladvies en biociden, opslag kernafval, Omgevingswet etc. In de toelichting hieronder wordt daarop nader ingegaan.
Toelichting Ter toelichting en onderbouwing van het advies van OIM zijn hieronder de hoofdpunten van het verslag van de bijeenkomst over de concept Beleidsnota Drinkwater weergegeven. Presentatie De beleidscoördinator van de Beleidsnota Drinkwater, Jozef van Brussel, geeft aan de hand van de bijgevoegde sheets een korte toelichting op totstandkoming, inhoud en verdere planning van de nota. Drinkwater in Nederland is van uitstekende kwaliteit maar bezien vanuit de bronnen staat die kwaliteit onder druk. Cruciale vraag is dan ook hoe stellen we op termijn drinkwater duurzaam veilig. Op 4 maart is de nota in de Stuurgroep Water behandeld en op hoofdlijnen goedgekeurd (met vragen over nationaal belang drinkwater), er komen nog bestuurlijke reacties en daarna wordt de nota aangeboden aan de TK en op 11 juni staat een AO daarover gepland. De nota is visievormend, richtinggevend en agenderend en van belang is de koppeling met uitvoeringsprogramma’s. De nota bevat een beleidsagenda die komend jaar wordt uitgewerkt in een handzame tabel. De nota gaat in op beleid aangaande productie en distributie van deugdelijk drinkwater, van bescherming van de bronnen en over de uitvoering van EU-besluiten. Daarnaast komt een veelheid aan andere aspecten in de nota aan bod. Belangrijk zijn de raakvlakken met de structuurvisie ondergrond (STRONG), met stroomgebiedbeheersplannen (via gebiedsdossiers), met het Deltaprogramma, besluit kwaliteitseisen en monitoring water (normering), herijking van vitale sectoren en gebiedsgericht bodembeheer (convenanten). Uitgangspunt is geen achteruitgang van de kwaliteit van de bronnen (KRW) door de preventieladder (vervuiling voorkomen, bronbeleid, beheersing, extra zuivering). De preventieladder loopt door de nota heen en zal worden uitgewerkt in diverse handreikingen. Naast de ladder wordt ook het principe “de gebruiker betaalt” gehanteerd. Ander uitgangspunt betreft de zorgplicht die geldt voor alle overheidslagen; de zorg betreft de bescherming van de bronnen en van duurzaam beheer. Ten aanzien van de doelen zijn aandachtspunten: voldoende water van goede kwaliteit, goede drinkwaterkwaliteit en innovatie, goede conditie van de infrastructuur (vervangingsopgave) door samenwerking van partijen, en vergroten van de weerbaarheid van vitale infrastructuur. Ten aanzien van de problematiek van de nota noemt spreker vooral de nieuwe stoffen zoals medicijnen, nanomaterialen en microverontreiniging; daarbij wordt ingezet op internationale afspraken, bronbeleid en normering. Omtrent nitraten en bestrijdingsmiddelen wordt ingezet op aanvullend bronbeleid. Voor de bodemverontreiniging wordt gewerkt met toetswaarden en de watersysteemmaatregelen zullen worden vermeld in het Deltaprogramma Zoetwater. Gerelateerd aan STRONG zijn van belang de afweging van ruimtelijke functies in de ondergrond, het aanwijzen van strategische en nationale reserves, en de onderlinge leveringen. Alle structuurvisies die raken aan de ondergrond zoals SvIR en Buisleidingen worden meegenomen in STRONG, dat geeft een afwegingskader hoe het allemaal een plek kan krijgen met het doel een duurzaam behoud van de functies van de ondergrond. Gevraagd naar het verschil tussen het reserveren van strategische voorraden en het aanwijzen van nationale reserves zegt Van Brussel dat drinkwaterbedrijven vergunde voorraden voor waterwin-
3
ning hebben en daarnaast hebben provincies strategische reserves aangewezen vanuit de WRO. Uitgaande van bepaalde scenario's zal bezien worden wat nodig is (klimaat, vraag) qua omvang en locatie. De strategische voorraden zijn bedoeld voor calamiteiten, de nationale reserves zijn voor de langere termijn voor toekomstige generaties én bedoeld voor extreme landelijke situaties. Strategische voorraden zijn niet alleen voor grondwater maar ook voor oppervlaktewater. Gevraagd wordt hoe de vervuiler aansprakelijk kan worden gesteld gelet op de zorgplichtbepalingen die de drinkwaterwet kent. De zorgplicht wordt uitgewerkt in een handreiking omdat de nota niet juridisch bindend is. De nota is een aanvulling op de drinkwaterwet, richtinggevend maar niet dwingend. In deze nota (maar ook in de drinkwaterwet) is niet expliciet geregeld de vervuiler te laten betalen; dat is elders geregeld. Discussie Wat is de cruciale beleidsopgave van de nota? De heer Hermans (Natuur en Milieu) acht de afbakening niet op alle terreinen helder verwoord, en voorts mist hij in de nota een gevoel van urgentie. Alles wordt wel benoemd maar vooral ook impliciet, en dat komt omdat veel al in gang is. De focus van de nota zou scherper mogen en meer probleemgericht. De heer Frentz (VEWIN) ondersteunt de inzet en de beleidsopgaven van de nota. De juiste punten worden daarmee geagendeerd. De continuïteit van de drinkwatervoorziening noopt tot 3 zaken: de keuze voor de drinkwatervoorziening als nationaal belang (bij behandeling SvIR in TK); de beschikbaarheid van bronnen voor oppervlakte- en grondwater van voldoende kwaliteit (gebiedsdossiers sterk verankeren in wetgeving ter voorkoming van discussies daarover; daarmee is koppeling met stroomgebiedbeheerplannen meer verzekerd); en de invulling van de zorgplicht door de verschillende overheden bij continuïteit en kwantiteit en kwaliteit van bronnen De heer Van der Meulen (Duinbehoud) meldt dat de kwaliteit van drinkwater in het geding komt door een stijgende vraag. Dat punt ontbreekt nu in de nota. Drinkwaterbedrijven moeten leveren maar daaraan zou een bovengrens gesteld moeten worden vanwege de toenemende vraag. Paragraaf 4.7 (natuur- en milieueffecten) is te mager geformuleerd, daarin ontbreekt de besparing. Probleem speelt met name op de Waddeneilanden. De heer Frentz merkt op dat het waterverbruik in de afgelopen decennia gestaag naar beneden gaat maar lokaal of regionaal kan dat anders liggen. De heer Koenders (Staatsbosbeheer) constateert dat gepleit wordt voor duurzame oplossingen in de drinkwatervoorziening. Een ruimtelijke discussie met landschapsecologische elementen speelt daarbij een rol. Er wordt veel water verspild en in deze nota zou dan ook expliciete aandacht voor het optimaal bezig zijn met ons drinkwaterverbruik niet misstaan. Het systeem van de eilanden is eigenlijk te klein om de watervoorziening in drukke seizoenen op te vangen. Weliswaar lopen er leidingen naar het vasteland en als die aan vervanging toe zijn komt de vraag naar boven wat een duurzame oplossing is: het eilandsysteem aanpassen of leidingen vervangen. Zo’n afweging zou ook passen in deze nota. De voorzitter constateert dat breed gedeeld wordt dat in de nota aandacht ontbreekt voor het vraagstuk van duurzame oplossingen en innovaties inclusief de te treffen maatregelen en te leveren inzet. Daarmee wordt de nota meer richtinggevend voor andere ruimtelijke beleidsnota’s zoals van EZ over zonering rondom natuur en landbouw, GLB-bufferzones etc. Raakvlakken tussen de verschillende beleidsvelden als natuur, omgeving en bodem zijn van groot belang en worden ook opgezocht door drinkwaterbedrijven. De heer Tummers (VEMW) onderschrijft de beleidsopgaven van de nota maar mist er een: de doelmatigheid van de drinkwatervoorziening in het licht van de bescherming van de consument. Artikel 10 t/m 13 drinkwaterwet zijn redelijk nieuw, geven invulling aan regulering en stellen eisen aan transparantie; bovendien zijn er nieuwe rollen (ILT, ACM). Hij verwijst naar een kritisch rapport van ILT, dat zou een reden kunnen zijn om de doelmatigheid van de drinkwatervoorziening
4
juist op de agenda te zetten, teneinde het te borgen voor de toekomst. De heer Eijsink (VEWIN) acht het niet logisch om die doelmatigheid hier expliciet agenderend te noemen omdat het is geregeld in de drinkwaterwet en daar wordt op dit moment ook invulling aan gegeven. Het ministerie IenM laat weten dat het wel wordt genoemd in de nota maar niet expliciet omdat de evaluatie van de drinkwaterwet pas in 2015 wordt uitgevoerd. Het uitvoeringsprogramma maakt van deze nota niet een statisch document; na de evaluatie wordt dat ingevuld met adequaat beleid. 2014 is pas het eerste jaar dat ervaring wordt opgedaan; er wordt gesproken met drinkwaterbedrijven, met ACM en ILT. Mevrouw Bastmeijer merkt op dat de nota nogal in voorzichtige bewoordingen is gepakt, zij mist smart geformuleerde uitvoeringspunten over wat wanneer wordt gedaan. En zeker bij de uitvoeringsagenda wordt een tijdsindicatie node gemist. Dit wordt door alle deelnemers onderschreven. Stemt u in met de aanpak beleidsopgaven en gestelde doelen? De heer Hermans meent dat het niet zou misstaan als in hoofdstukken 2 en 4 als een van de doelen het zuinig omgaan met water zou worden genoemd; nu staat daar alleen de levering van voldoende water. Dat besef mag ook doorklinken bij de communicatie en het benaderen van consumenten. De deelnemers stemmen hier unaniem mee in. De heer Eijsink constateert dat de vervangingsopgave wordt benadrukt in de nota. Bij deze problematiek van de infrastructuur gaat het vooral ook om de rechtspositie van de vitale drinkwatersector in de ondergrond, zoals verkrijging van toegang, en de zorg voor een veilige en beschermde ligging van de infrastructuur. Dat ontbreekt nu bij de doelen. De heer Driessen meent dat dit een vraagstuk is dat behoort bij een juiste afweging van de verschillende belangen. Hoe ga je om met de belangen in de ondergrond en hoe weeg je functies ten opzichte van elkaar. In de nota zou een beschrijving moeten worden opgenomen van de noodzaak om te komen tot een dergelijke belangenafweging. De deelnemers onderschrijven dit punt. Door het ministerie wordt gemeld dat die afweging in Strong aan bod komt, maar dat hier kan worden opgenomen het agendapunt over het belang dat die afweging moet plaatsvinden. Wat zijn kernonderwerpen uit de nota? De heer Laeven (commissie mer) merkt op dat zorg bestaat omtrent het naar achter schuiven van de waterkwaliteit en het verlagen van de doelen van de KRW. Hij stelt voor om deze problematiek op te nemen in de gebiedsdossiers en daartoe de kapstok van de KRW (bescherming drink- en grondwatervoorziening) in deze nota te benutten. Binnen de gebiedsdossiers functioneert immers een projectgroep die frequent bijeenkomt en met name het doelbereik in het oog houdt. Van de kant van het ministerie wordt opgemerkt dat op dit moment niet duidelijk is hoe zaken als de vervangingsopgave van de infrastructuur en een adequate informatievoorziening naar de consument verwerkt gaan worden in de uitvoeringsagenda’s en op welk moment. Gebleken is dat de communicatie in het algemeen verbetering behoeft. Dit wordt door de deelnemers krachtig onderschreven. Mevrouw Bastmeijer meent dat de in de nota genoemde zaken soms door de werkelijkheid worden ingehaald. Zij doelt daarmee onder meer op de bescherming van de bron in combinatie met de problematiek van ondergrond die in Strong plaatsvindt en verwijst naar de acties van BrabantWater in de schaliegas-discussie. Meer actiegericht formuleren is haar devies. Waar het gaat om de bescherming van drinkwater en legionellapreventie loopt men op tegen de problematiek van de vele wetgeving zoals waterwet, -besluit, -regelingen, bouwbesluit, Europese regelingen etc. Het lijkt onnodig ingewikkeld gemaakt om dit alles in zoveel drinkwaterwetgeving op te nemen, aldus mevrouw Bastmeijer. De gebruiker raakt het overzicht kwijt en het wordt lastig
5
om aan alles te voldoen; bovendien wordt aan bedrijven zo gelegenheid gegeven om een grijs gebied te betreden; zij pleit voor eenvoudiger en heldere regelgeving. Voor nieuwbouw wordt een spoeladvies meegegeven, maar legionella wordt daarbij niet genoemd terwijl dat wel aan de orde is omdat leidingen onder water worden gezet om lekkages op te sporen en dat bevordert legionellavorming. Graag opnemen als aandachtspunt. Bij het gebruik van producten wordt gesproken over de CE markering en niet over het KIWA keurmerk; KIWA is juist van groot belang voor legionellapreventie. Voor materialen die in contact komen met drinkwater speelt KIWA een grotere rol dan CE. Hoeft niet uitgebreid genoemd te worden maar wel vermeld. Ook wordt in de nota geen melding gemaakt van het gebruik van biociden als desinfectie en verwijdering van legionella. De heer Eijsink mist in het hoofdstuk verbeteren en benutten instrumentarium (H5.3) het instrument gebiedsdossiers en het gebruik van het ruimtelijke ordeningsinstrumentarium (doorwerking van grondwaterbescherming). Ten aanzien van de bodemverontreinigingsgevallen (H5.1) stelt hij voor om snel de spoedlocaties aan te pakken in plaats van ‘omtrekkende bewegingen’ te maken middels handreikingen en pilots. Bij de grondwaterzekerstelling (H5.5) zou naar zijn mening richting gegeven moeten worden in de wijze waarop drinkwater gepositioneerd zou moeten worden in de afwegingskaders die in Strong gemaakt gaan worden. Van de kant van het ministerie wordt opgemerkt dat in het uitvoeringsprogramma bodembescherming ook de waterbodems worden genoemd; in 2015 moeten alle ernstige gevallen allemaal zijn aangepakt en beschermd. Bij de pilots in deze nota gaat het vooral om de integratie van gebiedsgericht beleid. De heer Van der Veeren (RWS) poneert dat leidingwaterbelasting zal impliceren dat grote bedrijven mogelijk steeds meer zelf gaan winnen. Op zijn vraag of de studie naar prijsprikkels voor het gebruik van grond-, oppervlakte-, drink- en leidingwater een plaats in de nota zou moeten krijgen, antwoordt het ministerie dat dit wel een aandachtspunt is maar dat het thuishoort bij het ministerie van Financiën. De heer Jilderda stelt dat met name hoofdstuk 5 van de nota van belang is voor Nefyto en de uitvoeringsagenda daarvan kan rekenen op zijn instemming. Voorts ondersteunt hij het pleidooi van mevrouw Bastmeijer waar het gaat om de normstelling (waar werken we aan en waarom). Ook andere deelnemers stemmen hiermee in. De heer Koenders poneert dat in de groene sector vaak wordt gesproken over toeristenbelasting, een heffing die verdwijnt in een groot zwart gat. Hij informeert naar de mogelijkheden van een doelbelasting ter bescherming van de bronnen, dit vanuit de terugkeerredenering inzake ecosysteem en biodiversiteit. Natuur is van belang om een goede kwaliteit van drinkwater te hebben. De belangen van beide sectoren zouden ermee gediend zijn. De voorzitter acht zo’n doelbelasting weinig kansrijk omdat men zich ermee op een hellend vlak begeeft. De heer Loop (BureauLeiding) onderschrijft hetgeen in de nota wordt gesteld en acht dat ook feitelijk juist. Hij sluit graag aan bij de complexiteit van de regelgeving; als aandachtspunt zou in de nota niet misstaan dat vele partijen betrokken zijn en dat er veel regelgeving bestaat waardoor het allemaal uiterst complex wordt. De vertegenwoordiger van BodemenergieNL kan zich goed vinden in de nota en de gemaakt opmerkingen vooral die over de complexe regelgeving die mogelijk complexer wordt door opname in de Omgevingswet. In Hoofdstuk 5.5 wordt als dreiging gemist op de opslag van kernafval; de overheid komt daarvoor dit jaar met een definitief plan. Van de kant van het ministerie wordt bevestigd dat de waterregelgeving binnenkort zal worden opgenomen in de Omgevingswet; de relatie komt daarbij te liggen op ruimtelijke instrumenten voor de andere overheden. Bij de beoogde vereenvoudiging van de nieuwe wet zal vooral gekeken moeten worden naar de zorgpunten en daarbij is van belang om zorgvuldig te zijn maar ook flexibiliteit en maatwerk toe te passen. Kernafval wordt genoemd in Strong, maar het zou ook in deze nota kunnen.
6
De heer Van der Meulen stelt dat men in de duinen meer dynamiek wil toelaten; daartoe is nationaal beleid in de programmatische aanpak stikstof (PAS) en een veiligheidsbeleid. Daarbij zou het helopen indien bij de vervanging van de vlak achter de zeerwering gelegen drinkwaterinfrastructuur deze meer landinwaarts gelegd zou kunnen worden. Door het ministerie wordt het belang van die dynamiek onderschreven en die komt ook aan bod bij PAS en bij het flexibel bestemmen van de Omgevingswet maar niet in de drinkwaternota. Wat vindt u van de nieuwe instrumenten? De heer Eijsink is niet gelukkig met de preventieladder zoals nu geformuleerd en die erop gericht lijkt om een kosten/batenafweging te maken om een vervuiling eruit te zuiveren; hij acht dat signaal niet goed. Zijn voorstel is om de ladder te laten bestaan uit drie onderdelen: voorzorg, preventie en vervuiler-betaalt-principe. Aldus wordt een maximale druk gehouden op het behoud van schone bronnen. Over de strategische voorraden bestaat instemming met de wijze waarop ze worden aangewezen maar dat is onvoldoende, er moet ook een bescherming zijn, aldus de heer Eijsink. Minimaal moet geregeld worden dat voorkomen wordt dat ontwikkelingen plaatsvinden die de drinkwaterwinning in de toekomst onmogelijk maken. Een strategische voorraad aanwijzen is goed maar tegelijk onvoldoende; het gaat er om daarbij ook ruimtelijke bescherming te regelen opdat geen activiteiten plaatsvinden die de drinkwaterkwaliteit aantasten. De heer Driessen (VELIN) meent dat die gebieden dan ook nu bekend moeten worden gemaakt om problemen in de toekomst te voorkomen. Van de kant van het ministerie wordt gesteld dat in de drinkwaternota alleen de uitgangspunten worden benoemd en dat de uiteindelijke afweging van alle belangen plaatsvindt in Strong. De heer Jilderda stemt in met de preventieladder maar acht verontreinigingen onvoldoende gedefinieerd; het moet gaan om verontreinigingen in relatie tot risico’s. Bovendien zal datgene wat in deze nota is opgenomen niet strijdig moeten zijn met de afspraken die eerder zijn gemaakt in het kader van de KRW. De heer Hermans kan zich vinden in het betoog van de heer Eijsink om scherp te formuleren en het voorzorgprincipe expliciet te maken. De heer Driessen meent dat een scherpere formulering zal leiden tot nog meer regelgeving; hij acht dat ongewenst en denkt dat het strijdig kan zijn met de KRW. Een helder geformuleerde uitvoeringsagenda zal voldoende moeten zijn. De voorzitter concludeert tenslotte dat op hoofdlijnen instemming bestaat en de inzet wordt gedeeld. Duurzame oplossingen kunnen/mogen zwaarder aangescherpt worden. Wees zuinig met water. Water op Waddeneiland wellicht lokaal maar in den brede worden duurzame oplossingen breed gedeeld. Probeer te komen tot een smart formulering (wanneer wat). Er is ongelooflijk veel wetgeving en daarmee wordt het erg ondoorzichtig; de normstelling is daardoor onduidelijk en daarvoor zijn expertbureaus nodig om daaruit te komen. Over de preventielader wordt wisselend gedacht. Uitvoeringsaspecten komen in Strong terug en de verwijzing daarnaar mag nog wel wat sterker worden aangezet.
7
Deelnemerslijst Overleg Beleidsnota Drinkwater op 13 maart 2014
Adema, mw I.R. Langeveld, A.M.J.
Voorzitter Overleg Secretaris Overleg
Bastmeijer, mw M. Bloemendal, M. Driessen, F.J. Eijsink, R. Folders, R. Frentz, A. Gevers-Deynoot, F. Hermans, B. Jilderda, K. Koenders, H. Laeven, M. Loop, R. Meulen, A. van der Tummers, R. Veeren, R. van der
Stichting Veteranenziekte BodemenergieNL VELIN (leidingeigenaren) VEWIN (waterbedrijven) BodemenergieNL VEWIN (waterbedrijven) Nelen-Schuurmans (watermanagement) Natuur en Milieu Nefyto (gewasbeschermingsmiddelen) Staatsbosbeheer Commissie voor de m.e.r. BureauLeiding Stichting Duinbehoud VEMW (zakelijke gebruikers van energie en water) Rijkswaterstaat WVL (water, verkeer, leefomgeving)
Brussel, J.P.J. van Giezen, mw M.J.H.A. van
Ministerie IenM/DGRW Ministerie IenM/DGRW
8