Nieuwsbrief BDO Atrio AuditorsAccountantsAdvisors
Maart 2006 Jaargang 17 1 Woluwe vliegt naar de luchthaven 2 Nieuw belastingkrediet inzake onderzoek en ontwikkeling: een alternatief voor de investeringsaftrek 3 Stimuleren en belonen van werknemers met vernieuwende ideeën dankzij de innovatiepremie 4 Recente evoluties inzake de overdracht van aandelen in de privé-sfeer 5 De nieuwe spaarfiscaliteit 7 Nieuwigheden op vlak van BTW en Intrastat 8 1 januari 2006: voor bestaande VZW’s een belangrijke datum … 9 Boekhoudkundige verwerking van emissierechten 11 “Organisational Reporting Services” (O.R.S.) van BDO Atrio
ingenomen worden door gerenommeerde huurders zoals, bv. SONY enz. De ontwikkelaars van Corporate Village hebben beroep gedaan op één van de belangrijkste internationale architectenbureaus, Kohn Pedersen Fox en op één van de voornaamste Belgische kantoren, Michel Jaspers & Partners.
Woluwe vliegt naar de luchthaven BDO Atrio Brussel heeft het genoegen u de verhuis van het kantoor vanaf eind april 2006 aan te kondigen. Na 20 jaar vestiging in het kantoor te Woluwedal nummer 60, is de beslissing genomen om zich te installeren in het gloednieuwe complex “ The Corporate Village”, gelegen nabij de luchthaven van Zaventem, langs de Brusselse ring. Corporate Village, één van de belangrijkste projectontwikkelingen in de nabijheid van de internationale luchthaven in Brussel, verenigt verschillende troeven die beantwoorden aan de noden van moderne ondernemingen: bereikbaarheid en visibiliteit van de site, vlotte verbinding, aangename omgeving, moduleerbaarheid van de ruimtes. De site telt op dit ogenblik 77.170m2 aan bureelruimte verdeeld in zes gebouwen, waarvan enkele reeds
Een uitgestrekt park, de ware long van het project, bezorgt het geheel een uitzonderlijke harmonie. Het park wordt doorkruist door een weg die toegankelijk is voor openbaar vervoer en voor bezoekers voor korte duur die zo toegang hebben tot het gebouw via het park. De gebruikers van het gebouw en de andere bezoekers gebruiken de weg aan de achterkant van het gebouw om naar de ondergrondse parking te gaan zodat de kwaliteit van de site bewaard blijft. De nieuwe wegeninfrastructuur verzekert de vlotte doorgang van het verkeer op de site. De luchthaven en het station met toegang tot een nationaal en internationaal net (GEN, HST) bevinden zich in de onmiddellijke omgeving (1500m). Het station van Zaventem is gelegen op wandelafstand. Een gratis pendeldienst, om de 10 minuten, naar de luchthaven versterkt de toegankelijkheid. BDO Atrio Brussel komt op de zesde verdieping van gebouw “E” (Elsinore) waarin SN Brussels Airlines reeds gevestigd is. Dit plateau van 1200m2, met een plafondhoogte van 3,41m, geniet van een uitzonderlijk uitzicht achteraan op het park en vooraan op de Brusselse ring waar tussen 350.000 en 500.000 wagens per dag voorbijrijden. Ondanks de vliegtuigen die “voor het grijpen” lijken, kunnen onze medewerkers u er vanaf 1 mei ontvangen in een opmerkelijke stilte, die ten goede komt van het denkvermogen en de goede adviesverlening.
Nieuwsbrief Maart 2006
1
Het éénmalige belastingkrediet wordt aldus berekend aan de hand van de volgende formule:
Nieuw belastingkrediet inzake onderzoek en ontwikkeling: een alternatief voor de investeringsaftrek De Wet betreffende het generatiepact van 23 december 2005 (gepubliceerd 30 december 2005) voert een belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling in. Het belastingkrediet wordt een nieuwe maatregel, parallel aan de bestaande verhoogde investeringsaftrek voor onderzoek en ontwikkeling. De nieuwe maatregel is ingegeven door internationale rapportering en zorgt ervoor dat het fiscale voordeel zichtbaar wordt in de boekhouding van een onderneming. Vanaf aanslagjaar 2007 hebben ondernemingen de mogelijkheid om, in plaats van de verhoogde investeringsaftrek, te opteren voor het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling. Het nieuwe belastingkrediet is van toepassing in geval van investering in vaste activa die gebruikt worden ter bevordering van onderzoek in en de ontwikkeling van nieuwe producten en toekomstgerichte technologieën die geen effect hebben op het leefmilieu of die het negatieve effect zoveel mogelijk proberen te beperken. Dit belastingkrediet is ook van toepassing op octrooien.
■ KEUZE 2
De keuze voor het belastingkrediet is onherroepelijk, de vennootschappen die ervoor opteren kunnen niet meer genieten van de verhoogde investeringaftrek van toepassing op octrooien en investeringen in het kader van onderzoek en ontwikkeling. Deze onherroepelijkheid sluit aan bij de basisidee van continuïteit in het kader van de IFRS- en US GAAP rapportering. Net zoals de herwaarderingsmeerwaarden en de kapitaalsubsidies zal het belastingkrediet uitgesloten worden van de berekeningsbasis voor de notionele intrestaftrek. Het éénmalig belastingkrediet zal berekend worden door het normale belastingtarief (33,99 % - crisisbelasting inbegrepen) toe te passen op een gedeelte van de aanschaffings- of beleggingswaarde van de materiële vaste activa die in nieuwe staat zijn verkregen of tot stand gebracht en van de nieuwe immateriële vaste activa, indien die vaste activa in België voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid worden gebruikt. Wat betreft het gedeelte waarop het belastingkrediet moet worden berekend, wordt het volgende onderscheid gemaakt: • Het éénmalige belastingkrediet Het gedeelte van de aanschaffingsof beleggingswaarde dat in aanmerking komt, is gelijk aan het percentage van toepassing voor de verhoogde investeringsaftrek in het kader van investeringen voor onderzoek en ontwikkeling, namelijk 13,5 % voor aanslagjaar 2006.
(aanschaffings- of beleggingswaarde van de activa x het percentage van de verhoogde investeringsaftrek voor octrooien en R&D x het normale tarief van de vennootschapsbelasting). • Het gespreide belastingkrediet Vennootschappen kunnen er ook voor opteren om het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling (niet voor octrooien) te spreiden over de afschrijvingsperiode van die vaste activa. Het percentage van de gespreide investeringsaftrek bedraagt 20,5 % voor aanslagjaar 2006. Het gespreide belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling kan in dit geval als volgt berekend worden: (afschrijving van de activa x het percentage van de gespreide verhoogde investeringsaftrek voor R&D x het normale tarief van de vennootschapsbelasting) Merk op dat het belastingkrediet voordelig kan zijn voor de KMO’s die genieten van het verlaagde tarief in de vennootschapsbelasting aangezien het normale tarief gebruikt wordt voor de berekening van het belastingkrediet. De KMO’s kunnen dus van een extra voordeel genieten in vergelijking met de toepassing van de verhoogde investeringsaftrek.
■ OVERDRAAGBAAR EN TERUGBETAALBAAR MAAR LIMIETEN Het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling wordt volledig met de vennootschapsbelasting verrekend en, in geval van geen of onvoldoende belasting, wordt het bedrag van het niet-verrekende belastingkrediet achtereenvolgens overgedragen naar de volgende 4 aanslagjaren. Het gedeelte van het belastingkrediet dat in de loop van die 4 aanslagjaren niet kan worden verrekend, zal in principe terugbetaald worden. De verrekening van het overgedragen belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling met de belasting van elk van de volgende aanslagjaren mag in geen geval per aanslagjaar meer bedragen dan 105.400 EUR of, wanneer het totale bedrag van het overgedragen belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling op het einde van het vorig aanslagjaar 421.600 EUR overtreft, 25 % van dat totale bedrag. Het saldo van overgedragen belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling van het oudste aanslagjaar wordt eerst verrekend.
■ WIJZIGING VAN CONTROLE EN HERSTRUCTURERING In geval een verwerving van of wijziging van controle over een vennootschap plaatsgrijpt die niet beantwoordt aan rechtmatige financiële of economische behoeften, wordt het nog niet verrekende belastingkrediet niet
Nieuwsbrief Maart 2006
overgedragen op de vennootschapsbelasting met betrekking tot het belastbaar tijdperk, noch tot enig ander later belastbaar tijdperk.
(geïndexeerde bedragen voor aanslagjaar 2006), mag 25 % van dat bedrag in aanmerking genomen worden.
In geval van herstructurering met fiscale neutraliteit (inbreng, fusie, splitsing) wordt het belastingkrediet dat de overnemende of verkrijgende vennootschap niet heeft kunnen verrekenen vóór de inbreng, fusie of splitsing, alsook datgene dat de overgenomen vennootschap vóór de fusie niet heeft kunnen verrekenen, overgedragen in dezelfde verhouding als deze vastgelegd in het kader van de overdracht van fiscale verliezen.
■ INWERKINGTREDING
In geval van splitsing wordt het belastingkrediet dat de overgenomen vennootschap voor de splitsing niet heeft kunnen verrekenen, overgedragen op de overnemende vennootschap in verhouding tot de fiscale nettowaarde van de overgenomen bestanddelen in de totale fiscale nettowaarde van de overgenomen vennootschap. Dit belastingkrediet wordt geacht verband te houden met het aanslagjaar gedurende het welke de verrichting heeft plaatsgevonden. Het belastingkrediet is niet terugbetaalbaar maar kan onbeperkt in de tijd worden overgedragen.
■ GEVOLGEN VAN DE KEUZE VOOR HET BELASTINGKREDIET: OMVORMING VAN DE VERHOOGDE INVESTERINGSAFTREK IN EEN BELASTINGKREDIET De belastingplichtige die geopteerd heeft voor het belastingkrediet kan niet langer genieten van de investeringsaftrek voor onderzoek en ontwikkeling. Wanneer men vanaf een bepaald aanslagjaar opteert voor de toepassing van het nieuwe belastingkrediet wordt het totaal van de overgedragen investeringsaftrek dat betrekking heeft op de drie voorafgaande aanslagjaren omgezet in een belastingkrediet. Dit belastingkrediet is niet terugbetaalbaar, maar kan zonder beperking in de tijd overgedragen worden. Dezelfde regeling geldt voor de gespreide verhoogde investeringsaftrek die nog niet in mindering kon gebracht worden aangezien het actief nog niet volledig afgeschreven is. De gespreide verhoogde investeringsaftrek wordt dan omgezet in een belastingkrediet. Het overblijvende saldo van de overgedragen verhoogde investeringsaftrek kan in mindering gebracht worden van de winsten van toekomstige belastbare tijdperken. Voor vennootschappen die opteren voor het belastingkrediet, gelden evenwel nieuwe beperkingen inzake het bedrag aan overgedragen investeringsaftrek dat jaarlijks in mindering kan worden gebracht van de winst van volgende belastbare tijdperken. Zo kan de overgedragen verhoogde investeringsaftrek per belastbaar tijdperk maximum ten belope van 385.545 EUR (in de plaats van 771.090 EUR) (geïndexeerde bedragen voor aanslagjaar 2006) in mindering gebracht worden of wanneer het totale bedrag van de investeringsaftrek op het einde van het voorgaande belastbaar tijdperk meer bedraagt dan 1.542.193 EUR (in de plaats van 3.084.386 EUR)
Zoals reeds eerder vermeld zal deze maatregel in werking treden vanaf aanslagjaar 2007. Merk op dat, om ieder misbruik te vermijden, elke wijziging van de afsluitingsdatum na 18 november 2005 geen enkele invloed zal hebben op de toepassing van het nieuwe belastingkrediet.
Stimuleren en belonen van werknemers met vernieuwende ideeën dankzij de innovatiepremie Teneinde innovatie en onderzoek en ontwikkeling (O&O) in ondernemingen te stimuleren, heeft de wetgever een tijdelijke maatregel ingevoerd: de éénmalige innovatiepremie. Ten gevolge van het sociaal overleg laat deze maatregel toe, mits naleving van bepaalde voorwaarden, werknemers met vernieuwende ideeën een éénmalige premie toe te kennen. Onder bepaalde voorwaarden wordt de toegekende premie vrijgesteld van sociale zekerheidsbijdragen en personenbelasting. Vanaf 1 januari 2006 en voor een duurtijd van slechts een jaar, zal een onderneming een werknemer die een vernieuwend idee heeft, kunnen belonen door hem of haar een éénmalige premie toe te kennen vrij van belastingen en sociale zekerheidsbijdragen. Om hiervan te kunnen genieten: 1) moeten de premies worden toegekend voor een nieuwigheid, die een daadwerkelijke meerwaarde betekent met betrekking tot de normale activiteiten van de werkgever die de premie toekent; 2) mag de innovatie niet het voorwerp uitmaken van een voorafgaande offerteaanvraag of vraag tot bestek voor de aanschaf van producten of processen die door een derde aan diegene die de premie toekent, werd gericht; 3) moet de innovatie door de werkgever in zijn onderneming worden ingevoerd of het voorwerp zijn van een prototype, een aanvraag voor de vervaardiging van een prototype of er moeten interne onderrichtingen aanwezig zijn die erop wijzen welke wijzigingen de innovatie zal teweegbrengen in de normale activiteiten van de onderneming; 4) mogen de premies niet toegekend zijn ter vervanging of ter omzetting van in uitvoering van de arbeidsovereenkomst verschuldigd loon, premies, voordelen in natura of enig ander voordeel of een aanvulling hierbij, al dan niet bijdrageplichtig voor de sociale zekerheid;
Nieuwsbrief Maart 2006
3
5) kunnen de premies enkel worden toegekend aan de werknemers die via een arbeidsovereenkomst gebonden zijn aan de werkgever die de premie toekent; 6) mag de totale som van de gedurende één kalenderjaar uitgekeerde premies gezamenlijk niet meer bedragen dan 1 % van het geheel van de lonen van de werknemers van de onderneming met betrekking tot dat kalenderjaar; 7) mag het aantal werknemers dat van de premies geniet niet hoger zijn dan 10 % van het aantal werknemers tewerkgesteld door de onderneming per kalenderjaar voor de ondernemingen van 30 personen en meer en maximum 3 werknemers voor de ondernemingen die minder dan 30 werknemers tewerkstellen; 8) mogen er per innovatie niet meer dan 10 werknemers van een premie genieten; 9) mag het bedrag van de premies uitbetaald per werknemer per kalenderjaar niet meer bedragen dan een maandloon; 10) moeten de criteria, de procedures en de identificatie van het project waarop de premies betrekking hebben, worden bekendgemaakt binnen de onderneming en moeten worden medegedeeld aan de minister die de Economie in zijn bevoegdheden heeft, die bij besluit de modaliteiten van deze mededeling vaststelt.
4
De bedragen en de namen van de begunstigden van deze premies moeten aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden medegedeeld in de maand die volgt op de toekenning van deze premies. Gelieve te bemerken dat deze maatregel slechts tijdelijk is. Deze maatregel treedt in werking op 1 januari 2006 en loopt tot 1 januari 2007. Volgens het VBO, zal deze maatregel het voorwerp uitmaken van een evaluatie vooraleer te besluiten tot een eventueel vervolg van zijn toepassing.
Recente evoluties inzake de overdracht van aandelen in de privé-sfeer In de Belgische personenbelasting worden meerwaarden die een natuurlijke persoon realiseert op aandelen in principe vrijgesteld van belasting. Op deze principiële vrijstelling van meerwaarden op aandelen, bestaan enkele uitzonderingen. Zo beschouwde de fiscus de laatste jaren de meerwaarden gerealiseerd bij de overdracht van aandelen aan de eigen holding steevast als speculatieve meerwaarden, die werden belast als divers inkomen. Ook de overdracht van aandelen aan een buitenlandse rechtspersoon werd in bepaalde omstandigheden belast als divers inkomen op basis van een specifieke bepaling in het Wetboek van de Inkomstenbelastingen. Recent werd door de belastingadministratie een ander standpunt ingenomen, waardoor meerwaarden onder bepaalde voorwaarden niet langer onderworpen worden aan personenbelasting.
■ INBRENG VAN AANDELEN IN EEN EIGEN HOLDING Sedert enkele jaren worden belastingplichtigen geviseerd die zogenaamde “interne” meerwaarden realiseren naar aanleiding van een verkoop aan of een inbreng van aandelen in een eigen holdingvennootschap. Tot voor kort ging de Administratie er van uit dat er in dergelijke gevallen geen economische verschuiving van vermogen had plaatsgevonden, aangezien koper en verkoper geen economisch onafhankelijke partijen zijn. Bijgevolg was de Administratie van oordeel dat de overdracht van aandelen aan een eigen holding niet kadert binnen het normaal beheer van het privévermogen en werden de gerealiseerde meerwaarden belast als een divers inkomen aan 33% (te verhogen met gemeentelijke opcentiemen). Maar de Minister van Financiën heeft recentelijk bevestigd dat interne meerwaarden die een belastingplichtige realiseert bij een inbreng van aandelen in een eigen holding onder bepaalde voorwaarden niet belastbaar zijn. De volgende vier voorwaarden moeten cumulatief vervuld zijn gedurende een periode van ten minste drie jaar: • er mag geen kapitaalvermindering worden doorgevoerd door de holding gedurende een periode van drie jaar te rekenen vanaf de inbreng; • evenmin mag er een kapitaalvermindering worden doorgevoerd door de werkvennootschap gedurende dezelfde periode. Dit is echter wel toegestaan indien deze middelen door de holding worden gebruikt voor bijvoorbeeld nieuwe investeringen of voor de financiering van andere vennootschappen van de groep, zonder dat deze geldmiddelen doorstromen naar de aandeelhouders/natuurlijke personen; • de dividenduitkeringen door de werkvennootschap mogen gedurende drie jaar niet wijzigen in vergelijking met de periode voorafgaandelijk aan de inbreng, tenzij er wordt aangetoond dat de hogere uitkeringen worden aangewend voor bijvoorbeeld nieuwe investeringen of financiering van groepsvennootschappen. Ook hier geldt het uitdrukkelijke verbod dat de hogere uitkeringen niet mogen doorstromen naar de aandeelhouders/natuurlijke personen; • tenslotte moeten de door de werkmaatschappij betaalde management fees en bedrijfsleidersbezoldigingen gedurende drie jaar overeenstemmen met deze die vroeger werden uitgekeerd. Een hogere vergoeding is echter wel toegestaan op voorwaarde dat hier daadwerkelijk prestaties tegenover staan die nu door de holding worden uitgevoerd in plaats van door de werkmaatschappij (bijvoorbeeld boekhouding,…). Bovendien is vereist dat de betaalde vergoedingen marktconform worden doorgerekend. Door het in acht nemen van een “stand still” van drie jaar acht de Minister het voldoende bewezen dat verrichtingen waarbij holdingconstructies worden opgezet beantwoorden aan rechtmatige financiële of economische behoeften.
Nieuwsbrief Maart 2006
Weliswaar is het zo dat de Minister enkel het licht op groen heeft gezet voor interne meerwaarden die worden gerealiseerd naar aanleiding van een “inbreng” in een vennootschap. Hiermee lijkt de Minister aan te geven dat de loutere verkoop van aandelen aan een eigen holdingvennootschap nog steeds zal worden aangepakt.
■ OVERDRACHT VAN AANDELEN AAN BUITENLANDSE RECHTSPERSONEN Een tweede wijziging in het kader van de overdracht van aandelen in de privé-sfeer betreft de overdracht van aandelen aan buitenlandse rechtspersonen. De principiële vrijstelling van meerwaarden op aandelen in de personenbelasting geldt niet ten aanzien van meerwaarden gerealiseerd bij de overdracht van aandelen in een binnenlandse vennootschap aan een buitenlandse rechtspersoon, indien de overdrager een zogenaamd aanmerkelijk belang heeft. In dat geval wordt de gerealiseerde meerwaarde belast aan 16,5% (te verhogen met gemeentelijke opcentiemen). Er is sprake van een aanmerkelijk belang indien de overdrager middellijk of onmiddellijk een participatie heeft van meer dan 25% in de vennootschap waarvan de aandelen worden overgedragen en dit op enig tijdstip in de loop van de vijf jaar die de overdracht voorafgaan. Bij de berekening van de participatiedrempel van 25% wordt niet alleen rekening gehouden met de aandelen in bezit van de overdrager, maar ook met de aandelen die toebehoren aan zijn echtgeno(o)t(e), afstammelingen, ascendenten en zijverwanten tot en met de tweede graad. Het bijzondere aan deze heffing is dat zij alleen toepassing is bij de overdracht van aandelen aan buitenlandse rechtspersoon en niet wanneer overnemer een natuurlijke persoon is of binnenlandse rechtspersoon.
van een de een
In antwoord op een prejudiciële vraag van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen heeft het Europese Hof van Justitie op 8 juni 2004 gesteld dat deze aanmerkelijkbelangheffing in strijd is met de Europese vrijheid van vestiging en het vrij verkeer van kapitaal. Tot op heden werd de aanmerkelijkbelangheffing nog niet geschrapt in het Wetboek van de Inkomstenbelastingen. In de praktijk blijft hierdoor heel wat onzekerheid bestaan. Maar de Rulingcommissie heeft op 9 juni 2005 gepreciseerd dat de Belgische Staat zich neerlegt bij de beschikking van het Europese Hof van Justitie en dat de aanmerkelijkbelangheffing bijgevolg niet meer van toepassing is bij de overdracht van aandelen aan een rechtspersoon gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie. Hoewel een beslissing van de Rulingcommissie in principe enkel geldt voor het dossier waarin de vraag werd gesteld, mag aangenomen worden dat deze beslissing een belangrijke precedentswaarde heeft. Bovendien had ook de Minister van Financiën reeds eerder (8 juli 2004) toegegeven dat de aanmerkelijkbelangheffing in strijd is met het EU-recht.
Meldenswaardig is nog dat de heffing van 16,5% onverkort van toepassing blijft op overdrachten van aandelen aan rechtspersonen gevestigd buiten de Europese Unie. Nochtans wordt in de rechtsleer de stelling verdedigd dat het beginsel van vrij verkeer van kapitaal niet alleen geldt tussen de EU-lidstaten onderling, maar ook tussen een lidstaat en een land buiten de Europese Unie. Op basis van deze stelling zou men kunnen argumenteren dat in dergelijke situatie evenmin de aanmerkelijkbelangheffing mag worden toegepast. Het is echter niet uit te sluiten dat men hiervoor een beroep zal moeten doen op de Rechtbank of de Rulingcommissie.
De nieuwe spaarfiscaliteit Na talloze onderhandelingen werd de nieuwe programmawet goedgekeurd op 27 december 2005 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 30 december 2005. Deze programmawet omvat enkele belangrijke wijzigingen aan het fiscaal regime van sommige beleggingsproducten. Zo wordt er vanaf 1 januari 2006 een roerende voorheffing geheven op bepaalde fondsen die voor meer dan 40 procent in vastrentende effecten beleggen. Ook de premies van tak 21 en tak 23 verzekeringsproducten zullen onderworpen worden aan een taks van 1,1 procent.
■ ROERENDE VOORHEFFING OP SOMMIGE FONDSEN • Algemeen Samengevat zullen bepaalde obligatiefondsen en fondsen die voor meer dan 40 procent van het vermogen in intrestgenererende schuldvorderingen beleggen, belast worden via een roerende voorheffing van 15 procent. De statuten of het reglement van het beleggingsfonds dienen als basis om te bepalen of er voor meer dan 40 procent in vastrentende effecten wordt belegd. Indien de statuten of het fondsenreglement geen uitsluitsel geven, is de werkelijke verhouding obligaties/aandelen bepalend. Bij gebrek aan dergelijke gegevens wordt het fonds geacht de 40 procent-drempel te overschrijden. Met obligaties die ressorteren onder de ‘grootvaderclausule’ (dit zijn obligaties die uitgegeven zijn vóór 1 maart 2001) wordt geen rekening gehouden voor de berekening van de 40 procent-grens. Enkel die fondsen die gehouden worden door belastingplichtigen die onderworpen worden aan de Belgische personenbelasting zullen de roerende voorheffing ondergaan. Fondsen die gehouden worden door rechtspersonen zullen deze belasting niet ondergaan. Fondsen in handen van natuurlijke personen die niet-inwoners zijn, zijn eveneens vrijgesteld. Immers betalen zij reeds de woonstaatheffing in het kader van de Spaarrichtlijn.
Nieuwsbrief Maart 2006
5
Gedurende de eerste twee jaren (2006 en 2007) wordt enkel het rendement ten gevolge van de renteopbrengst belast. Dus ook wanneer bij verkoop een minderwaarde gerealiseerd wordt (bijvoorbeeld wanneer de intrestvoeten op de financiële markten stijgen), zal gedurende deze twee jaren het intrestgedeelte belast worden. Vanaf 1 januari 2008 zal deze regel toegepast worden op het volledige rendement (niet alleen de rente maar ook de meerwaarde op de onderliggende effecten gegenereerd in de jaren 2006 en 2007). Vanaf dan zal de roerende voorheffing berekend worden op het bij de verrichting verkregen bedrag verminderd met de aanschaffings- of beleggingswaarde. De heffing heeft een retroactief karakter. De belasting wordt immers geheven op het rendement bekomen sinds 1 juli 2005. Wanneer het gaat om fondsen verworven vóór 1 juli 2005 geldt de inventariswaarde op deze datum voor het bepalen van de werkelijk behaalde inkomsten.
6
Enkel beleggingsfondsen met een “Europees paspoort” worden geviseerd alsook alle beleggingsinstellingen die buiten de Europese Unie gevestigd zijn. Deze beleggingsfondsen voldoen aan strengere normen, waardoor ze geen erkenningprocedure in elke lidstaat moeten ondergaan en dus in meerdere lidstaten mogen worden verhandeld. Naar verluidt vormen deze in België een minderheid, waardoor volgens sommige bronnen de beoogde opbrengst van 235 miljoen EUR nooit behaald zou worden. De regering heeft er daarom voor geopteerd om een bijkomende inkomstenbron te creëren door de beurstaks op fondsen te verhogen van 0,5 procent naar 1,1 procent. Bovendien bestaat de mogelijkheid om het toepassingsgebied uit te breiden naar fondsen zonder “Europees paspoort” door middel van een eenvoudig K.B. Hierop heeft de Raad van State evenwel kritiek geuit. Volgens de Raad van State is dit onwettig. Een uitzondering voor de heffing wordt gemaakt voor de gemeenschappelijke beleggingsfondsen zonder rechtspersoonlijkheid. Aangezien deze fiscaal transparant zijn, zou er sprake kunnen zijn van dubbele belasting. • Beleggingen in het buitenland Ook de hierboven vermelde fondsen die belastingplichtigen in het buitenland houden, zullen belast worden. Aangezien dit niet kan gebeuren via een Belgische bronheffing ontstaat er een aangifteverplichting in de Belgische aangifte personenbelasting, waardoor er tevens Belgische gemeentebelastingen verschuldigd zullen zijn. Indien er Europese woonstaatheffing in het kader van de Europese Spaarrichtlijn werd ingehouden, kan deze in mindering worden gebracht van de te betalen Belgische belasting. • Beurstaks De regering heeft tevens beslist om vanaf 1 januari 2006 de beurstaks bij verkoop van fondsen zonder
couponuitkering op te trekken van 0,5 procent naar 1,1 procent op de inventariswaarde. Teneinde dubbele taxatie te vermijden, wordt voor de berekening van de beurstaks de ingehouden roerende voorheffing afgetrokken van de belastbare basis. Vanaf 2008 geldt weer het oude tarief van 0,5 procent. Bij fondsen met couponuitkering werd de beurstaks reeds volledig afgeschaft. • Overstap van kapitalisatie- naar distributiefondsen via vrijstelling beurstaks In principe zal enkel de opbrengst van kapitalisatiefondsen onderworpen worden aan de roerende voorheffing. Toch bepaalt de wet dat de beleggingsinstellingen jaarlijks minstens 100 procent van hun inkomsten moeten uitkeren om niet onder deze nieuwe regelgeving te vallen. Distributiefondsen die jaarlijks minder dan 100 procent uitkeren, worden dus ook geviseerd. Om voor de overheid een zekerheid in te bouwen over de ontvangen inkomsten, wil de Minister van Financiën de overstap van kapitalisatiefondsen naar distributiefondsen stimuleren. In tegenstelling tot kapitalisatiefondsen keren distributiefondsen immers jaarlijks een coupon uit, waarop de belegger in principe 15 procent roerende voorheffing moet betalen. Distributiefondsen worden - in principe - niet geviseerd door de nieuwe programmawet. Zij onderwerpen immers sowieso de dividenden aan een roerende voorheffing van 15 procent; zodoende zullen deze dividenden bij verkoop niet nog eens aan roerende voorheffing onderworpen worden. Om de belegger aan te sporen deze overstap te doen wordt een ‘koopjesperiode’ ingelast, waarbij gedurende de eerste twee maanden van 2006 de beurstaks wordt “afgeschaft”. Daarna wordt ze, zoals reeds eerder vermeld, opgetrokken tot 1,1 procent. De voorwaarde om de tijdelijke vrijstelling van de beurstaks te kunnen genieten is dat de omgezette deelbewijzen gedurende ten minste één jaar nominatief of op rekening worden aangehouden. Ook hiermee heeft de Schatkist zich verzekerd van inkomsten. De belegger zal minstens één maal een dividenduitkering ontvangen, waarop roerende voorheffing verschuldigd is. In de praktijk zal de financiële tussenpersoon de beurstaks inhouden en doorstorten aan de Schatkist. Na verloop van één jaar kan de teruggave gevraagd worden. Er moet rekening gehouden worden met een terugbetalingstermijn van twee jaar. • Kritiek van de Raad van State De Raad van State heeft een negatief advies gegeven over deze roerende voorheffing. Vooreerst vindt de Raad van State dat de mogelijkheid die de regering zich voorbehoudt om de heffing via Koninklijk Besluit uit te breiden naar fondsen zonder Europees paspoort ongrondwettelijk. Dergelijke uitbreiding zou in principe enkel kunnen gebeuren bij wet.
Nieuwsbrief Maart 2006
Daarnaast wordt volgens de Raad van State de gelijkheid van de belastingbetalers voor de wet geschonden aangezien enkel meerwaarden op obligatiefondsen worden geviseerd en niet de meerwaarden op obligaties.
■ TAKS OP PREMIES VAN TAK 21 EN TAK 23 LEVENSVERZEKERINGSPRODUCTEN Naast de voormelde roerende voorheffing op sommige fondsen heeft de fiscus tevens de heffing van een taks op de premies van tak 21 en tak 23 levensverzekeringsproducten ingevoerd. Beleggers die vanaf 1 januari 2006 premies storten zullen hierop een taks moeten betalen van 1,1 procent over de betaalde premies. Het betreft verzekeringen met een gewaarborgd minimumrendement (tak 21) en verzekeringen die gekoppeld zijn aan beleggingsfondsen (tak 23). Er geldt echter een vrijstelling voor de verzekeringen pensioensparen. De 1,1 procent taks is enkel verschuldigd wanneer het verzekeringsrisico in België gelegen is. Concreet moet de levensverzekeraar controleren waar de verzekeringsnemer zijn gewone verblijfplaats heeft. Is dit in het buitenland of is de verzekeringsnemer tijdens de looptijd van de overeenkomst verhuisd naar het buitenland, dan zijn de Belgische premietaksen niet verschuldigd. In het geval van een Belgische verzekeraar, moet deze de premietaks doorstorten aan de Schatkist. Wanneer het echter over een buitenlandse verzekeraar gaat, met hoofdkantoor buiten de E.E.R. en zonder vestiging in België, is deze verplicht in België een aansprakelijk vertegenwoordiger aan te stellen. Buitenlandse verzekeraars met hoofdkantoor binnen de E.E.R. en zonder vestiging in België zijn niet gehouden tot het aanstellen van een aansprakelijk vertegenwoordiger, doch dienen de taksen aan de Belgische Schatkist door te storten.
verjaringstermijn eindigt op 31 december van het 7de jaar dat volgt op het jaar waarin de BTW verschuldigd was. De bovenvermelde beperking heeft evenwel geen invloed op de specifieke termijnen van toepassing in specifieke situaties (bijvoorbeeld de periode van 15 jaar inzake industriële eigendom). Daarnaast hebben de Belgische autoriteiten ook de implementatie van de Facturatierichtlijn aangepast (2001/115/EH van 20 december 2001) inzake de elektronische bewaringsmogelijkheden van facturen in België. De Facturatierichtlijn biedt aan de individuele Lidstaten de mogelijkheid om de implementatie van deze Richtlijn te beperken. In het verleden heeft de Belgische BTW Administratie deze mogelijkheid aangewend om het bewaren van elektronische facturen te beperken door elektronische bewaring enkel toe te laten voor facturen die elektronisch ontvangen werden. Dit impliceerde dat het merendeel van de ondernemingen nog steeds de papieren versie van de facturen moest bewaren. Aangezien de verplichting om een kopie van alle facturen manueel te bewaren zeer duur was/is, aanvaardt de BTW Administratie nu de mogelijkheid om de facturen waarvan een papieren versie werd ontvangen, manueel of elektronisch te bewaren via een scan van de factuur. Voorwaarde hiertoe is wel dat de integriteit van de inhoud en de authenticiteit van de bron van de factuur kan gewaarborgd worden. Aangezien de nieuwe wet betreffende de elektronische bewaring van facturen niet verwijst naar andere documenten dan facturen, impliceert dit dat andere documenten in principe altijd moeten bewaard worden in papieren versie.
■ VERHOGING INTRASTAT AANGIFTEDREMPEL Vanaf 1 januari 2006 wordt de drempel voor de INTRASTAT-aangifteplicht verhoogd, maar ook gesplitst, wat betekent dat er een verschillende drempel wordt gehanteerd voor de verwervingen en de leveringen van goederen.
Nieuwigheden op vlak van BTW en Intrastat
De bewaartermijn van facturen zal beperkt worden tot 7 jaar vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op de sluiting van de boeken of de datum van de facturen of andere documenten.
Vanaf 1 januari 2006 wordt de drempel voor de goederen die aankomen in België verhoogd van EUR 250.000,00 tot EUR 400.000,00 op jaarbasis en wordt de drempel voor de goederen die verzonden worden vanuit België verhoogd van EUR 250.000,00 tot EUR 1.000.000,00 op jaarbasis. Dit zal tot gevolg hebben dat een onderneming die voor de betreffende goederenstroom op basis van de cijfers van het jaar 2005 de bovenvermelde drempels niet overschrijdt, zal vrijgesteld worden van de INTRASTATaangifteplicht in 2006.
De beperking van de bewaartermijn van de facturen is gebaseerd op de maximumtermijn voor verjaring voor BTW-doeleinden (d.w.z. 7 jaar). De maximale
Elke onderneming zal individueel geïnformeerd worden met betrekking tot een eventuele wijziging of bevestiging van zijn INTRASTAT-aangifteplicht.
■ ELEKTRONISCHE BEWARING VAN FACTUREN
Nieuwsbrief Maart 2006
7
1 januari 2006: voor bestaande VZW’s een belangrijke datum … De voorbije maanden is er in verschillende stadia heel wat geschreven over de VZW-wetgeving. De wet van 27 juni 1921 is volledig herwerkt en verschillende uitvoeringsbesluiten werden goedgekeurd. Deze wijzigingen brachten voor de VZW’s zowel op juridisch als op boekhoudkundig vlak heel wat vernieuwingen aan.
■ ALGEMEEN
Ook op boekhoudkundig vlak doen zich heel wat wijzigingen voor. De VZW’s worden ingedeeld in drie groepen, nl. de kleine VZW’s, de grote VZW’s en de zeer grote VZW’s. Een kleine VZW overschrijdt bij het afsluiten van het boekjaar niet meer dan één van de volgende criteria: 1. gemiddeld over het jaar minstens het equivalent van 5 voltijdse werknemers ingeschreven in het personeelsregister 2. in totaal minstens EUR 250.000 per jaar aan ontvangsten (exclusief BTW en uitzonderlijke ontvangsten) 3. een balanstotaal van EUR 1.000.000
De wet van 27 juni 1921 werd gewijzigd voor o.a. • De inhoud van de statuten • De statutaire regeling omtrent de toegetreden leden • Het moment van verkrijging van de rechtspersoonlijkheid • De werking en de taken voorbehouden aan de Algemene Vergadering • Het bijhouden van het register van de werkelijke leden • Het inzagerecht door werkelijke leden • De samenstelling en de bevoegdheden van de raad van bestuur 8
• De wettelijke bepaling van het dagelijks bestuur • De aansprakelijkheid van de VZW en haar bestuurders
Deze VZW’s moeten minstens een vereenvoudigde boekhouding voeren. Deze bestaat uit de registratie van de mutaties in contant geld of op financiële rekeningen. Voor het voeren van deze boekhouding is een minimumschema opgelegd voor de ontvangsten en de uitgaven. De boekhouding mondt uit in een jaarrekening, ook al gaat het om een kasboekhouding! De jaarrekening bestaat uit de staat van ontvangsten en uitgaven (of een samenvatting van de boekhouding) en een toelichting. Het belangrijkste element in de toelichting is de staat van het vermogen van de vereniging. Dit element is vergelijkbaar met een balans (vandaar de term balanstotaal in één van de criteria), maar er is geen eigen vermogen (dat vnl. bestaat uit het overgedragen resultaat). Er wordt onderaan deze staat van vermogen zelfs geen totaal gemaakt van alle bezittingen en schulden en er zijn geen vergelijkende cijfers.
• Nieuwe voorwaarden voor de ontvangst van giften • De nieuwe boekhoudkundige verplichtingen en jaarrekening • De nietigheid van de VZW • De ontbinding van de VZW • Het aanleggen van een VZW-dossier ter griffie van de rechtbank van koophandel
De jaarrekening van een kleine VZW moet binnen de zes maanden na afsluiting door de raad van bestuur aan de algemene vergadering worden voorgelegd ter goedkeuring. Daarna dient de jaarrekening aan het VZWdossier ter griffie van de rechtbank van koophandel te worden toegevoegd. Hiervoor is echter geen wettelijke termijn opgelegd. Iedereen heeft gratis inzage in dit dossier (dus ook in de jaarrekening).
Deze wijzigingen worden zowel aan de nieuwe als aan de bestaande VZW’s opgelegd, maar voor bestaande VZW’s werd een overgangsregeling toegestaan.
De kleine VZW’s hebben de mogelijkheid om een dubbele boekhouding (zie hieronder) te voeren, maar dan moeten ze dit minstens drie opeenvolgende jaren doen.
■ BESTAANDE VZW’S
Grote VZW’s zijn deze welke bij afsluiting van het boekjaar ten minste twee van de hierboven vermelde criteria overschrijden. Zij moeten een vermogensboekhouding voeren; dit is een boekhouding volgens de principes van het dubbel boekhouden. Deze boekhoudwetgeving is dan ook volledig gebaseerd op de wetgeving van toepassing op de vennootschappen.
De bestaande VZW’s zijn deze welke vóór 1 januari 2004 rechtspersoonlijkheid hebben verworven. Deze VZW’s kregen tot 1 januari 2006 de tijd om hun statuten aan te passen aan de nieuwe wetgeving. In de VZW-wet is de minimuminhoud van de statuten opgenomen. U kan de oude statuten van de nieuwe statuten gemakkelijk onderscheiden. Zo is er bij de nieuwe statuten geen sprake meer van een raad van beheer, maar van een raad van bestuur. Of wordt in de nieuwe statuten het gerechtelijk arrondissement, waaronder de VZW ressorteert, opgenomen en is de term commissaris voorbehouden aan een lid van het Instituut der Bedrijfsrevisoren.
De boekhouding mondt ook hier uit in een jaarrekening. Deze jaarrekening bestaat uit een balans, een resultatenrekening en een toelichting en is vergelijkbaar met deze van een vennootschap. De grote VZW’s zullen een verkort schema gebruiken. Na goedkeuring door de algemene vergadering (binnen de zes maanden na afsluiting van het boekjaar) zal het document binnen de
Nieuwsbrief Maart 2006
30 dagen bij de Nationale Bank van België worden neergelegd. Ook deze jaarrekening kan door iedereen worden opgevraagd, zij het tegen betaling. Een VZW wordt aanzien als zeer groot indien: 1. zij gemiddeld over het jaar meer dan het equivalent van 100 voltijdse werknemers tewerkstelt 2. bij afsluiting van het boekjaar ten minste twee van de onderstaande criteria wordt overschreden a) het equivalent, gemiddeld over het jaar, van 50 voltijds in het personeelsregister ingeschreven werknemers
Voor de kleine VZW’s werd een minimumschema gecreëerd. Zowel de ontvangsten als de uitgaven worden slechts in vier soorten opgesplitst. Dit kan, omzeggens móet, uitgebreid worden naargelang de soorten ontvangsten en uitgaven van de VZW teneinde een degelijk beeld te krijgen van de kasstromen van de VZW. De boekhouding moet een toegevoegde waarde leveren. Voor de grote en zeer grote VZW’s is, net als bij de vennootschappen, een minimum rekeningenplan opgelegd. Dit rekeningenplan kan ook worden uitgebreid of gespecificeerd naargelang de aard van de VZW.
b) in totaal EUR 6.250.000 aan ontvangsten op jaarbasis (exclusief BTW en uitzonderlijke ontvangsten) b) een balanstotaal van EUR 3.125.000 Een zeer grote VZW zal tevens net als de grote VZW een vermogensboekhouding voeren en haar jaarrekening neerleggen bij de Nationale Bank van België, zij het in een volledig schema. Het belangrijkste verschil met een grote VZW is gerelateerd aan de controle, nl. de verplichte aanstelling van een bedrijfsrevisor als commissaris voor het uitvoeren van een revisorale controle. Kleine en grote VZW’s kunnen ook een bedrijfsrevisor aanstellen als commissaris. Zij kunnen tevens beroep doen op het inzagerecht, waarbij aan de werkelijke leden van de VZW de toestemming wordt gegeven tot o.a. inzage van alle boekhoudkundige stukken. Indien echter een bedrijfsrevisor is aangesteld als commissaris, vervalt het inzagerecht. Bestaande VZW’s dienen vanaf 1 januari 2006 aan deze boekhoudverplichtingen te voldoen.
■ NIEUWE VZW’S De nieuwe VZW’s, of deze welke rechtspersoonlijkheid hebben verworven nà 1 januari 2004, dienden reeds onmiddellijk de vernieuwde wetgeving, zowel juridisch als boekhoudkundig, toe te passen.
■ BESLUIT In de vakpers lezen we dat nog heel wat VZW’s hun statuten niet hebben aangepast aan de nieuwe wetgeving. Deze VZW’s lopen het risico gerechtelijk ontbonden te worden en de bestuurders schenden de VZW-wet en zijn daarvoor aansprakelijk. Wie de statuten nog niet heeft aangepast, moet dit desalniettemin dringend doen. De boekhouding is een beheersinstrument. Bij veel VZW’s wordt dit niet gerespecteerd en wordt de boekhouding als een loutere formaliteit aanzien … De datum van 1 januari 2006 is daarom dé datum bij uitstek om hieraan bijzondere aandacht te besteden.
Boekhoudkundige verwerking van emissierechten De Commissie voor Boekhoudkundige normen heeft een advies (advies 179-1) met betrekking tot de boekhoudkundige verwerking van emissierechten van broeikasgassen uitgevaardigd. Dit advies dateert van augustus 2005. Naar de toekomst zal dit zeker voor een aantal bedrijven invloed hebben op de boekhoudkundige registratie van transacties in het kader van de verwerking van emmissierechten. Door de commissie werden volgende drie methoden weerhouden: 9
■ BRUTOMETHODE de voornaamste principes zijn: • de toegewezen of verkregen emissierechten worden geboekt als immateriële vaste activa ; • de emissierechten worden, wanneer zij op de markt zijn verkregen, gewaardeerd tegen hun aanschaffingswaarde. Werden zij verkregen tegen een lagere waarde dan hun reële waarde (bijvoorbeeld kosteloos), dan moeten zij worden gewaardeerd tegen hun reële waarde, waarbij het verschil tussen de aanschaffingsprijs en de reële prijs wordt geboekt bij de “overige opbrengsten”. De inresultaatname van deze opbrengst dient in overeenstemming te zijn met de effectieve uitstoot ; • de onderneming vormt ten slotte, bij de afsluiting van het boekjaar, een voorziening als uitdrukking van de verplichting ontstaan ingevolge de effectieve uitstoot van broeikasgassen tijdens dat boekjaar, om bij de gewesten een welbepaald aantal emissierechten in te leveren. De voorstanders van deze methode steunen op de volgende aspecten : • methode sluit nauw aan bij de redenering onder IFRS, met name IFRIC 3 ; • is geschikt voor industriële ondernemingen die zich tevens naar de emissierechtenmarkt willen wenden.
Nieuwsbrief Maart 2006
■ NETTOMETHODE
■ CONCLUSIE
de voornaamste principes zijn:
De Commissie formuleert als aanbeveling aan industriële ondernemingen om voor de boekhoudkundige verwerking van broeikasgasemissierechten ofwel de brutomethode, ofwel de nettomethode toe te passen, zoals hierboven beschreven.
• Er wordt vanuit gegaan dat de toegewezen emissierechten meestal overeenstemmen met de in te leveren rechten en dat het beroep op de markt voor de aan- of verkoop van emissierechten marginaal zal zijn ; • Bijgevolg worden volgens dit model enkel die aan- en verkopen van emissierechten geboekt (als kost of opbrengst in de resultatenrekening), alsook de voorziening die overeenstemt met het verschil tussen de voor het boekjaar toegewezen emissierechten en de rechten die nodig zijn in verhouding tot de effectieve uitstoot en moeten worden ingeleverd;
Ondernemingen die hiermee worden geconfronteerd moeten weten dat deze keuze een belangrijke invloed kan hebben op de presentatie van de financiële positie van de onderneming. Het is dan ook van belang dat dit voorafgaand door de Raad van Bestuur wordt besproken, wordt goedgekeurd en wordt vastgelegd in de waarderingsregels.
De voorstanders van deze methode stellen dat : • het emissierechtensysteem niet leidt tot verhoging c.q. verkleining van het vermogen van de onderneming, maar dit systeem enkel de onderneming in staat stelt haar activiteiten uit te oefenen. Wij merken hierbij op dat dit waarschijnlijk de eenvoudigste methode voor de ondernemingen zal zijn.
10
De commissie had ook een derde methode voorgesteld die aansluit bij IFRIC 3 ‘Emmission rights’ uitgeschreven door de IASB (International Accounting Standard Board). IFRIC 3 is een interpretatie van bestaande internationale boekhoudnormen. De voornaamste principes kunnen als volgt worden samengevat: • Emissierechten die op de markt zijn gekocht of van de overheid zijn verkregen tegen een lagere waarde dan hun reële waarde (bijvoorbeeld kosteloos), worden aan actiefzijde bij de immateriële vaste activa geboekt. De emissierechten worden niet afgeschreven, maar hierop wordt een impairment test toegepast ; • Een overheidssubsidie wordt geboekt ten belope van het verschil tussen het ten opzichte van de reële waarde lagere bedrag, waartegen de emissierechten werden verkregen (bijvoorbeeld kosteloos) en hun reële waarde. De overheidssubsidie wordt op de balans geboekt als een uitgestelde opbrengst en in resultaat genomen overeenkomstig de uitstoot. • Naarmate er broeikasgassen worden uitgestoten, wordt een voorziening gevormd die overeenstemt met het aantal in te leveren emissierechten naar verhouding van de effectieve uitstoot. Terzake IFRIC 3 kunnen wij nog melden dat: • IFRIC 3 is pas van toepassing voor boekjaren die ingaan op of na 1 maart 2005 • IFRIC 3 werd niet weerhouden tot goedkeuring door de EU en door de IASB werd ingetrokken ; • De IASB zal een nieuw voorstel van verwerking uitwerken;
Nieuwsbrief Maart 2006
Organisational Reporting Services (O.R.S.)
BDO Atrio AuditorsAccountantsAdvisors
Reporting: Een intern managementinstrument Ondernemingen hebben meer en meer behoefte aan informatie die is samengevat in rapporteringen en aan instrumenten voor een grondige analyse van hun gegevens. Voor besluitvormers is het vandaag dan ook van essentieel belang te beschikken over een diepgaande kennis van hun klanten, hun markt en van relevante en betrouwbare informatie. Zo kunnen zij snel beslissingen nemen en acties ondernemen.
BDO Atrio begeleidt u bij de invoering van deze instrumenten BDO Atrio gaat uit van haar vakkennis om aan haar klanten een service op maat te bieden. Deze service bestaat uit: • het ontwikkelen en invoeren van kwantitatieve indicatoren voor performantiemeting in samenhang met financiële gegevens; • het ontwerpen van management dashboards; • het invoeren van een informaticaoplossing ter ondersteuning van deze benaderingswijze; • het begeleiden van de klant bij de analyses van deze indicatoren en bij het bepalen van de acties die moeten worden ondernomen om eventuele koersafwijkingen te corrigeren; • het invoeren van een benchmark voor de activiteiten van de onderneming.
Onze troeven Integriteit ■
Nabijheid ■
Pragmatische aanpak
De taak van het O.R.S.-Center of Competence van BDO Atrio is het invoeren van instrumenten voor het in real-time verkrijgen van gemakkelijk toegankelijke, betrouwbare en relevante informatie, die afkomstig is van verschillende systemen.
■
Flexibiliteit
De door BDO Atrio uitgevoerde opdrachten hebben ook betrekking op de analyse van het rendement op investeringen (ROI), de begeleiding bij de uitwerking van een ondernemingsplan of de analyse en verbetering van de procedures van een onderneming. Het O.R.S-Center of Competence ontwikkelt voor de uitwerking van deze opdrachten instrumenten op maat.
■
Sterk internationaal netwerk
Het verloop van een project De invoering van rapporteringsinstrumenten is maatwerk. De omvang hangt af van een groot aantal factoren zoals de grootte van de onderneming, de activiteitensector of de kwaliteit van de beschikbare informatie en de bestaande procedures in de onderneming.
BDO Atrio Antwerpen Uitbreidingstraat, 66 bus 13 2600 Antwerpen Tel.: +32 (0) 3/230.58.40 Fax: +32 (0) 3/218.45.15
[email protected]
BDO Atrio Luik Rue Waucomont, 51 4651 Battice Tel.: +32 (0) 87/69.30.00 Fax: +32 (0) 87/67.93.58
[email protected]
BDO Atrio Gent Guldensporenpark, 14 9820 Merelbeke Tel.: +32 (0) 9/210.54.10 Fax: +32 (0) 9/232.43.40
[email protected]
BDO Atrio Namen Rue Camille Hubert, 1 5032 Les Isnes Tel.: +32 (0) 81/20.87.87 Fax: +32 (0) 81/20.14.14
[email protected]
BDO Atrio Hasselt Kuringersteenweg, 304 3511 Hasselt Tel.: +32 (0) 11/28.60.60 Fax: +32 (0) 11/28.52.78
[email protected]
BDO Atrio Waver Rue de Genval, 20 1301 Bierges Tel.: +32 (0) 2/656.01.90 Fax: +32 (0) 2/656.01.99
[email protected]
Daarom begint dit type opdracht altijd met een voorafgaande analyse van de bestaande procedures in de onderneming. Deze diagnose maakt het mogelijk de sterke en zwakke punten maar ook de kansen en bedreigingen (S.W.O.T. analyse) nader te bepalen. Op basis van deze analyse kunnen we nuttige sleutelindicatoren (Key Performance Indicators) vaststellen. Daarna bepalen we welke wijzigingen in de procedures en in de registratie van gegevens moeten worden doorgevoerd om de kwaliteit van de informatie te verbeteren. De toepassingsfase van de rapportering-oplossing wordt uitgevoerd in samenwerking met BDO Atrio. Op die manier bent u er zeker van dat de operationele invoering van de procedures en indicatoren plaats vindt zoals tijdens de diagnose werd vastgelegd.
Voor wie zijn deze diensten bedoeld? Voor alle ondernemingen en organisaties, ongeacht hun grootte, die over dynamische instrumenten willen beschikken waaruit snel iedere afwijking in de koers van het besturen tot uiting komt en met behulp waarvan zij de juiste beslissingen kunnen nemen. Met BDO Atrio kiest uw onderneming voor een hoogwaardige professionele oplossing.
Contactpersonen BDO Atrio Brussel Nieuw adres vanaf 01/05/06 The Corporate Village - Da Vincilaan 9 - Box E.6 Elsinore Building - 1935 Zaventem Tel.: +32 (0) 2/778.01.00 Fax: +32 (0) 2/771.56.56
[email protected]
www.bdo.be
Patrik Van Cauter
[email protected]
Johan De Cooman
[email protected]
Dirk Osaer
[email protected]
Sonia Toussaint
[email protected]
Worldwide number five
■
Number one for you
11
BDO International is a world wide network of public accounting firms, called BDO Member Firms, serving international clients. Each BDO Member Firm is an independent legal entity in its own country.
BDO Atrio
AuditorsAccountantsAdvisors
BDO Atrio Antwerpen Uitbreidingstraat, 66 bus 13 2600 Antwerpen Tel.: +32 (0) 3/230.58.40 Fax: +32 (0) 3/218.45.15
[email protected]
BDO Atrio Luik Rue Waucomont, 51 4651 Battice Tel.: +32 (0) 87/69.30.00 Fax: +32 (0) 87/67.93.58
[email protected]
BDO Atrio Gent Guldensporenpark, 14 9820 Merelbeke Tel.: +32 (0) 9/210.54.10 Fax: +32 (0) 9/232.43.40
[email protected]
BDO Atrio Namen Rue Camille Hubert, 1 5032 Les Isnes Tel.: +32 (0) 81/20.87.87 Fax: +32 (0) 81/20.14.14
[email protected]
BDO Atrio Hasselt Kuringersteenweg, 304 3511 Hasselt Tel.: +32 (0) 11/28.60.60 Fax: +32 (0) 11/28.52.78
[email protected]
BDO Atrio Waver Rue de Genval, 20 1301 Bierges Tel.: +32 (0) 2/656.01.90 Fax: +32 (0) 2/656.01.99
[email protected]
BDO Atrio Brussel Nieuw adres vanaf 01/05/06 The Corporate Village - Da Vincilaan 9 - Box E.6 Elsinore Building - 1935 Zaventem Tel.: +32 (0) 2/778.01.00 Fax: +32 (0) 2/771.56.56
[email protected] www.bdo.be ■
[email protected]
De opgenomen informatie in deze Nieuwsbrief heeft een signalerend en globaal karakter en is niet bedoeld als beroepsmatig advies. Onze adviseurs houden zich ter beschikking om verdere adviezen en acties terzake met u uit te werken. Wenst u deze Nieuwsbrief voortaan ook electronisch te ontvangen, dan kan u ons contacteren via
[email protected]. U vindt onze Nieuwsbrief eveneens op www.bdo.be. Ook Frans-, Engels- en Duitstalige versies zijn beschikbaar. V.U. Werner Lapage, p/a Woluwedal 60, 1200 Brussel.