Korfballessen voor basisonderwijs DOCENTENHANDLEIDING - Groep 1 en 2 - Groep 3 t/m 8
Inleiding Korfbal is een veelzijdige sport: je leert aanvallen, verdedigen en er komt veel tactiek en techniek bij kijken. Het is ook de enige teamsport ter wereld waarbij mannen en vrouwen samen in een team spelen. In het voor- en najaar wordt er buiten gekorfbald en in de winter in de sporthal. Korfbalvereniging SKF is een van de grootste sportverenigingen in Veenendaal. Toch wordt korfbal op basisscholen nog niet zo veel aangeboden. Veel docenten weten niet goed wat er voor korfbal activiteiten kunnen worden aangeboden. Niet alleen activiteiten waar een korf bij staat ontwikkelen technieken en tactieken van korfbal. Korfbal is veel meer dan alleen maar de bal door de korf krijgen. Ook bijvoorbeeld spellen die met vrijlopen en overgooien te maken hebben, kunnen als korfbal activiteit worden aangeboden. Wanneer het materiaal niet optimaal is, kan er dus gewoon korfbal gespeeld worden. In deze handleiding zijn drie korfbal lessen uitgewerkt voor groep 1 en 2. Er zullen verschillende spelvormen worden aangeboden die bij SKF worden gedaan door de Kangoeroe Klup. Deze Kangoeroe Klup is voor kinderen tot 5 jaar oud. Wanneer zij weg gaan uit de Kangoeroe Klup en doorstromen naar de F-jeugd, zullen zij bezig gaan met wedstrijdjes korfbal. Deze wedstrijdjes zijn dus nog niet verwerkt in deze handleiding. Eerst wordt een algemene uitleg gegeven over de lessen, en wat tips qua materiaal en succesbeleving. Vervolgens zijn de drie lessen uitgewerkt, waarbij een plattegrond is toegevoegd van de warming-up, de kern en de afsluiting van de les. Als laatste wordt nog informatie verstrekt van korfbalvereniging SKF. Voor vragen of extra materiaal voor korfbal lessen kan er een e-mail gestuurd worden naar
[email protected]. Mochten er leerlingen zijn die na het volgen van de korfbal lessen enthousiast zijn geworden voor de sport, dan kunnen zij drie gratis trainingen volgen bij SKF. Daarvoor moeten zij een mailtje sturen met hun naam en leeftijd naar
[email protected].
Lessen (groep 1 en 2) Bij groep 1 en 2 worden de korfbalvormen als spelletjes aangeboden. Aan de lessen zit een thema gekoppeld. Het eerste thema is “eten”, het tweede thema is “dieren” en het derde thema is “televisie”. Kinderen uit groep 1 en 2 vinden het leuk om spelletjes aan thema’s te koppelen en kunnen zich hier goed in inleven. In de handleiding wordt steeds gewerkt met een warming-up, daarna drie spellen als kern, en als laatste een afsluitend spel. De kern kan in drie vakken worden gedaan, in elk vak een ander spel uitgezet. Dit kunnen de leerlingen dan ongeveer 10 minuten spelen, waarna ze doordraaien naar het volgende vak/spel. Het is nog te vroeg om wedstrijdjes te spelen, dus er worden allemaal spelvormen gedaan. In deze spelvormen is het handig om veel ballen te gebruiken, zodat de leerlingen veel bezig zijn. Het mooiste zou zijn als elke leerling een bal heeft, maar dat is meestal niet mogelijk. Behalve de echte korfbal ballen die vaak wel aanwezig zijn, kunnen ook andere ballen worden gebruikt. Sommige kinderen zijn bang voor de bal, of de korfbal bal is nog te groot, dan kunnen ook de zachte ballen gebruikt worden. Behalve een “gebrek” aan ballen, zijn er ook niet altijd genoeg korven aanwezig. In dat geval kunnen ook baskets worden gebruikt voor dezelfde functie. Dit kunnen baskets zijn die vastzitten aan de muur, of baskets die verstelbaar en verrijdbaar zijn. Probeer de succesbeleving zo groot mogelijk te maken. Het is leuk om te scoren, dus moeten de doelen zo groot mogelijk zijn. Wanneer een krant of hoepel het doel is, probeer dan de grootste daarvan uit te zoeken. Bij korven is dat vaak lastiger. Omdat scoren zo leuk is, vinden kinderen het ook fijn om dit aan anderen te kunnen laten zien. Maak de punten dus zoveel mogelijk visueel: geef ze een lintje, een pittenzakje, een pylon, etc. Per les worden meestal drie plattegronden van de gymzaal weergegeven: een van de warming-up, een van de kern en een van de afsluiting. Rechts de legenda van de plattegronden.
Les 1: Eten
Warming-up: MacDonald’s spel. Wat kun je eten bij MacDonald’s? In dit spel kunnen gebruikt worden: patat, hamburger, cheeseburger, big mac. Er ligt een plateau van matten. Alle leerlingen joggen rondom de matten. De docent roept een van de genoemde gerechten. Wanneer patat geroepen wordt, moeten de leerlingen allemaal om de matten heen patat nadoen (rechtop staan en armen omhoog). Bij hamburger moeten ze allemaal plat op de buik gaan liggen op de matten. Bij cheeseburger gaan ze met z’n tweeën op elkaar liggen. Bij big mac moeten de leerlingen groepjes van vier maken en op elkaar gaan liggen. 1. Probeer het eten over de toonbank in het mandje te laten komen: rol de bal over de bank, zodat deze in de korf komt. Zit het eten in de mand, dan krijg je een lintje. Bij veel kinderen twee banken neerzetten. Per bank twee ballen gebruiken. 2. Overgooien met elkaar in drietallen met een afstand van 2 meter ertussen. Het eten moet bij iemand bezorgd worden. Wanneer er vijf keer over gegooid is, zonder het eten te laten vallen, dan is het eten goed aangekomen bij de mensen. Als dat gelukt is, mag er een pylon gepakt worden. Welk groepje heeft de meeste pylonnen? Differentiatie: moeilijker maken kan door de afstand te vergroten, of door een verdediger er tussen te zetten. Makkelijker maken kan door de afstand te verkleinen. 3. Er staan twee korven. Per korf staan er twee tweetallen en twee pylonnen op 2 meter afstand van de korf. Er liggen twee ballen bij de korf, voor elk tweetal een bal. Een van het tweetal gaat schieten op de korf vanaf de pylon. Heb je een doelpunt gemaakt, dan mag je een pittenzakje pakken. Welk tweetal kan de meeste pittenzakjes verzamelen? Differentiatie: moeilijker maken kan door de afstand te vergroten. Makkelijker maken kan door de afstand te verkleinen. Afsluiting: Chinese muur. We gaan Chinees eten, maar om bij het eten te kunnen komen, moet je steeds langs de Chinese muur komen. Wanneer je getikt bent, sluit je bij de muur aan en probeer je er voor te zorgen dat de andere kinderen ook niet kunnen gaan eten. Behalve de muur, zijn er twee tikkers.
Les 2: Dieren
Warming up: alle kinderen zijn dieren en iedereen heeft een bal. De docent staat met het gezicht naar de kinderen toe. Er worden verschillende trucs gedaan met de bal: - Bal op de neus, als een zeeleeuw. - Bal koppen, als een dolfijn. - Bal in de lucht gooien en klappen. - Kinderen vragen wat dieren nog meer kunnen met ballen? - Bal tussen benen door (benen uit elkaar, achtje maken om benen heen), als een aap. - Bal om de kuiten heen (benen bij elkaar). - Bal stuiteren (rondje draaien en vangen). 1. Alle kinderen zijn tijgers. Ze merken dat er andere dieren op hun gebied zitten en ze willen dat ze weg gaan. Dat kan door de andere dieren om te gooien: er staan 3 situaties uitgezet. Er hangt een krant, er staat een pylon op de bank, er ligt een bal op een pylon. Vanaf 3 meter probeer je met een bal op de krant te gooien, de pylon van de bank te gooien, en de bal van de pylon af te gooien. Op de grond staat een lijn getekend met krijt, of gebruik een bestaan-
Handleiding korfballessen op basisscholen (2013)
de lijn in de gymzaal. 1x mikken, daarna meteen door naar de volgende. Als je iets omgegooid hebt, snel weer overeind zetten en een lintje om doen. Differentiatie: moeilijker maken kan door de afstand te vergroten. Makkelijker maken kan door de afstand te verkleinen. 2. Maak een speelveld met pylonnen of lijnen. Elk kind heeft een bal. Geef (stuk voor stuk) de volgende opdrachten: - Gooi de bal zo hoog als je kan, zo hoog gooien dat een giraffe de bal kan eten. - Gooi de bal zo hoog als je kan, maar als je te ver naar achteren gooit, kan de giraffe er niet bij! - Gooi de bal zo hoog als je kan, maar je moet de bal weer vangen, voor als de giraffe mis gegrepen heeft. - De lama’s moeten worden gevoerd, maar ze zitten in een kooi. Gooi het eten (de bal) over het touw (span een touw tussen twee palen). - Ook de konijnen willen eten, maar die zitten in een veel kleiner hokje. Gooi het eten (de bal) door de hoepel (bevestig een hoepel aan een paal). 3. Schieten op de korf, vanuit meerdere hoeken, er staan pylonnen op twee meter rond de korf. Er zijn maximaal 4 kinderen tegelijk aan het schieten. Als je in een hoek hebt gescoord mag je een pion verder. Wie heeft als eerste zijn rondje af? Afsluiting: dieren tikkertje. De tikkers proberen kinderen te tikken. Om niet getikt te kunnen worden, moet je snel een dier verzinnen. Later misschien nog alleen dieren met een “E”, bijvoorbeeld.
Les 3: Televisie
Warming-up: televisie tikkertje. Als je getikt bent, maak je van je armen een televisie om je hoofd. Als er iemand voor je komt staan en met de afstandsbediening weer aan zet (gebaar maken dat je de tv aanzet), mag je weer mee doen. 1. Er zijn twee groepen van teletubbies, allebei staan ze in hun eigen tuin. In iedere tuin staan een aantal pylonnen met pittenzakjes erop. De teletubbies proberen bij elkaar de pittenzakjes van de pylonnen af te gooien, maar ze mogen niet in de tuin van de ander komen (niet over de middellijn). De pylonnen mogen beschermd worden door de bal te vangen. Raakt de bal je zonder te vangen, dan ben je af en moet je uit de tuin totdat een andere teletubbie uit je eigen tuin is afgegooid. 2. Maak een speelveld met pylonnen of lijnen. Elk kind heeft een bal en is een Kabouter Plop. Kabouter Plop is al een oude kabouter. Hij is snel moe. Daarom wil hij zo weinig mogelijk hoeven te lopen. Geef (stuk voor stuk) de volgende opdrachten: - Stuiter de bal zo hoog mogelijk (en blijf op je plek). - Stuiter de bal zo laag mogelijk (en blijf op je plek). - Blijf net zolang door stuiteren totdat de bal stil ligt (en blijf op je plek). - Kabouter Plop wil nu wel wat eten, dus moet hij een stukje lopen: ga nu al stuiterend rondlopen of huppelen (binnen het veld). - Na het eten moet hij weer wat rustiger aan doen: stuiter de bal 1 keer en vang daarna de bal (en blijf op je plek). - Stuiter de bal 2 keer en vang daarna de bal (en blijf op je plek). - Stuiter de bal 3 keer en vang daarna de bal (en blijf op je plek). - Het is tijd om naar bed te gaan, Kabouter Plop moet nu eerst zijn tanden poeten: ga nu al stuiterend rondlopen of huppelen en vang de bal na 2 keer stuiteren. - Na het tanden poetsen kan hij zijn pyjama aantrekken en naar bed gaan: ga nu al stuiterend rondlopen of huppelen en vang de bal na 3 keer stuiteren. 3. In tweetallen ga je overgooiend naar de korf, je mag niet lopen als je de bal in je handen hebt. Ben je bij de korf aangekomen, dan mogen de kinderen allebei op de korf schieten. Scoor je? Pak dan een lintje. Wie heeft de meeste lintjes?
Handleiding korfballessen op basisscholen (2013)
Afsluiting: Dora Fopbal. De kinderen staan in een rondje met handen op de rug. Dora (de leider) staat in het midden van het rondje. Dora gooit in willekeurige volgorde de bal naar de kinderen, die proberen hem te vangen en terug te gooien. Bal niet gevangen is zitten, handen van rug af terwijl niet gegooid wordt (fopbal), is ook zitten. Wie het langst over blijft mag de nieuwe Dora zijn.
Lessen (groep 3 t/m 8) Bij groep 3 tot en met 8 kunnen verschillende spelvormen van korfbal worden aangeboden. Deze spelvormen kunnen worden uitgebouwd naar verschillende vormen van wedstrijdjes, waarbij kleine teams worden gemaakt. Uit onderzoek is gebleken dat bij 2-2 (eventueel met kameleon, speler die bij de aanvallende partij hoort) de leerlingen de meeste balcontacten hebben. Omdat er dan veel leerlingen aan de kant moeten zitten, kunnen er wedstrijdjes van 3-3 of 4-4 worden gespeeld. In de handleiding wordt steeds gewerkt met een warming-up, daarna drie spellen als kern, en als laatste een afsluitend spel, dit kan ook een wedstrijdje zijn. De kern kan in drie vakken worden gedaan, in elk vak een ander spel uitgezet. Deze drie vakken zijn in de eerste twee lessen als volgt ingedeeld: in vak een wordt een schotspel gedaan, in vak twee een samenwerkingsspel een algemeen spel (bijvoorbeeld een tikspel). Dit kunnen de leerlingen dan ongeveer 10 minuten spelen, waarna ze doordraaien naar het volgende vak/spel. Bij de laatste les wordt een toernooitje 4korfbal gespeeld. Bij de spelvormen is het handig om veel ballen te gebruiken, zodat de leerlingen veel bezig zijn. Het mooiste zou zijn als elke leerling een bal heeft, maar dat is meestal niet mogelijk. Behalve de echte korfbal ballen die vaak wel aanwezig zijn, kunnen ook andere ballen worden gebruikt. Sommige kinderen zijn bang voor de bal, of de korfbal bal is nog te groot, dan kunnen ook de zachte ballen gebruikt worden. Behalve een “gebrek” aan ballen, zijn er ook niet altijd genoeg korven aanwezig. In dat geval kunnen ook baskets worden gebruikt voor dezelfde functie. Dit kunnen baskets zijn die vastzitten aan de muur, of baskets die verstelbaar en verrijdbaar zijn. Probeer de succesbeleving zo groot mogelijk te maken. Het is leuk om te scoren, dus moeten de doelen zo groot mogelijk zijn. Wanneer een krant of hoepel het doel is, probeer dan de grootste daarvan uit te zoeken. Bij korven is dat vaak lastiger. Omdat scoren zo leuk is, vinden kinderen het ook fijn om dit aan anderen te kunnen laten zien. Maak de punten dus zoveel mogelijk visueel: geef ze een lintje, een pittenzakje, een pylon, etc.
Les 1
Warming up: Iedereen heeft een bal. Docent met gezicht naar de kinderen toe. Er worden verschillende trucs gedaan met de bal: - Bal op het hoofd - Bal op de neus - Bal om de kuiten heen (benen bij elkaar) - Bal tussen benen door (benen uit elkaar, achtje maken om benen heen) - Bal stuiteren, rondje draaien en vangen - Bal in de lucht gooien en klappen - Bal over je hoofd heen gooien en achter je rug weer vangen - Twee ballen op elkaar laten balanceren 1. Pylonnenroof: er zijn drie wachters, één rebounder, één schutter. De schutter (een van de wachters) probeert te scoren, dan mag er namelijk een pylon bij de andere korf weg geroofd worden. De rebounder probeert de bal zo snel mogelijk naar de volgende schutter te gooien. Er wordt op twee meter vanaf de korf begonnen met schieten. Na elk schot wordt er gewisseld van functie, schutter wordt rebounder, rebounder wordt achterste wachter, enz. Liggen alle pylonnen bij jouw korf, dan heb je gewonnen. Wanneer er meerdere korven beschikbaar zijn, kunnen er meerdere situaties gemaakt worden. Differentiatie: moeilijker maken kan door de afstand van de korf te vergroten of de korf hoger te zetten. Makkelijker maken kan door de afstand te verkleinen of de korf lager te zetten. 2. Tienbal: 5 aanvallers, 3 verdedigers. Wanneer er 10x overgespeeld is zonder dat de bal gevallen/onderschept is, heeft dat groepje een punt. Niet lopen met de bal, minstens twee meter gooien. Er moet bij de verdediger altijd ruimte tussen de bal en de handen van de verdediger blijven als iemand anders de bal heeft. Aanvallen staat centraal, plekje opzoeken zodat verdediger er niet tussen kan staan. Differentiatie: moeilijker maken voor de aanvallende partij kan door het veld te verkleinen. Makkelijker maken voor de aanvallende partij kan door het veld te vergroten. Er kunnen ook meer verdedigers worden aangewezen, zodat er 4 tegen 4 gespeeld wordt. 3. Jagerbal met bevrijder: er staat een korf met een bevrijder (met bal) er naast. De jager probeert in één minuut zoveel mogelijk kinderen af te gooien. Wanneer een leerling is afgegooid, moet hij of zij op de bank zitten. De bevrijder probeert door te scoren de voorste van de bank te bevrijden. De jager mag niet lopen met de bal. Differentiatie: moeilijker maken voor de jager kan door het veld groter te maken, makkelijker maken voor de jager kan door het veld kleiner te maken. Afsluiting: fopbal. De leerlingen staan in een rondje met de handen op de rug. De docent staat in het midden van het rondje. Hij/zij gooit in willekeurige volgorde de bal naar de leerlingen, die proberen hem te vangen en terug te gooien. Wanneer de bal niet gevangen is gaat de leerling zitten, en wanneer de handen van rug af worden gehaald terwijl er niet gegooid wordt (fopbal), moet de leerling ook zitten. Wie het langst over blijft mag de nieuwe fopper zijn. Differentiatie: moelijker maken voor de fopper kan door de afstand tussen de fopper en leerlingen te vergroten. Makkelijker maken voor de fopper kan door de afstand tussen de fopper en leerlingen te verkleinen.
Handleiding korfballessen op basisscholen (2013)
Les 2
Warming up: tikkertje. Er zijn twee tikkers, ben je getikt, dan ga je naar één van de twee korven. Als je aan de beurt bent schiet je één keer. Als je gescoord hebt mag je weer mee doen. - Makkelijker maken voor de tikker kan door het veld kleiner te maken of door meer tikkers aan te wijzen. Moeilijker maken voor de tikker kan door het veld groter maken of door minder tikkers aan te wijzen. 1. Reis om de wereld: er worden schotposities (landennamen) rondom de korf gecreëerd met pylonnen. Alle kinderen hebben een bal. Iedereen begint bij land (pylon) 1, wanneer er gescoord is bij dat land, dan mag die leerling een land verder. In totaal zijn er zeven landen. Wie maakt als eerste een wereldreis? Liefst twee situaties in dit vak, dus twee korven. Differentiatie: moeilijker maken kan door de afstand te vergroten. Makkelijker maken kan door de afstand te verkleinen. 2. Doelen onder spanning: vier of vijf kinderen, en een korf op een half veldje (twee veldjes). Er wordt overgegooid door vier aanvallers. Er is een verdediger. Als er geen verdediger bij staat mag er geschoten worden. Er moet bij de verdediger altijd ruimte tussen de bal en de handen van de verdediger blijven als iemand anders de bal heeft. Differentiatie: moeilijker voor de aanvallende partij kan door minder aanvallers en meer verdedigers. 3. Straatbal: in het vak is een straat aangegeven door twee lijnen, een meter uit elkaar, dwars op het vak. Tweetallen gaan over gooien/stuiteren: aan allebei de kanten van de straat staat iemand van het tweetal. Er wordt in de straat gestuiterd, de ander probeert te vangen. Welk tweetal heeft als eerste 10 keer overgegooid zonder dat de bal gevallen is bij het vangen? Differentiatie: wedstrijdje. Vier/ vijf kinderen aan allebei de kanten van de straat. Bal moet met stuit in het andere vak komen. Wanneer de bal valt, gebeurt er niets. Wordt de bal gevangen, dan heeft de ontvangende partij een punt. Kinderen mogen met de bal naar de straat lopen. Afsluiting: 4korfbal. Er wordt op vier halve volleybal velden gespeeld, één korf per vak, met recht van aanval. Recht van aanval kan bij alle vier de lijnen van het veld gehaald worden. Er wordt 2 tegen 2 met kameleon gespeeld. Het aanvallende team probeert te scoren op korf van andere partij, de verdedigende partij probeert de bal te onderscheppen en recht van aanval te halen. Er mag niet worden gelopen met de bal, geen lichamelijk contact, bal niet uit handen pakken. Differentiatie: moeilijker maken voor de aanvallende partij kan door zonder kameleon te spelen.
Les 3
Toernooi 4korfbal: twee halve volleybal velden, één korf per vak, met recht van aanval. Recht van aanval kan bij alle vier de lijnen van het veld gehaald worden. Er wordt 4 tegen 4 gespeeld. Het aanvallende team probeert te scoren op korf van andere partij, de verdedigende partij probeert de bal te onderscheppen en recht van aanval te halen. Er mag niet worden gelopen met de bal, geen lichamelijk contact, bal niet uit handen pakken.
Handleiding korfballessen op basisscholen (2013)
Afsluiting: kampioentje op drie verschillende korven (groep wordt in drieën gedeeld). De leerlingen staan in een rij voor de korf. De eerste leerling probeert te scoren, en gaat net zolang door tot het gelukt is. Er wordt steeds geschoten vanaf de plek waar de leerling de bal vangt. Als de eerste één keer heeft geschoten mag de tweede ook gaan schieten met een eigen bal. Als de eerste als eerste heeft gescoord, geeft hij/zij de bal aan de derde leerling en sluit zelf achteraan. Als de tweede eerder heeft gescoord dan de eerste, dan is de eerste af en worden allebei de ballen afgegeven aan de volgende leerlingen.
Contactgegevens SKF Via internet: Ga naar skfkorfbal.nl
@
E.
[email protected]
Telefonisch: 0318 - 525749
Accommodatie: Sportpark “De Groene Velden” Wageningselaan 1 3903 LA VEENENDAAL