Pagina -1-
Informatie voor de ouders over de groepen
1 t/m 8
CBS De Hofvijver
Locatie Forelsloot
Pagina -2-
CBS de Hofvijver Forelsloot 3-4 2724 CA Zoetermeer Tel. 079 3315481
Zoetermeer, 13-09-07
Geachte ouders/verzorgers, U krijgt een informatieboekje over datgene wat het komende schooljaar in de groep behandeld wordt. Als u op de informatieavond bent geweest, dan kunt u dit boekje op uw gemak thuis nog eens doorlezen. Was u niet in de gelegenheid om de informatieavond te bezoeken, dan hopen wij dat u op deze manier een beetje op de hoogte van onze werkwijze bent gebracht. Mocht u vragen hebben, dan kunt u deze altijd op de 10-minutenavond of na schooltijd stellen.
Namens het team van De Hofvijver, Coby Pronk en Hans van Elburg
CBS De Hofvijver
Locatie Forelsloot
Pagina -3-
A. INFORMATIE over groep 1 en 2. 1. Godsdienstige vorming. Methode: KIND op Maandag. De hoofddoelstelling van deze godsdienstmethode is: Bijbelverhalen dicht bij de kinderen brengen. Tegen het licht van een aantal thema’s kunnen de kinderen zich herkennen in wat de Bijbel vertelt. In : ’KIND op Maandag’ wordt iedere week een thema behandeld. Rond deze thema’s wordt een verhaal uit de Bijbel aangeboden. Voor de onderbouw is er een aanbieding ‘beginnenderwijs’ en ‘spelenderwijs’, waarin m.b.v. eenvoudige verhalen, liedjes en gebedjes het thema wordt behandeld. Ook in de groepen 5 t/m 8 worden deze thema’s aangeboden, echter op hun niveau in het gedeelte ‘vertellenderwijs’. In groep 1 en 2 letten we erop dat de verhalen passen bij de belevingswereld van de kleuter. Voor de kinderen is het belangrijk dat ze kennis maken met de liefde van God voor alle mensen en de verhalen over Jezus. We gebruiken hierbij ook de Kijkbijbel. Gezinsdiensten: Dit gebeurt in samenwerking met de kerken in Zoetermeer. Twee keer per jaar wordt er een gezinsdienst gehouden. In de klas wordt een onderwerp besproken, een verhaal verteld, een lied aangeleerd en eventueel een werkstuk gemaakt. De zondag daarop staat de kerkdienst in het teken van het besproken thema. 2. Doelstellingen van groep 1 en 2. Het begeleiden van de ontwikkeling in het algemeen; maar ook het scheppen van een goede sfeer, waarin de kinderen zich veilig voelen. Het creëren van situaties die uitnodigen tot onderzoek, tot bezig-zijn, tot ontdekken waardoor de zelfstandigheid en de sociale vorming bevorderd worden, vaardigheden worden aangeleerd en de kennis wordt uitgebreid. 3. Enkele kenmerken van groep 1 en 2. Het kindgericht werken (aanpassen aan de kinderen). Aandacht voor het individuele kind. Niet prestatiegericht (geen cijfers). Niet alleen gericht op de intellectuele ontwikkeling. Aandacht voor expressie. Aandacht voor spel en spelen (spelend en bewegend leren). Aandacht voor zelfstandig werken. Ruimte voor de sociaal-emotionele ontwikkeling. 4. De ontwikkeling van de kinderen. We onderscheiden de volgende ontwikkelingsaspecten: A. Lichamelijke ontwikkeling. a. ontwikkeling van de grove motoriek: we bieden het kind situaties (materialen) aan die uitnodigen tot bewegen, zoals buitenspel (rijdend materiaal, sjouwmateriaal, zandbakmateriaal), kleutergym en CBS De Hofvijver
Locatie Forelsloot
Pagina -4-
spellessen (in het gymlokaal groot materiaal zoals banken, springkast, klimrek; klein materiaal zoals ballen, touwtjes, hoepels, enz.). Bouwen met groot bouwmateriaal (blokkenhoek), groot constructiemateriaal. b. ontwikkeling van de fijne motoriek: knippen, plakken, scheuren, verven, boetseren. Ontwikkelingsmaterialen: klein constructiemateriaal, kralen-planken, mozaïek, materiaal voor de oog-handcoördinatie. B. Spraak- en taalontwikkeling met daaraan gekoppeld de ontluikende geletterdheid. Activiteiten: o.a. kleuterliedjes, opzegversjes, vertellen, (kring-)gesprekken, de verteltafel, de letterhoek, de leeshoek en dramatische expressie. a. Middelen: Praatplaten, flanelplaten, poppenkast, prentenboeken, beeldschriftboekjes, boeken met verhalen en opzegversjes, en de letter- en leeshoek. Er wordt ook ‘luistermateriaal’ aangeboden. Bij het spelen in de hoeken en het werken in groepjes mogen kleuters met elkaar praten. Ook bij deze activiteiten wordt dus de spraak- en taalontwikkeling bij de kleuter bevorderd. Bij het werken stimuleren we de kinderen zachtjes te praten. Er zijn natuurlijk ook momenten waarop de kleuters leren heel stil te zijn, zelfs niet te praten (wat soms reuze moeilijk is) en geconcentreerd te luisteren naar datgene wat de leerkracht aanbiedt. b. De letterhoek. Elke 3 weken wordt er een nieuwe letter aangeboden. Zo komen alle letters in twee jaar aan de beurt. Dit gebeurt aan de hand van vaste onderdelen. - een versje van de letter (kring) - een gebaar bij de letter (kring) - woordjes bedenken met deze letter (kring) - een werkblad (groep 2) - de letterhoek (groep 2) - een lettertafel (gang, alle groepen) Alles wordt klassikaal aangeboden. Groep 1 doet hier aan mee. Doordat de woordjes een paar keer in de week aanbod komen, pikken alle kinderen er veel van op en gaat de ‘letter echt leven’ in de gedachten van de kinderen. c. Letterhoek/ werkblad. In de letterhoek liggen kaartjes met een plaatje en het woordje dat erbij hoort. De kinderen kunnen het woordje naleggen. De juf maakt hier een kopie van. Ook zijn er werkbladen waarin de kinderen de goede letter mogen omcirkelen, een woordje met de letter en het plaatje waarin je de letter hoort. De kinderen van groep 2 moeten 1 keer in deze drie weken in de letterhoek werken en een werkblad maken van de betreffende letter. De kinderen van groep 1 mogen hier ook werken maar het moet niet.
CBS De Hofvijver
Locatie Forelsloot
Pagina -5-
d. Boekje. De leerkracht bewaart alle werkjes van de kinderen en bundelt ze. Aan het einde van de kleuterperiode krijgen de kinderen een boekje mee, waarin alle werkjes en rijmpjes van de letters zitten. e. De lettertafel. In de gang staat een grote tafel. Hierop wordt regelmatig een lettertafel gemaakt. De kinderen mogen van thuis spulletjes meenemen die beginnen met de letter van de week. Zo leeft de letter nog meer voor de kinderen. In het teken van de ontluikende geletterdheid zijn er in onze klassen letterhoeken ingericht. Wanneer jonge kinderen de gelegenheid krijgen, beginnen ze spontaan en op hun eigen manier te ‘lezen’ en te ‘schrijven’. In de letterhoek wordt op diverse manieren de mogelijkheid geboden de lees- en schrijfontwikkeling bij de kleuters te stimuleren. Het is de bedoeling dat de kleuters de relatie tussen gesproken en geschreven taal spelenderwijs ontdekken m.b.v. boeken, platen, letters (een lettermuur), de computer enz. Naast de letterhoek is er ook een leeshoek ingericht waar kleuters op hun gemak boekjes kunnen ‘lezen’. Tevens wordt er gebruik gemaakt van audio-materiaal, waarin luisteractiviteiten plaatsvinden. Het is niet ons streven om de kleuter aan het eind van groep 2 te laten lezen! Wel werken we aan een taalbewustzijn dat in groep 3 gecontinueerd wordt bij het verdere lees- en schrijfproces. C. Zintuiglijke ontwikkeling. De ontwikkeling van globaal naar gedetailleerd waarnemen, het luisteren (dat houdt meer in dan horen), de tastzin (diverse materialen: ruw – zacht – hard – glad), reuk en smaak. Ontwikkelingsmaterialen: Visueel: 6 waarnemingsspelen (zoek dezelfde –plaatje-kleur) 6 kleine verschillen (kritisch) waarnemen 6 richtingen waarnemen. Auditief: Gehoorkokers, muziekinstrumenten, klank-rijmoefeningen, gehoorspelletjes met geluiden. Tast (gevoel) spelen met de zand- watertafel en boetseerklei, verschil voelen van materialen. D. Ruimtelijke oriëntatie. Onder ruimtelijke oriëntatie wordt verstaan het oriënteren in, en het leren kennen van de ruimte vanuit het eigen lichaam. De kleuter leert de ruimte met alle aspecten daarvan kennen, door zelf actief bezig te zijn in die ruimte, belangrijk is dus jezelf en de ruimte.
CBS De Hofvijver
Locatie Forelsloot
Pagina -6-
Het begint bij jezelf: de lichaamsdelen kunnen benoemen, de plaats van de delen van je lichaam kunnen onderscheiden, en houdingen en bewegingen leren onderscheiden. Vanuit jezelf kun je de ruimte gaan verkennen waar je in bent en vanuit die ervaringen kunnen benoemingen gaan plaatsvinden, als ervoor, erachter, eronder enz. E. Sociaal-emotionele ontwikkeling. Deze komt eigenlijk de hele dag aan de orde: samen spelen, het speelgoed (materiaal delen, elkaar helpen, rekening houden met elkaar, luisteren naar elkaar). Hierbij komt ook de sociale redzaamheid naar voren, zoals ‘op welke manier ruim ik mijn plakspullen op, wat moet ik dan als ik naar de wc. moet’. Wij leren de kleuters in ‘lesjes’ bijvoorbeeld wat je moet doen als je naar de w.c. gaat: even vragen, kijken of de ketting er is en omdoen, plassen, doorspoelen, handen wassen, handdoek eventueel ophangen, zachtjes terug komen in de klas. De kleuters beheersen alles niet in één lesje, maar ze leren door het steeds te doen en ze vinden dat ook leuk! F. Muzikale vorming. Activiteiten: Lied aanleren, maat-ritme-gehoor-klankoefeningen, tekstimprovisatie. Middelen: Muziekinstrumenten (trom, tamboerijn, triangels, sambaballen, bellen, houtblok, klankstaven), boek met liedjes. G. Ontwikkeling (stimuleren) van expressie. De kinderen leren zich uiten door b.v. verven, tekenen, boetseren, knutselen, knippen, dramatische expressie maar ook in het vrije spel b.v. in de poppenhoek, blokkenhoek, of buiten. Belangrijk hierbij is ruimte voor eigen fantasie. H. Verstandelijke ontwikkeling. a. Het aanleren van nieuwe woorden, het bijbrengen van kennis door vertellen, gesprekken, bezig zijn met allerlei ontwikkelingsmaterialen. Het aanleren van concrete begrippen : (groot-klein, dik-dun, eerste, laatste, middelste, voorste enz.) Het aanleren van ruimtelijke begrippen: (in-op-voor-achter-naast-links-rechts), hoeveelheidbegrippen. Het sorteren op 1, 2 of meerdere eigenschappen, rubriceren, logisch denken, rangschikken. Hiervoor zijn veel materialen aanwezig in de groepen 1 en 2. b. We werken met de kleuters aan de “lees- en rekenvoorwaarden”. Op onze school wordt het lezen, schrijven en rekenen aangeboden in groep 3. Om dat te kunnen leren moeten de kinderen wel aan bepaalde voorwaarden voldoen, d.w.z. dat ze de beschikking hebben over voldoende taalbeheersing, intelligentie, een zekere emotionele evenwichtigheid en motivatie. Goed functionerende zintuigen (goed waarnemen en horen), goed spreken, een goed geheugen, een opdracht uit kunnen voeren, in een groep kunnen werken. Deze aspecten behoren eveneens bij die voorwaarden. CBS De Hofvijver
Locatie Forelsloot
Pagina -7-
Hieruit blijkt dat we activiteiten niet zomaar doen, zonder bedoeling. Het is een voorbereiding op een spelend leren; de kinderen leren allerlei vaardigheden die ze nodig hebben om te leren lezen, schrijven enz. (zie ook ‘ontluikende geletterdheid’). 5. De Computer. We gebruiken de computer bij de kleuters als een onderwijsleermiddel. Het bedienen van de muis, gekoppeld aan het bewegen van de aanwijspijl op het beeldscherm, vraagt een specifieke vorm van oog-handcoördinatie. De kleuters van groep 1 mogen met de computer kennis maken. Er volgt, in de twee jaar dat de kleuters ermee werken, een ontwikkeling naar zelfstandig omgaan met een programma. De programma’s die wij gebruiken zijn: Ik oefen, ik speel, ik tover, ik reken, ik lees, schatkist met de muis en alles telt. 6 Schatkist. Schatkist is een taal/leesmethode die we gebruiken om de doelen te halen die beschreven staan op dit gebied. Per leerjaar behandelen we minstens twee thema’s uit de methode. Bij elk thema worden activiteiten aangeboden die erop gericht zijn om bij de kinderen doelgericht leerprocessen in gang te zetten op het terrein van de onderstaande vijf leerlijnen: - mondelinge taalontwikkeling - woordenschatontwikkeling - beginnende geletterdheid - beginnende gecijferdheid - sociaal-emotionele ontwikkeling Pompom maakt ook deel uit van de methode. Pompom is een pop gemaakt van zachte stof in felle kleuren. Hij is het schatkist vriendje van de kinderen. Hij speelt een belangrijke rol bij een aantal activiteiten. Hij is voor de kinderen een vriendje aan wie ze alles kunnen vertellen en vragen. Bij het gebruik van Pompom in leersituaties staat de interactie tussen kinderen centraal. 7. GOVK en Vroegtijdige signalering. In groep 1-2 maken we gebruik van het GOVK. (Gouds OntwikkelingsVolgsysteem voor Kleuters) Hiermee wordt de ontwikkeling van de kinderen goed in de gaten gehouden. Er wordt gewerkt in blokken van ongeveer 8 weken. Tijdens deze weken wordt er gewerkt aan de 10 ontwikkelingsaspecten. Deze worden uitgewerkt in activiteiten voor de kring- , hoeken- en werkles. De 10 ontwikkelingsaspecten zijn: - auditieve waarneming - ruimtelijke oriëntatie - visuele waarneming - taal-denken en taal-lezen - rekenen-denken - taal-communicatie - fijne motoriek - grove motoriek - soc. emotioneel/spel CBS De Hofvijver
Locatie Forelsloot
Pagina -8-
-
werkhouding
Tijdens een periode wordt gekeken of het kind zich op deze aspecten goed ontwikkelt. Als dit niet het geval is, wordt er individueel met het kind geoefend. In januari nemen we de Cito-toets ‘Taal voor kleuters, voor de jongste kleuters’ af bij groep 1. De resultaten worden door ons bekeken en de bedoeling hiervan is alleen te constateren of er nog gebieden zijn waar extra aandacht aan besteed moet worden of waar extra hulp, in de vorm van spelletjes of oefeningen, (individueel) nodig is. In mei wordt nogmaals ‘Taal voor kleuters’ en de toetsen ‘Ordenen’ en ‘Ruimte en Tijd’ (speciaal gericht op de jongste kleuters) afgenomen. In januari en in mei nemen we de Cito-toets af bij de oudste kleuters (groep 2). Het betreft de onderdelen: ‘Taal voor kleuters’, ‘Ordenen’ en ‘Ruimte en tijd’. Voor de resultaten van groep 2 geldt ook weer, net als bij groep 1, dat ze voornamelijk dienen om te constateren of er nog ontwikkelingsgebieden zijn waar we extra aandacht aan moeten besteden. Tevens kunnen we met die probleemgebieden rekening houden voor de overgang naar groep 3. In de Cito-toets komen de volgende onderdelen aan de orde: - spraak- en taalontwikkeling - cognitieve ontwikkeling - auditieve waarneming - geheugen visueel-ruimtelijke waarneming - taal-denken / rekentaal. Omdat wij veel waarde hechten aan de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen hanteren wij daarvoor een lijst die we 2 x per schooljaar invullen (oktober en maart). Aan bod komen o.a. sociaal initiatief, conflicten, sociale belangstelling, zelfvertrouwen, zich uiten, motivatie en taakgerichtheid. Wanneer de leerkracht zelf geen oplossing weet voor eventuele problemen, kan advies gevraagd worden bij de Onderwijs Advies Dienst (O.A). Bij een grote achterstand in de ontwikkeling kan overgegaan worden tot een nader onderzoek, echter alleen met medeweten van de ouders. De gegevens van de vroegtijdige signalering en de Cito worden doorgegeven aan de leerkracht van groep 3. N.B. Voor de overgang van groep 2 naar groep 3 kunt u de schoolgids raadplegen. 8. Het planbord. Wij gebruiken het planbord om zelfstandigheid bij de kinderen te bevorderen. Zo leren zij zelfstandigheid te kiezen voor een activiteit of taak. We werken iedere ochtend en middag met het planbord. De ochtend is gericht op werken en de middag op spellen in de kasten en hoeken. Meestal worden ze vrij gelaten in hun keuze. Ze leren zo een activiteit te plannen. Soms zijn er ook vaste activiteiten voor de kinderen. Als ze aan het eind van de week de vaste activiteit nog niet hebben gedaan zijn zij verplicht die dan te doen. In de ochtend is er een aantal vaste activiteiten, zoals: CBS De Hofvijver
Locatie Forelsloot
Pagina -9-
werktafels, de taalkast, rekenkast, de leeshoek en de letterhoek. In de middag is er ook een aantal vaste activiteiten zoals: de huishoek, bouwhoek en de middagkast. Er zijn ook wisselende activiteiten die vaak in het teken staan van een bepaald thema.
CBS De Hofvijver
Locatie Forelsloot
Pagina -10-
B. INFORMATIE over groep 3. In groep 3 werken we volgens een lesrooster. Hierop staan de verschillende vakken en de tijden waarop die vakken gegeven worden. Voor sommige vakken hebben we een methode of handreiking; hierin wordt de leerstof van groep 3 in systematische volgorde aangeboden. Vaak bestaat een methode uit een handleiding voor de leerkracht en werkboekjes voor de leerlingen. Een methode kan echter ook bestaan uit een simpele handleiding voor de leerkracht. In groep 3 kunt u ook een heleboel terug vinden vanuit groep 1-2. Er zijn ook speelhoeken, zoals: blokkenhoek, leeshoek, zandtafel. Er is ook voldoende ruimte voor het zingen van liedjes, bewegingsspelletjes, voorlezen en arbeid naar keuze (spelletjes/speelgoed kiezen uit de kast). De verschillende vakken die in groep 3 gegeven aan de orde komen worden hieronder kort beschreven. 1. Godsdienstige vorming. Methode: Kind op maandag Uitgangspunt van de methode is dat de verhalen uit de Bijbel iets over ons leven hier en nu vertellen. We gaan ervan uit dat God de levende God is, die er ook in deze tijd wil zijn voor grote en kleine mensen. Om deze aanwezigheid van God met kinderen te beleven, is aansluiting bij de leefwereld van de kinderen een noodzaak. Daarom wordt voor elke lesweek in Kind op maandag een leefthema gekozen. Daarbij wordt naar de bijbelverhalen gekeken en naar de leefwereld van de kinderen. Een door ons gekozen leefthema dient aan drie criteria te voldoen: 1. Het is herkenbaar in het dagelijks leven van kinderen. 2. Het is herkenbaar in de bijbelverhalen. 3. Het stelt een zingevingvraag aan de orde op het gebied van: geloof, waarden en normen of sociaal-emotionele ontwikkeling. De uitwerking in de lessen In de weekopening wordt met de leerlingen van alle bouwen stilgestaan bij dit thema. Door een vrij verhaal, een gesprek, toneelstukjes of andere speelse werkvormen worden de ervaringen en gevoelens bij de kinderen opgeroepen. Met deze bagage worden de bijbelverhalen gedurende de week verteld. Door telkens te refereren aan de weekopening, aan het leefthema, wordt in de godsdienstlessen de brug geslagen tussen de verhalen en het leven van de kinderen. Zo ontdekken de kinderen dat in de bijbelverhalen mensen dezelfde soort vragen en ervaringen hebben als zijzelf en dat God dichtbij is. Bij elk thema worden suggesties voor het aanleren van liederen gegeven. Ook zal er op een creatieve manier over de verhalen gewerkt worden. 2. Taal-Lezen Wij gebruiken de methode Veilig Leren Lezen. Er wordt aandacht besteed aan zowel de mondelinge,- als de schriftelijke taalontwikkeling. CBS De Hofvijver
Locatie Forelsloot
Pagina -11-
Bij mondelinge taalontwikkeling ligt de nadruk op de uitbouw van communicatieve vaardigheden, bevordering van boekoriëntatie en verhaalbegrip en de vergroting van de woordenschat. Bij schriftelijke taalontwikkeling staat het leren lezen en spellen van eenvoudige woordstructuren centraal. Het onderwijs is erop gericht om met name de leeshandeling te automatiseren, zodat kinderen steeds beter eenvoudige teksten kunnen lezen. De volgende leerlijnen komen binnen de methode aan de orde: • Technisch lezen • Spellen • Begrijpend lezen • Functioneel lezen en schrijven De methode bestaat uit 12 kernen. Elke kern is om een ankerverhaal heen gebouwd. Elk ankerverhaal heeft weer een eigen thema. Kern 1 heeft als thema “mijn klas”. Andere thema’s zijn o.a.: - mijn lijf - waar ben ik? - verzamelingen - hé, hoe kan dat? - op reis De eerste kern duurt 4 weken. De andere 11 kernen duren 3 weken. Tijdens een kern worden er verschillende structuurwoorden aangeboden. Rond deze woorden en de betreffende letters worden allerlei oefeningen gedaan, zowel mondeling als schriftelijk. Naast het zgn. verplichte werk uit het werkboekje mogen kinderen op het planbord aangeven welke vervolgactiviteit zij willen gaan doen. De extra activiteiten, die op het planbord kunnen staan zijn: boekenhoek, werken met klikklakboekje, werken met woordendoos, speelleesset, werkbladen, werken aan de lettermuur, letterdoos enz. Per kern worden de activiteiten aangepast. Op het planbord kunnen de kinderen zien of een activiteit vol is of niet. De leerkracht houdt in de map bij welke activiteiten een kind kiest. Zonodig stuurt de leerkracht een kind in de keuze. Als een leerling in het begin van groep 3 al kan lezen, wordt hij/zij getoetst. Er wordt dan een lettertoets en een leeskaart met woorden afgenomen. Kinderen die hier goed op scoren, komen in aanmerking voor de zon-groep. De andere kinderen zitten in de maan-groep. De zon-groep heeft een apart leesboekje en werkboekje. Daarin zullen de kinderen veelal zelfstandig werken. Wel zullen zij zoveel mogelijk betrokken blijven bij de klassikale lessen. De les begint en eindigt altijd met de gehele groep. Ook zullen zij werken met hetzelfde planbord. Daarop zal aangegeven worden welke vervolgactiviteiten voor hen bedoeld zijn. Omdat de scores op de lettertoets en de leeskaart behoorlijk hoog moeten zijn, zal er niet elk leerjaar sprake zijn van een zon-groep. Kinderen moeten alle letters al vlot kunnen herkennen en omzetten in woorden. Binnen de maan-groep kan er ook onderscheid gemaakt worden in niveau. Voor kinderen die al meer aankunnen zijn er raketmaterialen. Deze materialen geven CBS De Hofvijver
Locatie Forelsloot
Pagina -12-
meer uitdaging. De woorden waarmee zij werken zijn opgebouwd uit alle letters van de aangeboden structuurwoorden. Voor kinderen die nu beginnen met lezen zgn. steraanpak. Ook is deze steraanpak bedoeld voor kinderen die moeite hebben met lezen. Zij zullen tijdens de taal/leesles meer begeleid worden. De opdrachten voor deze kinderen bestaan alleen uit de letters op het letterbord in de klas. Na elke kern zijn er controletaken. Hierin kan de leerkracht de vorderingen van het kind goed in de gaten houden. Een aantal keer per jaar worden alle leerlingen buiten de klas getoetst. Op deze manier kan er vroegtijdig een probleem gesignaleerd worden. Als dit het geval is, zal er gelijk extra hulp op gezet worden. Dit kan zowel zijn binnen de groep als buiten de groep. Vanaf januari starten we in groep 3 met het niveaulezen. Kinderen worden op niveau in kleine groepjes verdeeld. Eén keer per week lezen de kinderen met een ouder en één keer per week met een leerling van groep 8. 3. Rekenen Methode: Alles telt. In groep 3 zijn er: - het lesboek (voor de leerkrachtgebonden lessen) - het werkboek (hierin oefenen de leerlingen de stof) De stof is ingedeeld in 6 blokken. Elk blok bestaat uit 25 lessen. De lessen worden gegeven in 5 weken, daarna volgt een toetsweek. Hierna volgen herhalings,- of verrijkingslessen. De volgende leerlijnen komen in groep 3 aan de orde; - getalbegrip • tellen (telboek) • splitsen • getalbetekenissen • verdubbelen/halveren • telrij tot 100 • cijfers schrijven - basisvaardigheden • splitsen (splitsflat) • optellen (tot 20) • aftrekken (tot 20) • concrete situaties vertalen naar rekentaal en andersom • automatiseren en concretiseren - meten (lengte, grootte, inhoud) - meetkunde • blokkenbouwsels • spiegelen • plattegrond • patronen - geldrekenen - tijd • hele/halve uren CBS De Hofvijver
Locatie Forelsloot
Pagina -13-
• • •
dag/nacht digitaal kalender
4. Schrijven Methode: Pennenstreken Pennenstreken heeft de methode in 3 fasen gesplitst: • Voorbereidend schrijven (groep 1/2) • Aanvankelijk schrijven (groep 3/4) • Voortgezet schrijven (groep 5 t/m 8) De einddoelstelling van de methode is: teksten kunnen schrijven in een acceptabel tempo en in een goed leesbaar handschrift. De leerinhouden voor groep 3 zijn: • aanleren en inoefenen goede schrijfhouding, papierligging en potloodhantering; • bevorderen arm-, hand-, en vingermotoriek; • aanleren en inoefenen schrijfpatronen; • aanleren en inoefenen letters; • aanleren en inoefenen leestekens; • aanleren en inoefenen verbonden schrift; • leren schrijven op en tussen lineatuur; In de eerste 2 schrijfboekjes vormen de structureerwoorden van ‘Veilig Leren Lezen’ het uitgangspunt. 5. Biologie/wereldverkenning Methode: Natuur – Buitengewoon Naast het geven van informatie staat bij deze methode de waarneming en beleving centraal bij de kennismaking met onze natuurlijke leefwereld. Interesse en verwondering zijn een basis voor het inzicht dat het behoud van een evenwichtige natuur en een schoon leefmilieu van levensbelang zijn voor planten, dieren en mensen. Per groep zijn er 9 thema’s waarmee gewerkt wordt m.b.v. werkbladen. Naast de methode wordt er ook elke week gekeken naar ‘Huisje, boompje, beestje” van School-TV. 6. Verkeer Er wordt gewerkt met de methode:’Klaar…..over!”. Het zeer kleurrijke werkboek biedt onderwerpen aan die zeer dicht bij de belevingswereld van de kinderen liggen. Bijvoorbeeld: Een veilige omgeving. 7. Handvaardigheid en tekenen Methode: Moet je doen!
CBS De Hofvijver
Locatie Forelsloot
Pagina -14-
In deze methode komen in groep 3 allerlei verschillende technieken en materialen aan de orde. De methode heeft een doorlopende lijn door de hele school. In groep 3 zal er ook veel over het thema behorend bij Veilig leren lezen gewerkt worden. Het juist hanteren van de materialen neemt een belangrijke plaats in. 8. Muziek Ook hiervoor gebruiken we de methode “Moet je doen!” Er wordt veel gezongen tijdens de lessen. Ook wordt er aandacht besteed aan verschillende aspecten, zoals maat/ritme, hard/zacht, langzaam/snel enz. Voor drama maken we ook gebruik van de methode “Moet je doen!” 9. Gymnastiek/zwemmen We onderscheiden tijdens gymnastiek spellessen en toestellessen. Al spelend worden verschillende bewegingsvormen geoefend. Deze zullen afwisselend gegeven worden. Groep 3 heeft 2 keer per week een bewegingsles. Het grootste deel van het jaar zal dit 1 zwemles zijn en 1 gymles. Als de zwemlessen zijn afgelopen, zullen de kinderen 2 keer per week gymnastiek hebben.
CBS De Hofvijver
Locatie Forelsloot
Pagina -15-
C. INFORMATIE over groep 4. 1. Godsdienstige vorming. Methode: Kind op maandag Uitgangspunt van de methode is dat de verhalen uit de Bijbel iets over ons leven hier en nu vertellen. We gaan ervan uit dat God de levende God is, die er ook in deze tijd wil zijn voor kleine en grote mensen. Om deze aanwezigheid van God met kinderen te beleven, is aansluiting bij de leefwereld van de kinderen een noodzaak. Daarom wordt voor elke lesweek in Kind op Maandag een leefthema gekozen. Daarbij wordt naar de bijbelverhalen gekeken èn naar de leefwereld van de kinderen. Een door ons gekozen leefthema dient aan drie criteria te voldoen: 1. Het is herkenbaar in het dagelijks leven van kinderen. 2. Het is herkenbaar in de bijbelverhalen. 3. Het stelt een zingevingvraag aan de orde op het gebied van: geloof, waarden en normen of sociaal-emotionele ontwikkeling. De uitwerking in de lessen In de weekopening wordt met de leerlingen van alle bouwen stil gestaan bij dit thema. Door een vrij verhaal, een gesprek, toneelstukjes of andere speelse werkvormen worden de ervaringen en gevoelens bij de kinderen opgeroepen. Met deze bagage worden de bijbelverhalen gedurende de week verteld. Door telkens te refereren aan de weekopening, aan het leefthema, wordt in de godsdienstlessen de brug geslagen tussen de verhalen en het leven van de kinderen. Zo ontdekken de kinderen dat in de bijbelverhalen mensen dezelfde soort vragen en ervaringen hebben als zijzelf en dat God dichtbij is. Bij elk thema worden suggesties gegeven voor het aanleren van liederen uit het liedboek of een andere bundel. 2. Lezen. Voor lezen gebruiken we de methode “Goed Gelezen”. Technisch lezen. Kinderen die nog niet over voldoende technische vaardigheden beschikken worden bij het leesproces begeleid door de lessen uit de methode Goed Gelezen Voortgezet Technisch lezen. De methode behandelt allerlei technieken van lezen. De stappen die genomen worden tijdens een les, zijn dezelfde als bij het begrijpend lezen. Kinderen die voldoende technisch leesniveau hebben verwerken de leerstof zelfstandig met behulp van de leeskaarten uit de kaartenbak. Daarnaast lezen de kinderen twee keer per week in niveaugroepjes onder leiding van hulpouders. Begrijpend lezen. Doelstelling: CBS De Hofvijver
Locatie Forelsloot
Pagina -16-
-
Vaardigheden ontwikkelen, waarmee ze deze taal doelmatig gebruiken in situaties die zich in het dagelijks leven voordoen. Kennis en inzicht verwerven omtrent betekenis, gebruik en vorm van taal. Plezier hebben en houden in het gebruiken en beschouwen van taal.
In groep 4 wordt hard gewerkt aan het onderzoeken wat voor soort tekst gelezen wordt. (weettekst of een verhaaltekst). Ook wordt geleerd welke leesstrategie je bij elk soort tekst moet toepassen. Dit proces wordt ondersteund door een stappenplan. - Wat gaan we doen? - Wat zie je al? - Wat voor een tekst is het? - Wat weet je al? - Woorden en zinnen - Lees de tekst - Opdrachten maken - Om te onthouden De kinderen leren vragen naar aanleiding van een tekst te beantwoorden. Het terugzoeken in teksten naar antwoorden is een heel moeilijk proces om te leren. Daar wordt veel aandacht aan besteed. In het begin wordt het verhaal door een ‘film’ van plaatjes ondersteund. De leerstof is onderverdeeld in 7 blokken van 4 weken. Na elk blok volgt een tussenweek, waarin de bloktoets wordt afgenomen. Deze toets heeft betrekking op de lesdoelen uit het laatste blok. Elke week wordt er één klassikale les behandeld en elke week maken de kinderen (zo mogelijk) zelfstandig een kaart uit de kaartenbak. 3. Rekenen. Methode “Alles telt” Alles telt is een eigentijdse, realistische rekenmethode met een complete doorgaande lijn van groep 1 t/m 8. De organisatiestructuur wordt gekenmerkt door een vaste afwisseling van leerkrachtgebonden en zelfstandig- werklessen. Er wordt veel aandacht besteed aan differentiatie en zorgverbreding. Vanaf groep 6 kunnen we drie leerwegen bewandelen: het standaardprogramma, het minimum programma en het speciale programma voor zwakkere rekenaars. Daarnaast is er voor betere rekenaars genoeg verdiepingsstof. De methode wordt ondersteund door een computerprogramma. De oefeningen sluiten aan bij de oefeningen in de boeken en werkschriften. U vindt Alles telt ook op internet. De leerlijn van groep 4: Getalbegrip:
Introductie van de getallenrij tot 100. Getallen ordenen
Optellen en aftrekken:
Mondeling hoofdrekenen en schattend rekenen.
CBS De Hofvijver
Locatie Forelsloot
Pagina -17-
Herhalen en memoriseren aftrekken tot 20 Aandacht voor de sprong over de tien Vijf- en tientallen optellen en aftrekken Meetkunde:
Blokkenbouwsels en plattegronden. Patronen voortzetten.
Tijd:
Herhalen van hele uren. Herhaling Van de maandkalender.
Geldrekenen:
Bedragen in munten tot 20 eurocent (later tot 100 eurocent) aanvullen, optellen en aftrekken.
Het leerjaar bestaat uit 6 blokken van 5 lesweken en daarna een toetsweek. Elke les begint met een korte sessie hoofdrekenen. Alles telt kent drie verschillende lestypen: - de interactieve lessen - de zelfstandige verwerkingslessen - de zelfstandige herhalingslessen 4. Taal. Wij gebruiken de nieuwe taalmethode Taal Actief. In de methode Taal Actief zijn de leerlijnen voor taal, spelling en woordenschat uitgewerkt rondom gemeenschappelijke uitgangspunten. Daardoor is de samenhang tussen de drie onderdelen groot. Taalactief kent 10 thema’s met een eigen uitwerking in elke jaargroep. Taal toepassen in betekenisvolle contexten. Taal Actief besteedt veel aandacht aan het toepassen van taal. Kinderen leren kennis en vaardigheden toepassen in betekenisvolle contexten. Individueel of in groepjes voeren ze opdrachten uit waarbij taalbeschouwing, informatie verwerken, stellen en spreken/luisteren geïntegreerd aan bod komen. Structuur binnen de methode: - een instapweek aan het begin van het jaar. - 10 thema’s van drie weken elk. - Om de twee thema’s een parkeerweek. - Een afsluitweek aan het eind: 37 weken in totaal Er is voldoende materiaal aanwezig om de kinderen gedifferentieerd te laten werken. Bijvoorbeeld internetsite voor verdieping, computerprogramma spelling voor herhaling, kaartenbak voor extra oefening. Oefenvormen. In een woordpakketoefening oefenen de kinderen met één spel verschillende spellingproblemen. Zij kunnen kiezen uit acht spellen om een woordpakket te oefenen. Per jaargroep veranderen de spellen. Het kind moet twee keer een spel spelen om alle woorden van een woordpakket te oefenen. In groep 4 bevat elk woordpakket 20 woorden, Bij elk spelletje zijn een coach en een hulpfiguurtje aanwezig. Van hen krijgt het kind extra informatie over het spel en extra uitleg over spellingproblemen. Als een kind een fout in een spellingcategorie maakt, verschijnt ongevraagd hulp. CBS De Hofvijver
Locatie Forelsloot
Pagina -18-
Als een kind tijdens het doorlopen van de woordpakketoefeningen te veel categoriespecifieke fouten maakt, krijgt het automatisch een extra categorieoefening aangeboden. Een categorieoefening is gericht op een specifieke spellingcategorie. De kinderen kunnen hier niet zelf een oefenspel kiezen; de computer stelt de meest geschikte oefenvorm bij het spellingprobleem voor. Het volgen van de leerling. Het signaaldictee en het controledictee kan met het computerprogramma afgenomen worden. Het programma registreert en analyseert de resultaten en presenteert daarna de juiste vervolgoefeningen. Van ieder kind houdt het programma de oefenvorderingen en toetsresultaten bij. Ook kun je een overzicht krijgen van de resultaten van de hele groep 5. Schrijven. We gebruiken de methode Pennenstreken. Einddoelstelling is: Teksten kunnen schrijven in een acceptabel tempo en in een goed leesbaar handschrift. Pennenstreken heeft het schrijfonderwijs in drie fasen gesplitst: voorbereidend schrijven (kleuters) aanvankelijk schrijven (gr. 3 en 4) voortgezet schrijven (gr. 5 t/m 8) Groep 4: 1. schrijven met goede schrijfhouding, papierligging en potloodhantering 2. bevorderen arm-, hand- en vingermotoriek 3. inoefenen verbonden schrift 4. aanleren en inoefenen hoofdletters 5. aanleren en inoefenen hoofdletters in verbonden schrift 6. schrijven van cijfers 7. leestekens schrijven 8. leren schrijven tussen liniatuur 6. Verkeer. Methode: Klaar….over! Leerlingen van groep 4 nemen steeds meer als fietser deel aan het verkeer. Daarom worden de veiligheidsaspecten van het fietsen grondig behandeld. In de lessen wordt op verschillende momenten een relatie gelegd met de eigen ervaringen van de leerlingen. Lesopbouw: Elke les heeft een aantal vaste elementen: introductie: leerstof verkennen; instructie: begrippen en verkeersregels of afspraken die aan de orde komen, behandelen. Verwerking: klassikaal, zelfstandig of in groepjes verwerken van de lesstof uit het werkboek. Internet: extra vragen en opdrachten bij elk thema maken. Extra activiteiten: De behandelde aspecten (of enkele daarvan) nogmaals aan de orde laten komen in een speelse, creatieve context. 7. Biologie. Methode: Natuur – Buitengewoon. CBS De Hofvijver
Locatie Forelsloot
Pagina -19-
Naast het geven van informatie staat bij deze methode de waarneming en beleving centraal bij de kennismaking met onze natuurlijke leefwereld. Interesse en verwondering zijn een basis voor het inzicht dat het behoud van een evenwichtige natuur en een schoon leefmilieu van levensbelang zijn voor planten, dieren en mensen. Per groep zijn er thema’s waarmee gewerkt wordt m.b.v. werkbladen. Voor groep 4 zijn de onderwerpen: In park en tuin. Voorjaar Daarnaast kan de leerkracht gebruik maken van een grote hoeveelheid uitgewerkte lessen rond onderwerpen die met de seizoenen samenhangen. 8. Expressievakken. Gebruikte methode: Moet je doen. Deze methode omvat de volgende onderdelen: - muziek - handvaardigheid - tekenen - dramatische expressie De lessen zijn zodanig opgebouwd en gerangschikt, dat ze een doorgaande ontwikkeling mogelijk maken. De methode wil de kinderen plezier laten beleven en hun nieuwsgierigheid prikkelen. De kinderen leren op verschillende niveaus handelingen uit te voeren. - materiële handelingen (motorische handelingen met het hele lichaam, voeten, handen of vingers in relatie tot concrete dingen) - handelingen met oog en oor. Hierbij gaat het om kijken en luisteren. - Verbale handelingen oftewel spreken. - Mentale handelingen. Door opgedane kennis en ervaring volstaat alleen denken om kennis op te nemen en daarmee te handelen. Hoe jonger het kind, des te meer materiële handelingen er in de lessen zijn verwerkt. Naarmate het kind ouder wordt, kan het beter op hogere niveaus functioneren. Thema’s, onderwerpen, voorbeelden en opdrachten sluiten aan bij de leefwereld en interesse van kinderen uit een bepaalde leeftijdsgroep. Er wordt gestreefd naar variatie in soort, stijl en traditie. Kinderen maken kennis met allerlei soorten dans en muziek- klassiek, populair, volks- uit een reeks culturen; bij tekenen en handvaardigheid komen toepassingen van kunst in de eigen omgeving aan bod naast beeldende kunst. In de lessen drama, handvaardigheid, tekenen en muziek krijgen kinderen voldoende ruimte voor hun eigen inbreng en kunnen ze opdrachten op hun eigen niveau - naar eigen kunnen, vermogen en interesse – uitvoeren. Er wordt veel gezongen en er wordt met verschillende instrumenten gemusiceerd. Verschillende ritmen worden daarbij ingeoefend. Ook wordt er naar muziek geluisterd. 9. Gymnastiek./ Zwemmen.
CBS De Hofvijver
Locatie Forelsloot
Pagina -20-
Een keer per week wordt een les bewegingsonderwijs gegeven, meestal in de vorm van een circuit, dat door meerdere groepen gebruikt en aangepast kan worden. Daarnaast wordt ook veel aan spel gedaan. Een keer per week gaan de kinderen met de bus naar het zwembad, waar zij les krijgen van ervaren zweminstructeurs. Wanneer de zwemlessen afgelopen zijn, krijgen de kinderen twee keer per week les in bewegingsonderwijs. 10. Overige vakken. De wet op het basisonderwijs eist ook nog enkele andere vak- en vormingsgebieden: geestelijke stromingen: kennis van wereldgodsdiensten. gezondheidsvoorlichting en opvoeding. sociale redzaamheid. Deze vak- en vormingsgebieden worden niet apart gegeven, maar zijn geïntegreerd in andere vakken. 11. Computeronderwijs. De school bezit 38 computers die bestemd zijn voor het gebruik door kinderen. De bedoeling is dat ze gebruikt worden als onderwijsondersteunend materiaal voor een aantal vakken. Daarnaast biedt het de mogelijkheid aan kinderen om, d.m.v. het omgaan met de computer, zich vertrouwd te maken met de werking en de mogelijkheden van deze apparatuur.
CBS De Hofvijver
Locatie Forelsloot
Pagina -21-
D. INFORMATIE over de groepen 5, 6, 7 en 8. 1. Godsdienstige vorming. Methode: Kind op maandag. Uitgangspunt van de methode is dat de verhalen uit de Bijbel iets over ons leven hier en nu vertellen. We gaan ervan uit dat God de levende God is, die er ook in deze tijd wil zijn voor kleine en grote mensen. Om deze aanwezigheid van God met kinderen te beleven, is aansluiting bij de leefwereld van de kinderen een noodzaak. Daarom wordt voor elke lesweek in Kind op Maandag een leefthema gekozen. Daarbij wordt naar de bijbelverhalen gekeken èn naar de leefwereld van de kinderen. Een door ons gekozen leefthema dient aan drie criteria te voldoen: 1. Het is herkenbaar in het dagelijks leven van kinderen. 2. Het is herkenbaar in de bijbelverhalen. 3. Het stelt een zingevingvraag aan de orde op het gebied van: geloof, waarden en normen of sociaal-emotionele ontwikkeling. De uitwerking in de lessen: In de weekopening wordt met de leerlingen van alle bouwen stil gestaan bij dit thema. Door een vrij verhaal, een gesprek, toneelstukjes of andere speelse werkvormen worden de ervaringen en gevoelens bij de kinderen opgeroepen. Met deze bagage worden de bijbelverhalen gedurende de week verteld. Door telkens te refereren aan de weekopening, aan het leefthema, wordt in de godsdienstlessen de brug geslagen tussen de verhalen en het leven van de kinderen. Zo ontdekken de kinderen dat in de bijbelverhalen mensen dezelfde soort vragen en ervaringen hebben als zijzelf en dat God dichtbij is. Bij elk thema worden suggesties gegeven voor het aanleren van liederen uit het liedboek of een andere bundel. 2. Lezen. Voor lezen gebruiken we de methode “Goed Gelezen”. Doelstelling: - Vaardigheden ontwikkelen, waarmee ze deze taal doelmatig gebruiken in situaties die zich in het dagelijks leven voordoen. - Kennis en inzicht verwerven omtrent betekenis, gebruik en vorm van taal. - Plezier hebben en houden in het gebruiken en beschouwen van taal. Kinderen leren zelfstandig diverse leesdoelen te onderscheiden en passen zo ook leesstrategieën toe: van heel nauwkeurig een tekst bestuderen tot globaal lezen en ‘koppen snellen’. In groep 5 en 6 komen de volgende doelstellingen aan de orde: *Letterlijk begrip: Een vergelijking herkennen. CBS De Hofvijver
Locatie Forelsloot
Pagina -22-
- Het kind kan overeenkomsten en verschillen tussen personen, tijden en plaatsen in de tekst herkennen. Zich een vergelijking herinneren. - Het kind kan zich overeenkomsten en verschillen tussen personen, tijden en plaatsen in de teksten herkennen. Een oorzaak-gevolg relatie herkennen. - Het kind kan de in de tekst genoemde oorzaken voor bepaalde gebeurtenissen en gebeurtenissen ten gevolge van bepaalde oorzaken herkennen. Zich een oorzaak- gevolgrelatie herinneren. - Het kind kan zich in de tekst genoemde oorzaken voor bepaalde gebeurtenissen en gebeurtenissen ten gevolge van bepaalde oorzaken herinneren. *Ordenend begrip: Classificeren. - Het kind kan plaatsen, mensen, voorwerpen en gebeurtenissen plaatsen in een bepaalde categorie. Schetsen. - Het kind kan in grote lijnen de inhoud van (een deel van) de tekst mondeling weergeven. *Afleidend begrip: Een vergelijking afleiden. - Het kind kan overeenkomsten en verschillen aangeven tussen niet-expliciet genoemde personen, tijden en plaatsen. Een oorzaak-gevolgrelatie afleiden. - Het kind kan niet-expliciet genoemde redenen voor bepaalde gebeurtenissen in een tekst weergeven. *Oordelend begrip: Feiten/ meningen beoordelen. (groep 5) - Het kind kan beoordelen of de inhoud van de tekst gebaseerd is op feiten of op de mening van de auteur. Juistheid/ deugdelijkheid beoordelen (groep 6). - Het kind kan beoordelen of de gelezen informatie overeenkomst met de kennis waarover het al beschikte. In groep 7 en 8 komen de volgende doelstellingen aan de orde: - ordenend begrip. Samenvatten. - Het kind kan de inhoud van de tekst in eigen woorden kort weergeven. Synthetiseren. - Het kind kan informatie uit verschillende teksten combineren met de eigen voorkennis. - oordelend begrip. Geschiktheid beoordelen. - Het kind kan beoordelen of de tekst geschikt is voor het bereiken van het leesdoel. Wenselijkheid beoordelen. - Het kind kan beoordelen of de geboden informatie uit de tekst een waarde of een wenselijke situatie beschrijft. CBS De Hofvijver
Locatie Forelsloot
Pagina -23-
Naar eigen mening beoordelen. - Het kind kan een gemotiveerde (emotionele) reactie op de tekst geven. In groep 8 wordt het studeren in het voortgezet onderwijs voorbereid met samenvatten en schetsen van teksten en inprenten van gegevens. De leerstof is onderverdeeld in 7 blokken van 4 weken. Na elk blok volgt een tussenweek, waarin de bloktoets wordt afgenomen. Deze toets heeft betrekking op de lesdoelen uit het laatste blok. 3. Rekenen. Wij gebruiken de methode ‘Alles telt’. Alles telt is een eigentijdse, realistische rekenmethode met een complete doorgaande lijn van groep 1 t/m 8. De organisatiestructuur wordt gekenmerkt door een vaste afwisseling van leerkrachtgebonden en zelfstandig- werklessen. Er wordt veel aandacht besteed aan differentiatie en zorgverbreding. Vanaf groep 6 kunnen we drie leerwegen bewandelen: het standaardprogramma, het minimum programma en het speciale programma voor zwakkere rekenaars. Daarnaast is er voor betere rekenaars genoeg verdiepingsstof. De methode wordt ondersteund door een computerprogramma. De oefeningen sluiten aan bij de oefeningen in de boeken en werkschriften. U vindt Alles telt ook op internet. De leerlijn van groep 5: Getalbegrip:
getallen tot 200 Verder tellen en terugtellen met sprongen eenheden en tientallen.
Optellen en aftrekken:
Optellen en aftrekken over het tiental Aftrekken via aanvullen. Inoefenen van rekenen tot honderd Hoofdrekenen en schattend rekenen.
Vermenigvuldigen / delen: herhalen van tafels 2,3,4,5,10 De tafels van 6,7,8,9 Omkeringen van de tafels, vermenigvuldigen zonder rest. Meten:
De meter als maateenheid Omtrek en oppervlakte
Tijd:
Kloktijden in 12 uurstijd per minuut, digitaal en analoog.
Meetkunde:
Symmetrie en symmetrieas
Geldrekenen:
Geldbedragen optellen
De leerlijn in groep 6: CBS De Hofvijver
Locatie Forelsloot
Pagina -24-
Getalbegrip • Gefaseerde uitbreiding van de getallen: eerst tot 10.000, dan naar 100.000, dan naar 1 miljoen. • Analyseren en structureren van getallen tot 1000000. • Plaatsen en afbeelden van getallen op de gestructureerde getallenlijn. • Relatie grote getallen en meetgetallen • Plaatswaarde van cijfers in getal, onder andere met geld en in positieschema • Getalbetekenis duiden, begrijpen en verwoorden • Herhaling kommagetallen bij geldbedragen Basisvaardigheden: optellen en aftrekken. • Uit het hoofd optellen en aftrekken met getallen met veel nullen • Handig rekenen en toepassen van rekenstrategieën • Schattend rekenen Vermenigvuldigen en delen. • Keersommen en deelsommen maken via splitsen van getallen • Keersommen en deelsommen met nullen • Schatten • Vermenigvuldigsituaties aanpakken met behulp van een verhoudingstabel. Cijferen: Optellen en aftrekken. • Kolomgewijs optellen en aftrekken • Kiezen voor een oplossingswijze rekenen, handig rekenen of schatten • Introductie van de stap naar cijferend optellen en aftrekken met onthouden en lenen. Vermenigvuldigen en delen. • Overstap van vermenigvuldigen via splitsen naar kolomgewijs vermenigvuldigen. Breuken. • Breuken benoemen als deel van een geheel. • Breuknotatie gebruiken. • Breuken aanvullen tot het geheel. • Breuk als operator op een waarde (geld) en op een hoeveelheid • Ontstaan van breuken vanuit het meten • Beuken plaatsen op de getallenlijn • Vergelijken van veel komende breuken in contextsituaties Meten. • Meten in meter, decimeter, centimeter en millimeter. • Meten en vergelijken in liter, centiliter en millimeter. • Wegen met kilogram en gram. CBS De Hofvijver
Locatie Forelsloot
Pagina -25-
• • • •
Eenvoudige herleidingen. Metriek stelsel als onderbouwing van getalbegrip. Berekenen van omtrek en oppervlakte. Gebruik maken van notatie m2 en m3.
De leerlijn in groep 7 Basisvaardigheden: optellen en aftrekken. • Toepassen van handige strategieën bij hoofdrekenen • Schattend rekenen • Kiezen tussen hoofdrekenen, schattend rekenen of cijferen. Vermenigvuldigen en delen. • Tafelkennis en kennis van delen toepassen bij handig rekenen (waaronder splitsen en rekenen met nullen), schatten en in contexten. Cijferen: Optellen en aftrekken. • Optellen en aftrekken tot 10.000 automatiseren en toepassen • Schattend rekenen De leerlijn in groep 8: Groep 8 Getalbegrip
•
Basisvaardigheden
• • •
Cijferen
•
Breuken en kommagetallen
• • • •
Procenten en verhoudingen
Meten
CBS De Hofvijver
• • • • • • •
Betekenis, plaats, structuur en waarde van hele getallen en kommagetallen Afronden Herhalen en verder inoefenen van basisvaardigheden Kiezen tussen hoofdrekenen, schattend rekenen en cijferen Herhalen en inoefenen van cijferend rekenen in toepassingen en met kale sommen Schattend rekenen en gebruik zakrekenmachine Optellen en aftrekken van eenvoudige ongelijknamige breuken in contexten en als kale sommen Aanzet tot vermenigvuldigen en delen met breuken, alleen in contexten Relatie tussen breuken en kommagetallen, procenten en verhoudingen Plaatsen van kommagetallen op de getallenlijn Rekenen met kommagetallen Eenvoudige berekeningen met procenten Rekenen met verhoudingstabellen Relatie tussen procenten, verhoudingen, breuken en kommagetallen Uitbreiden van kennis van het maatstelsel Oefenen en verder toepassen van meten en Locatie Forelsloot
Pagina -26-
Meetkunde
Geld Tijd Tabellen en Grafieken
• • • • • • • • • •
berekenen van lengte, omtrek, oppervlakte, volume, inhoud, en gewicht Relatie kubieke maten en litermaat Uitbreiden plattegronden en schaalbegrip Spiegelen Bouwen en bouwplaten Standpunt bepalen en ruimtelijk redeneren Verder oefenen en toepassen met geldrekenen Verder oefenen en toepassen met tijdmeting en tijdsberekeningen Staaf- en lijngrafieken interpreteren en construeren Sectordiagram Tabellen aflezen en maken
Het leerjaar bestaat uit 6 blokken van 5 lesweken en daarna een toetsweek. Elke les begint met een korte sessie hoofdrekenen. Alles telt kent drie verschillende lestypen: - de interactieve lessen - de zelfstandige verwerkingslessen - de zelfstandige herhalingslessen 4. Taal. Wij gebruiken de nieuwe taalmethode ‘Taal Actief’. In de methode Taal Actief zijn de leerlijnen voor taal, spelling en woordenschat uitgewerkt rondom gemeenschappelijke uitgangspunten. Daardoor is de samenhang tussen de drie onderdelen groot. Taalactief kent 10 thema’s met een eigen uitwerking in elke jaargroep. Taal toepassen in betekenisvolle contexten. Taal Actief besteedt veel aandacht aan het toepassen van taal. Kinderen leren kennis en vaardigheden toepassen in betekenisvolle contexten. Individueel of in groepjes voeren ze opdrachten uit waarbij taalbeschouwing, informatie verwerken, stellen en spreken/luisteren geïntegreerd aan bod komen. Structuur binnen de methode: - een instapweek aan het begin van het jaar. - 10 thema’s van drie weken elk. - Om de twee thema’s een parkeerweek. - Een afsluitweek aan het eind: 37 weken in totaal. Er is voldoende materiaal aanwezig om de kinderen gedifferentieerd te laten werken. Bijvoorbeeld internetsite voor verdieping, computerprogramma spelling voor herhaling, kaartenbak voor extra oefening. Oefenvormen. In een woordpakketoefening oefenen de kinderen met één spel verschillende spellingproblemen. Zij kunnen kiezen uit acht spellen om een woordpakket te oefenen. Per jaargroep veranderen de spellen. Het kind moet twee keer een spel spelen om alle woorden van een woordpakket te oefenen. In groep 4, 5 en 6 bevat elk woordpakket 20 woorden, in groep 7 en 8 zijn het 24 woorden. CBS De Hofvijver
Locatie Forelsloot
Pagina -27-
Bij elk spelletje zijn een coach en een hulpfiguurtje aanwezig. Van hen krijgt het kind extra informatie over het spel en extra uitleg over spellingproblemen. Als een kind een fout in een spellingcategorie maakt, verschijnt ongevraagd hulp. Als een kind tijdens het doorlopen van de woordpakketoefeningen te veel categoriespecifieke fouten maakt, krijgt het automatisch een extra categorieoefening aangeboden. Een categorieoefening is gericht op een specifieke spellingcategorie. De kinderen kunnen hier niet zelf een oefenspel kiezen; de computer stelt de meest geschikte oefenvorm bij het spellingprobleem voor. Het volgen van de leerling. Het signaaldictee en het controledictee kan met het computerprogramma afgenomen worden. Het programma registreert en analyseert de resultaten en presenteert daarna de juiste vervolgoefeningen. Van ieder kind houdt het programma de oefenvorderingen en toetsresultaten bij. Ook kun je een overzicht krijgen van de resultaten van de hele groep Ontleden. In groep 6 komen aan de orde: persoonsvorm, onderwerp, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord en werkwoord. In groep 7 komen aan de orde: de onderdelen van groep 6 + lidwoord, voegwoord, voorzetsel en stoffelijk bijvoeglijk naamwoord. In groep 8 komen aan de orde: de onderdelen van de groepen 6 en 7 + hulpwerkwoord, voltooid deelwoord, werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, bepaling van plaats en tijd Het benoemen van woordsoorten wordt uitgebreid met: hoofdtelwoord, rangtelwoord, persoonlijk voornaamwoord, aanwijzend voornaamwoord en bezittelijk voornaamwoord. 5. Schrijven. We gebruiken de methode Pennenstreken. Einddoelstelling is: Teksten kunnen schrijven in een acceptabel tempo en in een goed leesbaar handschrift. Pennenstreken heeft het schrijfonderwijs in drie fasen gesplitst: voorbereidend schrijven (kleuters) aanvankelijk schrijven (gr. 3 en 4) voortgezet schrijven (gr. 5 t/m 8). Groep 5: 1. schrijven met goede zithouding, papierligging en potloodhantering 2. bevorderen arm-, hand- en vingermotoriek 3. automatiseren van omzetting van kleine letters in hoofdletters 4. schrijven van cijfers en leestekens 5. schrijven van lange woorden 6. leren schrijven tussen aangegeven liniatuur. Groep 6: 1. schrijven met goede zithouding, papierligging en potloodhantering; 2. automatiseren van het schrift; CBS De Hofvijver
Locatie Forelsloot
Pagina -28-
3. 4. 5. 6. 7. 8.
schrijven tussen aangegeven liniatuur; schrijven tussen liniatuur van 7,5 mm; schrijven van cijfers en leestekens; schrijven van lange woorden; kennismaken met het temposchrijven; kritisch leren beoordelen van eigen handschrift en dat van anderen.
Groep 7: Punt 1 t/m 8 van groep 6 9. aanleren en inoefenen van blokschrift. Groep 8: Zie punten van de groepen 6 en 7 10. kunnen schrijven in een goed leesbaar en op tempo geschreven handschrift. 6. Geschiedenis. We gebruiken de methode: Wijzer door de tijd. De methode brengt de kinderen in contact met geschiedenis die zich buiten onze landsgrenzen heeft afgespeeld en met geschiedenis die nu nog direct om ons heen zichtbaar en merkbaar is. Alle kinderen volgen het basisprogramma en daarnaast is ruimte voor verdiepingsen herhalingsstof. Leerstof groep 5 t/m 8 Groep 5 In groep 5 wordt gewerkt aan de hand van thema’s, waarbij geleidelijk het historisch besef van het kind wordt ontwikkeld. Uitgangspunt daarbij is steeds het kind zelf, met zijn eigen leefwereld en zijn eigen geschiedenis. Groep 6 Vanaf groep 6 wordt de leerstof chronologisch aangeboden. Er wordt gestart in de Prehistorie, 10000 jaar geleden. Vervolgens komen de Romeinse tijd en de Middeleeuwen aan bod. Groep 7 De leerstof in groep 7 bestrijkt de periode van 1500 – 1800. Er is aandacht voor de Reformatie, de 80-jarige oorlog, de Gouden eeuw en de grote revoluties aan het eind van de 18e eeuw. Aparte aandacht is er voor culturen in Azië, Afrika en Amerika, waarmee de Westerse wereld door ontdekkingsreizen in aanraking kwam. Groep 8 De leerstof van groep 8 loopt van ca. 1800 tot heden. Aan bod komen de industrialisatie en urbanisatie in de 19e eeuw, de Eerste en de Tweede Wereldoorlog. Veel aandacht is er voor de ontwikkelingen in de tweede helft van de 20e eeuw. Methodegebonden toetsen.
CBS De Hofvijver
Locatie Forelsloot
Pagina -29-
Elke vierde les van een hoofdstuk is een toets met kennis-, inzicht- en vaardigheidsvragen. 7. Aardrijkskunde. Methode: Wijzer door de wereld. De methode brengt kinderen op tal van manieren in contact met mensen in verschillende leefsituaties, zodat ze inzicht krijgen in situaties en processen die de inrichting van de ruimte om ons heen beïnvloeden. De onderwerpen die in groep 5 aan de orde komen zijn: In groep 5 staat de leerstof in het teken van kaartvaardigheid. Het uitgangspunt is in eerste instantie de directe omgeving van het kind. In de tweede helft van het jaar hebben we het over enkele aardrijkskundige thema’s zoals wonen, werken, landbouw, water enz. Aan het einde van het jaar maken de kinderen kennis met topografie. We zullen dan de provincies van Nederland bekijken en gaan leren. In groep zes worden deze herhaald. De onderwerpen die in groep 6 aan de orde komen zijn: In groep 6 staat Nederland centraal. In het eerste hoofdstuk wordt Nederland als geheel verkend. In de daarop volgende hoofdstukken komen de regio’s aan bod: West (wonen en werken), Noord (landbouw), Oost (industrie) en Zuid (recreatie). Deze worden afgewisseld met meer overkoepelende thema’s als water en landschapvorming. De provincies worden geleerd. Eerst voor heel Nederland de provincies met de hoofdsteden. Later worden de provincies geleerd met daarin belangrijke plaatsen/ wateren en gebieden. De onderwerpen die in groep 7 aan de orde komen zijn: Europa – Wijzer door Europa – Drukke delen van Europa – Natuur en landschappen – Hooggebergte en klimaten – Oude fabrieken, nieuwe kansen – Vakantielanden – Europese Unie. De onderwerpen die in groep 8 aan de orde komen zijn: De wereld – Welkom in Amerika – Het platteland van Afrika – Zon en aarde – Tussen Oost en West – Een reis naar het oosten – Een wereld vol mensen. Bij elk hoofdstuk komt ook de topografie aan de orde. Na elk hoofdstuk maken de kinderen een methodegebonden toets. 8. Verkeer. Methode "Klaar … over!" De verkeerspraktijk van alledag is uitgangspunt in elke les. Leren en doen gaan hand in hand in het verkeer. Verkeerseducatie stopt niet bij de schooldeur, ouders en school moeten die taak samen oppakken. De methode voldoet volledig aan de kerndoelen die het ministerie voor verkeersonderwijs heeft opgesteld. In de Kerndoelen Basisonderwijs worden de leerlingen in het verkeer gezien als speler, als wandelaar, als fietser, als passagier CBS De Hofvijver
Locatie Forelsloot
Pagina -30-
en als gebruiker van het openbaar vervoer. De methode besteedt ruim aandacht aan de vijf ‘rollen’ van het kind in het verkeer. In gedrag en techniek leren de kinderen die rollen correct uit te voeren. Aan het eind van groep 7 kunnen de kinderen de landelijke verkeersproef van 3VO doen. Het werkboek voor groep 7 bereidt hen daar uitgebreid op voor. Verwerking van de theorie gebeurt aan de hand van zelfstandig te maken opdrachten in het werkboek. De basisleerstof kan ook nog op drie manieren worden uitgebreid: 1. Allereerst zijn er bij elke les extra activiteiten. 2. Uitbreidingsstof is te vinden op de kopieerbladen die de kinderen zelfstandig kunnen maken. 3. Verder kan de basisstof voor de groepen 5 tot en met 8 uitgebreid worden door het aanbieden van de internetoefeningen. 9. Biologie. Methode: Natuur – Buitengewoon. Naast het geven van informatie staat bij deze methode de waarneming en beleving centraal bij de kennismaking met onze natuurlijke leefwereld. Interesse en verwondering zijn een basis voor het inzicht dat het behoud van een evenwichtige natuur en een schoon leefmilieu van levensbelang zijn voor planten, dieren en mensen. Per groep zijn er negen thema’s waarmee gewerkt wordt m.b.v. werkbladen. In groep 6 gaan de kinderen tot de herfstvakantie nog naar de schooltuin. Zij zijn dan hoofdzakelijk bezig met het oogsten van datgene wat in groep 5 gezaaid/geplant is. 10. Expressievakken. Gebruikte methode: Moet je doen. Deze methode omvat de volgende onderdelen: - muziek - handvaardigheid - tekenen - dramatische expressie. De lessen zijn zodanig opgebouwd en gerangschikt, dat ze een doorgaande ontwikkeling mogelijk maken. De methode wil de kinderen plezier laten beleven en hun nieuwsgierigheid prikkelen. De kinderen leren op verschillende niveaus handelingen uit te voeren. - materiële handelingen (motorische handelingen met het hele lichaam, voeten, handen of vingers in relatie tot concrete dingen) - handelingen met oog en oor. Hierbij gaat het om kijken en luisteren. - Verbale handelingen oftewel spreken. - Mentale handelingen. Door opgedane kennis en ervaring volstaat alleen denken om kennis op te nemen en daarmee te handelen. Hoe jonger het kind, des te meer materiële handelingen er in de lessen zijn verwerkt. Naarmate het kind ouder wordt, kan het beter op hogere niveaus functioneren. Thema’s, onderwerpen, voorbeelden en opdrachten sluiten aan bij de leefwereld en interesse van kinderen uit een bepaalde leeftijdsgroep.
CBS De Hofvijver
Locatie Forelsloot
Pagina -31-
Er wordt gestreefd naar variatie in soort, stijl en traditie. Kinderen maken kennis met allerlei soorten dans en muziek- klassiek, populair, volks- uit een reeks culturen; bij tekenen en handvaardigheid komen toepassingen van kunst in de eigen omgeving aan bod naast beeldende kunst. In de lessen drama, handvaardigheid, tekenen en muziek krijgen kinderen voldoende ruimte voor hun eigen inbreng en kunnen ze opdrachten op hun eigen niveau - naar eigen kunnen, vermogen en interesse – uitvoeren. Er wordt veel gezongen en er wordt met verschillende instrumenten gemusiceerd. Verschillende ritmen worden daarbij ingeoefend. Ook wordt er naar muziek geluisterd. Vanaf groep 7 worden, in het kader van het vakgebied Engels, ook veel liederen in de Engelse taal gezongen. 11. Gymnastiek. Twee keer per week worden lessen bewegingsonderwijs gegeven. Eén keer per week is dit een toestellenles, meestal in de vorm van een circuit, dat door meerdere groepen gebruikt en aangepast kan worden. Daarnaast wordt ook veel aan spel gedaan. In de bovenbouw wordt langzamerhand overgestapt van ‘spel’ naar ‘sporten’ als basketbal, korfbal, slagbal, enz. Plezier en sportiviteit gaan voor het resultaat. 12. Documentatiecentrum. In groep 5 werken de kinderen met boekjes van de mini informatie. Ze lezen in een boekje met een onderwerp naar keuze. Daarna gaan ze vragen maken naar aanleiding van de informatie die ze gelezen hebben. Vanaf groep 6 leren de kinderen omgaan met het vinden van informatie op internet. Naast het gebruik van het documentatiecentrum wordt de gevonden informatie gebruikt om bijvoorbeeld een werkstuk te maken. Kinderen kunnen gebruik maken van het computerprogramma Educat B. Groep 7:
-
Groep 8:
-
Er worden twee werkstukken gemaakt: a. één over een beroep b. één over een land. De kinderen houden één boekenbeurt en één voorleesbeurt. Er wordt een spreekbeurt gehouden over een werkstuk of over een zelfgekozen onderwerp. Ook wordt een krantenartikel besproken. Er worden twee werkstukken gemaakt over een zelfgekozen onderwerp. De kinderen houden één boekenbeurt en één voorleesbeurt. Ze moeten één spreekbeurt houden over een werkstuk of over een zelfgekozen onderwerp. Ze houden één drie-minuten-spreekbeurt in het Engels over zichzelf.
13. Engels.
CBS De Hofvijver
Locatie Forelsloot
Pagina -32-
We geven Engels in de groepen 7 en 8, waarbij we de methode "Real English – let’s do it” gebruiken. Het doel is: een basis te leggen voor de communicatieve vaardigheden; d.w.z. dat de kinderen een eenvoudig gesprek in het Engels kunnen voeren. Daarnaast trachten we de basis te leggen voor enig grammaticaal inzicht en voor een voldoende woordenschat. De methode beoogt ook de ontwikkeling van de elementaire spreek-, luister-, lees- en schrijfvaardigheid. We gebruiken hierbij: tekstboek werkboek cd.’s kopieermateriaal met toetsen. 14. Overige vakken. De wet op het basisonderwijs eist behalve Engels ook nog enkele andere vak- en vormingsgebieden: geestelijke stromingen: kennis van wereldgodsdiensten. gezondheidsvoorlichting en opvoeding. maatschappelijke verhoudingen waaronder staatsinrichting. sociale redzaamheid. Deze vak- en vormingsgebieden worden niet apart gegeven, maar zijn geïntegreerd in andere vakken zoals: aardrijkskunde, geschiedenis, oriëntatie op de natuur en verkeer. 15. Computeronderwijs. De school bezit 38 computers die bestemd zijn voor het gebruik door kinderen. De bedoeling is dat ze gebruikt worden als onderwijsondersteunend materiaal voor een aantal vakken. Daarnaast biedt het de mogelijkheid aan kinderen om, d.m.v. het omgaan met de computer, zich vertrouwd te maken met de werking en de mogelijkheden van deze apparatuur. 16. Huiswerk. Het nut van huiswerk is: gewoontevorming (eraan wennen dat je thuis ook aan iets anders denkt dan alleen spelen); discipline ( elke dag een korte taak thuis uitvoeren in het begin slechts 10 minuten per dag, later wordt dat iets meer); oefening, omdat door alle nieuwe vakken veel minder tijd is om topografie en bijv. werkwoorden te oefenen. Wij denken dat huiswerk zeker nuttig is, maar willen ook kritisch staan tegenover de hoeveelheid werk die wordt opgegeven. In dit verband wordt de individuele leerling niet over het hoofd gezien. In groep 6 zal gemiddeld 2 x per week huiswerk gegeven worden. In groep 7 wordt er al wat structuur aangebracht (een vaste dag voor een vak). en in groep 8 wordt dagelijks huiswerk opgegeven.
CBS De Hofvijver
Locatie Forelsloot