BEHEERPLAN WEGEN 2010 t/m 2015 Waterschap Rivierenland
Overzicht gemeenten en kernen in het gebied waar Waterschap Rivierenland de wegentaak uitvoert
Waterschap Rivierenland, 23 februari 2010
COLOFON Versie:
Eindrapport
Datum: Auteurs:
23 februari 2010 Hans Heurter, Kees-Jan Boer, Ruud Kleinman
SAMENVATTING BEHEERPLAN WEGEN 2010-2015 Voor u ligt het nieuwe Beheerplan Wegen voor de periode 2010 t/m 2015. Aan de hand van maatschappelijke ontwikkelingen, nieuwe en aangepaste wetgeving, is in het Beheerplan Wegen invulling gegeven aan het wegenbeheerbeleid voor de periode vanaf 2010. Nota Mobiliteit De Nota Mobiliteit is het nationale verkeers- en vervoersplan op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer. De hoofdlijnen van het verkeers- en vervoersbeleid tot 2020 zijn hierin vastgelegd. De voor het waterschap essentiële onderdelen van beleid uit de Nota Mobiliteit, zijn bij het opstellen van het voorliggende nieuwe Beheerplan Wegen voor de periode 2010-2015 leidraad geweest. De essentiële onderdelen van beleid zijn in een aantal thema’s uitgewerkt. De komende jaren wordt een verhoogde inspanningen gevraagd op het gebied van de verkeersveiligheid, netwerkanalyses, de ruimtelijke ordening, recreatieve vervoerssystemen, langzaam verkeer en natuur en landschap. Uitgangspunt is tevens het bieden van betrouwbare reistijden en het achterwege laten van maatregelen die de reistijd negatief beïnvloeden. Daarnaast dienen verkeersingrepen beschouwd te worden met betrekking tot de werking van het systeem en niet uitsluitend gericht te zijn op locale oplossingen binnen gemeentegrenzen. Voor Waterschap Rivierenland betekent dit dat het wegbeheer de komende jaren steeds meer wordt omgevormd van uitvoering naar regievoering in het kader van de mobiliteit. Vorm en inhoud wegenbeheer Naast het invulling geven aan essentiële onderdelen van beleid uit de Nota Mobiliteit is ook de sturing van het dagelijks beheer en onderhoud van wegen gewenst. Er is voor gekozen om het wegenbeleid thematisch op te bouwen. Het wegenbeleid bestaat uit een basisdocument (dit Beheerplan Wegen) met daaraan gekoppeld op zichzelf staande deelnotities op één specifiek deelterrein of beheeraspect. Hierbij kan onder andere gedacht worden het Beheerplan Verhardingen Wegen, het Beleidsplan Kunstwerken en het Beheerplan Groen.
INHOUDSOPGAVE 0. 1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. 1.6.
2. 2.1. 2.2. 2.3.
3. 3.1. 3.2. 3.3. 3.4.
4. 4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5. 4.6.
5. 6.
Leeswijzer Inleiding Aanleiding Functie Doelgroepen Vorm en inhoud Procedure Ambities
Beschrijving beheergebied Algemeen Typering wegen Gebruik
Kader Algemeen Wet- en regelgeving Beleid hogere overheden en samenwerkingskaders Ontwikkelingen
Analyse Algemeen Verkeersveiligheid Berijdbaarheid/weginrichting Bereikbaarheid/Mobiliteit Samenwerking en afstemming Financiën
Strategische visie Thema’s
6.1. THEMA: ruimte, economie en verkeer en vervoer 6.2. THEMA: innovatie 6.3. THEMA: langzaam verkeer (fietsers en voetgangers) 6.4. THEMA: verkeersveiligheid 6.5. THEMA: natuur en landschap 6.6. THEMA: toegankelijkheid OV en overstap op OV 6.7. THEMA: berijdbaarheid, weginrichting en comfort 6.7.1 Heeft onderhoudstoestand verhardingen in kaart gebracht en heeft plan van aanpak 6.7.2. Heeft onderhoudstoestand kunstwerken in kaart gebracht en heeft plan van aanpak
6.7.3. Heeft aandacht voor de verschillende functies van de wegbermen en zorgt daarom voor efficiënte en effectieve toepassing van wegmeubilair, openbare verlichting en de aanwezigheid van obstakelvrije zones 6.7.4. Zorgt voor uitvoering preventieve gladheidbestrijding volgens strooiplannen en pro actieve aanpak vervuiling wegen
7. Instrumenten 7.1 COMMUNICATIE 7.2 WEGENVERORDENING 7.3 BEHEERREGISTER 7.4 VERGUNNINGVERLENING 7.5 HANDHAVING 7.5.1. Handhavingsbeleid 7.6 WEGENSCHOUW
Bijlage 1 (Beheerkaart wegen)
0. Leeswijzer Voor u ligt het Beheerplan Wegen van Waterschap Rivierenland. Het Beheerplan geeft de hoofdlijnen van beleid, visie en richting. Het plan bestaat uit een algemeen en een thematisch deel. Algemeen deel In het algemeen deel wordt de visie gepresenteerd voor de langere termijn. Het geeft aan: • waarom (hoofdstuk 1); • wat (hoofdstuk 2); • welke uitgangspunten er volgen uit beleid, wet- en regelgeving (hoofdstuk 3); • een evaluatie/analyse (hoofdstuk 4); • de visie van het waterschap op de langere termijn (hoofdstuk 5). Thematisch deel In het tactisch gedeelte (hoofdstuk 6) wordt de strategische visie vertaald in beleidsdoelstellingen. En worden de verschillende thema’s uit de Nota Mobiliteit nader uitgewerkt. Het beleid is in deze hoofdstukken op een gelijke manier uitgewerkt. Binnen de beleidsvelden zijn beleidsthema’s onderscheiden. De thema’s zijn uitgewerkt in doelen. Per doel volgt een analyse van de huidige situatie en knelpunten en/of opgaven. De keuzes die het waterschap maakt om de knelpunten op te lossen of de opgaven te realiseren zijn in de aanpak beschreven. Aan de hand hiervan worden de maatregelen benoemd die bijdragen aan het behalen van de effecten en de instrumenten die hiervoor worden ingezet. Op deze manier zijn de thema’s zelfstandig te lezen. Wel ontstaan hierdoor herhalingen in de tekst, omdat bepaalde onderwerpen voor verschillende thema’s relevant zijn.
Beleidsthema Doel Analyse Aanpak Maatregelen Instrumenten In de onderaan dit hoofdstuk weergegeven tabel staat een overzicht van de beleidsthema’s en de daarbij behorende doelen. Deze tabel kan gebruikt worden ‘als kapstok’ bij het lezen van het plan. In hoofdstuk 7 staan alle instrumenten centraal.
1
BEHEERPLAN WEGEN
BELEIDSTHEMA
DOELEN
MAATREGELEN
Ruimte, economie en verkeer en vervoer
Het gebruik van de wegen overeenkomstig de categorisering passend binnen de regionale en subregionale routenetwerken
Adviseert bij planvorming van derden Heeft omvang en routekeuze van goederenvervoer en personenauto’s in kaart gebracht Heeft plan voor routekeuze van goederenvervoer en personenauto’s en evaluatie 15 tons beleid Stemt het gebruik van het eigen wegennet af op dat van andere wegbeheerders Voert mobiliteitstoets uit bij wijziging bestemmingsplannen, nieuwe bouwlocaties, bedrijventerreinen, enz.
Innovatie
Meewerken aan technische innovatie op het gebied van mobiliteit, verkeersveiligheid en onderhoud van wegen
Langzaam verkeer (fietsers en voetgangers):
Het stimuleren van langzaam verkeer door de aanleg van ontbrekende schakels in wandel- en fietsroutenetwerken. Werken aan hoger kwaliteitsniveau en goede bewegwijzering voor fietsroutenetwerken. Het daar waar mogelijk aanleggen van fietsstallingen bij bushaltes.
Brengt utilitaire en recreatieve fietsroutes en wandelroutes in kaart Verbetert 12 knelpunten uit schoolroute onderzoek Maakt plan voor eigen routenetwerk voor langzaam verkeer Legt planmatig ontbrekende schakels aan Legt fietspaden uit het provinciaal fietspadenplan aan Toetst eigen infrastructurele plannen en die van anderen op doorsnijding van fiets en wandelroutes
Verkeersveiligheid
Het voldoen aan de landelijke opgaven voor verkeersveiligheid en het verbeteren van de veiligheid op schoolroutes.
Meewerken aan pilots en deelnemen in landelijke werkgroepen Digitaliseren van de verkeersveiligheidsinspecties
Voert jaarlijkse monitoring uit van de verkeersveiligheid Voert structureel overleg met politie om planmatig handhavingacties uit te voeren Houdt wegkenmerken en verkeersintensiteiten bij Levert bijdrage ten aanzien van educatie en gedragsbeïnvloeding Voert structureel overleg met de regio om samen met regionale wegbeheerders de verkeersveiligheid te verbeteren. (RPV) Pakt 12 knelpunten aan om de veiligheid op schoolgaande routes te verbeteren Pakt knelpunten aan op sober ingerichte 60 km zones (maatwerk naar aanleiding van klachten snelheid) Brengt bermversteviging aan om eenzijdige verkeersongevallen terug te dringen Legt rotondes aan op provinciale wegen en waterschapswegen o Bazeldijk (wsrl) o Schelluinen in provinciale weg (sluit met één weg aan op rotonde)
2
BEHEERPLAN WEGEN
BELEIDSTHEMA
DOELEN
MAATREGELEN
Natuur en landschap
Behoud en bevordering van duurzaamheid, milieu, aanzien en leefbaarheid (Landschap, Natuur en Cultuurhistorie). Door toepassen van zogenoemd functioneel groen voor de vergroting van de verkeersveiligheid en het vergroten van het areaal ecologisch bermbeheer
Voert ecologisch bermbeheer uit op de daartoe geschikte bermen en breidt het areaal van 30 hectare ecologisch bermbeheer uit naar 60 hectare en onderzoekt haalbaarheid en consequenties van op termijn mogelijk verdere uitbreiding tot 175 hectare Past zoveel mogelijk duurzame en milieuvriendelijke materialen toe Behoudt landschappelijke waarden door gebiedsgericht ontwerpen
Toegankelijkheid openbaar vervoer (ov) en overstap op ov
Streeft naar verbeteren toegankelijkheid OV en een minimaal kwaliteitsniveau
Berijdbaarheid, weginrichting en comfort
Zorgen voor een goede berijdbaarheid, weginrichting en comfort door: - het handhaven van het door het bestuur vastgestelde kwaliteitsniveau van de wegverharding en kunstwerken - het efficiënt en effectief toepassen van markering, verkeersborden en bebakening en het zoveel mogelijk vrij houden van obstakels in wegbermen - het uitvoeren van preventieve gladheidbestrijding en een pro actieve aanpak van de vervuiling van wegen.
Brengt OV-haltes in kaart Maakt plan voor parkeervoorzieningen bij OV-haltes Maakt plan om openbaar vervoer toegankelijkheid te maken Maakt plan om kwaliteitsniveau haltes op te waarderen Voert structureel overleg over toegankelijkheid OV-haltes met OVautoriteit Inspecteert jaarlijks de wegverharding Vergelijkt onderhoudstoestand met het door het bestuur vastgestelde kwaliteitsniveau Stelt budgetteringsvoorstellen en meerjarige onderhoudsstrategie op voor telkens een periode van 5 Voert jaarlijks het gewoon- en groot onderhoud (reconstructie) uit Handhaaft het vastgestelde kwaliteitsniveau van de kunstwerken Inspecteert in een cyclus van 4 jaar de bruggen en in een cyclus van 5 jaar de duikers Stelt meerjarenbegroting en onderhoudsplannen op voor de kunstwerken Evalueert en actualiseert het specifiek onderhoudsbeleid van kunstwerken
3
1. Inleiding Wegbeherende waterschappen hebben een specifieke verantwoordelijkheid als beheerder van bij haar in beheer en onderhoud zijnde wegen. Wegen vormen een belangrijke schakel in het functioneren van de samenleving. De wijze waarop de taken uitgevoerd worden, moeten duidelijk en volledig vastgelegd worden in beheerplannen. Een goed wegennet is van groot belang voor de economische en sociale leefbaarheid van een gebied. De wegentaak van Waterschap Rivierenland bestaat uit het beheer en onderhoud van de openbare wegen buiten de bebouwde kom, uitgezonderd de Rijks- en provinciale wegen, in het gebied Alblasserwaard en Vijfheerenlanden. Aan het beheer en onderhoud verbonden thema’s zijn : • het bereiken van samenhang tussen ruimte, economie en verkeer en vervoer • Meewerken aan innovatie • Stimuleren langzaam verkeer (fietsers en voetgangers): • Verbeteren verkeersveiligheid • Zorg voor natuur en landschap • Verbeteren toegankelijkheid openbaar vervoer (ov) en overstap op ov • het streven naar een goede berijdbaarheid/weginrichting; 1.1. Aanleiding
Op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer zijn wegbeherende waterschappen niet gehouden aan het opstellen van verkeers- en vervoersplannen op basis van het nationale verkeers- en vervoersplan. Toch is het gebruikelijk dat ook wegbeherende waterschappen hun beleid op het gebied van verkeer en vervoer in plannen vastgeleggen. De redenen voor het opstellen van het Beheerplan Wegen zijn: • het huidige Beheerplan wegen bestrijkt de periode 2004 –2009; • het uitwerken van beleid in de zin van Nota Mobiliteit van het Rijk. In de Nota Mobiliteit wordt de uitwerking van beleid bij de lagere overheden gelegd. Provincies en Kaderwetgebieden werken het beleid verder uit in PVVP's en RVVP's (Provinciale Verkeers en Vervoersplannen en Regionale Verkeers en Vervoersplannen). Gemeenten kunnen gemeentelijke Verkeers- en Vervoersplannen (GVVP) opstellen. De Nota Mobiliteit is niet slechts een PKB, maar vooral een gezamenlijk product van alle overheden. Dus ook van en voor de wegbeherende waterschappen; • het afstemmen van het wegenbeleid met dat van andere wegbeheerders door een heldere gemeenschappelijke visie vanuit het waterschap op onze positie en ambities; • het bevorderen van samenhang in beleid voor wegen en aanpalende beleidsterreinen; • het onderbouwen van aanvragen op diverse subsidieregelingen; • het op een andere manier opzetten van het wegenbeleid.
4
1.2. Functie
Het Beheerplan Wegen beoogt inzicht te geven in de wijze waarop het waterschap: • invulling geeft aan het functioneel beheer van de wegen; • de staat en functie van de wegen nu en in de toekomst wil waarborgen; • het wegenbelang afweegt tegen andere belangen; • op basis van dit beleid komt tot een afgewogen programma aan onderhouds- en verbeteringsmaatregelen. 1.3. Doelgroepen
Het Beheerplan Wegen geeft een beeld van het gehele terrein waarop de wegentaak zich afspeelt, vanuit de visie van Waterschap Rivierenland en is bedoeld voor derden die op enigerlei wijze belang hebben bij het wegbeheer van het waterschap. Omdat het Beheerplan Wegen ook een uitvoeringskader is, is het Beheerplan Wegen een richtinggevend document voor de medewerkers van het waterschap bij beleidsontwikkeling, planvorming, uitvoering en evaluatie. 1.4. Vorm en inhoud
Het wegenbeheer kent veel deelterreinen en het wordt bovendien beïnvloed door andere beleidsterreinen. Dit geheel laat een blijvende ontwikkeling of beweging zien; die dynamiek en het flexibel omgaan met maatschappelijke ontwikkelingen komen tot uiting in de vorm van dit beheerplan. Doorslaggevende ontwikkelingen op de verschillende deelterreinen doen zich namelijk niet gelijktijdig voor. Daardoor kan het gebeuren dat op één terrein ingrijpende wijzigingen nodig zijn terwijl de uitgangspunten voor het wegbeheer niet vernieuwd hoeven worden. In de opzet van dit Beheerplan Wegen kan het beleid voor een deelterrein als relatief zelfstandig deel behandeld worden, wijzigingen in één deelbeleid kunnen snel en gericht verwerkt worden (bijvoorbeeld het Beheerplan Verhardingen Wegen, het Beleidsplan Kunstwerken, de Wegenverordening etc.). Samen met het Beheerplan Wegen vormen de verschillende deelnotities op één specifiek deelterrein of beheeraspect het gehele Beleid Wegenbeheer. 1.5. Procedure
Het Beheerplan Wegen kent een looptijd van 2010 tot 2015. Na een procedure, waarbij is voorzien in extern en intern overleg zal het concept in ontwerp worden vastgesteld door het college van dijkgraaf en heemraden. Na een ter visie legging, waarbij zienswijzen kunnen worden ingebracht, zal het Beheerplan in definitieve vorm worden vastgesteld door het Algemeen Bestuur van het waterschap. 1.6. Ambities
Het wegbeheer dient te worden omgevormd om in te kunnen spelen op de veranderingen die de komende jaren plaatsvinden. De Nota mobiliteit verplicht de wegbeheerder tot het 5
implementeren van de essentiële onderdelen van beleid. Concreet betekent dit dat verhoogde inspanningen gevraagd worden op het gebied van de verkeersveiligheid, netwerkanalyses, de ruimtelijke ordening, recreatieve vervoerssystemen, langzaam verkeer en natuur en landschap. Uitgangspunt is tevens het bieden van betrouwbare reistijden en het achterwege laten van maatregelen die de reistijd negatief beïnvloeden. Daarnaast dienen verkeersingrepen beschouwd te worden met betrekking tot de werking van het systeem en niet uitsluitend gericht te zijn op locale oplossingen binnen gemeentegrenzen. In 2012 wordt rekening rijden ingevoerd. Vanaf 2012 zal er een ander financieringssysteem gebaseerd op het gebruik van de wegen komen (advies cie Nouwen 2005). Het Burgerlijk Wetboek verplicht de wegbeheerder tot het invulling geven aan de zorg voor de beheersobjecten zoals de toestand van de verharding en de beplanting. De veiligheidsinspecties zullen geïntensiveerd worden. Waterschap Rivierenland heeft op basis van de bestaande taken en ontwikkelingen een aantal concrete ambities geformuleerd. De bedoeling van deze ambities is een helder toekomstbeeld te scheppen waar aan concrete doelstellingen zijn te koppelen. Deze zijn: De wegentaak binnen Waterschap Rivierenland transformeert van uitvoerend naar aansturend op de onderhoudsprocessen. De werkzaamheden die samenhangen met het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden in eigen beheer (groenonderhoud) worden teruggebracht tot calamiteiten (EHBO) onderhoud. De gladheidbestrijding in eigen dienst wordt voor wat betreft het uitvoerende deel vanaf 2010/2011 geheel uitbesteed. Waterschap Rivierenland zoekt actief de samenwerking met gemeentes en andere overheden binnen en buiten de mobiliteitsregio van het PVV-ZHZ op het gebied van het wegbeheer. Waterschap Rivierenland wil binnen 5 jaar het gehele wegbeheer gerationaliseerd hebben door invoering van projectmatig werken, het opstellen van beheer en onderhoudsplannen en het verder uitrollen van digitale werkwijze en beheersystemen. Door scholing van het personeel (kennis vergroten en verschuiven naar algemene verkeerskunde) wordt ingespeeld op de behoefte van de maatschappij aan verkeersmanagement. Innovatie vindt plaats aan de hand van bewezen methodieken.
6
2. Beschrijving beheergebied 2.1. Algemeen
Het beheergebied van het waterschap loopt tussen de grote rivieren vanaf de Duitse grens tot aan Dordrecht. Het beheergebied waar de wegentaak wordt uitgevoerd ligt voor het overgrote deel in de provincie Zuid-Holland. Een klein gedeelte (Vianen) ligt in de provincie Utrecht. Vrijwel overal wordt het begrensd door water: In het noorden door de rivier de Lek, in het westen door de rivier de Noord, in het zuiden door de rivier de Merwede en in het zuidoosten door de rivier de Linge. De Diefdijk tussen Leerdam en Everdingen is de meest oostelijke begrenzing van het gebied. Een overzichttekening van de wegenbeheerkaart is als bijlage 1 opgenomen.
WATERSCHAP RIVIERENLAND IN VOGELVLUCHT 201.000 ha groot 950.000 inwoners 38 gemeenten 575 km verharde wegen 100 km onverharde paden 225 bruggen 339 duikers 9 grondkerende constructies 350 ha wegbermen 425 km wegsloten 50.000 stuks beplanting 4.000 verkeersborden
Het beheergebied wordt gekenmerkt door een grote verscheidenheid aan landschapstypen: stedelijk gebied, industrie, landbouw en natuur. De AlblasserwaardVijfheerenlanden is een karakteristiek onderdeel van het Zuid-Hollands landschap; weids en open polderland aan de zuidflank van het Groene Hart. Alleen aan de randen van het gebied speelt de verstedelijking nadrukkelijk een rol. Aan de zuidzijde, op de overgang 7
naar de zuidvleugel van de Randstad, zijn Alblasserdam, Papendrecht, Sliedrecht, Hardinxveld-Giessendam en Gorinchem uitgegroeid tot kernen van formaat. In het noorden heeft Vianen, op de overgang naar het stadsgewest Utrecht, een stedelijke ontwikkeling doorlopen. Tot op de dag van vandaag is de overwegende oost-west oriëntatie kenmerkend voor de Alblasserwaard. De Vijfheerenlanden ligt op de overgang naar het rivierengebied. Deze overgang zorgt voor een gevarieerd landschap van uiterwaarden, weilanden, grienden, (hoogstam)boomgaarden en groepen bomen. 2.2. Typering wegen
Binnen het gebied Alblasserwaard en Vijfheerenlanden zijn wegen in beheer bij het Rijk, de provincie Zuid-Holland, de gemeenten en het waterschap. Waterschap Rivierenland kent de volgende functionele wegindeling op basis van Duurzaam Veilig:
Categoriseringstekening wegen gebied Alblasserwaard en Vijfheerenlanden
Gebiedsontsluitingswegen Ontsluiten grote gebieden en woonkernen naar stroomwegen; zijn in het algemeen zwaar belast, waarbij de verharding normaliter breder is dan 6,5 meter. Erftoegangswegen type I Ontsluiten relatief grote gebieden, woonkern of bedrijventerrein; zijn in het algemeen middelzwaar belast waarbij de verharding normaliter breder is dan 4,5 meter. Erftoegangswegen type II Ontsluiten voornamelijk aanliggende percelen, toegankelijk voor alle verkeer/landbouwverkeer/bestemmingsverkeer; zijn in het algemeen lichtbelast. Deze wegen kennen als regel een verharding tot 4,5 m. Enkele wegen zijn semiverhard/onverhard. 8
Fietspaden Overwegend verhard. De wegbermen en wegsloten maken ook onderdeel uit van de weg. 2.3. Gebruik
De hoofdfunctie van de wegen is transport. Met een grote diversiteit aan transportmiddelen en motieven wordt van de wegen gebruik gemaakt. Aan de transportmiddelen worden landelijk wettelijke beperkingen gesteld wat betreft onder andere gewicht, afmetingen en snelheden. Daarnaast heeft het waterschap voor een aantal weggedeelten ook in dit verband verkeersbesluiten genomen. Naast de transportfunctie bepalen karakteristieke dijken en beeldbepalende lintbebouwing mede de gebruiksmogelijkheden van deze wegen. Ook fungeren brede bermen langs waterschapswegen als ecologische verbindingszone.
9
3. Kader 3.1. Algemeen
Het waterschap heeft als wegbeheerder een zorgplicht. Artikel 2 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) is de basis voor deze zorgplicht. De zorgplicht strekt zich uit tot: • Het verzekeren van de veiligheid op de weg; • Het beschermen van weggebruikers en passagiers; • Het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan; • Het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer. Ook kan de zorgplicht ingezet worden voor het voorkomen of beperken van hinder en schade aan het milieu of het karakter en de functie van objecten en gebieden, of voor het bevorderen van doelmatig en zuinig energiegebruik. Om de taken vanuit deze zorgplicht te kunnen uitvoeren, heeft het waterschap bevoegdheden nodig. Wettelijk gezien komen de bevoegdheden tot uiting in twee vormen: I. publiekrechtelijk de bevoegdheden en activiteiten van het waterschap als wegbeherende overheid op grond van de Waterschapswet, Wegenverkeerswet en de Wegenwet; II. privaatrechtelijk handelingen van het waterschap (rechtshandelingen en feitelijke handelingen) als rechtspersoon, o.a. als eigenaresse van grond. De voor het waterschap direct relevante punten zijn weergegeven in dit beheerplan. 3.2. Wet- en regelgeving
In dit hoofdstuk worden de wettelijke aandachtsgebieden besproken waarop het wegbeheer en -onderhoud wordt beïnvloed of waarop het wegbeheer zelf invloed uitoefent. Door in een vroeg stadium deze aandachtsvelden op elkaar af te stemmen wordt in de meeste gevallen voorkomen dat deze met elkaar in conflict komen. De wegbeheerder heeft te maken met diverse wet- en regelgeving, zowel op Europees als nationaal niveau. De belangrijkste wetten worden hieronder in het kort besproken. Waterschapswet Artikel 1 van de waterschapswet vormt de basis voor de wegentaak bij het waterschap. Dat wegenbeheer een overheidstaak is laat de vraag nog open of het ook een waterschapstaak is. Algemene overheden zijn immers op een breed terrein actief waardoor in principe integraal verkeers- en vervoersbeleid meer eenvoudig kan worden vormgegeven. Waterschappen hebben als democratisch gekozen functioneel bestuur een
10
beperkt takenpakket. Een goede afstemming op een breed terrein met het algemeen bestuur is daarom een voortdurend aandachtspunt voor waterschappen. Dit geldt overigens ook voor andere waterschapstaken. Als functioneel bestuur hebben waterschappen specifieke kenmerken die een positief effect hebben op het uitoefenen van het wegenbeheer. Door de fysieke en organisatorische relatie met waterschapstaken als waterkering en waterbeheersing en door hun gebiedsomvattende schaalgrootte wordt de wegenzorgtaak door waterschappen op een doelmatige wijze uitgevoerd. Waterschappen zijn gewend zaken gezamenlijk op een voortvarende en uniforme wijze aan te pakken. De implementatie van het concept Duurzaam Veilig op waterschapswegen getuigt hiervan. Waterschappen hoeven hun wegentaak maar tegen een beperkt aantal taken af te zetten en kunnen daardoor zorgdragen voor een stabiel beleid. Dit leidt tot continue aandacht voor het onderliggend wegennet buiten de bebouwde kom dat voor een leefbaar platteland van vitaal belang is. De wegentaak vergt een toenemende specialisatie en professionalisering. Als taakgerichte overheid met voldoende schaalgrootte zijn waterschappen uitstekend toegerust om aan deze eisen te voldoen. Al met al kan wegenbeheer zowel door algemene als functionele overheden op een goede wijze worden uitgevoerd. De inzet en ambities waarmee er invulling wordt gegeven aan de wegentaak zijn uiteindelijk belangrijker dan kenmerken die behoren bij het bestuurlijke concept. Wegenwet Volgens art. 17 van de Wegenwet heeft het waterschap te zorgen dat de wegen welke het onderhoudt en die waarop het krachtens zijn inrichting of krachtens zijn reglement heeft toe te zien, in goede staat verkeren. Daarmee wordt de wegbeheerder verplicht om voorzieningen regelmatig en duurzaam te onderhouden. Wet Herverdeling Wegenbeheer (WHW) Op 1 januari 1993 is een grootschalige herverdeling van het wegbeheer doorgevoerd. In het kader van de Wet herverdeling wegenbeheer (Whw) zijn momenteel uitsluitend waterschappen in Zeeland, Zuid-Holland en Noord-Holland wegbeheerder. Tegelijkertijd met de inwerkingtreding van de Whw is per 1 januari 1993 de financiering van het wegenbeheer herzien. Het budget van het Rijk op basis van de Wet uitkering wegen is overgeheveld naar het Provinciefonds en het Gemeentefonds. Het aan het Gemeentefonds toegevoegde bedrag is bestemd voor zowel gemeente- als waterschapswegen. De gemeenten verstrekken op grond van de artikelen 22 en 24 van de Wet herverdeling wegenbeheer (WHW) een uitkering aan wegbeherende waterschappen. De hoogte van de uitkering is vastgelegd in het Besluit bijdrage vergoeding wegenzorg (Stb.1994, 427). Jaarlijks wordt zij bijgesteld op basis van gegevens van het Centraal Planbureau.
11
Wegenverkeerswet 1994 In de Wegenverkeerswet wordt de wegbeheerder verplicht zorg te dragen voor de bereikbaarheid, berijdbaarheid en de verkeersveiligheid. Het waterschap is als wegbeheerder bevoegd om in dit kader aanvullende regels op te stellen. De in de Wegenverkeerswet opgestelde regels dienen om: – de verkeersveiligheid te verzekeren; – de wegen berijdbaar te houden; – de bereikbaarheid te waarborgen; – milieuhinder te beperken of te voorkomen; – aantasting van het landschappelijk karakter te voorkomen; – het energieverbruik te beperken. Burgerlijk Wetboek Op grond van de in het Burgerlijk Wetboek opgenomen ‘risicoaansprakelijkheid’ is de wegbeheerder aansprakelijk voor schade als de weg niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen en daardoor gevaar voor personen of zaken oplevert. Ook heeft het waterschap te maken met de in het Burgerlijk Wetboek opgenomen zogenoemde ‘schuldaansprakelijkheid’. Op het waterschap rust een algemene zorgplicht voor een veilige en openbare ruimte. Die zorgplicht houdt in elk geval in dat zodra het waterschap op de hoogte is van een gevaarlijke situatie, bijvoorbeeld door controle of melding, passende maatregelen getroffen moeten worden. Als het waterschap op de hoogte is van een gevaarlijke situatie en vervolgens willens en wetens stil blijft zitten kan in geval van schade een beroep op schuldaansprakelijk succesvol zijn. Besluit Bodemkwaliteit Het Bouwstoffenbesluit is volledig vervangen door het Besluit bodemkwaliteit. Dit is gefaseerd uitgevoerd. Per 1 januari 2008 is het gedeelte voor de toepassingen op waterbodem (soms ‘natte toepassing’ genoemd) en per 1 juli 2008 is het overige gedeelte voor de toepassingen op landbodem (soms ‘droge toepassing’ genoemd) ingegaan. Het doel van het Bouwstoffenbesluit blijft overeind. De nieuwe regels beschermen de bodem en het oppervlaktewater tegen verontreinigingen uit bouwstoffen. In het Besluit bodemkwaliteit zijn regels met betrekking tot kwaliteitsborging, bouwstoffen, grond, en baggerspecie vastgelegd. Dit besluit valt onder de Wet milieubeheer. Bij het verlagen van de wegbermen en het baggeren van wegsloten heeft het waterschap te maken met het Besluit bodemkwaliteit. Arbeidsomstandighedenwet (Arbo) Alle werkgevers zijn op grond van de Arbeidsomstandighedenwet verplicht tot het uitvoeren van arbeidsomstandighedenbeleid, het opstellen van een meerjarenplan daarvoor en het uitbrengen van een jaarverslag. Het beleid dient te zijn gericht op zowel veiligheid, gezondheid als milieu. Voor de wegbeheerder betekent dit in hoofdzaak dat, vanuit de Arbo-gedachte inventarisatie moet plaatsvinden van projectrisico’s, dat bestekken moeten worden geanalyseerd en dat Veiligheids- en Gezondheidsplannen moeten worden opgesteld. Voor de buitendienstmedewerkers van het waterschap is 12
beleid ten behoeve van persoonlijke beschermingsmiddelen opgezet. Zo zijn vrijwel alle medewerkers van de buitendienst in het bezit van het VCA-diploma. Elke 4 jaar vindt er een Risico Inventarisatie en Evaluatie plaats wat resulteert in een Arboplan voor 4 jaar. Bovendien is er betreffende dit punt periodiek overleg. In dit kader is ook de CROWpublicatie 96B ‘Veilig werken aan de weg’ van toepassing. Een veilige wegafzetting is een belangrijk onderdeel in het kader van persoonlijke Arbeidsomstandigheden maar uiteraard ook voor de weggebruiker. Flora en Faunawet In het kader van deze wetgeving dient er, indien er mogelijke schade wordt toegebracht aan de natuur door bijvoorbeeld het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden, een inventarisatie worden uitgevoerd naar beschermde dieren en planten. Deze handeling dient standaard te worden opgenomen in het bijbehorende werkproces van voorbereiding van onderhoudswerkzaamheden. Als gevolg daarvan ontstaan dus onderzoekskosten en mogelijke speciale voorzieningen in het werk om de natuur te beschermen c.q. te compenseren. Samenwerking met natuurbeschermende organisaties kan in dezen vele voordelen opleveren. Ook op het gebied van onderhoudswerkzaamheden aan bermen dient met betrekking tot de manier van uitvoering, conform een gedragcode te worden gewerkt. Bestemmingsplannen Wet Ruimtelijke Ordening De aanleg van nieuwe wegen heeft een relatie met de voor het betreffende gebied geldende bestemmingsplan. 3.3. Beleid hogere overheden en samenwerkingskaders
Europa Vogel -en Habitatrichtlijn De Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn zijn richtlijnen van de Europese Unie waarin aangegeven wordt welke soorten en natuurgebieden (habitats) beschermd moeten worden door de lidstaten. De Vogelrichtlijn bevat een lijst van diverse zeldzame of bedreigde diersoorten. De Habitatrichtlijn stelt de bescherming van natuurlijke en half natuurlijke habitats centraal. Voor beide richtlijnen zijn speciale beschermingszones aangewezen. Bij o.a. projectontwikkeling nabij dit soort gebieden dient rekening te worden gehouden met de externe effecten en andere effecten van de bouw en gebruiksactiviteiten van de projectlocatie. De Vogel en Habitatrichtlijn zijn vertaald in de Natuurbeschermingswet en in de Flora en Faunawet. Rijk Groene hart De overheid wil het Groene Hart in de toekomst verder ontwikkelen als een gebied voor 'rust, ruimte en groen' en daarbij een goede balans bewaren met landbouw en veeteelt. De rijksoverheid, provincies, gemeenten, waterschappen en belangenorganisaties werken samen om dit doel te bereiken. Het ministerie van VROM heeft een regierol. Het
13
ministerie geeft in documenten als de Nota Ruimte de toekomstige ontwikkelingsrichting voor het Groene Hart aan. Nota Ruimte De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het schept ruimte voor ontwikkeling uitgaande van het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet' en verschuift het accent van het stellen van ruimtelijke beperkingen naar het stimuleren van gewenste ontwikkelingen. De nota ondersteunt gebiedsgerichte ontwikkeling. In de Nota wordt het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd tot 2020, waarbij de periode 2020-2030 geldt als doorkijk naar de lange termijn. Nota Mobiliteit De Nota Mobiliteit is een nationaal verkeers- en vervoersplan op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer. In de Nota wordt het ruimtelijk beleid verder uitgewerkt en wordt het verkeers- en vervoersbeleid beschreven. De doelstelling van de Nota Mobiliteit is een doelmatig, veilig en duurzaam functionerend verkeers- en vervoerssysteem, waarbij de kwaliteit voor de individuele gebruiker in een goede verhouding staat tot de kwaliteit voor de samenleving als geheel. Deze doelstelling wordt vertaald in doelen voor bereikbaarheid, veiligheid en kwaliteit van de leefomgeving. Er wordt gestreefd naar vermindering van de nadelige effecten van de mobiliteitsgroei. De doelen van de Nota Mobiliteit zijn thematisch geconcretiseerd in de zogenoemde Essentiële Onderdelen van Beleid (EOvB). Deze vormen de kern van de Nota Mobiliteit. Voor deze onderdelen geldt dat ze moeten worden uitgewerkt in beleid en plannen van de rijksoverheid en de decentrale overheden. Voor het waterschap relevante punten Voor waterschap Rivierenland zijn thematisch vooral de volgende punten direct van toepassing en wordt het waterschap als verantwoordelijke of als medeverantwoordelijke genoemd: • Samenhang tussen ruimte, economie verkeer en vervoer Ruimtelijke ingrepen op de eigen infrastructuur, behalve vanwege verkeersveiligheid en milieu, mogen er niet toe leiden dat de bereikbaarheid over de gehele reis verslechtert. Waar de consequenties de eigen beheergrenzen overschrijden, vindt overleg plaats met de andere infrastructuurbeheerders. Alle overheden beschrijven in hun beleid hoe de verschillende netwerken en modaliteiten optimaal worden verknoopt en benut en hoe zij op elkaar aansluiten. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan het goederenvervoer. De gezamenlijke overheden zijn verantwoordelijk voor de totaliteit van de bereikbaarheid. Soepele overstap tussen OV en fiets of auto bevorderen; goede informatievoorziening op knooppunten, alsmede fiets- en parkeervoorzieningen. • Innovatie Bevorderen, vooral in de rol als wegbeheerder van innovatie en implementatie van technologie om veiligheid te verbeteren. 14
Langzaam Verkeer Stimuleren van de fiets als hoofdvervoermiddel en als schakel in de ketenverplaatsing van deur tot deur door het realiseren van ontbrekende schakels in het fietsroutenetwerk. • Verkeersveiligheid Het nationale doel is in de periode tot 2020 een reductie van het aantal verkeersdoden en ziekenhuisgewonden. Het door de minister in september 2006 aangescherpte doel voor 2010 is: Een afname van het aantal verkeersdoden met 30% ten opzichte van het gemiddelde van 2001 tot en met 2003; Een afname van het aantal ziekenhuisgewonden met 8% ten opzichte van het gemiddelde van 2001 tot en met 2003. Het aangescherpte doel voor 2020 is: Een afname van het aantal verkeersdoden met 46% ten opzichte van 2001 tot en met 2003; Een afname van het aantal ziekenhuisgewonden met 34% ten opzichte van 2001 tot en met 2003. In de Nota Mobiliteit is aangegeven, dat deze doelstellingen naar evenredigheid doorwerken in de plannen van de wegbeheerders. Dit betekent voor het waterschap de realisering van met name fysieke maatregelen (onder andere inrichting van 60 km zones, rotondes, fietspaden). Ook neemt het waterschap maatregelen gericht op onder andere vracht- en bestelverkeer. In de periode tot 2020 moeten bij nieuwe aanleg en in het kader van beheer en onderhoud essentiële herkenbaarheidkenmerken worden aangebracht op alle wegen. Verkeershandhaving vormt het belangrijke sluitstuk van het verkeersveiligheidsbeleid, waarbij de regionale plannen worden afgestemd met de regionale projecten verkeershandhaving en handhavingsarrangementen. • Natuur en Landschap Inzet om aan de wettelijke en beleidsmatige randvoorwaarden op het gebied van natuur en landschap te voldoen; gebiedsgericht ontwerpen in samenhang met de omgeving als uitgangspunt; streven naar behoud van panorama's vanaf infrastructuur op omgeving, verantwoordelijk voor de realisatie van de ecologische hoofdstructuur. •
Provincie Streekplan Zuid-Holland Oost/Streekplan Zuid-Holland Zuid Het verkeer en vervoerbeleid en de ruimtelijke ordening beïnvloeden elkaar wederzijds. De provincie streeft naar een zorgvuldige afstemming tussen beide beleidsvelden. Binnen het beheergebied van waterschap Rivierenland vigeren het streekplan Zuid-Holland Oost (2003) en het streekplan Zuid-Holland Zuid (2000). Het streekplan is het ruimtelijk kader voor het bestemmingsplan. Op grond van de nieuwe wet op de Ruimtelijke ordening, die op 1 juli 2008 in werking is getreden, worden structuurvisie en verordening de nieuwe provinciale kaders.
15
Provinciaal Verkeer en Vervoerplan/Regionaal Verkeer en Vervoerplan Binnen het beheergebied van waterschap Rivierenland vigeert het Provinciaal Verkeer en Vervoerplan. De nationale visie op mobiliteit, zoals verwoord in de Nota Mobiliteit, vindt zijn vertaalslag in deze Vervoerplannen. In deze plannen zijn onder anderen de volgende projecten voor het waterschap relevant: • Aanleg transportcentrum Schelluinen; • Capaciteitverruiming A15 tussen Papendrecht en Gorinchem • Verkenning benuttingsmogelijkheden van de A27 en oplossen belangrijke flessenhals in deze snelweg de Merwedebrug bij Gorinchem. • Ontwikkelen bedrijventerrein Gorinchem-Noord. • Herinrichting/trajectbenadering provinciale wegen. • Bevordering van de bereikbaarheid van de molens van Kinderdijk als toeristisch attractiepunt, door ruimte te bieden voor aanvullende vervoermiddelen (fiets en boot). Gemeenten Bestemmingsplannen Een belangrijk instrument zijn de bestemmingsplannen. Deze zijn bindend voor wat betreft de functietoewijzing en bestemming (onder andere verkeersbestemming) in het stedelijk en landelijk gebied. Gemeentelijke Verkeer en Vervoerplannen Enkele in het waterschap gelegen gemeenten kennen ook een Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan. Hierin zijn de hoofdlijnen voor het gemeentelijk verkeer en vervoerbeleid in samenhang met aanpalende beleidsterreinen vastgelegd. Samenwerkingskaders Als landelijke samenwerkingskaders kunnen worden genoemd Duurzaam Veilig (eerste en tweede fase) en de Strategische Beleidsvisie 'Wegen naar 2010' (Unie van Waterschappen). Het waterschap heeft verder zitting in de Regionale Projectgroep Verkeersveiligheid Alblasserwaard/Vijfheerenlanden. En is agendalid voor de Regionale Projectgroep Verkeersveiligheid Drechtsteden. 3.4. Ontwikkelingen
Van uitvoerder naar regievoerder In het kader van de mobiliteit verandert de wegbeheerder van uitvoerder naar regievoerder. Het wegbeheer dient te worden omgevormd om in te kunnen spelen op de veranderingen die de komende jaren plaatsvinden. Regionale samenwerking is een voorwaarde voor het doen slagen van de ambities van de Nota Mobiliteit. Overleg met andere wegbeheerders om knelpunten op te lossen, zoals in netwerkanalyses; samen aan monitoring doen; en andere gezamenlijke verantwoordelijkheden op tal van punten. Ook innovatie is onontbeerlijk.
16
Gebiedsgerichte samenwerking Regionale samenwerking wordt de komende jaren nog belangrijker. Dit houdt verband met het feit dat verkeersgerelateerde problemen zich in toenemende mate zowel regionaal als landelijk manifesteren. De reeds een aantal jaren geleden ingezette samenwerkingstrend zal intensiveren. Strategische keuzes rondom mobiliteit worden meer en meer genomen op provinciaal en regionaal niveau. Dit vraagt om meer gezamenlijke keuzes van de regionale wegbeheerders. Samenwerking krijgt ook gestalte via de gezamenlijke netwerkanalyses, waarbij onder anderen de verkeersstromen op het wegennet worden geïdentificeerd De netwerkanalyses zijn bedoeld om gezamenlijk een gebiedsgerichte probleemanalyse op te stellen. De samenwerkingsvormen en gebiedsgerichte afspraken zullen in de toekomst minder vrijblijvend zijn. Verdere groei van de mobiliteit Ongeacht de scenario's die worden gehanteerd, laten de prognoses voor het personenverkeer tot 2020 een groei zien van rond 20%. Vooral de automobiliteit blijft tot 2020 toenemen. De mobiliteitstoename is verder in algemene zin grotendeels te verklaren door demografische, ruimtelijke, sociaaleconomische en sociaal culturele ontwikkelingen. Op demografische terrein is er bijvoorbeeld sprake van een toenemend rijbewijs- en autobezit door de 'grijze golf'. Sterk toenemende aandacht voor het leefmilieu Door de toenemende aandacht voor het leefmilieu zullen ook in de richting van het waterschap wensen worden geuit op het terrein van de weginrichting (onder andere het gebruik van groen en van geluidarm asfalt). Duurzaamheid Duurzaamheid speelt een belangrijke rol in het wegenbeleid en het wegbeheer. Hierbij kan vooral worden gedacht aan de 'Duurzaam Veilige' inrichting van wegen en de verwerking van materialen (teerhoudend asfalt). In 2008 heeft Waterschap Rivierenland de landelijk ontwikkelde Code Milieu Verantwoord Wegbeheer (Code MVW) overgenomen. Dit is een plan van aanpak met een bijzondere verantwoordelijkheid voor wegbeheerders om teerhoudend materiaal definitief uit de keten te verwijderen en naleving van de minimum verwerkingsstandaard voor TAG (hergebruik na thermische verwerking) te borgen. Mobiliteitsmanagement Mobiliteitsmanagement dat zich onder andere richt op een zo efficiënt mogelijke benutting van de beschikbare capaciteit van de netwerken wordt steeds belangrijker. 'Kranen' in de netwerken waarmee de verkeersstromen beïnvloed kunnen worden zijn: onder anderen Dynamisch Verkeersmanagement en Kilometerbeprijzing. Dynamisch verkeersmanagement is een verzamelnaam voor geautomatiseerde (real time) maatregelen om de verkeersafwikkeling te reguleren. In verband met de eerder genoemde netwerkontwikkeling zal het waterschap ook hierin een rol gaan spelen. In 2012 wordt rekening rijden op de stroomwegen ingevoerd. Vanaf 2012 zal er een ander financieringssysteem gebaseerd op het gebruik van de wegen komen (advies 17
commissie Nouwen 2005). Kilometerbeprijzing op het bovenliggend wegennet zal gevolgen hebben voor het onderliggend wegennet. Deze gevolgen moeten nog in kaart worden gebracht. Ruimtelijke ordening/wegentoets Ruimtelijke ordening heeft steeds grotere gevolgen voor het verkeer en het wegennet. Verkeer zal mede bepalend worden voor de ruimtelijke invulling. Samenwerking en afstemming worden de toetsstenen. De wegentoets fungeert hierbij als instrument.
18
4. Analyse 4.1. Algemeen
In het Beheerplan Wegen wordt de beheersvisie en de uitwerking vastgelegd. Het is daarmee een strategisch plan voor de wegen waarin de doelstellingen, normen en richtlijnen voor het beheer van wegen zijn vastgesteld. Het plan geeft ook een overzicht van de factoren die hierin een rol spelen en de onderlinge samenhang. Vanuit de koers/visie van het beheerplan worden/zijn de volgende beheerplannen opgesteld: Beheerplan Verhardingen In het beheerplan verhardingen wordt een keuze gemaakt in het kwaliteitsniveau van het te onderhouden wegennet. Het kwaliteitsniveau wordt weergegeven op basis van normen. Het beheerplan verhardingen is bestuurlijk vastgesteld in 2006 en heeft een looptijd van 5 jaar (2010). Beheerplan Kunstwerken In het beheerplan kunstwerken wordt een keuze gemaakt in het kwaliteitsniveau van de te onderhouden kunstwerken. Het kwaliteitsniveau wordt weergegeven in de vorm van kwaliteitsbeelden. Het beheerplan Kunstwerken is medio 2008 bestuurlijk vastgesteld. Voor de 550 kunstwerken wordt het onderhoudsbudget gefaseerd verhoogd van € 375.000 in 2009 naar € 515.000 in 2010. Het reconstructiebudget is verhoogd naar € 250.000,-. Beheerplan groen Momenteel is er een beheervisie houtachtige en grasachtige vegetaties. In 2009 is besloten om met ingang van 1 januari 2010 over te gaan op meer gedifferentieerd maaien van de bermen. Daarbij wordt het huidige maai- en afvoerbeheer uitbreid met 30 ha. op de meest kansrijke wegbermen binnen en aansluitend op natuurgebieden. Onderzocht wordt of op termijn een verdere uitbreiding van 60 ha naar 175 ha mogelijk is. 4.2. Verkeersveiligheid
Uitgangspunt voor het huidige beleid op het gebied van verkeersveiligheid zijn drie doelstellingen die in het verkeersveiligheidsplan zijn opgenomen. Het gaat hierbij om de doelstellingen op het gebied van: - Organisatie, draagvlak en communicatie; - Preventie en infrastructuur; - Objectieve verkeersveiligheid. In het kader van de uitwerking van het Verkeersveiligheidsplan is in totaal 500 km weg als 60 km/uur-zone ingericht. In dat kader zijn ook de markeringen van verschillende wegen verbeterd en zijn er plateaus en rotondes aangelegd. Na de uitvoering van de vele verkeersveiligheidprojecten heeft het waterschap geen ‘black-spots’meer. De resterende ongevallen op het wegennet komen nu zeer verspreid voor op het wegennet. De 19
oorspronkelijke benadering, om maatregelen te treffen op locaties waar relatief veel ongevallen gebeuren, is achterhaald. Een effectieve manier om de verkeersonveiligheid structureel aan te pakken is een gebiedsgerichte aanpak, in het verlengde van de Duurzaam Veilig categorisering. In de Nota Mobiliteit is de taakstelling geactualiseerd. De taakstelling in de Nota Mobiliteit is gericht op het permanent verbeteren van de verkeersveiligheid in de periode tot 2020 door afname van het aantal verkeersdoden en ziekenhuisgewonden. In september 2006 is de doelstelling voor 2010 aangescherpt door de minister. Het doel voor 2010 is: - Een afname van het aantal verkeersdoden met 30% ten opzichte van het gemiddelde van 2001 tot en met 2003; - Een afname van het aantal ziekenhuisgewonden met 8% ten opzichte van het gemiddelde van 2001 tot en met 2003. Het doel voor 2020 is: - Een afname van het aantal verkeersdoden met 46% ten opzichte van 2001 tot en met 2003; - Een afname van het aantal ziekenhuisgewonden met 34% ten opzichte van 2001 tot en met 2003. Voor de wegen in beheer van Waterschap Rivierenland betekent dit dat uiterlijk in 2010 maximaal 2,6 doden en 28,5 ziekenhuisgewonden mogen voorkomen. Kijken we naar de doelstellingvoor de langere termijn naar 2020 dan ligt de doelstelling op maximaal 2,0 doden en 20,5 ziekenhuisgewonden. In totaal zijn in de periode 1994 t/m 2008 er 6.216 ongevallen geregistreerd op wegen in beheer van het waterschap, waarvan 1.277 slachtofferongevallen. Hierbij zijn 1.527 slachtoffers gevallen. Vanaf 1999 is een daling te zien van zowel het aantal (slachtoffer)ongevallen als het aantal slachtoffers. In 2008 vertonen zowel de ongevallen als de slachtofferongevallen een daling ten opzichte van 2007. In onderstaande figuur is de doelstelling voor het Waterschap en het aantal ernstige verkeersslachtoffers (doden en ziekenhuisgewonden) in beeld gebracht. Door het fluctuerend beeld van het aantal ernstige slachtoffers ligt het aantal ernstige slachtoffers in 2008 binnen de doelstelling zoals opgenomen in de Nota Mobiliteit van 2010 en 2020.
20
Figuur: Ontwikkeling aantal ernstige slachtoffers op wegen in beheer van het Waterschap over de periode 1994-2008
Het waterschap blijft inspelen op de toekomstige ontwikkelingen en de te nemen maatregelen ten behoeve van de verkeersveiligheid. Het waterschap sluit aan op de landelijke doelstelling om het aantal ernstige slachtoffers te reduceren. De komende periode wordt ingezet op: - verbeteren kwaliteit en veiligheid schoolgaande fietsroutes; - adopteren van het provinciaal fietspadenplan; - regionale samenwerking op het gebied van educatie en netwerkanalyse. De aangescherpte landelijke doelstellingen in 2010 voor verkeersveiligheid betekenen ook voor het waterschap extra inspanningsverplichtingen voor de planperiode. 4.3. Berijdbaarheid/weginrichting
In 2002 is de eerste fase van het convenant Startprogramma Duurzaam Veilig I zo goed als afgerond. In 2003 is, zoals hiervoor aangegeven, het verkeersveiligheidsplan geactualiseerd. De eerste fase betrof onder andere de categorisering in erftoegangswegen en gebiedsontsluitingswegen en de inrichting van de erftoegangswegen. De inrichting bestond onder anderen uit het aanbrengen van wegmarkering en verkeersplateaus. De huidige sobere inrichting is niet overal succesvol. De snelheden zijn soms nog te hoog. Daar waar er nog problemen zijn worden aanvullende maatregelen genomen of de inrichting van de weg verbeterd. Vanaf 2008 is gestart met de inrichting van de gebiedsontsluitingswegen. De werkzaamheden bestaan uit het aanbrengen van de essentiële herkenbaarheidskenmerken 21
(EHK’s). Dit betekent het aanpassen van kruispunten, door de aanleg van plateaus of rotondes en het zo nodig verbreden van de rijbaan. Het ideaalbeeld van de duurzaam veilige inrichting van gebiedsontsluitingswegen is ambitieus en in veel gevallen niet haalbaar tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. In het kader van Duurzaam Veilig zijn in totaal 500 km wegen heringericht naar 60 km/uur-zones. De weginrichting is daarbij aangepast. Het landschap biedt echter ook elementen die mogelijk kunnen worden ingezet om het gewenste verkeersgedrag en daarmee uiteindelijk meer verkeersveiligheid te bereiken. In de huidige situatie wordt nog onvoldoende gebruikgemaakt van de mogelijkheden die 'groen' hiervoor biedt. De inrichting van plattelandswegen vergt maatwerk. Er ligt een opgave om dit op te pakken. De door de CROW uitgegeven publicatie ‘Plattelandswegen mooi en veilig; een beeldenboek’ geeft hiervoor handvatten. 4.4. Bereikbaarheid/Mobiliteit
Het verbeteren van de bereikbaarheid voor het autoverkeer. Dit algemene beleidsdoel is in de rapportage van de studie Gebiedsgericht benutten Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden als volgt gespecificeerd: 1. "Verbeteren van de doorstroming op de A15 en A27 en de N3 (snel en betrouwbaar) voor nationaal, regionaal en bovenlokaal autoverkeer". De A15 en de A27 hebben binnen het Nederlandse Verkeer en Vervoerbeleid (NWP) een (inter)nationale functie voor het verbinden van de stedelijke netwerken onderling en met het buitenland. De A15 functioneert voor Rotterdam (specifiek de havens) als de verbinding naar haar achterland (Ruhrgebied). Voor de regio Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden hebben genoemde rijkswegen tevens een duidelijke gebiedsontsluitende functie voor het regionale en bovenlokale verkeer. Gestreefd wordt naar de juiste balans tussen doorgaande en regionale / bovenlokale verkeersstromen zodat alle verkeersstromen op een acceptabel niveau bediend kunnen worden door de A15 en A27. De N3 heeft in het landelijke beleid geen nationale functie voor doorgaand verkeer en vormt, daarmee niet een kortsluitende verbinding tussen de A15 en A16. De N3 heeft een regionale stroomfunctie en zorgt tevens voor de ontsluiting van de kernen Papendrecht en Dordrecht. Voorts fungeert de N3 als doorgaande wegverbinding voor vervoer van gevaarlijke stoffen. 2. "De kernen grenzend aan de A15 en de A27 alsook de kernen in het landelijk gebied dienen goed ontsloten te zijn op het rijkswegennet". Naast de landelijke functie voor het doorgaande verkeer hebben de rijkswegen A15 en A27 voor de regio een gebiedsontsluitende functie. Kernen in de naaste omgeving van deze rijkswegen alsook in het landelijke gebied dienen goed ontsloten te zijn op het rijkswegennet. De rijkswegen hebben geen functie voor het lokale korteafstandsverkeer. 22
Dit betreft autoverkeer binnen kernen en tussen aangrenzende, dicht bij elkaar gelegen kernen. Dit lokale verkeer wordt afgewikkeld via de daarvoor bestemde gebiedsontsluitingswegen van het onderliggende wegennet. Echter bovenlokaal verkeer tussen verder van elkaar gelegen kernen mag wel gebruik maken van de A15 en A27.
Binnen dit beleidsuitgangspunt zijn enkele begrippen gebruikt die nadere uitleg verdienen. Deze begrippen zijn van een definitie voorzien en geïllustreerd met enkele voorbeelden in onderstaande tabel. Tabel 1: definitie verkeerssoorten Typering
Lokaal verkeer (intern)
Definitie
Enkele voorbeelden ter illustratie
• Verkeer tussen Sliedrecht en HardinxveldAutoverplaatsingen over korte afstanden met een Giessendam herkomst en bestemming binnen de regio Alblas• Verkeer binnen de kern Sliedrecht serwaard en de Vijfheerenlanden tussen direct • Verkeer binnen de kern Gorinchem aan elkaar grenzende kernen en/of binnen de• Verkeer tussen Hardinxveld-Giessendam en Bovenzelfde kern. Hardinxveld
Bovenlokaal verkeer (intern)
Autoverplaatsingen over betrekkelijk korte afstanden met een herkomst en bestemming binnen de regio Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden tussen niet aan elkaar grenzende kernen.
• Verkeer tussen Sliedrecht en Alblasserdam • Verkeer tussen Gorinchem en Sliedrecht • Verkeer tussen Gorinchem en Vianen
Regionaal verkeer (extern)
Autoverplaatsingen over grotere afstand met een herkomst of bestemming binnen de regio Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden.
• Verkeer tussen Gorinchem en Rotterdam • Verkeer tussen Sliedrecht en Tilburg • Verkeer tussen Gorinchem en Utrecht
23
Typering
Definitie
Enkele voorbeelden ter illustratie
Doorgaand Verkeer (nationaal en internationaal)
Autoverplaatsing met een herkomst en bestemming buiten de regio Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden.
• Verkeer tussen Rotterdam - Nederland oost / buitenland
• Verkeer tussen Utrecht en Breda
3. "Verbeteren van de doorstroming op de provinciale en overige gebiedsontsluitende wegen voor regionaal en (boven)lokaal autoverkeer, ter ontsluiting van de regio Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden". De provinciale wegen N214 en N216 zijn de belangrijkste gebiedsontsluitende wegen en zorgen voor de bereikbaarheid van de regio Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden. Genoemde wegen hebben in principe geen verbindende functie voor het doorgaande autoverkeer. Verkeer met een herkomst en bestemming buiten de regio dient gebruik te maken van het rijkswegennet. Kernen gelegen in het landelijke gebied worden via de gebiedsontsluitende wegen verbonden met het rijkswegennet. De provinciale wegen en de overige gebiedsontsluitingswegen, vormen samen met het rijkswegennet en enkele erftoegangswegen het beschikbare wegennet dat zorg draagt voor de bereikbaarheid (verbindend en ontsluitend) van de regio Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden. 4. "Alle overige wegen in de regio Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden hebben een functie voor het (boven)lokale bestemmingsverkeer". De overige wegen in het landelijk gebied zijn bestemd voor (boven)lokaal gebruik tussen de kernen in het landelijk gebied en als "feeder" naar de provinciale wegen en/of de A15 en A27. Deze overige wegen hebben geen gebiedsontsluitende functie en betreffen de wegen van het waterschap (polderwegen en dijkwegen) alsook gemeentelijke wegen. Deze plattelandswegen en dijkwegen zijn getypeerd als erftoegangswegen volgens het principe van Duurzaam Veilig. Regionaal verkeer maakt slechts beperkt gebruik van erftoegangswegen. 5. "Goede ontsluiting van grootschalige bedrijventerreinen voor het goederenvervoer in de regio". Het goederenvervoer wordt afgewikkeld op die wegen die daarvoor ingericht en bestemd zijn. Dit zijn de stroom- en gebiedsontsluitingswegen van het beschikbare wegennet in de regio Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden. Onderscheid wordt gemaakt in grootschalige bedrijventerreinen en individuele (transport)bedrijven. Grootschalige bedrijventerreinen langs de A15 en A27 zijn goed ontsloten op het rijkswegennet en de gebiedsontsluitingswegen. Genoemd kunnen worden de locaties Oosteind, Polder Nieuwland en het nieuwe (nog aan te leggen) bedrijventerrein Gorinchem noord. Daarnaast zijn ook de overige regionale bedrijventerreinen goed ontsloten. Het overheidsbeleid is verder gericht op het uitplaatsen van individuele bedrijven naar de daarvoor aangewezen bedrijventerreinen. Dit om de verkeershinder van het vrachtverkeer in het landelijk gebied te reduceren. 24
4.5. Samenwerking en afstemming
Het waterschap neemt deel in diverse overlegorganen en commissies. Er is een goed overleg en samenwerking tussen de diverse wegbeheerders en verkeer- en vervoerpartijen. Door die samenwerking en afstemming zijn diverse resultaten geboekt, onder andere wat betreft de realisering van projecten en de daarvoor beschikbaar gestelde BDU (Brede Doeluitkering) middelen. Gelijktijdig moet echter ook worden geconstateerd dat op het terrein van de afstemming tussen de ruimtelijke ordening en verkeer en vervoer nog een aantal fikse knelpunten liggen. Deze liggen met name op het vlak van afstemming tussen de project- en bestemmingsplanontwikkeling enerzijds en de verkeersinfrastructuur in casu de belasting van het onderliggend wegennet anderzijds. Het gevolg is onder andere dat het sluipend proces van 'postzegelplannen' een cumulatieve extra belasting op het onderliggend wegennet betekent. Het waterschap loopt hier dikwijls achter de feiten aan. Bij het opstarten van gezamenlijke projecten is het voor alle partijen wenselijk om duidelijkheid te hebben wat de consequenties zijn om hierop te kunnen inspelen. 4.6. Financiën
Waterschap Rivierenland heeft 2.505.000 m2 wegverharding in beheer. De lengte van de verharde wegen bedraagt circa 575 km waarvan 56 km vrijliggend fietspad is. Het wegenareaal, dat in beheer is bij het Waterschap Rivierenland, betreft uitsluitend wegen buiten de bebouwde kom in de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden. Op basis van de Wet herverdeling wegenbeheer (WHW 1993) ontvangen gemeenten een bijdrage van het Rijk voor het beheer van de wegen in het buitengebied. Deze bijdrage wordt jaarlijks geïndexeerd en rechtstreeks in het gemeentefonds gestort. Als deze wegen echter door een waterschap worden beheerd, dan wordt deze rijksbijdrage door de gemeenten betaald aan het waterschap. De hoogte van de uitkering is vastgelegd in het Besluit bijdrage vergoeding wegenzorg. Jaarlijks wordt zij bijgesteld op basis van gegevens van het Centraal Planbureau. De wegbeheerders zorgen zelf voor het bijhouden van wijzigingen in het wegenareaal en het aanpassen van de normvergoeding. In 2008 bedroeg de bijdrage uit het gemeentefonds € 2.025.000. Het verschil tussen de bijdrage uit het gemeentefonds en de daadwerkelijke kosten worden via de lastenheffing opgelegd aan de inwoners van het gebied Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden.
In 2006 is het budget voor de langere termijn berekend (periode na 2010) voor het onderhoud van de wegen. Dit lange termijn budget wordt het cyclusbudget genoemd en is gebaseerd op standaard cycli van onderhoudsmaatregelen opgesteld door het CROW. Dit zijn kosten om een verharding “eeuwigdurend” in goede staat te houden. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat de levensduur van een verharding wordt afgesloten met een volledige reconstructie. Hiervoor is een cyclusbudget benodigd van ca. € 5.950.000 per jaar. Voor onderhoud en reconstructie wordt momenteel gewerkt met een budget van € 3.405.000. Hierin zijn de kosten voor afvoer teerhoudend asfalt en het onderhoud aan 25
onverharde wegen en paden (ca. 100 km) niet inbegrepen. Ondanks dat het huidige budget lager is dan het hiervoor genoemde cyclusbudget, wordt niet verwacht dat het huidige budget na 2010 tot dit niveau verhoogd hoeft te worden. Motivering hiervoor is: 1. Geaccepteerd wordt dat een klein gedeelte van het wegennet een beoordeling zeer slecht krijgt, bijvoorbeeld landbouwweggetjes met een zeer lage verkeersintensiteit. 2. Bij de vaststelling van de cyclusbudget wordt ervan uitgegaan dat een weg een eindige levensduur heeft. In de praktijk blijkt dat bij de lagere orde wegen geen volledige reconstructie noodzakelijk is aan het einde van de levensduur. 3. De gehanteerde kostprijzen fluctueren als gevolg van de marktwerking. 4. Uit de analyse blijkt dat het onderhoudsniveau de afgelopen vijf jaar niet is verslechterd ondanks dat destijds tussen de geprognosticeerde kosten en werkelijke budgetten ook een verschil zat. In de voorjaarsnota 2009 zijn voor de wegentaak de bestuurlijke hoofdpunten voor de komende jaren opgesteld. De bestuurlijke hoofdpunten zijn: • Inspelen op toekomstige ontwikkelingen en te nemen maatregelen ten behoeve van verkeersveiligheid • Reduceren van het aantal ernstige slachtoffers met name door: o Verbeteren kwaliteit en veiligheid schoolgaande fietsroutes o Uitvoeren van een provinciaal fietspadenplan o Regionale samenwerking op het gebied van educatie en netwerkanalyse De programma-doelstellingen zijn opgenomen in dit Beheerplan Wegen. Dit betekent dat het realiseren van de in het Beheerplan Wegen opgenomen doelstellingen niet leidt tot een extra lasten stijging.
26
5. Strategische visie De strategische visie verwoordt de visie van het waterschap op de langere termijn. Het wegbeheer dient de komende jaren te worden omgevormd om in te kunnen spelen op de veranderingen die de komende jaren plaatsvinden. De Nota mobiliteit verplicht de wegbeheerder tot het implementeren van de essentiële onderdelen van beleid. Centrale thema in de Nota mobiliteit is samenwerking. Wegbeheerders moeten omvormen van "onderhouders " van het eigen areaal naar beheerders van verkeersmobiliteit die gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor het bieden van betrouwbare reistijden van deur tot deur. Dit vraagt een andere houding, kennis en vaardigheden van de medewerkers. Medewerkers zullen transformeren naar verkeers- en projectmanagers die de uitdagingen op het gebied van verkeersmobiliteit met de collega wegbeheerders in goede banen zullen leiden. Op basis van de bestaande taken en ontwikkelingen zijn een aantal concrete ambities geformuleerd. De bedoeling van deze ambities is een helder toekomstbeeld te scheppen waar aan concrete doelstellingen zijn te koppelen. Deze zijn: De wegentaak binnen Waterschap Rivierenland transformeert van uitvoerend naar aansturend op de onderhoudsprocessen. De werkzaamheden die samenhangen met het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden in eigen beheer (groenonderhoud) worden teruggebracht tot calamiteiten (EHBO) onderhoud. De gladheidbestrijding in eigen dienst wordt voor wat betreft het uitvoerende deel vanaf 2010/2011 geheel uitbesteed. Waterschap Rivierenland zoekt actief de samenwerking met gemeentes en andere overheden binnen en buiten de mobiliteitsregio van het PVV-ZHZ op het gebied van het wegbeheer. Waterschap Rivierenland wil binnen 5 jaar het gehele wegbeheer gerationaliseerd hebben door invoering van projectmatig werken, het opstellen van beheer en onderhoudsplannen en het verder uitrollen van digitale werkwijze en beheersystemen. Door scholing van het personeel (kennis vergroten en verschuiven naar algemene verkeerskunde) wordt ingespeeld op de behoefte van de maatschappij aan verkeersmanagement. Innovatie vindt plaats aan de hand van bewezen methodieken. Vanaf 2012 wordt rekening rijden op de stroomwegen voor vrachtwagens ingevoerd. Vanaf 2012 zal er een ander financieringssysteem gebaseerd op het gebruik van de wegen komen (advies commissie Nouwen 2005). Alleen door het bundelen van de kernactiviteiten van het wegbeheer kunnen deze ontwikkelingen worden bereikt. Eind 2009/begin 2010 treedt de nieuwe Waterwet in werking. Hierdoor worden alle bestaande wetten op het gebied van de natte waterstaatszorg samengebracht in één wet. De wegentaak die het waterschap heeft, berust op de wetgeving gericht op de droge waterstaatszorg. De wetgever heeft ook de bedoeling de droge waterstaatszorg te 27
reorganiseren volgens het model van de natte waterstaat (advies commissie van Hall 2007). De wetgever heeft de bedoeling hiermee specifiekere sturing te kunnen geven aan de opgaven waarvoor Nederland zich gesteld ziet. De visie geeft houvast bij het maken van keuzen, zodat het waterschap niet slechts hoeft te reageren op veranderingen in de omgeving, maar daarin ook actief kan sturen en zo die toekomst mede kan beïnvloeden. De thema’s worden in hoofdstuk 6 verder uitgewerkt.
28
6. Thema’s 6.1. THEMA: ruimte, economie en verkeer en vervoer
Wegbeherende waterschappen leggen weinig nieuwe wegen aan en zijn zelf niet verantwoordelijk voor de planning en aanleg van locaties voor bedrijven en woningen. Dit geldt ook voor Waterschap Rivierenland. Het waterschap ondervindt echter wel de gevolgen van plannen en projecten van anderen. In het algemeen wordt daarbij gebruik gemaakt van de daarvoor geldende inspraakprocedures om bezwaren kenbaar te maken tegen (wijzigingen van) bestemmingsplannen. Ook komt het voor dat het waterschap al in een eerder stadium betrokken wordt. De verkeersproductie van nieuwbouwlocaties en bedrijventerreinen heeft zodanige gevolgen voor de waterschapswegen, dat er behoefte bestaat om al in een vroeg stadium meer invloed uit te kunnen oefenen op de afwikkeling van bijvoorbeeld goederenvervoer via de waterschapswegen. Op het platteland zijn auto en (brom)fiets de aangewezen vervoermiddelen en niet het OV. De wegen waar het waterschap het beheer over heeft liggen in het buitengebied, waar de OV-haltes die in beheer zijn in te geringe mate gebruikt worden om er fiets- of autoparkeervoorzieningen aan te leggen. Het waterschap is hierin volgend aan andere overheden die op grotere schaal hiermee te maken hebben. Het is wel zinvol als het waterschap de kennis in huis heeft om die andere overheden op een zorgvuldige manier op hun verantwoordelijkheden aan te kunnen spreken, bijvoorbeeld in relatie tot de Regionale Projectgroepen Verkeersveiligheid en Provinciale Verkeers en Vervoersplannen. Doel Het gebruik van de wegen overeenkomstig de categorisering passend binnen de regionale en subregionale routenetwerken. Analyse Qua bestemmingsplannen gebeurt er niet zoveel in het beheersgebied waar Waterschap Rivierenland de wegentaak heeft. Dit komt door de ligging in het Groene Hart, waardoor beperkingen liggen in uitbreiding stedelijk gebied. Waar wel invloeden zijn, zijn de stedelijke randgemeenten van Gorinchem tot Alblasserdam en verder de inliggende gemeenten Leerdam en Vianen. In het beheersgebied zijn tal van transportbedrijven gevestigd die gesitueerd zijn langs wegen van het waterschap. Echter, niet alle waterschapswegen zijn geschikt voor het vrachtverkeer. Door de weinig draagkrachtige ondergrond hebben veel erftoegangswegen een beperking ten aanzien van het totaalgewicht en aslasten. Voor bestemmingsverkeer wordt ontheffing verleend, zodat onder voorwaarden (aslasten), toch van deze wegen gebruik gemaakt mag worden. Door de beperking van 15 ton (totaalgewicht) kan het 29
waterschap sturend handelen ten aanzien van de routekeuze door het vrachtverkeer. Ook de bewegwijzering is een middel om het vrachtverkeer zo snel mogelijk naar de gebiedsontsluitingswegen te leiden. Naast draagkracht van de wegen wordt ook de leefbaarheid van het gebied meegewogen in de keuze voor de 15 tons of vrachtverbod. Door middel van de aanleg van Schelluinenwest wordt al een aanvang gemaakt met het terugdringen van het vrachtverkeer in de regio Alblasserwaard / Vijfheerenlanden (A/V). De gemeenten hebben de taak de routering van gevaarlijke stoffen binnen hun gemeente vast te stellen. Zodra de route is vastgesteld dient door de desbetreffende wegbeheerder de route te worden voorzien van bewegwijzering. Het waterschap zal voor de wegen die onder haar beheer vallen de borden plaatsen en onderhouden. Voor transport van gevaarlijke stoffen op wegen die niet zijn opgenomen in de routering zal bij de gemeente een ontheffing aangevraagd moeten worden. Aanpak - Bestemmingsplannen Pro-actieve opstelling bij aanleg van nieuwbouwlocaties en bedrijventerreinen en het opvangen van de gevolgen. - Goederenvervoer In kaart brengen omvang routekeuze van goederenvervoer en personenauto’s en deze afstemmen met de regio. Maatregelen • Adviseert bij planvorming van derden • Heeft omvang en routekeuze van goederenvervoer en personenauto’s in kaart gebracht • Heeft plan voor routekeuze van goederenvervoer en personenauto’s en evaluatie 15 tons beleid • Stemt het gebruik van het eigen wegennet af op dat van andere wegbeheerders • Voert mobiliteitstoets uit bij wijziging bestemmingsplannen, nieuwe bouwlocaties, bedrijventerreinen, enz. Instrumenten Door de Unie van Waterschappen wordt onderzocht of het mogelijk is een instrument te ontwikkelen dat ondersteuning kan bieden bij discussie over nieuwbouwplannen. Gedacht wordt aan een ‘mobiliteitstoets’, waarin bijvoorbeeld criteria voor de wenselijkheid van openbaar vervoer en aanpassingen in de infrastructuur ten behoeve van goederenvervoer opgenomen worden. Er bestaat de behoefte aan een ‘toolbox’ als praktische uitwerking van de bestaande, zeer uitgebreide, mobiliteitstoets die in aanloop naar het NVVP is opgesteld door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.
30
Bij ongewenste ontwikkelingen kan gebruik worden gemaakt van daarvoor geldende inspraakprocedures om bezwaren kenbaar te maken tegen (wijzigingen van) bestemmingsplannen. Daarnaast heeft het waterschap een aantal instrumenten tot zijn beschikking om zijn taken goed uit te kunnen voeren. Deze instrumenten worden in hoofdstuk 7 verder uitgewerkt. Met betrekking tot deze subparagraaf zijn de volgende instrumenten van belang: Communicatie Wegenverordening Vergunningverlening
31
6.2. THEMA: innovatie
Innovatie houdt in dat nieuwe kennis in de praktijk een toepassing krijgt. Innovatie kan niet een doel op zich zijn. Vanuit de wettelijke taken die iedere wegbeheerder heeft en de doelmatigheid van de besteding van gelden ligt het echter voor de hand dat ook naar innovatieve, mogelijk kostenbesparende, invulling van de werkzaamheden wordt gezocht. Het invoeren van innovatieve werkwijze of concepten brengt in principe een bedrijfsrisico met zich mee. Het is niet iets waarmee het waterschap per definitie geld bespaard. De invoering van Duurzaam Veilig (DV) is hier een goed voorbeeld van. Een aantal aspecten van het DV gedachtegoed met betrekking tot 60 en 80 km wegen is op waterschapswegen voor het eerst uitgevoerd of getest voordat het een landelijke uitrol kreeg. De kosten voor de pilotprojecten werden grotendeels gedragen door het Rijk; de baten zijn niet voor het waterschap, maar voor de maatschappij in zijn geheel. Doel Meewerken aan technische innovatie op het gebied van mobiliteit, verkeersveiligheid en onderhoud van wegen. Analyse Het waterschap ontwikkelt niet zelf innovaties. Wel wordt hieraan meegewerkt. Een voorbeeld hiervan is de eenduidige invoering van de Essentiële Herkenbaarheidskenmerken. Maar ook het gebruik van wegkenmerken+ voor Intelligente Snelheidsaanpassing doeleinden (ISA). Deze werkwijze wordt voortgezet. Voor een betere vastlegging stapt het waterschap binnenkort over van analoge naar digitale weginspecties. Aanpak Het waterschap besteedt aandacht aan wensen met betrekking tot innovatie waarvoor de rijksoverheid een rol moet spelen. Daarnaast zal structurele aandacht zijn voor technische innovatie in het onderhoud en de aanleg van wegen. Innovatie is een agendapunt voor het overleg met de Unie van Waterschappen. Het gaat daarbij om informatie-uitwisseling over technische en organisatorische innovatie. Maatregelen • Meewerken aan pilots en deelnemen in landelijke werkgroepen. • Digitaliseren van de verkeersveiligheidsinspecties Instrumenten software (digitale inspectie) Daarnaast heeft het waterschap een aantal instrumenten tot zijn beschikking om zijn taken goed uit te kunnen voeren. Deze instrumenten worden in hoofdstuk 7 verder uitgewerkt. Met betrekking tot deze subparagraaf zijn de volgende instrumenten van belang: Communicatie 32
6.3. THEMA: langzaam verkeer (fietsers en voetgangers)
De afgelopen jaren is langzaam verkeer sterker onder de aandacht gekomen. Dit komt enerzijds voort uit zorgen over bereikbaarheid en leefbaarheid, maar ook zijn al geluiden te horen dat Nederland op fietsgebied achter begint te lopen. Ook de vergrijzing van Nederland geeft een toenemende behoefte om in de vrije tijd in de directe woonomgeving van goede wandel- en fietsvoorzieningen gebruik te kunnen maken. Het langzaam verkeer moet worden gestimuleerd. Langzaam verkeer heeft positieve effecten op de kwaliteit van de leefomgeving, de bereikbaarheid van voorzieningen en de gezondheid van mensen. De fiets vervult op een goedkope manier de mobiliteits- en recreatiebehoeften van mensen, ook van ouderen, kinderen en autolozen. Langzaam verkeer biedt mensen de mogelijkheid meer te bewegen. De fiets moet een aantrekkelijk alternatief worden voor korte autoritten. Natuur en recreatiegebieden moeten we bereikbaar houden voor langzaam verkeer. Langzaam verkeer is een schakel in de keten van deur tot deur. Belangrijk is om te zorgen voor een fietsnetwerk dat voldoet aan de verkeerskundige hoofdeisen van samenhang, directheid, aantrekkelijkheid, veiligheid en comfort. Doel Het stimuleren van langzaam verkeer door de aanleg van ontbrekende schakels in wandel- en fietsroutenetwerken. Werken aan hoger kwaliteitsniveau en goede bewegwijzering voor fietsroutenetwerken. Het daar waar mogelijk aanleggen van fietsstallingen bij bushaltes. Analyse In 2007 is Waterschap Rivierenland gestart met het onderzoek fietsroutes scholieren voortgezet onderwijs in de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden. Het gaat om schoolfietsroutes waar minimaal 100 leerlingen per dag gebruik van maken. Het doel was inzicht te krijgen in de fietsroutes om de verkeersveiligheid en de kwaliteit te verbeteren. Uit het onderzoek komen 12 knelpunten naar voren die verbeterd kunnen worden. Behalve het fietsenplan van de Provincie Zuid-Holland heeft Waterschap Rivierenland geen plan voor routenetwerken voor langzaam verkeer. Er is inzicht in de wensen vanuit de regio voor uitbreiding van fietstrajecten. Het waterschap kijkt naar de mogelijkheid voor het realiseren van meer voetpaden en de aanleg van ontbrekende schakels. Het meer openstellen van kades en betere toegankelijkheid van schouwpaden en zomerkaden (klaphek versus jagersoverstap) kan hieraan bijdragen.
33
Aanpak Het wandelen en het gebruik van de fiets stimuleren door ontbrekende schakels in het netwerk aan te leggen en de verharding van het netwerk te laten voldoen aan de eisen van de CROW. Mogelijkheid bezien tot meer openstellen van kades en betere toegankelijkheid van schouwpaden en zomerkaden voor de wandelaars. Maatregelen • Brengt utilitaire en recreatieve fietsroutes en wandelroutes in kaart • Verbetert 12 knelpunten uit schoolroute onderzoek • Maakt plan voor eigen routenetwerk voor langzaam verkeer • Legt planmatig ontbrekende schakels aan • Legt fietspaden uit het provinciaal fietspadenplan aan • Toetst eigen infrastructurele plannen en die van anderen op doorsnijding van fiets en wandelroutes Instrumenten - notitie recreatief medegebruik Waterschap Rivierenland Daarnaast heeft het waterschap een aantal instrumenten tot zijn beschikking om zijn taken goed uit te kunnen voeren. Deze instrumenten worden in hoofdstuk 7 verder uitgewerkt. Met betrekking tot deze subparagraaf zijn de volgende instrumenten van belang: Communicatie Wegenverordening Beheerregister
34
6.4. THEMA: verkeersveiligheid
Waterschap Rivierenland heeft haar wegen verkeersveilig ingericht conform de Duurzaam Veilig richtlijnen. De Essentiële Herkenbaarheidskenmerken worden in de beheer en onderhoudsplannen meegenomen. De taakstelling in de Nota Mobiliteit is gericht op het permanent verbeteren van de verkeersveiligheid in de periode tot 2020 door reductie van het aantal verkeersdoden en ziekenhuisgewonden. Het aangescherpte doel voor 2010 is: Een afname van het aantal verkeersdoden met 30% ten opzichte van het gemiddelde van 2001 tot en met 2003; Een afname van het aantal ziekenhuisgewonden met 8% ten opzichte van het gemiddelde van 2001 tot en met 2003. Het aangeschepte doel voor 2020 is: Een afname van het aantal verkeersdoden met 46% ten opzichte van 2001 tot en met 2003; Een afname van het aantal ziekenhuisgewonden met 34% ten opzichte van 2001 tot en met 2003. Voor de wegen in beheer van het Waterschap komt deze doelstelling erop neer dat uiterlijk in 2010 maximaal 2,6 doden en 28,5 ziekenhuisgewonden mogen voorkomen. Kijken we naar de doelstelling voor de langere termijn naar 2020 dan ligt de doelstelling op maximaal 2,0 doden en 20,5 ziekenhuisgewonden. Doel Het voldoen aan de landelijke opgaven voor verkeersveiligheid en het verbeteren van de veiligheid op schoolroutes. Analyse In 1997 heeft het waterschap een verkeersveiligheidsplan vastgesteld waarin de gedachte achter een Duurzaam Veilig verkeers- en vervoersysteem is verwerkt. Naar aanleiding van dit plan zijn diverse infrastructurele maatregelen genomen waaronder de inrichting van in totaal 285 kilometer weglengte in het buitengebied als 60 km/uur-zone. Aanvullend zijn er, in aansluiting op de landelijke acties, regionale acties geïnitieerd in het kader van handhaving en educatie om de verkeersveiligheid op de wegen te verbeteren. In 2002 heeft er een evaluatie en actualisatie van het verkeersveiligheidsplan plaatsgevonden. Naar aanleiding hiervan zijn de resterende 60 km/uur gebieden ingericht. In totaal is 500 km weg als 60 km/uur-zone ingericht. De gebiedsontsluitingswegen zijn voorzien van de Essentiële Herkenbaarheidskenmerken. Daarnaast zijn de eenzijdige ongevallen via handhaving en verbetering van de bermen aangepakt. In 2007 heeft een onderzoek naar schoolgaande fietsroutes plaatsgevonden. Het maatregelen pakket dat daaruit voortvloeit wordt de komende jaren aangepakt.
35
Aanpak De veiligheid op de schoolroutes moet verbeteren. Ook moet naar evenredigheid een bijdrage geleverd worden om de landelijke doelstellingen als vastgelegd in de Nota Mobiliteit tot reductie van het aantal doden en ziekenhuisgewonden voor 2010 en 2020 te halen. Het halen van de doelstellingen uit de Nota Mobilitiet gebeurt door: • Opstellen Verkeersveiligheidsplan • Verbeteren veiligheid schoolroutes • Verkeersveiligheidmonitor • Verbeteren veiligheid 60 k/uur zones • Regionale samenwerking op het gebied van gedragsbeïnvloeding en handhaving Maatregelen • Voert jaarlijkse monitoring uit van de verkeersveiligheid • Voert structureel overleg met politie om planmatig handhavingacties uit te voeren • Houdt wegkenmerken en verkeersintensiteiten bij • Levert bijdrage ten aanzien van educatie en gedragsbeïnvloeding • Voert structureel overleg met de regio om samen met regionale wegbeheerders de verkeersveiligheid te verbeteren. (RPV) • Pakt 12 knelpunten aan om de veiligheid op schoolgaande routes te verbeteren • Pakt knelpunten aan op sober ingerichte 60 km zones (maatwerk naar aanleiding van klachten snelheid) • Brengt bermversteviging aan om eenzijdige verkeersongevallen terug te dringen • Legt rotondes aan op provinciale wegen en waterschapswegen o Bazeldijk (Bazeldijk en aansluitende wegen in beheer en onderhoud bij het waterschap) o Schelluinen in provinciale weg (het waterschap sluit met één weg aan op rotonde) Instrumenten • Vtel (houdt intensiteiten bij) • Via stat online (registratie alle verkeersongevallen) Daarnaast heeft het waterschap een aantal instrumenten tot zijn beschikking om zijn taken goed uit te kunnen voeren. Deze instrumenten worden in hoofdstuk 7 verder uitgewerkt. Met betrekking tot deze subparagraaf zijn de volgende instrumenten van belang: Communicatie Wegenverordening Beheerregister Handhaving Wegenschouw
36
6.5. THEMA: natuur en landschap
Als het gaat om behoud van landschappelijke waarden laat het waterschap in de uitvoering van beheer en onderhoud mee wegen wat de waarde van cultuurhistorisch waardevolle objecten, zoals oude bruggen, is. De zorg voor natuur en landschap is echter niet een onderwerp dat tot de taak van het wegbeheer beperkt is, hoewel bijvoorbeeld de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) ook met behulp van wegbermen vormgegeven kan worden. De zorg voor natuur en landschap is dan ook een zorg die niet noodzakelijk vanuit de taak als wegbeheerder in plannen vastgelegd dient te worden. Er zijn een aantal zaken waar het waterschap mee wordt geconfronteerd. De wens om in verband met verkeersveiligheid bomen te kappen botst mogelijk met de eisen die je aan het landschap stelt en botst vrijwel zeker met wat bewoners vinden. Het grootste probleem zit dan ook in de communicatie hierover. Ook de gevolgen van de gedragscode flora en fauna en ecologisch bermbeheer kunnen soms met verkeersveiligheid of kosteneffectief bermbeheer in conflict zijn. Doel Behoud en bevordering van duurzaamheid, milieu, aanzien en leefbaarheid (Landschap, Natuur en Cultuurhistorie). Door toepassen van zogenoemd functioneel groen voor de vergroting van de verkeersveiligheid en het vergroten van het areaal ecologisch bermbeheer. Analyse Bij de aanleg of reconstructie van wegen, wordt naast kosten en technische overwegingen ook rekening gehouden met de duurzaamheid en de milieuvriendelijkheid van de te gebruiken materialen. Het beheer van de bermen is allereerst afgestemd op de verkeerstechnische en civieltechnische functie. Daarnaast is de natuur- en ecologische waarde van de bermen belangrijk. Aan deze waarden wordt tegemoet gekomen door extensiever beheer en het achterwege laten van bestrijdingsmiddelen. Ook beplantingen in bermen bezitten natuur- en ecologische waarden. Zij vormen samen met de bermvegetatie groene en verbindende linten, de zogenaamde ecologische verbindingszones. Ook het opstellen van het jaarlijkse maaischema op basis van gewenste soorten en variatie in structuur van de vegetatie heeft een positieve invloed op de biodiversiteit. Mede vanwege de gedragscode Flora- en faunawet en de Vogel- en Habitatrichtlijn is onderzocht op welke manier invulling wordt gegeven aan een ander bermbeheer. Het waterschap werkt mee aan initiatieven die leiden tot het aaneensluiten van ecologische verbindingszones of het verhogen van de kwaliteit ervan zoals het creëren van voorzieningen als faunapassages. De natuur- en ecologische waarde van bermen heeft een directe relatie met de aard en ligging ervan. Een deel van de bermen is door zijn breedte en de verkeersintensiteit op de weg ernaast minder geschikt voor ontplooiing van natuur- en ecologische waarden. Tegenwoordig wordt door het waterschap bij de aanleg van nieuwe beplantingen, naast de verkeerstechnische functie, ook rekening gehouden met de belevingswaarde van het 37
beheergebied en de aankleding van het landschap. Uit cultuurhistorisch oogpunt worden oude landschapspatronen met inachtneming van Rijks en provinciaal beleid zoveel mogelijk in stand gehouden of hersteld. Zeker de polder- en dijkwegen hebben een landschappelijke en cultuurhistorische waarde. Aanpak Het waterschap streeft naar: • de toepassing van duurzame en milieuvriendelijke materialen, in overeenstemming met de geldende regels en wetgeving; • uitvoering van ecologisch bermbeheer op de daartoe geschikte bermen; • het bevorderen van een natuurvriendelijke inrichting van bermen; • het behouden en versterken van de ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarde van de wegen en de daarbij behorende voorzieningen; • het bevorderen en versterken van de leefbaarheid in het beheergebied. Het waterschap draagt met zijn taken bij aan het leefklimaat in het gebied. Maatregelen • Voert ecologisch bermbeheer uit op de daartoe geschikte bermen en breidt het areaal van 30 hectare ecologisch bermbeheer uit naar 60 hectare en onderzoekt mogelijkheid op termijn verdere uitbreiding tot 175 hectare • Past zoveel mogelijk duurzame en milieuvriendelijke materialen toe • Behoudt landschappelijke waarden door gebiedsgericht ontwerpen Instrumenten - Heeft protocollen voor de gedragscode flora en fauna - Beheervisie houtachtige vegetatie - Beheervisie grasachtige vegetatie Daarnaast heeft het waterschap een aantal instrumenten tot zijn beschikking om zijn taken goed uit te kunnen voeren. Deze instrumenten worden in hoofdstuk 7 verder uitgewerkt. Met betrekking tot deze subparagraaf zijn de volgende instrumenten van belang: Communicatie Wegenverordening Beheerregister Handhaving Wegenschouw
38
6.6. THEMA: toegankelijkheid OV en overstap op OV
Volwaardige participatie van mensen met een mobiliteitshandicap kan eerder worden bereikt wanneer het openbaar vervoer goed toegankelijk is. Het gaat hierbij naast het rijdend materieel ook om de weginfrastructuur. Verbetering van de toegankelijkheid van het openbaar vervoer is in essentiële onderdelen in de Nota Mobiliteit als streven voor 2015 opgenomen. Waterschap Rivierenland heeft OV-haltes in beheer. Het potentieel gebruik van deze haltes als overstappunt voor fietsers is niet zodanig dat hier planmatig opwordt ingezet. In de praktijk wordt hierin de regie gelaten aan de OV-autoriteiten en wordt dit gekoppeld aan het toegankelijk maken van de OV-haltes en het regulier beheer en onderhoud. Doel Streeft naar verbeteren toegankelijkheid OV en een minimaal kwaliteitsniveau. Analyse Het volledig toegankelijk maken van haltes leidt in specifieke gevallen tot zeer hoge investeringskosten. Deze zullen in een aantal gevallen niet opwegen tegen het maatschappelijk nut van de aanpassing (bijvoorbeeld een halte op de dijk of boezemkade). In deze situaties wordt gestreefd naar een minimum kwaliteitsniveau, zodat haltes een minimale inrichting krijgen zoals tegelverharding. Een halte met alleen een haltepaal in de berm moet tot het verleden gaan behoren. Bij de prioritering naar het toegankelijk maken van de haltes worden alleen die haltes toegankelijk gemaakt die gelegen zijn bij ov-knooppunten en die gelegen zijn bij scholen, winkelcentra, bejaardenhuizen etc. Dit betekent dus dat niet alle haltes compleet toegankelijk zullen zijn. Wel kunnen in de toekomst haltes op verzoek worden aangepast. Alle opstallen zoals fietsvoorzieningen en abri’s zullen door het waterschap worden beheerd. Op dit moment zijn er circa 10 abris en vijf fietsenstallingen aanwezig bij haltes in het buitengebied. Een aantal is in beheer en onderhoud bij een bedrijf dat deze exploiteert voor de reclame. Het waterschap wil ook de resterende abris onder brengen in een contract. Aanpak In het kader van de wet ‘Gelijke Behandeling Gehandicapten en Chronische Zieken’, worden de knooppunthaltes en haltes gelegen bij voorzieningen ingericht conform de toegankelijkheidseisen. Alle overige haltes worden voorzien van een verharding. Waar nodig komen abri’s en/of fietsstallingen. Maatregelen - Brengt OV-haltes in kaart - Maakt plan voor parkeervoorzieningen bij OV-haltes - Maakt plan om openbaar vervoer toegankelijkheid te maken - Maakt plan om kwaliteitsniveau haltes op te waarderen 39
-
Voert structureel overleg over toegankelijkheid OV-haltes met OV-autoriteit
Instrumenten Het waterschap heeft een aantal instrumenten tot zijn beschikking om zijn taken goed uit te kunnen voeren. Deze instrumenten worden in hoofdstuk 7 verder uitgewerkt. Met betrekking tot deze subparagraaf zijn de volgende instrumenten van belang: Communicatie Wegenverordening Beheerregister
40
6.7. THEMA: berijdbaarheid, weginrichting en comfort
Een opmerking vooraf bij dit thema. De voorgaande zes thema’s hadden betrekking op de Nota Mobiliteit. Thema 6.7 behandelt het reguliere onderhoud van het wegenbeheer. Bij dit thema is vanwege de verschillende onderdelen ervoor gekozen om te werken met subhoofdstukken. Het doel en de maatregelen staan hieronder wel reeds weergegeven. Het waterschap streeft naar een goede kwaliteit van de wegen en kunstwerken die bij haar in beheer en onderhoud zijn. Daarnaast worden de wegen zo ingericht dat die uitnodigen tot een vanzelfsprekend verkeersveilig gedrag van de weggebruiker (self explaining roads). De volgende onderwerpen hebben hierop betrekking. - verhardingen - kunstwerken - markering - wegmeubilair obstakelvrije zones - gladheidbestrijding / vervuiling Doel Zorgen voor een goede berijdbaarheid, weginrichting en comfort door: - het handhaven van het vastgestelde kwaliteitsniveau van de wegverharding en kunstwerken - het efficiënt en effectief toepassen van markering, verkeersborden en bebakening en het zoveel mogelijk vrij houden van obstakels in wegbermen - het uitvoeren van preventieve gladheidbestrijding en een pro actieve aanpak van de vervuiling van wegen. Maatregelen • Inspecteert jaarlijks de wegverharding • Vergelijkt onderhoudstoestand met het vastgestelde kwaliteitsniveau • Stelt budgetteringsvoorstellen en meerjarige onderhoudsstrategie op voor telkens een periode van 5 jaar • Voert jaarlijks het gewoon- en groot onderhoud (reconstructie) uit • Handhaaft het vastgestelde kwaliteitsniveau van de kunstwerken • Inspecteert in een cyclus van 4 jaar de bruggen en in een cyclus van 5 jaar de duikers • Stelt meerjarenbegroting en onderhoudsplannen op • Evalueert en actualiseert het specifiek onderhoudsbeleid van kunstwerken De onderwerpen worden hierna uitgewerkt. 6.7.1 Heeft onderhoudstoestand verhardingen in kaart gebracht en heeft plan van aanpak Voor het bepalen van het kwaliteitsniveau van de weg is recentelijk een nieuwe methodiek ontwikkeld die uitgaat van vier kwaliteitsniveaus. Om te komen tot een 41
kwaliteitsniveau zijn beleidskeuzes gemaakt ten aanzien van Veiligheid, Duurzaamheid, Comfort en Aanzien. In 2006 is hiervoor het Beheerplan Verhardingen Wegen 2006 t/m 2010 vastgesteld. Daarin is het kwaliteitsniveau waaraan de wegverharding moet voldoen vastgesteld. En zijn ook de beschikbare onderhouds- en wegreconstructie budgetten voor die periode vastgesteld. Ook is een doorkijk gegeven naar de periode na 2010. Er is geen aanleiding om op dit moment de gemaakte beleidskeuzes na 2010 te herzien. Doel Het vastgestelde kwaliteitsniveau van de wegverharding handhaven. Analyse Bij het bepalen van onderhoudsbudgetten voor de wegverharding wordt als uitgangspunt uitgegaan van de landelijke CROW -richtlijnen. De CROW richtlijnen zijn de onderkant van verantwoord wegbeheer. De beheerskwaliteit van het wegennet is in kaart gebracht. Deze wordt bepaald door visuele inspecties. Hierbij spelen de criteria: aanzicht, comfort, duurzaamheid en veiligheid. De kwaliteit van het wegennet per thema is als volgt: Beleidsthema Aanzien Comfort Duurzaamheid Veiligheid
voldoende
matig 93 % 93 % 88 % 92 %
onvoldoende 2% 4% 6% 5%
5% 3% 6% 3%
Onvoldoende in dit verband betekent niet dat de weg onveilig is. Aanpak Voor het bepalen van het kwaliteitsniveau van de wegverhardingen die het waterschap in beheer en onderhoud heeft, wordt het beheersysteem DG DIALOG gebruikt. Dg Dialog werkt volgens de regels van rationeel wegbeheer. Binnen DG DIALOG zijn diverse modules beschikbaar. Het waterschap beschikt over de modules wegen, borden, groen en kunstwerken. De keuze van de onderhoudsmaatregel is een technische beoordeling, waarbij factoren als gebruik, verkeersbelasting, omvang van de schade en de draagkracht van de ondergrond een rol in spelen. Als vooraf vast staat dat de restlevensduur van een constructie en de verlenging daarvan door 'gewoon onderhoud' beperkt is, wordt overgegaan tot de meest extreme vorm van onderhoud: reconstructie of het zgn. 'groot onderhoud'. Deze wordt uitgevoerd als er sprake is van verregaand verlies aan kwaliteit of gewijzigde functie van de weg. Voor vrijwel alle objecten die Waterschap Rivierenland onderhoud, is vooraf bepaald wat de meest geschikte onderhoudsfilosofie is in relatie tot een onderhoudstaak van het waterschap. Ten aanzien van onderhoudsbeleid van wegverhardingen wordt de onderhoudsfilosofie op basis van normen gehanteerd. De uitwerking hiervan staat beschreven in het specifieke onderhoudsbeleid verhardingen. 42
Maatregelen • Inspecteert jaarlijks de wegverharding • Vergelijkt onderhoudstoestand met het door het bestuur vastgestelde kwaliteitsniveau • Stelt budgetteringsvoorstellen en meerjarige onderhoudsstrategie op voor telkens een periode van 5 jaar • Voert jaarlijks het gewoon- en groot onderhoud (reconstructie) uit. Instrumenten - DG DIALOG Daarnaast heeft het waterschap een aantal instrumenten tot zijn beschikking om zijn taken goed uit te kunnen voeren. Deze instrumenten worden in hoofdstuk 7 verder uitgewerkt. Met betrekking tot deze subparagraaf zijn de volgende instrumenten van belang: Communicatie Wegenverordening Beheerregister
6.7.2. Heeft onderhoudstoestand kunstwerken in kaart gebracht en heeft plan van aanpak In 2008 is het beleidsplan kunstwerken vastgesteld. In het beleidsplan is de onderhoudstoestand van het kunstwerken areaal geanalyseerd en zijn verschillende beheerscenario’s op basis van kwaliteitsniveaus uitgewerkt. Voor het beheer van de kunstwerken wordt uitgegaan van een duurzaam onderhoud tegen zo laag mogelijke kosten en een zo laag mogelijke belasting van het milieu. Daarbij zorgt goed onderhoud ervoor dat de levensduur van het kunstwerk wordt verlengd. Voor het beheerniveau wordt het kwaliteitsniveau gemiddeld (3) aangehouden. Daarmee wordt voldaan aan de beleidsuitgangspunten Veiligheid; Functionaliteit en duurzaamheid. Op de toonbaarheid wordt minder ingezet omdat het kunstwerken zijn die in het landelijke gebied gelegen zijn en veelal (duikers) niet in het zicht zijn gelegen. Doel Het vastgestelde kwaliteitsniveau van de kunstwerken handhaven. Analyse In het beleidsplan Kunstwerken is de onderhoudstoestand van het kunstwerken areaal geanalyseerd en zijn verschillende beheerscenario’s op basis van kwaliteitsniveaus uitgewerkt. Uit de analyse van de inspectiegegevens blijkt dat de onderhoudstoestand van de kunstwerken gekwalificeerd wordt als matig. Gespiegeld aan de missie en doelstellingen van het waterschap is deze score onvoldoende. Aan de veiligheid en de functionaliteit dient ter voorkoming van risicoaansprakelijkheid minimaal te worden voldaan. Ten aanzien van de duurzaamheid dient minimaal ingezet te worden op verlenging om vervanging uit te stellen zodat dit op langere termijn kosten effectiever is. Om de afweging te kunnen maken tussen onderhoudsniveaus en kosten zijn een vijftal beheerscenario’s benoemd. De beheerscenario’s lopen uiteen van een zeer hoog 43
onderhoudsniveau (niveau 1) tot een zeer laag onderhoudsniveau (niveau 5). Bij een zeer laag onderhoudsniveau wordt alleen nog maar calamiteitenonderhoud uitgevoerd. Het kunstwerk zal een korte levensduur hebben en zal snel een hoog bezwijkrisico hebben. Bij een zeer hoog onderhoudsniveau worden alle vastgestelde onderhoudsfrequenties gehanteerd en zullen alle gebreken jaarlijks worden gerepareerd. Het kunstwerk verkeert in een uitstekende staat (nieuwstaat) en kent geen schadekenmerken. De onderhoudsniveaus zijn vastgelegd door middel van kwaliteitsbeelden behorende bij een bepaalde onderhoudstoestand. Aanpak Voor het bepalen van het kwaliteitsniveau van de kunstwerken die het waterschap als wegbeheerder in beheer en onderhoud heeft, wordt het beheersysteem DG DIALOG gebruikt. Binnen DG DIALOG zijn diverse modules beschikbaar. De afdeling wegen beschikt over de modules wegen, borden, groen en kunstwerken. Voor vrijwel alle objecten die Waterschap Rivierenland onderhoud, is vooraf bepaald wat de meest geschikte onderhoudsfilosofie is in relatie tot een onderhoudstaak van het waterschap. Ten aanzien van onderhoudsbeleid van kunstwerken wordt de onderhoudsfilosofie op basis van streefbeelden gehanteerd. De uitwerking hiervan staat beschreven in het specifieke onderhoudsbeleid kunstwerken. Maatregelen - Handhaaft het vastgestelde kwaliteitsniveau van de kunstwerken. - Inspecteert in een cyclus van 5 jaar de kunstwerken. - Stelt meerjaren begroting en onderhoudsplannen. - Evalueert en actualiseert het specifiek onderhoudsbeleid van kunstwerken. Instrumenten - DG DIALOG Daarnaast heeft het waterschap een aantal instrumenten tot zijn beschikking om zijn taken goed uit te kunnen voeren. Deze instrumenten worden in hoofdstuk 7 verder uitgewerkt. Met betrekking tot deze subparagraaf zijn de volgende instrumenten van belang: Communicatie Wegenverordening Beheerregister
44
6.7.3. Heeft aandacht voor de verschillende functies van de wegbermen en zorgt daarom voor efficiënte en effectieve toepassing van wegmeubilair, openbare verlichting en de aanwezigheid van obstakelvrije zones De primaire functie van de wegberm en aangrenzende sloten is het begaanbaar houden en het in stand houden van de weg voor het verkeer. Daarnaast heeft de wegberm nog een aantal andere functies. Wegbermen hebben naast de functie voor de bescherming van het weglichaam ook een functie voor het plaatsen van wegmeubilair en beplantingen. Ook het 'opvangen' van de weg geraakte voertuigen is een functie van een wegberm. De bermen dienen in goede en bruikbare staat te verkeren. Op de verschillende functies van de wegberm wordt hieronder ingegaan Doel Het efficiënt en effectief toepassen van markering, verkeersborden en bebakening en het zoveel mogelijk vrij houden van obstakels in wegbermen. Analyse Markeringen worden toegepast als de functie van de weg hierom vraagt of om de verkeerssituaties te verduidelijken. Het in goede staat verkeren van markering is hiervoor van groot belang. Met het toepassen van markeringen wordt terughoudend omgegaan. Dit geldt ook voor het toepassen van verkeersborden. Verkeersborden worden toegepast om het verkeer te regelen, waarschuwen of informeren. Het plaatsen van verkeersborden gebeurt volgens de richtlijnen van Duurzaam Veilig en het Handboek Wegontwerp. Uit oogpunt van overzichtelijkheid en overtuigingskracht wordt terughoudend omgegaan met het plaatsen van bebording. Het heeft de voorkeur de verkeersveiligheid te bevorderen door het toepassen van infrastructurele maatregelen en niet door verkeersborden. Bebakening wordt toegepast wanneer markering en bebording de verkeersveiligheid niet voldoende kunnen waarborgen. Ook hier wordt terughoudend mee omgegaan. Voorbeelden van bebakening zijn bochtschilden, reflectorpalen en schrikhekken. Ook openbare verlichting wordt hiertoe gerekend maar het beheer en onderhoud hiervan wordt uitgevoerd door de gemeenten in het beheergebied. Voor het plaatsen van openbare verlichting voor de verkeersveiligheid wordt door het waterschap overlegd met de gemeenten. De aanlegkosten zijn voor rekening van het waterschap. Indien openbare verlichting wordt aangelegd uit oogpunt van sociale veiligheid dan komen de kosten van aanleg voor rekening van de gemeente. Wegbermen dienen in verband met onder andere een goede bruikbaarheid van de weg zo veel mogelijk vrij te zijn van obstakels. Afhankelijk van het wegtype gelden obstakelvrije zones. Daar waar sprake is van lintbebouwing wordt het plaatsen van obstakels voor objectbescherming onder voorwaarden toegestaan. Aanpak Het regelmatig uitvoeren van inspecties en/of onderhoud is onontbeerlijk. Er worden twee soorten inspecties uitgevoerd. Eén inspectie voor de onderhoudstoestand en een inspectie om te beoordelen of de markering, bebording of bebakening in 45
overeenstemming is met de functie van de weg. Bermen worden regelmatig gemonitord op verkeersonveilige situaties. Op basis hiervan kunnen adequate maatregelen worden getroffen. Maatregelen Het structureel inspecteren en toetsen van markeringen, verkeersborden, bebakening en obstakels in de berm. Instrumenten DG DIALOG Daarnaast heeft het waterschap een aantal instrumenten tot zijn beschikking om zijn taken goed uit te kunnen voeren. Deze instrumenten worden in hoofdstuk 7 verder uitgewerkt. Met betrekking tot deze subparagraaf zijn de volgende instrumenten van belang: Communicatie Wegenverordening Beheerregister Wegenschouw 6.7.4. Zorgt voor uitvoering preventieve gladheidbestrijding volgens strooiplannen en pro actieve aanpak vervuiling wegen Op het grootste deel van de bij Waterschap Rivierenland in onderhoud zijnde wegen wordt gladheidbestrijding uitgevoerd. De gladheidbestrijding wordt uitgevoerd naar prioriteit. Dit betekent dat het hoofdwegennet de hoogste prioriteit heeft. Daarna komen de ondergeschikte wegen. Het waterschap coördineert de gladheidbestrijding maar strooit niet alle wegen zelf. Ook staat het waterschap een pro actieve aanpak voor bij de aanpak van vervuiling wegen tijdens het oogstseizoen. Doel Het voorkomen van verkeersonveilige situaties door het uitvoeren van preventieve gladheidbestrijding en een pro actieve aanpak van de vervuiling van wegen. Analyse Het waterschap is verantwoordelijk voor het beleid en de uitvoering van de gladheidbestrijding. De gladheidbestrijding wordt uitgevoerd op in totaal 515 km weg. De gladheidbestrijding op wegen in beheer bij het waterschap wordt voor het grootste deel uitgevoerd door de inliggende gemeenten en enkele aannemers. Bij de uitgangspunten en berekeningsmethodiek van de regeling met de gemeenten zijn belangrijke factoren de gebruikscategorie en de verkeersintensiteit. Het strooibeleid is uitgewerkt in zogenoemde regionale strooiplannen. Binnen de randvoorwaarden van het strooibeleid streeft het waterschap naar efficiency verhoging en vermindering van de nadelige effecten op het milieu. De gemeenten ontvangen een financiële vergoeding voor het strooien van de waterschapswegen.
46
De agrariërs hebben de plicht bij het verlaten van de percelen de voertuigen schoon te maken. Toch kan bij oogstwerkzaamheden van b.v. maïs het voorkomen dat bij het uitrijden van een perceel de weg vuil wordt. Het beleid is er op gericht verkeersonveilige situaties door vervuiling te voorkomen door het geven van voorlichting en handhaving. Aanpak Het waterschap kiest bij gladheidbestrijding voor de preventieve aanpak met zogenoemd nat strooien. Op basis van verkeersveiligheid en bereikbaarheid zijn een aantal wegen geselecteerd waarop in elk geval gladheidbestrijding plaatsvindt: • wegen met een belangrijke verbindende functie. Dit kan een verbinding zijn die door zijn (hoge) intensiteit belangrijk is, maar ook een weg die een ontsluitingsroute vormt van een kern of een buurtschap; • wegen die in gebruik zijn als openbaar vervoerroutes; • wegen en fietspaden die een schakel vormen in een belangrijke fietsroute, waaronder schoolroutes en woon-werkroutes; • ondergeschikte wegen waar economische belangen spelen zoals bv de bereikbaarheid van melkwagens. Vervuiling van wegen In situaties waarin sprake kan zijn van vervuiling, moeten de agrariërs waarschuwingsborden plaatsen. Het waterschap heeft hiervoor (uniforme) borden beschikbaar die door de agrariërs gebruikt kunnen worden. Wanneer vervuiling optreedt, dient deze zo snel mogelijk door de vervuiler te worden opgeruimd. Blijft de veroorzaker nalatig dan wordt de vervuiling op diens kosten verwijderd. Maatregelen Handhaven van het huidige beleid door het uitvoeren van preventieve gladheidbestrijding volgens strooiplannen en het beschikbaar stellen van borden aan agrariërs. Instrumenten - financieringsregeling gladheidsbestrijding - strooiplan Daarnaast heeft het waterschap een aantal instrumenten tot zijn beschikking om zijn taken goed uit te kunnen voeren. Deze instrumenten worden in hoofdstuk 7 verder uitgewerkt. Met betrekking tot deze subparagraaf zijn de volgende instrumenten van belang: Communicatie Wegenverordening Beheerregister Handhaving
47
7. Instrumenten Om onze taken goed uit te kunnen voeren beschikt het waterschap over een aantal communicatieve, financieel-economische en juridische instrumenten. Deze instrumenten ondersteunen de uitvoering en maken het mogelijk de doelen uit het Beheerplan wegen te realiseren. Bij de communicatieve instrumenten gaat het onder andere over de communicatie over het werk van het waterschap, maar ook over participatie van burgers en medeoverheden bij projecten en onderzoeken. De Wegenverordening, vergunningverlening en handhaving zijn voorbeelden van juridische instrumenten. In hoofdsstuk 6 is per thema aangegeven welke instrumenten daarbij inzetbaar zijn. In dit hoofdstuk worden deze instrumenten uitgelegd. 7.1
COMMUNICATIE
Waterschap Rivierenland wil graag door zijn klanten als professioneel en klantgericht worden ervaren. De ambities professioneel en klantgericht geven niet alleen richting aan het reguliere werk van het waterschap, maar ook aan de wijze waarop er over die werkzaamheden gecommuniceerd wordt. 7.2
WEGENVERORDENING
De Wegenverordening Waterschap Rivierenland dient ter bescherming van de bij Waterschap Rivierenland in beheer zijnde wegen en ter verzekering van het doelmatig en veilig gebruik van die wegen. Daarbij kunnen ook andere belangen aanvullend worden betrokken. Naast de bestaande landelijke regelgeving voor wegen, zoals opgenomen in de Wegenwet en de Wegenverkeerswet 1994, kunnen decentrale overheden aanvullend in verordeningen regels stellen voor haar wegennet. De regels die tot dusver gelden voor de wegen die in onderhoud zijn bij Waterschap Rivierenland, zijn opgenomen in de Wegenverordening Waterschap Rivierenland. De vergunningen die verleend worden op grond van deze verordening zien toe op werken, activiteiten, verrichtingen, voorwerpen en stoffen op, aan, in, onder of boven de weg waarvoor niet kan worden volstaan met het geven van algemene normen. Per geval moet de toelaatbaarheid worden beoordeeld, mede aan de hand van het Wegen beheerplan. 7.3
BEHEERREGISTER
In het beheerregister wordt de feitelijke situatie weergegeven van de in beheer zijnde wegen. Het bestaat net als de legger (die door de gemeenten worden bijgehouden) uit tekeningen met onderhoudsgrenzen. In het beheerregister staat de informatie die nodig is voor het onderhoud en beheer van de wegen. Het beheerregister is een dynamisch document. De gegevens uit het beheerregister worden gebruikt om de inspecties te vertalen naar onderhoudsmaatregelen.
48
7.4
VERGUNNINGVERLENING
Voor de gebruiker van de wegen moet duidelijk zijn wat wel en niet kan. Dit is geregeld in de Wegenwet en de Wegenverkeerswet 1994. Waterschap Rivierenland heeft ten aanzien van haar wegennet op grond van de Wegenwet een zorgplicht. De zorgplicht wordt uitgevoerd op basis van wettelijke bevoegdheden. Deze bevoegdheden zijn verankerd in de Waterschapswet, de Wegenwet en de Wegenverkeerswet 1994. Het waterschap is bevoegd ter bescherming van de belangen zoals genoemd in artikel 2 Wegenverkeerswet 1994 alsmede met betrekking tot de openbaarheid en het onderhoud van wegen aanvullende regels vast te stellen. Deze regels zijn opgenomen in de Wegenverordening. Het is mogelijk om, onder voorwaarden, ontheffing te krijgen van de verbodsbepalingen van de wegenverordening. De ontheffing wordt alleen verleend wanneer activiteiten geen nadelig effect hebben op het wegbelang Naast de vergunningplicht bestaat de mogelijkheid voor het instellen van een ontheffing, een algemeen verbod en algemene regels. Dit zal gebeuren op basis van maatwerk. Voor bepaalde werken of activiteiten zullen de bovengenoemde mogelijkheden toepasbaar zijn.
7.5
HANDHAVING
Waterschap Rivierenland beschikt over formele bevoegdheden en instrumenten om handhavend op te treden. Handhaving is geen doel op zich, maar is een onderdeel van een breder instrumentarium om te komen tot een veilig en leefbaar rivierengebied. Onder handhaving wordt verstaan: het houden van toezicht en het waar nodig bestuursen/ of strafrechtelijk optreden tegen overtreders. Waterschap Rivierenland hanteert als uitgangspunt dat zoveel mogelijk moet worden voorkomen dat overtredingen ontstaan. Dat doen we onder andere door voorlichting te geven over de toepasselijke wet- en regelgeving en burgers en bedrijven te informeren over de aanwezigheid van waterkeringen en watergangen en daarmee samenhangende publiekrechtelijke beperkingen. Het waterschap houdt gedurende het gehele jaar, binnen het dagelijkse werk, toezicht op de door haar te behartigen belangen. Het doel hiervan is: eerstelijnstoezicht op keurovertredingen; opleveringsbegeleiding van werkzaamheden waarvoor ontheffing is verleend. Bij het constateren van overtredingen die betrekking hebben op het eerstelijnstoezicht en de opleveringsbegeleiding spreken opzichters de veroorzaker hierop aan. Gebreken worden hersteld wanneer de technische kwaliteit van de weg daarom vraagt. 7.5.1. Handhavingsbeleid Overtreding van de regels word gehandhaafd op basis van consistent handhavingsbeleid. De systematiek is daarbij dat eerst getracht wordt om tot een verantwoorde oplossing te 49
komen. Als het niet anders kan wordt zonodig gekozen voor dwangmiddelen. De intensiteit van die handhaving wordt bepaald door de ernst van de overtreding volgens een stappenplan. Dit handhavings- en sanctiebeleid is formeel vastgelegd. De sanctiestrategie is gebaseerd op de landelijke richtlijn. Bestuurs- en strafrecht worden gecombineerd. Het waterschap is verantwoordelijke voor de handhaving van de Wegenverordening (bestuursrecht). Het ministerie van Justitie is verantwoordelijk voor de handhaving van algemene rechtsprincipes (het strafrecht). Het ministerie van Justitie en het waterschap hebben gemeenschappelijke afspraken om de uitvoering bestuursrecht en strafrecht optimaal op elkaar af te stemmen en elkaar zo te laten versterken. De handhavingbevoegdheden die ontleend worden aan de Waterschapswet, de Algemene wet bestuursrecht en de Wegenverordening, omvatten: - het houden van toezicht op de naleving van Algemene Regels en ontheffings- en - vergunningvoorschriften; - het opsporen van overtredingen van de verbodsbepalingen; - het toepassen van bestuursrechtelijke sanctiemiddelen (bestuursdwang, dwangsom, intrekken vergunning). 7.6
WEGENSCHOUW
Ieder jaar controleert het waterschap of onderhoudsplichtigen van beplantingen en wegbermen het onderhoud voldoende hebben uitgevoerd. Deze controle vindt plaats in het kader van de verkeersveiligheid. Er wordt gecontroleerd op de volgende onderdelen: geen takken over de rijbanen uitsteken op lagere hoogte dan 4.00 meter; geen takken over de paden uitsteken op lagere hoogte dan 3.00 meter; hagen en struiken langs wegen zo zijn gesnoeid dat zij geen gevaar of hinder voor de weggebruikers kunnen veroorzaken; hagen en struiken het vrije uitzicht in bochten en bij kruispunten met andere wegen niet belemmeren.
50
Bijlage 1 (Beheerkaart wegen)
51