Rijksuniversiteit Groningen Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen
Wiskunde en Informatica
Zelfevaluatie Informatica Rijksuniversiteit Groningen 2002 t/m 2005
Maart 2006
ii
Inhoudsopgave Algemeen deel
1
Inleiding / Leeswijzer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1
2
Totstandkoming Zelfevaluatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1
3
Organisatorische plaats van de opleidingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
2
4
Behandeling van het beoordelingskader . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
4
4.3
Inzet van personeel/personeelsbeleid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
4
4.4
Voorzieningen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
11
4.5
Interne kwaliteitszorg . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
17
4.7
Internationalisering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
22
Samenvatting sterke/zwakke punten en vervolgacties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
25
5
Bacheloropleiding Informatica
27
0
Administratieve gegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
27
1
Ongedeelde opleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
27
2
Totstandkoming Zelfevaluatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
27
3
Organisatorische plaats van de opleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
27
4
Behandeling van het beoordelingskader . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
27
4.1
Doelstellingen van de opleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
28
4.2
Programma . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
32
4.3
Inzet van personeel, personeelsbeleid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
43
4.4
Voorzieningen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
44
4.5
Interne Kwaliteitszorg . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
44
4.6
Resultaten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
44
4.7
Internationalisering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
46
Samenvatting sterke en zwakke punten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
46
5
Masteropleiding Informatica
47
0
Administratieve gegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
47
1
Ongedeelde opleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
47
2
Totstandkoming Zelfevaluatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
47
3
Organisatorische plaats van de opleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
47
4
Behandeling van het beoordelingskader . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
47
iii
5
4.1
Doelstellingen van de opleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
48
4.2
Programma . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
51
4.3
Inzet van personeel, personeelsbeleid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
59
4.4
Voorzieningen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
59
4.5
Interne Kwaliteitszorg . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
59
4.6
Resultaten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
60
4.7
Internationalisering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
62
Samenvatting sterke en zwakke punten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
62
A Eindtermen van de opleidingen
63
B Lijst van wetenschappelijk personeel
66
C Lijst van afstudeeropdrachten
68
D Lijst met relevante stukken
71
E Vervolgacties onderwijsvisitatie 2002
72
F Afbouw ongedeelde opleiding
74
G Curriculumherziening vanaf 2000
75
H Betrokkenheid van studenten in onderzoek
79
I
81
Lijst van gehanteerde afkortingen
iv
Algemeen deel Inleiding / Leeswijzer Het eerste hoofdstuk (Algemeen deel) van de Zelfevaluatie Informatica bestaat uit secties die voor beide beschreven opleidingen (bachelor- en masteropleiding) gelijk zijn: • • • • • •
Sectie 2 (Wijze waarop Zelfevaluatie tot stand is gekomen) Sectie 3 (Organisatorische plaats van de opleiding) Sectie 4.3 (Inzet van personeel, personeelsbeleid; F12 t/m F14) Sectie 4.4 (Voorzieningen; F15 en F16) Sectie 4.5 (Interne Kwaliteitszorg; F17 t/m F19) Sectie 4.7 (Internationalisering)
Hierbij verwijzen de Fxx naar zogenaamde facetten, zoals genoemd in de QANU-handleiding voor het schrijven van een Zelfevaluatie. Hoofdstuk 2 van deze Zelfevaluatie beschrijft de bacheloropleiding Informatica (inclusief de eerste helft van de doctoraalopleidingen), hoofdstuk 3 de masteropleiding Informatica (inclusief de tweede helft van de doctoraalopleidingen). De teksten over de afzonderlijke opleidingen verwijzen op diverse plaatsen naar het Algemeen deel van de Zelfevaluatie.
2 Totstandkoming Zelfevaluatie Deze Zelfevaluatie omvat de volgende opleidingen: de ongedeelde vier- en vijfjarige doctoraalopleiding Informatica (“oude stijl”), de bacheloropleiding Informatica en de masteropleiding Informatica. De oude ongedeelde doctoraalopleidingen worden opgevat als varianten van de aaneenschakeling van de bacheloropleiding Informatica met de masteropleiding Informatica. De evaluatie bestrijkt een periode van vier jaar en loopt van 2002 tot en met 2005. De peildatum voor de vermelde gegevens is 1 december 2005, tenzij anders aangegeven. Tabel 1 geeft een overzicht van de opleidingen waarop deze Zelfevaluatie betrekking heeft. De Zelfevaluatie is opgesteld door prof. dr. W.H. Hesselink, drs. J.H. Jongejan (onderwijscoördinator Informatica), prof. dr. J.B.T.M. Roerdink (voorzitter van de Curriculumcommissie Informatica) en prof. dr. G.R. Renardel de Lavalette (adjunct-opleidingsdirecteur Informatica). Cijfermateriaal is afkomstig van het Bureau Onderwijs Wiskunde en Informatica (hoofd: drs. J.H. Jongejan). In december 2005 is een conceptversie van de Zelfevaluatie voor commentaar gestuurd aan de Opleidingscommissie en de basiseenheden van Informatica, en besproken in het Disciplineoverleg Informatica. De Opleidingscommissie Informatica heeft dit concept besproken in haar vergadering van 10 januari 2006. In januari 2006 is een tweede conceptversie gestuurd aan de afdeling Academische Zaken (AZIS) van de RUG en het bestuur van de FWN. Op basis van commentaar is de Zelfevaluatie verder uitgewerkt en besproken met stafleden en studenten op 15 februari 2006. Op 22 februari 2006 is de Zelfevaluatie ter goedkeuring voorgelegd aan de Universitaire Commissie voor het Onderwijs (UCO) en het bestuur van de FWN. De ontvangen commentaren en aanbevelingen zijn in de voorliggende eindversie van de Zelfevaluatie verwerkt.
1
Tabel 1: Opleidingen waarop de Zelfevaluatie Informatica betrekking heeft Naam
Aard
EC
CrohoNr
gevisiteerd
accr tot
Einde
Informatica Techn. Informatica Informatica Informatica Informatica
doctoraal doctoraal doctoraal Bachelor Master
240 240 300 180 120
6181 6195 6978 56978 66978
2002 nvt 2002
nvt nvt nvt 31-12-07 31-12-07
31-08-06 31-08-06 31-08-08
3 Organisatorische plaats van de opleidingen Organisatie van het onderwijs binnen de FWN Sinds september 1997, toen de Wet Modernisering Universitair Bestuur (MUB) van kracht werd, is het onderwijs binnen de Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen (FWN) van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) georganiseerd in tien opleidingsinstituten. Elk van deze instituten staat onder leiding van een opleidingsdirecteur die, c.q. een opleidingsbestuur dat, verantwoording aan het faculteitsbestuur verschuldigd is over de inhoud, programmering, organisatie en kwaliteitsbewaking van de opleidingen. Het faculteitsbestuur draagt de eindverantwoordelijkheid. De opleiding Informatica is hierbij ondergebracht in het Opleidingsinstituut Wiskunde en Informatica (OWI). Per september 2005 is het aantal opleidingsinstituten van de FWN teruggebracht van tien naar drie, in overeenstemming met de zogeheten Tripos-structuur1 . Dit zijn: • het Opleidingsinstituut voor Levenswetenschappen (OLW), • het Opleidingsinstituut voor Natuurwetenschappen en Technologie (ONT), • het Opleidingsinstituut voor Informatiewetenschappen (OvI). Deze Opleidingsinstituten zijn verantwoordelijk voor de inhoud, uitvoering en evaluatie van het onderwijs, de studieadvisering en de voorlichting. De overleg- en organisatiestructuur is vastgelegd in het Faculteitsreglement van de FWN2 . Het ligt in de verwachting dat per 1 september 2006 het OvI onderdeel zal zijn van het Centrum voor Informatiewetenschappen (CvI, momenteel in oprichting) waarin tevens de opleiding Kunstmatige Intelligentie (thans ressorterend onder de Faculteit voor Gedrags- en Maatschappijwetenschappen) zal zijn ondergebracht. Om verwarring te voorkomen maken we vanaf nu geen onderscheid meer tussen OvI en CvI, en gebruiken alleen de term CvI. Deze beoogde organisatorische nabijheid van de opleidingen Informatica en Kunstmatige Intelligentie sluit aan bij een van de aanbevelingen uit het rapport van de Onderwijsvisitatie 2002 (zie Bijlage E, aanbeveling n).
Centrum voor Informatiewetenschappen De opleidingen die in deze Zelfevaluatie zijn beschreven, vallen onder het Centrum voor Informatiewetenschappen (CvI). Het bestuur van het CvI bestaat uit een voorzitter en twee adjunct-directeuren voor respectievelijk de opleidingen Informatica en Kunstmatige Intelligentie. Het CvI-bestuur fungeert momenteel tevens als bestuur van het Centrum voor Informatiewetenschappen in oprichting (CvI i.o.), en de voorzitter tevens als directeur. De dagelijkse leiding over de opleidingen Informatica ligt bij de adjunctdirecteur Informatica. Een student van een van de betrokken opleidingen zal de vergaderingen van het CvI-bestuur bijwonen met adviserende stem. Voorzitter van het CvI-bestuur is prof. dr. L.R.B. Schomaker. Adjunct-directeur Informatica is prof. dr. G.R. Renardel de Lavalette. 1 Zie de notitie Tripos - Een nieuwe organisatiestructuur voor de FWN (december 2003), www.rug.nl/fwn/ faculteit/bestuur/Tripos_definitieve_versie.pdf 2 Zie www.rug.nl/fwn/faculteit/bestuur/reglementen/faculteitsReglement.
2
Vanaf september 2006 zal het Centrum voor Informatiewetenschappen het onderwijs in het eerste semester gemeenschappelijk aanbieden aan studenten van de opleidingen Informatica en Kunstmatige Intelligentie. De vaststelling van de onderwijsinhoud van dit gezamenlijke semester is voorbereid door de Interfacultaire Stuurgroep Intelligente Systemen (ISIS), die in december 2005 zijn eindrapportage heeft ingediend bij het College van Bestuur van de RUG. Dit overleg heeft plaatsgevonden binnen een grondige herziening van het bachelorprogramma Informatica in de periode 2004-2005. Zie het deel over de bacheloropleiding en bijlage G voor een uitgebreidere beschrijving. Inmiddels heeft het ISIS-overleg een structureel vervolg gekregen in de Coördinatiecommissie Onderwijs van het CvI.
Bestuur en commissies De volgende commissies en besturen spelen een belangrijke rol bij de inrichting van het onderwijs en de interne kwaliteitszorg. Opleidingsbestuur Het bestuur van het CvI is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de opleidingen. De leden van het bestuur dragen op een hoger plan bij aan de kwaliteit van de opleidingen door pro-actief beleid uit te zetten, in overeenstemming met facultaire en universitaire ontwikkelingen. Opleidingscommissie Deze wettelijk voorgeschreven commissie bestaat uit drie stafleden (benoemd voor twee jaar) en drie studenten (benoemd voor een jaar). De Opleidingscommissie vergadert gemiddeld 6 keer per jaar, i.h.a. gezamenlijk met de Opleidingscommissie Wiskunde. Bij de Opleidingscommissievergaderingen is de (adjunct)opleidingsdirecteur Informatica aanwezig. Curriculumcommissie Deze commissie speelt een belangrijke rol bij de curriculumveranderingen en bewaking van het curriculum. De commissie heeft een studentvertegenwoordiger. In het geval van ingrijpende curriculumwijzigingen, zoals de invoering van het bachelor-master-systeem of de overgang naar een major-minor model binnen de bacheloropleiding, neemt de curriculumcommissie het voortouw bij de gedachtevorming en uitwerking. De commissie informeert staf en studenten onder meer via een eigen website3 . Examencommissie De Examencommissie Wiskunde en Informatica bestaat uit alle vaste stafleden betrokken bij de opleidingen Wiskunde, Technische Wiskunde en Informatica. Uitvoerende taken zijn opgedragen aan dagelijkse commissies. Reguliere taken betreffen toelating tot examens en buluitreiking, vrijstellingen, goedkeuring van studieprogramma’s, behandeling van bezwaren en klachten, vaststelling van schakelprogramma’s voor instromende HBO-studenten en incidentele zaken. Toelatingscommissie Deze commissie is verantwoordelijk voor de toelating tot de masteropleiding, en bestaat uit de Dagelijkse Commissie voor de Examens aangevuld met de postpropedeutische studieadviseur. Het betreft hier voornamelijk HBO-studenten en buitenlandse studenten. Voorlichtingscommissie Deze commissie verzorgt voorlichting aan aspirantstudenten (voor bacheloren masteropleiding) en studenten (eerstejaars en ouderejaars). De commissie rapporteert jaarlijks over de verzorgde activiteiten aan het Opleidingsbestuur. De commissie heeft studentvertegenwoordigers via het zgn. Promoteam. Computerbeleidscommissie Deze commissie adviseert de leiding van het onderzoeks- en onderwijsinstituut over het beleid m.b.t. aanschaf, onderhoud en beheer van de computerinfrastructuur. De commissie heeft een studentvertegenwoordiger. Instituut voor Wiskunde en Informatica Het personeel is opgedeeld in basiseenheden (met uitzondering van twee docenten die ressorteren onder het CvI). Deze basiseenheden maken deel uit van het onderzoeksinstituut IWI (Instituut voor Wiskunde en Informatica). Een overzicht van de basiseenheden staat vermeld in Tabel 2. Een overzicht van het wetenschappelijk personeel staat vermeld in Bijlage B. Het OBP is, afhankelijk van de functie, ondergebracht in een opleidings- of onderzoeksinstituut. Het IWI staat onder leiding van de onderzoeksdirecteur, en heeft een Raad van Advies. 3 www.cs.rug.nl/~roe/curriculum/curcie.html.
3
Tabel 2: Basiseenheden Informatica Basiseenheid
Voorzitter
Fundamental Computing Information Systems Intelligent Systems Scientific Visualisation and Computer Graphics Software Engineering and Architecture
prof. dr. G.R. Renardel de Lavalette vacature4 prof. dr. sc. techn. N. Petkov prof. dr. J.B.T.M. Roerdink prof. dr. ir. D.K. Hammer
4 Behandeling van het beoordelingskader In dit algemene deel behandelen we achtereenvolgens de volgende punten uit het beoordelingskader: inzet van personeel/personeelsbeleid, voorzieningen, interne kwaliteitszorg en internationalisering. 4.3 Inzet van personeel/personeelsbeleid
Personeelsbeleid en werving Het personeelsbeleid is primair gericht op kwaliteit (van de organisatie, van de RUG als werkgever en van de werknemers). Het beleid is er tevens op gericht om het aantal vrouwelijke stafposities uit te breiden. Met alle nieuwe medewerkers worden afspraken gemaakt over didactische scholing. Hierbij is specifieke aandacht voor het geven van Engelstalig onderwijs. Tenure-tracksysteem Het personeelsbeleid van de FWN is beschreven in de nota “Bèta’s in Banen” 5 . Talentvolle wetenschappers wordt een dienstverband aangeboden op het niveau van tenure-track universitair docent (tt-UD). Van deze stafleden wordt verwacht dat zij binnen een basiseenheid een eigen onderzoekslijn opbouwen. Het volgen van didactische training is verplicht. Bij de werving van wetenschappelijke stafleden binnen de FWN maken altijd de directeur van het onderzoekinstituut, de directeur van het opleidingsinstituut of de betreffende portefeuillehouder, de voorzitter van de basiseenheid, een studentlid, een hoogleraar van een andere basiseenheid, een RUG-hoogleraar van buiten het instituut en een hoogleraar van een andere Nederlandse universiteit deel uit van de benoemingsadviescommissie. De aanstelling vindt plaats in tijdelijke dienst voor maximaal 6 jaar. Na 5 jaar vindt een beoordeling plaats op grond van vastgestelde criteria. Het op voldoende niveau zijn van het verzorgde onderwijs is nadrukkelijk als criterium opgenomen. Als de uitkomst van de beoordelingsprocedure dit rechtvaardigt, wordt de tenure-track UD aangesteld in vaste dienst en bevorderd tot adjunct-hoogleraar (UHD met ius promovendi). Het Rosalind Franklin stimuleringsprogramma van de FWN is erop gericht het aantal vrouwen met een vaste wetenschappelijke aanstelling in de faculteit te vergroten. De nieuwe onderzoekers worden als tenure-track UD aangesteld. Rol van het Onderzoeksinstituut IWI In 1999 heeft het Instituut voor Wiskunde en Informatica een plan van aanpak opgesteld ter stroomlijning van het onderwijs in de wiskunde en verbetering van de onderzoeksprestaties bij informatica, dat door het faculteitsbestuur en het CvB is goedgekeurd. Dit plan heeft ingrijpende gevolgen gehad voor het personeel van informatica. Een onderzoeksinstituut IWI nieuwe stijl is opgericht. De toelating tot dit instituut is aan de onderzoeksprestaties gekoppeld volgens welomschreven prestatiecriteria. Tegelijkertijd is de kwaliteit van de wetenschappelijke staf aanzienlijk verhoogd door het aantrekken van 4 nieuwe stafleden met uitstekende onderzoeks- en onderwijskwaliteiten: dr. M. Wilkinson in 1999, prof. dr. J. Bosch in 2001 6 , dr. M. Biehl in 2003 en dr. P. Avgeriou in 2005. Momenteel is de selectie van een hoogleraar Software Engineering gaande. Er wordt binnenkort voor een tenure-track UD 4 Op
dit moment heeft Prof. dr S. Dustdar van de TU Wenen een benoeming tot hoogleraar buiten bezwaar. in Banen, november 2004. Zie www.rug.nl/fwn/informatievoor/medewerkers 6 Begin 2005 vertrokken naar Nokia Research in Helsinki als hoofd van een groot onderzoekslaboratorium. Hij blijft als hoogleraar buiten bezwaar aan de RUG verbonden. 5 Bèta’s
4
in de wetenschappelijke visualisatie geworven. Tevens zijn er vooruitzichten op het vrijkomen van drie verdere vacatures, waarvan twee (thans geblokkeerd) in de richting van Informatiesystemen. Sinds 1999 worden de onderzoeksprestaties van de leden van het onderzoeksinstituut jaarlijks gemeten op basis van onderzoeksoutput en betrokkenheid bij de begeleiding van promovendi (lopend gemiddelde over de laatste 6 jaar). Het voldoen aan bepaalde minimumnormen vertaalt zich in 40% onderzoekstijd, met 10% extra ruimte voor elke promotiemedewerker (met een maximum van 3). Dit beleid heeft geleid tot een wezenlijke verbetering van de onderzoeksprestaties bij informatica, blijkend uit publicaties in gerenommeerde (ISI) tijdschriften en verwerving van onderzoekssubsidies uit 2e en 3e geldstroom, en een spectaculaire groei van het aantal promoties en promovendi (van 3 in 1991 naar 25 in 2004). Vergeleken met 10 jaar geleden is bij Informatica zo een radicaal nieuwe situatie aan het ontstaan waarbij het overgrote deel van het wetenschappelijk personeel bij het onderzoek is betrokken. De verwachting is dat dit op het onderwijsprogramma uitstraalt en bijdraagt aan de aantrekkingskracht van Groningen als studieplaats voor informatica, ook internationaal. Een bewijs hiervoor is het grote aantal Socrates-Erasmus overeenkomsten dat Informatica met vooraanstaande universiteiten heeft gesloten (zie sectie 4.7) en die tot stand zijn gekomen door de onderzoekscontacten die de leden van het IWI met wetenschappers elders onderhouden. De kwaliteit van het onderzoek dat door de wetenschappelijke staf wordt beoefend is bij de recente onderzoeksvisitatie beoordeeld als goed tot zeer goed7 . F12. Eisen wetenschappelijk onderwijs Onderwijsinzet Het uitgangspunt voor het onderwijs is dat het wordt verzorgd door, c.q. onder leiding staat van, docenten die tevens actief bij wetenschappelijk onderzoek zijn betrokken. De hoorcolleges worden over het algemeen toebedeeld aan de vaste staf. Alle hoogleraren van Informatica verzorgen één of meer hoorcolleges. Voor elke cursus (vaak bestaande uit hoorcollege, werkcollege en practicum) berust de eindverantwoordelijkheid bij een wetenschappelijk staflid (hoogleraar, UHD, UD of docent). Voor werkcolleges en practica worden postdocs, promovendi en studentassistenten ingezet, in enkele gevallen ook docenten. De inzet van studentassistenten vormt een onmisbaar element: zij nemen vaak het nakijken van huiswerk en practicumopdrachten voor hun rekening, uiteraard onder supervisie en verantwoordelijkheid van een docent. Verder wordt de tentamensurveillance door studentassistenten verzorgd. Elke AIO begeleidt per jaar gemiddeld twee werkcollege- of practicumgroepen. Overigens zal in de nabije toekomst de onderwijsinzet door promovendi dalen t.g.v. het beleid van de FWN om bursalen aan te stellen, die geen onderwijs mogen verzorgen. Ieder voorjaar worden de onderwijstaken voor het komende cursusjaar door het opleidingsbestuur verdeeld. Van de verplichte vakken in de bachelor- en de masteropleiding Informatica wordt ca. 90% verzorgd door medewerkers van Informatica, de overige 10% door die van Wiskunde en Kunstmatige Intelligentie. Bij een aantal vakken (IT-Beroepspraktijk, Afstudeerproject) zijn ook vertegenwoordigers van de beroepspraktijk betrokken, bv. als gastdocent. Medewerkers van Informatica verzorgen tevens een aantal Informatica-vakken als service-onderwijs voor de opleidingen Wiskunde, Natuurkunde, Kunstmatige Intelligentie, Technische Bedrijfskunde en Technology Management. Enkele docenten verzorgen cursusonderdelen t.b.v. andere opleidingen, zoals Biomedische Technologie, Life Sciences (Bioinformatica), en de research master van de Groningse onderzoeksschool BCN (School of Behavioral and Cognitive Neuroscience). De onderwijscapaciteit (als percentage van de aanstelling) van wetenschappelijk personeel is binnen de FWN als volgt vastgesteld: • • • • •
(adjunct-)hoogleraar, U(H)D: 45% tenure-track UD: 30% postdoc, promovendus (niet-bursaal): 10% bursaal: 0% docent, studentassistent: 90%
7 Zie
het QANU visitatierapport: www.qanu.nl/comasy/uploadedfiles/ComputerscienceRevisie.pdf
5
In Tabel 3 is de onderwijscapaciteit van het personeel weergegeven, onderverdeeld naar categorie en geslacht (december 2005). Een lijst met namen van het hiermee corresponderende wetenschappelijk personeel is opgenomen in Bijlage B. Tabel 3: Onderwijscapaciteit wetenschappelijk personeel Informatica 2005/2006 rang
m
v
Totaal
fte
OWcap
% gepromoveerd
Hoogleraar* UHD UD** Docent Postdoc Promovendus Studentassistent Extern
6 0 4 6 2 13 16 3
0 0 0 0 0 1 1 0
6 0 4 6 2 14 17 3
5.6 0.0 3.2 4.1 2.0 11.7 2.9 0.9
2.52 0.00 1.44 3.69 0.20 1.17 2.60 0.90
100
Totaal
50
2
52
30.4
12.52
100 50 100 n.v.t. n.v.t. 33
* Inclusief 1 adjunct-hoogleraar en 1 bijzonder hoogleraar ** Inclusief 2 tenure-track UD’s
Gezien de beperkte onderwijscapaciteit is er bij de start van de bachelor-masteropleiding in 2002 voor gekozen om de actieve onderzoekers vooral in de masterfase in te zetten, aangezien de (facultaire) eisen voor actieve betrokkenheid van docenten bij onderzoek in eerste instantie voor de masteropleiding zijn geformuleerd. Dientengevolge is er in de bacheloropleiding sprake geweest van een onevenredig hoge inzet van docenten die geen onderzoek verrichten. Wel houden zij contact met lopend onderzoek via deelname aan een wetenschappelijke werkgroep en/of wekelijks werkoverleg in hun basiseenheid. Met het aantrekken van nieuwe tenure-track UD’s waaraan hoge onderzoekseisen worden gesteld verschuift de balans naar een situatie waarin docenten in de bacheloropleiding tevens actieve onderzoekers zijn. Docenten leggen de relatie met de professionele praktijk bij verschillende onderdelen van het onderwijsprogramma. Als voorbeelden noemen we het bachelorafstudeerproject waarbij bedrijven als opdrachtgever optreden en internationale peer review wordt gebruikt; de cursus IT-Beroepspraktijk, waarbij externe docenten uit bedrijfsleven en overheidsinstellingen zijn betrokken; de contacten met de industriële praktijk die doorwerken in de software engineering-lijn van het curriculum, en de onderzoeksstages en het afstudeerprojecten in het masterprogramma die vaak samen met bedrijven en kennisinstellingen worden uitgevoerd. Ook vindt er afstemming met het beroepenveld plaats via het NIOC (Nationaal Informatica Onderwijs Congres), waarin Informatica actief participeert (het levert o.m. de secretaris van het bestuur), zie verder blz. 9. Ook via de contacten met Alumni wordt voeling gehouden met relevante praktijkontwikkelingen. F13. Kwantiteit personeel Inzet wetenschappelijk personeel In Tabel 3 is een kwantitatief overzicht gegeven van de onderwijscapaciteit ten behoeve van het onderwijs. De gerealiseerde inzet is 10.5 fte. Het verschil met de onderwijscapaciteit (12.5 - 10.5 = 2.0 fte) wordt verklaard door de volgende omstandigheden. Een aantal medewerkers is bezig een stuwmeer aan vrije dagen uit het verleden weg te werken (ca. 0.8 fte); stafleden verzorgen serviceonderwijs voor externe opleidingen binnen de RUG; het onderzoeksinstituut (IWI) kent op grond van goede onderzoeksresultaten aan een aantal medewerkers een grotere onderzoeksruimte toe dan de facultaire norm; ten slotte is een aantal taken verricht in samenwerking met het HBO, waarbij ook externe onderwijsinzet heeft plaatsgevonden. Tabel 4 geeft een overzicht van de student-docent ratio over de afgelopen vier jaar. Bij de berekening is 6
de daadwerkelijk geleverde onderwijsinzet gebruikt in de noemer van deze ratio. Het streefcijfer is een student-docent ratio van maximaal 20. Ondanks de verminderde instroom is het totale aantal studenten dat in een bepaald studiejaar de opleiding volgde in de periode 2002-2006 gestegen. Dit is een gevolg van de hoge instroom uit het eind van de 90-er jaren, die nog steeds doorwerkt. Deze groei vlakt uiteraard wel duidelijk af. Tabel 4: Student-docent ratio jaar
fte OW**
studenten*
stud/fte
2002-2003 2003-2004 2004-2005 2005-2006
11.69 11.27 11.38 10.53
181 235 263 272
15.4 20.8 23.1 25.8
* Alleen de studenten die het gehele jaar ingeschreven stonden ** Inclusief ingehuurde docenten en studentassistenten
Zoals de tabel aangeeft vindt de groeiende student/staf verhouding zijn oorzaak zowel in het groeiende aantal studenten als in de krimpende formatie van Informatica. Een eerste oorzaak voor deze krimp ligt in het feit dat ontstane vacatures soms lastig vervulbaar blijken, o.m. door de hoge eisen die het bestuur van de FWN stelt bij de aanstelling van tenure-track UD’s. Met name aan de eis van 2 jaar onderzoekservaring in het buitenland kan door kandidaten uit de Informatica vaak niet voldaan worden, terwijl zij overigens wel gekwalificeerd zijn (b.v. door relevante ervaring in een industriële omgeving). Een tweede reden ligt in de facultaire bezuinigingen van de laatste jaren, waarbij openstaande vacatures zijn geblokkeerd; dit geldt voor de bestaande vacatures hoogleraar en tenure-track UD Informatiesystemen en de vacature tenure-track UD Wetenschappelijke Visualisatie en Computergrafiek. Echter, het FWN-bestuur is zich bewust van de grote capaciteitsproblemen bij het Informatica-onderwijs en zal daarom naar verwachting op korte termijn enkele vacatures vrijgeven. Onderwijsondersteuning Tabel 5 geeft informatie over de organisatorische onderwijstaken en de onderwijsondersteuning binnen Informatica per 1 december 2005. Tabel 5: Onderwijsondersteuning functie
functionaris
fte OBP
Onderwijscoördinator* Medewerker onderwijsadministratie Medewerker practicumbeheer Medewerker secretariaat Medewerker Voorlichting Medewerker Internationalisering
drs. J.H. Jongejan mw. P.J. Kruizinga P. Arendz mw. M.H. Holthof mw. A.M. Beereboom mw. A.M. Beereboom
0.40 0.50 0.50 0.35 0.07 0.18
Totaal
2.00
* Tevens hoofd Onderwijsbureau Wiskunde en Informatica
F14. Kwaliteit personeel Voor het verzorgen van onderwijs is het van groot belang dat de wetenschappelijke stafleden goede didactische kwaliteiten bezitten. Sinds het invoeren van de MUB in september 1997 is de toetsing van didactische kwaliteiten een expliciet aspect van de sollicitatieprocedure voor wetenschappelijk personeel. 7
Kaders van Bèta’s in Banen Met de implementatie van de notitie Bèta’s in Banen (zie ook blz. 4) koos de FWN voor een fundamentele wijziging in haar personeelsbeleid: het loopbaanbeginsel vervangt het formatiebeginsel als grondslag voor het facultaire personeelsbeleid. Het verwerven van didactische kwaliteiten en het voldoen aan de vastgestelde onderwijscriteria op de diverse functieniveaus krijgen bij het doorlopen van de carrière meer gewicht. Dit houdt onder andere in dat bij de aanstelling afspraken gemaakt worden over te volgen cursussen en trainingen om de professionaliteit te bevorderen. Bevorderingen naar een volgend functieniveau zijn hiermee formeel pas aan de orde als aan de eisen m.b.t. de onderwijscompetenties is voldaan en het cursusprogramma is afgerond. Specialisatie in een onderwijsfunctie is een carrièrestap die uitsluitend na het succesvol doorlopen van het tenure-track traject volgens Bèta’s in Banen kan plaatsvinden. Het algemene uitgangspunt is dat de vaste wetenschappelijke staf onderwijs- én onderzoekstaken vervult. Een takenpakket met hoofdzakelijk onderwijstaken in een later stadium van de carrière behoort formeel wel tot de mogelijkheden. Het formuleren en invullen van trainingsbehoeften en het formuleren van loopbaanbeleid voor docenten is de volgende stap. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan het meer in balans brengen van het onderzoek en het onderwijs binnen de faculteit. Kwalificaties docententeam Zoals reeds uiteengezet in sectie 3 op blz. 4, voert het onderzoeksinstituut IWI sinds 1999 een beleid waarin verbetering van het onderzoekspotentieel sterk wordt bevorderd. Dit beleid heeft geleid tot een significante verbetering van de onderzoeksprestaties, zoals blijkend uit de goede tot zeer goede beoordeling bij de recente onderzoeksvisitatie en de sterke stijging van het aantal promoties. Het huidige bachelor- en mastercurriculum kan niet geheel met het bestaande docententeam van Informatica worden overdekt. Er is sprake van onderbezetting bij Software Engineering en Scientific Visualization & Computer Graphics. Leemtes bestaan o.m. op het gebied van informatiesystemen (twee vacatures), embedded systemen, en gedistribueerde systemen. Deze worden tijdelijk opgevuld via nulaanstellingen en het aantrekken van externe docenten, b.v. voor telematica (verzorgd door Bestuurlijke Informatiekunde), communicatieve vaardigheden (inbreng van Letteren), en oriëntatie op beroepspraktijk. Professionalisering docenten en opleidingenaanbod Nieuw aangestelde docenten dienen tenminste de cursus Basisvaardigheden te volgen, die door het Universitair Onderwijs Centrum Groningen (UOCG) wordt aangeboden. In deze cursus wordt, in overleg met de cursusleiding en de faculteit, een professionaliseringsplan opgesteld. Na het succesvol doorlopen van deze cursus voldoen docenten aan de eisen die het College van Bestuur stelt aan de didactische voorbereiding van nieuwe docenten (inclusief het verzorgen van Engelstalig onderwijs). Een en ander wordt in het personeelsdossier vastgelegd en is onderwerp bij beoordelings- en functioneringsgesprekken. De onderzoeksdirecteur voert driejaarlijks functioneringsgesprekken met de voorzitters van de basiseenheden (facultair beleid); de onderwijsdirecteur treedt hierbij als informant op en geeft tevens aan welke afspraken nodig zijn t.a.v. het onderwijs. De resultaten van vakevaluaties komen aan de orde tijdens het functioneringsgesprek. De voorzitters van de basiseenheden voeren jaarlijks functioneringsgesprekken met de overige wetenschappelijke stafleden binnen hun basiseenheid. De adjunct-directeur Informatica doet dit met medewerkers die niet in een basiseenheid zijn aangesteld. Onderwijs en docentprofessionalisering zijn hierbij onderwerp van gesprek. Indien nodig wordt zittend personeel (aanvullend) didactisch geschoold. Binnen de FWN wordt een systeem van kwaliteitsbeoordeling van docenten ingevoerd. Het UOCG (Universitair Onderwijs Centrum Groningen) en het ICLON (Interfacultair Centrum voor Lerarenopleiding, Onderwijsontwikkeling en Nascholing, Universiteit Leiden) hebben de competenties van docenten in het WO in kaart gebracht en gepubliceerd in een rapport8 . Hierbij is reeds gebruik gemaakt van het systeem Universitair Functie Ordenen (UFO). Zittend personeel neemt deel aan de volgende activiteiten die gericht zijn op docentenprofessionalisering. • Geregeld worden workshops gehouden over onderwijsgebonden onderwerpen, waaraan de vaste stafleden een actieve bijdrage leveren. Dit gebeurt o.a. op de facultaire onderwijsdagen, en in het kader 8 Competenties
van docenten in het wetenschappelijk onderwijs. October 2002.
8
• • • • •
•
van onderwijsvernieuwing en curriculumherontwerp (zie blz. 9). Deelname aan didactische cursussen. Nieuwe hoogleraren nemen deel aan een professionaliseringstraject. Verplichte deelname aan coachings- en verbetertrajecten indien de onderwijsevaluaties daartoe aanleiding geven. Voor de competentieontwikkeling van tenure-track UD’s kent de FWN het SPOTT9 programma (Strategisch Professionaliserings & Ontwikkelingsprogramma Tenure Track). Promotiemedewerkers volgen een opleidingstraject van 10% van de werktijd. Afspraken hierover worden vastgelegd in het Opleidings- en Begeleidingsplan, dat voor aanvang van de aanstelling wordt opgesteld. Voor degenen die als AIO zijn aangesteld geldt dat ze in beperkte mate (max. 10%) worden ingezet voor onderwijstaken, met name bij werkcolleges en practica. Er is een verplichte didactische cursus van een dagdeel voor studentassistenten, verzorgd door Studie Ondersteuning (RUG).
Daarnaast is er universitair personeelsbeleid met betrekking tot de Engelse taalvaardigheid van docenten en ondersteunend personeel in de masterfase. Dit beleid wordt momenteel geïmplementeerd. Het masteronderwijs binnen de opleiding Informatica wordt in het Engels verzorgd zodra een van de studenten of docenten daartoe de wens te kennen geeft.
Highlight: Pilots informatica in onderwijsvernieuwingsprojecten
AlaBaMa
Connecticut
In de periode 2002-2006 is Informatica actief betrokken geweest bij pilots in onderwijsvernieuwingsprojecten, zoals AlaBaMa (ontwikkeling good practices voor docenten), Connecticut (online competentiedatabase en competentiemeter, herontwerp major informatica), Project Communicatieve Vaardigheden (leerlijn informatica) en DOCES (evaluatie van docentcompetenties). Een aantal van deze projecten wordt uitgevoerd met een subsidie van SURF. Pilots informatica in onderwijsvernieuwingsprojecten In de afgelopen jaren is door de toenmalige opleidingsdirecteur, prof. dr. G. Vegter, een krachtig beleid van onderwijsvernieuwing en docentenprofessionalisering ingezet. In deze periode is Informatica actief betrokken geweest bij pilots in onderwijsvernieuwingsprojecten; in een aantal daarvan liep Informatica zelfs voorop. Dit betreft: 1. AlaBaMa, pilots informatica. Het project AlaBaMa (A la Bachelor Master) ondersteunt docenten die opnieuw vorm willen geven aan het curriculum en daarbij speciaal aandacht geven aan competenties van studenten. Op de AlaBaMa website10 (zie kader) kunnen docenten online voorbeelden en good practices vinden over de manier waarop zij hun onderwijs kunnen aanpakken. Zo zijn o.m. het 9 www.rug.nl/fwn/informatievoor/medewerkers/facultairPersoneelsbeleid. 10 www.rug.nl/alabama.
9
Studentcolloquium als een peer-reviewed congres en het Softwareproject “in-het-echt” ontwikkeld. Dit project werd uitgevoerd met een subsidie van SURF. 2. Connecticut, pilot informatica. Het project Connecticut ontwikkelt een innovatief ICT-instrumentarium voor het vergroten van de flexibiliteit van het bèta- en techniekonderwijs. Het project richt zich primair op de ICT-opleidingen, en streeft een drieledig doel na: het grondig informeren van potentiële studenten over de aard van de HBO- en WO-opleidingen en te verwerven competenties en vaardigheden; het vergroten van instroom en zij-instroom in de opleidingen van de projectpartners en het regionale hoger onderwijs; en het verbeteren van de doorstroom van studenten binnen de opleidingen van de projectpartners. Producten zijn o.m. een online competentiedatabase (Cbase) en competentiemeter (Cmtr). De opleiding Informatica draagt o.a. bij aan het Cmtr-onderdeel in de vorm van een pilotproject. Bijpassende pilot is het herontwerp major informatica, inclusief intensieve docentenprofessionalisering (zie bijlage G). Dit project wordt uitgevoerd met een subsidie van SURF. 3. NIOC, afstemming met beroepenveld. Het NIOC (Nationaal Informatica Onderwijs Congres), in 2004 te Groningen gehouden op 3 en 4 november, besteedt aandacht aan het hele informaticaonderwijs, van voortgezet tot wetenschappelijk onderwijs, van algemeen vormend tot beroepsgericht onderwijs, van regulier onderwijs tot bedrijfsopleidingen, en betrekt daarbij docenten en opleiders, ontwikkelaars, beleidsmakers en managers, leerlingen, studenten en cursisten. De afdeling Informatica was en is zeer actief betrokken bij de organisatie, de Programmacommissie WO en het bestuur. 4. Project Communicatieve Vaardigheden, pilots/leerlijn informatica. In het kader van dit project zijn docentenworkshops gehouden over het beoordelen van schrijftaken en de ontwikkeling van een leerlijn communicatieve vaardigheden. Docenten informatica waren zeer actief betrokken bij dit project in de periode januari 2000 - december 2003. De cursus IT-beroepspraktijk in het bachelorcurriculum is vernieuwd. Ook is er een syllabus Communicatieve Vaardigheden voor Informatici ontwikkeld. Veel van dit materiaal is inmiddels geïntegreerd in Noordster11 , een online Forum voor communicatieve vaardigheden, waarvan het beheer in handen is van de leerstoelgroep Taalbeheersing van de Letterenfaculteit van de RUG. 5. DOCES, pilots uitgevoerd bij informatica. Dit project betreft facultair beleid m.b.t. de evaluatie van docentcompetenties. Het UOCG heeft samen met zijn zusterorganisatie in Leiden (het ICLON) een set competenties geformuleerd en het bijbehorende webgebaseerde evaluatie-instrument DOCES ontwikkeld. In 2003 heeft Informatica deelgenomen aan een ‘field test’ in de vorm van enkele workshops. De inzet van informatica bij deze onderwijsvernieuwingsprojecten in de periode 2000-2005 bedraagt ca. 0.5 tot 0.7 fte per jaar. Sterke en zwakke punten F12 t/m F14 Sterke punten: • De kwaliteit van het onderzoek dat door de wetenschappelijk staf wordt beoefend is bij de recente onderzoeksvisitatie beoordeeld als goed tot zeer goed, wat een positieve uitwerking heeft op de kwaliteit van het onderwijs. • Er zijn didactische trainingen voor stafleden, promotiemedewerkers en studentassistenten; deze zijn verplicht voor nieuw aangestelde stafleden. • Er is een actief beleid van deelname aan coachings- en verbetertrajecten indien de onderwijsevaluaties daartoe aanleiding geven. • Deelname aan onderwijsvernieuwingsprojecten, o.a. in samenwerking met de Hanzehogeschool Groningen, versterkt de professionalisering van docenten. 11 www.rug.nl/noordster.
10
Zwakke punten: • De omvang van de vaste wetenschappelijke staf (inclusief tenure trackers) is beperkt en bedraagt momenteel 16 personen (12.9 fte); 6 van hen (4.1 fte) zijn docent en verrichten geen wetenschappelijk onderzoek. Als gevolg hiervan is geruime tijd een betrekkelijk groot deel van het bachelor-onderwijs verzorgd door stafleden die niet actief zijn als onderzoeker. • De verplichting tot een didactische cursus voor studentassistenten wordt niet systematisch nagekomen. • Het faculteitsbestuur hanteert al geruime tijd een vacaturestop, waardoor voor reeds toegekende formatieplaatsen niet geworven kan worden. Door het vertrek van stafleden is de formatie van Informatica daarom al enige jaren krimpend. • De student/staf ratio, en daarmee de werkdruk, neemt toe. Vervolgacties zwakke punten: • Het reeds ingezette beleid om in het (bachelor)onderwijs het aandeel van docenten zonder onderzoeksinzet terug te brengen wordt versneld uitgevoerd. • De opleiding zal het faculteitsbestuur verzoeken om middelen waarmee tijdelijke externe onderwijscapaciteit (docenten betrokken bij onderzoek) aangetrokken kan worden, zolang de capaciteit van de vaste staf nog niet op peil is. • Er vindt voortdurend overleg met het faculteitsbestuur plaats over deblokkering van bestaande hoogleraars- en tenure-track vacatures.
4.4 Voorzieningen
F15. Materiële voorzieningen Huisvesting Vanaf 1991 is de afdeling Informatica samen met Wiskunde gehuisvest in het IWI-gebouw op Blauwborgje 3. Begin 2005 zijn de werkplekken van zes docenten verplaatst naar het pand Blauwborgje 10 aan de overzijde van het IWI-gebouw. Deze verhuizing is het gevolg van de samenvoeging van een aantal universitaire ondersteunende diensten tot het UOCG per 1 januari 2005. Collegezalen Informatica deelt de collegezalen in het WSN-gebouw en het aanpalende Zernike-gebouw met andere gebruikers (Economie, Bedrijfskunde, Ruimtelijke Wetenschappen, Wiskunde). Deze onderwijsruimten liggen vlakbij het IWI-gebouw en zijn binnendoor te bereiken. De grotere collegezalen in dit complex zijn onlangs gemoderniseerd en voorzien van netwerkverbinding, beamer en PC. Daarnaast is een beperkt aantal zalen in het pand Blauwborgje 10 in gebruik. Deze zalen zijn karig uitgerust (oude schoolborden, geen permanente beameropstelling) en de klimaatregeling is gebrekkig (zeer warm in de zomer). In februari 2006 is een nieuw cluster van collegezalen opgeleverd. Daarmee kan het OWI beschikken over een voldoende aantal geschikte zalen. De FWN heeft ingrijpende nieuwbouwplannen. Zo zal medio 2007 een gebouw opgeleverd worden waarin het faculteitsbestuur (en bijbehorende afdelingen) samen met Wiskunde, Informatica en Kunstmatige Intelligentie gehuisvest zullen worden. Daarin zijn ook projectruimten gepland (dit komt tegemoet aan het tijdens de onderwijsvisitatie 2002 geconstateerde gebrek aan voldoende ruimte voor het werken in projectgroepjes, zie Bijlage E, punt k). Practicumvoorzieningen Informatica beschikt samen met Wiskunde over 60 PC’s en ruim 100 ARBOgoedgekeurde stoelen in de practicumzalen op de begane grond van het IWI-gebouw. Tevens zijn er 15 werkplekken met PC voor de studentassistenten en Informatica-afstudeerders op de begane grond. Het practicumsysteem wordt ook gebruikt bij serviceonderwijs aan grotere groepen. Er is een elektronisch reserveringssysteem waarmee zowel groepspractica als individueel gebruik worden geroosterd. Het aantal 11
werkplekken is in het algemeen ruim voldoende voor het huidige aantal studenten (informatica, wiskunde, bijvakstudenten). Congestieproblemen door vakken met grote deelname en samenvallende deadlines zijn soms echter niet geheel te voorkomen. Het practicumsysteem is een netwerk van Linux-machines (deels dual boot Linux/Windows systemen) met een centrale fileserver, mailserver, printerserver en webserver. De vervanging wordt gefinancierd uit facultaire middelen. Iedere student beschikt naast een Linux-account over een universitaire account, en heeft daarmee Internet-toegang en email-faciliteiten. Bij het onderwijs wordt gebruik gemaakt van het hier ontwikkelde Athena-systeem, dat ingestuurde practicumoplossingen controleert op alle automatisch te traceren fouten (compilatie en run-time fouten, verkeerde uitvoer, overschrijding geheugen / tijdslimieten) en de student van feedback voorziet. Daarmee kan de student buiten reguliere practicumuren ook feedback krijgen.
Highlight: HPCV faciliteiten Rijksuniversiteit Groningen
Reality Cube
Zernikeborg Reality Theater De RUG beschikt in het Rekencentrum (Zernikeborg) over voorzieningen van wereldklasse op het gebied van high-performance computing en visualisatie, o.a. een IBM BlueGene supercomputer (peak performance ongeveer 28 TeraFlop) bestemd voor de verwerking van radioastronomische gegevens van het LOFAR project, een 128-node en een 400-node cluster, een Cray SV1e vector supercomputer, een CAVE, een virtual reality theater en een power wall. Studenten hebben toegang tot verschillende van deze faciliteiten in het bachelor- en masteronderwijs Informatica, o.a. bij de cursussen Architectuur en Programmeren van Parallelle en High Performance Systemen, Scientific Visualization en Advanced Computer Graphics & Virtual Environments, en bij onderzoeksprojecten in de masterfase. Op universitair niveau wordt de onderwijsleeromgeving Nestor aangeboden (gebouwd op de software van Blackboard). Ook kunnen Informatica-studenten gebruik maken van verschillende faciliteiten in het High Performance Computing and Visualisation Center van het Rekencentrum, met o.a. de BlueGene supercomputer Stella, één van de snelste computers van de wereld. Bij de computerpractica wordt — naast de standaardpakketten als vertalers en interpreters, tekstverwerkers en editors — van softwarepakketten gebruik gemaakt, zoals VTK, Amira, FuzzyTech, Maple, Mathematica, Matlab (met enkele toolboxes), Delphi, ImageJ, Sniff, Visual C++, PostgresSQL, MySQL, een aantal Microsoft pakketten, Java en Eclipse. De programmatuur wordt verzorgd via een uniforme bundel, waar12
mee alle standaardwerkplekken van dezelfde software-omgeving worden voorzien. Deze bundel wordt regelmatig vernieuwd en aangepast aan de wensen vanuit het onderwijs. Vanuit efficiëntie-overwegingen zijn de practicumwerkplekken uniform ingericht. Deze uniformiteit is niet altijd verenigbaar met de wens tot maximale vrijheid van studenten tot het zelf installeren van en experimenteren met softwareapplicaties. Tevens leidt toenemende computercriminaliteit tot extra belasting bij het systeembeheer, en de wens de systemen zoveel mogelijk af te grendelen. Veel valt te winnen met een goede communicatie tussen studenten en systeembeheer. Dit gebeurde tot voor kort door de inzet van een studentassistent als ondersteuning van het systeembeheer en trait-d’union met de studenten. In het geval van speciale wensen van docenten in het onderwijs, zoals de installatie van specifieke grafische kaarten (b.v. ten behoeve van cursussen op het gebied van geavanceerde graphics) of het kunnen experimenteren met computer-hardware, wordt in overleg met het systeembeheer een op maat gesneden oplossing getroffen. Bibliotheek De bibliotheek voor Informatica bevindt zich in de bibliotheekvleugel van het WSN-gebouw, samen met onder meer de bibliotheken van Economie en Bedrijfskunde. Voor studenten zijn in deze vleugel studieruimten ingericht. Er is een collectie boeken en tijdschriften beschikbaar op het gebied van basisinformatica en op het terrein van een aantal specialistische richtingen binnen de Informatica, met name op die gebieden waarin in Groningen actief onderzoek plaatsvindt. De bij colleges voorgeschreven boeken zijn in de bibliotheek aanwezig. Recente tijdschriftnummers zijn beschikbaar in het IWI-gebouw (in de koffieruimte op de tweede verdieping). Overigens wordt door studenten steeds minder gebruik gemaakt van de bibliotheek, mede omdat veel tijdschriften en artikelen online beschikbaar zijn. In de nieuwbouw die Informatica in september 2007 zal betrekken is tevens de centrale FWN-bibliotheek gehuisvest. Conclusie De materiële voorzieningen, gekoppeld aan het systeem van onderhoud en aanpassingen, zijn voldoende bij de huidige studenteninstroom en in relatie tot de momenteel gehanteerde onderwijsvormen. F16. Studiebegeleiding
Studievoorlichting Studiebegeleiding begint met goede voorlichting. Hierbij onderscheiden we aspirantstudenten (voor bacheloren masteropleiding) en studenten (eerstejaars en ouderejaars) als doelgroepen. Voor dit doel heeft Informatica een eigen Voorlichtingscommissie. Aspirantstudenten Een overzicht van alle voorlichtingsactiviteiten, waarbij ook veel medewerkers (docenten/onderzoekers) van de afdeling Informatica betrokken zijn, wordt gegeven in Tabel 6. Hierbij wordt nauw samengewerkt met verwante opleidingen als Kunstmatige Intelligentie en Informatiekunde, waarbij de verschillen tussen de opleidingen worden verhelderd zodat een weloverwogen keuze kan worden gemaakt door de aanstaande student. Enkele activiteiten lichten we er hier uit. Schriftelijk voorlichtingsmateriaal t.b.v. de werving van aspirantstudenten (bachelors) wordt uitgegeven en verspreid door het Studentenadviesbureau Groningen (STAG). Daarnaast wordt voor de voorlichting gebruikgemaakt van de website. In samenwerking met het STAG organiseert de Commissie Voorlichting en PR van Informatica een groot aantal activiteiten. Het Promoteam Informatica (studentassistenten) verzorgt op middelbare scholen proeflessen informatica om scholieren te interesseren voor de informatica. Omdat informatica alleen als ondersteunend vak bij een profielwerkstuk kan worden opgenomen is er tot nu toe nog niet deelgenomen aan het facultaire initiatief om VWO-leerlingen te ondersteunen bij het vervaardigen van de profielwerkstukken (Bètasteunpunt). Met de veranderingen in het middelbaar onderwijs zal dit hopelijk op korte termijn wel het geval zijn. Een nieuw aspect (collegejaar 2005-2006 voor het eerst) is het verzorgen van voorlichting op scholen d.m.v. de RUG-Discovery. Dit is een bus met daarin een mobiel klaslokaal voorzien van moderne elektronische leermiddelen, waar in een stimulerende omgeving voorlichting dan wel een proefles/practicum kan worden verzorgd.
13
Tabel 6: Overzicht voorlichtingsactiviteiten Activiteit
Toelichting
Doelgroep grootte)
Groningen Science Week Onderwijsbeurzen (Groningen, Utrecht) Schoolbezoek
Colleges en practicum voor geïnteresseerde scholieren verzorgd door één of meer docenten. (Nationale) presentatie op onderwijsgebied door alle hogescholen, universiteiten en ROC’s
6 VWO (30)
Een student en docent verzorgen een presentatie van ca. 30 min. voor 6 VWOers Een team van studentassistenten bezoekt scholen om voorlichting en les te geven Promoteam, versterkt met docent, verzorgt proeflessen en practica in een mobiel leslokaal De RUG presenteert alle opleidingen aan de scholieren. Informatica organiseert 3-4 maal een presentatie (docent) en individuele voorlichting (medewerkers en studenten) in een stand met demonstratieproeven in het Harmoniegebouw Scholieren proeven sfeer bij twee studierichtingen (elk een dagdeel) en in de stad Groningen. De afdeling Informatica verzorgt een 3 uur durend programma dat bestaat uit 2 presentaties (docent) en een “practicummarkt” waar scholieren practicumresultaten (van eerstejaars t/m afstudeerwerk) kunnen zien, en met studenten van alle jaargangen kunnen praten Kleinschalig evenement waarbij bezoekers een hele dag op locatie aanwezig zijn en kennismaken met de inhoudelijke kant van de opleiding, de onderwijsvormen (hoor- en werkcolleges, practica) en veel met studenten kunnen praten Filosofie achter de activiteit is dat scholieren (niet altijd even geïnteresseerd) vóór of vlak na het kiezen van een profiel ook kennis moeten maken met de achterliggende terreinen van de wetenschap Studieadviseur houdt spreekuur voor late beslissers Eerstejaars introductiekamp; omvat ook voorlichting en opstart mentoraatgroepjes Nationale beurs voor (bachelor) afgestudeerden met veel ICTers RUG presenteert al haar masteropleidingen tijdens een informatiemiddag/avond Vergelijkbaar met Nobiles Carriëredagen maar met universitaire stand Contacten met docenten Informatica in het VWO
studiekiezers (30, 3 maal per jaar) 4-6 VWO (25, 20 maal per jaar) 4-6 VWO (15, 15 maal per jaar, 4 maal tot nu) 4-6 VWO (80)
Contact met de achterban van de studenten
ouders van 2e-jaars (27) afgestudeerden (45)
Promoteam RUG-Discovery Centrale Voorlichtingsdag
Open Dag op Locatie
Twee Dagen Student
Collegecaroussel
Late-beslissersdag Introductie (KIWI) Nobiles Carrièredagen Mastervoorlichting RUG Masterbeurs, Jaarbeurs Utrecht Lerarendag Informatica Ouderdag Alumnidag
Contact met alumni en (deel van) het werkveld
14
(groeps-
studiekiezers variabel)
(zeer
4-6 VWO (25-35)
5-6 VWO (10)
3-4 VWO (90-120)
studiekiezers (2) Eerstejaars (30) bachelors WO/HBO (20) bachelors WO/HBO (8) bachelors WO/HBO (8+) VWO docenten (20)
Omdat het Promoteam Informatica al over geschikte lesmaterialen en ervaring beschikte, had Informatica de primeur bij de inzet van dit nieuwe middel. Onlangs is voorlichting voor aspirant masterstudenten geïntroduceerd. Ook recent is de invoering van de Lerarendag Informatica. Hiermee wordt beoogd contact te krijgen met (voornamelijk) VWO-docenten Informatica. Er vindt uitwisseling van ideeën plaats over ontwikkelingen in het universitaire en middelbaar onderwijs, en universitair onderzoek komt aan bod. Tevens wordt het Promoteam gepresenteerd, evenals een nieuwe elektronische leeromgeving (CSEE) waarin de door het Promoteam ontwikkelde lesmaterialen beschikbaar worden gesteld aan VWO-docenten. Er bestaan plannen om de werving van nieuwe studenten in de nabije toekomst specifiek ook op NoordDuitsland te richten, waar de ratio student/staf binnen Informatica-opleidingen vaak zeer ongunstig afsteekt bij de Nederlandse situatie. De aanwezigheid van een Duitse studente in het Promoteam en een Duitse tenure-track UD maken werving in de eigen taal eenvoudiger. Studenten De eerstejaarsstudenten beginnen de studie met de introductiedagen, waarbij ze kennismaken met de opleiding en met elkaar. De begeleiding van de eerstejaars wordt na de introductiedagen gecontinueerd door mentoren (hogerejaarsstudenten). De mentoren worden door de eerstejaarsstudieadviseur voorbereid en begeleid. De voorlichting aan studenten over de studieprogramma’s wordt verzorgd door het Bureau Onderwijs en vindt primair plaats via de studiegids, de roosters en de website12 . Veel informatie over cursussen, roosterwijzigingen, enz., wordt ook verstrekt via Nestor, de elektronische leeromgeving van de RUG. Studenten tekenen in voor tentamens en kunnen hun eigen studievoortgang en resultaten volgen via ProgRESS WWW. Voorlichting over inhoudelijke aspecten van de studie wordt op tal van manieren verzorgd door de docenten. In de voorlichting aan ouderejaarsstudenten over (keuzes in) de studie is er een aparte master-presentatie middag, waarin de verschillende afstudeervarianten worden gepresenteerd. Hierbij worden ook HBOers die zich via de masterbeurzen hebben opgegeven uitgenodigd. Voorlichting over algemene zaken wordt verzorgd door de RUG centraal, via de website, brochures en publicaties in de Universiteitskrant (UK). Instroomenquête Om het effect van onze inspanningen voor de studiekiezers te kunnen bepalen wordt bij het begin van de tweede onderwijsperiode onder eerstejaars een instroomenquête afgenomen. Daarin wordt gevraagd naar: – evenementen en informatiebronnen die van invloed op de studiekeuze; – motivatie voor de studie informatica in Groningen; – ervaringen met de studie tot dat moment; – ervaringen met deelname aan de mentorgroep. De belangrijkste conclusie van de enquête is dat de aankomende studenten zich vooral richten op de centrale voorlichtingsdag, de open dag op locatie en de STAG-brochure.
Studieadvisering De studieadvisering voor studenten Informatica wordt verzorgd door twee studieadviseurs: één voor eerstejaarsstudenten en één voor hogerejaarsstudenten. Via het onderwijsbureau, waar in eerste instantie de meeste praktische vragen direct beantwoord kunnen worden, kan er met studieadviseurs een afspraak worden gemaakt. Eerstejaarsstudenten De studieadviseur voor het eerste jaar heeft als belangrijkste taak het bevorderen van de studievoortgang van de studenten in de propedeutische fase. Hij doet dit door studieresultaten te bewaken en (vooral) door het onderhouden van contacten met studenten en docenten. Hij houdt wekelijks spreekuur voor studenten en nodigt, in ieder geval bij achterblijvende studieresultaten, studenten uit voor een gesprek. Een belangrijke rol speelt de studieadviseur bij het oplossen van onderwijskundige problemen in het propedeusejaar, die op grond van evaluaties naar voren komen of via individuele contacten, mentorgroepen (zie hieronder) enz. bij hem worden aangemeld. In overleg met studenten en docenten, 12 www.rug.nl/informatica/onderwijs.
15
en eventueel met inschakeling van de opleidingscommissie, zoekt hij naar oplossingen voor de gerezen problemen. Hogerejaarsstudenten De studieadviseur voor de hogere jaren volgt de studieresultaten van de studenten in de postpropedeutische fase, helpt de studenten bij het opstellen van hun studieprogramma (bachelor, master of doctoraal) en streeft naar oplossingen van individuele studieproblemen. Hij heeft tweemaal per week spreekuur. Studenten met stagnatie in de studievoortgang, d.w.z. als minder dan 55 procent van de te behalen studiepunten zijn gehaald, zoals aangegeven door ProgRESS, worden tweemaal per jaar uitgenodigd voor een gesprek. Verder speelt deze studieadviseur een belangrijke rol bij de interne studievoorlichting. Zo organiseert hij jaarlijks een voorlichtingsbijeenkomst voor derdejaarsstudenten over de verschillende specialisatierichtingen in de Master Informatica.
Studiebegeleiding Om eerstejaarsstudenten op een vlotte wijze vertrouwd te maken met alle facetten van de studie is er het mentoraat. In de introductieperiode aan het begin van het eerste jaar worden mentorgroepjes gevormd die o.l.v. hogerejaarsstudenten in de eerste vier maanden regelmatig bijeenkomen om te spreken over alles wat van belang is bij de studie. Onderwerpen als: hoe deel je je tijd in, hoe moet je aan de verschillende vakken werken, hoe bereid je je voor op de toetsen en tentamens, bij wie kan je met welke vragen terecht, enz., komen daarbij aan de orde. Ook worden hier onderwijsproblemen gesignaleerd en doorgespeeld naar de studieadviseur. Deelname aan de mentorgroepen is voor de eerstejaarsstudenten verplicht. De studieadviseur voor het eerste jaar geeft leiding aan het mentoraat, en treedt op als coach van de mentoren. Ook verzorgt hij een mentorentraining. Naast de studiebegeleiding zoals die door de studieadviseurs wordt geleverd, hebben uiteraard ook de individuele docenten een aandeel in de begeleiding, maar dan meer op het terrein van hun eigen vak(ken). Vooral in de afstudeerfase is de afstudeerdocent voor de student de belangrijkste studiebegeleider, niet alleen in directe zin bij het verrichten van het afstudeeronderzoek, maar ook bij het adviseren van de student over geschikte keuzevakken, het plannen van de eindfase van de studie en het geven van voorlichting over latere beroepsmogelijkheden. Studievoortgangsregistratie De RUG beschikt over een geautomatiseerde studievoortgangsregistratie, het systeem ProgRESS, dat ontwikkeld is en beheerd wordt door het UOCG. Dit computerprogramma maakt het voor de studieadviseurs en de docenten mogelijk de studieprestaties van alle studenten nauwkeurig en op de voet te volgen. De studenten hebben de mogelijkheid om via ProgRESS WWW hun eigen studieresultaten in te zien. Studievorderingsadvies De eerstejaarsstudieadviseur maakt na afloop van elke tentamenperiode een overzicht van de behaalde resultaten en deelt de studenten op in drie categorieën, en wel A: ≥ 70% gehaald, B: 30 − 70% gehaald en C: < 30% gehaald. Na afloop van kwartaal 3 brengt de studieadviseur namens het College van Bestuur een dringend studievorderingsadvies uit aan alle studenten. Aan studenten in de categorie C wordt dringend geadviseerd naar een andere studie en/of opleidingsniveau om te zien, studenten in categorie B worden opgeroepen om samen met de studieadviseur een plan op te stellen om de ontbrekende vakken zo snel mogelijk te voltooien. De studenten brengen hun wensen op het gebied van studievoorlichting en -begeleiding op allerlei manieren naar voren: via hun vertegenwoordiging in de OC waar zij een actieve en goed georganiseerde inbreng hebben, via de studentvertegenwoordiger in de curriculumcommissie, en door middel van directe contacten met docenten. Op grond hiervan is de conclusie dat de begeleiding en studievoorlichting voldoende zijn. Ook de enquête 100 over de RUG die de Rijksuniversiteit Groningen organiseert levert i.h.a. nuttige informatie over de tevredenheid van studenten. Echter, het Informatica-contingent dat heeft deelgenomen is te klein voor zinvolle uitspraken. Het algemene beeld van de FWN geeft geen reden tot zorg.
16
Sterke en zwakke punten F15 en F16 Sterke punten: • Een aantal onderwijsruimten is recent opgeknapt en beschikt nu over goede audiovisuele voorzieningen. • De RUG beschikt in het Rekencentrum (Zernikeborg) over voorzieningen van wereldklasse op het gebied van high-performance computing en visualisatie. Studenten hebben toegang tot verschillende van deze faciliteiten in het bachelor- en masteronderwijs. • Door het studentenmentoraat in het eerste jaar raken eerstejaarsstudenten gemakkelijk vertrouwd met alle facetten van de studie. • Er is een goede website: alle studie-informatie staat online. Het rooster is opvraagbaar vanuit diverse gezichtspunten (student, docent, vak, periode, jaar). • Per 1 september 2007 komt Informatica samen met Wiskunde, Kunstmatige Intelligentie en het Bureau van de faculteit in een nieuw gebouw. Zwakke punten: • Werkplekken van de medewerkers bevinden zich tijdelijk op twee locaties, beide op enige afstand van de meeste onderwijsruimten. • Er is een aantal minder goed geoutilleerde onderwijsruimten in Blauwborgje 10. • Studenten zijn van tijd tot tijd ontevreden over de beperkingen die het systeembeheer oplegt bij het gebruikmaken van de computeromgeving. Vervolgacties: • Bij het betrekken van de nieuwbouw medio 2007 komt aan de bilocatie en het gebruik van de minder goed geoutilleerde onderwijsruimten een einde. • De Commissie Computerbeleid heeft sinds kort een studentvertegenwoordiger. Ook zal opnieuw een studentassistent ingezet worden als ondersteuning van het systeembeheer en trait-d’union met de studenten.
4.5 Interne kwaliteitszorg
Ontwikkelingen binnen RUG en FWN In haar Strategieplan heeft de RUG de ambitie uitgesproken om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. In 2004 zijn zowel binnen de FWN als instellingsbreed commissies ingesteld die tot opdracht hebben het kwaliteitsbeleid op de respectievelijke niveaus te formuleren. De RUG-brede werkgroep kwaliteitszorg heeft inmiddels een handboek en een protocol uitgebracht13 . Ook op facultair niveau is een notitie over kwaliteitszorg verschenen14 . Daarin wordt een facultair kwaliteitszorgsysteem geschetst dat uitgaat van het nieuwe accreditatiekader, de nieuwe facultaire onderwijsstructuur met drie opleidingscentra, nieuwe ontwikkelingen zoals de flexibele bachelor met majors en minors, en universitaire beleidsvorming op het gebied van kwaliteitszorg. Kort samengevat behelst het beschreven kwaliteitszorgsysteem enerzijds een aanscherping en stroomlijning van bestaande systemen (die i.h.a. gericht zijn op toetsing van studieonderdelen), anderzijds een uitbreiding daarvan met toetsing van (deel)programma’s. Het faculteitsbestuur heeft het opleidingsbestuur in juni 2005 verzocht de bestaande kwaliteitszorg uit te breiden van vakevaluatie naar een volledige opleidingsevaluatie. 13 RUG. Integrale kwaliteitszorg van het RUG-onderwijs. Februari 2005. expertisecentra/azis/producten/sectieB/object7214916. 14 FWN. Nota Kwaliteitszorgsysteem voor FWN, mei 2005.
17
Zie www.rug.nl/Bureau/
Kwaliteitszorg bij Informatica Informatica hanteert een systeem voor interne kwaliteitszorg dat aansluit op de Demingcyclus Plan/Do/Check/Act; zie onderstaand diagram. Het begint met evaluatie van cursussen en opleidingen (zie facet F17); op grond van de evaluatieresultaten worden maatregelen genomen ter verbetering (zie facet F18), zowel op het gebied van planning als van uitvoering. Actoren hierbij zijn de Opleidingscommissie, de Curriculumcommissie en de adjunct-opleidingsdirecteur; deze laatste ziet tevens toe op de uitvoering van de maatregelen en op de voortgang van het kwaliteitszorgsysteem. Een en ander wordt hieronder beschreven, gevolgd door een overzicht van de hierbij betrokken groeperingen. Daarna volgt een lijst met sterke en zwakke punten van ons kwaliteitszorgsysteem, gevolgd door vervolgacties voor verdere verbetering. DO
CHECK
cursus
evaluatie
docent geeft aanwijzing
Opl. dir.
advies
OC
stelt vast
advies
programma
advies
CurCom PLAN
ACT
F17. Evaluatie van resultaten Vanaf 1991 vindt cursusevaluatie plaats door gebruikmaking van evaluatieformulieren die zijn ontwikkeld in samenwerking met het Universitair Onderwijskundig Centrum Groningen (UOCG). Zij bevatten open en gesloten vragen over o.a. hoorcollege, werkcollege, leermiddelen, practicum, toetsing en tijdsbesteding. De evaluatieformulieren worden direct na afloop van het tentamen door de studenten ingevuld, en vervolgens verwerkt door het UOCG. De uitkomsten worden door de evaluatiecoördinator eerst aan de betrokken docenten voorgelegd, met het verzoek om een reactie. Vervolgens worden zij, met de reacties van de docenten en de tentamenresultaten, voorgelegd aan de Opleidingscommissie (OC). Bij de behandeling van cursusevaluaties door de OC wordt tevens gebruik gemaakt van aanvullende informatie van studenten die via de studentleden van de OC wordt ingebracht. Ook wordt nagegaan of eerdere aanbevelingen door de docent zijn opgevolgd en wat het effect daarvan is geweest. De OC formuleert adviezen n.a.v. de evaluaties, en vraagt in voorkomende gevallen aan de adjunct-opleidingsdirecteur (die altijd de vergaderingen van de OC bijwoont) om de adviezen met de betrokken docent te bespreken en daarover terug te rapporteren aan de OC. Indien cursusoverstijgende problemen of knelpunten gesignaleerd worden, dan wordt dit doorgespeeld naar de Curriculumcommissie. De evaluatieresultaten worden, met toevoeging van de docentreacties en de adviezen van de OC, gebundeld tot een onderwijsverslag en aan alle docenten toegestuurd. Het bovenstaande beschrijft de gang van zaken m.b.t. de evaluatie van cursussen in de bacheloropleiding die met een tentamen afgesloten worden. Voor de overige cursussen is de methode van evaluatie nog in ontwikkeling. Op dit moment is gekozen voor instelling van een responsiegroepje, d.w.z. enkele studenten hebben tijdens de collegeperiode geregeld overleg met de docent over het verloop van de cursus. Na afloop wordt een evaluatiegesprek gehouden door docent, responsiegroepje en een studentlid van de OC. Deze laatste maakt een verslag van dit gesprek voor de OC. Ook de Curriculumcommissie heeft een inbreng bij de doorlopende bewaking van het curriculum. De bevindingen en adviezen van de OC (zie hierboven) komen daarbij aan de orde. In de Curriculumcommissie worden wijzigingen en aanpassingen van het curriculum, de vakinhouden en de vakbeschrijvingen 18
besproken, mede in het licht van wetenschappelijke en professionele ontwikkelingen op het gebied van de Informatica. Verder wordt aan alle docenten jaarlijks verzocht wensen op curriculumgebied kenbaar te maken. Alle voorstellen worden getoetst op inhoudelijke argumenten, met aandacht voor de doelstelling van de opleiding en de haalbaarheid en consistentie van het curriculum. Tevens wordt er op toegezien dat de vakbeschrijvingen volledig zijn en de studenten voldoende duidelijkheid bieden over de aangeboden stof, de werkvormen en de wijze van toetsing. Een en ander resulteert in een gedetailleerd voorstel aan het Opleidingsbestuur betreffende de inrichting van het programma voor het komende academisch jaar. Uiteraard is ook sprake van informele terugkoppeling van knelpunten in het onderwijs, voornamelijk in de vorm van directe contacten tussen studenten en docenten. De studieadviseur speelt hier een belangrijke rol. Ter aanvulling op deze informele kanalen is er het mentorsysteem voor eerstejaarsstudenten (zie bij facet F16). Verder is er in de basiseenheden geregeld overleg over onderwijszaken, hetgeen de afstemming binnen het door de betreffende basiseenheid verzorgde onderwijs ten goede komt. Door de beperkte omvang van het instituut, de korte lijnen en de goede toegankelijkheid van de docenten voor de studenten, levert deze informele terugkoppeling een niet onaanzienlijke bijdrage aan de kwaliteit van het onderwijs. Ten slotte vindt terugkoppeling plaats over de aansluiting van ons onderwijs bij het afnemend veld via contacten van de staf met alumni, met vertegenwoordigers van de IT-wereld, bv. bij stagebegeleiding, afstudeerprojecten in bachelor- en masterfase en gastcolleges, en met collegae, bv. in de rol van begeleider van een promovendus die bij ons is opgeleid. Streefdoelen Meetbaar streefdoel bij de cursusevaluatie is een studenttevredenheid van 70 % t.a.v. een aantal kwaliteitsaspecten betreffende de onderdelen van de cursus, bijvoorbeeld: • • • • •
de docent legt de theorie duidelijk uit de werkcollegedocent besteedt voldoende tijd aan vragen en uitwerkingen het boek/dictaat is geschikt voor zelfstudie er is voldoende tijd om de practicumopgaven te maken de beoordelingscriteria zijn duidelijk
Verder wordt als vuistregel een slagingspercentage van 65 % bij tentamens gehanteerd. Een aantal streefdoelen is vooralsnog niet meetbaar. Het betreft hier zaken als het academisch c.q. wetenschappelijk karakter van cursussen, de aantrekkelijkheid van het onderwijsaanbod, enz. F18. Maatregelen tot verbetering Bij de behandeling van de cursusevaluaties in de Opleidingscommissie worden in een aantal gevallen tekortkomingen geconstateerd. Heeft de docent in zijn reactie op de evaluatie reeds overtuigend aangegeven hoe hij van plan is deze aan te pakken, dan formuleert de OC een advies dat in het onderwijsverslag wordt opgenomen en vertrouwt zij erop dat dit advies door de docent ter harte genomen wordt: soms wordt door een lid van de OC contact opgenomen met de docent om een en ander toe te lichten. In andere gevallen formuleert de OC een advies voor aanpak van de tekortkomingen en verzoekt zij de adjunct-opleidingsdirecteur dit advies met de docent te bespreken en hierover terug te rapporteren. Verder treedt de adjunctopleidingsdirecteur op als informant bij functionerings- en beoordelingsgesprekken, en in een enkel geval neemt hij aan deze gesprekken deel. In een aantal gevallen heeft dit geleid tot didactische bijscholing of het volgen van een traject van coaching of loopbaanoriëntatie door een docent. We geven twee voorbeelden van verbeteringen die op deze wijze tot stand gekomen zijn. In februari 2004 werd bij de behandeling van de evaluatie van de tweedejaarscursus Signalen en Systemen door de OC vastgesteld (mede n.a.v. de reactie van de docent op het evaluatieverslag) dat de wiskundige voorkennis bij een deel van de studenten onvoldoende was. Bij behandeling van dit punt in de Curriculumcommissie bleek dat het hier een groep van HBO-bachelors betreft die een schakelprogramma volgen dat toegang geeft tot de masteropleiding. In september 2005 werd, direct voorafgaande aan de cursus Signalen en Systemen, een crash-course Wiskunde verzorgd om deze lacune in de voorkennis aan te vullen. Bij de cursusevaluatie in maart 2005 bleek dit goed gewerkt te hebben. 19
Een tweede voorbeeld betreft de rol van communicatieve en sociale vaardigheden in het programma. Enige tijd geleden werd o.a. in de Curriculumcommissie vastgesteld dat het afnemend veld hogere eisen stelt op het gebied van niet-technische vaardigheden zoals communicatie, werken in teamverband en projectmatig werken. Op grond daarvan is een Leerlijn Communicatieve Vaardigheden geformuleerd en zijn diverse (onderdelen van) cursussen aan dit thema gewijd. We constateren een duidelijk verbetering bij de studenten op dit gebied, o.a. blijkend uit de kwaliteit van de presentaties van afstudeerscripties. Een recente enquête onder stageverleners bevestigt deze indruk: zij zijn niet alleen zeer tevreden over de technische kwaliteiten van onze studenten, maar ook goed te spreken over hun communicatieve vaardigheden. F19. Betrekken van studenten, alumni en beroepenveld Diverse partijen zijn bij de interne kwaliteitszorg voor het onderwijs betrokken: studenten, docenten, alumni en beroepenveld. We gaan hier nader op in. Studenten Zij spelen een vitale rol in de interne kwaliteitszorg door invulling van de evaluatieformulieren, deelneming aan responsiegroepen en evaluatiegesprekken, en bij informele contacten met docenten en studieadviseurs. Verder zijn zij via het Studentenoverleg Wiskunde en Informatica (SWI) vertegenwoordigd in de Opleidingscommissie, de Computerbeleidscommissie en de Curriculumcommissie. Het SWI is het aanspreekpunt voor alle studenten over onderwijszaken, en overlegorgaan voor studentenvertegenwoordigers in de diverse gremia. De agendapunten voor een komende OC-vergadering worden in het SWI aan de orde gesteld. De studentenfractie van de OC heeft een webplatform voor de OC opgezet. In de Bètawijzer publiceren studenten faculteitsbreed hun eigen evaluaties van cursussen. Docenten Zij zijn in eerste instantie verantwoordelijk voor de inhoud, de kwaliteit en de uitvoering van de door hen verzorgde cursussen. Via hun vertegenwoordigers in de Opleidingscommissie, de Curriculumcommissie of het Opleidingsbestuur zijn zij formeel betrokken bij de interne kwaliteitszorg, daarnaast ook via overleg binnen de basiseenheid en op discipline-niveau. Ook zijn de docenten voor studenten goed aanspreekbaar op alle zaken die het onderwijs en de onderwijskwaliteit betreffen. Alumni Het contact met alumni wordt o.a. door middel van terugkomdagen georganiseerd. Op zulke dagen worden een of meer presentaties verzorgd door medewerkers van Informatica over actueel onderzoek/onderwijs, of door alumni over ervaringen in hun huidige werkkring. Tevens doet de opleiding aan PR en is er ruimte voor individuele contacten, waarbij de aansluiting van de opleiding op de beroepscarrière een regelmatig terugkerend thema is. De laatste terugkomdag op 18 december 2004 werd door ca. 45 alumni en een aantal docenten bezocht. Daarnaast ontvangen alle alumni één keer per jaar het blad ALUMNIeuws, waarin ze op de hoogte gehouden worden van de laatste ontwikkelingen in ons instituut, zowel op onderwijs- als op onderzoeksgebied. De FWN organiseert elke vijf jaar een alumnidag voor al haar oud-studenten. IT-beroepenveld Het beroepenveld levert een bijdrage aan ons onderwijs als gastdocent, als afnemer van software bij het Bachelor-afstudeerproject, en als begeleider bij de stage en het afstudeeronderzoek in de masteropleiding. Er zijn geregelde contacten binnen de RUG met Informatica-gerelateerde opleidingen (ICT-platform RUG15 ) en met het ICT-veld in Noord-Nederland (ICT Platform Noord16 , ICT@NN17 ). Een en ander leidt tot een groot aantal contacten tussen docenten en vertegenwoordigers van het beroepenveld, waarbij de inrichting van de opleiding en de kwaliteit van de afgestudeerden regelmatig onderwerp van gesprek is. Functioneren van de Opleidingscommissie Jaarlijks wordt in de OC de door het Opleidingsbestuur voorgestelde OER voor het komende academisch jaar besproken, geamendeerd en goedgekeurd. Diverse malen wordt de wijze van uitvoeren van de OER beoordeeld aan de hand van de vakevaluaties (zie hierboven). Een belangrijk onderwerp tijdens de verslagperiode is de invoering van de bachelor-master-structuur. Zo is er gesproken over de programma’s van de bachelor- en de masteropleiding (ingevoerd in 2002), over 15 www.rug.nl/ictplatform 16 www.ictplatform.com 17 www.ictnn.nl
20
de toelatingseisen tot de masteropleiding, en over de invoering van de flexibele bacheloropleiding (gepland voor 2006). De discussie vond in het algemeen plaats naar aanleiding van stukken van het Faculteitsbestuur, het Opleidingsbestuur en de Curriculumcommissie. Daarnaast is in de OC gesproken over zaken als de samenwerking met de opleidingen Kunstmatige Intelligentie en Informatiekunde, over materiële zaken m.b.t. de prakticumruimte, en over de dreigende capaciteitsproblemen t.a.v. het onderwijs vanaf september 2006. Over de laatste twee punten heeft de OC brieven gestuurd aan het Faculteitsbestuur. Samenvattend kan gesteld worden dat de Opleidingscommissie haar wettelijk taken, te weten • advies uitbrengen over de Onderwijs- en Examenregeling (OER), • beoordelen van de wijze van uitvoeren van de OER, • desgevraagd of uit eigen beweging advies uitbrengen aan het Opleidingsbestuur en het Faculteitsbestuur over alle aangelegenheden betreffende het onderwijs in de genoemde opleidingen, in de rapportageperiode naar behoren heeft vervuld. Sterke en zwakke punten F17 t/m F19 Sterke punten: • Er is een in de loop der jaren stabiel evaluatiesysteem dat een vergelijking met voorgaande evaluaties mogelijk maakt. • De cursussen in de bacheloropleiding worden jaarlijks geëvalueerd. • Het SWI realiseert een actieve en goed georganiseerde vertegenwoordiging van studenten in de diverse besturen en commissies. • De Opleidingscommissie functioneert goed en in overeenstemming met haar wettelijke taken. • De Curriculumcommissie, met vertegenwoordiging vanuit alle basiseenheden en de studentengeleding, draagt in belangrijke mate bij aan de handhaving van de kwaliteit van het curriculum. • Door de korte lijnen zijn er diverse vormen van informele terugkoppeling die goed functioneren. Zwakke punten: • • • •
De cursussen in de masteropleiding werden tot voor kort nog niet schriftelijk geëvalueerd. Vervolgacties na geconstateerde tekortkomingen door de OC hebben niet altijd het gewenste effect. De rol van de alumni en het beroepenveld bij de interne kwaliteitszorg is nog beperkt. Kengetallen over de opleidingen en de cohorten (slagingspercentages, studietempo) worden niet systematisch verzameld en geanalyseerd.
Vervolgacties: • Het facultaire kwaliteitszorgplan wordt uitgevoerd: de beide opleidingen, de deelopleidingen (major en minoren in de bachelor, de varianten in de master), alle cursussen en overige onderderwijsonderdelen (bedrijfsstage, onderzoekproject, afstudeeronderzoek) worden geëvalueerd. • De aanpak van vervolgacties na door de OC geconstateerde tekortkomingen wordt aangescherpt. • De cursussen in de masteropleiding worden m.i.v. het voorjaar 2006 jaarlijks schriftelijk geëvalueerd. • Er wordt een externe Raad van Advies voor het onderwijs ingesteld. Hierin worden vertegenwoordigers van de alumni en het beroepenveld opgenomen. • Er komt een Onderwijsjaarverslag Informatica, in een formaat dat aansluit bij het QANU-kader.
21
4.7 Internationalisering
Aan Internationalisering wordt door Informatica al geruime tijd aandacht besteed, sporend met het beleid van de RUG op dit gebied. De RUG wil haar ambitie om tot de top van het Europese en mondiale hoger onderwijs te behoren krachtig ter hand nemen. Daarom gaat de RUG gericht strategische allianties aan met collega-instellingen waarvan onderzoeksprogramma’s en/of opleidingen goed aansluiten bij het Groningse aanbod en van een vergelijkbaar hoog niveau zijn. Daarnaast levert de RUG een bijdrage aan de verdere ontwikkeling van het wetenschappelijk onderwijs in ontwikkelingslanden en achterstandsgebieden. De belangrijkste buitenlandse samenwerkingspartners van de RUG zijn de 33 klassieke Europese universiteiten die behoren tot de Coimbragroep, universiteiten in de Noord-Duitse regio en universiteiten in ontwikkelingslanden. Zie ook de Internationaliseringnota van de RUG (De RUG: internationaal gezien, 2001), de web-pagina van de RUG over internationalisering18 en het document Samen Sterk19 over beleid en uitvoering van internationalisering binnen de Faculteit W& N. Bij Informatica is een coördinator Internationalisering aangesteld (mw. A.M. Beereboom), o.a. ter ondersteuning van de organisatie van ingaande en uitgaande studentenstromen. Uitgaande mobiliteit Uitgaande mobiliteit betreft buitenlands studieverblijf voor een periode van 3 tot 10 maanden. Dit vindt grotendeels plaats in het kader van uitwisselingsovereenkomsten, waaronder de bovengenoemde RUG-brede samenwerkingen en het SOCRATES/Erasmusprogramma. In dit laatste kader heeft Informatica overeenkomsten met diverse universiteiten, zie Tabel 7. Voorts zijn er incidenteel studenten die in het buitenland een bedrijfsstage lopen of naar een universiteit gaan waarmee geen overeenkomst is gesloten, i.h.a. op basis van individuele internationale contacten van docenten (bijvoorbeeld Univ California at Santa Barbara). Tabel 7: SOCRATES/Erasmus-overeenkomsten Informatica University of Technology, Tampere University College Trinity, Dublin Università degli Studi di Roma Tre Università degli Studi di Salerno Technische Universität Wien University of Technology, Warsaw Blekinge Institute of Technology, Ronneby Växjö University
Finland Ierland Italië Italië Oostenrijk Polen Zweden Zweden
In alle gevallen maakt de student voor vertrek met een docent afspraken over het voorgenomen studieprogramma en de toekenning van studiepunten binnen de eigen opleiding. De coördinator Internationalisering begeleidt en bewaakt dit proces aan de hand van een draaiboek. Het plan wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de Examencommissie. Als financieringsmiddelen staan ter beschikking de Erasmusbeurs, het Marco Polofonds van de RUG, en een bijdrage van de afdeling (o.a. de helft van de kosten van een taalcursus). We geven een overzicht van de aantallen studenten in de rapporteerperiode in Tabel 8. Van deze studenten hebben er 10 een volledig afstudeeronderzoek in het buitenland uitgevoerd (omvang ca. 30 EC), 6 studenten hebben een bedrijfsstage gelopen, en 11 studenten hebben een collegeprogramma gevolgd. Bij de informaticastudenten die het afgelopen jaar een bachelordiploma hebben behaald, begint enige belangstelling te ontstaan voor een volledige masteropleiding in het buitenland. Met het oog hierop wordt zowel een Nederlandstalig als een Engelstalig bachelordiploma uitgereikt. 18 www.rug.nl/medewerkers/organisatie/samenwerking/internationaal/index 19 www.rug.nl/fwn/onderwijs/ontwikkeling/samen.pdf
22
Tabel 8: Aantallen uitgaande studenten Informatica SOCRATES
RUGbreed
Stage
Totaal
2001/02 2002/03 2003/04 2004/05 2005/06
3
3
1 2
3 1 6
2 2 1
3
7 2 5 3 10
Totaal
13
8
6
27
Inkomende mobiliteit Inkomende mobiliteit van buitenlandse studenten betreft zowel kortlopend studieverblijf (3 tot 10 maanden) als het volgen van de tweejarige masteropleiding Informatica. Het kortlopend verblijf vindt plaats in het kader van het SOCRATES/Erasmusprogramma. Voor de instroom in de masteropleiding worden de kandidaten geselecteerd door de Toelatingscommissie op grond van de volgende criteria: • kwaliteit van de kandidaat, blijkend uit de cijferlijst; • kwaliteit van de succesvol doorlopen bacheloropleiding (hierbij wordt gebruik gemaakt van de website van de National Recognition Information Centre for the United Kingdom); • adequaatheid van de voorkennis, blijkend uit een overzicht van de gevolgde cursussen met inhoudsbeschrijving; • beheersing van de Engelse taal, blijkend uit de TOEFL-score.
Tabel 9: Aantallen inkomende studenten SOCRATES
Master CS
Totaal
2001/02 2002/03 2003/04 2004/05 2005/06
2 3 1 2 3
4 4
2 3 1 6 7
Totaal
11
8
19
Van de 8 buitenlandse masterstudenten zijn er 6 afkomstig uit Oeganda. Het betreft hier stafleden van universiteiten in Oeganda, die in het kader van een door de Nuffic gefinancierd project een masteropleiding in Nederland krijgen. De RUG leidt dit project, en werkt hierbij samen met de Hanzehogeschool Groningen, de Radbouduniversiteit Nijmegen en de universiteiten in Oeganda. Doel van het project is het verbeteren van de kwaliteit van de Informatica-opleidingen aan de openbare universiteiten in Oeganda. Ook is er regelmatig deelname van buitenlandse studenten (o.m. uit Canada en Zweden) bij het bachelor afstudeerproject, zie bijlage C. Financieringsbronnen voor de buitenlandse studenten zijn de Erasmusbeurs, het Huygensprogramma van Nuffic en het Erik Bleumink Fonds van de RUG voor getalenteerde studenten uit ontwikkelingslanden. De Oegandese studenten worden gefinancierd uit het Nuffic project. Verder speelt internationale samenwerking nog op andere plaatsen in de opleiding een rol. Bij het bachelorafstudeerproject wordt in internationaal verband gewerkt aan het ontwikkelen van software. Ook participeren stafleden van Informatica in INTERGK, European Graduate School Neurosensory Science, 23
Systems and Applications, een samenwerkingsverband van de Carl von Ossietzky Universität Oldenburg en de Rijksuniversiteit Groningen, gefinancierd door de Deutsche Forschungsgemeinschaft en NWO. Evaluatie De RUG streeft naar een studentenmobiliteit van 25 %, dwz. bij een opleidingsduur van 5 jaren per jaar een streefwaarde van 5 % van het totale aantal studenten (zie Tabel 4 op blz. 7). Voor Informatica komt dit neer op ca. 12 studenten per jaar. Vergelijking met de cijfers in de tabellen 8 en 9 leert dat zowel bij inkomende als bij uitgaande mobiliteit ca. de helft van het streefcijfer van 12 studenten gehaald wordt. Sterke en zwakke punten Internationalisering Sterke punten: • Er is een ervaren internationaliseringscoördinator. • Informatica participeert samen met Nederlandse industriële partners in een aantal internationale onderzoeksprojecten. In het kader van deze projecten werken ook studenten aan onderzoeks- en afstudeerstages. De docenten hebben goede internationale onderzoekscontacten, die de studentuitwisseling ten goede komen. • Informatica speelt een belangrijke rol in het Nuffic-project ter verbetering van de Informatica-opleidingen aan de openbare universiteiten in Oeganda. Zwakke punten: • Informatica haalt slechts ca. de helft van het streefcijfer van de RUG voor studentenmobiliteit. • De registratie van buitenlandse studieprogramma’s en buitenlandse instromers is gebrekkig, waardoor o.a. studiefinanciering belemmerd wordt en kengetallen moeilijk te bepalen zijn. Vervolgacties: • Voorlichting en werving zullen zich in sterkere mate richten op het buitenland. Met de werving van studenten uit Noordwest-Duitsland is reeds een begin gemaakt. Verder zullen de eigen studenten meer gestimuleerd worden om een deel van hun opleiding in het buitenland te volgen. • Bij de kwaliteitszorg rondom buitenlandse studenten zal de opleiding meer gebruik gaan maken van centrale ondersteuning op het gebied van internationalisering, zoals beschreven in het handboek/protocol Integrale kwaliteitszorg van het RUG-onderwijs.
24
5 Samenvatting sterke/zwakke punten en vervolgacties We geven hieronder een overzicht van de sterke en zwakke punten in deze Zelfstudie, gevolgd door een overzicht van de vervolgacties ter verbetering van de zwakke punten. Sterke punten: • Het programma is gebaseerd op duidelijke doelstellingen en eindtermen, en opgebouwd rondom heldere leerlijnen. • Het eerste jaar van de bacheloropleiding heeft een selecterende en verwijzende functie, met vanaf 2006 een gemeenschappelijk eerste semester met Kunstmatige Intelligentie. • Het bachelor afstudeerprogramma heeft internationale dimensies en wordt als zeer stimulerend ervaren. • Het programmeeronderwijs gebruikt het beoordelingssysteem Athena voor snelle feedback bij het programmeren; daarnaast is er een jaarlijkse programmeerwedstrijd. • De masteropleiding biedt een interessant spectrum van interdisciplinaire varianten, met veel ruimte voor het verrichten van (beginnend) wetenschappelijk onderzoek, een studentenconferentie en mogelijkheden voor contacten met de industrie en andere instellingen. • De beoordeling van afstudeerprojecten wordt goed onderbouwd en getoetst. • De staf verricht onderzoek van goede kwaliteit; de onderwijskwaliteit wordt door trainingen en onderwijsvernieuwingsprojecten versterkt. • Er is een groot aantal goede voorzieningen: modern ingerichte collegezalen, een Rekencentrum met zeer geavanceerde faciliteiten, het studentenmentoraat, informatievoorziening via internet, en vanaf september 2007 nieuwe huisvesting samen met Kunstmatige Intelligentie. • Er is een stabiel evaluatiesysteem met o.a. jaarlijkse evaluatie van de cursussen in de bacheloropleiding, en daarnaast een belangrijke bijdrage door informele terugkoppeling. • De Opleidingscommissie en de Curriculumcommissie functioneren goed en effectief, mede door een goed georganiseerde studentenvertegenwoordiging in het SWI. • Het gerealiseerd niveau is goed, zowel op technisch vlak als wat betreft communicatieve vaardigheden. Het Afstudeerprotocol draagt hieraan bij. • Het doctoraalrendement steekt gunstig af tegen het landelijke gemiddelde. • Internationalisering wordt bevorderd door een ervaren coördinator en een aantal internationale onderzoeks- en onderwijsprojecten. Zwakke punten: • De omvang van de vaste staf is beperkt en bestaat voor ca. een derde uit docenten die niet bij onderzoek betrokken zijn. Daardoor is er een hoge werkdruk, kent de huidige opleiding slechts beperkte keuzevrijheid, en wordt het bacheloronderwijs slechts in beperkte mate verzorgd door actieve onderzoekers. • De studeerbaarheid laat soms te wensen over; het hertentamenbeleid lijkt niet bevorderlijk voor effectief studeren. • Het kwaliteitszorgsysteem is niet geheel dekkend, en het beleid m.b.t. vervolgacties en het vergaren van kengetallen kan aangescherpt worden. • De locatie van werkplekken en de kwaliteit van een aantal onderwijsruimten is niet optimaal. • Studenten zijn soms ontevreden over de beperkingen die het systeembeheer oplegt. • Het rendement in de nominale tijd van de doctoraalopleiding is laag. • Informatica haalt slechts ca. de helft van het streefcijfer van de RUG voor studentenmobiliteit.
25
Vervolgacties: • • • • • •
• •
In het nieuwe programma nemen de keuzevrijheid en de studeerbaarheid toe. Het onderwijsaandeel van niet-actieve onderzoekers wordt teruggebracht. De opleiding zal streven naar vergroting van de omvang van de staf. Bij het betrekken van de nieuwbouw medio 2007 komt aan de bilocatie en het gebruik van de minder goed geoutilleerde onderwijsruimten een einde. De Computerbeleidscommissie heeft sinds kort een studentvertegenwoordiger, en er zal een studentassistent ingezet worden bij het systeembeheer. Het facultaire kwaliteitszorgplan wordt uitgevoerd, de aanpak van vervolgacties wordt aangescherpt, er komt een externe Raad van Advies voor het onderwijs, en een jaarlijks Onderwijsjaarverslag Informatica met o.a. relevante kengetallen. Hiertoe zal een full-time medewerker worden aangesteld. De rendementen in de nominale studietijd dienen verbeterd te worden. Er wordt overwogen een tutorsysteem in te stellen, waarmee de individuele student tijdens de studie beter gevolgd kan worden. Voorlichting en werving zullen zich in sterkere mate richten op het buitenland, o.a. NoordwestDuitsland. Hier wordt gebruik gemaakt van centrale ondersteuning op het gebied van internationalisering.
26
Bacheloropleiding Informatica 0 Administratieve gegevens Naam van de opleiding: Bacheloropleiding Informatica. CROHO-nummer: 56978. Vervaldatum accreditatie: 31 december 2007. Variant: Voltijd. Locatie: Groningen, Blauwborgje 3 en 10. Niveau: Bacheloropleiding. Oriëntatie: Wetenschappelijk. Contactpersoon: Prof.dr. G.R. Renardel de Lavalette, adjunct-opleidingsdirecteur Informatica.
1 Ongedeelde opleiding Naam ongedeelde opleiding waaruit de opleiding is voortgekomen: Doctoraalopleiding Informatica. CROHO-nummer: 6978. Einddatum afbouw: 31 augustus 2008. Tot deze datum blijft het mogelijk om het doctoraalexamen af te leggen. Stand van zaken afbouw: In september 2002 is officieel de BaMa-structuur ingevoerd. Aantal actieve studenten van 2001 en eerder dat niet is overgestapt naar de bachelor- of masteropleiding: 72 (per 1 december 2005). Een korte beschrijving van het doctoraalprogramma met de nog aanwezige studentenpopulatie, overstapmogelijkheden, overgangsregeling, afbouw examens en nog actieve studiejaren wordt gegeven in bijlage F.
2 Totstandkoming Zelfevaluatie Zie Algemeen deel van deze Zelfevaluatie, blz. 1.
3 Organisatorische plaats van de opleiding Zie Algemeen deel van deze Zelfevaluatie, blz. 2.
4 Behandeling van het beoordelingskader Het in de studiegids 2005/2006 beschreven bachelorcurriculum met zijn doelstellingen en eindtermen is ongeveer in deze vorm tot stand gekomen in februari 2002. In verband met het facultaire (later universitaire) besluit over te gaan op een major-minor model voor de bachelorstudies, is begin 2004 bij Informatica besloten tot een volledig traject van curriculumherontwerp voor de bacheloropleiding, vanaf doelstellingen, via eindtermen tot curriculum en cursusomschrijvingen. Dit traject is thans (februari 2006) grotendeels doorlopen, en wordt beschreven in het Profiel Bacheloropleiding Informatica Rijksuniversiteit Groningen 2005 1 . Voor de masteropleiding zal spoedig een vergelijkbaar traject van herontwerp worden ingezet. Meer informatie over het traject van curriculumherziening sinds 2000 wordt gegeven in bijlage G. 1 www.cs.rug.nl/~roe/curriculum/Opleidingsprofiel.pdf
27
In deze Zelfevaluatie van de bacheloropleiding gaan wij zowel in op het huidige programma als op het vernieuwde programma. De doelstellingen en eindtermen zijn tot op grote hoogte gelijk voor beide programma’s; vandaar dat is besloten hier de vernieuwde versies op te nemen. De doelstellingen en eindtermen in het vernieuwde curriculum zullen ook in het bestaande curriculum vanaf 2006-2007 worden gebruikt; voor de bestaande versies wordt verwezen naar de studiegids 2005-2006 2 . Wat betreft de studieprogramma’s wordt zowel op het huidige als het nieuwe ingegaan. Het nieuwe programma verschilt uiteraard van het huidige qua organisatie (door de major-minor structuur), maar qua inhoud is het niet radicaal anders dan het huidige. Vele van de uitspraken over het ene programma gelden dan ook — mutatis mutandis — voor het andere. Waar het gaat over de ervaringen met en de resultaten van het programma is uiteraard het huidige programma aan de orde. In de tekst wordt steeds zo goed mogelijk aangegeven of het over het huidige dan wel het nieuwe programma gaat.
4.1 Doelstellingen van de opleiding In deze sectie presenteren we de doelstelling van de bacheloropleiding Informatica, en leiden we de eindtermen af uit deze doestelling en de Dublin-descriptoren voor wetenschappelijke bacheloropleidingen, met gebruikmaking van de Common requirements of a computing degree uit het document Computing Curricula 2005 — The Overview Report 3 van de Association for Computing Machinery (ACM) en de IEEE Computing Society, twee toonaangevende internationale academische beroepsorganisaties. We gaan ook in op het niveau en de wetenschappelijke oriëntatie van de eindtermen. We baseren ons hierbij op de vernieuwde bacheloropleiding die per 1 september 2006 zal worden aangeboden. Deze opleiding bestaat uit een major van 120 EC en twee minoren van elk 30 EC, en is een grondige herziening van de ongedeelde bacheloropleiding die vanaf 1 september 2002 wordt aangeboden (zie de Studiegids 2005/2006). Het bij de curriculumherziening gevolgde ontwikkelingstraject van het programma via de eindtermen uit de doelstelling is weergegeven in onderstaand diagram.
In deze sectie is de eerste helft (tot en met eindtermen) van dit traject aan de orde, in de volgende sectie de tweede helft (vanaf eindtermen). 2 Ook
online beschikbaar, zie www.rug.nl/informatica/onderwijs/studiegids
3 www.acm.org/education/Draft_5-23-051.pdf
28
F1. Domeinspecifieke eisen De doelstelling van de opleiding is als volgt. De bacheloropleiding Informatica beoogt studenten een zodanige combinatie van kennis, vaardigheden, inzichten en attitudes bij te brengen op het gebied van de informatica, dat zij zowel in staat zijn tot zelfstandige beroepsuitoefening op academisch niveau in de Informatica als ook kunnen doorstromen naar een wetenschappelijke masteropleiding op het terrein van de Informatica, dan wel een andere aansluitende masteropleiding.
Tabel 1: Common requirements ACM/IEEE 1
Essential and foundational underpinning of the discipline.
2
A foundation in the concepts and skills of computer programming.
3
Understanding of the possibilities and limitations of what computer technology can and cannot do.
4
Understanding of the concept of lifecycle, and the relation between quality and lifecycle management.
5
Understanding of the essential concept of process, as it relates to computing and professional activity.
6
Study of advanced computing topics that permits students to visit and understand the frontiers of the discipline.
7
The identification and acquisition of skill sets that go beyond technical skills (communication skills, team skills, management skills).
8
Exposure to an appropriate range of applications and case studies that connect theory and skills.
9
Attention to professional, legal and ethical issues.
10
Demonstration that each student has integrated the various elements of the undergraduate experience by undertaking, completing, and presenting a capstone project.
Om uit deze doelstelling eindtermen af te leiden, gaan wij uit van de Dublin-descriptoren voor bacheloropleidingen en tevens van de eisen die door de toonaangevende internationale beroepsorganisaties ACM en IEEE gesteld worden aan academische opleidingen in de Informatica. Zie voor dit laatste het document Computing Curricula 2005 — The Overview Report. Dit rapport is gebaseerd op de beroepspraktijk in de Angelsaksische landen, maar deze verschilt niet wezenlijk van de situatie in Nederland en continentaal Europa. We noemen kort twee saillante punten uit het rapport. Ten eerste worden binnen de Informatica in brede zin (het rapport hanteert de term ‘computing discipline’) vijf specifieke deeldisciplines onderscheiden: computer science (CS), computer engineering (CE), software engineering (SE), information systems (IS), en information technology (IT). Ten tweede worden tien eisen (‘common requirements’) geformuleerd waaraan elke opleiding voor deze deeldisciplines moet voldoen: zie Tabel 1. 29
Bezien vanuit het bovenbeschreven ACM/IEEE-perspectief op de discipline, richt de bacheloropleiding Informatica in Groningen zich vooral op de deeldisciplines CS (computer science), lopend van theoretische en algoritmische fundering naar innovatief ontwerp en implementatie van software en SE (software engineering), waar de nadruk ligt op ontwerp van softwaresystemen die betrouwbaar, efficiënt en onderhoudbaar zijn en waarbij principes uit wiskunde en computer science met de engineeringpraktijk worden verbonden. Op grond hiervan komen we uit op de volgende globale eindtermen, gerubriceerd m.b.v. de categorieën van de Dublin-descriptoren. Tabel 2: Globale eindtermen bacheloropleiding Dublin descriptor
De afgestudeerde bachelor:
kennis en inzicht
beheerst de basisbegrippen en -technieken van de informatica, en is bekend met een aantal klassieke problemen en hun oplossingen
toepassen kennis en inzicht
heeft ervaring met het doelmatig gebruiken van methoden en gereedschappen die voor het oplossen van informaticaproblemen beschikbaar zijn, en is bekend met toepassingen van de informatica in verschillende andere vakgebieden
oordeelsvorming
kan algemene vakliteratuur kritisch beoordelen, reflecteert op maatschappelijke aspecten van de toepassingen van de informatica en de eigen verantwoordelijkheid daarin, en kan programmatuur kritisch beoordelen
communicatie
is in staat mondeling en schriftelijk duidelijk te communiceren over de informatica en haar toepassingen, kenmerkt zich door professioneel gedrag, kan in teamverband en projectmatig werken
leervaardigheden
is in staat om nieuwe ontwikkelingen in de informatica bij te houden
Complexe cognitieve vaardigheden en academische competenties Teneinde deze globale eindtermen nader uit te werken, is tijdens de curriculumherziening allereerst een inventarisatie gemaakt van kenmerkende taken die een bachelor Informatica moet kunnen uitvoeren. Vervolgens zijn op basis van de informatie in het beroepsprofiel de onderstaande zes competenties of ‘complexe cognitieve vaardigheden’4 (CCV’s) geïdentificeerd die de student dient te verwerven. • CCV1 Voer een onderzoek uit waarin theorie, methoden of technieken worden ontwikkeld en/of toegepast. • CCV2 Ontwikkel een theorie/methode/techniek t.b.v. het oplossen van een wetenschappelijk probleem. • CCV3 Ontwikkel, analyseer en verifieer een algoritme aan de hand van een specificatie. • CCV4 Modelleer een proces en vertaal dit naar een softwareprogramma. • CCV5 Analyseer een probleem; ontwerp en implementeer een bijbehorend softwaresysteem. • CCV6 Verzamel en verwerk informatie en lever een presentatie over een informatica(-gerelateerd) onderwerp. Het is van belang dat de verzameling van complexe cognitieve vaardigheden representatief is voor de bache4 Een complexe cognitieve vaardigheid is de bekwaamheid om kennis, vaardigheden, attitudes en persoonlijke eigenschappen op geïntegreerde wijze in een bepaalde context in te zetten om beroepstaken op een verantwoorde en bewuste manier uit te voeren volgens een (erkende) kwaliteitsstandaard. Zie bv. G.J.J.M. Straetmans, Protocol Portfolio Scoring, 2004.
30
lor Informatica. Dat wil zeggen: als een student over die verzameling complexe cognitieve vaardigheden beschikt, dan kan de student ook de kenmerkende taken in het beroepsprofiel uitvoeren. Om te bepalen of de verzameling representatief is, zijn de gevonden CCV’s afgezet tegen de kenmerkende taken. Ook zijn de gevonden CCV’s getoetst aan het studieprogramma van de afgelopen jaren. Voor een gedetailleerdere beschrijving wordt verwezen naar bijlage G, blz. 76. In Tabel 3 is de relatie tussen de complexe cognitieve vaardigheden en de globale eindtermen weergegeven. Omdat in het WO zowel de beroepsoriëntatie als de wetenschappelijke oriëntatie van belang is, is de verzameling CCV’s niet toereikend om de globale eindtermen te vertalen naar een verzameling concrete eindtermen. Voor dat doel is tevens gebruik gemaakt van de internationaal gangbare begrippen common requirements, body of knowledge en academische competenties (performance capabilities) van ACM/IEEE; zie bijlage G. De op deze wijze afgeleide eindtermen zijn weergegeven in bijlage A. Tabel 3: Complexe cognitieve vaardigheden en eindtermen volgens de Dublin descriptoren Dublin descriptor
CCV1: toepassen methoden of technieken
CCV2: ontwikkelen methoden of technieken
CCV3: ontwerp algoritme volgens specificatie
CCV4: modelleer proces en vertaal naar softwareprogramma
CCV5: ontwerp softwaresysteem
1. kennis en inzicht 2. toepassen kennis en inzicht 3. oordeelsvorming 4. communicatie 5. leervaardigheden
+ +
+ +
+ +
+ +
+ +
+
+
+
+
+
+ + +
+ + +
CCV6: verwerk en presenteer informatie
+ + +
F2. Niveau De eindtermen van de bacheloropleiding Informatica (zie Tabel 2 en Bijlage A) zijn met gebruikmaking van de common requirements van ACM/IEEE afgeleid en sluiten qua niveau aan bij de Dublin-descriptoren voor bacheloropleidingen. F3. Oriëntatie De bacheloropleiding Informatica verleent direct toegang tot het volgen van de masteropleidingen Informatica, zowel in Groningen als bij andere universiteiten in Nederland (dit laatste op grond van afspraken die hierover gemaakt zijn door de Informatica-kamer van de VSNU, waarbij de opleidingsdirecteuren van universitaire Informatica-opleidingen in Nederland betrokken zijn). Daarnaast kwalificeert de bacheloropleiding Informatica voor startfuncties in de ICT op academisch niveau, zoals software engineer, applicatiebeheerder, database administrator, ICT-deskundige (bv. in het MKB), wetenschappelijk programmeur, web designer, bedrijfsopleider/leraar informatica, systeembeheerder of ICT-kwaliteitsmanager. We verwachten overigens dat de meerderheid van de afgestudeerde bachelors zal kiezen voor het volgen van een masteropleiding. Wetenschappelijke oriëntatie De verschuivingen in maatschappij en bedrijfsleven en de snelle technologische veranderingen betekenen dat functies een beperkte levensduur hebben en dat de informaticus zich moet richten op een voortdurende persoonlijke ontwikkeling en levenslang leren. De academisch gevormde informaticus is innovatief, nieuwsgierig en gericht op generieke oplossingen. De opleiding Informatica verzorgd door het Centrum voor Informatiewetenschappen kenmerkt zich door de focus op onderzoek, wetenschappelijk gefundeerd ontwerpen en programmeren, en academische vorming. De universitaire opleiding richt zich op het opzetten en uitvoeren van onderzoek, het ontwikkelen van nieuwe methoden en 31
producten en het leren schrijven van wetenschappelijke artikelen. De WO-er onderscheidt zich door een academische houding, zelfkritisch vermogen, onconventioneel denken en een brede blik. De eindtermen van het bachelorcurriculum bevatten een duidelijke wetenschappelijk oriëntatie op de Informatica, door de focus op fundamenten van het vakgebied en de nadruk op de waarom-vraag die de onderzoeker typeert (eindtermen kennis en inzicht), wetenschappelijk gefundeerd ontwerpen en programmeren (eindtermen toepassen kennis en inzicht, oordeelsvorming, leervaardigheden). Verder wordt aandacht besteed aan algemene kenmerken van wetenschappelijke vorming: het aanbrengen van een academisch denkniveau en abstractievermogen, academische houding en zelfkritisch vermogen (eindtermen oordeelsvorming, communicatie, leervaardigheden). Beroepsoriëntatie. Zoals hierboven opgemerkt verwachten wij dat slechts een minderheid van de afgestudeerde WO-bachelors de bacheloropleiding als eindpunt zal zien en zal gaan deelnemen aan het arbeidsproces; we noemden daar tevens enkele voorbeelden van startfuncties. Verder heeft de WO-bachelor voldoende bagage om adviezen te verstrekken met betrekking tot het (her)ontwerp van softwaresystemen en om opleidingen of trainingen te verzorgen. De WO-bachelor kan terecht in verschillende soorten organisaties zowel in de profit als in de non-profit sector, zowel in de industrie als in de dienstverlening. Voor de uitstromende bachelor zijn er voldoende garanties voor adequate competenties in startfuncties via de eindtermen die gericht zijn op het toepassen van kennis en inzicht, zoals ervaring met het doelmatig gebruiken van methoden en gereedschappen voor het oplossen van informaticaproblemen, het kritisch kunnen beoordelen van programmatuur, het effectief kunnen communiceren met vakgenoten en niet-vakgenoten, en het aanleren van een professionele houding. Zie ook facet F5 op blz. 37. Sterke en zwakke punten F1 t/m F3 Sterke punten: • Het proces van curriculumherontwerp heeft geleid tot duidelijker doelstellingen en eindtermen.
4.2 Programma In deze sectie behandelen wij de tweede helft van het ontwikkelingstraject dat geschetst is in het begin van sectie 4.1. Uitgangspunt zijn de bachelor-eindtermen die vermeld staan in Bijlage A, eindresultaat is het programma voor de bacheloropleiding. Zowel het huidige als het nieuwe programma worden besproken. Van het nieuwe programma zal het eerste jaar per september 2006 aangeboden worden, het tweede en derde jaar in de jaren 2007 resp. 2008. Gedurende deze periode zullen het huidige en het nieuwe programma dus naast elkaar bestaan. Op grond van de in Bijlage A genoemde eindtermen worden allereerst de volgende leerlijnen geformuleerd die het bachelorprogramma structuur verlenen. • Informatica: dit belangrijke onderdeel is georganiseerd langs vier lijnen, nl. Formele methoden, Computersystemen, Programmeren en Software Engineering. • Wiskunde: de ondersteunende leerlijn Wiskundig Modelleren5 . • Oriëntatie: brede oriëntatie op de Informatica zelf, de Kunstmatige Intelligentie en de beroepspraktijk; specialistische oriëntatie op de varianten van de masteropleiding. • Communicatieve en sociale vaardigheden: schriftelijke en mondelinge communicatie, samenwerken in teamverband, projectmatig werken. Wij bespreken nu eerst kort de huidige en nieuwe programma’s. Bij facet F5 (blz. 37) werken we de leerlijnen nader uit in termen van leerdoelen. 5 In
de flexibele bachelor gebeurt dit in een probleemgerichte context.
32
Tabel 4: Huidige programma bacheloropleiding Informatica 2002-2005 (180 EC) blok cursusnaam 1.1 Imperatief Programmeren I Oriëntatie Informatica Oriëntatie Kunstmatige Intelligentie
EC 5 5 5
Werkv. hwp hwp h
Toets p t t
Leerlijn PR PR,FM OR
Eindterm a1,b1 a124 c1,d2
1.2
Imperatief Programmeren II Discrete Structuren Wiskunde A
5 5 5
hwp hw hw
pt t t
PR,CV FM WM
b1,d2 a13 a3,b5
1.3
Digitale Techniek Project HTML Objectgeoriënteerd Progr A
6 3 6
hwp hP hwp
pt p pt
CS CS,CV PR,SE
a1,b1 d24 b1
1.4
Objectgeoriënteerd Progr B Wiskunde B Project Programmeren Programmacorrectheid Functioneel programmeren Signalen & Systemen
6 5 4 5 6 4
hwp hw P hw hwp hwp
pt t p t pt
PR,SE W PR,CV PR,FM PR,FM pt WM
b12,c3 b5 a23,b3,d1 a13 a1,b1,e2 b5
2.2
Algoritmen en Datastructuren Ontwerp Intelligente Systemen IT-Beroepspraktijk
6 6 3
hwp hp hp
pt p p
PR,FM SE,WM OR,CV
a12 b135 c2,d2
2.3
Software Analyse en Ontwerp Project Software Ontwikkeling I Databases
6 3 6
hwp P hwp
p p pt
SE SE,CV CS
a1,b234,c3 b12 a1,b1
2.4
Architectuur en Netwerken Project Software Ontwikkeling II Talen & Automaten Net-Computing Operating Systems I keuze: Computer Graphics of: Oriëntatie op Onderwijs
5 4 6 6 4 4 5
hp P hw hp hw hp hp
pt p t pt t pt pt
CS SE,CV FM CS CS CS,PR OR
a1,e12 b12 a14,c1 a1,b1,e1 a1,c1 b125 d25
3.2
Vertalerbouw Software Engineering keuze: Operating Systems II of: Communicatieve Vaardigheden
6 5 5 5
hp hw hwp wp
pt pt pt p
CS,FM SE CS,PR CV
b12,d5 b4 a13,e2 d25
3.3
Afstudeerproject I Arch. Prog. Parall. High Perf. Sys. Statistiek voor Bèta’s
5 4 6
hP hwp hwp
p pt pt
SE,CV CS,PR WM
b34,d345,e3 a1,b1,c1,e2 b5
3.4
Afstudeerproject II Computational Geometry Kennisrepresentatie & Redeneren
5 4 6
hP hp hwp
p pt pt
SE,CV CS,PR FM
b34,c3,d345,e3 b125 a3,d1,e2
2.1
3.1
Leerlijnen. FM=Formele methoden; CS=Computersystemen; PR=Programmeren; SE= Software Engineering; WM=Wisk. Modelleren; OR=Oriëntatie; CV=Commun. vaardigheden. Werkvormen: h=hoorcollege, w=werkcollege, p=praktikum, P=projectgestuurd onderwijs. Toets(vormen): p=praktische opdracht, t=tentamen. Eind(termen): Letter-cijfer combinaties, zie Bijlage A: de bacheloropleiding.
33
Huidige programma bacheloropleiding Informatica 2002-2005 Het huidige bachelorprogramma is weergegeven in Tabel 4 (alle onderdelen zijn verplicht, tenzij anders aangegeven). In de tabel zijn voor elke cursus de periode (blok), het aantal EC, de werkvormen en de toetsvorm vermeld. Daarnaast zijn de leerlijnen en eindtermen aangegeven. Hierop komen we bij facet F5 terug. Programma flexibele bachelor vanaf 2006-2007 De flexibele bacheloropleiding zal bestaan uit een major van 120 EC, een verdiepende minor van 30 EC waarin ook de afstudeeropdracht van 10 EC is opgenomen, en een vrije minor van 30 EC, zie Tabel 5. Het programma is opgebouwd uit 6 semesters, elk bestaande uit 2 kwartalen. Het eerste semester is gemeenschappelijk met Kunstmatige Intelligentie. In overeenstemming met de Tripos richtlijnen hebben onderwijscomponenten een omvang van 5 EC of een veelvoud daarvan. Tabel 5: Globale indeling flexibele bacheloropleiding Informatica (180 EC) Semester 1 30 EC major
Semester 2 30 EC major
Semester 3 20 EC major 10 EC vrije minor
Semester 4 20 EC major 10 EC vrije minor
Semester 5 20 EC major 10 EC vrije minor
Semester 6 30 EC verdiepende minor incl. 10 EC afstudeeropdracht
Voor wat betreft de major leiden de eindtermen en de leerlijnen tot het nieuwe programma dat is weergegeven in Tabel 6, met daarbij per cursus aangegeven tot welke leerlijn(en) deze behoort en welke eindterm wordt gerealiseerd. Elke cursus heeft een omvang van 5 EC. De cursussen die geheel of grotendeels nieuw zijn (vergeleken met het huidige programma), zijn gemerkt met een *. De kwartalen 3.3 en 3.4 (d.w.z. semester 6) zijn in dit overzicht niet opgenomen, aangezien zij geheel met minorcursussen zijn gevuld (inclusief het afstudeerproject). Voor wat betreft de verdiepende minor heeft de student keuze uit drie varianten, corresponderend met de drie varianten in de masteropleiding, zie Tabel 7. Projectgestuurd onderwijs in de flexibele bachelor is opgenomen in de verdiepende minor (met name het afstudeerproject). De keuzevrijheid voor de student komt tot uiting in de wijze waarop hij/zij de verdiepende en vrije minoren kiest. Het bachelor-afstudeerproject kan in elk van de varianten een andere inhoud hebben. F4. Algemene eisen van het wetenschappelijk onderwijs Relatie onderwijs met onderzoek Het bacheloronderwijs brengt de student onmiddellijk in aanraking met wetenschappelijk gefundeerde methoden van programmeren, met fundamentele concepten uit de theoretische Informatica, met begrippen op het terrein van (parallelle) computersystemen en netwerken, met methoden voor analyse, ontwerp en testen van grote softwaresystemen, en met het kritisch leren lezen, verwerken en presenteren van wetenschappelijke informatie. De bachelor heeft een algemeen vormend academisch karakter. Ook is er in de leerlijnen Formele Methoden en Programmeren veel aandacht voor typische onderzoeks-gerelateerde vaardigheden zoals het vertalen van informeel gestelde problemen in een wiskundig exact gespecificeerd probleem, of het stellen van kritische vragen bij bestaande oplossingen. Vaardigheden zoals het kritisch lezen van wetenschappelijke artikelen komen aan de orde in de leerlijn Communicatieve Vaardigheden. De facultaire studievereniging FMF organiseert een Jongerejaarscolloquium, waarin maandelijks een onderzoeker uit de faculteit vertelt over zijn/haar onderzoek. Doel van het colloquium is om de jongerejaars34
studenten direct in contact te brengen met het onderzoek dat in de faculteit verricht wordt. Met het bezoek aan het Jongerejaarscolloquium wordt bij de verroostering van het onderwijs rekening gehouden. Tabel 6: Major flexibele bacheloropleiding Informatica (120 EC) vanaf 2006-2007 blok cursusnaam 1.1 Imperatief Programmeren Logica * Oriëntatie Kunstmatige Intelligentie
EC 5 5 5
Werkv. hwp h h
Toets p t t
Leerlijn PR, CV FM OR
Eindterm a1,b1 a3,b3 c1,d2
1.2
Oriëntatie Informatica Wetenschappelijke Basisvaardigheden * Wiskundig Modelleren 1 *
5 5 5
hwp h hw
t p t
OR, PR FM WM
a124 a23,c1,d2 a3,b5
1.3
Objectgeoriënteerd Programmeren Discrete Structuren Programmacorrectheid
5 5 5
hwp hw hw
pt t t
PR, SE FM PR, FM
a1,b1 a123 a13
1.4
Software Design * Computerarchitectuur en Netwerken Wiskundig Modelleren 2 * Algoritmen en Datastructuren Functioneel Programmeren [minorcursus]
5 5 5 5 5
hwp hp hw hwp hwp
p pt t pt pt
SE CS WM PR, FM PR, FM
b124,c3 a1,e12 b35 a12 a1,b1,e2
2.2
Automaten Inleiding Informatiesystemen * [minorcursus]
5 5
hw hwp
t pt
FM CS
a14,c1 a1,b1
2.3
Software Management * Signalen & Systemen [minorcursus]
5 5
hwp hwp
p pt
SE WM
b24,c3,d4,e3 b5
2.4
Statistiek Software Testing * [minorcursus] Operating Systems IT-beroepspraktijk [minorcursus]
5 5
hwp hw
pt pt
WM SE
b5 b2345,c3,d4
5 5
hw hp
t p
CS OR, CV
a1,c1 c2,d2
Parallel Computing * Net Computing [minorcursus]
5 5
hwp hp
pt pt
CS, PR CS
a1,b1,c1,e2 a1,b1,e1
2.1
3.1
3.2
Werkvormen: h=hoorcollege, w=werkcollege, p=praktikum, P=projectgestuurd onderwijs. Toetsvormen: p=praktische opdracht, t=tentamen. Leerlijnen. FM=Formele methoden; CS=Computersystemen; PR=Programmeren; SE= Software Engineering; WM=Wisk. Modelleren; OR=Oriëntatie; CV=Commun. vaardigheden. Eindterm: Letter-cijfer combinaties, zie Bijlage A: de bacheloropleiding. (Grotendeels) nieuwe cursussen zijn gemerkt met een *.
Relatie onderwijs met professionele praktijk Bij de curriculumherziening naar het bachelor-master systeem in 2002 (en de komst van prof. dr. J. Bosch in 2001 als hoogleraar Software Engineering) is er een sterke software engineering-lijn in het curriculum opgenomen (Software Analyse en Ontwerp, Project Software Ontwikkeling, Software Engineering, Afstudeerproject; zie het bachelorprogramma in Tabel 4 en ook 35
bijlage G). Daarmee is de relatie met de industriële Informatica veel sterker geworden dan in het verleden het geval was. Dit komt tot uiting in de invulling van de leerlijnen Programmeren en Software Engineering. Zo is in het bachelorcurriculum projectonderwijs geïntroduceerd (Project HTML, Project Programmeren, Project Software Ontwikkeling). In het Afstudeerproject werken studenten onder supervisie van een docententeam met externe opdrachtgevers uit het bedrijfsleven en de overheid. Bij deze projectvormen worden geleidelijk ook industriële kwaliteitsnormen aangelegd. Ook na het vertrek van prof. Bosch is deze lijn in onderzoek en onderwijs vastgehouden. In de cursus IT-Beroepspraktijk spelen externe docenten uit het bedrijfsleven een belangrijke rol. Tenslotte heeft Informatica een jaarlijkse programmeerwedstrijd, waarin de deelnemende studenten hun programmeervaardigheden in teamverband kunnen tonen, zie het verslag Tien Jaar IWI Programmeerwedstrijd. Programmeren is makkelijker als je denkt, 2004, Rijksuniversiteit Groningen, H.W. de Haan (red.). Tabel 7: Programma drie verdiepende minoren: Software & Systems Engineering (SSE), Computational Science & Visualisation (CSV), Intelligent Systems (IS) minor cursus SSE Software Engineering Produktontwikkeling * Software Architecture * keuze Afstudeerproject 1 Afstudeerproject 2
EC 5 5 5 5 5 5
Werkv. hwp hwp hwp
Toets pt pt pt
Leerlijn SE SE SE
Eindterm b14 b14 b14,c3
hP hP
p p
SE,CV SE,CV
b34,d345,e3 b34,d345,e3
CSV
Computer Graphics Computational Geometry Beeldbewerking * keuze Afstudeerproject 1 Afstudeerproject 2
4 4 4 5 5 5
hp hp hp
pt pt pt
CS,PR CS,PR CS,PR
b125 b25 b125
hP hP
p p
CS,CV CS,CV
b34,d345,e3 b34,d345,e3
Kennisrepresentatie & Redeneren Neurale Netwerken * Beeldbewerking * keuze Afstudeerproject 1 Afstudeerproject 2
6 6 4 5 5 5
hwp hwp hp
pt pt pt
FM FM CS,PR
a3,d1,e2 a3,b5,d1,e2 b125
hP hP
p p
CS,CV CS,CV
b34,d2345,e3 b34,d2345,e3
IS
Werkvormen: h=hoorcollege, w=werkcollege, p=praktikum, P=projectgestuurd onderwijs. Toetsvormen: p=praktische opdracht, t=tentamen. Leerlijnen. FM=Formele methoden; CS=Computersystemen; PR=Programmeren; SE= Software Engineering; WM=Wisk. Modelleren; OR=Oriëntatie; CV=Commun. vaardigheden. Eindterm: Letter-cijfer combinaties, zie Bijlage A: de bacheloropleiding. (Grotendeels) nieuwe cursussen zijn gemerkt met een *.
36
F5. Relatie tussen doelstellingen en inhoud De hierboven genoemde leerlijnen zijn verder uitgewerkt aan de hand van de eindtermen: dit leidt tot leerdoelen die in de programma-onderdelen zijn gerealiseerd. De laatste kolom van Tabel 4 (huidige programma), respectievelijk Tabel 6 en Tabel 7 (nieuwe programma), geeft voor elk cursusonderdeel aan welke eindtermen (zoals beschreven in Bijlage A, bacheloropleiding) worden bereikt. Uit het overzicht wordt duidelijk dat de eindtermen in voldoende mate gedekt zijn door de leerdoelen van de cursussen. Het moge echter duidelijk zijn, dat de cursussen dikwijls ook specifieke kennis en vaardigheden als leerdoelen hebben welke niet eenduidig bij een eindterm kunnen worden ondergebracht. Hierbij is vaak sprake van meer geïntegreerde competenties waarbij meerdere eindtermen worden gerealiseerd. In alle leerlijnen is sprake van een opbouw in complexiteit en moeilijkheidsgraad: begonnen wordt met enkelvoudige, niet te moeilijk problemen, die gaandeweg plaats maken voor wat ingewikkelder problemen met verscheidene facetten, waarna uiteindelijk bij het afstudeerproject een groter probleem succesvol kan worden aangepakt. Door deze opbouw groeit de student in academisch en intellectueel opzicht bij het doorlopen van het bachelorprogramma. We beschrijven nu de uitgewerkte leerlijnen. Oriëntatie. Bij het begin van de opleiding wordt een algemene oriëntatie geboden op de discipline Informatica zelf, en op een aanpalend vakgebied (Kunstmatige Intelligentie). Verderop in de opleiding is er een oriëntatie op de IT-beroepspraktijk. Programmeren. Het programmeren wordt in eerste instantie aangeboden met de programmeertaal Java, beginnend met kleine programma’s. Objecten worden snel ingevoerd, evenals objectgeoriënteerd ontwerpen. Hiernaast wordt reeds in het eerste semester gestart met de introductie van de begrippen specificatie en algoritme, en met het correct afleiden van imperatieve algoritmen uit hun specificatie. Bij de behandeling van algoritmen en datastructuren bereiken we een hoger niveau van abstractie, waarbij ook de complexiteit van de algoritmen expliciet aan de orde komt. Ook functioneel programmeren komt aan de orde, met speciale aandacht voor hogere-orde functies. Parallel programmeren rondt de programeerlijn af. Formele methoden. Deze lijn bevat centrale begrippen uit de discrete wiskunde, logica en complexiteitstheorie. De student leert problemen op te lossen m.b.v. deze concepten door te beginnen met kleine problemen, en deze vervolgens geleidelijk op te schalen. Toepassing van kennis en vaardigheden uit de theoretische informatica vindt voor een groot deel daarbuiten plaats. Daarnaast is een belangrijke en profilerende doelstelling het aanbrengen van een academisch denkniveau en abstractievermogen m.b.t. de Informatica. Dit is niet alleen een vaardigheid, maar ook een attitude. Een belangrijke randvoorwaarde wordt gevormd door de wiskundekennis van de huidige generaties instromende studenten. Computersystemen. In deze lijn komt een aantal kernbegrippen van de Informatica aan de orde, zoals de hardware-architectuur van (parallelle) computers, digitale techniek, operating systems, netwerken en informatiesystemen. Tevens bevat deze lijn een inleiding tot de interactieve systemen (computergrafiek, beeldbewerking, geometrische algoritmen) en de intelligente systemen (kennisrepresentatie & redeneren, neurale netwerken). Software Engineering. Het doel van deze lijn is om het hele traject van software-ontwikkeling aan te bieden, waarbij de verschillende onderwerpen soms tot in detail en soms alleen globaal worden uitgewerkt. Onder het hele traject van software-ontwikkeling valt, naast programmeren zelf, ook het gehele voortraject met analyse en ontwerp, alsmede zaken als testen, projectmanagement en kwaliteit van software. Een verdere verdieping van deze onderwerpen wordt aangeboden in de verdiepende minor Software Engineering. Een belangrijk aspect is het aanleren van een zogenaamde engineering attitude. De studenten worden geconfronteerd met vragen over realiseerbaarheid, onderhoudbaarheid, herbruikbaarheid en andere kwaliteitseisen die aan software en het ontwikkelproces gesteld kunnen worden. Daardoor verkrijgen zij inzicht in wat makkelijk, moeilijk of geheel niet te realiseren is. Praktijkgerichtheid en inzicht in kwaliteit spelen dan ook in alle SE-vakken een grote rol. 37
Wiskundig modelleren. De algemene doelstelling van deze modelleerlijn is ervaring opdoen met het wiskundig modelleren, analyseren, implementeren en interpreteren van een (informeel beschreven) proces uit natuur- of levenswetenschap, economie, enz.; het vergroten van de hierbij benodigde wiskundige kennis; het verkrijgen van vaardigheid in het gebruiken van deze kennis voor het analyseren van wiskundige modellen; en het verkrijgen van vaardigheid in het hanteren van bijbehorende software-tools. Een belangrijke overweging voor deze opzet is dat doel en inhoud van de wiskundevakken zoals in het verleden aangeboden voor de informaticastudent vaak onduidelijk waren. Ook blijkt deze kennis vaak nauwelijks nog paraat te zijn tijdens latere studieonderdelen in bachelor- en masterfase waarbij wiskunde- en statistiekkennis vereist is. Communicatieve Vaardigheden. Deze leerlijn is verweven met het gehele curriculum, van de eerste programmeercursus tot het afstudeerproject. Het eerste semester bevat een component communicatieve vaardigheden in de vorm van literatuurverwerking, bibliotheekinstructie, alsmede schriftelijke en mondelinge presentaties. Het schrijven van teksten wordt tenminste op twee niveaus geoefend, te weten een technisch niveau (programmadocumentatie) en een populair-wetenschappelijk niveau. Ook de wiskundige modelleerlijn bevat een belangrijk element schriftelijke en mondelinge communicatie. Met name het zowel informeel als formeel kunnen redeneren over processen, modellen en interpretaties van modelberekeningen speelt hierbij een rol. In de software engineering cursussen komt communicatie met interne en externe opdrachtgevers aan de orde. Ook wordt er geoefend in het schriftelijk vastleggen van opdrachten en contracten. Ten behoeve van de leerlijn communicatieve vaardigheden is door een speciaal ontwikkelteam van de RUG in samenwerking met stafleden van Informatica een uitgebreide hoeveelheid materiaal ontwikkeld voor zowel studenten als docenten, en online beschikbaar gesteld6 . Zie verder bij Docentenprofessionalisering (facet F14), Algemeen deel op blz. 7. Afstudeerproject In het bachelorafstudeerproject, dat in internationaal verband wordt uitgevoerd, staat het hele traject van software-ontwikkeling met de bijbehorende technische en sociale vaardigheden centraal: • • • • • •
zelfstandig kunnen uitvoeren van taken en rollen bij grote software-ontwikkelprojecten; in teamverband kunnen werken aan het ontwikkelen van software; in internationaal verband kunnen werken aan het ontwikkelen van software; het kunnen kiezen van een bij een probleem passend proces van softwareontwikkeling; vormgeven van kwaliteitsbeleid rondom de ontwikkeling van software; werken met subcontractors.
Het afstudeerproject is verdeeld in twee delen, die sterk met elkaar samenhangen. De teams van studenten voeren de software-ontwikkelopdracht uit voor een bedrijf. Ieder deelnemend bedrijf voor de studententeams een opdracht in de vorm van een Request for Information. Minimaal twee van de teams reageren daarop met een proposal, waaruit het bedrijf dat proposal kiest dat het best bij hun wensen aansluit. Nadat een opdracht verstrekt is hebben de projectteams 10 weken de tijd om een eerste werkende versie van het product op te leveren. Dit gebeurt in nauw overleg met het bedrijf dat minimaal 1 keer per week een afspraak met het studententeam heeft. Na die 10 weken worden de studententeams opnieuw ingedeeld. Het bedrijf krijgt dan een volledig of bijna volledig nieuwe groep studenten. Deze studenten werken verder aan het product zoals dat voor de herindeling door het andere teams is opgeleverd. Deze teams hebben 10 weken de tijd om de definitieve versie van het product op te leveren. In de tweede fase van het project moet de nadruk meer liggen op onderhoud van het product. De studententeams moeten in beide delen van het afstudeerproject een deel van hun opdracht uitbesteden aan een groep tweedejaars studenten (subcontractors). In de eerste 10 weken van het project is dat bij voorkeur een opdracht rondom de gebruikers-interface van het product. De docenten van het vak fungeren voor de studententeams als een intern ‘Quality team’. Zij doen dit op basis van Spice (ISO 15540). De bedoeling 6 www.rug.nl/noordster
38
is hier vooral om de kwaliteit van het gevolgde ontwikkelproces alsmede de kwaliteit van de documentatie te verhogen. F6. Samenhang programma Door het hanteren van leerlijnen binnen het programma, zoals beschreven bij facet F5, wordt een inhoudelijk samenhangend programma verkregen, waarbij wordt voortgebouwd op eerder verworven kennis en vaardigheden en doublures worden vermeden. Ter aanvulling hierop bezien we de samenhang in het programma vanuit chronologisch perspectief. Het eerste jaar van het programma is representatief voor het vakgebied en heeft tevens een selecterende en verwijzende functie, door het dringend studievorderingsadvies dat wordt uitgebracht aan alle studenten; zie Algemeen deel, bij facet F16. Het wordt afgesloten met het propedeutisch examen. Speciaal het eerste semester heeft een oriënterend karakter, met de cursussen Oriëntatie Informatica en Oriëntatie Kunstmatige Intelligentie. Mede als gevolg hiervan is in het huidige programma een overstap in de loop van het eerste semester naar Kunstmatige Intelligentie (en omgekeerd) mogelijk met minimale studievertraging. Dit geldt a fortiori voor het nieuwe programma, waarin het eerste semester voor de opleidingen Informatica en Kunstmatige Intelligentie gelijk is. Verder wordt in het eerste studiejaar een begin gemaakt met het verwerven van informatica-basiskennis en het aanbrengen van verbreding, met name in de richting van de wiskunde. Het tweede en het derde studiejaar zijn vervolgens gericht op een verdieping van de basiskennis van de informatica en haar toepassingen. In het derde jaar vindt tevens de oriëntatie op de masteropleiding plaats. Dit gebeurt in het huidige programma door een aantal (keuze)cursussen die een oriëntatie bieden op de varianten van de masteropleiding, in het nieuwe programma door de keuzemogelijkheid van een verdiepende minor die aansluit op een van de mastervarianten. Het programma wordt afgesloten met een afstudeerproject (in het huidige programma op het gebied van de software engineering, in het nieuwe programma op het gebied van de gekozen verdiepende minor). Hierin wordt de theoretische kennis, opgedaan in de rest van de bacheloropleiding, in de praktijk toegepast. F7. Studeerbaarheid De studielast van elke cursus wordt uitgedrukt in EC (1 EC komt overeen met 28 uur studie) en is vastgelegd in de studiegids. In het nieuwe programma is de studielast van elke cursus 5 EC, in het huidige programma varieert deze tussen 3 en 6 EC. De studielast van een cursus, omgerekend in studieuren, is een harde randvoorwaarde bij het vaststellen van het aantal uren (werk)college, practicum, groepsoverleg en zelfstudie/zelfwerkzaamheid per cursus. Een optimale studievoortgang wordt als volgt gegarandeerd. • Het formeel aanvragen en behalen van het propedeuse-examen is geen eis voor het mogen volgen van hogerejaarscursussen. • Slechts in enkele gevallen is het behalen van een cursus een formele ingangseis voor een andere cursus. (Uiteraard is bij vele cursussen de leerstof van eerdere cursussen voorkennis.) • Bij elk vak is voldoende gelegenheid om herhalingstentamens af te leggen. Het eerste semester van het huidige programma is voor een groot deel gemeenschappelijk met Kunstmatige Intelligentie; in het nieuwe programma zijn beide eerste semesters geheel gelijk. Overstap in de loop van het eerste semester naar Kunstmatige Intelligentie (en omgekeerd) is hierdoor mogelijk zonder of met minimale studievertraging. Bij de periodieke cursusevaluaties (zie Algemeen deel Zelfevaluatie, Interne kwaliteitszorg, blz. 18) kunnen studenten aangeven of de studielast die zij ervaren hebben overeenkomt met het aantal EC dat voor het vak staat; tevens kunnen zij aangeven hoeveel uren zij aan de diverse werkvormen (inclusief zelfstudie) van de cursus hebben besteed. De ervaring leert dat zo nu en dan van een cursus wordt aangegeven dat hij zwaarder wordt ervaren dan het aantal EC dat er voor staat, maar dat dit vrijwel nooit bevestigd wordt door de hoeveelheid tijd die aan de cursus blijkt te zijn besteed. 39
Soms is een lichte wijziging van de programmering van vakken de aangewezen weg. Dit is bv. gebeurd bij het afstudeerproject, dat tijdens de periodes 3.3 en 3.4 een groot beroep op de inzet van de studenten doet, en dan met name op aspecten als communicatie, stressbestendigheid, het functioneren in groepen, en het werken met tweedejaars studenten als subcontractors. Andere vakken dreigden daardoor in de knel te komen. Na intensief overleg tussen curriculumcommissie en studenten (o.m. via de studentvertegenwoordiger in deze commissie) heeft in 2004/5 een aanpassing plaatsgehad. Door het afstudeerproject al te laten beginnen in het vak Software Engineering en de theoretische en praktische onderdelen goed op elkaar af te stemmen zijn de problemen opgelost. F8. Instroom De bacheloropleiding is ingevoerd per 1 september 2002. De volgende toegangseisen tot de bacheloropleiding Informatica worden gehanteerd: • • • •
het einddiploma VWO ‘oude stijl’ met Wiskunde B en Natuurkunde; het einddiploma VWO met profiel Natuur & Techniek; het einddiploma VWO met profiel Natuur en Gezondheid met Wiskunde B 1,2; de Propedeuse HBO van een verwante richting, dit ter beoordeling van de Examencommissie Informatica.
In Tabel 8 zijn de instroomcijfers vanaf 1999 weergegeven. Alle studenten volgen een voltijdsopleiding. Er zijn geen extraneï. De ongedeelde opleiding (‘oude stijl’) is via een overgangsregeling opgenomen in de bacheloropleiding. Tabel 8: Instroom bacheloropleiding Cohort
Aantal
M
V
99/00* 00/01* 01/02* 02/03 03/04 04/05
59 56 50 40 39 25
59 54 48 38 38 25
0 2 2 2 1 0
* Instroom in ongedeelde opleiding
Het merendeel van de studenten die in de bachelor instromen komt direct van het VWO. Een minderheid heeft een afwijkende vooropleiding. Het betreft ondermeer studenten met een buitenlands diploma en met een HBO-opleiding. De dalende instroom (overigens een landelijk beeld bij de Informatica-opleidingen) is een punt van grote zorg. Er worden velerlei acties ondernomen om dit proces om te buigen; zie hiervoor de paragrafen in het Algemene deel over Studievoorlichting (o.m. Tabel 6) en Internationalisering (blz. 24). De aansluiting tussen VWO en WO is een punt van continue aandacht. Er bestaan aanzienlijke niveauverschillen tussen de instromende studenten, o.a. door de gevolgde profielen, en de variatie in de wijze waarop het studiehuis vorm wordt gegeven op de middelbare scholen. In de cursusevaluaties geven de studenten regelmatig aan dat bij de wiskundevakken en de meer theoretische propedeusevakken voorkennis bekend wordt verondersteld die zij niet bezitten. Relevant in dat kader is onder meer dat de ‘innumeracy’ (de ontmathematisering) van de maatschappij en daarmee van de instroom toeneemt. Door docenten wordt een afname van abstractievermogen van studenten geconstateerd, hetgeen zorgelijk is gezien de profilerende rol van dit vermogen in doelstellingen en eindtermen van de Informatica. Anderzijds bezitten de aspirantstudenten een toenemende vaardigheid op het gebied van ICT onder invloed van de informatisering van de maatschappij. 40
Aan deze problematiek wordt het hoofd geboden door de inhoud van vakken voortdurend af te stemmen op de voorkennis van studenten, vakken in een optimale volgorde aan te bieden, bepaalde meer theoretische vakken of wiskundevakken in een duidelijkere context te plaatsen, en nieuwe ontwikkelingen zoals informatiesystemen in het curriculum op te nemen. Bij al deze maatregelen staat behoud van de kwaliteit van de opleiding voorop. De opleiding streeft er naar in de voorlichting aan aankomende studenten een realistisch beeld te schetsen van de opleiding, en de eisen die worden gesteld. Dit gebeurt d.m.v. allerlei voorlichtingsactiviteiten, zowel op scholen, in voorlichtingsmateriaal, en op locatie bij open dagen, enz. (zie Tabel 6 over studievoorlichting in het Algemene deel op blz. 14). F9. Omvang van het programma De bacheloropleiding Informatica duurt drie jaar en omvat 180 EC. F10. Afstemming tussen vormgeving en inhoud De gebruikte werkvormen, zoals hoorcollege, werkcollege, practicum, projectgestuurd onderwijs en zelfwerkzaamheid, zijn afgestemd op ons didactisch concept, dat gebaseerd is op het gelijktijdig verwerven van kennis en vaardigheden (in het programmeren, ontwerpen, communicatief, sociaal). Kennisopbouw gebeurt in het algemeen via hoorcolleges. De toepassing van kennis staat centraal in werkcolleges, terwijl programmeer- en ontwerpvaardigheden worden geoefend tijdens practica. Het projectgestuurd onderwijs en het afstudeerproject worden gebruikt om opgedane kennis en verworven programmeervaardigheden te integreren, en tevens communicatieve en sociale vaardigheden te trainen. Hierbij maken we intensief gebruik van web-based applicaties zoals de elektronische leeromgeving Nestor, en het hier ontwikkelde Athena-systeem, dat ingestuurde practicumoplossingen controleert op alle automatisch te traceren fouten en de student van feedback voorziet (zie onder ‘Practicumvoorzieningen’ op blz. 11). De uiteindelijke beoordeling geschiedt door docenten. Het gebruik van deze middelen is geen vervanging van persoonlijke interactie, maar een uitbreiding daarop. We beperken ons verder bij dit facet tot het huidige programma. Het eerste jaar van de bacheloropleiding is representatief voor het vakgebied en heeft tevens een selecterende en verwijzende functie. Speciaal het eerste semester heeft een oriënterend karakter. Verder wordt in het eerste studiejaar een aanvang gemaakt met het verwerven van informatica-basiskennis en het aanbrengen van verbreding, met name in de richting van de wiskunde. Dit betekent dat in deze fase hoor- en werkcolleges een belangrijke rol spelen. Door het ontwerpkarakter van het programmeren hebben practica vanaf het begin van de studie een zwaar gewicht. Het tweede studiejaar is gericht op een verdieping van de basiskennis van de informatica, zoals computerarchitectuur, programmeerparadigma’s en theoretische fundamenten. Daarnaast wordt een begin gemaakt met de analyse en ontwerp van grotere softwaresystemen. Hierbij spelen projecten en het leren samenwerken in projectvorm een toenemende rol. Dit weerspiegelt zich in de werkvormen: de rol van de hoorcolleges neemt nog iets toe, maar die van de praktische werkvormen in nog veel sterkere mate. In het derde jaar wordt de verdieping van de basiskennis voortgezet. Ook hierbij bestaan de werkvormen in het algemeen uit een aantal uren hoorcollege en een sterke praktische component in de vorm van programmeer- of ontwikkelopdrachten. Vaak wordt in tweetallen gewerkt. De opleiding wordt afgesloten met een afstudeerproject, waarin de verworven kennis en vaardigheden op een geïntegreerde wijze worden toegepast. De vorm van het afstudeerproject is zo gekozen dat het een goede basis vormt voor de bachelor die uitstroomt naar het bedrijfsleven. Meer informatie over de opzet van dit project is te vinden op blz. 38. Door de combinatie en opbouw van de mix van werkvormen wordt voldaan aan de eindtermen. Aan het eind van de opleiding is de bachelor in staat uit te stromen naar een masteropleiding of naar het bedrijfsleven. Een verdeling van de studielast per jaar over de verschillende onderwijsvormen is te vinden in Tabel 9. 41
Tabel 9: Studielast per jaar verdeeld over verschillende onderwijsvormen jaar
hoorcolleges
werkgroepen
practicum/project
zelfstudie
totaal
1 2 3
256 272 212
196 96 128
434 543 538
794 769 802
1680 1680 1680
F11. Toetsing en beoordeling De eindtermen van de vakken alsmede de omvang (in EC) en de toetsvorm zijn opgenomen in de Onderwijscatalogus7 . De toetsing sluit aan bij de gehanteerde werkvorm(en). De inhoud van de toetsing wordt bepaald door de eindtermen van de opleiding en de doelstellingen van het vak, zoals te vinden in de studiegids en de Onderwijscatalogus. In de meeste gevallen worden cijfers gegeven (hele en halve getallen, lopend van 1 tot en met 10; 5 12 is voldoende, 5 onvoldoende). Soms wordt een beoordeling ‘voldoende’ / ‘onvoldoende’ gegeven, bv. bij communicatieve vaardigheden en kleine projecten. In de OER is informatie opgenomen over hoe men zich moet inschrijven en afmelden voor een tentamen, over de geldigheid van beoordelingen en de nakijktijd (10 werkdagen). De Examencommissie ziet toe op de goede gang van zaken. Zie ook Algemeen deel van de Zelfevaluatie, Interne kwaliteitszorg, blz. 18. De toetsvormen variëren, afhankelijk van de leerdoelen. Kennisopbouw wordt i.h.a. getoetst via een schriftelijk tentamen met open vragen; soms wordt een tussentijds tentamen gegeven. Toetsing van programmeervaardigheden vindt plaats via een beoordeeld practicum of een praktische ontwerpopdracht; ook combinaties van deze toetsvormen worden bij veel cursussen gebruikt (zie Tabel 4 op blz. 33). Communicatieve en sociale vaardigheden worden beoordeeld via schriftelijke en mondelinge presentaties door studenten, en op basis van het functioneren in teams tijdens (afstudeerproject)projecten. Er vindt regelmatig intercollegiale afstemming tussen docenten plaats bij de toetsing, met name bij afstudeerprojecten en projectgestuurd onderwijs. In het rooster, dat voor aanvang van elke periode via het web bekend wordt gemaakt door de roosteraar, zijn datum, tijdstip en locatie van de schriftelijke tentamens en hertentamens aangegeven. Op alle toetsingsvormen, zoals schriftelijke tentamens, huiswerk, tussentijdse toetsen, mondelinge presentaties, of verslagen van ontwerpopdrachten, vindt terugkoppeling naar de student plaats. Schriftelijke tentamens worden, beoordeeld en van commentaar voorzien, via het Onderwijsbureau aan de betreffende student beschikbaar gesteld. Bij huiswerk, toetsen en verslagen loopt dit i.h.a. via de docent. De planning van de beoordelingsmomenten is zodanig dat de tijd tussen het aanbieden van het onderwijs, het leer- en verwerkingsproces door de studenten en de toetsing optimaal is. Hertentamens worden tweemaal per jaar geroosterd, zo mogelijk in daarvoor gereserveerde weken. Op deze manier wordt interferentie met andere vakken tot een minimum beperkt. De eerste herkansingsgelegenheid van een tentamen vindt in de regel plaats binnen een relatief korte termijn na de eerste tentamengelegenheid. De uitslag van een toetsing kan door een student via het web in ProGRESS worden geraadpleegd. Toetsing afstudeerproject De toetsing van het afstudeerproject verloopt als volgt. Het begeleidingsteam, bestaande uit docenten, studentassistenten en afnemers uit de opdrachtgevende bedrijven, geeft een oordeel op de volgende aspecten: kwaliteit van de software, de documentatie, het ontwikkelproces, contacten met de klant, samenwerking in het team en persoonlijke invulling van de rol. Tijdens de projecten worden functioneringsgesprekken gehouden met de deelnemers. Slecht functionerende studenten kunnen, na een beperkt aantal waarschuwingen, uiteindelijk worden ontslagen en zijn op deze manier voor het vak gezakt. Elke student ontvangt een individuele beoordeling, die als volgt tot stand komt. Eerst geven de begeleiders een cijfer voor het team. In een groepsgesprek van het team en de begeleiders wordt het functioneren van elk teamlid bekeken. De begeleiders nemen daarop de uiteindelijke beslissing over het individuele eindcijfer. 7 edupag.iwinet.rug.nl
42
De opleiding wordt afgesloten met het bachelorexamen. In de OER is vastgelegd welke onderdelen deel uitmaken van dit examen. Op de bul worden de gevolgde vakken en het behaalde cijfer vermeld. Per 1 oktober 2005 is aan de RUG het diplomasupplement ingevoerd. Vanaf die datum krijgen studenten bij de bul een document uitgereikt dat uitleg geeft over het Nederlandse diploma. Het diplomasupplement omvat tevens een cijferlijst in het Engels en een Engelstalige omschrijving van de cursussen die gevolgd zijn. Sterke en zwakke punten F4 t/m F11 Sterke punten: • • • •
Het onderwijsprogramma is opgebouwd rond heldere leerlijnen. Het eerste jaar van de bacheloropleiding heeft een selecterende en verwijzende functie. Vanaf 2006 is er een gemeenschappelijk eerste semester met Kunstmatige Intelligentie. Het bachelor afstudeerprogramma wordt in samenwerking met bedrijven en studenten uit andere landen uitgevoerd. Samenwerking met de software-industrie en het gebruik van ISO-normen werkt kwaliteitsverhogend. • Het bachelorafstudeerproject wordt door zeer veel studenten (en betrokken docenten) door de combinatie van werkvormen en de intensiteit als zeer stimulerend ervaren. • Informatica heeft een beoordelingssysteem, Athena, voor de automatische beoordeling van programma’s (bv. in Java). Dit geeft de studenten snelle feedback over de functionele correctheid van hun werkstukken. • Informatica heeft een jaarlijkse programmeerwedstrijd. Zwakke punten: • Er is slechts beperkte keuzevrijheid in de huidige bacheloropleiding (als gevolg van de beperkte omvang van de staf). • In enkele kwartalen laat de studeerbaarheid te wensen over, door cursussen die meer dan de nominale inzet van studenten lijken te vragen. • Het huidige afstudeerproject concentreert zich geheel op de Software Engineering. Sommige studenten wensen hier meer keuzevrijheid. • Er is een facultaire regeling dat er voor elk vak dat door middel van tentamens getoetst wordt tenminste drie tentamengelegenheden per jaar zijn. Aangezien de opbrengst van de “herhalingstentamens” laag is, lijkt deze regeling niet bevorderlijk voor effectief studeren. Vervolgacties: • In het nieuwe programma neemt de keuzevrijheid toe door de adoptie van het major-minor-systeem. • In het nieuwe programma komen de qua studeerbaarheid problematische combinaties van cursussen niet meer voor. • In het nieuwe programma kan het afstudeerproject beter aan de individuele verlangens van de student worden aangepast.
4.3 Inzet van personeel, personeelsbeleid
F12-F14 Zie Algemeen deel van deze Zelfevaluatie, blz. 5-7.
43
4.4 Voorzieningen
F15-F16 Zie Algemeen deel van deze Zelfevaluatie, blz. 11-13.
4.5 Interne Kwaliteitszorg
F17-F19 Zie Algemeen deel van deze Zelfevaluatie, blz. 18-20.
4.6 Resultaten F20. Gerealiseerd niveau In Bijlage C is een lijst opgenomen van afstudeerprojecten die zijn uitgevoerd door studenten (eind derde jaar) tijdens de cursus Afstudeerproject 1 & 2, in het studiejaar 2004-2005. In deze cursus moeten de studenten zich gedragen als werknemers van een fictief IT-bedrijf, dat producten ontwikkelt voor echte klanten. Hierbij spelen zij verschillende rollen (projectleider, systeemarchitect, documentalist, programmeur, quality manager). Ze moeten voldoen aan strikte deadlines, en regelmatig overleggen met begeleiders en klanten. Beoordeeld wordt niet alleen de kwaliteit van opgeleverde software en documentatie, maar ook het functioneren in de projecten (sociale en communicatieve vaardigheden). Zie verder onder ‘Afstudeerproject’, blz. 38. Evaluatie. Op grond van de waargenomen resultaten bij de toetsing van de individuele cursusonderdelen en de opgeleverde producten tijdens het afstudeerproject is naar het oordeel van de eigen docenten het gerealiseerde niveau van de uitstromende bachelors bevredigend. Dit oordeel wordt op twee manieren bevestigd: enerzijds op basis van de kwaliteit van de studenten die in de eigen masteropleiding instromen; anderzijds geven de evaluaties door externe partijen die bij het bachelor-afstudeerproject zijn betrokken aan dat het gerealiseerd niveau als goed kan worden beschouwd. Dit geldt niet alleen voor de technische kwaliteiten van onze studenten; ook op het vlak van communicatieve vaardigheden scoren zij voldoende tot goed, wat een duidelijke verbetering is ten opzichte van een aantal jaren geleden. De verhoogde aandacht voor communicatieve vaardigheden in het curriculum heeft hier ongetwijfeld aan bijgedragen. F21. Onderwijsrendement Propedeuserendementen Tabel 10 geeft een overzicht van de propedeuserendementen voor de opleiding Informatica aan de RUG vanaf studiejaar 1999-2000. Vanaf 2002-2003 geldt het BaMa-stelsel. De jaren daarvoor hebben betrekking op de ongedeelde doctoraalopleiding Informatica. Vermeld zijn de percentages behaalde propedeusediploma’s (cumulatief). De propedeuserendementen in de eerste jaren zijn i.h.a. hoog 8 . Dit veranderde op het moment dat de propedeuse uit de wet werd geschrapt (2002, introductie Bachelor-Master stelsel). Bij de start van de bacheloropleiding heeft het College van Bestuur van de Rijksuniversiteit Groningen besloten om het propedeuseexamen te handhaven, ofschoon de wet dit niet langer verplicht. Ook is de tempobeurs afgeschaft, waardoor het behalen van dit examen minder dringend is geworden. Veel studenten vergeten het examen aan te vragen, terwijl zij al wel aan de gestelde eisen hebben voldaan. 8 Een
uitzondering is het cohort 01/02 dat nogal wat studiestakers bevatte.
44
Het aantal afgelegde propedeuse-examens is echter niet de enige maat voor rendement. In Tabel 11 is voor de cohorten 2000-2004 uitgerekend hoeveel EC behaald zijn na 1 resp. 2 jaar. We zien dat na 1 jaar gemiddeld meer dan 80% van de nominale 60 EC is behaald. In het tweede jaar gaat dit naar zo’n 75% van de nominale 120 EC. Deze rendementen voldoen ruimschoots aan het streefcijfer van 70% dat indertijd in het Bètaconvenant is vastgelegd. Bachelorrendementen Aangezien er nog geen studenten zijn die de bacheloropleiding hebben voltooid, is het niet zinvol hiervoor rendementen te berekenen. Wel zijn inmiddels 14 bachelordiploma’s behaald door studenten die zijn overgestapt uit de oude doctoraalopleidingen. De RUG kent een zachte cesuur tussen bachelor- en masteropleiding: een maximale deficiëntie van 30 EC is toegestaan om zonder bachelordiploma aan de masteropleiding te beginnen. Het hanteren van een zachte cesuur tussen bachelor- en masteropleiding leidt bij de studenten mogelijk tot uitstelgedrag wat betreft het afleggen van het bachelorexamen. Tabel 10: Propedeuse rendementen Cohort 99/00 00/01 01/02 02/03 03/04 04/05
Aantal studenten 59 56 50 40 39 25
prop 1jr 41% 46% 28% 25% 13% 16%
2jr 71% 70% 40% 45% 28%
>2jr 81% 82% 56% 70%
Tabel 11: Behaalde ECs (percentage van het maximum aantal EC na 1, resp. 2 jaar) Cohort
N*
EC 1jr
EC 2jr
00/01 01/02 02/03 03/04 04/05
51 34 34 19 20
52 (87%) 52 (87%) 57 (95%) 53 (88%) 48 (80%)
88 (73%) 92 (77%) 89 (74%) 92 (77%)
* instroom zonder studiestakers, overstappers vanuit het oude doctoraal en zonder zij-instromers (HBO)
Evaluatie. De rendementscijfers van de propedeuse geven aanleiding tot de volgende kanttekeningen. • De meeste studenten doen aanmerkelijk langer over hun studie dan er nominaal voor staat. Een enquête onder de studenten leert dat circa 75% één of meer bijbanen heeft naast de studie. Gemiddeld besteden zij hieraan 14 uur per week. • Als het aantal behaalde EC’s als maat wordt genomen, zijn de rendementen bevredigend. Sterke en zwakke punten F20 en F21 Sterke punten: • Het gerealiseerd niveau is goed, zowel op technisch vlak als wat betreft communicatieve vaardigheden. • De propedeuserendementen voor de cohorten t/m 2001 zijn hoog, in overeenstemming met het streefcijfer van 70% dat indertijd in het Bètaconvenant is vastgelegd.
45
Zwakke punten: • De propedeuserendementen voor de cohorten vanaf 2003 zijn lager, vermoedelijk veroorzaakt door het afnemend belang dat aan de propedeuse gehecht wordt. Als het aantal behaalde EC’s als maat wordt genomen, zijn de rendementen bevredigend. • Het hanteren van een zachte cesuur tussen bachelor- en masteropleiding leidt bij de studenten mogelijk tot uitstelgedrag wat betreft het afleggen van het bachelorexamen. Vervolgacties • De rendementen in de nominale studietijd dienen verbeterd te worden. Er wordt overwogen een tutorsysteem in te stellen, waarmee de individuele student tijdens de studie beter gevolgd kan worden. • De kwaliteitszorgsystemen dienen verbeterd te worden, zodat rendementscijfers beter interpreteerbaar worden. Hiertoe zal gebruik gemaakt worden van universitaire en facultaire ontwikkelingen. Er zal een full-time medewerker voor dit doel bij het Centrum voor Informatiewetenschappen worden aangesteld.
4.7 Internationalisering Zie Algemeen deel van deze Zelfevaluatie, blz. 22.
5 Samenvatting sterke en zwakke punten Zie Algemeen deel van deze Zelfevaluatie, blz. 25.
46
Masteropleiding Informatica 0 Administratieve gegevens Naam van de opleiding: Masteropleiding Informatica. CROHO-nummer: 66978. Vervaldatum accreditatie: 31 december 2007. Variant: Voltijd. Locatie: Groningen, Blauwborgje 3 en 10. Niveau: Masteropleiding. Oriëntatie: Wetenschappelijk. Contactpersoon: Prof.dr. G.R. Renardel de Lavalette, adjunct-opleidingsdirecteur Informatica.
1 Ongedeelde opleiding Naam ongedeelde opleiding waaruit de opleiding is voortgekomen: Doctoraalopleiding Informatica. CROHO-nummer: 6978. Einddatum afbouw: 31 augustus 2008. Tot deze datum blijft het mogelijk om het doctoraalexamen af te leggen. Stand van zaken afbouw: In september 2002 is officieel de BaMa-structuur ingevoerd. Aantal actieve studenten van 2001 en eerder dat niet is overgestapt naar de bachelor- of masteropleiding: 72 (per 1 december 2005). Een korte beschrijving van het doctoraalprogramma met de nog aanwezige studentenpopulatie, overstapmogelijkheden, overgangsregeling, afbouw examens en nog actieve studiejaren wordt gegeven in bijlage F.
2 Totstandkoming Zelfevaluatie Zie Algemeen deel van deze Zelfevaluatie, blz. 1.
3 Organisatorische plaats van de opleiding Zie Algemeen deel van deze Zelfevaluatie, blz. 2.
4 Behandeling van het beoordelingskader Sinds 1 september 2002 (cursusjaar 2002-2003) biedt de Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen de tweejarige masteropleiding Informatica aan. Deze masteropleiding is in de plaats gekomen van de laatste twee jaren van de ongedeelde doctoraalopleiding Informatica. De opleiding is Engelstalig en leidt op tot Master of Science (MSc) in Computing Science. Er is gekozen voor een Engelstalige opleiding om de toegankelijkheid voor buitenlandse studenten te vergroten.
47
De opleiding kent de volgende varianten: • • • •
P-variant Intelligent Systems (IS) P-variant Computational Science & Visualisation (CSV) M-variant Software & Systems Engineering (SSE) M-variant Beleid en Bedrijf Informatica (BBI)
De termen P-variant en M-variant komen uit het Bètaconvenant, zie ook bijlage G. Een P-variant leidt op tot onderzoeker, de M-variant is maatschappij-gericht. Het is denkbaar dat op termijn één of meer varianten uitgroeien tot een zelfstandige masteropleiding. Vanaf 2002 bestaat aan de RUG tevens de tweejarige master Educatie en Communicatie in de Wiskunde en Natuurwetenschappen (EC-master, CROHO-nummer 60614). Informatica verzorgt alleen het specialisatiedeel van de Informatica-variant binnen deze master. Dit specialisatiedeel bestaat uit cursussen en afstudeerprojecten van de reguliere masteropleiding Informatica zoals in dit rapport beschreven. Om deze reden gaan we verder niet apart op de EC-master in. Hieronder worden de doelstellingen, eindtermen en de inrichting van de opleiding beschreven. De ingangseisen worden genoemd bij facet F8 op blz. 56.
4.1 Doelstellingen van de opleiding In deze sectie presenteren we de doelstelling van de masteropleiding Informatica, leiden we de eindtermen af uit deze doelstelling en de Dublin-descriptoren voor wetenschappelijke masteropleidingen, en gaan we in op het niveau en de wetenschappelijke oriëntatie van de eindtermen. Een en ander ligt in het verlengde van de corresponderende sectie voor de bacheloropleiding, waarnaar we geregeld terug zullen verwijzen. Doelstellingen, eindtermen en opzet van het programma van de variant BBI zijn faculteits-breed bepaald; informatica draagt bij aan deze variant door het inbrengen van enkele cursusonderdelen uit de andere varianten. Om deze reden gaan we niet apart in op de relatie tussen doelstelling, eindtermen en programma van deze variant. Overigens is het aantal studenten dat de BBI-variant volgt beperkt tot één of twee per jaar. We baseren ons op de tweejarige masteropleiding Informatica die in 2001/02 ontwikkeld is en vanaf september 2002 wordt aangeboden. Herontwerp van deze masteropleiding is voorzien in 2006/07, in het verlengde van het nieuwe bachelorprogramma dat vanaf september 2006 wordt aangeboden. F1. Domeinspecifieke eisen De masteropleiding Informatica kent een algemene doelstelling die van toepassing is op de varianten Intelligent Systems (IS), Computational Science and Visualization (CSV) en Software and Systems Engineering (SSE). Deze is als volgt. De varianten IS, CSV en SSE van de masteropleiding Informatica beogen studenten een zodanige combinatie van kennis, vaardigheden, inzichten en attitudes bij te brengen op het gebied van de informatica, dat zij in staat zijn tot zelfstandige beroepsuitoefening op gespecialiseerd of multidisciplinair academisch niveau in de Informatica, of in aanmerking komen voor een voortgezette opleiding tot zelfstandig wetenschappelijk onderzoeker. De doelstelling voor de variant Beleid en Bedrijf Informatica (BBI) luidt: De variant BBI van de masteropleiding Informatica beoogt studenten een zodanige combinatie van kennis, vaardigheden, inzichten en attitudes bij te brengen op het gebied van de informatica, aangevuld met inzichten uit de bedrijfskunde en de bestuurskunde, dat zij in staat zijn tot 48
zelfstandige beroepsuitoefening op academisch niveau in de Informatica in het bedrijfsleven of een beleids- of adviesfunctie bij de overheid.
Tabel 1: Globale eindtermen masteropleiding. Dublin descriptor
De afgestudeerde master:
kennis en inzicht
• beheerst de basisbegrippen en -technieken van de informatica, en is bekend met een aantal klassieke problemen en hun oplossingen • heeft specialistische kennis van theorieën, methoden en technieken op één van de volgende deelgebieden van de informatica: Intelligent Systems, Software and Systems Engineering, Computational Science & Visualisation
toepassen kennis en inzicht
• heeft ervaring met het doelmatig gebruiken van gereedschappen die voor het oplossen van informaticaproblemen beschikbaar zijn, zoals compilers, stellingbewijzers, visualisatiesoftware, case-tools en domeinspecifieke software en hardware • is bekend met toepassingen van de informatica in verschillende andere vakgebieden • is in staat om, met gebruikmaking van wetenschappelijke resultaten en inzichten, problemen uit de informatica of een verwant vakgebied te analyseren, een specificatie van de oplossing te geven, en deze oplossing zo mogelijk te realiseren (in de vorm van een algoritme of programma, of van een implementatie in software of hardware)
oordeelsvorming
• kan vakliteratuur kritisch beoordelen, reflecteert op de maatschappelijke aspecten van de toepassingen van de informatica en de eigen verantwoordelijkheid daarin, en kan programmatuur kritisch beoordelen • heeft oog voor de maatschappelijke aspecten van de toepassingen van de informatica, en de eigen verantwoordelijkheid daarin • is in staat de literatuur op het vakgebied kritisch te lezen en te beoordelen op correctheid, bruikbaarheid en relevantie • heeft inzicht in de wetenschappelijke relevantie van probleemstellingen en resultaten, en in de validiteit van de wetenschappelijke methode
communicatie
• is in staat mondeling en schriftelijk duidelijk te communiceren over de informatica en haar toepassingen • is in staat in teamverband en projectmatig te werken
leervaardigheden
• is in staat om nieuwe ontwikkelingen in de informatica bij te houden
Evenals bij de bacheloropleiding gaan we bij het afleiden van eindtermen uit de doelstelling uit van de Dublin-descriptoren (in dit geval voor masteropleidingen) en van de eisen die door de toonaangevende internationale beroepsorganisaties ACM en IEEE gesteld worden aan academische opleidingen in de Informatica. Vanuit het ACM/IEEE-perspectief bezien, richten we ons ook bij de masteropleiding op de deeldisciplines Computer Science en Software Engineering. 49
Vergeleken met de bacheloropleiding, leveren de Dublin-descriptoren voor de masteropleiding in elk van de vijf categorieën nieuwe elementen op, die we kort aanduiden. • Kennis en inzicht: basis voor ontwikkelen en/of toepassen van ideeën in onderzoeksverband. • Toepassen kennis en inzicht: probleemoplossend vermogen en vermogen tot kennisintegratie, in nieuwe/complexe/brede/multidisciplinaire context. • Oordeelsvorming: ook met onvolledige informatie, en met oog voor de eigen rol hierbij. • Communicatie: ook het overbrengen van conclusies en de onderliggende kennis, motieven en overwegingen. • Leervaardigheden: zoals vereist voor een vervolgstudie met autonoom karakter. Op grond van deze nieuwe elementen komen we uit op globale eindtermen, gerubriceerd m.b.v. de categorieën van de Dublin-descriptoren: zie Tabel 1. Deze globale eindtermen zijn uitgewerkt in de eindtermen voor de masteropleiding. De eindtermen van de bacheloropleiding maken hier deel van uit; verder zijn er aanvullende eindtermen voor elke variant. Zie Bijlage A. F2. Niveau De eindtermen van de masteropleiding Informatica (zie Bijlage A) zijn met gebruikmaking van de common requirements van ACM/IEEE afgeleid en sluiten qua niveau aan bij de Dublin-descriptoren voor masteropleidingen. F3. Oriëntatie Beroepsoriëntatie. De masteropleiding Informatica speelt in op de groeiende vraag van de samenleving naar academici met een brede opleiding. Een aantal jaren geleden is er op landelijk niveau met het bedrijfsleven (werkgeversorganisatie VNO, federatie IT-bedrijven FENIT) uitgebreid overlegd over globale instroomprofielen, bedoeld om de kerncompetenties van startende ICT-ers te beschrijven. Op basis van genoemde discussies heeft de opleiding besloten tot de volgende globale indeling in profielen van startende ICT-ers met een universitaire opleiding. De master Informatica zal zijn/haar plek vinden binnen de (universitaire) onderzoekswereld, de IT-advisering, IT-onderzoek en -ontwikkeling en het voortgezet en hoger onderwijs. De eindkwalificaties zijn hiermee in overeenstemming (zie bijlage A, blz. 64). De positie kenmerkt zich door een hogere mate van vaktechnische complexiteit en diepgang vergeleken met de bachelor. Mogelijke startfuncties voor een master Informatica zijn: onderzoeker in de academische wereld of het bedrijfsleven, software architect, software engineer, leraar informatica, informatie-analist, wetenschappelijk programmeur, of projectmanager in de ICT. Het carrièreperspectief wordt mede bepaald door verworven academische vaardigheden als het zich eigen kunnen maken van nieuwe kennis, het helder kunnen redeneren en reflecteren, en het kunnen onderwerpen van informatie aan kritisch onderzoek. De eindtermen van de masteropleiding zijn hierop afgestemd. Wetenschappelijke oriëntatie. De geschetste instroomprofielen vergen allereerst een brede basisopleiding, waarin niet alleen aandacht wordt besteed aan kennis en vaardigheden op het terrein van de informatica, maar ook aan communicatieve vaardigheden, werken in (multidisciplinair) teamverband, en vaardigheden in problem-solving. Gezien de snelle ontwikkelingen in het vakgebied moeten de universitaire informatica-opleidingen de student vooral vaardigheden bijbrengen die ‘lifelong learning’ mogelijk maken, aan een onderwijsinstelling of in een bedrijf. Om recht te doen aan de breedte van de discipline zijn de opleidingsuitstroomprofielen (mastervarianten) gekoppeld aan een tweede domein, zoals Software Engineering, Wiskunde / Natuurwetenschappen / Medische Wetenschappen, of Organisatie / Maatschappij. Deze benadering sluit aan bij de vraag vanuit het bedrijfsleven naar ‘context-bewuste’ informatici. De eindtermen van de masteropleiding bevatten dan ook een sterke wetenschappelijk oriëntatie op de Informatica, door de focus op actuele wetenschappelijke ontwikkelingen, de nadruk op onderzoek, door 50
wetenschappelijk gefundeerd ontwerpen en programmeren (eindtermen toepassen kennis en inzicht), en door de sterke rol die wetenschappelijk denken en communiceren in het curriculum speelt (oordeelsvorming, leervaardigheden). Verder wordt aandacht besteed aan algemene kenmerken van wetenschappelijke vorming: het aanbrengen van een academisch denkniveau en abstractievermogen, academische houding en zelfkritisch vermogen (eindtermen oordeelsvorming, communicatie, leervaardigheden). De student maakt intensief kennis met lopend wetenschappelijk onderzoek. Het domein van onderzoek dat in de varianten aan de orde komt loopt enigszins uiteen. In de varianten IS en CSV ligt de nadruk op onderzoek in de Informatica in nauwere zin (i.e. de deeldiscipline computer science van het ACM/IEEE-rapport), bij SSE op onderzoek in de software engineering, en bij BBI op multidisciplinair onderzoek op het raakvlak van informatica, bedrijfskunde en bestuurskunde. Sterke en zwakke punten F1 t/m F3 Sterke punten: • De masteropleiding biedt een interessant spectrum van opleidingsprofielen met uiteenlopende karakteristieken, afhankelijk van het domein waaraan ze zijn gekoppeld.
4.2 Programma In deze sectie geven we aan hoe het programma uit de eindtermen is afgeleid. De aanpak wijkt enigszins af van die bij de bacheloropleiding: gingen we daar uit van leerlijnen, hier hanteren we als tussenstap de globale structuur van de masteropleiding. We behandelen eerst de varianten IS, CSV en SSE, daarna komt BBI aan de orde. De varianten IS, CSV en SSE De globale structuur van de varianten Intelligent Systems (IS), Computational Science & Visualisation (CSV) en Software & Systems Engineering (SSE) is weergegeven in Tabel 2. De precieze programma’s zijn weergegeven in de Tabellen 3, 4 en 5. We lichten een aantal onderdelen toe. Tabel 2: De globale structuur van de varianten IS, CSV en SSE. cursus/onderdeel verplichte vakken keuzevakken Studentcolloquium onderzoek/stage 4e jaar afstudeeronderzoek Totaal
EC 30 à 40 30 à 40 5 15 30 120
Verplichte vakken Deze bieden de verdieping in de gekozen specialisatie. Voor IS zijn dit vakken op het gebied van computer vision, patroonherkenning, machine learning enerzijds, en formele methoden en systemen voor intelligent redeneren (Automated Reasoning, Multi-Agent Systems) anderzijds. Bij CSV gaat de verdieping richting computergrafiek en visualisatie (Scientific Visualisation, Advanced Computer Graphics & Virtual Environments), geometrische algoritmen, en simulatie (Introduction Computational Science, Modelling & Simulation); het vak Numerical Mathematics biedt extra ondersteunende wiskunde die van belang is bij simulaties. Bij SSE is er verdieping richting software architectuur en infrastructuur, systeemrealisatie (Technology for System Realisation, Mobile Software, Embedded Systems, Real-Time Systems), en projectmanagement (Organisation & Management of Software Project Teams). 51
Tabel 3: Intelligent Systems blok 4.1
4.2
4.3
4.4 5.1 5.2 5.3 5.4
vaknaam Automated Reasoning Computer Vision Machine Learning Studentcolloquium Informatica Neural Networks Pattern Recognition onderzoek/stage I Multi-Agent Systems keuze onderzoek/stage II keuze keuze keuze afstuderen I afstuderen II
EC 5 5 5 5 5 5 5 5 5 10 5 15 15 15 15
Werkvorm hp hp hp hP hp hp P h
Toetsing pt pt pt p pt pt p t
Eindterm 1,2,7,8 1,2,7,8 1,2,7,8 3−6,9,10 1,2,7,8 1,2,7,8 1−9 1,2,7,8
P
p
1−9
P P
p p
1−11 1−11
Werkvormen: h=hoorcollege, w=werkcollege, p=praktikum, P=projectgestuurd onderwijs. Toetsvormen: p=praktische opdracht, t=tentamen. Eind(termen): voor de cijfers, zie Bijlage A: de masteropleiding.
Tabel 4: Computational Science & Visualisation blok
vaknaam
EC
Werkvorm Toetsing
Eindterm
4.1
Scientific Visualisation Geometric Algorithms keuze Studentcolloquium Informatica Introduction Computational Science onderzoek/stage I Adv. Computer Graphics & Virtual Env. Numerical Mathematics 1 onderzoek/stage II keuze onderzoek/stage III Modelling & Simulation keuze keuze afstuderen I afstuderen II
5 5 5 5 5 5 5 5 5 10 5 5 10 15 15 15
hp hwp
p p
1,2,7,8 1,2,7,8
hP hp P hp hp P
p p p p pt p
3−6,9,10 1−3,7,8 1−9 1,2,7,8 2,7 1−9
P hp
p pt
1−9 1,2,7,8
P P
p p
1−11 1−11
4.2
4.3
4.4 5.1 5.2 5.3 5.4
Werkvormen: h=hoorcollege, w=werkcollege, p=praktikum, P=projectgestuurd onderwijs. Toetsvormen: p=praktische opdracht, t=tentamen. Eind(termen): voor de cijfers, zie Bijlage A: de masteropleiding.
52
Tabel 5: Software & Systems Engineering blok vaknaam
EC
Werkvorm Toetsing
Eindterm
4.1
5 5 5 5 5 5 5 5 5 15 5 10 5 10 15 15
hp hp
p pt
1,2,7,8,12,13 1,2,7,8,12
hP hp
p pt
3−6,9,10 1,2,7,8,12
hp hp
p pt
1,2,7,8,12 1,2,7,8,12
P hwp
p p
1−9,12 2,5,6,7,8,12
hp
pt
1,2,3,6−8,12
P P
p p
1−10,12,13 1−10,12,13
4.2
4.3
4.4 5.1 5.2 5.3 5.4
Software Architecture Technology for System Realisation keuze Studentcolloquium Informatica Embedded Systems keuze Mobile Software Real-Time Systems keuze Bedrijfs- of Onderzoekstage Organ. & Manag. Softw. Proj. Teams keuze Architecture & Infrastructure keuze afstuderen I afstuderen II
Werkvormen: h=hoorcollege, w=werkcollege, p=praktikum, P=projectgestuurd onderwijs. Toetsvormen: p=praktische opdracht, t=tentamen. Eind(termen): voor de cijfers, zie Bijlage A: de masteropleiding.
Tabel 6: Informatica in Beleid en Bedrijf blok vaknaam
EC
4.1 4.2
15 5 10 15 15 15 5 10 15 15
4.3 4.4 5.1 5.2 5.3 5.4
keuze Studentcolloquium Informatica keuze keuze Onderzoek Bèta in Beleid en Bedrijf Bèta in Beleid en Bedrijf afstudeerproject Beleid en Bedrijf afstudeerproject Beleid en Bedrijf afstudeerproject Beleid en Bedrijf
Werkvorm Toetsing
Eindterm
hP
p
3−6,9,10
P hwP hwP P P P
p p p p p p
1−9 3−6,14−17 3−6,9,10,14−17 3−6,9,10,14−19 3−6,9,10,14−19 3−6,9,10,14−19
Werkvormen: h=hoorcollege, w=werkcollege, p=praktikum, P=projectgestuurd onderwijs. Toetsvormen: p=praktische opdracht, t=tentamen. Eind(termen): voor de cijfers, zie Bijlage A: de masteropleiding.
Studentcolloquium Dit heeft momenteel de vorm van een wetenschappelijke conferentie. De cursus begint met een aantal colleges over schriftelijk en mondeling presenteren. Vervolgens schrijven de studenten in tweetallen een bijdrage op basis van een aantal samenhangende artikelen die door een staflid voorgesteld zijn. Studenten en stafleden spelen de rol van programmacommissie en van referenten (peer review). Tijdens de ‘conferentie’ worden de bijdragen gepresenteerd aan een publiek van mede-studenten en stafleden, en worden ook de rollen van sessievoorzitter en discussieleider door studenten vervuld. Geaccepteerde bijdragen verschijnen in de bij dit vak horende proceedings, waarvan alle landelijke bibliotheken, 53
alle deelnemers en alle stafleden uiteindelijk een exemplaar krijgen. Onderzoek/stage Dit is een onderdeel van drie maanden in het eerste jaar van de masteropleiding dat als bedrijfsstage of klein onderzoeksproject (intern of extern) is opgezet. Keuzeruimte Hier kunnen cursussen naar keuze worden gevolgd. Aan de keuzevrijheid worden wel beperkingen opgelegd. Dit betreft o.m. de Algemeen Vormende Vakken; een aantal algemene oriënterende cursussen die universiteitsbreed worden aangeboden. De keuzeruimte kan ook gebruikt worden om lacunes in de vooropleiding aan te vullen. We geven nu de programma’s van de varianten IS, CSV en SSE, met daarbij de regels bij het gebruik van de keuzeruimte. Invulling keuzeruimte Intelligent Systems: 15 EC is vrij in te vullen, 5 EC wordt besteed aan Algemeen Vormende Vakken (AVV), de resterende 20 EC wordt gekozen uit de volgende lijst: Seminar Fundamental Computing Science, Seminar Machine Learning, Natural Language Processing, Scientific Visualisation, Handwriting Recognition, Robotics, Capita Cognitive Science. Deze vakken worden aangeboden door de opleidingen Informatica, Informatiekunde en Kunstmatige Intelligentie. Invulling keuzeruimte Computational Science & Visualisation: 15 EC is vrij in te vullen, 5 EC wordt besteed aan Algemeen Vormende Vakken (AVV), de resterende 20 EC wordt gekozen uit de volgende lijst: Machine Learning, Computer Vision, Pattern Recognition, Embedded Systems, Neural Networks, Toegepast Symbolisch Rekenen, Signal Analysis, Computational Physics, Bio-informatics. Deze vakken worden aangeboden door de opleidingen Wiskunde, Informatica, Informatiekunde, Natuurkunde en Life Sciences. Invulling keuzeruimte Software & Systems Engineering: 10 EC is vrij in te vullen, 5 EC wordt besteed aan Algemeen Vormende Vakken (AVV), de resterende 15 EC worden gekozen uit cursussen van de masteropleidingen Informatica, Kunstmatige Intelligentie en Technische Bedrijfskunde. In de eerste vier maanden van de masterstudie stelt elke masterstudent in overleg met de studieadviseur een concreet studieprogramma samen, in de vorm van een nadere invulling van één van de varianten. Dit studieprogramma wordt vervolgens ter goedkeuring voorgelegd aan de Examencommissie. De variant BBI De cursus Bèta in Beleid en Bedrijf biedt een introductie in –voor informaticastudenten– nieuwe disciplines: bedrijfskunde en bestuurskunde1 . Via zogenaamde ‘intensive courses’ raakt de student in korte tijd vertrouwd met de belangrijkste kaders en begrippen. In multidisciplinaire projecten wordt deze kennis toegepast op projectopdrachten van bedrijven en overheden. Informatica-studenten nemen daarbij i.h.a. deel aan projecten die mede betrekking hebben op software-ontwikkeling. Informatica verzorgt alleen enkele onderdelen: Studentcolloquium Informatica, invulling keuzeruimte, en medebegeleiding bij het afstudeerproject. Het programma is weergegeven in Tabel 6. Invulling keuzeruimte Beleid en Bedrijf Informatica: Studenten die deze variant volgen, kiezen voor de invulling van het vierde jaar een van de drie overige varianten. In overleg met de studieadviseur en een docent van de betreffende variant stellen zij een verkort programma op. F4. Algemene eisen van het wetenschappelijk onderwijs Relatie onderwijs met onderzoek In het masteronderwijs komt de oriëntatie op onderzoek allereerst tot uiting in de aangeboden cursussen, die van een hoog wetenschappelijk niveau zijn, en bijna uitsluitend verzorgd worden door actieve onderzoekers. In het studentcolloquium leren studenten een wetenschappelijk artikel te schrijven en daarover een presentatie te verzorgen. Dit colloquium wordt georganiseerd als een wetenschappelijke mini-conferentie, waarbij onderzoekers van Informatica artikelen ter beschikking 1 Zie
ook: www.rug.nl/fwn/mvariant.
54
stellen waarover studenten een artikel schrijven (ca. 6 blz.), dit insturen ter beoordeling door stafleden, en zelf tevens deelnemen in het beoordelingsproces van artikelen van andere studenten. Alle varianten kennen een onderzoeksproject van 3 maanden als onderdeel van het masterprogramma. Hierbij maken studenten rechtstreeks kennis met onderzoek. Gedurende deze periode worden zij actief in de onderzoeksgroep opgenomen, en ervaren aan den lijve hoe wetenschappelijk onderzoek verloopt, door intensief overleg met de begeleidende onderzoeker(s) en door deelname aan wetenschappelijke bijeenkomsten van de onderzoeksgroep. Bij de SSE-variant wordt dit project i.h.a. ingevuld als een bedrijfsstage. Voor informaticastudenten die de BBI-variant volgen gaat het om een project in een beleids- of bedrijfscontext. De kennismaking met onderzoek wordt vervolgd in het afstudeerproject (6 maanden), waarin de student een eigen onderzoeksproject uitvoert onder begeleiding van één of meer actieve onderzoekers. Vaak vindt dit project plaats in samenwerking met partners uit onderzoeksinstellingen, bedrijven of andere instellingen zoals academische ziekenhuizen. In een aantal gevallen resulteert dit project ook in een wetenschappelijke publicatie (zie bijlage H). Relatie onderwijs met professionele praktijk Bij de curriculumherziening naar het bachelor-master systeem in 2002 is er een sterke software engineering-lijn in het curriculum vastgelegd, zie het masterprogramma in sectie 4.2, en ook de bespreking van de curriculumherziening in bijlage G. Daarmee is de relatie met de industriële Informatica veel sterker geworden dan in het verleden het geval was. Dit komt tot uiting in zowel het onderzoek van de basiseenheid Software Engineering, als het onderwijs dat op het terrein van de Software Engineering wordt verzorgd. Deze bedrijven en instellingen geven ook actieve terugkoppeling over de kwaliteiten van onze studenten en daarmee over het geleverde onderwijs. F5. Relatie tussen doelstellingen en inhoud Het studieprogramma van de diverse mastervarianten laat een directe relatie met doelstellingen en eindtermen zien. De laatste kolom in de Tabellen van de diverse varianten geeft voor elk cursusonderdeel aan welke eindtermen (zoals beschreven in Bijlage A, masteropleiding) worden bereikt. Uit het overzicht wordt duidelijk dat de eindtermen in voldoende mate gedekt zijn door de leerdoelen van de cursussen. Vaak is sprake van meer geïtegreerde competenties die door meerdere eindtermen worden gerealiseerd. We bespreken een en ander voor de verschillende varianten. Algemeen In alle varianten wordt uitgebreid aandacht besteed aan het verwerven van communicatieve en algemene academische vaardigheden in het studentcolloquium, de onderzoeksstage en het afstudeerproject. In het afstudeerproject komen de doelstellingen en eindtermen van de varianten op een geïntegreerde wijze bijeen. Informatie over vorm en inhoud van het afstudeerproject is beschikbaar via de onderwijspagina’s van het opleidingsinstituut2 . De varianten IS en CSV hebben een aantal verdiepende cursussen op het betreffende vakgebied. In de cursussen worden actuele wetenschappelijke ontwikkelingen voortdurend verwerkt. Zo is het vak Advanced Computer Graphics and Virtual Environments in het cursusjaar 2005/2006 opgebouwd rond het thema graphics hardware (GPU) programmeren3 , wat ook in het onderzoek van de betreffende onderzoeksgroep een actueel thema is. In de P-varianten is aandacht voor het verwerven van onderzoeksvaardigheden tijdens de onderzoeksstage en het afstudeerproject. De variant SSE heeft eveneens een aantal verdiepende cursussen op het betreffende vakgebied. Ook research methodologie en de organisatie van grote software-teams komen aan de orde. De bedrijfs- of onderzoeksstage bij SSE wordt hetzij als een bedrijfsstage, hetzij als onderzoeksstage ingevuld. Reguliere masterstudenten volgen in het algemeen een bedrijfsstage, terwijl HBO-doorstromers in principe een onderzoeksstage volgen. Uitzonderingen zijn mogelijk, afhankelijk van de onderzoeks- of bedrijfservaring van de student. Bij de M-variant SSE heeft het werken in grotere ontwikkelteams een sterke nadruk. Het afstudeerproject vindt in het algemeen in een bedrijfscontext plaats. 2 Zie 3 Zie
www.rug.nl/informatica/onderwijs/afstuderen. www.cs.rug.nl/~roe/courses/acgve/acgve.html
55
De variant BBI heeft een programma dat zich, in overeenstemming met de doelstellingen, vanaf het begin richt op beleid en bedrijf middels een grote cursus Bèta in Beleid en Bedrijf. De wetenschappelijke oriëntatie wordt gegarandeerd via keuzevakken en het onderzoeksproject die een verdieping van de informaticakennis beogen. De kern van het afstudeer-stagetraject Beleid en Bedrijf bestaat uit een zesmaandse stage bij een bedrijf of beleidsinstelling. Een interne stage bij de universiteit behoort ook tot de mogelijkheden. De stage geeft verdere verdieping aan de cursus Bèta in Beleid en Bedrijf en biedt een uitgebreide kennismaking en oefening met projectmanagement. De stage wordt aangevuld met colleges, trainingen, uitwisseling van ervaringen en rapportages tijdens twee voorbereidingsweken, een terugkomweek en een afrondingsweek. Het afstudeer-stagetraject biedt de mogelijkheid tot oriëntatie op toekomstige beroepsbeoefening en participatie in het arbeidsproces. De student werkt aan de oplossing van een concreet bedrijfsof beleidsmatig probleem. F6. Samenhang programma De programmaonderdelen in de masteropleiding bestaan uit verdieping, verbreding, het verwerven van onderzoeks- en ontwerpcompetenties, en het verder verbreden van de academische vorming. Bij de varianten IS, CSV en SSE wordt de verdieping van de informaticakennis die in de specialistische cursussen wordt bereikt onmiddellijk toegepast in de onderzoeksstage in het eerste jaar van het masterprogramma. Deze stage is bedoeld om de student direct in aanraking te brengen met de onderzoeks- of bedrijfspraktijk, afhankelijk van de gekozen variant. De gewenste verbreding wordt bereikt door de keuzevakken, die zo worden gekozen dat een samenhangend pakket ontstaat. Dit gebeurt i.h.a. in overleg met een docent van de onderzoeksgroep waarbinnen de student de stage en later het afstudeerproject uitvoert. Ook de training van communicatieve vaardigheden in het studentcolloquium draagt hieraan bij door de wetenschappelijke inhoud van de te bestuderen artikelen en de wijze waarop de presentaties worden georganiseerd, nl. in congresvorm (zie Algemeen deel, Pilots informatica in onderwijsvernieuwingsprojecten op blz. 9 voor meer details). Op deze wijze wordt de student uitstekend voorbereid op het afstudeerproject dat de opleiding afsluit. In het afstudeerproject komen de doelstellingen en eindtermen van de varianten op een geïntegreerde wijze bijeen. De student neemt deel aan onderzoek in een wetenschappelijke onderzoeksgroep of bedrijfsmatige omgeving, waarbij goede communicatieve vaardigheden en wetenschappelijke presentatievaardigheden vereist zijn en verder worden getraind en getoetst (o.a. in het verplichte afstudeercolloquium). De samenhang in de variant BBI ontstaat doordat de cursussen en projecten alle gericht zijn op beleid en bedrijf, en het afstudeer-stageproject in een bedrijfs- of beleidsomgeving plaatsheeft. F7. Studeerbaarheid De studielast van elke cursus bedraagt 5 EC (140 uur studie). De studielast is een harde randvoorwaarde bij het vaststellen van het aantal uren (werk)college, practicum, groepsoverleg en zelfstudie/zelfwerkzaamheid per cursus. Een optimale studievoortgang wordt als volgt gegarandeerd. • Het moment waarop de onderzoeksstage in het eerste masterjaar begint, kan in overleg met de betrokken docent(en) redelijk flexibel worden gekozen. • Slechts in enkele gevallen is het behalen van een cursus de ingangseis voor een andere cursus (b.v. de bedrijfs- of onderzoeksstage bij SSE kent bepaalde ingangseisen). • Elk tentamen kan driemaal per jaar worden afgelegd. • Het Afstudeerprotocol (zie facet F11 op blz. 58) bevordert een tijdige signalering van knelpunten. F8. Instroom Toegang tot de masteropleiding Informatica wordt in elk geval verschaft door het bachelordiploma (Technische) Informatica behaald aan een Nederlandse universiteit. Voor studenten met een ander diploma vindt er een toelatingsonderzoek plaats. Voor enkele groepen studenten die niet direct tot de masteropleiding 56
kunnen worden toegelaten, zijn er aanvullende toegangsmogelijkheden: een schakelprogramma van 30 EC (6 maanden) of een verkort bachelorprogramma (omvang ca. 45 EC); beide worden individueel vastgesteld. Dit is in het bijzonder van toepassing op HBO-bachelors Informatica en daaraan verwante opleidingen. De RUG kent een zachte cesuur tussen bachelor- en masteropleiding: als een student op hooguit 30 EC na aan de verplichtingen voor het bachelorexamen heeft voldaan, mag hij/zij aan de masteropleiding beginnen. De studieadviseur Informatica is de contactpersoon voor toelating tot de masteropleiding en de individuele invulling van de schakelprogramma’s en verkorte bachelorprogramma’s. De Toelatingscommissie beslist over goedkeuring van voorstellen voor toelating tot en invulling van de genoemde programma’s. Voor studenten (Technische) Informatica van de Hanzehogeschool Groningen en de Hogeschool Drenthe is er bovendien de mogelijkheid om het schakelprogramma als onderdeel van hun HBO-bacheloropleiding te doorlopen, in de vorm van twee kennismakingsthema’s. Deze thema’s (Fundamentele Informatica en Software Engineering) bieden de HBO-student een kennismaking met het wetenschappelijk Informaticaonderwijs, en tevens een naadloze aansluiting op de masteropleiding (variant Software Engineering). Overigens is de normering die gehanteerd wordt bij het beoordelen van de toetsresultaten van de onderhavige cursussen afhankelijk van het gebruik dat ervan gemaakt wordt: indien het resultaat dient voor gebruik in de HBO-opleiding dan wordt het eindcijfer met een punt verhoogd. De instroom in het masterprogramma is weergegeven in Tabel 7. Tabel 7: Master instroom Cohort
N*
M
V
05/06
28
27
1
* inclusief 8 buitenlanders, overstap uit de ongedeelde opleiding en studenten met een voorlopige toelating tot de master
Wat betreft de aansluiting is er een naadloze overgang voor de studenten uit de eigen bacheloropleiding. Voor studenten van andere bacheloropleidingen Informatica in Nederland zijn geen aansluitingsproblemen te verwachten, gezien de landelijke afstemming4 die heeft plaatsgevonden over toegangseisen. F9. Omvang van het programma De masteropleiding Informatica duurt twee jaar en omvat 120 EC. F10. Afstemming tussen vormgeving en inhoud De gebruikte werkvormen, zoals hoorcollege, werkcollege, practicum, projectgestuurd onderwijs en zelfwerkzaamheid, zijn afgestemd op ons didactisch concept, dat gebaseerd is op het gelijktijdig verwerven van kennis en vaardigheden (in het programmeren, ontwerpen, communicatief, sociaal). Kennisopbouw gebeurt in het algemeen via hoorcolleges. De toepassing van kennis staat centraal in werkcolleges, terwijl programmeer- en ontwerpvaardigheden worden geoefend tijdens practica. Het projectgestuurd onderwijs en het afstudeerproject worden gebruikt om opgedane kennis en verworven programmeervaardigheden te integreren, en tevens communicatieve en sociale vaardigheden te trainen. In de masteropleiding is het aantal hoorcolleges beperkt, en wordt vooral gewerkt met practica en projectvormen. De varianten IS, CSV en SSE zijn zo opgebouwd dat in het eerste jaar van de masteropleiding de nadruk ligt op een verdieping van de informaticakennis en kennismaking met wetenschappelijk onderzoek of een bedrijfsomgeving. Ook het trainen van communicatieve vaardigheden krijgt veel aandacht in het studentcolloquium. In het afsluitende jaar wordt de basiskennis nog iets uitgebreid, maar valt de nadruk op het afstudeerproject, opnieuw met een onderzoeks- of meer bedrijfsgerichte oriëntatie, afhankelijk van de gekozen variant. Daarnaast is er een aantal keuzevakken. 4 In
het zgn. IF-BaMa-overleg, waarin Informatica Groningen via de adjunct-opleidingsdirecteur vertegenwoordigd is.
57
De variant BBI is zo opgebouwd dat het eerste studiejaar bestaat uit een verdieping van informaticakennis (keuzevakken en onderzoeksproject). Dan volgt de oriëntatie in de vorm van een grote cursus Bèta in Beleid en Bedrijf, gevolgd door een integrerend afstudeer-stageproject. Een verdeling van de studielast per jaar over de verschillende onderwijsvormen is te vinden in Tabel 8. Tabel 8: Studielast per jaar uitgesplitst naar onderwijsvorm jaar
hoorcolleges
werkgroepen
practicum
zelfstudie
totaal
1 2
154-162 96
0-40 0-16
758-864 748-774
680-720 786-836
1680 1680
F11. Toetsing en beoordeling In aanvulling op hetgeen hierover gemeld is bij facet F11 van de bacheloropleiding het volgende. De toetsvormen variëren, afhankelijk van de leerdoelen. Kennisopbouw wordt i.h.a. getoetst via een schriftelijk tentamen met open vragen. Toetsing van ontwerpvaardigheden vindt plaats via een beoordeeld practicum of een praktische ontwerpopdracht; ook combinaties van deze toetsvormen worden bij veel cursussen gebruikt; zie hiervoor de tabellen 3-6. De prestaties tijdens het studentcolloquium worden beoordeeld aan de hand van mondelinge en schriftelijke presentaties. De toetsing van het onderzoeksproject of de stage hangt af van de gekozen vorm. Bij een onderzoeksproject vindt de beoordeling i.h.a. plaats op grond van geproduceerde programmatuur en een schriftelijk verslag, dat vaak de vorm van een wetenschappelijke conferentiepublikatie aanneemt (hieruit vloeien met steeds grotere regelmaat publicaties voort waarin de student medeauteur is, zie bijlage H). Bij een bedrijfsstage vindt de beoordeling plaats op grond van de geleverde prestaties en een verslag. Uiteraard hebben de betrokken begeleiders uit het desbetreffende bedrijf of instelling een stem in de beoordeling. Afstudeerprotocol Om de intercollegiale afstemming bij de toetsing te waarborgen, zijn bij de begeleiding en beoordeling van het afstudeerwerk in het algemeen meerdere personen betrokken, waarvan er één (de ‘afstudeerdocent’) de eindverantwoordelijkheid draagt. Bij een van buiten de discipline Informatica aangeleverde probleemstelling (bedrijf, instelling) treden één of meer vertegenwoordigers als externe medebegeleider en medebeoordelaar op. Op grond van een aanbeveling bij de vorige visitatie is een protocol voor het afstudeerproject opgesteld, bestaande uit een systeem van een tweede interne begeleider (naast ev. externe begeleiders) en het gebruik van afstudeerformulieren (bij aanvang, halverwege, en aan het eind van het afstudeerproject). Dit leidt tot vroegtijdige signalering van knelpunten en een eenduidiger beoordeling van het afstudeerwerk. Het afstudeerprotocol5 is tot stand gekomen door een samenwerkingsverband tussen de staf van de opleiding Informatica en het Etoc, het Expertisecentrum taal, onderwijs en communicatie. Bij het afstudeerproject hoort een verplichte eindpresentatie in de vorm van een afstudeercolloquium. De facetten die meewegen in de eindbeoordeling zijn de kwaliteit van het onderzoek en de ontwikkelde software, creativiteit, werkhouding, functioneren in teamverband, schriftelijke verslaglegging en afstudeercolloquium. Bij de eindbeoordeling zijn minimaal twee begeleiders van Informatica en daarnaast vaak externe begeleiders betrokken. De motivatie voor het eindoordeel wordt schriftelijk vastgelegd op het afstudeerformulier. In het rooster, dat voor aanvang van elke periode via het web bekend wordt gemaakt door de roosteraar, zijn afspraken vastgelegd voor datum, tijdstip en locatie voor tentamens en hertentamens. Op alle toetsingsvormen, zoals schriftelijke tentamens, verslagen, mondelinge presentaties, of verslagen van ontwerpopdrachten, vindt terugkoppeling naar de student plaats. De planning van de beoordelingsmomenten is zodanig dat de tijd tussen het aanbieden van het onderwijs, het leer- en verwerkingsproces door de studenten en de toetsing zo optimaal mogelijk is. Hertentamens 5 www.rug.nl/informatica/onderwijs/afstuderen
58
worden tweemaal per jaar geroosterd, zo mogelijk in aparte weken. Op deze manier wordt interferentie met andere vakken tot een minimum beperkt. De eerste herkansingsgelegenheid van een tentamen vindt in de regel plaats binnen een relatief korte termijn na de eerste tentamengelegenheid. De uitslag van een toetsing moet binnen tien werkdagen bekend zijn. Bekendmaking geschiedt via ProGRESSWWW. De opleiding wordt afgesloten met het masterexamen. In de OER is vastgelegd welke onderdelen deel uitmaken van dit examen. Op de bul worden de gevolgde vakken en het behaalde cijfer vermeld. Studenten krijgen zowel een in het Nederlands als in het Engels gestelde bul uitgereikt. Het diplomasupplement omvat tevens een cijferlijst in het Engels en een Engelstalige omschrijving van de cursussen die gevolgd zijn. Sterke en zwakke punten F4 t/m F11 Sterke punten: • Er is in de varianten IS, CSV en SSE veel ruimte (45 EC, d.w.z. negen maanden) voor het verrichten van (beginnend) wetenschappelijk onderzoek, en verder voor kennismaking met andere aspecten van het wetenschapsbedrijf in de vorm van een studentenconferentie in het vak Studentcolloquium. • De diverse varianten hebben een interdisciplinair karakter dat berust op diverse contacten met andere afdelingen en academische instellingen. • De studenten komen met praktische problemen in aanraking omdat zij veelvuldig in samenwerking met de industrie met onderzoeksstage en afstudeeropdrachten bezig zijn. Deze samenwerking werkt kwaliteitsverhogend. • Door uniformisering, geautomatiseerde studieregistratie en het gebruik van de beoordelingsformulieren bij afstudeerprojecten wordt de beoordeling goed onderbouwd en getoetst.
4.3 Inzet van personeel, personeelsbeleid
F12-F14 Zie Algemeen deel van deze Zelfevaluatie, blz. 5-7.
4.4 Voorzieningen
F15-F16 Zie Algemeen deel van deze Zelfevaluatie, blz. 11-13.
4.5 Interne Kwaliteitszorg
F17-F19 Zie Algemeen deel van deze Zelfevaluatie, blz. 18-20.
59
4.6 Resultaten
F20. Gerealiseerd niveau In Bijlage C is een lijst opgenomen van de onderzoeksprojecten in de masterfase van de opleiding Informatica die tot nu toe zijn uitgevoerd (omvang 30 EC). In het algemeen betreft dit tot nu toe studenten uit de oude doctoraalopleiding. Evaluatie. Uit de jaarlijkse overzichten van werkloze afgestudeerden van de RUG (en persoonlijke contacten) blijkt dat onze afgestudeerden geen problemen hebben met het vinden van een baan. Een aantal studenten is geschikt om een promotieopleiding te beginnen. Hun niveau steekt in het algemeen gunstig af bij het gemiddelde ingangsniveau van buitenlandse bursalen die de laatste jaren bij Informatica in Groningen zijn ingestroomd. Uit reacties van bij afstudeerprojecten betrokken begeleiders uit bedrijven en instellingen kan worden opgemaakt dat het gerealiseerd niveau als goed wordt beschouwd (zie facet F19 op blz. 20). Dit geldt niet alleen voor de technische kwaliteiten van onze studenten; ook op het vlak van communicatieve vaardigheden scoren zij voldoende tot goed, wat een duidelijke verbetering is ten opzichte van een aantal jaren geleden. De verhoogde aandacht voor communicatieve vaardigheden in het curriculum heeft hier ongetwijfeld aan bijgedragen. F21. Onderwijsrendement
Tabel 9: Rendementen doctoraalopleiding 4-jarig doctoraal nom nom+1
Cohort
N
96/97 97/98 98/99
17 12 24
0(0%) 1(8%) 2(8%)
7(41%) 2(17%) 12(50%)
>nom+1
Cohort
16(94%) 10(83%) 17(71%)
99/00 00/01
5-jarig doctoraal N nom nom+1 43 45
4(9%) 5(11%)
10(23%)
Tabel 10: Landelijke vergelijking van doctoraalrendementen universiteit
% na 6jr
% na 8jr
na 8 jr nog bezig
Groningen landelijk gemiddelde
32 24
61 41
2 11
De eerste reguliere instroom in de masteropleiding heeft pas in 2005-2006 plaatsgevonden, dus is het nog niet mogelijk hiervoor rendementen te berekenen. Inmiddels zijn wel drie masterdiploma’s behaald door studenten die zijn overgestapt vanuit de oude doctoraalopleidingen. Wel kunnen rendementscijfers worden gegeven voor de oude doctoraalopleidingen. In Tabel 9 staat links het aantal vierjarige doctoraaldiploma’s dat is behaald na 4, 5, respectievelijk >5 jaar, gemeten vanaf cohort 96/97 tot en met cohort 98/99. Rechts staan vanaf cohort 99/00 de aantallen behaalde doctoraaldiploma’s na 5 respectievelijk 6 jaar. Hierbij staat N voor de instroom in de doctorale fase zonder de overstappers naar Ba/Ma. 60
Tabel 10 geeft een overzicht van het Groningse doctoraalrendement, afgezet tegen de landelijk gemiddelden. Bron: Keuzegids Hoger Onderwijs 2005–2006 (p.459), die zich baseert op de cijfers van Choice6 , die zich op hun beurt baseren op de kengetallen van de Informatie Beheer Groep (IBG). Na 6 jaar hoeft Informatica in Groningen alleen Leiden en Utrecht voor te laten gaan (met elk 35%). Na 8 jaar heeft Groningen het hoogste rendement in Nederland. Ook heeft ze het geringste aantal dan nog ingeschreven studenten onder alle universiteiten. Evaluatie. De rendementscijfers geven aanleiding tot de volgende kanttekeningen. • Het rendement in de nominale tijd is laag (ca. 10%), het uiteindelijke rendement van het 4-jarig doctoraal is redelijk in overeenstemming met de streefwaarde van 90% die indertijd in het Bètaconvenant is vastgelegd. Groningen steekt hierbij gunstig af tegen de landelijke gemiddelden. • De meeste studenten doen aanmerkelijk langer over hun studie dan er nominaal voor staat. Een enquête onder de studenten leert dat circa 75% één of meer bijbanen heeft naast de studie. Gemiddeld besteden zij hieraan 14 uur per week. • Veel studenten zijn als studentassistent aan de opleiding verbonden. Dit is voor de betrokken studentassistenten zeer gunstig: nuttige werkervaring, versterking van de communicatieve vaardigheden. Voor de opleiding zelf zijn de studentassistenten essentieel om bij krimpende formatie het onderwijsaanbod sluitend te krijgen. Voor de rendementen is dit uiteraard minder gunstig, aangezien het afstudeermoment later valt. • Hoewel voor het 5-jarig doctoraal nog niet alle rendementscijfers bepaald kunnen worden, is er geen reden om aan te nemen dat de —uiteindelijk— hoge rendementen van het 4-jarig doctoraal niet ook bij deze categorie studenten gehaald zullen worden. Door alle programmaveranderingen in de evaluatieperiode is het lastig om de rendementscijfers te interpreteren. Nu de situatie waarin meerdere opleidingen naast elkaar bestaan binnenkort tot het verleden behoort, verwachten we op dit punt een duidelijke verbetering. Sterke en zwakke punten F20 en F21 Sterke punten: • Op grond van de huidige gegevens is het uiteindelijke rendement van de doctoraalopleiding omstreeks 80%. Groningen steekt hierbij gunstig af tegen de landelijke gemiddelden. • Door de invoering van het Afstudeerprotocol met tweede beoordelaars en voortgangsformulieren wordt tijdige signalering van knelpunten bij het afstudeeronderzoek vergemakkelijkt en een meer uniforme beoordeling bevorderd. • Begeleiders van promovendi die in Groningen zijn afgestudeerd geven positieve feedback over hun niveau. Zwakke punten: • Het rendement in de nominale tijd van de doctoraalopleiding is laag, amper 10%. Vervolgacties • De rendementen in de nominale studietijd dienen verbeterd te worden. Er wordt overwogen een tutorsysteem in te stellen, waarmee de individuele student tijdens de studie beter gevolgd kan worden. • De kwaliteitszorgsystemen dienen verbeterd te worden, zodat rendementscijfers beter interpreteerbaar worden. Hiertoe zal gebruik gemaakt worden van universitaire en facultaire ontwikkelingen. Er zal een full-time medewerker voor dit doel bij het Centrum voor Informatiewetenschappen worden aangesteld.
6 www.choi.nl
61
4.7 Internationalisering Zie Algemeen deel van deze Zelfevaluatie, blz. 22.
5 Samenvatting sterke en zwakke punten Zie Algemeen deel van deze Zelfevaluatie, blz. 25.
62
Bijlage A
Eindtermen van de opleidingen Deze bijlage bevat de volledige eindtermen van de bacheloropleiding Informatica en van de masteropleiding Informatica, zoals reeds in beknopte vorm vermeld bij facet F1, zie blz. 29, resp. blz. 48.
Bacheloropleiding De bachelor Informatica: kennis en inzicht
a1. heeft kennis van en inzicht in de belangrijkste fundamenten van de informatica a2. kan door abstractie en modelvorming doordringen tot de kern van een probleem en kan aangeven of bestaande oplossingen toepasbaar zijn of nieuwe oplossingen ontwikkeld moeten worden a3. kan logisch redeneren in het vakgebied en daarbuiten, zowel d.m.v. ‘waarom’ als ‘what-if’ redeneringen a4. kent de fundamentele beperkingen aan berekeningen toepassen kennis en inzicht
b1. is in staat om de kennis van de belangrijkste fundamenten van de informatica toe te passen b2. heeft ervaring met het doelmatig gebruiken van methoden en gereedschappen die voor het oplossen van informaticaproblemen beschikbaar zijn, zoals software-ontwikkelingsmethoden, compilers, visualisatiesoftware, case-tools en domeinspecifieke software en hardware b3. is in staat om slecht gestructureerde problemen te structureren en te herdefiniëren en weet daarbij adequate vragen te stellen b4. kan omgaan met het feit dat veel ontwerpproblemen de eigenschap hebben te veranderen in de loop van het proces – deels als gevolg van de eigen ontwerpbeslissingen b5. bezit de kennis en de vaardigheid voor het gebruiken, rechtvaardigen en op waarde schatten van modellen voor onderzoek en ontwerp (model breed opgevat) oordeelsvorming
c1. kan de vakliteratuur kritisch lezen en beoordelen op bruikbaarheid c2. reflecteert op de maatschappelijke aspecten van de toepassingen van de informatica, en de eigen verantwoordelijkheid daarin c3. kan programmatuur kritisch beoordelen communicatie
d1. is in staat om over de kennis van de belangrijkste fundamenten van de informatica te communiceren 63
d2. is in staat om te communiceren over de resultaten van leren, denken en beslissen, met vakgenoten en niet-vakgenoten d3. kenmerkt zich door professioneel gedrag: drive, betrouwbaarheid, betrokkenheid, nauwkeurigheid, vasthoudendheid en zelfstandigheid d4. is in staat in teamverband en projectmatig te werken: bezit pragmatisme en verantwoordelijkheidsbesef, kan omgaan met beperkte bronnen, kan omgaan met risico’s, kan compromissen sluiten d5. is in staat de resultaten van onderzoek en ontwerp adequaat te documenteren met de bedoeling bij te dragen aan de kennisontwikkeling in het vakgebied en daarbuiten leervaardigheden
e1. is in staat om ontwikkelingen in de informatica bij te houden e2. is in staat zich nieuwe programmeertalen eigen te maken e3. is in staat te leren werken met nieuwe ontwikkelomgevingen
Masteropleiding De master Informatica: 1. beheerst de basisbegrippen en -technieken van de informatica, en is bekend met een aantal klassieke problemen en hun oplossingen; 2. heeft ervaring met het doelmatig gebruiken van gereedschappen die voor het oplossen van informaticaproblemen beschikbaar zijn, zoals compilers, stellingbewijzers, visualisatiesoftware, case-tools en domeinspecifieke software en hardware; 3. is bekend met toepassingen van de informatica in verschillende andere vakgebieden; 4. is in staat mondeling en schriftelijk duidelijk te communiceren over de informatica en haar toepassingen; 5. is in staat in teamverband en projectmatig te werken; 6. heeft oog voor de maatschappelijke aspecten van de toepassingen van de informatica, en de eigen verantwoordelijkheid daarin; 7. heeft specialistische kennis van theorieën, methoden en technieken op één van de volgende deelgebieden van de informatica: • Intelligent Systems, • Software & Systems Engineering, • Computational Science & Visualisation; 8. is in staat om, met gebruikmaking van wetenschappelijke resultaten en inzichten, problemen uit de informatica of een verwant vakgebied te analyseren, een specificatie van de oplossing te geven, en deze oplossing zo mogelijk te realiseren (in de vorm van een algoritme of programma, of van een implementatie in software of hardware); 9. is in staat de literatuur op het vakgebied kritisch te lezen en te beoordelen op correctheid, bruikbaarheid en relevantie; 10. heeft inzicht in de wetenschappelijke relevantie van probleemstellingen en resultaten, en in de validiteit van de wetenschappelijke methode. 64
De eerste zes eindtermen komen overeen met de eindtermen van de Bacheloropleiding Informatica 20052006. Per variant zijn er voorts de volgende aanvullende eindtermen. De master Informatica, afgestudeerd in een der P-varianten: 11. is in staat een bijdrage te leveren aan wetenschappelijke inzichten op een deelgebied van de informatica. De master Informatica, afgestudeerd in de M-variant Software en Systems Engineering: 12. is in staat software systemen in samenwerking met belanghebbenden systematisch te ontwerpen en implementeren; 13. is in staat bestaande en nieuwe software componenten tot een systeem te integreren dat aan de overeengekomen kwaliteitscriteria voldoet. De master Informatica, afgestudeerd in de variant Beleid en Bedrijf Informatica: 14. heeft inzicht in het functioneren van bedrijven en beleidsorganisaties (overheden en niet-gouvernementele organisaties, NGO’s); 15. heeft inzicht in de verbanden tussen natuurwetenschappelijk onderzoek, het bedrijfsleven en overheidsbeleid; 16. is in staat natuurwetenschappelijke en bedrijf- en beleidsmatige aspecten te integreren, in concreto: (a) kan een concreet bedrijfs- of beleidsmatig probleem vertalen naar een natuurwetenschappelijk probleem, (b) kan natuurwetenschappelijke aspecten van een probleem relateren aan andere relevante kennisvelden, (c) kan onderzoeksresultaten in een beleid- of bedrijfsmatige context plaatsen; 17. beschikt over sociale en communicatieve vaardigheden, in concreto: (a) (b) (c) (d) (e) (f) (g)
kan doelgerichte teksten schrijven, kan een innovatie- en beleidsplan opstellen voor een bedrijf of overheidsinstelling, kan overtuigende mondelinge presentaties verzorgen, kan actieve bijdrage leveren aan plenaire discussies beheerst vergadertechnieken, waaronder voorzitten, kan in teamverband aan een project werken, kan feedback geven en ontvangen op het functioneren in een team;
18. is in staat projectmatig te werken, in concreto: (a) (b) (c) (d) (e)
kan rekening houden met het belang of de doelstelling van een opdrachtgever, kan zelfstandig een project plannen, kan samenwerken met de voor het project relevante partijen, kan adequaat omgaan met beperkingen in tijd, informatie en middelen, kan de implementatie van een projectresultaat voorbereiden;
19. is in staat beroepsverantwoorlijkheid te nemen, in concreto: (a) kan verantwoordelijkheid nemen voor de organisatie, (b) kan strategische aspecten van het eigen project herkennen, (c) kan praktische invulling geven aan ethische beroepscodes van het eigen vakgebied en de organisatie.
65
Bijlage B
Lijst van wetenschappelijk personeel Hieronder de lijst van de wetenschappelijke stafleden die in dienst waren bij de afdeling Informatica op de peildatum (1 december 2005). In de derde kolom staat de omvang van de aanstelling. De stafleden zijn ingedeeld per aansturende eenheid: basiseenheid of opleidingsinstituut. De rang UD(tt) staat voor: universitair docent met tenure track aanstelling. Waar van toepassing is ook het aantal bursalen vermeld. Dit zijn promotiestudenten zonder aanstelling; zij verzorgen geen onderwijs. Basiseenheid Intelligent Systems prof. dr. N. Petkov dr. M. Biehl dr. M.H.F. Wilkinson drs. G.K. Ouzounis drs. K. de Raedt drs. E.R. Urbach Tevens 5 bursalen
hoogleraar UD(tt) UD AIO AIO AIO
1.0 1.0 1.0 1.0 1.0 1.0
Basiseenheid Scientific Visualisation and Computer Graphics prof.dr. J.B.T.M. Roerdink prof.dr. G. Vegter dr. H. Bekker dr. A.C. Jalba drs. R. van den Berg drs. M. ten Caat drs. W. van der Laan drs. S.H. Plantinga Tevens 3 bursalen
hoogleraar hoogleraar UD postdoc AIO AIO AIO AIO
1.0 1.0 0.2 1.0 1.0 1.0 1.0 1.0
66
Basiseenheid Fundamental Computing prof.dr. G.R. Renardel de Lavalette prof.dr. W.H. Hesselink drs. H. Bakker drs. J.H. Jongejan1 dr. J. Terlouw drs. H.W. de Haan mw.Dipl.-Wirt.Inf. C.M. Pott
hoogleraar hoogleraar docent docent docent AIO/docent AIO
1.0 1.0 0.4 0.6 1.0 1.0 0.8
Basiseenheid Software and Systems Engineering prof.dr.ir. D.K. Hammer prof. dr. W. Liebrand3 prof. dr. J. Bosch3 dr. P. Avgeriou dr. R. Smedinga2 dr. T.M. Ionita drs. I. Bosloper drs. S.K. Deelstra drs. A.G.J. Jansen drs. M. Sinnema drs. J.S. van der Ven
hoogleraar hoogleraar hoogleraar UD(tt) docent postdoc AIO AIO AIO AIO AIO
0.6 0.0 0.0 1.0 0.5 1.0 1.0 1.0 1.0 1.0 1.0
hoogleraar
0.0
Basiseenheid Informatiesystemen prof.dr. S. Dustdar3
Opleidingsinstituut voor Informatiewetenschappen ir. S. Achterop dr. R. Moddemeijer4
docent docent
1.0 0.6
1 tevens
voor 0.4 fte beleidsmedewerker bij Informatica voor 0.5 fte stafmedewerker bij het bureau van de faculteit 3 aanstelling buiten bezwaar 4 tevens voor 0.4 fte wetenschappelijk programmeur 2 tevens
67
Bijlage C
Lijst van afstudeeropdrachten Bachelorprogramma Afstudeerproject 2004-2005 Deelnemend bedrijf
Team deel 1
Team deel 2
Aerotechdelub
Doddema, Harry Mik, Ronald Oldenkamp, Jordy Rozeboom, Tiemen de Vries, Gert-Jan Ho, Mai Zanete Ence∗ Eleftherios Avramidis∗
Mik, Ronald Deelstra, Jan Joos Heringa, Wessel van Dijk, Daan Reyer van Gelder, Arnaud van der Hoorn, Hielko Jason Parchomchuk∗ Eleftherios Avramidis∗
Ergopause
Kamphorst, Reinder Kruisselbrink, Johannes Kwakman, Liewe Klaas Harmen Smeding, Gideon Joachim Staal, Henderikus Beene de Haan, Joas van der Borg, Lex Martijn Gustavsson, Robert∗ Parchomchuk, Jason∗
Schinkel, Timo Stiekema, Han Smeding, Gideon Joachim van der Borg, Lex Martijn Cleveringa, Writser Izaks, Ronald Nijboer, Menno Prumers, Valentyn Robert Gustavsson∗ Daniel Eppler∗
ICT Embedded
Deelstra, Jan Joos Gelens, Jeffrey Heringa, Wessel Schinkel, Timo Stiekema, Han Veldthuis, Marten van Dijk, Daan Reyer Daniel Eppler∗ Pedro Gonzales Muro∗
Doddema, Harry Rozeboom, Tiemen Veldthuis, Marten Kruisselbrink, Johannes Kwakman, Liewe Klaas Harmen de Haan, Joas De Vries, Tjaard Pedro Gonzalez Muro∗
TNO-Telecom
Cleveringa, Writser Izaks, Ronald Luiten, Cornelis Johannes Salvador Nijboer, Menno Rademaker, Anton van Gelder, Arnaud van der Hoorn, Hielko Kristaps Matisons∗ Sandra Norlander∗
Oldenkamp, Jordy de Vries, Gert-Jan Gelens, Jeffrey Kamphorst, Reinder Staal, Henderikus Beene Rademaker, Anton Van der Wal, Harold Zanete Ence∗ Sandra Norlander∗
Buitenlandse studenten zijn gemerkt met een *.
68
De tabel geeft de indeling van de studenten over de verschillende teams en bedrijven voor het bachelor afstudeerproject 2004-2005. Er hebben 8 studenten uit Zweden (op afstand) aan dit project meegedaan. Studenten die tijens het project zijn ontslagen zijn niet vermeld. Vanwege vertrouwelijkheid is het niet zonder meer mogelijk de feitelijke opdrachtbeschrijving toe te voegen (de betreffende documenten zijn ter inzage). Behaalde bachelor examens: Student D. van Dijk H.M. Veluwenkamp W.T. Visser M.B. Wieling J.J. de Wit M. Bastiaans N. Heinis Z. Hemel T. de Bruin J. Duursma M. Hueck J.J. Okkema P.J. Pasma S. Vintges
Datum 31-08-2005 31-08-2005 31-08-2005 31-08-2005 31-08-2005 31-03-2005 31-03-2005 31-03-2005 29-10-2004 31-08-2004 31-08-2004 31-08-2004 31-08-2004 31-08-2004
Masterprogramma Onderstaande lijst bevat de uitgereikte doctoraal- en masterdiploma’s van de jaren 2004 en 2005, met daarbij de titel van de afstudeerscriptie en de naam van de afstudeerdocent.
Student
Datum
Titel
Begeleider
M. Albrecht
31-08-2005
G. Vegter
C. Consten
08-11-2005
A. Gijsenij
31-08-2005
M.P. Visser
31-08-2005
F.A. Walraven J.H. Boelens
31-08-2005 31-08-2005
P.C. Broekema
28-02-2005
N.O. Heinis
29-01-2005
E.P. Braad
29-01-2005
A. Prins
24-12-2004
Surface design using medial balls and variational implicit surfaces Extraction and isolation of object countours from a scene Spatial Pattern Spectra and Content-based Image Retrieval Visualisation of and Interaction with Gene Regulatory Networks in Virtual Environments Open Source Service Enabling Pattern-based Software System Modelling and Performance Requirement Verification. Numerical analysis of the LOFAR remote station beamformer The Software Architecture of RFID Systems Selecting the roots of polynomial equations using combinatorial optimization Certified reconstruction of convex curves using radial basis functions
69
N. Petkov M.H.F. Wilkinson J.B.T.M. Roerdink
R. Smedinga S. Achterop
R. Moddemeijer R. Smedinga H. Bekker
G. Vegter
Z.V. Freudenburg 30-11-2004 S. Vintges
29-10-2004
G.N. Hummel
31-08-2004
H.W. Kleve
31-08-2004
G. van Schie
31-08-2004
R.P.D. Hoogma 31-08-2004 E. Dijkshoorn R.P. Veenstra
31-08-2004 31-08-2004
N.J. Boersma E. Assies
31-08-2004 31-08-2004
R. van den Broek 31-08-2004
A. Keimpema 28-06-2004 J.S. van der Ven 29-04-2004 A.A. Brink
29-04-2004
M. de Vries
29-04-2004
E. Heerschop
29-04-2004
B. Oostland R.H. Werring
30-01-2004 30-01-2004
E. van der Werff 30-01-2004
Hebbian Learning in the M.H.F. Wilkinson Freshwater Turtle Visual Cortex A Progressive Context-Aware J.A.G. Nijhuis Add-on Architecture Profiling voor herprogrammeerS. Achterop bare systemen Using re-entrant mapping in J.A.G. Nijhuis neural network ensembles Using Support Vector Machines G.R. Renardel to solve large-scale and complex real world text categorization Development of a Runtime S. Achterop Reconfigurable Application A Graph Query Language J.B.T.M. Roerdink Het gebruikersgestuurd opbouwen van een digitale leeromgeving R. Smedinga Learning scale invariant filters M.H.F. Wilkinson Image compression and J.B.T.M. Roerdink decompression in embedded systems Local quantisation based on M.H.F. Wilkinson Robust Automatic Threshold Selection Toys for quantum computation N. Petkov An Implementation of Set J. Bosch Operations on UML Diagrams Speeding up the computation H. Bekker of similarity measures based on Minkowski addition in 3D Specializing Type-Indexed J. Terlouw Values by Partial Evaluation Development of a Database J.H. Jongejan Abstraction Layer Functie wisselsysteem S. Achterop Model of Intestinal Microflora M.H.F. Wilkinson in Computer Simulation A Review of File System Design J.A.G. Nijhuis Methods and the Design and Implementation of a Smartcard File system
70
Bijlage D
Lijst met relevante stukken • Profiel voor de Bacheloropleiding Informatica RUG volgens het Major-Minor Model, Curriculumcommissie Informatica, Januari, 2006. Web: www.cs.rug.nl/~roe/curriculum/Opleidingsprofiel.pdf. • Vakbeschrijvingen voor de Bacheloropleiding Informatica RUG volgens het Major-Minor Model, Curriculumcommissie Informatica, Januari, 2006. Web: www.cs.rug.nl/~roe/curriculum/Vakbeschrijvingen.pdf. • Onderwijs- en Examenregeling van de Bachelor en Master Informatica, 1 september 2005. Web: www.rug.nl/informatica/onderwijs/onderwijsbureau/reglementen/B-IN.pdf, resp. www.rug.nl/informatica/onderwijs/onderwijsbureau/reglementen/M-IN.pdf
• Verslag Tien Jaar IWI Programmeerwedstrijd. Programmeren is makkelijker als je denkt, 2004, Rijksuniversiteit Groningen, H.W. de Haan (red.). • Evaluatieformulier. • Jaarverslag Instituut voor Wiskunde en Informatica (2004, 2005). • Visitatierapport Onderzoek Informatica, december 2004.
71
Bijlage E
Vervolgacties onderwijsvisitatie 2002 Het rapport van de onderwijsvisitatie 2002 noemde de volgende sterke en zwakke punten. Sterke punten
(a) De opleiding heeft de afgelopen jaren een aanzienlijke stijging in studenteninstroom gekend. (b) Aan dezelfde universiteit worden de verwante opleidingen Kunstmatige Intelligentie en Informatiekunde verzorgd. (c) De opleiding kent een relatief hoog aantal contacturen. (d) De opleiding geeft objectieve voorlichting en steekt niet onder stoelen of banken dat het om een zware studie gaat. (e) Binnen de programmeerlijn heeft de opleiding een remedial teaching leerweg in het leven geroepen. (f) De opleiding kent een speciale coördinator voor internationaliseringsactiviteiten. Zwakke punten
(g) In het curriculum ontbreekt aandacht voor informatiesystemen. (h) De organisatie van het onderwijs hapert in sommige opzichten. (i) De onderwijslast van de docenten is de afgelopen jaren erg hoog geworden. (j) De inhoud van de vakken wordt niet in alle gevallen regelmatig vernieuwd. (k) Er is onvoldoende ruimte voor het werken in projectgroepjes. (l) Didactische vaardigheden van de staf zijn nogal wisselend; (bij)scholing van de zittende staf is geen structureel punt van aandacht. (m) Het systeem van interne kwaliteitszorg is aan revisie toe. (n) De rol van de Informatica zou meer tot haar recht komen wanneer zij dichter bij de Kunstmatige Intelligentie en de Informatiekunde zou worden geplaatst.
72
Vervolgacties zwakke punten De volgende vervolgacties hebben plaatsgevonden n.a.v. de geconstateerde zwakke punten: (g) Er is een leerstoel Informatiesystemen ingesteld, met een hoogleraars- en een tenure-track-UD positie. Voor de hoogleraarsfunctie is geworven en een geschikte kandidaat voorgedragen. Uiteindelijk heeft de kandidaat het aanbod afgeslagen (wel heeft hij een nulaanstelling bij Informatica). Daarna is de vacature bevroren door het Faculteitsbestuur vanwege financiële toestand van de faculteit. In het flexibele bachelorcurriculum is een cursus Inleiding Informatiesystemen opgenomen. (h) Door de invoering van het Afstudeerprotocol met tweede beoordelaars en voortgangsformulieren wordt tijdige signalering van knelpunten bij het afstudeeronderzoek vergemakkelijkt en een meer uniforme beoordeling bevorderd. Informatie over de studie is via de Onderwijscatalogus voor de studenten beschikbaar. De onderwijsleeromgeving Nestor, die op universitair niveau wordt aangeboden, bevordert de stroomlijning van het contact tussen docent en student. Via de curriculumcommissie zijn uniforme vakbeschrijvingen tot stand gekomen. De verroostering is aanzienlijk verbeterd (de aanpak is overgenomen door de faculteit als geheel), alsmede de presentatie van onderwijsinformatie op de web pagina’s van de opleiding Informatica. (i) De onderwijslast is nog steeds hoog, in termen van aantal te verzorgen (onderdelen van) cursussen. Het aantal studenten is verminderd, maar hetzelfde geldt voor de omvang van de staf. (j) De inhoud van verschillende vakken is vernieuwd, en het aandeel projectonderwijs is toegenomen, o.a. bij Ontwerp Intelligente Systemen, Project Software Ontwikkeling en het bachelor afstudeerproject. In het programmeeronderwijs is de taal Java ingevoerd. O.l.v. de curriculumcommissie is de bacheloropleiding geheel onder de loep genomen, en een flexibele bachelor met een major-minor systeem is ontworpen. (k) Wat betreft ruimten voor projectgroepen is de situatie in de afgelopen periode weinig verbeterd. Echter, medio 2007 zal een gebouw opgeleverd worden waarin het faculteitsbestuur en Wiskunde, Informatica en Kunstmatige Intelligentie gehuisvest zullen worden. Hierbij is in projectruimten voorzien. (l) De docentenprofessionalisering is in de afgelopen periode verbeterd, o.m. op grond van facultair beleid. Zittend personeel neemt deel aan onderwijsgebonden activiteiten, zoals workshops onderwijsvernieuwing en curriculumherontwerp of didactische cursussen. Er bestaat nu een verplichte deelname aan coachings- en verbetertrajecten indien de onderwijsevaluaties daartoe aanleiding geven. Voor de competentieontwikkeling van tenure-track UD’s kent de FWN het SPOTT programma (Strategisch Professionaliserings & Ontwikkelingsprogramma tenure track). Promotiemedewerkers volgen een opleidingstraject van 10% van de werktijd. Er is een verplichte didactische cursus voor studentassistenten van een dagdeel, verzorgd door Studie Ondersteuning (RUG). (m) De bestaande systematische evaluatie van vakken in het bachelorprogramma is recentelijk uitgebreid tot de masteropleiding. Het facultaire plan kwaliteitszorg wordt geïmplementeerd. (n) Het ligt in de verwachting dat per 1 september 2006 het Opleidingsinstituut voor Informatiewetenschappen (OvI) onderdeel zal zijn van het Centrum voor Informatiewetenschappen, waarin tevens de opleiding Kunstmatige Intelligentie (thans ressorterend onder de Faculteit voor Gedrags- en Maatschappijwetenschappen) zal zijn ondergebracht. Vanaf medio 2007 zullen de medewerkers van beide opleidingen in de geplande nieuwbouw zijn gehuisvest.
73
Bijlage F
Afbouw ongedeelde opleiding Naam opleiding: Informatica. CROHO code: 6195 Einddatum afbouw: 31-08-2008 Overgang van ongedeelde opleiding naar BaMa-structuur. In het studiejaar 2001-2002 is het laatste cohort studenten de ongedeelde opleiding ingestroomd. Vanaf het studiejaar 2002-2003 zijn studenten in de bacheloropleiding ingestroomd. Met ingang van het studiejaar 2003-2004 zijn studenten in de Masteropleiding ingestroomd; dit waren uitsluitend studenten die met een bachelorexamen vanuit het buitenland kwamen. Overstap van ongedeelde opleiding naar bacheloropleiding. Voor studenten die willen overstappen van ongedeelde opleiding naar de bacheloropleiding biedt Informatica vanaf het studiejaar 2003-2004 de mogelijkheid het bachelordiploma te halen; sinds dat jaar hebben 14 studenten van die mogelijkheid gebruik gemaakt. Afbouw examens. Formeel is de uiterste datum voor de uitreiking van propedeusebullen voor de ongedeelde opleiding gesteld op 31 augustus 2003; voor de doctoraalbullen op 31 augustus 2008. De doctoraalstudenten die op 1 september 2004 nog niet het propedeuse examen met een voldoende hebben afgelegd wordt dispensatie verleend. Dit houdt in dat deze studenten tot 1 september 2008 dispensatie kunnen krijgen, op voorwaarde dat zij alle onderdelen van het propedeutisch en doctoraal examen met een voldoende hebben afgesloten. Overgangsregeling. Doctoraalstudenten die de verplichte studieonderdelen van de propedeuse en de eerste twee jaar van de postpropedeutische fase volgens het oude programma hebben afgelegd, kunnen te allen tijde overstappen naar de bacheloropleiding. Deze overstap is wel aan enkele voorwaarden gebonden: • de studenten dienen aan de voorwaarden te voldoen om voor een een bachelordiploma in aanmerking te komen; in de praktijk betekent dit dat zij minimaal nog een afstudeeronderzoek dienen uit te voeren; • studieonderdelen die studenten in de eerste drie studiejaren hebben gevolgd zijn zoveel mogelijk gewaardeerd als equivalenten van onderdelen van het bachelorprogramma. Voor vrijwel alle vakken is een dergelijke waardering mogelijk. Voor zover er veranderingen in de vakken zijn opgetreden kunnen studenten in samenspraak met de studieadviseur bepalen welke vakken als geldige vervanging mogen gelden. Uiteindelijk besluit de Examencommissie over deze vervangingen. De overstap naar de bacheloropleiding is onherroepelijk. Aantal actieve studenten. Op de peildatum 1 december 2005 waren er nog 72 studenten ingeschreven in het ongedeelde programma. Gezien de tot nu toe gemeten doctoraalrendementen hebben wij er vertrouwen in dat de meeste van deze studenten voor 1 september 2008 hun doctoraal behaald zullen hebben.
74
Bijlage G
Curriculumherziening vanaf 2000 Voorgeschiedenis Het plan Bèta-Plus (april 1999) Volgens het Bèta-Convenant dat de minister van OC&W in 1998 met de zes Algemene Universiteiten heeft afgesloten is de cursusduur van alle bèta-opleidingen met ingang van september 1999 van vier op vijf jaar gebracht. Binnen de bestaande opleidingen in het wetenschappelijk onderwijs is een onderscheid ingevoerd tussen de maatschappelijke variant (algemene toepassingsgerichte opleidingsvariant), de communicatieve-educatieve variant (gericht op de overdracht van kennis, ter voorbereiding op functies in bijvoorbeeld het onderwijs en de media) en de promotievariant (een onderzoekstraject ter voorbereiding op een promotietraject). Dit is binnen de Faculteit W&N de aanleiding geweest tot een grootschalige onderwijsherziening: het plan Bèta-Plus (april 1999). Binnen Informatica is een studieprogramma ontworpen bestaande uit een basisprogramma van drie jaar en een specialisatie van twee jaar. De bacheloropleiding 2002-2006 Ter voorbereiding op de invoering van het BaMa-stelsel met ingang van het academisch jaar 2002-2003 heeft de curriculumcommissie Informatica begin februari 2001 een vernieuwing van het basisprogramma tot een 3-jarige bacheloropleiding ontwikkeld, met o.a. het afstudeeronderzoek in het derde jaar als nieuw element. De masteropleiding is opgebouwd volgens het stramien van de bovenbouw van Bèta-Plus, en bevatte twee P-varianten en twee M-varianten, waarvan één in facultair verband is ontwikkeld (zie blz. 47). Via een overgangsregeling konden bestaande lichtingen studenten onmiddellijk instromen in deze masteropleiding. De flexibele bachelor vanaf 2006-2007 In 2004 heeft het bestuur van de FWN een aanzet gegeven tot de ontwikkeling van een brede academische bacheloropleiding volgens het major-minor systeem. Dit heeft geresulteerd in TRIPOS, een nieuwe organisatiestructuur voor de FWN, december 2004. De vernieuwde opleiding zal onder de naam flexibele bachelor in het academisch jaar 2006-2007 van start gaan. In deze reorganisatie van het onderwijs binnen de FWN is een samenwerking van de opleiding Informatica in gang gezet met de opleidingen Kunstmatige Intelligentie en Informatiekunde richting een Centrum voor Informatiewetenschappen (CvI). De bovenbeschreven ontwikkelingen vormden de aanleiding tot een grondige heroriëntatie op –in eerste instantie– de bestaande bacheloropleiding. Hiertoe is in 2004-2005 een intensief traject van onderwijsvernieuwing ingezet, o.m. in een viertal worskhops waarin zowel curriculumvernieuwing als docentenprofessionalisering een grote rol heeft gespeeld. Een groot deel van de staf van Informatica heeft aan deze worskhops deelgenomen. Dit project is uitgevoerd in het kader van Connecticut, een project waarin de FWN en de technische opleidingen van de Hanzehogeschool Groningen met subsidie van SURF werken aan o.a. (het meten van) competentiegericht onderwijs. Zie ook Algemeen deel, Pilots informatica in onderwijsvernieuwingsprojecten op blz. 9. In de workshops is aandacht besteed aan het complete traject van doelstellingen, eindtermen, academische competenties, beroepsprofiel, relevante maatschappelijke ontwikkelingen, tot en met het curriculumontwerp en de onderwijsontwikkeling. Een belangrijk element was de definitie van een core curriculum van 2 jaar (de major) als basis voor de bacheloropleiding informatica. Het resultaat van de workshops is in het voorjaar van 2005 door de curriculumcommissie vervat in een Werkdocument. Vervolgens zijn kleine docententeams gevormd om de diverse curriculumonderdelen nader uit te werken wat betreft eindtermen, inhoud, onderwijsvormen, onderwijsmateriaal, naamgeving en 75
onderwijsorganisatie. Ook heeft nader overleg plaatsgevonden met het CvI, met name over de inrichting van een eerste semester dat vanaf september 2006 gemeenschappelijk wordt aangeboden aan studenten van de studies Informatica en Kunstmatige Intelligentie (de opleiding Informatiekunde heeft in de loop van het proces afgehaakt). In december 2005 is het concept Opleidingsprofiel besproken met de volledige staf van Informatica, de Opleidingscommissie, en het bestuur van het CvI. Vanaf Januari 2006 zijn de werkzaamheden gestart voor gedetailleerde uitwerking van vakken. Tevens zal het herontwerp van de masteropleiding ter hand worden genomen. Hierna wordt de vernieuwde bacheloropleiding kort besproken. Uitgebreidere informatie is te vinden in het Profieldocument. Uitgangspunten De doelstellingen van zowel de bacheloropleiding als de masteropleiding hebben bepaalde gemeenschappelijke kenmerken die samenhangen met enerzijds het karakter van het kennisdomein, de body of knowledge, van de Informatica, en anderzijds met het beroepsprofiel van de afgestudeerde bachelor of master Informatica. Om deze reden worden hier beknopt een aantal van deze algemene overwegingen genoemd. De aspecten die specifiek zijn voor de bachelor- en masteropleiding worden besproken op blz. 29, resp. blz. 48. Bij de formulering van de doelstellingen en eindtermen richt de opleiding Informatica zich voortdurend op internationaal geaccepteerde academische en professionele standaarden, met name zoals beschreven in de volgende IEEE/ACM curriculumrapporten: • ACM/IEEE Computing Curricula 2001 1 ; • Computing Curricula 2004 Overview Report 2 • Computing Curricula 2005 Overview Report 3 De body of knowledge Het kennisdomein, de body of knowledge, van de Informatica heeft in korte tijd een stormachtige ontwikkeling doorgemaakt. Er is een groeiende familie van computing-gerelateerde disciplines ontstaan, zoals computer science (CS), computer engineering (CE), software engineering (SE), information systems (IS), en information technology (IT), die elk een eigen karakter hebben en tevens een eigen curriculumopbouw vereisen. Volgens de ACM/IEEE indeling hebben de bovengenoemde gebieden binnen het kennisdomein van de Informatica de volgende karakteristieken. Computer Science is breed, en loopt van theoretische en algoritmische fundering tot recente ontwikkelingen (world wide web, intelligente systemen, bioinformatica), en biedt een omvattende basis die afgestudeerden in staat stelt zich snel nieuwe ideeën en technologieën eigen te maken. Software Engineering richt zich op ontwerp en onderhoud van softwaresystemen die betrouwbaar, efficiënt, en onderhoudbaar zijn, o.a. in veiligheidskritische toepassingen; er is sprake van integratie van principes uit wiskunde en computer science met de engineeringpraktijk, en studenten SE moeten tijdens hun opleiding al in contact komen met (de wensen van) klanten. De karakteristieken van de overige gebieden geven een duidelijk ander beeld. Computer Engineering richt zich op ontwerp en constructie van computersystemen; hardware is van groot belang, en softwareontwikkeling legt de nadruk op gebruik in digitale apparaten (b.v. embedded systemen). Information Systems richt zich op het integreren van ICToplossingen en bedrijfsprocessen op effectieve en efficiënte manier, terwijl bij Information Technology (IT) de nadruk ligt op de technologie zelf, i.p.v. op de informatie die ermee wordt overgebracht. Kenmerkende taken en CCV’s Tijdens de workshops curriculumherziening is een inventarisatie gemaakt van kenmerkende taken voor een bachelor Informatica op basis van de documenten ‘Academische competenties. Hoe te vertalen in concrete leerdoelen’ 4 en ‘Academische criteria voor Bachelor en Master Curricula’ 5 . Het laatste stuk is een bijdrage aan de discussie over academische vorming waarin onder meer wordt gesteld dat academische vorming zeven leerdoelgebieden betreft, waarbij een leerdoelgebied een 1 www.computer.org/education/cc2001/report 2 www.acm.org/education/Overview_Draft_11-22-04.pdf 3 www.acm.org/education/Draft_5-23-051.pdf 4 M. 5 TU
Goedhart en B. van de Laar, RUG, oktober, 2004 Eindhoven, augustus, 2003
76
cluster is van gerelateerde leerdoelen. De leerdoelgebieden zijn: disciplinaire bagage, onderzoeken, ontwerpen, wetenschap beoefenen, redeneren en reflecteren, samenwerken en communiceren, terugkijken en vooruitkijken. Hieraan is toegevoegd het gebied ‘informatie verzamelen, verwerken en presenteren’. Daarnaast is op basis van de informatie in het beroepsprofiel een verzameling complexe cognitieve vaardigheden (CCV’s) afgeleid die een bachelor dient te verwerven. Deze CCV’s zijn vervolgens afgezet tegen de kenmerkende taken. Ook zijn de gevonden CCV’s getoetst aan het studieprogramma van de afgelopen jaren. Curriculumontwerp Om de aard en omvang van de diverse studieonderdelen in de flexibele bacheloropleiding volgens het major-minor model vast te stellen, is de ‘body of knowledge’ met core topics uit het ACM Computing Curricula 2001 rapport als uitgangspunt genomen. Deze core wordt aangevuld tot een volledig curriculum met de volgende elementen: • • • • •
Wiskunde (calculus, lineaire algebra, discrete wiskunde) Waarschijnlijkheidsrekening en statistiek Blootstelling aan de “scientific method” Communicatieve vaardigheden Algemeen wetenschappelijke vorming
Voor de operationalisatie van de boven beschreven eindkwalificaties naar de programmaonderdelen zijn de internationaal geaccepteerde ACM/IEEE standaarden gebruikt. Een overzicht van core topics met core uren volgens het ACM/IEEE rapport is te vinden in Tabel 1, kolom 1 t/m 3. De vierde kolom van deze tabel bevat de corresponderende EC’s, berekend naar een totale omvang van 120 EC in het major curriculum. Om deze elementen op een geïntegreerde manier aan te bieden wordt in de vernieuwde curricula de wiskunde en statistiek in een veel sterker contextgerichte manier aangeboden dan voorheen. Hierbij zal de “scientific method” een belangrijke rol spelen. In de tabel zijn deze elementen opgenomen onder CN (Computational Science). Hiervoor zijn 56 core uren ingeruimd. Tabel 1: Core topics met core uren (totaal 337 uur), en omrekening naar EC’s per core topic in major (totaal 120 EC, omrekeningsfactor 120/337=0.36). Abbrev.
Core topic
Core hours
EC
DS PF AL PL AR OS HC GR IS IM NC SE CN SP
Discrete Structures Programming Fundamentals Algorithms and Complexity Programming Languages Architecture Operating Systems Human-Computer Interaction Graphics Intelligent Systems Information Management Net-Centric Computing Software Engineering Computational Science, Math Social, Ethical, profes. Issues
37 65 31 5 33 22 3 0 10 10 15 30 56 16
13 23 11 2 12 8 1 0 4 4 5 11 20 6
De major De diverse studieonderdelen worden met elkaar verbonden in zgn. leerlijnen, zie hoofdstuk 2, facet F5 op blz. 37: • Computersystemen • Formele methoden • Programmeren 77
• Wiskundig Modelleren • Software Engineering • Communicatieve Vaardigheden Om tot een concreet curriculum te komen zijn onder de core topics (soms enigszins geclusterd) uit Tabel 1 concrete vakken ondergebracht (alle cursussen hebben een omvang van 5 EC of een veelvoud daarvan). Het resultaat is te vinden in Tabel 2. Voor een overzicht van het majorprogramma van de bacheloropleiding Informatica, zie hoofdstuk 2, Bacheloropleiding Informatica, blz. 35. Tabel 2: Indeling van vakken binnen de major (totaal 120 EC) volgens de toegemeten EC’s volgens Tabel 1, zoals weergegeven in kolom 2. De laatste kolom geeft het daadwerkelijke aantal EC’s in het nieuwe curriculum. topic
EC
DS
13
Discrete Structuren
Logica
Vakken
PF
23
AL
11
Objectgeoriënteerd Programmeren Oriëntatie Informatica
PL
2
Imperatief Programmeren Algoritmen & Datastructuren Functioneel Programmeren
AR
12
NC OS
5 8
Computerarchitectuur & Netwerken Net Computing Operating Systems
EC 10 Programmacorrectheid Automaten
35
20 Parallel Computing
HC+IS 1+4 Oriëntatie Kunstmatige Intelligentie
5
IM
4
Inleiding Informatiesystemen
5
SE
11
Software Design
Software ment
CN
20
Wiskundig Modelleren 1
Wiskundig Modelleren 2
SP
6
IT-Beroepspraktijk
5
Wetensch. Basisvaardigheden
5
Overig
Manage-
Software Testing Signalen & Systemen
15 Statistiek
20
Voor een volledige beschrijving van de curriculumherziening, zie het eindrapport6 Profiel voor de Bacheloropleiding Informatica RUG volgens het Major-Minor Model, Curriculumcommissie Informatica, Januari, 2006. Beschrijvingen van de cursusonderdelen in het bachelorcurriculum zijn te vinden in een apart document7 : Vakbeschrijvingen voor de Bacheloropleiding Informatica RUG volgens het Major-Minor Model, Curriculumcommissie Informatica, Januari, 2006.
6 www.cs.rug.nl/~roe/curriculum/Opleidingsprofiel.pdf 7 www.cs.rug.nl/~roe/curriculum/Vakbeschrijvingen.pdf
78
Bijlage H
Betrokkenheid van studenten in onderzoek Studenten zijn in de masterfase van tijd tot tijd co-auteur bij publicaties, zie de volgende lijst. De namen van de betreffende studenten zijn vet gedrukt. 1. M. Biehl, P. Pasma, M. Pijl, L. Sanchez, and N. Petkov, Classification of boar sperm head images using Learning Vector Quantization, European Symposium on Artificial Neural Networks (ESANN) 2006, in press. 2. H. Bekker, J. P. van den Berg, T. A. Wassenaar, Constructing a near-minimal-volume computational box for molecular dynamics simulations, In: P. M. A. Sloot, D. Abramson, A. V. Bogdanov, J. J. Dongarra, A. Y. Zomaya, Y. E. Gorbachev (eds.), Computational science - ICCS 2003, Lecture Notes in Computer Science 2659, Springer-Verlag, 2003, 70-79. 3. H. Bekker, J. P. Van Den Berg, T. A. Wassenaar, A method to obtain a near-minimal-volume molecular simulation of a macromolecule, using periodic boundary conditions and rotational constraints. Journal of Computational Chemistry, Vol. 25, No. 8, 1037-1046 (2004). 4. H. Bekker, A. Brink, Reducing the time complexity of Minkowski-sum based similarity measures by using geometric inequalities, Proc. international conference on computational science and its applications, ICCSA 2004 LNCS 3045 part III, Springer-Verlag, 2004, 32-41. 5. H. Bekker, E. P. Braad, B. Goldengorin, Selecting the roots of a small system of polynomial equations by tolerance based matching, 4th International Workshop on Efficient and Experimental Algorithms, WEA 2005 LNCS 3503 610-613, Springer-Verlag. 6. H. Bekker, E. P. Braad, B. Goldengorin, Using bipartite and multidimensional matching to select the roots of a system of polynomial equations, International Conference on Computational Science and its Applications, ICCSA 2005 LNCS 3483, 397-406, Springer-Verlag. 7. H. W. de Haan, W. H. Hesselink, G. Meyer, G. Renardel de Lavalette, Experiments with strategies for agents in the social interaction game Mafia, in: BNAIC 2005: Proceedings of the 17th BelgiumNetherlands Conference on Artificial Intelligence (K. Verbeeck, K. Tuyls, A. Nowé, B. Manderick, B. Kuijpers, eds.), Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten, Brussel (2005) 89-95. 8. W. H. Hesselink, M. Visser, J. B. T. M. Roerdink, Euclidean skeletons of 3D data sets in linear time by the integer medial axis transform, Mathematical Morphology: 40 Years On (Proc. 7th Intern. Symp. on Mathematical Morphology), April 18-20, 2005, pp. 259-268. 9. N. Petkov and M. B. Wieling, Gabor filtering augmented with surround inhibition for improved contour detection by texture suppression, Perception, 33 supplement, 2004, 68c. 10. E. R. Urbach and M. H. F. Wilkinson. Shape-only granulometries and grey-scale shape filters. ISMM2002, pp. 305-314. 79
11. E. R. Urbach, N. J. Boersma, and M. H. F. Wilkinson. Vector-Attribute Filters. Mathematical Morphology: 40 years on, Proc. Int. Symp. Math. Morph. (ISMM) 2005, pp. 95-104. 12. M. H. F. Wilkinson, T. Wijbenga, G. de Vries, and M. A. Westenberg. Blood Vessel Segmentation using Moving-Window Robust Automatic Threshold Selection, Int. Conf. Image Proc. 2003, September 14-17, Barcelona, Spain, Vol II, pp. 1093-1096.
80
Bijlage I
Lijst van gehanteerde afkortingen AVV AZIS BaMa BBI CSV CvI EC ECTS FMF fte FWN GMW IWI IS KI MUB Nuffic OBP OC OER OLW ONT OvI OWI P&O POBC sp SSE SWI tt UCO UD UHD UFO UOCG WHW W&I
Algemeen Vormende Vakken Academische Zaken en Internationale Samenwerking Bachelor/Master Beleid en Bedrijf Informatica Computational Science and Visualisation Centrum voor Informatiewetenschappen European Credit (28 uur) European Credit Transfer System Fysisch-Mathematische Faculteitsvereniging full-time equivalent Faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen Faculteit Gedrags- en Maatschappijwetenschappen Instituut Voor Wiskunde En Informatica Intelligent Systems Kunstmatige Intelligentie Modernisering Universitair Bestuur Nederlandse Organisatie voor Internationale Samenwerking in het Hoger Onderwijs Ondersteunend en Beherend Personeel Opleidingscommissie Onderwijs- en Examenregeling Opleidingsinstituut Levenswetenschappen Opleidinginstituut Natuurwetenschappen en Techniek Opleidingsinstituut voor Informatiewetenschappen Opleidingsinstituut Wiskunde en Informatica Personeel en Organisatie Personeel en Organisatie Bèta-cluster studiepunt (40 uur) Software and Systems Engineering Studentenoverleg Wiskunde en Informatica tenure track Universitaire Commissie Onderwijs Universitair docent Universitair hoofddocent Universitair Functie Ordenen Universitair Onderwijscentrum Groningen Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek Wiskunde en Informatica
81