Verslag 46e Commission on Narcotic Drugs (8 t/m 17 april 2003) Inleiding Dit jaar was het vijf jaar geleden dat de 20e Speciale Zitting van de Algemene Vergadering van de VN (SAVVN) inzake de werelddrugsproblematiek plaatsvond. Derhalve was aan de reguliere CND een ministerieel segment van twee dagen toegevoegd waarin ministers en andere regeringsvertegenwoordigers het bereikte van de afgelopen 5 jaar konden evalueren en aanbevelingen voor de toekomst konden doen. Het ministeriële segment werd afgesloten met de aanname van een ministeriele verklaring. Onderstaand volgt allereerst het verslag van het ministeriële segment van de CND, waarna het verslag van het ambtelijke/reguliere gedeelte van de bijeenkomst volgt.
I. Ministerieel segment (16 en 17 april) In het formele gedeelte van het ministeriële segment heb ik in mijn interventie voor het plenaire debat ingezet op een heldere uiteenzetting van het Nederlandse beleid. Onze eerste inzet is en blijft preventie: voorkom dat mensen drugs gaan gebruiken. Als dat niet lukt proberen we te genezen en tenslotte is het verminderen van de risico’s altijd nog beter dan niets doen. Ik heb de positieve resultaten van het Nederlandse beleid naar voren gebracht zoals een gemiddelde prevalentie van cannabis en relatief weinig problematische druggebruikers (laagste in de EU). Verder heb ik de zeer goede resultaten toegelicht op het terrein van de bescherming van gezondheid, waaronder een laag percentage van drugsdoden en weinig HIV/Aids besmetting. Tenslotte heb ik onze grote en continue inspanningen toegelicht op het terrein van de handhaving en opsporing van criminele organisaties betrokken bij de productie van en handel in drugs, waarbij ik de Nederlandse inspanningen op dit gebied duidelijk heb neergezet. Het merendeel van de speeches van andere lidstaten richtte zich voornamelijk op versterking van de opsporing om het drugsprobleem de wereld uit te helpen. Een zogenaamd ‘zero tolerance’ beleid werd door veel landen verkondigd. Voorts was opvallend dat een groot aantal lidstaten -waaronder ook Zweden en de VS- hun zorg uitspraken over toenemende tolerantie ten opzichte van cannabis. Dergelijk beleid zou geen respect voor de internationale rechtsorde tonen. In de Ronde Tafel bijeenkomst waar ik aan deelnam over uitdagingen en nieuwe trends in het drugsprobleem, heb ik gesproken over de balans in de vermindering van vraag en aanbod op het gebied van drugs en de dilemma’s waar je bij het formuleren van drugsbeleid mee geconfronteerd wordt. Door nieuwe trends in drugsgebruik te monitoren, kunnen betere, op risicogroepen afgestemde, preventieprogramma’s worden opgezet. Alleen door een geloofwaardige boodschap uit te dragen zullen we daadwerkelijk jongeren kunnen bereiken. Het internet biedt goede mogelijkheden om deze preventie boodschappen over te brengen aan jongeren. Ik lanceerde tijdens de Ronde Tafel discussie het idee om via een Internet Platform tussen de VN-lidstaten tot uitwisseling van informatie te komen over nieuwe trends in drugsgebruik en de resultaten van programma’s, zodat we beter en sneller kunnen inspelen op nieuwe ontwikkelingen. Dit idee zal verder worden uitgewerkt in samenwerking met Nieuw-Zeeland. Een aantal landen, waaronder Uruguay en Nieuw-Zeeland onderstreepten de noodzaak om op basis van betrouwbare informatie de boodschap over risico’s van gebruik op het soort drug af te stemmen. Jongeren vinden een overheid al snel ongeloofwaardig als het geen realistische boodschap heeft. Chili voegde hieraan toe dat overheden met jongeren moesten samenwerken om de preventieboodschap onder jongeren te verspreiden.
De ministeriële verklaring (bijgevoegd) die aan het eind van de zitting is aangenomen geeft aan dat de inspanning van lidstaten en de VN naar aanleiding van de 20e SAVVN nog onvoldoende resultaat heeft bereikt en dat de doelstellingen uit de politieke verklaring niet volledig gerealiseerd zijn. Dit betreffen doelstellingen op het gebied van vraagvermindering, alternatieve ontwikkeling, synthetische drugs en samenwerking op rechtshandhavingsgebied, alsmede de rol van de VN. Een van de meest bediscussieerde paragrafen gaat over de zorg die landen hebben dat activiteiten van sommige landen niet in overeenstemming zouden kunnen zijn met de VN-verdragen. Belangrijk is voorts de speciale vermelding van de problematiek in Afghanistan, waar de opiumproductie het laatste jaar weer is gestegen en aanpak van de drugseconomie een directe relatie heeft met het welslagen van wederopbouwactiviteiten in het land. Tot slot wordt een drugsvrije wereld -aanvankelijk nog een reëel te behalen doel- een ‘universele aspiratie’ genoemd. En marge van de vergaderingen heb ik verschillende gesprekken gevoerd met gelijkgezinde landen over de wenselijkheid en mogelijkheden om internationaal een meer realistisch drugsbeleid te bewerkstelligen en nauwer samen te werken. Naast voornoemde afspraken met Nieuw-Zeeland, is met o.a. Canada, Zwitserland, Verenigd Koninkrijk, België, Brazilië, Australië en Duitsland afgesproken initiatieven voor de volgende CND zoveel waar mogelijk in goed overleg vooraf met elkaar af te stemmen. Canada zal hiertoe een informeel e-mail netwerk opzetten. Daarnaast heb ik met onder meer Hongarije gesproken dat graag wil leren van de Nederlandse ervaringen. De intensieve contacten met dit land, waarmee reeds een twinning project loopt, zullen in de aanloop naar de toetreding tot de EU worden voortgezet. Wel moet ik constateren dat internationaal de tegenstellingen tussen landen die een realistisch beleid voorstaan en landen die zich concentreren op ‘uitroeiing’ van het drugsprobleem niet minder worden. Vooral de Afrikaanse landen waren tijdens de afgelopen CND erg uitgesproken in hun kritiek op landen met een tolerant cannabisbeleid. Zij beschuldigen deze landen, door een tolerant en -naar mijn mening- realistisch beleid te voeren, daarmee de problemen te bagatelliseren en handhavingsinspanningen in Afrikaanse landen teniet te doen. De Afrikaanse landen konden deze beschuldiging niet onderbouwen.
II. Reguliere CND Opening De President van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, de Tsjech Jan Kawan, sprak de CND toe bij de opening. Hij onderstreepte het belang van de vijf jaar geleden gehouden SAVVN. De afspraken die daar zijn gemaakt zijn de leidraad voor internationale samenwerking inzake de aanpak van de drugsproblematiek in de wereld. Met name de gebalanceerde aanpak van zowel vraag als aanbod vermindering en de geïntegreerde benadering van precursoren, witwassen en justitiële samenwerking wordt sinds deze bijeenkomst algemeen onderschreven. Tenslotte stelde hij dat alle inspanningen moeten leiden tot een drugsvrije wereld in 2008. Uitvoerend directeur Costa had voor het ministeriële gedeelte een politiek geladen stuk geschreven, met als titel ‘Encouraging progress towards still distant goals’. In zijn openingsrede ging hij opvallend genoeg niet in op de meer controversiële passages. Costa sprak wel over de relatie tussen drugs, misdaad en terrorisme. De publieke opinie was bezorgd hierover en een geïntegreerde aanpak van deze drie onderwerpen was dan ook gewenst. Hij stelde dat er sinds de SAVVN enkele positieve tendensen waar te nemen waren zoals de gedaalde productie van coca in de Andesregio en van heroïne in Zuid-Oost Azië. Hij constateerde dat routes
van drugshandel zich als gevolg van opsporings- en handhavingsinspanningen verlegden. Dit voorbeeld was in zijn ogen een duidelijk bewijs dat handhavingsbeleid effectief is. Ten aanzien van de ‘still distant goals’ ging Costa vervolgens in op enkele zorgelijke ontwikkelingen zoals: a. de toename van de opium productie in Afghanistan; b. het groeiend drugsgebruik en Centraal- en Oost-Europa en China alsmede de HIV/AIDS epidemie onder drugsgebruikers in deze regio’s; c. het stijgende drugsgebruik in Afrika; d. toenemend gebruik van Amphetamine Type Stimulants (ATS), waarbij hij zijn zorg uitsprak over de tolerante cultuur ten aanzien van gebruik en de nieuwe trend van polydruggebruik en drugcocktails. Met betrekking tot het management van de organisatie noemde Costa enkele operationele prioriteiten zoals de herpositionering van UNODC in de strijd tegen de ‘uncivil society’, alsmede de verbetering van het personeelsmanagement. Voorts moest de ‘accountability’ van de organisatie verbeteren door de instelling van een onafhankelijke evaluatie unit en een onafhankelijke ombudsman.
Vraagvermindering Op grond van de rapportage die landen hadden ingeleverd, concludeerde UNODC dat cannabis van alle drugs het meest wordt gebruikt. Kijkend naar de vraag naar behandeling dan is in Noord- en ZuidAmerika cocaïne de drug die de grootste problemen oplevert. Voor Afrika is dat cannabis, terwijl in Australië, Azië en Europa opiaten de grootste vraag naar behandeling opleveren. Gezien de problematiek rond HIV/Aids is van belang dat vijf tot tien procent van het aantal nieuwe HIV/Aids gevallen toegeschreven wordt aan IDU (injecting drug use). Als voorzitter van de EU heeft Griekenland een kort overzicht gegeven van de speerpunten van het Europees beleid ten aanzien van vraagvermindering. Verder sprak de EU haar zorg uit over HIV/Aids epidemie in relatie tot drugsgebruik en het gebruik van synthetische drugs, met name onder jongeren (tekst is bijgevoegd). De ontwerpresolutie opgesteld door de Pompidou-groep over ‘common requirements for substitution treatment in opiat addicts’ bleek op onoverkomelijke weerstand te stuiten. In de resolutie werd onder meer gesteld dat het onder toezicht verstrekken van vervangende middelen een goede methode is om risico’s van gebruik te ondervangen. Rusland, lid van de Pompidou groep, had pas kort voorafgaand aan de CND aangegeven dat substitutiebehandelingen bij wet verboden waren en dat het derhalve niet kon instemmen met de tekst. Ter vergadering diende het land ook schriftelijke amendementen in op de ontwerpresolutie. Langdurig informeel overleg bleek de impasse niet te kunnen overbruggen, waarop de Voorzitter van de CND voorstelde verdere discussie en besluitvorming door te schuiven naar volgend jaar. Nederland en België dienden gezamenlijk een resolutie over HIV/AIDS en drugsgebruik in. Hoewel de resolutie deels gebaseerd was op de gelijkluidende resolutie van vorig jaar en het rapport van de Executive Director hierover, bleek tijdens de onderhandelingen veel controverse te bestaan over het thema. Sommige lidstaten verbieden het gebruik van substitutie behandelingen voor drugsgebruikers en achtten derhalve een referentie naar het nut van dergelijke behandelingen onaanvaardbaar. Andere delegaties, onder aanvoering van de VS, stelden zich op het standpunt dat geen afdoende bewijs beschikbaar is dat programma’s die het gebruik van vuile naalden onder druggebruikers tegengaan (bijvoorbeeld spuitomruilprogramma’s) een positief effect op de HIV/AIDS prevalentie onder druggebruikers zouden hebben en dat deze programma’s ook geen bijdrage zouden leveren aan de vermindering van gebruik. Een korte notitie van het EMCDDA waarin – overigens aan de hand van veelal Amerikaanse onderzoeken- op de positieve resultaten van spuitomruilprogramma’s werd
gewezen, bleek niet te kunnen bijdragen aan een verandering van inzicht. Een expliciete verwijzing naar spuitomruilprogramma’s in de resolutie bleek dan ook niet haalbaar. De toegevoegde waarde van deze Nederlands-Belgische resolutie ligt vooral in het feit dat nogmaals aandacht is gevraagd voor de risico’s van HIV/AIDS en andere ‘blood borne viruses’ voor drugsgebruikers. De recente epidemie van HIV onder druggebruikers in Centraal-Azië is hier een schrijnend voorbeeld van. Voorts hebben UNODC en UNAIDS door de resolutie expliciet het mandaat gekregen om gezamenlijk een programma op te zetten om HIV/AIDS onder druggebruikers te verminderen. De Andeslanden, enkele Afrikaanse landen, en de VS dienden elk resoluties in over vraagverminderingsactiviteiten. Deze eerste twee resoluties hadden één inhoudelijke boodschap: landen die harm reduction elementen in hun beleid hebben opgenomen handelen in strijd met de verdragen en ondermijnen de doelstellingen zoals verwoord in de SAVVN. De VS resolutie bracht daarnaast ook enige inhoudelijke punten op het terrein van demand reduction. Onder aanvoering van de Nederlandse delegatie zijn uit de betreffende drie teksten zoveel mogelijk de pijnpunten verwijderd en elementen inzake realistisch beleid gebaseerd op evidence based praktijken ingebracht. Echter, Nederland kon helaas niet altijd rekenen op de actieve steun van gelijkgestemde landen en betrokken EU lidstaten.
Aanbodvermindering UNODC gaf een uitvoerige presentatie over trends in handel en productie in 2001-2002. Cannabis is de meest geproduceerde, verhandelde en geconsumeerde drug in de wereld. Inbeslagnames van cannabis namen in de VS toe, in Afrika af en waren stabiel in Europa. Ten opzichte van 2001, het jaar waarin zowel de productie als inbeslagname van opiaten significant afnam als gevolg van de lagere productie in Afghanistan, laat 2002 een stijging van opium productie met 177% zien. 75% van de productie vindt in Afghanistan plaats. Opvallend is dat heroïne in toenemende mate in of dichtbij de bron wordt vervaardigd. Dit uit zich in een toename van inbeslagnames van heroïne dichtbij bronlanden en een afname van inbeslagnames van opium in zijn algemeenheid. De Balkanroute blijft de belangrijkste smokkelroute van Afghanistan naar West Europa, maar de ‘Noordelijke route’ door Centraal-Azië en Rusland wordt van steeds groter belang voor smokkelaars. In 2002 was de teelt van cocastruiken 173.000 hectare, wat een afname is voor het tweede jaar achtereen ten opzichte van de topproductie in 2000. De mogelijke productie van cocaïne in de wereld wordt voor 2002 geschat op 800 ton. Hoewel het grootste deel van de cocaïnehandel nog steeds op het Amerikaanse continent plaatsvindt, is er een toename van handel richting West Europa waar te nemen. De inbeslagnames in West-Europa laten in 2001 ten opzichte van 2000 een verdubbeling zien. Handel ATS vindt met name plaats binnen de regio waar het geconsumeerd wordt. XTC wordt voornamelijk in West-Europa vervaardigd, maar de handel vindt in toenemende mate wereldwijd plaats. Eveneens worden in toenemende mate productieplaatsen voor XTC in andere regio’s dan West-Europa ontdekt. Wereldwijd namen inbeslagnames van XTC in 2001 voor het eerst af, na significante stijgingen in de jaren hiervoor. Ontwikkelingen over een periode van meer dan 1 jaar laten zien dat inbeslagnames van cannabis in hoeveelheid overheersen, cocaïne en heroïne in economische termen (meest lucratief) overheersen. Ondanks de afname van inbeslagnames van XTC in 2001, is de handel, inbeslagnames en gebruik van ATS (XTC en amfetamines) in de loop der tijd in vergelijking met andere drugs het sterkst gestegen zijn. Verschillende landen gaven aan welke problemen zijn ondervinden bij hun aanpak van drugshandel en welke activiteiten zij ondernemen. Nederland lichtte haar inspanningen toe die verricht worden in het kader van de nota ‘Samenspannen tegen XTC’ en het actieplan drugshandel Schiphol.
Een aantal landen (o.a. Nigeria, Egypte, Burkina Faso) merkten de ‘lenient policies’ van enkele andere landen ten aanzien van cannabis aan als oorzaak voor de groeiende cannabisproblemen in hun regio. Indonesië wees in haar interventie op het non-coöperatieve beleid van verschillende landen in verband met de doodstraf. Nederland werd hierbij met name aangehaald. In de zaak tegen Ang Kim S. weigerde Nederland informatie te verschaffen aan de Indonesische overheid vanwege het standpunt inzake de doodstraf. Indonesië is van mening dat wij hiermee de internationale samenwerking waar de verdragen toe oproepen ondermijnen. China en Thailand refereerde hier later ook aan door in meer algemene zin te spreken over landen die samenwerking weigeren onder voorwendselen van nationale wetgeving of politieke overwegingen. Nederland heeft in reactie hierop gewezen op het feit dat de verdragen staten uitdrukkelijk het recht verlenen het belang van internationale samenwerking af te wegen tegen andere essentiële belangen en dat het beleid op dit gebied door alle lidstaten van de Europese Unie wordt uitgedragen. Onder dit agendapunt werden door verschillende (groepen) landen resoluties ingediend. De VS introduceerde een resolutie over ‘enhancing multilateral cooperation in combatting illicit traffic by sea’, die aandacht vraagt voor een handboek ten behoeve van nationale autoriteiten inzake implementatie van artikel 17 van het Verdrag van Wenen van 1988. Dit handboek werd in 2000/2001 opgesteld door UNDCP in samenwerking met een groep technische experts afkomstig uit diverse lidstaten. Nederland is actief betrokken bij verbetering van de internationale samenwerking om maritieme drugshandel aan te pakken, vooral in het Caribisch gebied, onder meer via de opstelling van een regionale overeenkomst inzake maritieme samenwerking bij drugsbestrijding in de Caribische regio dat op 10 april jl. in Costa Rica door het Koninkrijk werd ondertekend.
Implementatie van de verdragen en INCB-rapporten De Voorzitter van de INCB presenteerde het jaarrapport alsmede het rapport over precursoren aan de CND. Hij ging in op zijn voorwoord waarin hij zich verzet had tegen ‘harm reduction’ beleid van verschillende lidstaten. Hij herhaalde zijn kritiek dat dergelijk beleid in strijd was met de verdragen, niet bijdroeg aan het doel om het aanbod van en vraag naar drugs te verminderen en bovendien negatieve spill-over effecten had tegenover andere landen. Voorts herhaalde hij de zorgen verwoord in het jaarrapport over herclassificatie of decriminalisering van cannabis. Het VK kwam met een felle interventie naar aanleiding van dit laatste punt waarin het stelde dat de herclassificatie van cannabis in het land gebaseerd was op uitgebreid onderzoek naar de schadelijkheid van cannabis en dat absoluut geen sprake was van legalisering of legitimisering van cannabis. Nederland verzorgde als lid van de Task Force van Project PRISM (internationaal project onder auspiciën van de INCB dat zich richt op versterking van monitoring en internationale samenwerking ten behoeve van de opsporing van illegale handel van chemicaliën voor synthetische drugs) samen met de INCB een presentatie over de voortgang van het project. Het werk vindt plaats in twee werkgroepen die zich richten op respectievelijk de bestrijding van de illegale handel in chemicaliën, en materiaal (zoals tabletteermachines) en handel via het internet. Veel delegaties spraken hun waardering uit voor de activiteiten en internationale samenwerking die in het kader van PRISM was geëntameerd. Tenslotte werd het voorstel van de WHO om de stof amineptine te plaatsen op lijst II van het VNverdrag inzake psychotrope stoffen van 1971, aanvaard.
Overzicht van de aanvaarde resoluties 1. International assistance to the States affected by the transit of illicit drugs. 2. Renewing emphasis on demand reduction, prevention and treatment efforts in compliance with the international drug control treaties. 3. Strengthening the systems of control over chemical precursors and preventing their diversion and trafficking. 4. Enhancing international cooperation in combating drug trafficking by sea. 5. Supporting the international drug control system through joint action. 6. Improving the exchange of electronic information among Member States and communication with international organizations. 7. Provisions regarding travellers under treatment with internationally controlled drugs. 8. Demand for and supply of opiates for medical and scientific purposes. 9. Strengthening the prohibition of illicit drug trafficking. 10. Reduction of illicit drug demand. 11. Establishment of national networks to counter money-laundering in the framework of national and international drug control plans. 12. Strengthening the United Nations International Drug Control Programme and the role of the Commission on Narcotic Drugs as its governing body. 13. Human immunodeficiency virus/acquired immunodeficiency syndrome in the context of drug abuse. 14. Securing assured and predictable funding for the United Nations International Drug Control Programme. 15. Strengthening alternative development through trade and socio-environmental preservation.