m
agrif
w m
Agrifirm Exian BV T 088 488 29 29 E
[email protected]
exlon
I www.exlan.nl vestiging Veghel
L_^RO V I N S J E
FRY
C,
Postbus 200
Doc. nr.: Gedeputeerde Staten van Fryslan Afdeling Landelijk Gebied Postbus 20120 8900 HM Leeuwarden
5460 BC Veghel
Class. nr.:
F 088 488 21 02
1 3 OKT 20U
Ingek.:
Poort van Veghel 4949
vestiging Meppel
Noordeinde 31A Postbus 1033 7940 KA Meppel F 088 488 29 10
uw kenmerk ons kenmerk EN.14.1128.br03
doorkiesnurti¥tf$enn'33' a&nföehandeld door 088-4882929 Maarten Kerkhoven faxnummer e-mail 088-4882910
[email protected]
Ouotumbank.nl T 088 488 29 30 E
[email protected]
I www.quotumbank.nl
Betreft: Natuurbeschermingswetvergunningaanvraag Aldemiede 16 te Tytsjerk. Meppel, 10 oktober 2014 Geachte heer, mevrouw, Bijgaand treft u in 5-voud de aanvraag om natuurbeschermingswetvergunning aan voor Maatschap Hoekstra, Aldemiede 16, 9255 te Tytsjerk aan. Graag ontvang ik van u een schriftelijke ontvangstbevestiging van het aanvraagformulier. Ik verzoek u mij, naast cliënt, op de hoogte te houden van de verdere procedure. Met vriendelijke groet, Agrifirm Exian
>
01
-(/ ^ Johan Keizer
KvK 17.12.20.16 BTW NL 8086.78.772.B.01 IBAN
NL 54 RABO 0192313320 Agrifirm Exian BV is onderdeel van de Koninklijke Agrifirm Group. Op al onze overeenkomsten en diensten
ize Algemene leveringsvoorwaarden van
'passing. Deze zijn gedeponeerd bij de KvK. onder nr. 17.12.2 an.nl
BIC RABONL2U
AANVRAAG OM NB-WETVERGUNNING ALDIEMIEDI: 16 - TYTSJERK
Johan Keizer Oktober 2014
Mts. Hoekstra - Aldemiede 16 - Tytsjerk
[ * agrifirm
wit
exlan
Aanvraag vergunning Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet)
Vergunningaanvraag ex art. 19d
provilisje fryslail
provincie fryslan
Door provincie in te vullen Behandelend ambtenaar : Objectnummer Stempel
Procedurenummer:
Dit aanvraagformulier is nodig om een Natuurbeschermingswet (NB-wet) vergunning aan te vragen. Dat moet als het gaat het om een activiteit (plan of handeling) die een negatief effect kan hebben op (één van) de beschermde natuurgebieden in Fryslan.
Let op! 0
0
0 0
0 0 0 0
Voordat u de aanvraag indient, verzoeken wij u nadrukkelijk om contact op te nemen met de provincie over de voorgenomen activiteit. Dat kan via telefoonnummer: 058-292 50 76 of via de website www.fryslan.nl/nb-wet. Gebruik bij het invullen van dit formulier de beschikbare gebiedsinformatie. U vindt de gebiedsinformatie (ook) op www.fryslan.nl/nb-wet. Verstrek alle gegevens in de Friese of Nederlandse taal. Als u het formulier met pen invult en het antwoord past niet op het formulier, dan kunt u het antwoord op de betreffende vraag als bijlage meesturen. Geef duidelijk aan dat de bijlage bij de aanvraag hoort: voorzie de bijlage van de naam van de aanvrager, de naam van het gebied, de naam van de activiteit en het nummer van de betreffende vraag. Lever het aanvraagformulier en de bijlagen, behalve tekeningen en kaarten, in A4formaat aan. Lever de (uitgeprinte) aanvraag en alle bijbehorende stukken in 5-voud aan (tenzij met de behandelend ambtenaar anders is afgesproken). Mogelijk is het ministerie van LNV bevoegd om over uw aanvraag te beslissen. Als dit zo is, dan stuurt de provincie uw aanvraag door en krijgt u daarover bericht. Deze aanvraag is via de website www.fryslan.nl/nb-wet elektronisch beschikbaar voor tekstverwerking met Word (met behulp van de Tab-toets kan van het ene tekstveld naar het andere worden gesprongen).
Heeft u vragen bij het invullen? Als u hulp nodig heeft bij het invullen of een nadere toelichting wenst, kunt u contact opnemen met de provincie Fryslan. Dat kan via telefoonnummer: 058-292 50 76 of via de website www.fryslan.nl/nb-wet.
Vergunningaanvraag NB-wet
1
provincie Fryslan
1.
Algemene gegevens
1.1
Aanvrager:
Organisatie:
Mts. Hoekstra
Naam:
J.A. Hoekstra
KI man • vrouw
Adres: (straat, huisnummer) Aldemiede 16 (postcode en plaats) Telefoonnummer:
9255 XJ Tytsjerk
0511-431297
Faxnummer: E-mailadres:
1.2
Gebruiker (Indien de aanvrager niet de gebruiker is van de vergunning):
Organisatie: Naam:
öman O vrouw
Adres: (straat, huisnummer) (postcode en plaats) Telefoonnummer: Faxnummer: E-mailadres:
1.3
Locatie van de door u voorgenomen activiteit:
Adres: (straat en huisnummer) Aldemiede 16 (postcode en plaats Omschrijving
9255 XJ Tytsjerk
(indien locatie niet is gekoppeld aan een huisadres):
Kadastrale gegevens: Gemeente Hardegarijp, sectie F3, nummer 2098 Gemeente(n) waar locatie is gelegen: Tytsjerksteradiel Voeg als bijlage een topografische kaart toe, zie 4.1 1.4
Naam van het natuurgebied(en) waar de activiteit is gepland, of het dichtst bijgelegen
Vergunningaanvraag NB-wet
2
provincie Fryslan
gebied(en):
1
Naam gebied: Alde Feanen, Groote Wielen en Van Oordt's Mersken
1.5
Korte omschrijving van de activiteit op hoofdlijnen. Voeg als bijlage een situatietekening toe, zie 4.2
Rundveeveehouderij. Het bedrijf is voornemens uit te breiden in dieraantallen.
1.6
•
Kruis aan wat voor soort NB-wet vergunning wordt aangevraagd:
Nieuwe activiteit, waarvoor niet eerder NB-wet vergunning is verleend. Ga door naar vraag 1.9 Bestaande activiteit, waarvoor niet eerder NB-wet vergunning aangevraagd. Ga door naar vraag 1.9
•
1.7
Bestaande activiteit, waarvoor eerder een NB-wet vergunning is verleend.
Vermeld de laatst verleende NB-wet vergunning voor deze activiteit (naam activiteit, datum en nummer):
Naam activiteit: Datum vergunning: Nummer vergunning: Voeg zo mogelijk een afschrift toe van eerder verleende NB-wet vergunningen, zie 4.3
1
Maak hiervoor gebruik van de beschikbare gebiedsinformatie. Bijvoorbeeld via: www.fryslan.nl/nb-wet
Vergunningaanvraag NB-wet
3
provincie Fryslan
1.8
Geef voor een bestaande activiteit aan wat er verandert ten opzichte van de laatst verleende vergunning:
1.9
Geef aan of een vergunning voor bepaalde of onbepaalde tijd wordt aangevraagd. Indien de activiteit waarvoor de NB-wet vergunning wordt aangevraagd voor een bepaalde tijd is, vermeld dan de periode waarvoor de NB-wet vergunning wordt gevraagd. [X] Onbepaalde tijd • Bepaalde tijd, periode: van
1.10
tot
Geef in onderstaande tabel aan welke andere vergunningen u aanvraagt of gaat aanvragen voor de activiteit. Bijvoorbeeld: bouwvergunning, aanlegvergunning, milieuvergunning, vergunning in gevolge de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo), ontheffing Flora- en faunawet, etc. Vermeld de soort vergunning en de betreffende overheidsinstantie waarbij de vergunning is / wordt aangevraagd. Voeg zo mogelijk een afschrift toe van (een aanvraag om) andere vereiste vergunningen voorde voorgenomen activiteit. Zie 4.4
Soort vergunning
Datum (dd-mm-jjjj)
Aangevraagd / Aan te vragen bij (organisatie + afdeling)
1
Bouw
gemeente
2
Melding Activiteitenbesluit
gemeente
3 4 5
Vergunningaanvraag NB-wet
4
provincie Fryslan
2. 2.1
Beschrijving van de (effecten van de) activiteit Voor de beoordeling van uw aanvraag is het nodig om de effecten van uw activiteit op het betreffende natuurgebied inzichtelijk te maken. Wij vragen u daarom een gedetailleerde beschrijving te geven van de voorgenomen activiteit. Benoem daarbij de aspecten van de activiteit die effect kunnen hebben op het gebied (habitattypen) en aanwezige relevante soorten. Maak bij de beschrijving, indien relevant, onderscheid in de fase die nodig is voor het ontwikkelen en voorbereiden van de 'activiteit' (de aanlegfase) en de fase waarin de 'activiteit' wordt gebruikt of uitgevoerd (gebruiksfase).
Besteed in ieder geval aandacht aan de volgende onderwerpen, indien ze van toepassing zijn: a) Heeft de activiteit effect op de omvang (ruimtebeslag) van het natuurgebied? b) Wordt het gebied door de activiteit verdeeld in meerdere (losse) gebieden (versnippering)? c) Heeft de activiteit effect op de kwaliteit en/ of kwantiteit van het grondwater, zoals wijzigingen in grondwaterstanden of veranderingen in de stroming van het water? d) Heeft de activiteit effect op de kwaliteit en/ of kwantiteit van het oppervlaktewater, bijvoorbeeld verlaging van het waterpeil? e) Wordt het gebied door de activiteit verstoord als gevolg van verkeersbewegingen? Bijvoorbeeld door parkeren, (toename van) recreatiedruk, wegafsluitingen, omleidingen, etc. f) Wordt er bij de activiteit gebruik gemaakt van machines of andere apparatuur, zoals bulldozers, kranen, vrachtwagens, etc.? g) Welke werktijden of uitvoeringstijden horen bij de activiteit? Zijn deze werktijden bijvoorbeeld dagelijks en/ of seizoensgebonden? h) Is er sprake van geluidsbelasting in het gebied door de activiteit? i) Heeft de activiteit invloed op huidige verlichting en duisternis in het gebied? Bijvoorbeeld door het plaatsen van lichtmasten. j) Is het (bedrijfsmatig) houden van dieren onderdeel van de activiteit? Zo ja, welk effect heeft dit op het gebied? U kunt bijvoorbeeld denken aan verzuring of verontreiniging. k) Is er sprake van ontgronding, egalisering of andere ingrepen in de bodem? I) Ontstaan er trillingen in de bodem door de uitvoering van uw activiteit? m) Hoe past u het uiterlijk en/ of de fysieke omvang van de activiteit in het landschap in?
a) Nee, niet van toepassing. b) Nee, niet van toepassing.
c) Nee, niet van toepassing. d) Nee, niet van toepassing. e) Nee, niet van toepassing. f) Er worden vrachtwagens, tractoren en auto's gebruikt om mensen, dieren, voeders en meststoffen te vervoeren. Gezien de ligging van het bedrijf in een landelijk gebied met veel agrarische activiteiten, gaan de geluiden op in de omgeving en zijn er geen invloeden op de Natura 2000-gebieden te verwachten. g) Voornamelijk dagelijks, in de dagperiode van 07.00 uur tot 19.00 uur. h) Gezien de ligging van het bedrijf in een landelijk gebied met veel agrarische activiteiten,
Vergunningaanvraag NB-wet
5
provincie Fryslan
gaan de geluiden op in de omgeving en zijn er geen invloeden op de Natura 2000-gebieden te verwachten. i) Uit de stallen vind geen uitstraling van licht plaats. De erfverlichting wordt 's nachts uitgeschakeld, hierdoor is geen hinder te verwachten. j) Ja, verzuring. k) Nee, niet van toepassing. I) Nee, niet van toepassing. m) Het geheel wordt in het landschap ingepast.
Geef in onderstaande tabel aan op welke soorten natuur (habitattypen, zoals Vochtige Heiden of Blauwgraslanden) en/ of aanwezige relevante soorten in het gebied (zie gebiedsinformatie) de voorgenomen activiteit mogelijk een verstorend effect heeft. U kunt de tabel invullen met behulp van informatie op de website: www.minlnv.nl/natuurwetqevinq. Deze site geeft per natuurgebied (Natura-2000 gebieden) informatie over de effecten waarvoor aanwezige habitattypen en soorten gevoelig zijn én in welke mate.
-
...a) Nee, niet van toepassing, b) Nee. niet van
-
Trillingen
-
Licht
Geluid
-
Verdroging
Storenc e factoren
Verontreiniging
Gebied:
Oppervlakteverlies
2.2
-
-
-
Habitattypen
Vergunningaanvraag NB-wet
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
6
provincie Fryslan
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Soorten
Voorbeeld Habitattypen Drijvende waterweegbree 2310 'heide' 3130 'stilstaande water' Soorten Ijsvogel Rivierdonderpad
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
G G G
G G G
ZG NG G
NVT NVT NVT
NVT NVT NVT
NVT NVT NVT
G ZG
G ZG
G G
NG
NG
NG
?
?
?
G ZG NG ? NVT
Gevoelig voor deze storende factor Zeer gevoelig voor deze storende factor Niet gevoelig voor deze storende factor Niet voldoende informatie om hierover een uitspraak te doen Deze storende factor is op deze natuurwaarde niet van toepassing
2.3
Het is mogelijk dat er in een gebied meer activiteiten zijn of worden uitgevoerd. Dit kan de (negatieve) effecten op het gebied versterken omdat ze zich opstapelen (cumulatie). Geef aan of én in welke mate er sprake is van een stapeling van negatieve effecten op de habitattypen en op de aanwezige relevante soorten.
Bij de beoordeling van uw aanvraag wordt (alleen) uitgegaan van voorgenomen of reeds uitgevoerde activiteiten in of nabij het betreffende gebied waarover een formeel besluit genomen is. Voor informatie hierover kunt u vaak terecht bij de gemeente. De achtergonddepositie is dalende o.a. door het besluit ammoniak emissie huisvesting veehouderij.
Vergunningaanvraag NB-wet
7
provincie Fryslan
2.4
Welke maatregelen kunt u binnen de uitvoering van uw activiteit ondernemen om eventuele schade en/of verstoring te beperken (mitigatie)? Geef aan op welke wijze deze maatregelen de negatieve effecten op het gebied (habitattypen) en/ of aanwezige relevante soorten verminderen. Maak bij de beschrijving onderscheid in de fase die nodig is voor het ontwikkelen en voorbereiden van de 'activiteit' (de aanlegfase) en de fase waarin de 'activiteit' wordt gebruikt of uitgevoerd (gebruiksfase). Let op! Maatregelen kunnen door u zelf meegenomen worden binnen de opzet van uw activiteit en/of opgelegd worden via de voorwaarden die verbonden zijn aan de verleende vergunning.
Voorbeelden van mitigerende maatregelen: o het tijdsschema (timing en duur) van de uitvoering. Bijvoorbeeld geen werkzaamheden tijdens het voortplantingsseizoen van een bepaalde soort; o de wijze van uitvoering (in termen van werkzaamheden) en het gebruikte materieel. Bijvoorbeeld het gebruik van een bepaald type baggermachine op een overeengekomen afstand van de oever; o alternatieve bouwtechnieken. Bijvoorbeeld boren in plaats van heien, o afscherming van geluid, licht en andere verstoringsbronnen. o afbakening van delen van het gebied die in geen geval mogen worden betreden.
Let op! Indien uit de aanvraag blijkt dat de activiteit onherstelbare, negatieve effecten kan hebben op het gebied en/of aanwezige relevante soorten, kan de provincie Fryslan u vragen om een aanvullende analyse: de zogenaamde 'passende beoordeling'. De provincie neemt in dat geval contact met u op. Heeft u voor het indienen van uw aanvraag vragen over het uitvoeren van een eventuele 'passende beoordeling', dan adviseren wij u om zelf contact op te nemen met de provincie Fryslan!
Vergunningaanvraag NB-wet
8
provincie Fryslan
o.
vuuiwddiucn cu vci)jiii>IIIIIIYEII MIJ UC CICIIIVI aay ixB-Wet
De aanvrager verklaart: 3.1
alle gegevens naar waarheid te hebben verstrekt.
3.2
bekend te zijn met het feit dat bij wijziging in de omstandigheden die van belang zijn voor de beoordeling van de vergunningaanvraag, dit zo spoedig mogelijk door te geven aan de provincie Fryslan onder vermelding van het nummer waaronder de aanvraag in behandeling is;
3.3
dat de aanvrager alle gewenste inlichtingen met betrekking tot de voor de beoordeling en controle benodigde gegevens ter stond en naar waarheid zal verstrekken aan de met behandeling en controle van de aanvraag en vergunning belaste ambtenaren;
3.4
ermee bekend te zijn, dat de vergunning meteen wordt ingetrokken indien hij/zij één of meer uit zijn/haar vergunning voortvloeiende verplichtingen niet nakomt, dan wel in het kader van de aanvraag van deze vergunning onjuiste gegevens heeft verstrekt; voorts dat de vergunning kan worden gewijzigd of ingetrokken als de omstandigheden zodanig zijn gewijzigd dat deze niet verleend zou zijn op het tijdstip waarop de vergunning is verleend;
Ondertekening Ondergetekende, de aanvrager of degene die bevoegd is namens de aanvrager te handelen via machtiging, verklaart deze aanvraag en de daarbij behorende bijlage(n) naar waarheid te hebben opgesteld. Plaats
Meppel
Datum
2 oktober 2014
Naam ondertekenaar
Johan Keizer
Functie / hoedanigheid ondertekenaar
Adviseur Exlan
Machtiging (bijvoegen indien de aanvraag niet door de aanvrager zelf is ondertekend): Handtekening
Vergunningaanvraag NB-wet
9
provincie Fryslan
4.
Overzicht van bijlagen en checklist
1.
Voeg een topografische kaart toe waarop de ligging van de door u voorgenomen activiteit in de ruimere omgeving is aangegeven. Deze kaart moet voldoen aan de volgende aspecten: a. minimaal schaal 1:25.000; b. schaal en noordpijl aangeven op kaart; c. locatie activiteit arceren of duidelijk omlijnen; d. afstand van de gevraagde activiteit tot de rand van het gebied(en). (Indien de activiteit buiten het natuurgebied valt)
2.
Voeg een situatietekening toe. Besteed daarbij tenminste aandacht aan de volgende aspecten: a. schaal 1:1000 (zo mogelijk); b. schaal en noordpijl aangeven op tekening; c. locatie activiteit arceren of duidelijk omlijnen.
3.
Voeg zo mogelijk een afschrift toe van eerder verleende NB-wet vergunningen voor de voorgenomen activiteit, indien sprake is van een bestaande activiteit.
4.
Voeg zo mogelijk een afschrift toe van (een aanvraag om) andere vereiste vergunningen voor de voorgenomen activiteit.
5.
Voeg indien van toepassing een afschrift toe van het Milieu-effectrapport / de Strategische milieubeoordeling.
6.
Voeg eventueel een verklaring van geen bezwaar van een gebiedsbeheerder toe omtrent de voorgenomen activiteit.
Checklist bij het aanvraagformulier Heeft u ... • alle vragen in de aanvraag beantwoord? Aanvraagformulieren die niet volledig zijn ingevuld, worden niet in behandeling genomen. ö de bijgevoegde tekeningen voorzien van een duidelijke legenda met verklaring van alle nummers, tekens en afkortingen? L [ op alle bijlagen aangegeven dat ze behoren bij de aanvraag? ' j het aanvraagformulier en de bijlagen, behalve tekeningen, in A4 formaat aangeleverd? J de (uitgeprinte) aanvraag en alle daarbij behorende stukken in 5-voud aangeleverd? • het aanvraagformulier gericht aan: Het college van Gedeputeerde Staten van Fryslan Afdeling Landelijk Gebied Postbus 20120 8900 HM Leeuwarden (Het bezoekadres van de provincie is Tweebaksmarkt 52 te Leeuwarden)
Vergunningaanvraag NB-wet
10
provincie Fryslan
Bijlagen bij de aanvraag Natuurbeschermingswet AANVRAGER: Maatschap Hoekstra Aldemiede 16 9255 XJ Tytsjerk Onderstaande bijlagen dienen Natuurbeschermingswetvergunning:
ter
ondersteuning
aan
de
aanvraag
om
BIJLAGE 1: TOELICHTING OP DE ACTIVITEIT; BIJLAGE 2: TOELICHTING BIJ DE BEDRIJFSGEBOUWEN; BIJLAGE 3: KAART LIGGING BEDRIJF T.O.V. NATURA 2000-GEBIEDEN; BIJLAGE 4: TOELICHTING VERGUNDE SITUATIES; BIJLAGE 5: TOELICHTING AMMONIAKDEPOSITIEBEREKENING VERGUNDE SITUATIE; BIJLAGE 6: AMMONIAKDEPOSITIEBEREKENINGEN VERGUNDE SITUATIE; BIJLAGE 7: TOELICHTING AMMONIAKDEPOSITIEBEREKENINGEN VOORGENOMEN OMVANG; BIJLAGE 8: AMMONIAKDEPOSITIEBEREKENING VOORGENOMEN OMVANG; BIJLAGE 9: TOELICHTING AMMONIAKDEPOSITIEBEREKENINGEN AANKOOP ALDEMIEDE 9; BIJLAGE 10 AMMONIAKDEPOSITIEBEREKENING AANKOOP ALDEMIEDE 9; BIJLAGE 11 TOELICHTING AMMONIAKDEPOSITIEBEREKENINGEN AANKOOP LYTSEGEAST 6; BIJLAGE 12 AMMONIAKDEPOSITIEBEREKENING AANKOOP LYTSEGEAST 6; BIJLAGE 13: TOELICHTING AMMONIAKDEPOSITIEBEREKENINGEN AANKOOP ALDDIEL 3; BIJLAGE 14 AMMONIAKDEPOSITIEBEREKENING AANKOOP ALDDIEL 3; BIJLAGE 15: OVEREENKOMSTEN OVERDRACHT AMMONIAKRECHTEN; BIJLAGE 16: INTREKKING AMMONIAKRECHTEN; BIJLAGE 17 E-MAIL TOETSPUNTEN; BIJLAGE 18 MACHTIGING.
APART BIJGEVOEGD: » MILIEUVERGUNNING VAN 11 MEI 2004; • TEKENING BEHORENDE BIJ DE VERGUNNING VAN 2004; • OMGEVINGSVERGUNNING VAN 27 JULI 2011; • HINDERWETVERGUNNING VAN 28 JUNI 1983 VAN ALDEMIEDE 9; • TEKENING BEHORENDE BIJ DE VERGUNNING UIT 1983 VAN ALDEMIEDE 9; • MILIEUVERGUNNING VAN 7 NOVEMBER 1995 VAN ALDEMIEDE 9; • TEKENING BEHORENDE BIJ DE VERGUNNING UIT 1995 VAN ALDEMIEDE 9; • HINDERWETVERGUNNING VAN 17 MEI 1994 VAN LYTSEGEAST 6; • TEKENING BEHORENDE BIJ DE VERGUNNING UIT 1994 VAN LYTSEGEAST 6; • MILIEUVERGUNNING VAN 18 APRIL 2006 VAN LYTSEGEAST 6; • TEKENING BEHORENDE BIJ DE VERGUNNING UIT 2006 VAN LYTSEGEAST 6; • HINDERWETVERGUNNING VAN 21 MEI 1985 VAN ALDDIEL 3; • TEKENING BEHORENDE BIJ DE VERGUNNING UIT 1985 VAN ALDDIEL 3; ® NIEUWE INRICHTINGSTEKENING.
Mts. Hoekstra - Aldemiede 16 - Tytsjerk
wrif±
Bijlage 1 Toelichting bij de activiteit Op het perceel is een agrarisch bedrijf gevestigd waar melk- en kalfkoeien en vrouwelijk jongvee worden gehouden. Het bedrijf is voornemens om uit te breiden. Om de legaliteit en daarmee de continuïteit van het bedrijf te waarborgen is het noodzakelijk om een Natuurbeschermingswetvergunning aan te vragen. Op een afstand van ongeveer 3,4 km ligt het Natura 2000-gebied Groote Wielen. Groote Wielen is echter niet stikstofgevoelig waardoor dit gebied niet in de depositieberekeningen wordt meegenomen. Op circa 5,5 km bevindt zich het dichtst bijgelegen voor stikstofgevoelige Natura 2000-gebied Alde Feanen. Alde Feanen is op 20 mei 1994 aangewezen als vogelrichtlijngebied. Daarnaast ligt het bedrijf op ongeveer 17,4 km van het Natura 2000-gebied Van Oordt's Mersken. Van Oordt's Mersken is aangewezen als vogelrichtlijngebied op 24 maart 2000. Daarnaast zijn Alde Feanen en Van Oordt's Mersken ook aangewezen als habitatrichtlijngebied op 7 december 2004. Om te toetsen wat de depositie is in de vergunde en de beoogde situatie zijn ammoniak depositieberekeningen gemaakt middels het programma AAgro-Stacks. In onderstaand overzicht zijn de rekenresultaten weergegeven.
Volgnummer
1 2
Naam
AF VOM
Depositie vergund 1992
0,52 0,09
Depositie
Depositie
Depositie
Depositie
aankoop
aankoop
aankoop
vergund +
Aldemiede 9
Lytsegeast 6
Alddiel 3
aankoop
0,29 0,04
0,05 0,01
0,04 0,01
0,90 0,15
Depositie VO
0,89 0,15
Uit de resultaten van de berekening blijkt dat er na aankoop van ammoniak geen toename is in ammoniakdepositie. Door ammoniakrechten aan te kopen, kan toch aan de eisen van de Natuurbeschermingswet worden voldaan en kan de provincie Friesland de Natuurbeschermingswetvergunning afgeven.
Mts. Hoekstra - Aldemiede 16 - Tytsjerk
ma9rl%s
Bijlage 2 Toelichting bij de bedrijfsqebo
1,50 meter. Voor de gemiddelde gebouwhoogte is 1,50 meter aangehouden. De gemiddelde diameter bij natuurlijk geventileerde stallen is 0,50 m. De uittredesnelheid is 1 m/s bij natuurlijk geventileerde stallen.
Mts. Hoekstra - Aldemiede 16 - Tytsjerk
magrifirm •k
exlan
Bijlage 3 Kaart ligging bedrijf t.o.v. Natura 2000
Noofdzfchustionc
Duinen Ameland
Wjdüonzcc
Löu*et smc er •Wmsum
OÓfckum
Aldemiede 16
Gioote Wielen Leeuwarden
Groningen Bw^n
.cckstcrincoiydjicd5 laatdor Roden
Alde
SneaiwfitM&rgebicd
Füuiwu
Doelen
.ebt- AuFochloloèrvOL'i
I.V-r.r A«er.
Witlervcii
Mts. Hoekstra - Aldemiede 16 - Tytsjerk
[ff agrifirm 9- k
exlan
Bijlage 4 Toelichting vergunde situaties Onderstaand overzicht is een weergave van de vergunde situatie conform de Hinderwetvergunning van 6 mei 1992. Aangezien deze vergunning niet meer beschikbaar is bij de gemeente zijn de vergunde dieraantallen gehaald uit de milieuvergunning van 11 mei 2004. In de vergunning uit 2004 staan de vergunde rechten uit de Hinderwetvergunning uit 1992 genoemd. Aangezien deze vergunning de laagste ammoniakemissie heeft is deze vergunning meegenomen in de ammoniakdepositieberekening van de vergunde situatie. NH3/ dier
Melkkoeien; overige huisvestingssystemen; b eweiden
162
A3
Vrouwelijk jongvee tot 2 jaar
150
3,9
585,0
A6
Vleesstieren en overig vleesvee van circa 8 tot 24 maanden (roodvleesproductie)
25
7,2
180,0
100
0,7
B1
Schapen ouder dan 1 jaar, inclusief lammeren tot 45 kg
1.539,0
Totaal
70,0
2.374,0
Onderstaand overzicht is een weergave van de vergunde situatie conform de milieuvergunning van 11 mei 2004 en de Omgevingsvergunning van 27 juli 2011. De vergunde dieraantallen in deze twee vergunningen zijn gelijk. Aantal dieren
BH
NH*1 dier
NH3 totaal
HU A 1.100.1
Melkkoeien; overige huisvestingssystemen; beweiden
318
A3
Vrouwelijk jongvee tot 2 jaar
190
3,9
741,0
A6
Vleesstieren en overig vleesvee van circa 8 tot 24 maanden (roodvleesproductie)
25
7,2
180,0
B1
Schapen ouder dan 1 jaar, inclusief lammeren tot 45 kg
200
0,7
Totaal
Mts. Hoekstra - Aldemiede 16 - Tytsjerk
9,5 3.021,0
140,0
4.082,0
Bijlage 5 Toelichting depositieberekening vergund Onderstaand overzicht is een weergave van de vergunde situatie, conform de Hinderwetvergunning uit 1992. Onderstaande gegevens zijn ingevoerd in de ammoniakdepositieberekening in bijlage 6. Rav code
Omschrijving conform Rav
Aantal dieren
NHJ/
NH3
dier
totaal
Ligboxenstal A 1.100.1
Melkkoeien; overige huisvestingssystemen; beweiden
162
9,5
1.539,0
A3
Vrouwelijk jongvee tot 2 jaar
150
3,9
585,0
A6
Vleesstieren en overig vleesvee van circa 8 tot 24 maanden (roodvleesproductie)
25
7,2
180,0
100
0,7
70,0
Jongveestal Schapen ouder dan 1 jaar, inclusief lammeren tot 45 kg
B1
Totaal
Toelichting bij de ingevoerde parameters: • • •
De coördinaten van de gebouwen zijn bepaald via de website www.ruimtelijkeplannen.nl; In de depositieberekening zijn de emissies uitgedrukt in kg NH3 conform de aantallen in het bovenstaande overzichten; De depositie is uitgedrukt in mol/hectare/jaar.
Mts. Hoekstra - Aldemiede 16 - Tytsjerk
agrif fï ±
Bijlage 6 Ammoniakdepositieberekeriing vergund Naam van de berekening: Hoekstra vergund 1992 Gemaakt op: 25-09-2014 8:39:24 Zwaartepunt X: 187,000 Y: 578,000 Cluster naam: Hoekstra, Tytsjerk Berekende ruwheid: 0,27 m
Emissie Punten: Volgnr. 1 2
BronlD X-coord. Ligboxenstal 187 021 Jongveestal 187 047
Y-coord. 578 035 577 965
Gem.geb. hoogte 1,5 1,5
Hoogte 1,5 1,5
Diam. 0,5 0,5
Uittr. snelheid 1,00 1,00
Gevoelige locaties: Volgnummer 1 2
X coördinaat 189 310 196 556
Naam AF VOM
Y coördinaat 573 005 563 362
Depositie 0,52 0,09
Details van Emissie Punt: Ligboxenstal Volgnr. 1 2 3
Code A 1.100.1 A3 A6
Type Melk- en kalfkoeien Vrouwelijk jongvee Vleesstieren
Aantal 16:l 15(D 25
Emissie 9.5 3.9 7.2
Details van Emissie Punt: Jongveestal Volgnr. 1
Code B1
Type Schapen
Aantal 100
Emissie 0.7 ös
583000 582495 581990 581485 580980 580475 579970 579465 578960 578455 577949 577444 576939 576434 575929 575424 574919 574414 573909 573404
(7131) Totaal 1539 585 180
(7132)
Totaal 70 J. ^
to:
yƒ
/
\
'
0C,". U
1
1
V
5 !5
7
-J-
0
-
5.0 f,5 ' "
—
O o o M 00
1/) LO To m O m CM CO c o 00
00
00
—
'
1.0
_r
- i 1.5 "".T—CD m o u*> t— (j^ i n i r t < O ü h N O O ( O f l J O co co ^ ^r o ui o m o i o o i o o m o m h ^ h ^ o o c o o i o o o T -Tin in co iD oo co co oo o o o o a o o o a o o o o i O O O
Mts. Hoekstra - Aldemiede 16 - Tytsjerk
'faagrif±
Emissie 2 304 70
Bijlage 7 Toelichting depositieberekening VO Onderstaand overzicht geeft een weergave van de voorgenomen omvang. De gegevens uit onderstaand overzicht zijn ingevoerd in de ammoniakdepositieberekening in bijlage 8. Rav code
Omschrijving conform Rav
Aantal dieren
NH3/ dier
NH3 totaal
Ligboxenstal A 1.100.2
Melkkoeien; overige huisvestingssystemen permanent opstallen
180
11,0 1.980,0
Jongveestal A3
Vrouwelijk jongvee tot 2 jaar
A 1.13.2
Melkkoeien: Ligboxenstal met roostervloer voorzien van cassettes in de roosterspleten en mestschuit (BWL 2010.34.V3); permanent opstallen
70
3,9
273,0
Nieuwe stal 300
6,0 1.800,0
4.053,0
Totaal
Toelichting bij de ingevoerde parameters: • • •
De coördinaten van de gebouwen zijn bepaald via de website www.ruimtelijkeplannen.nl; In de depositieberekening zijn de emissies uitgedrukt in kg NH3 conform de aantallen in het bovenstaande overzichten; De depositie is uitgedrukt in mol/hectare/jaar.
Mts. Hoekstra - Aldemiede 16 - Tytsjerk
fjh agrifirm •m
exlan
Bijlage 8 Ammoniakdepositieberekenlng VO Naam van de berekening: Hoekstra, VO Gemaakt op: 25-09-2014 9:27:41 Zwaartepunt X: 187,000 Y: 578,000 Cluster naam: Hoekstra, Tytsjerk Berekende ruwheid: 0,27 m
Emissie Punten: Volgnr. 1 2 3
BronlD Ligboxenstal Jongveestal Nieuwe stal
X-coord. 187 021 187 047 187 070
Y-coord. 578 035 577 965 578 040
Hoogte 1,5 1,5 1,5
Gem.geb. hoogte 1,5 1,5 1,5
Diam. 0,5 0,5 0,5
Uittr. snelheid 1,00 1,00 1,00
Gevoelige locaties: Volgnummer 1 2
Naam AF VOM
X coördinaat 189 310 196 556
Y coord inaat 573 OOf 563 362
Depositie 0,89 0,15
Details van Emissie Punt: Ligboxenstal Volgnr. 1
Code A 1.100.2
Type Melk- en kalfkoeien
Aantal 18(3
Emissie 11
Details van Emissie Punt: Jongveestal Volgnr. 1
Code A3
Type Vrouwelijk jongvee
Aantal 70
Emissie 3.9
(7131) Totaal 1980
(7132)
Totaal 273
Details van Emissie Punt: Nieuwe stal
7136)
Volgnr. 1
Totaal 1800
583000 582495 581990 581485 580980 580475 579970 579465 578960 578455 577949 577444 576939 576434 575929 576424 574919 574414 573909 573404
Code A 1.13.2
Type Melk- en kalfkoeien
Aantal 300
Emissie 6
J
füi
x.
,
5 u
-
— '
r
—
—
i -4
\5
.
!5 -
'
0
)
v
- 1 .1 |—
-O—
—
— — ~T~" -~Tü 01/)OWOlOOlOOlO*-(ör®r(fir(Ör(D OOrrNN«nt^inirt»<öhSOO<0(DO oiDOV)otAou?omomoirtomoLoois> COCOCÖCOCÖCOCÖCOCOCOCÖCOOOeOOOCO<JlC>ff><3>
Mts. Hoekstra - Aldemiede 16 - Tytsjerk
[ * agrifirm
> m
exlan
Emissie 1 980 273 1 800
Bijlage 9 Toelichting aankoop Aldemiede 9 Onderstaand overzicht geeft een weergave van de vergunde rechten en de aangekochte ammoniak van de locatie Aldemiede 9. De gegevens uit onderstaand overzicht zijn ingevoerd in de ammoniakdepositieberekening in bijlage 10. Vergunde situatie conform de Hinderwetvergunning van 28 juni 1983 Rav code
Omschrijving conform Rav
Aantal dieren
NH3/ dier
NH3 totaal
120
9,5
1.140,0
86
3,9
335,4
Ligboxenstal A 1.100.1
Melkkoeien; overige huisvestingssystemen; beweiden
Boerderij Vrouwelijk jongvee tot 2 jaar
A3
1.475,4
Totaal
Vergunde situatie conform de milieuvergunning van Rav code
7
november 1995
Omschrijving conform Rav s,
, fj
'f \
-
Aantal dieren
NHs/dier
NH3 totaal
125
9,5
1.187,5
82
3,9
319,8
250
0,7
175,0
'
Ligboxenstal A 1.100.1
Melkkoeien; overige huisvestingssystemen; beweiden
Boerderij Vrouwelijk jongvee tot 2 jaar
A3
Werktuigenberging Schapen ouder dan 1 jaar, inclusief lammeren tot 45 kg
B1
1.682,3
Totaal
Aangekochte ammoniakrechten Rav code
Omschrijving conform Rav
Aantal dieren
NH3/ dier
NH3 totaal
104
9,5
988,0
3
3,9
Ligboxenstal A 1.100.1
Melkkoeien; overige huisvestingssystemen; beweiden
Boerderij Vrouwelijk jongvee tot 2 jaar
A3
11,7
999,7
Totaal
Toelichting bij de ingevoerde parameters: • • •
De coördinaten van de gebouwen zijn bepaald via de website www.ruimtelijkeplannen.nl; In de depositieberekening zijn de emissies uitgedrukt in kg NH3 conform de aantallen in het bovenstaande overzichten; De depositie is uitgedrukt in mol/hectare/jaar.
Mts. Hoekstra - Aldemiede 16 - Tytsjerk
* f • k
• •" • * * exlan
Bijlage 10 Berekening aankoop Aldemiede 9 Naam van de berekening: Aankoop Aldemiede Gemaakt op: 17-07-2014 15:05:57 Zwaartepunt X: 187,300 Y: 576,800 Cluster naam: Hoekstra, Tytsjerk aankoop Berekende ruwheid: 0,25 m
Emissie Punten: Volgnr. BronlD X-coord. 1 Ligboxenstal nr 9 187 248 2 Boerderij nr 9 187 285
Y-coord. 576 835 576 830
Hoogte 1,5 1,5
Gem.geb. hoogte Diam. 1,5 0,5 1,5 0,5
Uittr. snelheid 1,00 1,00
Gevoelige locaties: Volgnummer 1 2
Naam AF VOM
X coördinaat 189 310 196 556
Y coördinaat 573 005 563 362
Depositie 0,29 0,04
Details van Emissie Punt: Ligboxenstal nr 9 Volgnr. 1
Code A 1.100.1
Type Melk- en kalfkoeien
Aantal 104
Emissie 9.5
Details van Emissie Punt: Boerderij nr 9 Volgnr. 1
Code A3
Type Vrouwelijk jongvee
Aantal 3
Emissie 3.9
581800 581295
uu - Onn
\
1 OU
\
V+- - 70
•—__
\
ƒ
578770
574224 573719 573214 572709 572204
Totaal 11.7
/
579780 579275 578265 577760 577255 576749 576244 575739 575234 574729
(7340)
'—
580790 580285
\
i
1
1/
)
J
)
y
j
(
f \
1
V
K
\\
(7339)
Totaal 988
)
v>
/
/
w-
\
>->
25
-
10
/**
>
V
f- rJ
ö - 2 ,5 1 .0
- 0 o lo o lO o o *- *« « n « CO 35 CO CO O CO f) CO CO £0 CO 03 rO 03 CO CO « Nn « t i t i f l i n u i i D K S i i i c o e i o i ü cacoaocacQcacQcaoocaaicacQcacocaa&aiGi
Mts. Hoekstra - Aldemiede 16 - Tytsjerk
m
agriZ
Emissie 988 12
Bijlage 11 Toelichting aankoop Lytsegeast 6 Onderstaand overzicht geeft een weergave van de vergunde rechten en de aangekochte ammoniak van de locatie Lytsegeast 6. De gegevens uit onderstaand overzicht zijn ingevoerd in de ammoniakdepositieberekening in bijlage 12. Vergunde situatie conform de Hinderwetvergunning van 17 mei 1994 Rav code
Omschrijving conform Rav
NH3
Aantal dieren
NH3/ dier
totaal
722,0
A 1.100.1
Melkkoeien; overige huisvestingssystemen; beweiden
76
9,5
A3
Vrouwelijk jongvee tot 2 jaar
60
3,9
234,0
A 4.100
Vleeskalveren tot 8 maanden; overige huisvestingsystemen
120
2,5
300,0
30
7,2
216,0
150
0,7
105,0
A6
Vleesstieren en overig vleesvee van circa 8 tot 24 maanden (roodvleesproductie)
B1
Schapen ouder dan 1 jaar, inclusief lammeren tot 45 kg
1.577,0
Totaal
Vergunde situatie conform de milieuvergunning van 18 april 2006 Omschrijving conform Rav
Aantal dieren
NHJ
NH3
dier
totaal
A 1.100.1
Melkkoeien; overige huisvestingssystemen; beweiden
52
9,5
494,0
A3
Vrouwelijk jongvee tot 2 jaar
60
3,9
234,0
A 4.100
Vleeskalveren tot 8 maanden; overige huisvestingsystemen
110
2,5
275,0
A6
Vleesstieren en overig vleesvee van circa 8 tot 24 maanden (roodvleesproductie)
130
7,2
936,0
B1
Schapen ouder dan 1 jaar, inclusief lammeren tot 45 kg
20
0,7
14,0
Totaal
B•1
Aangekochte ammoniakrechten Rav code
Omschrijving conform Rav
Aantal NH3/ dieren dier
NH3 totaal
Stal E A 1.100.1
Melkkoeien; overige huisvestingssystemen; beweiden
A3
Vrouwelijk jongvee tot 2 jaar
Totaal
30 4
9,5
_ 3,9
285,0 15,6
300,6
Toelichting bij de ingevoerde parameters: • • •
De coördinaten van de gebouwen zijn bepaald via de website www.ruimtelijkeplannen.nl; In de depositieberekening zijn de emissies uitgedrukt in kg NH3 conform de aantallen in het bovenstaande overzichten; De depositie is uitgedrukt in mol/hectare/jaar.
Mts. Hoekstra - Aldemiede 16 - Tytsjerk
na*if±
Bijlage 12 Berekening aankoop Lytsegeast 6 Naam van de berekening: Aankoop Lytsegeast 6 Gemaakt op: 17-07-2014 15:25:06 Zwaartepunt X: 190,100 Y: 579,700 Cluster naam: Hoekstra, Tytsjerk aankoop Berekende ruwheid: 0,16 m
Emissie Punten: Volgnr. 1
BronlD Stal E
X-coord. 190 136
Y-coord. 579 696
Hooc te 1,5
Gem.geb. hoogte 1,5
Diam. 0,5
Uittr. snelheid 1,00
Emissie 301
Gevoelige locaties: Volgnummer 1 2
Naam AF VOM
X coördinaat 189 310 196 556
Y coördinaat 573 005 563 362 >
Depositie 0,05 0,01
Details van Emissie Punt: Stal E (7344) Volgnr. 1 2
584700 584195 583690 583185 582680 582175 581670 581165 580660 580155 579649 579144 578639 578134 577629 577124 576619 576114 575609 575104
Code A 1.100.1 A3
Type Melk- en kalfkoeien Vrouwelijk jongvee
Aantal 30 4
Emissie 9.5 3.9
Totaal 285 15.6
Onn uu 4rn OU ~ 1 - 70
T
< r 5 (\ f f "N
,-—
—
)
\>
- 35
J )
)
25
J /'
f
- 10
J
ö.0 - 2 ,5 1.0 - •£ o u ) o i r > o i n o u > o u > o o T - T - r v i r v J c o c o - ^ ^ -
u j i n f O i c s s e c i E o a i o
in m (o s N to co o d C O C O C O C Q C Q Ö O C O C O C O Ü O
o o T - T - < M o i r ; f O
Mts. Hoekstra - Aldemiede 16 - Tytsjerk
,
« ï « 3 -
m
±
agrif
Bijlage 13 Toelichting aankoop Alddiel 3 Onderstaand overzicht geeft een weergave van de vergunde rechten en de aangekochte ammoniak van de locatie Alddiel 3. De gegevens uit onderstaand overzicht zijn ingevoerd in de ammoniakdepositieberekening in bijlage 14. Vergunde situatie conform de Hinderwetvergunning van 21 mei 1985 Rav code
Omschrijving conform Rav
Aantal dieren
NH3/ dier
NH3 totaal
1
.......
A 1.100.1
Melkkoeien; overige huisvestingssystemen; beweiden
32
9,5
304,0
A3
Vrouwelijk jongvee tot 2 jaar
23
3,9
89,7
B1
Schapen ouder dan 1 jaar, inclusief lammeren tot 45 kg
20
0,7
14,0
407,7 |
Totaal
Aangekochte ammoniakrechten Rav code
Aantal dieren
NH3/ dier
NH3 totaal
Melkkoeien; overige huisvestingssystemen; beweiden
32
9,5
304,0
Vrouwelijk jongvee tot 2 jaar
12
3,9
Omschrijving conform Rav
Stal A 1.100.1 A3
46,8
350,8
Totaal
Toelichting bij de ingevoerde parameters: • • •
De coördinaten van de gebouwen zijn bepaald via de website www.ruimtelijkeplannen.nl; In de depositieberekening zijn de emissies uitgedrukt in kg NH3 conform de aantallen in het bovenstaande overzichten; De depositie is uitgedrukt in mol/hectare/jaar.
Mts. Hoekstra - Aldemiede 16 - Tytsjerk
[ 'n agrifirm • k
exlori
Bijlage 14 Berekening aankoop} Alddiel 3 Naam van de berekening: Aankoop Alddiel 3 Gemaakt op: 17-07-2014 15:36:34 Zwaartepunt X: 186,400 Y: 579,700 Cluster naam: Hoekstra, Tytsjerk aankoop Berekende ruwheid: 0,29 m
Emissie Punten: Volgnr. 1
BronlD Stal
X-coord. 186 432
Y-coord. 579 696
Hooc te 1,5
Gem.geb. hoogte 1,5
Diam. 0,5
Uittr. snelheid 1,00
Emissie 351
Gevoelige locaties: Volgnummer 1 2
Naam AF VOM
X coördinaat 189 310 196 556
Y coördinaat 563 362 '
Details van Emissie Punt: Stal Volgnr. 1 2
Code A 1.100.1 A3
Depositie 0,04 0,01
573 ooe
Type Melk- en kalfkoeien Vrouwelijk jongvee
(7344)
Aantal 32 12
Emissie 9.5 3.9
Totaal 304 46.8
Onn uu 1OU - 70
\
> .—-
{
c
)
r
f 'L
V
(6
)
\
•
)
\
- Jc O .
/
- 25
/
X
>• —--
_
y
- 10A r U.ü - 2r 1.0 - üIfi-
O <s> rt
W O K o *- *^ o
C M C t i c o c ï ^ T T r m m c o c o r x - r x - o a o o c e i o o COCÖfOOOCQOOCO£OOD£OCaOOCOCOCÖCOCaCOOT
Mts. Hoekstra - Aldemiede 16 - Tytsjerk
[A agrifirm
•k
exlan
Bijlage 15 Overeenkomsten overdracht ammoniakrechten
gPj agrifirm w k exian KOOPOVEREENKOMST AMMONIAKRECHTEN De partijen: J. Joustra
Naam Adres
Alddiel 3
Postcode en plaats
9255 XG Tytsjerk
Bankrekeningnummer
NL61 RABO.0580.91 88.82
Hierna noemen: 'verkoper' en Naam
Mts J.A. & N.S. Hoekstra
Adres
Aldemiede 16
Postcode en plaats
9255 XJ Tytsjerk
Hierna te noemen 'koper', in aanmerking nemende dat: •
Beide partijen een onderneming exploiteren met (onder meer) tot doel het houden van dieren;
•
Voor het houden van dieren onder meer vereist is het beschikken over voldoende ammoniakrechten;
•
Koper zijn bedrijf wenst uit te breiden en verkoper bereid is zijn bedrijf in te krimpen;
•
Verkoper geeft Agrifirm Exian volmacht tot intrekking of wijziging van diens vergunning(en) van de hierna genoemde hoeveelheid ammoniakrechten.
komen overeen: dat verkoper aan koper, die in koop aanneemt, een hoeveelheid ammoniakrechten, groot 350,8 kg, rustend op de locatie Alddiel 3 te Tytsjerk, onder de navolgende bepalingen:
Mts. Hoekstra - Aldemiede 16 - Tytsjerk
[ * agrifirm
> k
exian
Het verkochte 1. Onder de ammoniakrechten dient hier te worden verstaan: de publiekrechtelijke toestemming(en) tot het houden van dieren, uitgedrukt in de uitstoot van ammoniak vanuit de betreffende inrichting c.q. locatie met de omvang van een aantal kilogrammen per jaar; 2. Eventuele korting van overheidswege op de omvang van het verkochte, die is verbonden aan de overdracht ervan op koper of plaatsvindt na feitelijke levering, is voor rekening en risico van koper; 3. Eventuele korting van overheidswege op de omvang van het verkochte voor het moment van feitelijke levering, die niet verbonden is aan deze levering, is voor rekening en risico van verkoper.
Koopsom, betaling 4. Met betrekking tot de omzetbelasting (BTW) geldt het volgende: verkoper verklaart niet onder de omzetbelasting te vallen; 5. De prijs van het verkochte bedraagt €
per kg, oftewel een koopsom van €
*
6. Koper zal de koopsom uiterlijk 23 september 2014 storten op rekeningnummer NL39.RABO.01 92.3196.04 van Stichting Derdengelden Exlan te Veghel; 7. Na ontvangst van de koopsom zullen de procedures worden gestart die vereist zijn voor de feitelijke levering overeenkomstig artikel 11 t/m 1 5; 8. Binnen twee weken nadat koper de bewijsstukken heeft ingediend dat feitelijke levering heeft plaatsgevonden, zal de koopsom aan verkoper worden uitbetaald; 9. Indien feitelijke levering niet uiterlijk 1 juli 2015 heeft plaatsgehad dan wel indien feitelijke levering onmogelijk blijkt door het vernietigen van de betreffende vergunning(en) of het in hoogste instantie in stand blijven van een weigering tot verlening van de betreffende vergunning(en), wordt de koopsom binnen twee weken na ontvangst van het betreffende besluit aan koper teruggestort, inclusief depotrente; 10. Echter: indien de op de in artikel 9 genoemde datum nog een beroepsprocedure gaande is betreffende bedoelde vergunningen, dan wordt de termijn verlengd totdat deze procedure is geëindigd;
Mts. Hoekstra - Aldemiede 16 - Tytsjerk
Levering 1 1 .Juridische levering van het verkochte vindt plaats op de datum van betaling van de koopsom door koper overeenkomstig artikel 5 en 6; 12. Feitelijke levering van het verkochte zal geschieden door toekenning van de door koper aangevraagde vergunning waarbij de voormelde ammoniakrechten zijn betrokken doch niet eerder dan die vergunning onherroepelijk wordt; 13. Partijen verplichten zich jegens elkaar om elk afzonderlijk en zo nodig gezamenlijk al het nodige te doen voor het verkrijgen door koper van de benodigde vergunning(en). Bij deze verlenen partijen elkaar hiervoor ook onherroepelijke volmacht; 14. Tevens zullen zij niets doen dat kan leiden tot vertraging in de vergunningverlening of vernietiging van de verleende vergunning(en) of levering anderszins in de weg kan staan; 15. Verkoper verplicht zich tot het overdragen of afstaan van ammoniakrechten indien en in zoverre dat nodig is voor toekenning ervan aan koper; 16. Verkoper heeft aan zijn leveringsplicht voldaan als de door het bevoegd gezag verleende vergunning(en) onaantastbaar is/zijn geworden; 1 7. Koper is verplicht het bewijs dat levering heeft plaatsgevonden binnen een week nadat hij het betreffende besluit heeft ontvangen aan de beheerder van de koopsom kenbaar te maken;
Geldelijke verrekening 1 8. Indien blijkt dat de hoeveelheid ammoniakrechten die naar koper overgaat lager zal zijn dan partijen beogen met onderhavige overeenkomst, zal het verkochte worden herzien met dien verstande dat de maximaal over te dragen hoeveelheid ammoniak dient over te gaan. Alsdan zal, indien de oorzaak hiervan in redelijkheid niet aan de verkoper is toe te rekenen, een geldelijke verrekening plaatsvinden op basis van € (excl. eventuele BTW) per niet-geleverde kg ammoniak. Indien het een oorzaak betreft die in redelijkheid wel aan verkoper is toe te rekenen, dan is verkoper naast genoemde verrekening verplicht tot vergoeding aan koper van eventueel door koper geleden dan wel te lijden schade.
Ontbindende voorwaarden 19. Ontbindende voorwaarde voor deze verkoop, die slechts door de verkoper kan worden ingeroepen, is het niet stipt en zonder aanmaning voldoen door koper aan zijn betalingsverplichting, zoals vermeld in artikel 6; 20. Ontbindende voorwaarde voor de verkoop, die door beiden kan worden ingeroepen, is verder dat koper niet uiterlijk op de in artikel 9 genoemde datum, eventueel na toepassing van artikel 10, over het verkochte kan beschikken;
Mts. Hoekstra - Aldemiede 16 - Tytsjerk
14.
NAZORG
"
14.1.
Uiterlijk drie maanden voordat de activiteiten van de inrichting worden beëindigd moet hiervan schriftelijk melding worden gedaan aan het bevoegd gezag. Bij deze melding moeten tevens de volgende gegevens worden overgelegd; de wijze waarop de in de inrichting aanwezige grond-, hulp- en afvalstoffen en overige milieuschadelijke stoffen zullen worden verwijderd; de toekomstige bestemming en gebruik van de gebouwen en het terrein van de inrichting, voor zover dit bij de vergunninghouder bekend is; een plattegrond met daarop de ligging van eventuele ondergrondse tanks, inclusief afschriften van de laatste keuringsrapporten. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van het buiten werking stellen van de inrichting.
Milieuvergunning Maatschap J.A. Hoekstra en T. Hoekstra-Faber
Blz 24
13.
ENERGIE-EFFICIENCY
13.1.
Binnen 6 maanden na het van kracht worden van dit voorschrift moet een energiebesparingsonderzoek. Dit onderzoek moet worden uitgevoerd over eenkomstig de door de Novem opgestelde "Leidraad energiebesparings- en milieuadvies" of een door het bevoegd gezag beoordeelde gelijkwaardige methodiek.
13.2.
De rapportage van het bovengenoemde onderzoek moet ten minste de navolgen de gegevens bevatten: a. een overzicht van de mogelijke energiebesparende technieken en/of maatregelen; b. de te bereiken energiebesparing met de techniek en/of maatregel; c. de meerinvesteringskosten en de baten van de energiebesparende technieken, dit op basis van de tijdens het onderzoek geldende energietarieven; d. mogelijk investeringsproject.
13.3.
Bij het energiebesparingsonderzoek moet, indien mogelijk, een methode worden bepaald waarop de energie-efficiency van de inrichting kan worden vastgesteld. Indien de methode is bepaald moet het specifieke energieverbruik worden vastgesteld voor elk van de geselecteerde eenheden. Indien de methode niet kan worden bepaald moet dit in de rapportage van het onderzoek worden gemotiveerd,
13.4.
De vergunninghouder is gehouden om in overleg met het bevoegd gezag bij innovatie, renovatie of vervanging van bedrijfsonderdelen en bedrijfsprocessen die energie-efficiency maatregelen te treffen die redelijkenwijs van hem verlangd kunnen worden.
13.5.
Het energieverbruik moet jaarlijks worden geregistreerd. Hiertoe moeten de volgende energiestromen worden geregistreerd: a. het aardgasverbruik (of andere brandstoffen) in m3; b. het elektriciteitsverbruik in kWh;
13.6.
De voornoemde registraties moeten worden opgenomen in het in voorschrift 12.6 bedoelde milieulogboek.
Verlichting 13.7.
Voor buiten-, algemene- en accentverlichting mag geen gebruik worden gemaakt van gloeilampen. Hierbij moeten zoveel mogelijk energiebesparende verlichtingsapparatuur, zoals reflecterende armaturen met spaarlampen worden toegepast.
13.8.
Voor de ruimteverlichting dient gebruik te worden gemaakt van energie-arme verlichtingsapparatuur, zoals spaarlampen of TL-verlichting.
Milieuvergunning Maatschap J.A. Hoekstra en T. Hoekstra-Faber
Blz 23
zoveel mogelijk naar soort worden gescheiden, verzameld, bewaard en afgevoerd. Dit geldt in ieder geval voor de volgende afvalstoffen: papier en karton; wit en gekleurd glas; composteerbaar afval; metalen inclusief blik en aluminium; polyetheen cq polyethyleen (o.a. landbouwfolie); hout; aardewerk, puin en beton; Hiervan mag worden afgeweken als onvoldoende afzetmogelijkheden voorhanden zijn ofwel als afvoer alleen mogelijk is tegen onevenredig hoge kosten. Een en ander is ter beoordeling van het bevoegd gezag. Waterbesparing
12.4.
Lekverliezen van water en inefficiënt watergebruik ten gevolge van niet optimaal gebruik van apparatuur moet worden voorkomen.
12.5.
De vergunninghouder is gehouden om in overleg met het bevoegd gezag bij innovatie, renovatie of vervanging van bedrijfsonderdelen en bedrijfsprocessen die waterbesparingsmaatregelen te treffen die redelijkerwijs van hem verlangd kunnen worden. Milieulogboek
12.6.
Er moet een milieulogboek worden bijgehouden, waarin vanaf het van kracht worden van de beschikking ten minste de volgende zaken worden opgenomen; deze beschikking, alsmede overige relevante (milieu)vergunningen; de resultaten van de in deze vergunning voorgeschreven keuringen en/of metingen en registraties; de resultaten van de in deze vergunning voorgeschreven onderzoeken; de bevindingen van alle inspecties die met betrekking tot de zorg voor het milieu van belang zijn; datum, tijdstip en alle van belang zijnde gegevens (zoals tijdstip, tijdsduur, aard, hoeveelheid, oorzaak, plaats en windrichting) van voorgevallen incidenten die van invloed zijn op het milieu, met vermelding van de genomen maatregelen. de registratie van bedrijf saf valstoffen; deze registratie moet geschieden per categorie zoals papierafval, metaalafval, plasticafval, grofvuil; per afgevoerde partij moeten de transporteur en de hoeveelheid van het bedrijfsafval worden aangegeven; de registratie van gevaarlijke afvalstoffen over een periode van ten minste 5 jaar; de registratie moet geschieden naar aard en samenstelling; tevens moet de datum van afvoer van de betreffende partij afval, de hoeveelheid en de naam van de transporteur worden geregistreerd.
12.7.
Het milieulogboek moet te allen tijde beschikbaar zijn voor inzage door een door het bevoegd gezag aangewezen toezichthoudend ambtenaar.
Milieuvergunning Maatschap J.A. Hoekstra en T. Hoekstra-Faber
Blz 22
van ten minste 6 kg of een ander geschikt blusmiddel met eenzelfde bluscapaciteit. 9.19.
Op of bij een pomp moet met duidelijk leesbare letters het opschrift zijn aangebracht: "VOERTUIGMOTOR AFZETTEN, ROKEN EN VUUR VERBODEN"
10.
GASDRUKREGELINSTALLATIES
10.1.
Voor zover in deze vergunning niet anders is bepaald, moeten de uitvoering van een gasdrukregel- en meetinstallatie en die van een aardgasinstallatie als gede finieerd in NEN 1078, alsmede die van de ruimten waarin deze installaties zijn opgesteld, voldoen aan de Aansluitvoorwaarden Gas 1979 van de vereniging van exploitanten van gasbedrijven in Nederland (vegin), uitgave 1979.
11.
OPSLAG VAN (LICHT-)ONTVLAMBARE VLOEISTOFFEN EN CHEMICALIëN IN EMBALLAGE
11.1.
De verpakking van brandbare vloeistoffen, en van andere chemicaliën moet dicht zijn, geschikt voor de desbetreffende stof en voldoende sterk. Bewaring van voornoemde stoffen is niet toegestaan in trappenhuizen van gebouwen en op plaatsen die kunnen dienen als vluchtweg in geval van brand of anderszins.
11.2.
In de inrichting mogen niet meer K1-, K2- en K3-vloeistoffen en andere chemicaliën aanwezig zijn dan voor een goede bedrijfsvoering noodzakelijk is.
11.3.
De opslag van meer dan 25 kg of I K1- en K2-vloeistoffen ((licht-)ontvlambare vloeistoffen), oxiderende stoffen, (zeer) vergiftige stoffen, schadelijke stoffen, corrosieve stoffen of irriterende stoffen in emballage (zoals ontvettingsmiddelen, reinigingsmiddelen, verf e.d.) moeten, met uitzondering van de werkvoorraden welke voor een goede bedrijfsvoering noodzakelijk zijn, worden bewaard in een daarvoor geschikte losse of bouwkundige kast, kluis, opslaggebouw of vatenpark als gedefinieerd in publikatieblad CPR 15-1.
12.
MILIEUZORG
12.1.
Bij vervangingsinvesteringen van opstallen, installaties, apparatuur of bedrijfs inrichting dient vooraf vastgesteld te worden of de voorgenomen vervanging voldoende tegemoet komt aan milieu-aspecten zoals hoog rendement door beperkt energieverbruik, verantwoord materiaal gebruik, isolatie, herbruikbaarheid bij vervanging, alternatieve duurzame energievoorziening, beperkte stikstofoxiden emissie, etc.
12.2.
Stagnatie bij vervangingsinvesteringen kunnen worden voorkomen door zo spoedig mogelijk na het van kracht worden van de beschikking een onderzoek te laten uitvoeren naar alle vormen van energie- en grondstoffengebruik binnen de inrichting en de mogelijkheden om het efficiënt gebruik van energie en grondstoffen te bevorderen en zo veel mogelijk afval te vermijden.
EN
MEETINST ALLATIES
EM
AARDGASGESTOOKTE
Besparing van grondstoffen en afvalstoffen
Milieuvergunning Maatschap J.A. Hoekstra en T. Hoekstra-Faber
Blz 21
9.
AFLEVERPOMP VOOR DIESELOLIE
9.1.
Indien geen toezicht wordt gehouden moet de pomp zijn afgesloten zodat onbevoegden deze niet in werking kunnen stellen. Tevens moet de vulafsluiter zijn vastgezet in de uitsparing van de afleverzuil met behulp van een hangslot of een gelijkwaardige voorziening.
9.2.
Er moet voldoende absorptiemateriaal aanwezig zijn om eventueel gemorste of gelekte vloeistof op te nemen.
9.3.
Het af- en overtappen moet lekvrij gebeuren. Bij het vullen moeten zodanige voorzieningen zijn getroffen, dat overvullen niet mogelijk is.
9.4.
De dieselolie mag slechts worden overgetapt in vaatwerk, reservoirs of tanks, welke geschikt zijn voor dit product.
9.5.
Bij het af- en overtappen met behulp van een slang, moet de slang bestand zijn tegen dieselolie.
9.6.
Een slang moet tijdens het gebruik zodanig worden ondersteund en beschermd, dat beschadiging wordt voorkomen.
9.7.
Vloeistof die zich na gebruik nog in de slang bevindt, moet worden opgevangen.
9.8.
Wanneer de afleverslang niet in gebruik is, moet deze knikvrij boven een lekbakconstructie hangen.
9.9.
De pomp moet zich boven een vloeistofdichte lekbakconstructie bevinden.
9.10.
De pomp moet zodanig zijn ingericht, dat slechts gedurende een daartoe strekkende opzettelijke bediening, vloeistof uit de pomp kan stromen.
9.11.
Hiertoe moet de vulafsluiter zodanig zijn ingericht dat hetzij slechts gedurende daartoe strekkende opzettelijke bediening van de vulafsluiter vloeistof uit de pomp kan stromen, hetzij de aflevering van vloeistof automatisch stopt als het reservoir waaraan wordt afgeleverd, vrijwel gevuld is. In het laatste geval moeten aan de vulafsluiter voorzieningen zijn getroffen, waardoor deze sluit door een lichte schok, bijvoorbeeld ten gevolge van vallen.
9.12.
Bij het plotseling sluiten van de vulafsluiter moet een eventueel optredende drukstoot kunnen worden opgevangen.
9.13.
Op de hoofdschakelaar waarmee de elektrische installatie van de pomp kan worden uitgeschakeld, moeten de schakelstanden duidelijk zijn aangegeven. Bij deze schakelaar moet duidelijk zijn vermeld dat deze dient voor de pomp. De plaats van de hoofdafsluiter moet zijn aangegeven op de afleverzuil.
9.14.
De vulafsluiter moet van het drupvrije type zijn waarbij zich meteen achter de uitstroomopening een klep bevindt.
9.15.
Aan de vulafsluiter of aan de afleverslang mag geen elektrische schakelaar aanwezig zijn.
9.16.
De elektrische installatie in en aan de pomp moet voldoen aan NEN 3410.
9.17.
Het afleveren van vloeistof is verboden, indien daarbij wordt gerookt of enigerlei vuur of open kunstlicht aanwezig is, of de motor van het voertuig, waaraan de brandstof wordt afgeleverd, in werking is.
Milieuvergunning Maatschap J.A. Hoekstra en T. Hoekstra-Faber
Blz 20
m iS
2
m
r>
!>' *•
' li-Mi F^rrri
^w5
8.22.
Indien het mogelijk is dat door hevelwerking product uit de tank kan stromen, moet in iedere leiding waar product uit kan stromen een anti-hevelsysteem zijn aangebracht. In de leiding tussen de tank en het anti-hevelsysteem moet een afsluiter aanwezig zijn. Vullen van een tank
8.23.
Het vulpunt van een tank voor de opslag van K3-product dient zodanig te zijn uitgevoerd dat afvoer van statische elektriciteit mogelijk is. Bij het vullen van een tank dient een elektrische verbinding tussen de tank en de tankwagen tot stand te zijn gebracht voor dat de vulslang wordt aangesloten.
8.24.
Een tank mag voor ten hoogste 95% met vloeistof worden gevuld. Indien een tank wordt gevuld via een vulleiding, moet deze aansluiting in de tank zijn voorzien van een overvulbeveiliging, die zodanig is uitgevoerd, dat de tank voor ten hoogste 95 % kan worden gevuld. De overvulbeveiliging moet zijn voorzien van een KIWAkeur. Het vulpunt moet zijn voorzien van een afsluiter.
8.25.
Het vullen van een tank uit een tankwagen moet geschieden door een zowel aan de aanvoerende tankwagen als aan de vulleiding gekoppelde losslang. De tankwagen moet tijdens het lossen in de open lucht zijn opgesteld. Het vullen van een tank moet zonder lekken of morsen van vloeistof geschieden. Tijdens het vullen mag de peilgelegenheid niet zijn geopend.
8.26.
Een tank die niet is voorzien van een vulleiding met een overvulbeveiliging, moet worden gevuld met een vulpistool dat is voorzien van een automatische afslagkraan.
8.27.
Onmiddellijk nadat de vloeistof in een tank is overgebracht en de losslang is afgekoppeld moet de vulopening of vulleiding met een goed sluitende afsluiter worden afgesloten.
8.28.
Bepaling van het vloeistofniveau moet altijd mogelijk zijn. Een peilstok moet zijn vervaardigd van kunststof of van een metaal dat onedeler is dan staal. Een peil stok moet zijn voorzien van een elastisch einde.
8.29.
Een vloeistofstandaanwijzer of een peilinrichting moet zodanig zijn geconstrueerd dat het uitstromen van vloeistof uit de tank door een verkeerde werking of beschadiging van deze voorziening niet mogelijk is. Beëindiging opslag
8.30.
Wanneer de opslag in een tank wordt beëindigd, dient dit minimaal vijf werkdagen van te voren aan het bevoegd gezag te worden gemeld.
8.31.
Bij beëindiging van de opslag dient de tank te worden geledigd en inwendig te worden gereinigd dooreen deskundig tankreinigingsbedrijf.
8.32.
Bij beëindiging van de opslag in een tank moet ter plaatse van de tank en eventueel ter plaatse van een zich buiten de opvangbak bevindend vulpunt, aftappen en/of zuigpunt, worden nagegaan of bodemverontreiniging is opgetreden door middel van een zintuiglijke inspectie. Indien een zintuiglijke inspectie daartoe aanleiding geeft, dient een grondmonster en zonodig een grondwatermonster te worden genomen welke dienen te worden geanalyseerd op het voorkomen van minerale olie en aromaten.
Milieuvergunning Maatschap J.A. Hoekstra en T. Hoekstra-Faber
Blz 19
v±
Q
r^wb /G>), V^fRKS^
8.12.
Een tank met opvangbak dient op een vlakke ondergrond te zijn geplaatst die uit onbrandbaar materiaal bestaat. Tevens dient de tank in de richting van het peilpunt onder een afschot van ten minste 1:100 zijn geplaatst. Een tank met opvang bak dient zonodig doelmatig te zijn gefundeerd. Een fundering moet van onbrand baar materiaal zijn vervaardigd. Een ondergrond of een fundering dient in goede staat van onderhoud te verkeren.
8.13.
Een tank moet voor onderhoud en inspectie aan alle zijden op een doelmatige wijze bereikbaar zijn.
8.14.
Binnen een afstand van 3 meter van een tank voor de opslag van K3-product, gemeten vanaf een tankwand, mag geen open vuur aanwezig zijn, mag niet worden gerookt en mogen geen las- of snijwerkzaamheden worden verricht.
8.15.
Een tank voor de opslag van K3-product moet, gemeten vanaf een tankwand, ten minste op een afstand van 3 m van een erfscheiding en/of een tot de inrichting behorend brandbaar gebouw(onderdeel) zijn opgesteld en moet tot op een afstand van 3 meter vrij worden gehouden van brandgevaarlijke stoffen. Leidingen en appendages
8.16.
Een tankinstallatie dient met de aanwezige leidingen en appendages vloeistof dicht, voldoende sterk zijn en tegen corrosie te zijn beschermd. Leidingen en appendages dienen daar waar nodig tegen beschadiging zijn beveiligd.
8.17.
Aansluitingen op een tank beneden het hoogste vloeistofniveau zijn niet toege staan.
8.18.
Een tank moet, op het hoogst gelegen punt, zijn voorzien van een ontluchtingsleiding met een inwendige middellijn van ten minste de helft van de inwendige diameter van de vulleiding, maar ten minste 30 mm.
8.19.
De ontluchtingsleiding van een tank moet altijd een open verbinding van de tank met de buitenlucht verzekeren, en zodanig zijn geconstrueerd dat inregenen wordt voorkomen. De uitmonding van de ontluchtingsleiding moet zich op een zodanige plaats bevinden, dat ontwijkende gasmengsels zich niet kunnen verzamelen in een besloten ruimte, noch kunnen uitstromen nabij schoorstenen, ramen of andere openingen in gebouwen, noch geuroverlast kunnen veroorzaken in de omgeving. De ontluchtingsleiding mag zich niet in een spouw bevinden.
8.20.
Bij een vulpunt/vulleiding dient duidelijk het volume van de tank en de aard van het opgeslagen product te zijn aangegeven.
8.21.
In een toevoerleiding naar een verbruikstoestel moet zo dicht mogelijk bij de tank een afsluiter zijn geplaatst, welke zodanig is uitgevoerd dat duidelijk zichtbaar is of de afsluiter is geopend dan wel is gesloten.
Milieuvergunning Maatschap J.A. Hoekstra en T. Hoekstra-Faber
Blz 18
=»
mm Uljasl
\ lg§
Constructie-eisen 8.1.
Indien minder dan 90 % van de genormeerde wanddikte is overgebleven na een gelijkmatige aantasting door corrosie of minder dan 67% van de genormeerde wanddikte na een aantasting door putvormige corrosie, verkeert een tank in "slechte staat".
8.2.
Tanks, opvangbakken en leidingen en/of appendages en andere tot de tank installatie behorende onderdelen dienen tegen aanrijding en andere mechanische beschadiging te zijn beschermd en in goede staat van onderhoud te verkeren.
8.3.
Indien een tank in "slechte staat" verkeert moet: a: dit direct aan het bevoegd gezag worden gemeld; b: het in de tank opgeslagen product zo spoedig mogelijk doch üiterlijk binnen één maand uit de tank zijn verwijderd; c: de tank binnen vier maanden zijn verwijderd of op andere wijze definitief buiten gebruik zijn gesteld; d: na het uitvoeren van eventuele herstelwerkzaamheden aan de tank, door middel van een door KIWA afgegeven herstel-certificaat. Voor inge bruikname worden aangetoond dat de tank weer voldoet aan de daaraan gestelde normen.
8.4.
De buitenzijde van de tank dient afdoende tegen corrosie te zijn beschermd. Deze uitwendige bescherming dient om verdamping van product en daarmee luchtverontreiniging tegen te gaan. De bescherming dient bij voorkeur licht van kleur te zijn met een hoge totale stralingsreflectie. Opvangbak
8.5.
Een tank moet zijn omgeven door een opvangbak welke zodanig is geconstrueerd dat deze met de ondergrond waarop de tank is geplaatst een vloeistofdichte geheel vormt. Een opvangbak moet voldoende sterk zijn om weerstand te kunnen bieden aan de als gevolg van een lekkage optredende vloeistofdruk. Een metalen opvangbak dient een minimale wanddikte te hebben van 3 mm en dient afdoende tegen corrosie te zijn beschermd. Zonodig moet de bak tegen verzakking zijn gefundeerd.
8.6.
De inhoud van een opvangbak moet ten minste gelijk zijn aan de opslagcapaciteit van de tank.
8.7.
In een opvangbak verzameld regenwater dient te worden afgevoerd door een aan de opvangbak aangebrachte afvoer. Deze afvoer dient zo dicht mogelijk bij de wand van de opvangbak te zijn voorzien van een afsluiter. Deze afsluiter moet gesloten worden gehouden en mag alleen voor het verwijderen van regenwater worden geopend.
8.8.
Boven de opvangbak dient een afdak te zijn aangebracht, zodanig dat geen regenwater in de bak kan komen.
8.9.
Eventueel in de opvangbak verzameld product en/of regenwater moet zo spoedig mogelijk worden verwijderd.
8.10.
Met olie verontreinigd water dient als gevaarlijk afval te worden afgevoerd.
8.11.
Indien geconstateerd wordt dat een opvangbak is beschadigd, dient dit terstond aan het bevoegd gezag te worden gemeld. In overleg met het bevoegd gezag dient de beschadiging te worden hersteld. Plaatsing
Milieuvergunning Maatschap J.A. Hoekstra en T. Hoekstra-Faber
Blz 17
o <
7.25.
Dunne mest en gier moeten uit de stallen worden afgevoerd naar de hiervoor bestemde mestdichte opslagruimten. Indien deze opslagruimten niet onder de stallen zijn gelegen, moet het transport geschieden door middel van gesloten en mestdichte riolen of een daaraan gelijkwaardige voorziening. De opslagruimten mogen niet zijn voorzien van een overstort.
7.26.
Behoudens tijdens het ledigen moeten de opslagruimten door middel van goed sluitende deksels, luiken of een daaraan gelijkwaardige voorziening, gesloten worden gehouden.
7.27.
De mestopslag mag geen direct verdampend oppervlak in de buitenlucht hebben.
7.28.
Ten gevolge van het vullen of ledigen van een kelder of anderszins mag geen verontreiniging van de bodem plaatsvinden. De bewaring van dunne mest in een kelder moet geschieden op tenminste 10 cm onder de rand van de kelder.
7.29.
Het mixen en roeren van de drijfmest moet worden beperkt tot kort voor het uitrijden. Opslag van vaste mest op een mestplaat
7.30.
De opslag van vaste mest buiten de stal moet geschieden op een mestplaat. De mestplaat moet mestdicht zijn en zijn voorzien van een opstaande rand of een gelijkwaardige voorziening. De stapeling van de mest op deze plaat moet zodanig geschieden dat uitzakkend mestvocht niet van de mestplaat kan vloeien. Dit vocht moet, voor zover van toepassing, door middel van een gesloten, mestdichte riolering, worden afgevoerd naar een mestdichte opslagruimte of opslagput. De opslagruimte moet van voldoende inhoud zijn om ook het hemelwater dat binnen de mestplaat valt te kunnen bergen.
7.31.
De afstand van een mestplaat, genoemd in voorschrift 7.30., tot een woning van derden of een gevoelig object moet ten minste 50 m bedragen. Opslag van kunstmest (klasse c) in een silo
7.32.
De opslag van kunstmest moet geschieden in een uitsluitend voor dit doel bestemde silo. Brandbare, gevaarlijke en ontplofbare stoffen mogen niet aanwezig zijn in de silo.
7.33.
In de silo mogen alleen nitraathoudende meststoffen van het type C worden opge slagen.
7.34.
De silo moet zijn vervaardigd van kunststof of metaal en constructief voldoende sterk zijn uitgevoerd.
7.35.
Binnen een afstand van 3 m van de silo mogen geen goederen of stoffen aanwezig zijn met uitzondering van materialen en apparatuur welke noodzakelijk zijn voor ongevalsbestrijding. De silo moet vanuit verschillende richtingen en onder alle weersomstandigheden met voertuigen bereikbaar zijn voor ongevals bestrijding.
7.36.
De silo moet zijn voorzien van een ontluchting met een voldoende grote diameter, zodanig dat bij aftappen geen onderdruk in de silo kan ontstaan.
7.37.
Binnen een afstand van 3 m van de silo mag geen ander kunstlicht worden gebruikt dan elektrisch licht.
7.38.
Binnen een afstand van 10 m van nitraathoudende kunstmeststoffen mogen zich geen K1- of K2-vloeistoffen bevinden en binnen 5 m geen K3-vloeistoffen.
8.
BOVENGRONDSE TANK VOOR DE OPSLAG VAN (DIESEL)OLIE
Milieuvergunning Maatschap J.A. Hoekstra en T. Hoekstra-Faber
Blz 16
7.12. behoeven de genoemde maatregelen niet in acht te worden genomen indwNS/ a: de kuilvoeropslag is gelegen op ten minste 25 meter afstand van woning van derden of ander gevoelig object; en b: een analyserapport van de betreffende kuilopslag overlegd kan worden waaruit blijkt dat de opslag een droge stofgehalte hoger dan 30% en een boterzuurgehalte in droge stof lager dan 2,5% bezit, dan wel een droge stofgehalte hoger dan 30% en een ammoniakfractie lager dan 25% bezit. De monstername en analyses (droge stofgehalte en boterzuurgehalte of ammoniakfractie) moeten ten minste 4 weken na het inkuilen zijn verricht door de Stichting Bedrijfslaboratorium voor Grond- en Gewasonderzoek te Oosterbeek of de Stichting bedrijfslaboratorium voor Gewasonderzoek te Leeuwarden. 7.14.
^
Kunststoffolie, (afval)landbouwplastic, autobanden, jerrycans en sjorbanden, welke niet direct worden gebruikt voor de aanwezige kuilvoeropslag, moeten in de be drijfsgebouwen worden opgeslagen. Luchtverontreiniging en stankhinder
7.15.
Uitmondingen in de buitenlucht van afvoeren van ventilatiesystemen, luchtbehandelingsinstallaties of afzuigsystemen, ten aanzien waarvan in deze vergunning geen andere voorschriften zijn gesteld, moeten zodanig zijn gesitueerd dat van de hierdoor uittredende lucht en de daarin aanwezige stoffen geen nadelige milieugevolgen worden ondervonden buiten de inrichting.
7.16.
Ramen en deuren van de stallen moeten, voor zover zij geen functie hebben voor de luchtverversing in de stal, behoudens gedurende het doorlaten van personen, dieren of goederen gesloten worden gehouden.
7.17.
Op het terrein van de inrichting mag geen mest worden gedroogd of worden verbrand.
7.18.
Bij het vullen van voedersilo's moet stofverspreiding worden voorkomen door het via de ontluchting ontwijkende stof op doeltreffende wijze op te vangen, bijvoorbeeld door middel van een doekenfilter of een gelijkwaardige voorziening.
^
Mest, algemeen 7.19.
Het terrein van de inrichting mag niet worden bevloeid of op een andere wijze van een laag mest of gier worden voorzien. Deze bepaling is uiteraard niet van toepassing op het bemesten van grond volgens de normale bemestingspraktijk.
7.20.
Bij verwijdering van mest en gier mag de omgeving niet worden verontreinigd. Transport van dunne mest en gier moet daarom geschieden in volledig gesloten tankwagens, die in zindelijke staat moeten verkeren.
7.21.
Vaste mest moet worden getransporteerd met behulp van daartoe geschikte transportmiddelen, die op correcte wijze zijn beladen.
7.22.
Mest en gier mogen niet via een overloop in een greppel, gegraven put of ander open bassin kunnen geraken of daar op andere wijze in worden gedeponeerd.
7.23.
De mestopvang in de nieuw te bouwen stal mag geen direct verdampend oppervlak in de buitenlucht hebben.
7.24.
De mestsilo voor de opslag van dunne mest moet voldoen aan de voorschriften behorende bij het Besluit mestbassins milieubeheer. Dunne mest in kelders
Milieuvergunning Maatschap J A. Hoekstra en T. Hoekstra-Faber
Blz 15
|
pl zia
jaqe^-eJtsyeoH J_ us ejjs>/30i-i \/t deyosfeefti 6u!Uun6jg/\nen/iA/
}JUL)OSJOOA
u.i
pisopaq
s|B
SBJ6
UBA
6s|sdoj0OA|jn>)
uea
JOOA
"UBBJSJUO UB>| }SB|J0AO>JUB}S U00B
}Bp ua6B|se6do uapjOM ezf|M 06]UBpoz ua© do U0}0oiu J0OA|in>) ;©G UBA UOJUBJSOJ 8|0njU0A3 i>]apa6aoi uapjo/w '6Ü!Ü0!ZJOOA AG!pjBEM>IF!|a6 AISUJIUUAJ UBBJ0II| U0A jo ü8Ajn|spuez 0paiBBU06oz jaiu p6a|a6}SBA 'ai|oj|0].s}sun>| UBA lappiiu joop |m>) ep }0OOI J0OA|jn>| ;0I| UBA U0|BI|;m }0IJ BU }O0JIQ 'UBBJSJUO UB>I }SB|J0AO>|UB}S U806 }Bp }>fapa6jB uapjom azfiM ©6iuBpoz uaa do jo '}S}BB|da6 uapjOM
'ZVL
6.11.
Stalling van tractoren en andere landbouwmachines en werktuigen die oHe"of chemicaliën bevatten, moet plaatsvinden op een vloeistofdichte vloer. Indien lekkage wordt geconstateerd, moeten onder het voertuig of de machine direct opvangvoorzieningen met voldoende capaciteit worden geplaatst. Van dit voor schrift mag worden afgeweken wanneer oliën, vetten en chemicaliën zorgvuldig uit de tractoren, machines of werktuigen zijn verwijderd.
7.
HET HOUDEN VAN DIEREN EN DE OPSLAG VAN MEST Koelinstallatie
7.1.
Koelinstallaties moeten voor wat betreft het gebruik van koelmiddelen alsmede ten aanzien van de lekdichtheid voldoen aan het gestelde in het "Besluit inzake stoffen die de ozonlaag aantasten" (Staatsblad 1995, nummer 657) en regeling lekdichtheid koelinstallaties 1994.
7.2.
Koelinstallaties moeten voor wat betreft de veiligheidsaspecten voldoen aan het gestelde in de norm NEN 3380.
7.3.
Koelinstallaties moeten zodanig zijn geïsoleerd of opgesteld, dat condensvorming in niet tot de inrichting behorende ruimten niet kan optreden.
7.4.
Condensaat van koelinstallaties moet naar de riolering worden afgevoerd, dan wel anderszins worden opgevangen en afgevoerd dat geen overlast buiten de inrichting wordt veroorzaakt.
7.5.
De ruimte waarin de koelinstallaties staan opgesteld moet ten minste éénmaal per uur natuurlijk of mechanisch zijn geventileerd.
7.6.
De elektrische apparatuur en de bedrading moeten zodanig zijn geïsoleerd, dat deze door koudemiddel of -damp niet kunnen worden aangetast.
7.7.
In de ruimte waar de koelinstallaties staan opgesteld mag geen opslag van brandbare stoffen plaats vinden.
7.8.
Een koelinstallatie moet te allen tijde bereikbaar zijn voor bediening, inspectie en onderhoud. Opslag van voer
7.9.
Het voer, met uitzondering van kuilvoer, moet worden bewaard in uitsluitend voor dit doel gebezigde bewaarplaatsen, die rat- en muiswerend zijn ingericht.
7.10.
Een kuilvoeropslag van gras of snijmais moet zijn gelegen op ten minste 25 m afstand van een woning van derden of een gevoelig object.
7.11.
De kuilvoeropslag van gras of snijmais of een opslag van voederprodukten niet zijnde knol- of wortelgewassen of fruit, op minder dan 50 m afstand gelegen is van een woning van derden of een gevoelig object, met een droge stofgehalte lager dan 60%, moet blijvend zijn afgedekt met een kunststoffolie, behoudens tijdens het uithalen van het product. Bij een kuilvoeropslag mag de afdekking aan de zijde waar zelfvoedering plaatsvindt, ontbreken. Eventuele beschadigingen aan het afdekfolie moeten zo spoedig mogelijk worden hersteld.
Milieuvergunning Maatschap J.A. Hoekstra en T. Hoekstra-Faber
Blz 13
6.
BODEM- EN GRONDWATER BESCHERMING
6.1.
Het is verboden vloeistoffen definitief in de bodem te brengen, met uitzondering van oppervlaktewater, hemelwater of drinkwater, indien daaraan geen verontreinigende stoffen zijn toegevoegd, de concentratie verontreinigende stoffen niet door een bewerking van het water is toegenomen en daaraan geen warmte is toegevoegd.
6.2.
Stoffen moeten zodanig worden bewaard en worden gebezigd dat geen verontreiniging van de bodem optreedt. Bodembeschermende voorzieningen
6.3.
Vloeibare chemicaliën, oliën, afgewerkte olie en/of andere vloeibare gevaarlijke afvalstoffen moeten worden bewaard in goed gesloten vaatwerk. Tenzij in deze vergunning anders bepaald is moet het vaatwerk staan opgesteld boven een lekbakconstructie met een opvangcapaciteit van ten minste de inhoud van de grootste boven de lekbakconstructie opgeslagen emballage vermeerderd met 10% van de overige boven de lekbakconstructie opgeslagen vloeistoffen.
6.4.
Indien een vat lekt, moet de lekkage terstond worden verholpen of moet de inhoud van het lekkende vat terstond worden overgebracht in een niet lekkend vat dan wel moet het lekkende vat worden overgebracht in een overmaats vat, dat bestand is tegen de lekkende vloeistof.
6.5.
Leeg en ongereinigd vaatwerk moet worden bewaard en behandeld als gevuld vaatwerk.
6.6.
Indien vaatwerk bestemd is tot het over- of aftappen van vloeistoffen, moeten het vaatwerk en de aftappunten boven een lekbakconstructie zijn geplaatst.
6.7.
De bodembeschermende voorzieningen dienen in goede staat van onderhoud te verkeren. Visuele inspecties op de deugdelijkheid van aanwezige bodem beschermende voorzieningen zoals vloeistofdichte bestrating en lekbakken moeten ten minste jaarlijks plaats vinden.
6.8.
De vloer van de ruimte waar het landbouwmaterieel wordt onderhouden dient vervaardigd te zijn van vloeistofdicht beton. De vloer mag niet afwaterend naar de uitgang zijn gelegd en doorvoeringen van kabels en leidingen moeten vloeistofdicht zijn afgewerkt.
6.9.
Gemorste oliën, vetten en chemicaliën moeten terstond worden opgeruimd. Hiertoe moeten absorptiemateriaal en neutraliserende stoffen in voldoende mate en gebruiksgereed aanwezig zijn. Gebruikte absorptie- of neutralisatiemiddelen moeten worden bewaard en afgevoerd als gevaarlijk afval.
6.10.
Machines, werktuigen en motorvoertuigen die worden gestald of opgeslagen en waarbij gezien de staat van onderhoud lekkage niet onwaarschijnlijk is, moeten worden gestald dan wel opgeslagen op ëen vloeistofdichte en oliebestendige vloer. Indien boven de vloer geen overkapping of een gelijkwaardige voorziening is aangebracht welke voorkomt dat hemelwater op de vloer kan geraken, moet de vloer afwaterend zijn gelegd naar een vloeistofdichte afvoerput of afvoergoot die vloeistofdicht is aangesloten op de bedrijfsriolering. Van het gestelde in dit voor schrift mag worden afgeweken wanneer oliën en vetten zorgvuldig uit de machines, werktuigen of motorvoertuigen zijn verwijderd.
Milieuvergunning Maatschap J.A. Hoekstra en T. Hoekstra-Faber
Blz 12
êm
\\
\
4.7.
Kadavers van dieren en afvalstoffen van dierlijke aard mogen, onverminderd bepaalde in de Destructiewet, niet op het terrein van de inrichting worden begraven. Kadavers van dieren en afvalstoffen van dierlijke aard moeten, in af wachting van afvoer uit de inrichting naar een daartoe ingerichte verwerkings inrichting, worden bewaard in een deugdelijke, waterdichte verpakking of in een goed gesloten speciaal daartoe bestemde ruimte.
4.8.
De verpakking of de ruimte waarin kadavers worden bewaard moet regelmatig worden schoongemaakt en ontsmet om stankverspreiding te voorkomen. Het spoelwater dat bij de reiniging vrijkomt moet op de mestkelder worden geloosd.
4.9.
Gevaarlijke afvalstoffen moeten, in afwachting van ven/oer uit de inrichting, gescheiden naar soort worden bewaard in goed gesloten doelmatige verpakking. In de inrichting ontstane gevaarlijke afvalstoffen mogen niet met andere catego rieën gevaarlijke afvalstoffen of met andere stoffen worden vermengd of gemengd.
4.10.
Gevaarlijke afvalstoffen moeten zo vaak als nodig en ten minste éénmaal per jaar uit de inrichting worden afgevoerd.
4.11.
Het is verboden zich door afgifte aan een ander van gevaarlijke afvalstoffen te ont doen. Dit verbod geldt niet indien gevaarlijke afvalstoffen worden afgegeven aan een persoon die krachtens de artikelen 10.36 en 10.37 van de Wet milieubeheer bevoegd is de betrokken afvalstoffen in te zamelen.
4.12.
Al dan niet bewerkte afgewerkte olie, in de zin van de Europese afvalstoffenlijst (Eural), mag niet worden gebruikt als brandstof.
4.13.
Van de gevaarlijke afvalstoffen en de overige bedrijfsafvalstoffen moet een registratie worden bijgehouden. De registratie moet voldoen aan hetgeen is gesteld in voorschrift 12.6 (milieulogboek).
4.14.
De afgiftebonnen dan wel omschrijvings- of meldingsformulieren die betrekking hebben op het afvoeren van gevaarlijke afvalstoffen (inclusief afgewerkte olie) moeten gedurende vijf jaar worden bewaard. Deze documenten moeten te allen tijde in de inrichting voor een controlerende instantie ter inzage liggen.
5.
AFVALWATER
5.1.
Spoel- en schrobwater afkomstig uit stallen mag niet worden geloosd op een open bare riolering.
5.2.
Gier en mest mogen niet worden geloosd op een openbare riolering.
5.3.
Afvalwater dat afkomstig is van composteringshopen en vaste mestopslagen mag niet worden geloosd op een openbare riolering.
5.4.
Afvalwater afkomstig van het wassen van voertuigen en spuitapparatuur, die zijn gebruikt voor het toepassen van bestrijdingsmiddelen, dat niet fysisch-chemisch is behandeld mag niet worden geloosd op de openbare riolering.
5.5.
Lozingen van afvalwater afkomstig van het wassen van voertuigen en spuitapparatuur die niet zijn gebruikt voor het toepassen van bestrijdingsmiddelen dat een gehalte van 200 mg/l in enig steekmonster of meer aan minerale vetten of oliën bevat dienen voor vermenging met overig afvalwaterstromen geleid te worden door een slibvangput en een olie-afscheider.
5.6.
Het gehalte aan minerale oliën dient bepaald te worden volgens NEN 6675 met het daarop in 1992 uitgegeven correctieblad.
Milieuvergunning Maatschap J.A. Hoekstra en T. Hoekstra-Faber
Blz 11
ff!
3.
BRANDPREVENTIE EN BRANDBESTRIJDING
3.1.
Teneinde een begin van brand effectief te kunnen bestrijden moeten voldoende brandpreventieve maatregelen zijn getroffen en moeten voldoende brandblusmiddelen aanwezig zijn, zoals op de bij de vergunning behorende tekening(en) is aangegeven.
3.2.
Brandblusmiddelen moeten steeds voor onmiddellijk gebruik beschikbaar zijn en onbelemmerd kunnen worden bereikt.
3.3.
Draagbare blustoestellen moeten zijn voorzien van een rijkskeurmerk met rang nummer. Deze blustoestellen moeten jaarlijks door een deskundige worden gecontroleerd op hun deugdelijkheid. Van elke controle moet een aantekening worden gemaakt op een bij het apparaat ter inzage aanwezige registratiekaart of sticker. Het onderhoud moet overeenkomstig NEN 2559 geschieden.
3.4.
Slanghaspels moeten voldoen aan het gestelde in NEN-EN 671-1. Slanghaspels moeten jaarlijks door een deskundige worden gecontroleerd op hun deugdelijk heid.
3.5.
Alle machines en toestellen moeten in zodanige staat verkeren, dat hierdoor brand- en/of explosiegevaar wordt vermeden.
3.6.
Alle vluchtdeuren moeten zijn vrijgehouden van opslagen en obstakels.
3.7.
In een besloten ruimte waarin mengmest aanwezig is of wordt bewerkt moeten zodanig zijn geventileerd, dat zich geen brandbaar en/of explosief gas/ luchtmengsel kan vormen.
3.8.
Binnen een afstand van 10 m van las- en slijpwerkzaamheden mag zich geen hooi of stro of andere brandbare materialen en gassen bevinden.
4.
AFVALSTOFFEN
4.1.
Het bewaren en het afvoeren van afvalstoffen moet op ordelijke en nette wijze geschieden. Van afvalstoffen afkomstige geur mag zich niet buiten de inrichting kunnen verspreiden.
4.2.
Het bewaren en afvoeren van afvalstoffen moet zodanig geschieden dat zich geen afval in of buiten de inrichting kan verspreiden.
4.3.
Afvalstoffen mogen niet in de inrichting, met inbegrip van het bij de inrichting behorende open terrein, worden verbrand.
4.4.
In de inrichting mag geen afval worden gestort of begraven en mogen geen afvalvloeistoffen of met afvalstoffen verontreinigd water op of in de bodem worden gebracht.
4.5.
Het in de inrichting vrijkomende vaste bedrijfsafval moet worden bewaard in doelmatige, goed gesloten afvalcontainers. Indien de aard van de afvalstoffen daartoe aanleiding geeft (papier, karton, hout e.d.) moet de container zijn vervaardigd van onbrandbaar materiaal. De bedrijfsafvalstoffen dienen aan een erkende vergunninghouder te worden afgegeven.
4.6.
Grond- en hulpstoffen die, om welke reden dan ook, niet meer in de inrichting worden toegepast moeten zo spoedig mogelijk uit de inrichting worden verwijderd. Voor verwijdering van deze stoffen moet onderzocht worden of nuttige toepassing van deze stoffen elders nog mogelijk is.
Milieuvergunning Maatschap J.A. Hoekstra en T. Hoekstra-Faber
Blz 10
Elektrische installatie 1.10.
De elektrische installatie moet voldoen aan de voorschriften, zoals aangegeven in de norm NEN 1010.
1.11.
De elektrische installatie mag geen storing in de radio-, televisieontvangst en/of telecommunicatie-apparatuur veroorzaken.
2.
GELUID
2.1.
Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LA^LT), veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en de daarin plaatsvindende activiteiten mag ter plaatse van woningen van derden en andere geluidgevoelige bestemmingen, alsmede op enig punt 50 m vanaf de erfgrens van de inrichting, niet meer bedragen dan: 50 dB(A) tussen 06.00 en 19.00 uur; 45 dB(A) tussen 19.00 en 22.00 uur; - 40 dB(A) tussen 22.00 en 06.00 uur.
2.2.
Onverminderd het gestelde in voorschrift 2.1. mogen de maximale geluidsniveaus (L-Amax), voor zover deze een gevolg zijn van de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties, alsmede van de in de inrichting verrichte werkzaamheden en de daarin plaatsvindende activiteiten, gemeten in de meterstand "fast", ter plaatse van de in voorschrift 2.1. genoemde immissiepunten, niet groter zijn dan: - 70 dB(A) tussen 06.00 en 19.00 uur; - 65 dB(A) tussen 19.00 en 22.00 uur; - 60 dB(A) tussen 22.00 en 06.00 uur.
2.3.
Voorschrift 2.2. is niet van toepassing op het laden en lossen van goederen en het ten behoeve hiervan manoeuvreren van motorvoertuigen, voor zover dit plaats vindt tussen 07.00 en 19.00 uur, niet zijnde zondagen en algemeen erkende feest dagen.
2.4.
De controle op, of berekening van de in de voorschriften 2.1. en 2.2. vastgelegde geluidsniveaus, moet geschieden overeenkomstig de "Handleiding meten en rekenen industrielawaai, 1999. Ook de beoordeling van de meetresultaten moet overeenkomstig deze handleiding plaatsvinden.
2.5.
Onverminderd het gestelde in de voorschriften 2.1. en 2.2. mogen radio's en ande re geluids- of omroepinstallaties, inclusief die van auto's van bezoekers of bevoorradingsauto's, buiten de inrichting niet hoorbaar zijn.
2.6.
Het pneumatisch of mechanisch vullen van voedersilo's of van tankwagens voor gier of dunne mest is verboden tussen 20.00 en 07.00 uur. Trillinghinder
2.7.
Continue trillingen, alsmede herhaald voorkomende trillingen gedurende lange tijd, gemeten en beoordeeld volgens de "SBR-Richtlijn 2 (1993)", veroorzaakt door de inrichting zijn toelaatbaar indien aan één van de twee voorwaarden is voldaan: de waarde van de maximale trillingssterkte (Vmax) van de ruimte in woningen of trillingsgevoelige bebouwing mag niet meer bedragen dan 0,1 of; - de waarde van de maximale trillingssterkte (Vmax) van de ruimte in woningen of trillingsgevoelige bebouwing mag niet meer bedragen dan 0,15 waarbij de trillingssterkte over de beoordelingsperiode van de ruimte (Vper) niet meer mag bedragen dan 0,05.
Milieuvergunning Maatschap J.A. Hoekstra en T. Hoekstra-Faber
Blz 9
VLG: Reglement betreffende het vervoer over land van gevaarlijke stoffen; Woning: een gebouw of deel van een gebouw dat voor bewoning gebruikt wordt of daartoe is bestemd; Voor zover een DIN-, NEN-, NEN-EN- of NEN-ISO-norrn, waarnaar in een voorschrift verwezen wordt, betrekking heeft op de uitvoering van constructies, toestellen en apparaten, wordt bedoeld de voor de datum, waarop deze vergunning van kracht geworden is, laatst uitgegeven norm met de daarop tot die datum uitgegeven aanvullingen of correctiebladen dan wel voor zover het op voornoemde datum reeds bestaande constructies, toestellen en apparaten betreft de norm die bij de aanleg c.q. installatie van die constructies, toestellen en apparaten is toegepast, tenzij in het voorschrift anders is bepaald; Daar waar in de voorschriften sprake is van een "inrichting", wordt uitsluitend bedoeld dat deel van de inrichting waarvoor vergunning is aangevraagd. VOORSCHRIFTEN
1.
ALGEMEEN
1.1.
Het aanvraagformulier voor deze vergunning en de daarbij behorende tekeningen en overige bijlagen maken deel uit van de vergunning.
1.2.
De inrichting moet in werking zijn overeenkomstig de aanvraag met alle in voor schrift 1.1. genoemde stukken, tenzij in enig voorschrift van deze vergunning anders is bepaald.
1.3.
Productieprocessen, het gebruik van machines en/of het bezigen van een werk wijze welke niet zijn genoemd in de vergunningaanvraag zijn niet toegestaan.
1.4.
Alle voorschriften uit de oprichtingsvergunning van 16 mei 1992 met nummer 91112654 komen bij het onherroepelijk worden van deze vergunning te vervallen.
1.5.
De vergunninghouder is verplicht in de inrichting werkzame personen te instrueren omtrent de voor hen van toepassing zijnde voorschriften van deze vergunning.
1.6.
De gehele inrichting, inclusief het buitenterrein, moet schoon worden gehouden en in goede staat van onderhoud verkeren.
1.7.
Het aantrekken van insecten, knaagdieren en ander ongedierte moet worden voorkomen. Zo vaak de omstandigheden daartoe aanleiding geven, moet doel matige bestrijding van insecten, knaagdieren en ander ongedierte plaatsvinden.
1.8.
De in de inrichting aangebrachte of gebezigde verlichting alsmede de uit te voeren werkzaamheden moeten zodanig zijn afgeschermd, dat geen lichtstraling op gevoelige objecten plaatsvindt die buiten de inrichting gelegen zijn.
1.9.
De op de afvoerleiding bestemd voor de afvoer van lucht, gassen of dampen aangebrachte regenkap, moet zodanig zijn geconstrueerd dat de luchtstroom naar boven blijft gericht.
Milieuvergunning Maatschap J.A. Hoekstra en T. Hoekstra-Faber
Blz 8
de hoogste waarde van de onder a. en b. genoemde geluidsniveaus, bepaal overeenkomstig de onderzoeksprojecten van de Interdepartementale Commissie Geluidshinder (ICG-onderzoeksprojecten) IL-HR-15-01 en IL-HR-22-01: a. het geluidsniveau, uitgedrukt in dB(A), dat gemeten over een bepaalde periode gedurende 95% van de tijd wordt overschreden, exclusief de bijdrage van de inrichting zelf; b. het optredende equivalente geluidsniveau (LAeq) veroorzaakt door wegverkeersbronnen minus 10 dB(A), met dien verstande dat voor de nachtperiode van 23.00 tot 07.00 uur alleen wegverkeersbronnen in rekening mogen worden gebracht met een intensiteit van meer dan 500 motorvoertuigen gedurende die periode; Referentieperiode: tijdsbestek waarbinnen een bassin moet blijven voldoen aan de gestelde eisen; Regels: Regels voor toestellen onder druk van Stoomwezen B.V.; Schadelijke stof: een stof die door inademing of door binnendringing via de mond of door de huid gevaren van beperkte aard kan opleveren; Toebehoren: de op een toestel, tank of leiding aangebrachte appendages zoals afsluiters, meet-, regel en beveiligingsapparatuur; Verfaanmaakruimte: werklokaal waarin verf voor verwerking wordt gereed gemaakt, waartoe één of meer van de volgende handelingen worden verricht; op temperatuur brengen; oplos- en verdunningsmiddelen toevoegen; roeren; op kleur brengen; op juiste viscositeit brengen; zeven; Verfverwerkingsruimte: werklokaal waarin verf door enige applicatiemethode, anders dan met de kwast, op voorwerpen wordt opgebracht; Vergiftige stof: een stof die door inademing of door binnendringing via de mond of door de huid ernstige acute of chronische gevaren en zelfs de dood kan veroorzaken; VISA: Veiligheid Industriële Stookinstallaties Aardgas; Vlampunt: de temperatuur gemeten volgens de normen NEN-ISO 4263 respectievelijk NEN-ISO 2719 waarbij de dampspanning van een vloeistof bevindende dampluchtmengsel een samenstelling heeft die overeenkomt met de onderste explosiegrens van het mengsel;
Milieuvergunning Maatschap J A. Hoekstra en T. Hoekstra-Faber
Blz 7
\ -
«£•'
S J £ , Milieugevaarlijke stof: een stof, die acute of chronische effecten in ecosystemen kan veroorzaken; classificatie van milieugevaarlijke stoffen vindt plaats volgens de afspraken in de richtlijn 67/548/EEC(zie voor meer informatie bijlage 2 criteria categorie milieugevaarlijke stoffen WMS);
NEN: een door het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI) uitgegeven norm; NEN-ISO: een door de International Organization for Standardization opgestelde en door het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI) als Nederlandse norm aanvaarde en uitgegeven norm; NeR Lucht: Nederlandse emissie Richtlijnen Lucht; NPR 6912: kathodische bescherming; NVN: Nederlandse Voornorm; NVN 5740: bodem; onderzoeksstrategie bij verkennend onderzoek; Objecten buiten de leef- en woonomgeving: woningen op industriële terreinen, verspreide kantoorgebouwen en dergelijke;
woningen
in
agrarisch
gebied,
Onbrandbaar: het onbrandbaar zijn overeenkomstig het bepaalde in NEN 6064; Ontvlambare stof: een stof die in vloeibare toestand een vlampunt van ten minste 21 graden Celsius en ten hoogste 55 graden Celsius heeft; Openbaar riool: voorziening van de inzameling en het transport van afvalwater, als bedoeld in artikel 10.15 van de Wet milieubeheer; Oxiderende stof: een stof die bij aanraking met andere stoffen, met name ontvlambare stoffen, sterk exotherm kan reageren; P 69: veilig werken in besloten ruimten; P 163: garageverwarming; Publicatiebladen: uitgave Arbeidsinspectie, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Milieuvergunning Maatschap J.A. Hoekstra en T. Hoekstra-Faber
Blz 6
y
K1-vloeistof: een brandbare vloeistof waarvan het vlampunt lager is dan 21 graden Celsius, bepaald" volgens NEN-EN 57, en die bij 37,8 graden Celsius een dampspanning heeft van ten minste 85 kPa en ten hoogste 100 kPa, bepaald volgens NEN 928, of een verfproduct waarvan het vlampunt lager is dan 21 graden Celsius, bepaald volgens NEN-EN 57 (volgens het Besluit Verpakking en Aanduiding van Milieugevaarlijke Stoffen zijn de verpakkingen voorzien van het opschrift "licht ontvlambaar", b.v. benzine); K2-vloeistof: een brandbare vloeistof of een verfproduct waarvan het vlampunt 21 graden Celsius of hoger is, doch lager dan 55 graden Celsius, bepaald volgens NEN-EN 57 (volgens het Besluit Verpakking en Aanduiding van Milieugevaarlijke Stoffen zijn de verpakkingen voorzien van het opschrift "ontvlambaar", b.v. petroleum, terpentine, thinner e.d.); K3-vloeistof: een brandbare vloeistof waarvan het vlampunt 55 graden Celsius of hoger is, bepaald volgens NEN-ISO 2719, of een verfproduct waarvan het vlampunt 55 graden Celsius of hoger is, bepaald volgens NEN-EN 57, b.v. diesel, gasolie, huisbrandolie, stookolie e.d.; KIWA: KIWA N.V., Instituut voor certificatie, keuringen en advisering integrale kwaliteitszorg voor bouw-, water- en milieusector, gevestigd te Rijswijk; KIWA-certificaat: document dat een verklaring van het KIWA inhoudt dat de in dat document vermelde en door de producent vervaardigde producten dan wel het uitgevoerde proces geacht kan worden te voldoen aan de daarvoor geldende eisen, zoals vastgelegd in de desbetreffende KIW A-beoordelingsrichtlijn; KIWA-garantiemerkverklaring: oude benaming van het KIWA-certificaat; KIWA-installatiecertificaat: door of namens het KIWA afgegeven certificaat waarin is vastgelegd dat de ondergrondse tank is uitgevoerd en geïnstalleerd overeenkomstig CPR 9-1, paragrafen 5.1 en 5.3;
KIWA-keurverklaring: door of namens het KIWA afgegeven certificaat of rapport als bedoeld in paragraaf 5.1 van CPR 9-1 waarin is vermeld dat de tank volgens de daarop van toepassing zijnde voorschriften is geconstrueerd;
Lmax: de hoogste aflezing van de geluidmeter gemeten in de meterstand "fast" ("F"); Losse kast: een niet-betreedbare opslagruimte, van een lichte constructie, waarvan de wanden, de afdekking en de vloer geen deel uitmaken van de bouwkundige constructie van een gebouw of een werklokaal; Mestsilo:
een reservoir voor de opslag van dunne mest dat niet gelegen is onder een gebouw, doch waarvan een aanwezige bovenafdekking de functie van vloer kan vervullen;
Milieuvergunning Maatschap J.A. Hoekstra en T. Hoekstra-Faber
Blz 5
Gasfles: een voor meervoudig gebruik bestemde, cilindrische metalen drukhouder die voorzien is van een aansluiting met klep- of naaldafsluiter en een waterinhoud heeft van ten hoogste 150 liter; Geluidbelasting: de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau; Geluidsgevoelige bestemmingen: gebouwen of objecten, als aangewezen bij algemene maatregel van bestuur krachtens de artikelen 49 en 68 van de Wet Geluidhinder (Stb. 1982, 465); Geluidsniveau in dB(A): het niveau van het ter plaatse optredende geluid, uitgedrukt in dB(A), overeenkomstig de door de Internationale Elektrotechnische Commissie (IEC) terzake opgestelde regels, zoals neergelegd in de lEC-publicatie no. 651; Geurgevoelige objecten: woningen of andere locaties waar zich gedurende langere tijd mensen bevinden en waar blootstelling aan geur tot hinder kan leiden, zoals ziekenhuizen, bejaarden- en verpleeg tehuizen en gebieden voor dag- en verblijfsrecreatie; Gevaarlijke afvalstoffen: bij algemene maatregel van bestuur als zodanig aangewezen afvalstoffen, met inachtneming van ter zake voor Nederland verbindende verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties; Gevaarlijke stoffen: stoffen die op basis van het Besluit verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen van de Wet milieugevaarlijke stoffen (WMS) als zodanig worden aangemerkt; Huishoudelijke afvalstoffen: afvalstoffen afkomstig uit particuliere huishoudens, afvalwater en autowrakken daaronder niet begrepen, behoudens voor zover het afgegeven of ingezamelde bestanddelen van die afvalstoffen betreft, die zijn aangewezen als gevaarlijke afvalstoffen; Inrichting: elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht; Installaties: of procesinstallaties: het samenstel van met elkaar verbonden of te verbinden "objecten", die zijn bestemd voor c.q. zijn aangebracht ten behoeve van het transporteren, afwegen, doseren, verwerken (waar onder verbranden) en/of opslaan e.d. van stoffen; onder objecten worden in dit verband verstaan procesvaten (waaronder distillatie- en roerketels), luchtbehandelingsinstallaties, (opslag)tanks, leidingen, appendages en dergelijke met inbegrip van randapparatuur, meet-, regel- en beveiligingsapparatuur; KO-vloeistof: een brandbare vloeistof waarvan bij 37,8 graden Celsius de dampdruk meer bedraagt dan 98,1 kPa alsmede tot vloeistof verdichte gassen (volgens het Besluit Verpakking en Aanduidingen Milieugevaarlijke Stoffen zijn de verpakkingen voorzien van het opschrift "zeer licht ontvlambaar", b.v. ethylbromide, tot vloeistof verdichte gassen e.d.);
Milieuvergunning Maatschap J.A. Hoekstra en T. Hoekstra-Faber
Blz 4
zijn functie moet kunnen blijven vervullen bij verhitting, bepaald volgens NEN 6069; Conceptpublicatiebladen: uitgave Arbeidsinspectie, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
V^RKS^V
CPR: Commissie Preventie van Rampen door gevaarlijke stoffen; CPR 9-1: vloeibare aardolieproducten ondergrondse opslag in stalen tanks en afleverinstallaties voor motorbrandstof; CPR 9-2: vloeibare aardolieproducten bovengrondse opslag kleine installaties; CPR 9-5: (concept) vloeibare aardolieproducten ondergrondse opslag in kunststof tanks; CPR 9-6: vloeibare aardolieproducten buitenopslaq van K3-produkten in bovengrondse stalen tanks (tot 150 m3); CPR 15-1: opslag gevaarlijke stoffen in emballage; opslag van vloeistoffen en vaste stoffen (0-10 ton); CPR 15-2: opslag gevaarlijke stoffen, gevaarlijke afvalstoffen en bestrijdingsmiddelen in emballage, opslag van grote hoeveelheden (vanaf 10 ton); CPR 15-3: opslag bestrijdingsmiddelen in emballage (vanaf 400 kg); DIN: een door het Deutsches Institut für Normung e.V. (DIN) uitgegeven publicatie Draagbaar blustoestel: toestellen die voldoen aan het "Besluit Draagbare Blustoestellen 1986" (Staatsblad 1986,
553); Emballage: glazen flessen tot 5 I, kunststof flessen of vaten tot 60 I, metalen bussen tot 25 I, stalen vaten of fiberdrums tot 300 I, papieren of kunststof zakken, laadketels; Equivalent geluidniveau (LAeq): het gemiddelde van de afwisselende niveaus van het ter plaatse in de loop van een bepaalde periode optredende geluid, vastgesteld overeenkomstig de "Handleiding meten en rekenen industrielawaai, uitgave 1999; Foliebassin: een reservoir voor de opslag van dunne mest dat niet gelegen is onder een gebouw uitgevoerd als een met een afdichtingsfolie beklede grondput;
Milieuvergunning Maatschap J.A. Hoekstra en T. Hoekstra-Faber
Blz 3
BEGRIPPEN Adressen instellingen: Gemeente Tvtsierksteradiel Bezoekadres : Raadhuisweg 7, Burgum. Telefoonnummer : 0511-460860 Postadres : Postbus 3, 9251 AA Burgum. Provincie Frvslan Postadres Telefoonnummer
: Afdeling Milieu en Water, Postbus 20120, 8900 HM Leeuwarden. : 058-2925925
Afvalstoffen: alle stoffen, preparaten of andere producten waarvan de houder zich - met het oog op de verwijdering daarvan - ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen; Afzuiginstallatie: installatie met een mechanische afzuiging voor het verwijderen van stof, dampen of nevels ter plaatse waar deze vrijkomen; ALARA (As Low As Reasonable Achievable): zo laag als in redelijkheid bereikbaar. Het zo ver als in redelijkheid te bereiken is terugdringen van de milieubelasting ten gevolge van het in werking zijn van de inrichting als blijkt dat de gestelde doelstellingen niet haalbaar zijn; Bassin: een reservoir voor de opslag van vloeistoffen dat niet gelegen is onder een gebouw, doch waarvan een aanwezige bovenafdekking de functie van vloer kan vervullen; Bedrijfsafvalstoffen: afvalstoffen, niet zijnde huishoudelijke afvalstoffen, afvalwater, autowrakken of gevaarlijke afvalstoffen; Bestrijdingsmiddel: een stof of mengsel van stoffen Bestrijdingsmiddelenwet (Stb. 1962);
zoals
gedefinieerd
in
artikel
1
van
de
Bodemweerstandsrapport: door of namens het KIWA afgegeven rapport van bevindingen van volgens 5.1.3.1 van CPR 9-1 uitgevoerd onderzoek; Bouwkundige kast: een in het algemeen niet betreedbare opslagruimte, waarvan de wanden, de afdekking of de vloer deel uitmaken van de bouwkundige constructie van een gebouw; Brandbare stof: stof die met lucht van normale samenstelling en druk onder vuurverschijnselen blijft reageren, ook nadat de ontstekingsbron is weggenomen; Brandwerendheid van bouwdelen: de tijd uitgedrukt in minuten, gedurende welke enig bouwkundig onderdeel van een gebouw
Milieuvergunning Maatschap J.A. Hoekstra en T. Hoekstra-Faber
Blz 2
VOORSCHRIFTEN BEHORENDE BIJ MILIEUVERGUNNING d.d. 11 mei 2004
Naam inrichting Adres Postcode/Vestigingsplaats
: Mts. J.A. Hoekstra en T. Hoekstra-Faber :AldeMiede16 : 9255 XJ Tytsjerk
INHOUDSOPGAVE
blz
BEGRIPPEN 2 VOORSCHRIFTEN 8 1. ALGEMEEN 8 Elektrische installatie 9 2. GELUID 9 Trillinghinder 9 3. BRANDPREVENTIE EN BRANDBESTRIJDING 10 4. AFVALSTOFFEN 10 5. AFVALWATER 11 6. BODEM- EN GRONDWATERBESCHERMING 12 Bodembeschermende voorzieningen 12 7. HET HOUDEN VAN DIEREN EN DE OPSLAG VAN MEST 13 Koelinstallatie 13 Opslag van voer 13 Luchtverontreiniging en stankhinder 14 Mest, algemeen 14 Dunne mest in kelders 15 Opslag van vaste mest op een mestplaat 15 Opslag van kunstmest (klasse c) in een silo 15 8. BOVENGRONDSE TANK VOOR DE OPSLAG VAN (DIESEL)OLIE 16 Constructie-eisen 16 Opvangbak 16 Plaatsing 17 Leidingen en appendages 17 Vullen van een tank 18 Beëindiging opslag 18 9. AFLEVERPOMP VOOR DIESELOLIE 19 10. GASDRUKREGEL- EN MEETINSTALLATIES EN AARDGASGESTOOKTE INSTALLATIES 20 11. OPSLAG VAN (LICHT-)ONTVLAMBARE VLOEISTOFFEN EN CHEMICALIëN IN EMBALLAGE 20 12. MILIEUZORG 20 Besparing van grondstoffen en afvalstoffen 20 Waterbesparing 21 Milieulogboek 21 13. ENERGIE-EFFICIENCY 22 Verlichting 22 14. NAZORG 23
Milieuvergunning Maatschap J.A. Hoekstra en T. Hoekstra-Faber
Blz 1
Ad 7. Afval Binnen de inrichting komen verschillende afvalstromen vrij. De aanvraag is getoetst aan de Leidraad Afval- en emissiepreventie in de milieuvergunning. Met behulp van de daarin opgenomen Checklist 'indicatie omvang afval en emissie' kan de conclusie getrokken worden dat voor de aandachtsvelden huishoudelijk afval, gevaarlijk afval en emissie naar water er sprake is van een geringe omvang. Het is daarom niet redelijk om van de inrichtinghouder een afvalpreventieonderzoek of -plan te eisen. Ten behoeve van het bevorderen van hergebruik van afvalstoffen zijn er voorschriften opgenomen voor het gescheiden verzamelen, bewaren en afvoeren van afval.
III. Algemeen De onderhavige inrichting is getoetst aan het hoofdstuk Bedrijven van het gemeentelijk meerjarig uitvoeringsprogramma milieu (MUP) van december 1991. Voor zover van toepassing is in het voorschriftenpakket rekening gehouden met de aspecten, die uit het onderdeel Bedrijven van het MUP voortvloeien. Gelet op de Wet milieubeheer en het Inrichtingen en Vergunningenbesluit milieubeheer. Besluiten Burgemeester en wethouders van de gemeente Tytsjerksteradiel, de gevraagde vergunning te verlenen overeenkomstig de aangehechte en gewaarmerkte bescheiden en onder oplegging van de bijgevoegde voorschriften. Burgum, 11 mei 2004
Namens burgemeester en wethouders van Tytsjerksteradiel
Tot en met 5 juli 2004 kunt u beroep instellen tegen deze beschikking. In de kennisgeving van ter inzage legging van deze beschikking staat aangegeven tot wie u zich moet wenden. wm Maatschap Hoekstra maart 2004.wdj
Milieuvergunning Maatschap J.A. Hoekstra en T. Hoekstra-Faber, Alde Miede 16, Tytsjerk
Ad.4. Geluid Algemeen. In de vigerende vergunningen Wet milieubeheer d.d. 6 mei 1992 zijn geluids voorschriften opgenomen. Er is daarom sprake van "vergunde" geluidsruimte. Voor wat betreft de normen voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau L ,LT kan het bedrijf met de vergunde geluidsruimte uit de voeten. Om deze reden wordt deze normering zoals die is vergund ook in deze vergunning opgenomen. Ar
Voor wat betreft de maximale geluidsniveaus LAmax zijn de normen aangepast aan de huidige gangbare normen en wel om de volgende redenen. Voor het L x kan worden gesteld dat in principe gestreefd wordt naar het voorkómen van maximale geluidsniveaus hoger dan 10 dB(A) boven het aanwezige L r,LT-niveau. In die gevallen waarin niet aan de grenswaarden kan worden voldaan, kunnen op basis van de afwijkingsbevoegdheid wegens bijzondere omstandigheden hogere maximale LAmaxgeluidsniveaus worden vergund. Gezien de aard van de activiteiten en werkzaam heden op een melkrundveehouderij, zoals het starten en optrekken van tractoren en machines, het onderhoud aan machines en dergelijke is het te verwachten dat er maximale geluidsniveaus voor kunnen komen die hoger liggen dan 10 dB(A) boven de aanwezige L , T-niveaus Op basis van de beschikbare kennis omtrent hinder door maximale LAmax-geluidsniveaus wordt sterk aanbevolen dat de maximale LAma)rgeluidsniveaus echter niet hoger mogen zijn dan 70 dB(A) etmaalwaarde. Dit betekent een geluidbelasting op de omgeving van 70 dB(A) in de dagperiode van 06.00-19.00 uur, 65 dB(A) in de avondperiode van 19.00-22.00 uur, 60 dB(A) in de nachtperiode van 22.00-06.00 uur. In aansluiting bij het Besluit melkrundveehouderijen en in aan sluiting bij de waarden die hiervoor in de Handreiking industrielawaai en vergunning verlening) van oktober 1998 als ten hoogste aanvaardbaar worden geacht, zijn boven genoemde waarden in de voorschriften, behorende bij deze vergunning, opgenomen. Ama
A
Ar L
Verkeersaantrekkende werking. Uit de aanvraag blijkt dat ten behoeve van het bedrijf per dag 6 verkeersbewegingen met vrachtauto's, bestelauto's en tractoren en 5 verkeersbewegingen met personenauto's plaatsvinden. De verkeersbewegingen vinden voornamelijk plaats in de dagperiode (07.00 -19.00 uur). Het aantal verkeersbewegingen is dusdanig gering dat dit aspect daarom geen nadere beschouwing behoeft. Ad.5. Bedrijfsafvalwater: Het bedrijfsafvalwater afkomstig van het reinigen van de melkstal, het tanklokaal en de melktank en bestaande uit spoel- en schrobwater met reinigingsmiddelen en mestresten, wordt opgevangen in de mestkelders. Dit water wordt vervolgens met veel mest over het eigen land uitgereden. Ad 6. Energie Binnen de inrichting wordt energie (gas en elektriciteit) verbruikt. De aanvraag is getoetst aan de Circulaire Energie in de Milieuvergunning (1999). Het huidige energieverbruik, voor de gevraagde uitbreiding, ligt onder de grens van 50.000 kWh elektriciteit en beneden de grens van 25.000 m3 aardgas. In de aanvraag staat aangegeven dat in 2003 in de bestaande inrichting 49.440 kWh elektriciteit werd verbruikt. De verwachting is dat na de gevraagde uitbreiding (het veebestand wordt bijna verdubbeld) het elektriciteitsverbruik substantieel zal toenemen. Om na te gaan of er energiebesparing mogelijk is zijn er aan de vergunning voorschriften verbonden voor het uitvoeren van een energiebesparingsonderzoek. Milieuvergunning Maatschap J.A. Hoekstra en T. Hoekstra-Faber, Alde Miede 16, Tytsjerk
Tot het moment dat het 'Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij' in werking treedt, dienen de mogelijkheden om de ammoniakemissie van huisvestingssystemen te reduceren, beoordeeld te worden op basis van het alara-beginsel van artikel 8.11 van de Wet milieubeheer. De minister van VROM heeft in een brief d.d. 26 maart 2002, kenmerk BWL7 2002 027 327, aangegeven dat voor melkrundveestallen de voorlopige alara-norm voor ammoniakemissie 9,5 kg NH3 per dier per jaar is. Uit de aanvraag blijkt dat deze norm niet overschreden wordt, dus wordt aan het alara-beginsel voldaan. Voor het houden van schapen en vleesstieren geldt nog geen alara-norm. Ad.2.
Stank
Voor wat betreft het aspect stank veroorzaakt door het houden van het melkrundvee dient getoetst te worden aan de Richtlijn "Veehouderij en Stankhinder 1996" (hierna de Richtlijn). De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in verschillende zaken in 1998 geoordeeld dat de categorie-indeling in de Richtlijn onvoldoende is gemotiveerd. Het gevolg is dat bij de beoordeling van de omgevingscategorie teruggevallen moet worden op de Brochure Veehouderij en Hinderwet 1985 (hierna de Brochure). De inrichting is gelegen in het buitengebied waar in de direct omgeving van de inrichting agrarische bedrijven zijn gelegen. Deze woonomgeving van de inrichting is op grond van de Brochure te beschouwen als categorie IV. Voor deze categorie geldt voor het houden van melkrundvee een aanbevolen vaste afstand van 50 meter vanaf het emissiepunt van de stallen tot het dichtstbijzijnde stankgevoelige object. De emissie van de stallen vindt plaats op natuurlijke wijze via de nokventilatie. De kortste afstand tussen de nokventilatie-uitlaat van de ligboxenstal en de buitenzijde van de dichtstbijgelegen agrarische bedrijfswoning is circa 220 meter. Voor de afstandsmeting wordt uitgegaan van de Richtlijn, hoofdstuk 2 onder 2.2.2. Uit het oogpunt van hinder van algemene aard dient de afstand, van de gevel van de inrichting tot de buitenzijde van stankgevoelige objecten, 50 meter te zijn voor de omgevingscategorie IV. Deze afstand tot het dichtstbijgelegen stankgevoelige object, de hiervoor genoemde agrarische bedrijfswoning, is in deze situatie circa 210 meter. Samengevat is de conclusie dat voor de afstand van de inrichting tot het dichtstbijgelegen stankgevoelige object wordt voldaan aan de criteria van de Richtlijn Veehouderij en Stankhinder 1996. Ad.3. Bodem
Binnen het bedrijf vinden een aantal potentieel bodembedreigende activiteiten plaats, zoals het stallen van tractoren, alsmede de opslag van dieselolie, olie, formaldehyde, de opslag van spoelwater uit de stallen in kelders, de opslag van vaste mest, de opslag van mest in mestsilo's, de aanwezigheid van rundveemest in de stallen en de kelders onder de stallen. Op deze activiteiten is de Nederlandse Richtlijn Bodembeschermende voorzieningen (NRB) van toepassing. Conform deze richtlijnen wordt voorgeschreven dat alle bodembedreigende activiteiten zullen moeten plaatsvinden boven vloeistofdichte vloeren en/of vloeistofdichte lekbakken, dan wel mestdichte kelders en vloeren. Voor de beide mestbassins is het Besluit mestbassins milieubeheer van toepassing. De voorschriften van dit besluit blijven, ook na het van kracht worden van de vergunning, van toepassing op de beide mestbassins.
Milieuvergunning Maatschap J.A. Hoekstra en T. Hoekstra-Faber, Alde Miede 16, Tytsjerk
Met betrekking tot de bestaande toestand van het milieu kan, voor zover de inrichting daarvoor gevolgen kan veroorzaken, worden gewezen op het volgende:
I. Bestaande toestand van het milieu Algemeen. De inrichting is gevestigd aan de Aldemiede 16 te Tytsjerk, gelegen in het buitengebied. Het betreft een bestaande melkrundveehouderij met een vergunde omvang van 162 stuks melkkoeien ouder dan 2 jaar, 150 stuks jongvee tot 2 jaar, 25 vleesstieren tot 2 jaar en 100 schapen. De dichtstbijzijnde woning, een agrarische bedrijfswoning, is gelegen op circa 200 meter van de erfgrens van de inrichting. Bodem. De kwaliteit van de bodem ter plaatse van de aangevraagde veranderingen van de inrichting is niet bekend.
De inrichting is gelegen aan een rustige weg in het buitengebied van Tytsjerk.
II. invloed van de inrichting op het milieu Potentieel relevante aspecten zijn: 1. Lucht; 2. Stank; 3. Bodem; 4. Geluid; 5. Bedrijfsafvalwater; 6. Energie; 7 Afval. Ad.1. Lucht Voor wat betreft de onderdelen uitlaatgassen is de Nederlandse Emissie Richtlijn Lucht (NeR-lucht) van toepassing.
Uitlaatgassen verbrandingsmotoren. Het gebruik van verbrandingsmotoren binnen de inrichting beperkt zich tot het gebruik van de eigen tractoren en een noodaggregaat. Het betreft hier het gebruik van gangbare machines waarvan niet te verwachten is dat niet voldaan kan worden aan de algemene emissienorm van deze richtlijn. Gelet op bovenstaande wordt voldaan aan de algemene emissienormen NeR-lucht. Ammoniak. Voor de melkrundveehouderij is met betrekking tot het aspect ammoniakemissie naar de lucht getoetst aan de "Wet Ammoniak en Veehouderij" (en de daarbij behorende Regeling ammoniak en veehouderij). Het dierenverblijf, dat behoort tot de inrichting, is niet geheel of gedeeltelijk gelegen in een kwetsbaar gebied, of binnen een zone van 250 meter rond een zodanig gebied. Ook valt de inrichting niet onder de reikwijdte van Richtlijn nr.96/61/EG van de Raad van de Europese Unie van 24 september 1996 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (PbEG L 257) en veroorzaakt de ammoniakemissie uit de dierenverblijven geen belangrijke verontreiniging.
Milieuvergunning Maatschap J.A. Hoekstra en T. Hoekstra-Faber, Alde Miede 16, Tytsjerk 2
B E S L U SI W E T M S LSEUBEHEER
No. 0400696
Wij hebben van Maatschap J.A. Hoekstra en T. Hoekstra-Faber een aanvraag om milieu vergunning ontvangen voor een nieuwe, de gehele inrichting omvattende vergunning ingevolge artikel 8.4, lid 1 van de Wet milieubeheer voor een rundveehouderijbedrijf op het adres Aldemiede 16 in Tytsjerk. Kadastraal bekend gemeente Hardegarijp, sectie F3, nummer 2098. Omtrent de onderhavige aanvraag hebben wij het volgende overwogen: De aanvraag maakt in zijn geheel onderdeel uit van de vergunning op grond van de Wet milieubeheer. De inrichting is een inrichting in de zin van Bijlage 1 van het Inrichtingen en Vergunningenbesluit milieubeheer en valt onder de volgende categorieën:1.1.a en b, 4.1, 5.1, 7.1, 8.1 en 13.1.a en b. Wij hebben derhalve de procedure zoals bedoeld in afdeling 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht uitgevoerd. Vergunningsituatie: Voor de inrichting is op 6 mei 1992 een oprichtingsvergunning op grond van de Wet milieubeheer verleend voor een veehouderij met een veestapel van 162 stuks melkvee, 115 stuks jongvee, 25 vleesstieren en 100 schapen. Deze aantallen zijn gebaseerd op daadwerkelijk aanwezig stuks vee. Het aantal dierplaatsen ligt hoger. Vervolgens is op 25 april 1995 een melding op grond van het Besluit mestbassins milieubeheer bij ons ingediend. Thans wordt een revisievergunning aangevraagd om reden dat het aantal stuks te houden vee en het aantal dierplaatsen wordt uitgebreid. De uitbreiding ziet er als volgt uit: uitbreiding dieraantallen - melkvee > 2 jaar: - jongvee< 2 jaar: -schapen
uitbreiding dierplaatsen van 162 naar 318 van 150 naar 190 van 100 naar 200
stuks stuks stuks
van 162 naar 300 van 160 naar 193 van 150 naar 200
Het aantal vleesstieren blijft ongewijzigd, namelijk 25 stuks. De volgende activiteiten zullen binnen de inrichting plaatsvinden: - het houden van melkrundvee met bijbehorend jongvee, schapen en vleesstieren; - het opslaan van mest, veevoer en kunstmest; - stalling van tractoren; - onderhoud aan eigen tractoren; - bovengrondse opslag van dieselolie.
Bijlage 18 Machtiging
MACHTIGING
Hierbij machtigt ondergetekende, dhr. N. Hoekstra, de heer J. Keizer werkzaam voor Exlan, p/a postbus 1033, 7940 KA Meppel, om zijn belangen inzake de Natuurbeschermingswetvergunning op de percelen Aldemiede 16 te Tytsjerk en Alddiel la te Tytsjerk met recht van substitutie In en buiten rechte te behartigen.
Tytsjerk, 29 september 2
Handtekening dhr. N. Hoekstra
De heer N. Hoekstra namens Maatschap Hoekstra Aldemiede 16 9255X1 Tytsjerk
Mts. Hoekstra - Aldemiede 16 - Tytsjerk
11ag"iWn
Bijlage 17 E-mail provincie Friesland FW: Opvragen coördinaten J.A. Hoekstra Brouwer, Edwin <[email protected]> O Opvolgen. 6egindatum:: woensdag 4 juni 2014. Einddatum:: woensdag 4 juni 2014. U hebt dit bericht beantwoord op 10-6-2014 937. Verzonden Aan.
wo 4-6-2014 9:46 Haan, Jeroen
Hallo Jeroen, Het dichtstbijzijnde gebied voor onderstaande locatie is Alde Feanen (X:189310 en Y 573005) Met vriendelijke groet, Edwin Brouwer Juridisch beieidsmedewerit er
pravinsje fryslan
AfdeJing Stèd en Platteen 068 292515S
provincie fryslan ^
edwin.brouwe-riBffrv'sIan.nl
Tweebaksmarkt 52 {fcezoefcersadresj Postbus 20'120. 8300 HM Leemva.rden www.trvslan.nl
Tink can ft mnilj^u fcar 't 'p- beslute dizas rarai!' te jsfrintsjgn IDemte aan ftsf «nilfesa vaar u telüit dess mail' 6e prifitec?
Mts. Hoekstra - Aldemiede 16 - Tytsjerk
Bijlage 16 Intrekking ammoniakrechten Na het onherroepelijk worden van de gevraagde Natuurbeschermingswetvergunning zullen meldingen in het kader van het Activiteitenbesluit voor de bedrijven aan de Alddiel 3 te Tytsjerk, Lytse Geast 6 te Tytsjerk en Aldemiede 9 te Suawoude worden ingediend. Gemeld zal worden dat minder dieren worden gehouden, waardoor de ammoniakemissie zal verminderen met de in de tabellen in bijlagen 9, 11 en 13 opgenomen over te dragen emissies. Om te borgen dat de ammoniakemissie daadwerkelijk wordt verminderd op de saldo leverende bedrijven aan de Alddiel 3 te Tytsjerk, Lytse Geast 6 te Tytsjerk en Aldemiede 9 te Suawoude, dient in de gevraagde Natuurbeschermingswetvergunning de bepaling te worden opgenomen dat de Natuurbeschermingswetvergunning pas in werking treedt nadat de meldingen, waaruit de vermindering van de emissie van de bedrijven aan de Alddiel 3 te Tytsjerk, Lytse Geast 6 te Tytsjerk en Aldemiede 9 te Suawoude blijkt, is ingediend. Daarbij dient opgenomen te worden dat afschriften van deze meldingen wordt overlegd aan Gedeputeerde Staten van de Provincie Friesland. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van state d.d. 14 augustus 2013 in zaak nr. 201205373/1/R2 (rechtsoverweging 4.6) blijkt dat op die wijze voldoende samenhang tussen de gevraagde uitbreiding en de vermindering van de saldo leverende bedrijven aan de Alddiel 3 te Tytsjerk, Lytse Geast 6 te Tytsjerk en Aldemiede 9 te Suawoude ontstaat om te kunnen spreken van een mitigerende maatregel.
Mts. Hoekstra - Aldemiede 16 - Tytsjerk
Nalatigheid, boete 21. Elk der partijen zal in verzuim zijn waar het de nakoming van de bij de artikelen 11 t/m 16 bepaalde door enkele daad of nalatigheid of door enkel verloop van een gestelde termijn en/of datum, zonder dat enige sommatie, ingebrekestelling en dergelijke nodig is; 22. De in verzuim zijnde partij verbeurt aan de wederpartij een onmiddellijk opeisbare boete van € 200,- per dag dat de niet-nakoming of niet juist nakoming voortduurt tot een maximum van € 20.000,-, onverlet latend diens bevoegdheid om ontbinding van deze overeenkomst en/of schadevergoeding te vorderen;
Kosten 23. De kosten van de aanvraag van de voor koper in verband met de levering benodigde vergunning(en) zijn voor koper, inclusief die van eventuele procedures van bezwaar en beroep; 24. De kosten die verbonden zijn aan het intrekken of wijzigen van vergunning(en), het doen van meldingen en registraties anderszins van het bedrijf van verkoper in verband met de levering aan de koper zijn voor rekening van koper; 25. De kosten van deze overeenkomst en van het beheer van de koopsom op de derdenrekening, waaronder het verrichten van betaling en correspondentie met partijen zijn voor rekening van koper.
Aldus in drievoud opgemaakt te Meppel op 2 september 2014
Verkoper:
< E. Kooi
Mts. Hoekstra - Aldemiede 16 - Tytsjerk
Koper:
^ f
MtsJ.A. & N.S. Hoekstra
/Jf
[
• k
agrifirm exlan
Levering 11 .Juridische levering van het verkochte vindt plaats op de datum van betaling van de koopsom door koper overeenkomstig artikel 5 en 6; 12. Feitelijke levering van het verkochte zal geschieden door toekenning van de door koper aangevraagde vergunning waarbij de voormelde ammoniakrechten zijn betrokken doch niet eerder dan die vergunning onherroepelijk wordt; 13. Partijen verplichten zich jegens elkaar om elk afzonderlijk en zo nodig gezamenlijk al het nodige te doen voor het verkrijgen door koper van de benodigde vergunning(en). Bij deze verlenen partijen elkaar hiervoor ook onherroepelijke volmacht; 14. Tevens zullen zij niets doen dat kan leiden tot vertraging in de vergunningverlening of vernietiging van de verleende vergunning(en) of levering anderszins in de weg kan staan; 15. Verkoper verplicht zich tot het overdragen of afstaan van ammoniakrechten indien en in zoverre dat nodig is voor toekenning ervan aan koper; 16. Verkoper heeft aan zijn leveringsplicht voldaan als de door het bevoegd gezag verleende vergunning(en) onaantastbaar is/zijn geworden; 17. Koper is verplicht het bewijs dat levering heeft plaatsgevonden binnen een week nadat hij het betreffende besluit heeft ontvangen aan de beheerder van de koopsom kenbaar te maken;
Geldelijke verrekening 18. Indien blijkt dat de hoeveelheid ammoniakrechten die naar koper overgaat lager zal zijn dan partijen beogen met onderhavige overeenkomst, zal het verkochte worden herzien met dien verstande dat de maximaal over te dragen hoeveelheid ammoniak dient over te gaan. Alsdan zal, indien de oorzaak hiervan in redelijkheid niet aan de verkoper is toe te rekenen, een geldelijke verrekening plaatsvinden op basis van € (excl. eventuele BTW) per niet-geleverde kg ammoniak, indien het een oorzaak betreft die in redelijkheid wel aan verkoper is toe te rekenen, dan is verkoper naast genoemde verrekening verplicht tot vergoeding aan koper van eventueel door koper geleden dan wel te lijden schade.
Ontbindende voorwaarden 19. Ontbindende voorwaarde voor deze verkoop, die slechts door de verkoper kan worden ingeroepen, is het niet stipt en zonder aanmaning voldoen door koper aan zijn betalingsverplichting, zoals vermeld in artikel 6; 20. Ontbindende voorwaarde voor de verkoop, die door beiden kan worden ingeroepen, is verder dat koper niet uiterlijk op de in artikel 9 genoemde datum, eventueel na toepassing van artikel 10, over het verkochte kan beschikken;
Mts. Hoekstra - Aldemiede 16 - Tytsjerk
Het verkochte 1. Onder de ammoniakrechten dient hier te worden verstaan: de publiekrechtelijke toestemming(en) tot het houden van dieren, uitgedrukt in de uitstoot van ammoniak vanuit de betreffende inrichting c.q. locatie met de omvang van een aantal kilogrammen per jaar; 2. Eventuele korting van overheidswege op de omvang van het verkochte, die is verbonden aan de overdracht ervan op koper of plaatsvindt na feitelijke levering, is voor rekening en risico van koper; 3. Eventuele korting van overheidswege op de omvang van het verkochte voor het moment van feitelijke levering, die niet verbonden is aan deze levering, is voor rekening en risico van verkoper.
Koopsom, betaling 4. Met betrekking tot de omzetbelasting (BTW) geldt het volgende: verkoper verklaart niet onder de omzetbelasting te vallen; 5. De prijs van het verkochte bedraagt €
per kg, oftewel een koopsom van €
6. Koper zal de koopsom uiterlijk 23 september 2014 storten op rekeningnummer NL39.RABO.0192.3196.04 van Stichting Derdengelden Exlan te Veghel; 7. Na ontvangst van de koopsom zullen de procedures worden gestart die vereist zijn voor de feitelijke levering overeenkomstig artikel 11 t/m 15; 8. Binnen twee weken nadat koper de bewijsstukken heeft ingediend dat feitelijke levering heeft plaatsgevonden, zal de koopsom aan verkoper worden uitbetaald; 9. Indien feitelijke levering niet uiterlijk 1 juli 201 5 heeft plaatsgehad dan wel indien feitelijke levering onmogelijk blijkt door het vernietigen van de betreffende vergunning(en) of het in hoogste instantie in stand blijven van een weigering tot verlening van de betreffende vergunning(en), wordt de koopsom binnen twee weken na ontvangst van het betreffende besluit aan koper teruggestort, inclusief depotrente; 10. Echter: indien de op de in artikel 9 genoemde datum nog een beroepsprocedure gaande is betreffende bedoelde vergunningen, dan wordt de termijn verlengd totdat deze procedure is geëindigd;
Mts. Hoekstra - Aldemiede 16 - Tytsjerk
a9rif w ± KOOPOVEREENKOMST AMMONIAKRECHTEN De partijen; Naam
E. Kooi
Adres
Aldemiede 9
Postcode en plaats
9265 XJ Suawoude
Bankrekeningnummer
NL62.RABO.0362.71 33.67
Hierna noemen: 'verkoper' en Naam
Mts J A. & N.S. Hoekstra
Adres
Aldemiede 16
Postcode en plaats
9255 KI Tytsjerk
Hierna te noemen 'koper', in aanmerking nemende dat: •
Beide partijen een onderneming exploiteren met (onder meer) tot doel het houden van dieren;
•
Voor het houden van dieren onder meer vereist is het beschikken over voldoende ammoniakrechten;
•
Koper zijn bedrijf wenst uit te breiden en verkoper bereid is zijn bedrijf in te krimpen;
•
Verkoper geeft Agrifirm Exlan volmacht tot intrekking of wijziging van diens vergunning(en) van de hierna genoemde hoeveelheid ammoniakrechten.
komen overeen: dat verkoper aan koper, die in koop aanneemt, een hoeveelheid ammoniakrechten, groot 999,7 kg, rustend op de locatie Aldemiede 9 te Suawoude, onder de navolgende bepalingen:
Mts. Hoekstra - Aldemiede 16 - Tytsjerk
fl ± agrif
Nalatigheid, boete 21. Elk der partijen zal in verzuim zijn waar het de nakoming van de bij de artikelen 11 t/m 16 bepaalde door enkele daad of nalatigheid of door enkel verloop van een gestelde termijn en/of datum, zonder dat enige sommatie, ingebrekestelling en dergelijke nodig is; 22. De in verzuim zijnde partij verbeurt aan de wederpartij een onmiddellijk opeisbare boete van € 200,- per dag dat de niet-nakoming of niet juist nakoming voortduurt tot een maximum van € 20.000,-, onverlet latend diens bevoegdheid om ontbinding van deze overeenkomst en/of schadevergoeding te vorderen;
Kosten 23. De kosten van de aanvraag van de voor koper in verband met de levering benodigde vergunning(en) zijn voor koper, inclusief die van eventuele procedures van bezwaar en beroep; 24. De kosten die verbonden zijn aan het intrekken of wijzigen van vergunning(en), het doen van meldingen en registraties anderszins van het bedrijf van verkoper in verband met de levering aan de koper zijn voor rekening van koper; 25. De kosten van deze overeenkomst en van het beheer van de koopsom op de derdenrekening, waaronder het verrichten van betaling en correspondentie met partijen zijn voor rekening van koper.
Aldus in drievoud opgemaakt te Meppel op 2 september 2014
Mts. Hoekstra - Aldemiede 16 - Tytsjerk
\ Ik
agrifirm exlan
Levering 11 .Juridische levering van het verkochte vindt plaats op de datum van betaling van de koopsom door koper overeenkomstig artikel 5 en 6; 12. Feitelijke levering van het verkochte zal geschieden door toekenning van de door koper aangevraagde vergunning waarbij de voormelde ammoniakrechten zijn betrokken doch niet eerder dan die vergunning onherroepelijk wordt; 13. Partijen verplichten zich jegens elkaar om elk afzonderlijk en zo nodig gezamenlijk al het nodige te doen voor het verkrijgen door koper van de benodigde vergunning(en). Bij deze verlenen partijen elkaar hiervoor ook onherroepelijke volmacht; 14. Tevens zullen zij niets doen dat kan leiden tot vertraging in de vergunningverlening of vernietiging van de verleende vergunning(en) of levering anderszins in de weg kan staan; 15. Verkoper verplicht zich tot het overdragen of afstaan van ammoniakrechten indien en in zoverre dat nodig is voor toekenning ervan aan koper; 16. Verkoper heeft aan zijn leveringsplicht voldaan als de door het bevoegd gezag verleende vergunning(en) onaantastbaar is/zijn geworden; 1 7. Koper is verplicht het bewijs dat levering heeft plaatsgevonden binnen een week nadat hij het betreffende besluit heeft ontvangen aan de beheerder van de koopsom kenbaar te maken;
Geldelijke verrekening 18. indien blijkt dat de hoeveelheid ammoniakrechten die naar koper overgaat lager zal zijn dan partijen beogen met onderhavige overeenkomst, zal het verkochte worden herzien met dien verstande dat de maximaal over te dragen hoeveelheid ammoniak dient over te gaan. Alsdan zal, indien de oorzaak hiervan in redelijkheid niet aan de verkoper is toe te rekenen, een geldelijke verrekening plaatsvinden op basis van € (excl. eventuele BTW) per niet-geleverde kg ammoniak. Indien het een oorzaak betreft die in redelijkheid wel aan verkoper is toe te rekenen, dan is verkoper naast genoemde verrekening verplicht tot vergoeding aan koper van eventueel door koper geleden dan wel te lijden schade.
Ontbindende voorwaarden 19. Ontbindende voorwaarde voor deze verkoop, die slechts door de verkoper kan worden ingeroepen, is het niet stipt en zonder aanmaning voldoen door koper aan zijn betalingsverplichting, zoals vermeld in artikel 6; 20. Ontbindende voorwaarde voor de verkoop, die door beiden kan worden ingeroepen, is verder dat koper niet uiterlijk op de in artikel 9 genoemde datum, eventueel na toepassing van artikel 10, over het verkochte kan beschikken;
Mts. Hoekstra - Aldemiede 16 - Tytsjerk
Het verkochte 1. Onder de ammoniakrechten dient hier te worden verstaan: de publiekrechtelijke toestemming(en) tot het houden van dieren, uitgedrukt in de uitstoot van ammoniak vanuit de betreffende inrichting c.q. locatie met de omvang van een aantal kilogrammen per jaar; 2. Eventuele korting van overheidswege op de omvang van het verkochte, die is verbonden aan de overdracht ervan op koper of plaatsvindt na feitelijke levering, is voor rekening en risico van koper; 3. Eventuele korting van overheidswege op de omvang van het verkochte voor het moment van feitelijke levering, die niet verbonden is aan deze levering, is voor rekening en risico van verkoper. Koopsom, betaling
4. Met betrekking tot de omzetbelasting (BTW) geldt het volgende: verkoper verklaart niet onder de omzetbelasting te vallen; 5. De prijs van het verkochte bedraagt €
per kg, oftewel een koopsom van €
6. Koper zal de koopsom uiterlijk 23 september 2014 storten op rekeningnummer NL39.RABO.0192.3196.04 van Stichting Derdengelden Exlan te Veghel; 7. Na ontvangst van de koopsom zullen de procedures worden gestart die vereist zijn voor de feitelijke levering overeenkomstig artikel 11 t/m 1 5; 8. Binnen twee weken nadat koper de bewijsstukken heeft ingediend dat feitelijke levering heeft plaatsgevonden, zal de koopsom aan verkoper worden uitbetaald; 9. Indien feitelijke levering niet uiterlijk 1 juli 201 5 heeft plaatsgehad dan wel indien feitelijke levering onmogelijk blijkt door het vernietigen van de betreffende vergunning(en) of het in hoogste instantie in stand blijven van een weigering tot verlening van de betreffende vergunning(en), wordt de koopsom binnen twee weken na ontvangst van het betreffende besluit aan koper teruggestort, inclusief depotrente; 10. Echter: indien de op de in artikel 9 genoemde datum nog een beroepsprocedure gaande is betreffende bedoelde vergunningen, dan wordt de termijn verlengd totdat deze procedure is geëindigd;
Mts. Hoekstra - Aldemiede 16 - Tytsjerk
a9rif ti Jr KOOPOVEREENKOMST AMMONIAKRECHTEN De partijen: Mts W. & Venema-vd Veen
Naam Adres
Lytse- Ceast 6
Postcode en plaats
9255 LK Tytsjerk
Bankrekeningnummer
NL69.RABO.0362.7599.95
Hierna noemen: 'verkoper' en Naam
Mts J.A. & N.S. Hoekstra
Adres
Aldemiede 16
Postcode en plaats
9255 XJ Tytsjerk
Hierna te noemen 'koper', in aanmerking nemende dat: •
Beide partijen een onderneming exploiteren met (onder meer) tot doel het houden van dieren;
•
Voor het houden van dieren onder meer vereist is het beschikken over voldoende ammoniakrechten;
•
Koper zijn bedrijf wenst uit te breiden en verkoper bereid is zijn bedrijf in te krimpen;
•
Verkoper geeft Agrifirm Exlan volmacht tot intrekking of wijziging van diens vergunning(en) van de hierra genoemde hoeveelheid ammoniakrechten.
komen overeen: dat verkoper aan koper, die in koop aanneemt, een hoeveelheid ammoniakrechten, groot 300,6 kg, rustend op de locatie Lytse Ceast 6 te Tytsjerk, onder de navolgende bepalingen:
Mts. Hoekstra - Aldemiede 16 - Tytsjerk
[ A agrifirm
• k
exlan
Nalatigheid, boete 21. Elk der partijen zal in verzuim zijn waar het de nakoming van de bij de artikelen 11 t/m 16 bepaalde door enkele daad of nalatigheid of door enkel verloop van een gestelde termijn en/of datum, zonder dat enige sommatie, ingebrekestelling en dergelijke nodig is; 22. De in verzuim zijnde partij verbeurt aan de wederpartij een onmiddellijk opeisbare boete van € 200,- per dag dat de niet-nakoming of niet juist nakoming voortduurt tot een maximum van € 20.000,-, onverlet latend diens bevoegdheid om ontbinding van deze overeenkomst en/of schadevergoeding te vorderen;
Kosten 23. De kosten van de aanvraag van de voor koper in verband met de levering benodigde vergunning(en) zijn voor koper, inclusief die van eventuele procedures van bezwaar en beroep; 24. De kosten die verbonden zijn aan het intrekken of wijzigen van vergunning(en), het doen van meldingen en registraties anderszins van het bedrijf van verkoper in verband met de levering aan de koper zijn voor rekening van koper; 25. De kosten van deze overeenkomst en van het beheer van de koopsom op de derdenrekening, waaronder het verrichten van betaling en correspondentie met partijen zijn voor rekening van koper.
Aldus in drievoud opgemaakt te Meppel op 2 september 2014
Mts. Hoekstra - Aldemiede 16 - Tytsjerk
wot$!<$'-eolte 1
, 10 st jongvee.
bmelkickaal B.
?i
7si
r •
Ï Ï
I Ï-*
9st
boerderij 4st |
dak wanden vloer
dakpannen/ riet metselwerk
Ligboxstal
beton
Jj
i
§ - ~ R.
fc4st I|
- ca; • i i" • J? • $ tr • |» s 1 R.
1 vaste mestsilo
golfplaten metselwerk
Ö
T I1 --?
j
_L
J vloer en wanden
beton
beton beton tot. inhoud
| 1 r r7st ' -'.st 1
3C Maboxén
, _ 4-
H
^mixerput
roostarvlosr •
-
- -
•
-
-
- -
;
—
-7 •
;•
meikstal.
LO gierketiicr 60 m3 "
-
I
vcergang
N. M.
1 - M.
z"- T
j
;
, "7
...
:
:
r
-dr
•
;...
„ .,
-r—™—:y-
_ _ . .7
;• f v
kuilvoerodslcg
Bohocrt fcij desanvrassg vanc.' :-:. Jj-.OJ4S
REE-'W. TF-ANUINMEN
behoort bH van
da Waad — Burgemeester en Wethouders
d.d.
Olj /11 fop
no. Op~G <^
Cu»-GgciHiails v^n da Gemaento Tytsjerksteradiel
da t u m : handtekening aanvrager: golfplaten stalen gevelplaten beton beton tot. inhoud
renvooi A
koelcggregaat 3,9 KW
kad. gern : Hurdegaryp
B C D
molkpomp vacuumpomp roerpomp
sektie
E F 6
kompressor 4.0 KW lastrafo 2 5A. dieselolietank 2000 lit.
2.0 KW 4.5 KW 0,6 KW
VAN DER VEEN
H 60 m3
1
gierkelder
J
mengmestsilo
K L M
kunstmestsilo 10 ton krachtvoersilo 10 ton mestputten onde roostervloer
N
mest kolder uitbreiding
0 P
krachtvoersilo boven melkstal centraal vlotter bak
R
mestgruppen
S T
k ui Ivoer opslag vaste mestsilo
: E
BOUW-
400 m3
totaal 280m3
totaal 600 mJ 10 ton
LYTSE GEAST 150m
projekt
13
TIETJERK TEL. 05118 -
31231
platte grond t.b.v. aanvraag hinderwetvergunning veehouderij
opdrachtg
E. Kooi. alde miede 9, 9265 XJ/SUWALD
schaal
11 200
ctatum
mei 1995
get.
P van der Veen
gew
^
y
proj.no.
520
:ijg©w©(b
voorgövel.
st. damwand profiel pi.
bestaand verbindings lid
Ï
ï
stalen roosters 800 mm br. 10 «1050
\" „u" bokjes
l I i I M J I i
N
I
7~..w
I
I
I
I
I
voer goot bestaande woning.
voergoot
!
I
!
I
L
I
!
I
L
!
I
L
I
L
I
I
I
situatie, schaal 1: 2000
kleuren en materialen: stalen roosters 800mm br.
daktcoür. ;
. antraciet kleurige a.b.c. golf platen.
top geve.
. donkergroene
bekleding
buiten -je vel metselwerk
konijnen deuren
roosters [Ing 2000
:
srcic-n
\s behoortJïjjJbesïuU
*an
v 'ij*
Burgermeester en Wethouder» d:di
2 1 M EI 1985
r.o.' 1135"
De Secretaris van ds Gemarkte lielierkstftradeftf
dam wand profiel platen.
rode baksteen !f,) wit.
: donkergroen.
schapen box. roosters Ing 2000
l
hg bestaande fundering met uitz.van de spant fundaties.
.5°
4500
.
4500
„
bouwen boerderij
4500
219CO 2 24CO
begane grond.
behoort
lichtkoepel ventilatie nok.
bij de aanvraag om vergunning
ingevolge
betreffende een rundveehouderij bedrijf . c.b.c.
fptaten
kad.bek.gem.: hardegarijp , sectie,
f2
van
de hinderwet
d.d—
1985
j. joustra .alddiol 3 ,fietjerk,op het perceel
, nummer: 1667
a b.c. wind veren •
JL^z.
de aanvro ger
1985
maatvoering in het werk kontroleren!
wk omschrijving
herbouw boerderij i.ov.dhr j joustra .aiddfel
3
M
85-004.
bi#dnr
&=,<>
te tietierk. bestaande fundering met - * uitz van de spant fundatie /
-'.-•overhead deur dagm. 3600* 3600
1onderdeel
bestek tekening.
schaal 1:100.
doorsnede
de groot architektuur •.'..-basis nivo funderingspalen ca.4000"
gal 15-1-1985
gew
hoofdstraat 105
form midwolde
A1.
tel.05945-14791
Ter voorkoming van terugzending of niet-onnrcmKelijkverklaring van dit verzoek verdient nauwkeurige invulling ervan^Pflbeveling. Tekening en beschrijving tezamen moeten een volledig beeld van de inrichting c.q. de uitbreiding of wijziging daarvan opleveren. Bij onvoldoende ruimte eventueel vervolgen op afzonderlijke vellen in viervoud. Deze ook ondertekenen!
T
HINDERWET verzoek vergunning - tevens beschrijving {art. 5} In vijfvoud (Ie t/m 5e ex.) indienen!
stempel
va-
No.
9n
l v . a -
r
SöLIdOSJjÊ.—«.
Burgemeester en wethouders
INGEKOMEN van de gemeente
-5 MO 1985
Tietjerksteradeel.
Gemeente Tïetjerksferadeef
datum:
jantrari 1935
naam van verzoeker
3.3oustra
straat en huisnummer (evt. telefoonnummer)
Alddiel 3 Ül xrl
gemeente/postcode
tel.05118-1332
verzoekt vergunning tot het oprichten en in werking hebben van
O
uitbreiden of wijzigen van
CU
veranderen van de gebezigde werkwijzen in
Tietjerksteradeel
9255 XG T i e t j e r k o
lH verzoekt in verband met de uitbreiding/wijziging van de inrichting, voor welke reeds vergunning werd verleend, een nieuwe, de gehele hieronder omschreven inrichting omvat tende, vergunning (art. 6a)'
H de hieronder omschreven inrichting [H
de hieronder omschreven inrichting voor een termijn van 2
aard van de inrichting 3 rundveehouderij b e d r i j f
plaats waar de inrichting is of zal worden gevestigd straat en nummer (evt. telefoonnummer) en gemeente van vestiging/ postcode
Alddiel 3
tel.05118-1332
kadastrale ligging gemeente
Hardegarijp
sectie
F2
nummer(s)
1667
T i e t j e r k s t e r a d e e l 9255 XG Tietjerk.
opgaaf van hetgeen in de inrichting zal worden verricht, vervaardigd of verzameld 4 Het verzorgen en melken van ca.55 stuks rundvee en 20 schapen,het opslaan van 60 ton hooi en/of stro,1350 m3 ruwvoer,10 ton kunstmest,220 m3 d r i j f m e s t , 60 m3 g i e r , 5 0 m3 vaste mest en 1500 1 d i e s e l o l i e i n een bovengrondse tank.
"Aankruisen wat van toepassing is!
Zie voor de noten de toelichting behorende bij dit formulier,
Zie verder ommezijde
y s a m s o m 32401
iv
2.
12. De tank mag slechts voor 95% worden gevuld. 13. Onmiddellijk nadat de vloeistof in de tank is overgebracht en de losslang ie afgekoppeld, moet de vulstomp of vulleiding met een goed sluitende dop of afsluiter worden afgesloten. 14. Olieleidingen? met uitzondering van flexibele leidingen aan een aftapinrichting, moeten zijn vervaardigd van metaal van voldoende mechanische sterkte. De verbindingen moeten onder alle omstandigheden even sterk zijn als de reet van de leiding; de leiding en de appendages moeten blijvend oliedicht zijn. 15« Ondergrondse leidingen moeten zonodig tegen corrosie worden beschermd. 16. De inrichting moet schoon worden gehouden en in goede staat v a n onderhoud verkeren. De omgeving van de tank moet vrij van begroeiing worden gehouden.
D170/DGWGO3 RW/rlk
Voorschriften voor bovengrondse bewaring van K2- en K3-vloei stoffen in stalen tanks met een inhoud van 200 liter tot maximaal 2000 liter
Stalen tanks voor K2- en K3-vloelstoffen met een inhoud van 200 liter tot maxi maal 2000 liter.
1» In de tank mag slecht een brandbare vloeistof worden opgeslagen waarvan het vlampunt hoger dan 21°C is gelegen. 2» De stijfheid en sterkte van de tank moeten voldoende zijn om schadelijke vervorming als gevolg van overdruk bij vulling of overvulling te voorkomen terwijl de dichtheid onder alle omstandigheden moet zijn verzekerd. 3. De ondersteunende constructie van de tank moet uit onbrandbaar materiaal be staan; op plaatsen waar kans op verzakking bestaat dient een doelmatige fun datie te worden aangebracht. 4. De tank moet tenminste 3 meter van een gebouw of erfscheiding zijn ge plaatst. Een tank mag ook geplaatst worden op minimaal 0,5 meter naast een gemetselde muur of een muur met een brandwerende constructie van tenminste 60 minuten, waarin binnen een afstand van 3 meter van de tank geen ramen, deuren of an dere openingen aanwezig ziin; een eventueel overstekende dakafdekking moet eveneens brandwerend zijn. De tank moet tenminste 5 meter van enig brandbare schutting, van een bewaarplaats van hout, stro of andere gemakkelijk brand bare stoffen ziin verwijderd. 5. De tank moet zijn voorzien van een ontluchtingspijp met een inwendiqe mid dellijn van tenminste 30 mm; de ontluchtingspj.jp moet tegen inregenen zijn beschermd. 6. Indien een vloeistofstandaanwijzer of peilinrichting is aangebracht, moet deze zodanig zijn ingericht dat het uitstromen van vloeistof uit de tank, ook door verkeerde werking of door breuk, onmogelijk is. 7. In elke aansluiting op de tank beneden het hoogste vloeistofniveau moet zo dicht mogelijk bij de tankwand een metalen afsluiter zijn geplaatst; deze moet zodanig zijn uitgevoerd dat duidelijk is te zien of de afsluiter is ge opend, dan wel is gesloten. 8. Het uitwendige van de tank en de leidingen moet deugdelijk tegen corrosie zijn beschermd, bijvoorbeeld door een oppervlakte-behandeling en het direct daarna aanbrengen van een doelmatige verf. 9. De tank moet worden opgesteld op een niet vloeistof doorlatende betonplaat van voldoende dikte en sterkte. De plaat moet een meter langer en breder zijn dan de afmetingen van de tank. De tank moet oo het midden van de plaat worden geplaatst. 1 0 . De gehele installatie van de tank en de leidingen moet vloeistofdicht zijn,
hetgeen voor het in gebruik nemen moet worden aangetoond door de tank en leidingen geheel met water te vullen; het tijdstip van beproeving moet zijn gekozen in overleg met burgemeester en wethouders. Indien bij de beproeving een lekkage of een andere ongerechtig heid wordt geconstateerd mag de tank niet in gebruik worden gesteld. 1 1 . Bij het vullen van of het aftappen uit de tank moet morsen worden voorko
men.
-
?
-
14. Da in de stallen aanwezige vaste mest moet zoveel moqelijk dagelijks worden versameid en overgebracht naar een niet-vloeistofdoorlatende mestp]aat. De stapeling van de mest op deze plaat moet op zodanige wiize geschieden dat alle uitzakkende vocht binnen de (rand van de) plaat wordt opgevangen en af gevoerd naar de opslagruimte bedoeld in voorwaarde 10»
15» Indien op de ventj1atiekoker op het dak van de stal een regenkap is aange bracht moet deze zodanig zijn uitgevoerd dat de luchtstroom zoveel mogellik naar boven gericht blijft. 16o Het pneumatisch of mechanisch vullen van voedersilo's of tankwagens voor gier of dunne mest js verboden tussen 20.00 en 7.00 uur. Het vullen van tankwagens voor gier mag wel geschieden binnen de genoemde periode als dit noodzakelijk is voor een juiste bedrijfsvoering. 17. Hinderlijke stofverspreiding bij het vullen van voedersilo's moet worden
voorkomen door het via ontluchting ontwijkende stof op doeltreffende wijze op te vangen, bijvoorbeeld door middel van een doekfilter aan de auto of de silo.
RW/rlk D170/DGWG08
Al gemene Voorwaarden met betrekking tot veehouder!ihedriiven
1. De inrichting moet te allen tijde in een schone en ordelijke toestand en de opstallen en installaties in een goede staat van onderhoud verkeren. 2. Behoudens ter bemesting van grond volgens de normale landbouwpraktijken mag het terrein van de inrichting niet worden bevloeid of op andere wijze van meet of gier worden voorzien. 3» Bij het verwijderen van mest en gier mag de omgeving niet worden verontrei nigd. Transport van dunne mest en gier moet daarom geschieden in volledig gesloten tankwagens, die in een zindelijke staat moeten verkeren. Vaste mest moet worden getransporteerd in daarvoor geschikte transportmid delen, die op correcte wijze zijn beladen.
4. Ramen van de stallen moeten, voorzover zij geen functie hebben voor de luchtverversing in de stal, gesloten worden pehouden. 5. Wanneer in de stallen dan wel op of nabij het erf ongedierte (zoals ratten, muizen of insecten) voorkomt, moeten doelmatige bestrijdingsmaatregelen worden getroffen. 6. Het voer, met uitzondering van ruwvoer, moet worden bewaard in uitsluitend voor dit doel gebezigde bewaarplaatsen, die rat- en muiswerend zijn inge richt. 7. Op het terrein van de inrichting mag geen mest worden gedroogd of verbrand. 8. Kadavers van dieren mogen niet op het terrein van de inrichting worden be graven. Zij moeten, in afwachting van afvoer uit de inrichting, worden geborgen in een deugdelijke waterdichte verpakking of in een goed gesloten speciaal daarvoor bestemde ruimte. 9. De electrische installatie mag geen storing veroorzaken in radio- en t.v.ontvangst. 10„ Dunne mest, gier, spoel" en/of schrobwater moeten uit de stal worden afge voerd naar de hiervoor bestemde vloeistofdichte opslagruimte. Indien deze opslagruimte niet onder de stal is gelegen moet het transport naar de op slagruimte geschieden door middel van een gesloten riool of een daaraan gelijkwaardige voorziening. De opslagruimte mag niet zijn voorzien van een overstort. 1 1 . Behalve tijdens het ledigen moet de opslagruimte door middel
van goed slui tende deksels, luiken of een daaraan gelijkwaardige voorziening, gesloten worden gehouden. Dit is niet van toepassing op de roostervloeren in de stal len en de gruppen in een Hollandse stal of in een bestaande boerderij.
1 2 . Het brengen van meBt in de opslagruimte moet geschieden met een gesloten
aanvoerleiding die zo dicht mogelijk bij de bodem van de opslagruimte uit mondt. 1 3 . Gedurende de opslagperiode mag de inhoud niet in beweging worden gehouden,
behoudens ten behoeve van mening gedurende korte tijd voor de lediging van de opslagruimte. -
2 -
Gemeente Tietjerksteradeel
No. 1135.
De heer J. Joustra, Alddiel 3 te Tietjerk, heeft op 5 maart 19B5 bij ons een verzoek ingediend om een vergunning ingevolge de Hinderwet voor het oprichten en in werkinq hebben van een rundveehouder!jbedrijf op het perceel, plaatselijk bekend Alddiel 3 te Tietjerk, kadastraal bekend gemeente Hardegarijp, sectie F2 i nummer 1667, met een opslag voor dieselolie in een bovengrondse tank met een inhoud van 1.500 liter.
aangezien de Wet Algemene Bepalingen Milieuhygiëne op een aanvraaq ingevolge de Hinderwet van toepassing is, hebben wij de in hoofdstuk drie van deze wet om schreven procedure overeenkomstig uitgevoerd.
Ten aanzien van de aanvraag van de heer J. Joustra voornoemd, hebben wij toepas sing gegeven aan artikel 29, eerste lid, van de Wet Algemene Bepalingen Milieu hygiëne, omdat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat er geen behoefte bestaat over deze aanvraag adviezen uit te brengen of daartegen bezwaren in te brengen.
Mogelijk door de inrichting te veroorzaken gevaar, schade of hinder, kan door de hierna te stellen voorwaarden voldoende worden voorkomen, dan wel beperkt.
De aanvraag is getoetst aan artikel 13 van de Hinderwet.
B E S L U I T :
Wij verlenen aan de heer J. Joustra voornoemd, de gevraagde vergunning overeen komstig de aangehechte en gewaarmerkte bescheiden en met inachtneming van de voorwaarden, vermeld op bijgevoegde bijlage.
Bergum ?
2 1 MEI 1985
Burgemeester en wethouders van Tietjerksteradeel de secretaris P\ de burgemeester
(D.J. Abma)
Tot
2 3
1985
^idrs-rA.J. van Duist)
kunt u beroep instellen tegen deze beschikking. In de kennisgeving van ter inzage legging van de vergunning staat aangegeven tot wie n zich moet wenden.
RW/rlkP . D170/BESLUITÏI
Renvooi: 1. koelaggregaat 5.50 KW 2. vacuumaggregaat 5.70 KW 3. melktankspoeier 0.50 KW 4. rotatiepomp 0.60 KW 5. melktank 14.000 IK. 6. boller 2.00 KW 7. melkpomp 1.50 KW 8. melkleidlngspoeler 0,60 KW 9. hogedrukspuit 5.50 KW 10. voersilo 12 ton 11. compressor 2.50 KW 12. lastravo 250A 13. kolomboormachine 1.0 KW 14. dieseltank 3000 llt. Invloeistofdichte bak 15. dieselpomp 1.00 KW 16. kunstmestsllo 11 ton 17. vijzelmotor voerboxen 10x2.00 KW 18. mestpomp 3.00 KW GEZAMENLIJK VERMOGEN ELECTROMOTOREN : 48.40 KW
Datum; Handtekening Aanvrager;
g Advieatwreau
feter \an der Veen behoor! bij beslui:
BURG»M9«S:BF~ËN\VET>!OU3 L n0.o, iven 'Jo
Dfr
6^6
Gsmoonle Ty.r:c.,^,.
Vergunningaanvroog Wet milieubeheer Mts. JA Hoekstra en T.Hoekstro-Faber, AJde Uieds 16, 9255 XJ, TlTSJERK w—r
030430 H00001
Aanvraqer id. b, —j («JiiH 1 i l«wl
J
IMa
18-W-2CM 1:2!»
J
a
w o rn £
gemeente
tytsjerksteradiel g
J.A. Hoekstra Aldemiede 16 9255 XJ Tytsjerk
VERZONDEN
Burgum, 27 juli 2011
18 JULI 2011 ons kenmerk behandeld door doorkiesnummer betreft adres onderwerp
Z-HZ_WABO-2011-0689 (OLO 111466) en Z-HZ_WABO-2011-0872 (OLO 129451) W.P. Spijker-Huisman 0511-460924 nieuwbouw Werktuigenloods t.b.v. agrarisch bedrijf Aldemiede 16 te Tytsjerk Besluit omgevingsvergunning
Geachte heer, mevrouw, Op 5 april 2011 hebben wij uw aanvraag omgevingsvergunning voor de nieuwbouw van een bedrijfsloods op het perceel Aldemiede 16 te Tytsjerk ontvangen. De aanvraag is op 10 mei 2011 aangevuld met het onderdeel milieu. Het gaat om de volgende activiteiten: bouwen, milieu en afwijken bestemmingsplan. In deze brief krijgt u ons besluit. Procedure Gelet op de bepalingen van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn wij van mening dat de omgevingsvergunning kan worden verleend. Daarom heeft tussen 9 juni 2011 en 20 juli 2011 een ontwerp van deze beschikking ter inzage gelegen en is een ieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen naar voren te brengen. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. Besluit De omgevingsvergunning wordt verleend onder de bepaling dat de gewaarmerkte stukken deel uitmaken van de vergunning. De omgevingsvergunning zal worden verleend voor de activiteiten bouwen, milieu en afwijken bestemmingsplan. Onderdeel van het ontwerpbesluit vormen: - Overwegingen - Voorschriften - Opmerkingen - Factuur
Postbus 3 | 9250 AA Burgum | Raadhuisweg 7 | tel 14 051 I | fax 0511 460 861 | [email protected] | www.t-diel.nl
w
ao m 9 t"
gemeente
1 tytsjerksteradiel
s
Overige bijgevoegde documenten De volgende in het Oio opgenomen en gekenmerkte documenten horen bij dit besluit: - aanvraagformulier activiteit bouw en afwijken bestemmingsplan d.d. 5 april 2011 - aanvraagformulier activiteit milieu d.d. 10 mei 2011 - HoekstraJA_werktuigenloods_Statberekeningen d.d. 5 april 2011 - HoekstraJA_statber_Aanvullend d.d. 26 mei 2011 - HoekstraJA_Werktuigenloods_BladB02_04052011 d.d. 10 mei 2011 - HoekstraJA_Werktuigenloods_BladB01-04Ó52011 d.d. 10 mei 2011 - 61111005IJB Geotechniek d.d. 26 mei 2011; - HoekstraMtsJAenNS_Wet milieubeheer d.d. 10 mei 2011 Vragen? Heeft u hierover nog vragen dan kunt u bellen met mevrouw W. Spijker, tel. 0511-460924 (maandag of woensdag). Met vriendelijke groet,
c.c.
a. b. c.
Maatschap J.A. en N.S. Hoekstra, Aldemiede 16, 9255 XJ Tytsjerk (aanvrager); Wetterskip Fryslan, Postbus 36, 8900 AA te Leeuwarden (kopie kennisgeving adviseur); Commandant brandweer gemeente Tytsjerksteradiel (kopie kennisgeving, adviseur)
2
J
» g
e
w gemeentel
>
ao m 9 Ju
#
I tytsjerksteradiel „ ' ' s
E Overwegingen Voor de activiteit bouwen en afwijken bestemmingsplan De besluitvormingsprocedure is uitgevoerd volgens het bepaalde in artikel 3.7 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. De aanvraag is getoetst aan het Besluit omgevingsrecht en de Ministeriële regeling omgevingsrecht. Gebleken is dat uw aanvraag aan deze regels voldoet. De aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen van de werktuigenberging is op grond van artikel 2.10 Wabo getoetst aan redelijke eisen van welstand, de bouwverordening, het Bouwbesluit en de geldende ruimtelijke regelgeving (o.a. bestemmingsplan). Het bouwplan voldoet niet geheel aan de voorschriften van het bestemmingsplan, omdat de maximaal toelaatbare goothoogte van 4,00m wordt overschreden (artikel 4 lid C onder 1h). Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid om in afwijking van de algemene regel toe te staan dat de maximaal toelaatbare goothoogte wordt verhoogd tot 6,00m (artikel 4 lid E onder 6 van het bestemmingsplan Buitengebied). Voordat van de algemene regel wordt afgeweken, moet worden bepaald of het bouwwerk geen onevenredige afbreuk doet aan het bebouwingsbeeld en de landschappelijke waarden. De maximale goothoogte van het bouwplan is 5,00m. Er wordt voldaan aan de toetsingscriteria, dus het afwijken van de algemene regel is mogelijk.
Voor de activiteit milieu Na ontvangst van de aanvraag hebben wij deze aan de hand van de Mor getoetst op ontvankelijkheid. Wij zijn van oordeel dat de aanvraag voldoende informatie bevat voor een goede beoordeling van de gevolgen van de activiteit op de fysieke leefomgeving. De aanvraag is dan ook ontvankelijk en in behandeling genomen. De inrichting is op grond van de volgende categorieën van bijlage I, onderdeel C, van het Besluit omgevingsrecht aangewezen als inrichting, die nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken: categorie 1.1,a - inrichting waar een of meer elektromotoren aanwezig zijn met een vermogen of gezamenlijk vermogen groter dan 1,5 kW; categorie 5 - inrichting voor het vervaardigen, bewerken, verwerken, opslaan of overslaan van zeer licht ontvlambare, licht ontvlambare, ontvlambare of brandbare vloeistoffen, categorie 7.1.a - inrichting voor het bewerken, verwerken, opslaan of overslaan van dierlijke of overige organische meststoffen; categorie 8.1 .a - inrichting voor het kweken, fokken, mesten, houden, verhandelen, verladen of wegen van dieren; categorie 9.1.e - inrichting voor het vervaardigen, bewerken, verwerken, opslaan of overslaan van voedingsmiddelen voor dieren of grondstoffen daarvoor. De gemeente is ten aanzien van de inrichting het bevoegd gezag. Vergunningssituatie Voor de bestaande melkrundveehouderij is op 11 mei 2004 een revisievergunning verleend op grond van artikel 8.4 Wet milieubeheer.
3
N u
:
^
b
g
se
w
ao m 3r.
gemeentel
I tytsjerksteradiel
n
t *
J
s
s
g
e Coördinatie Voor het uitbreiden van de inrichting is een omgevingsvergunning nodig voor het onderdeel bouw. Een aanvraag hiervoor is ingediend. De aanvraag voor het onderdeel bouwen en milieu wordt gecoördineerd afgehandeld, zoals aangegeven in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Conform artikel 6.27 van de Waterwet moet een aanvraag tot verlening of wijziging van een vergunning voor het lozen vanuit een inrichting waartoe een gpbv-installatie als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer behoort, of vanuit een inrichting als bedoeld in artikel 15, onder b, van de Kernenergiewet, gelijktijdig worden ingediend met een aanvraag tot verlening of wijziging van een vergunning krachtens die wetten. Nu de inrichting geen van deze activiteiten ten uitvoer brengt is coördinatie met het Waterschap niet aan de orde. Wel van toepassing is de coördinatie uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) In artikel 2.26 van de Wabo is bepaald, dat bij de aanvraag om omgevingsvergunning waarin het onderdeel milieu is verweven, verplichf het waterschap in de gelegenheid moet worden gesteld om advies uit te brengen. De ontwerpbeschikking hebben wij aan het waterschap toegezonden met de opmerking wanneer zij hiertoe opmerkingen hebben zij dat binnen de periode van ter inzage legging aan ons kenbaar kunnen maken. Wetgevingstoets Er is getoetst welke wettelijke verplichtingen wel of niet op de uitbreiding van toepassing zijn. Daarbij wordt opgemerkt dat deze toetsing enkel betrekking heeft op de aangevraagde uitbreiding. Activiteitenbesluit Op 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (verder: Activiteitenbesluit) inclusief de bijbehorende ministeriële regeling in werking getreden. Een deel van de activiteiten die binnen de inrichting plaats vinden worden genoemd in bijlage I van het Besluit omgevingsrecht, bijlage 1, onderdeel B. Dit betekent dat deze inrichting een type C inrichting is op grond van het Activiteitenbesluit. De hoofdstukken zoals opgenomen in artikel 1.4 lid 3 van het Activiteitenbesluit zijn van toepassing op type C inrichtingen. Van de genoemde aspecten is het volgende op de inrichting van toepassing: Het lozen van hemelwater, dat niet afkomstig is van een bodembeschermende voorziening, paragraaf 3.1.3; Het lozen van huishoudelijk afvalwater, paragraaf 3.1.4; Hoofdstuk 1 (Algemeen, begripsbepalingen, procedurele aspecten etc, afdelingen 2.1 (algemene zorgplicht), 2.2 (lozingen), 2.4 (bodem) en 2.10 (financiële zekerheid), voor zover betrekking hebbende op de activiteiten genoemd onder punt a t/m f. Met betrekking tot deze aspecten dient te worden voldaan aan de voorwaarden zoals gesteld in het Activiteitenbesluit en de daartoe behorende ministeriële regeling. Deze zijn te vinden op http://wetten.overheid.nl/. Besluit milieu-effectrapportage (MER) De Europese MER-richtlijn is in Nederland geïmplementeerd in de Wet milieubeheer en het besluit milieu-effectrapportage 1994 (besluit Mer). Na toetsing is gebleken dat voor de inrichting op grond van de aangevraagde activiteiten geen milieueffectrapportage of merbeoordelingsplicht geldt.
4
e
w
aom
3
r. «
n.
t
Itytsjerksteradiel
J
s
s
g e IPPC-richtlijn De IPPC-richtlijn beoogt een geïntegreerde preventie en beperking van verontreiniging door industriële activiteiten tot stand te brengen en zo een hoog niveau van bescherming van het milieu in zijn geheel te bereiken. In bijlage I van deze richtlijn is een lijst opgenomen van bedrijven waarbij in het bijzonder aandacht moet worden besteed aan de mate van verontreiniging. Na toetsing is gebleken dat de aangevraagde bedrijfsactiviteiten niet in deze lijst zijn opgenomen. De IPPC richtlijn is daarom niet op de inrichting van toepassing. De beoordeling van overige milieukundige aspecten Deze beoordeling is gebaseerd op de verplichtingen zoals genoemd in artikel 2.14 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Op grond van artikel 2.14, lid 1 sub a 1 t/m 6, Wabo zijn de volgende aspecten bij de beoordeling betrokken: - de bestaande toestand van het milieu, voor zover de inrichting of het mijnbouwwerk daarvoor gevolgen kan veroorzaken; - de gevolgen voor het milieu, mede in hun onderlinge samenhang bezien, die de inrichting of het mijnbouwwerk kan veroorzaken, mede gezien de technische kenmerken en de geografische ligging daarvan; - de met betrekking tot de inrichting of het mijnbouwwerk en het gebied waar de inrichting of het mijnbouwwerk zal zijn of is gelegen, redelijkerwijs te verwachten ontwikkelingen die van belang zijn met het oog op de bescherming van het milieu; - de voor het einde van de in artikel 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde termijn of de krachtens artikel 3.12, zesde lid, aangegeven termijn ingebrachte adviezen en zienswijzen; - de mogelijkheden tot bescherming van het milieu, door de nadelige gevolgen voor het milieu, die de inrichting of het mijnbouwwerk kan veroorzaken, te voorkomen, of zoveel mogelijk te beperken, voor zover zij niet kunnen worden voorkomen; - het systeem van met elkaar samenhangende technische, administratieve en organisatorische maatregelen om de gevolgen die de inrichting of het mijnbouwwerk voor het milieu veroorzaakt, te monitoren, te beheersen en, voor zover het nadelige gevolgen betreft, te verminderen, dat degene die de inrichting of het mijnbouwwerk drijft, met betrekking tot de inrichting of het mijnbouwwerk toepast, alsmede het milieubeleid dat hij met betrekking tot de inrichting of het mijnbouwwerk voert; Met inachtneming van artikel 2.14, lid 1 sub b, Wabo is bij de beoordeling in ieder geval rekening gehouden met het geldende milieu- uitvoeringsprogramma, het geldende afvalbeheersplan en de richtwaarden die op basis van Hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer gelden. Op grond van artikel 2.14 lid c sub 1 t/m 5 hebben wij als bevoegd gezag in de beoordeling tevens getoetst of: - dat in de inrichting of het mijnbouwwerk ten minste de voor de inrichting of het mijnbouwwerk in aanmerking komende beste beschikbare technieken moeten worden toegepast; - de voor de onderdelen van het milieu, waarvoor de inrichting of het mijnbouwwerk gevolgen kan hebben, geldende grenswaarden, voor zover de verplichting tot het in acht nemen daarvan is vastgelegd krachtens of overeenkomstig artikel 5.2 van de Wet milieubeheer, is vastgelegd in of krachtens artikel 5.16 van die wet, dan wel voor zover het inrichtingen betreft voortvloeit uit de artikelen 40, 44 tot en met 47, 50, 51, 53 tot en met 56, 59 tot en met 61, 63, tweede lid, 64, 65 of 66 van de Wet geluidhinder; - in afwijking van onderdeel 2°, neemt het bevoegd gezag, voor zover het de geldende grenswaarden betreft, die voortvloeien uit de in dat onderdeel genoemde artikelen van de Wet
5
e
w aom 9
gemeentel
Itytsjerksteradiel
r, £
n u
s
9
g e geluidhinder, bij de beslissing op de aanvraag om een vergunning voor een inrichting, gelegen op een industrieterrein waarvoor een geluidreductieplan als bedoeld in artikel 67 van de Wet geluidhinder is vastgesteld, het geldende geluidreductieplan in acht; - de aanwijzingen die met betrekking tot de beslissing op de aanvraag krachtens artikel 2.34 door Onze Minister zijn gegeven (aanwijziging van landsbelang); - de onderdelen van het advies, bedoeld in artikel 2.26 (advies waterschap), tweede lid, ten aanzien waarvan in het advies is aangegeven dat daaraan moet worden voldaan, voor zover daardoor geen strijd ontstaat met het bepaalde in de andere onderdelen van dit lid of het tweede lid, of het bepaalde bij of krachtens artikel 2.22. Bovengenoemde aspecten worden hieronder behandeld. Wanneer de beoordeling van de aanvraag conform de genoemde artikelen heeft plaatsgevonden, en dit geen aanleiding gaf tot het maken van opmerkingen, wordt hier verder niet op in gegaan. Bodem De aanvraag is getoetst aan de Nederlandse richtlijn bodembescherming (NRB). De NRB is bedoeld om, voor zover dat niet elders is bepaald, na te gaan met welke bodembeschermende voorzieningen een verwaarloosbaar bodemrisico (A) of aanvaardbaar bodemrisico (A*) bereikt kunnen worden. Niveau A is gewenst, maar als dat leidt tot onredelijke eisen, is A* een aanvaardbaar alternatief (voor bestaande situaties). Omdat het in deze gaat om een nieuwe situatie moet worden voldaan aan niveau A. De volgende activiteiten binnen de inrichting kunnen, ais gevolg van deze wijziging, in het bijzonder worden aangemerkt als potentieel bodembedreigende activiteiten: De aanwezigheid van en het gebruik als werktuigenberging met werkplaats. Om minimaal te kunnen voldoen aan bodemrisico A is in de voorschriften opgenomen dat aan een aantal bodembeschermende maatregelen moet worden voldaan. De voorschriften sluiten voor zover mogelijk aan bij de gegevens uit de aanvraag. De volgende maatregelen zijn of moeten onder andere worden getroffen: De opslag van machines en materialen waarvan het aannemelijk is dat daaruit bodembedreigende vloeistoffen kunnen vrijkomen worden minimaal opgeslagen boven een vloeistofkerende vloer. De vloer van de werkplaats dient minimaal vloeistofkerend te zijn uitgevoerd. Opslag van bodembedreigende vloeistoffen zoals oliën en koelvloeistoffen vindt plaats boven een lekbak van voldoende omvang (inhoud 100% van de grootst boven geplaatste emballage + 10% van het overige). Er zijn geen zorgvoorschriften en saneringsvoorschriften opgenomen met betrekking tot de bodem. Dergelijke bepalingen zijn al van kracht bij en krachtens de Wet bodembescherming. Er zijn enkele algemene voorschriften opgenomen om bodem- en grondwaterverontreiniging te voorkomen. Daarnaast is in de vergunning de aanwezigheid van voldoende absorptiemateriaal verplicht gesteld. Wij achten de aanwezige en noodzakelijke voorzieningen en maatregelen voldoende om bodemverontreiniging te voorkomen. Energie Bij de beslissing op de aanvraag betrekken wij ook de milieugevolgen die verband houden met het gebruik van energie. Met industriële en andere sectoren heeft het ministerie van Economische Zaken meerjarenafspraken (MJA's) gemaakt. De onderhavige inrichting kan niet
6
. ^
e
a om
9
t h
Itytsjerksteradiel
worden aangemerkt als een MJA-bedrijf. Conform de circulaire "Energie in de milieuvergunning" (augustus 1999) is energie een relevant aspect als het jaarverbruik meer is dan 50.000 kWh elektriciteit of 25.000 m3 aardgas. Voor water is geen ondergrens gesteld in de handreiking "Wegen naar preventie bij bedrijven" omdat de relevantie van waterbesparing sterk afhankelijk is van de lokale situatie. Op 9 januari 2008 hebben wij een brief ontvangen (kenmerk DGM/SB2007109294) van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer met als onderwerp de administratieve lasten van milieuvergunningen. In deze brief geeft de minister aanbevelingen om de administratieve lasten in de exploitatiefase van de milieuvergunning te verminderen. Hiertoe beveelt hij aan om bij het Activiteitenbesluit aan te sluiten. Het Activiteitenbesluit bepaalt dat bedrijven boven de verbruikgrens van 50.000 kWh elektriciteit of 25.000 m3 aardgas alle rendabele maatregelen moeten treften. Hierbij kunnen bedrijven gebruik maken van informatiebladen die door Senter Novem worden opgesteld. Boven een verbruik van 200.000 KWh en 75.000 m3 aardgas per jaar kan het bevoegd gezag een energiebesparingsonderzoek vragen. In de aanvraag is niet omschreven hoeveel energie ten gevolge van de door te voeren wijziging zal worden gebruikt. Een toetsing is in dit stadium dan ook niet mogelijk. In de voorschriften is bepaald dat boven de drempelwaarden moet worden aangesloten bij de maatregelen voortvloeiend uit de informatiebladen van SenterNovem. Om te controleren of de drempelwaarden wel of niet worden overschreden is een jaarlijkse registratieplicht van het energieverbruik opgenomen.
7
b
Cl
w om 9
r.
gemeentel
Itytsjerksteradiel
f
n ,
s
s
g £
Afvalwater Uil de aanvraag blijkt niet dat van de werktuigenberging afvalwaterstromen afkomstig zullen zijn. In redelijkheid kan echter wel worden aangenomen dat in ieder geval sprake zal zijn van hemelwater afkomstig van het dakvlak. Voor het lozen van. hemelwater van een niet bodembeschermende voorziening is het Activiteitenbesluit van toepassing, zie paragraaf 2.1. De vergunning kan dan op dit punt ook worden verleend. Naast de voorschriften uit het Activiteitenbesluit is het voldoende de voorschriften uit de vergunning van 2004 van toepassing te verklaren. Afvalstoffen Om de hoeveelheid afvalstoffen te verkleinen is een voorkeursvolgorde vastgesteld (Ladder van Lansink) voor het omgaan met afvalstoffen. Deze volgorde houdt in dat: het ontstaan van afvalstoffen zoveel mogelijk voorkomen moet worden; de afvalstoffen zoveel mogelijk voor hergebruik aangeboden dienen te worden; de overige afvalstoffen aangeboden dienen te worden aan een erkende inzamelaar waarbij de voorkeur eerst is het verbranden en daarna het storten van afvalstoffen. Een onderzoek naar preventiemogelijkheden is conform de handreiking "Wegen naar preventie bij bedrijven" (december 2005) relevant wanneer er meer dan 2,5 ton/jaar gevaarlijke afvalstoffen of meer dan 25 ton/jaar overige afvalstoffen binnen een bedrijf ontstaan. In dit bedrijf komt de hoeveelheid afvalstoffen, afkomstig van de beoogde uitbreiding, niet boven de genoemde hoeveelheden uit. Het is voldoende de voorschriften uit de vergunning van 2004 van toepassing te verklaren. Geluid De oprichting van een werktuigenberging met werkplaats zal ten aanzien van de huidige bedrijfsvoering niet leiden dat een dusdanige wijziging in de geluidsbelasting van de inrichting op de omgeving dat daarvoor een aanvullende toetsing dient plaats te vinden. Het is voldoende de voorschriften uit de vergunning van 2004 van toepassing te verklaren. Trillingshinder In de aanvraag zijn geen activiteiten opgenomen welke mogelijke trillingshinder zouden kunnen veroorzaken in of bij woningen van derden of storingen aan apparatuur. Het opnemen van voorschriften met betrekking tot trillingen wordt daarom niet noodzakelijk geacht.
8
J e
Cl w
om
9
r,
gemeentel
n u
tytsjerksteradiel „ ' ' s e Externe veiligheid Algemeen Hen brand veroorzaakt per definitie uitstoot van stoffen en hinder in de omgeving. Om brand te voorkomen dan wel snel te blussen is het in ieder geval nodig dat de elektrische installaties veilig zijn uitgevoerd, Installaties regelmatig worden onderhouden en gecontroleerd en dat op voldoende plaatsen brandblusmiddelen aanwezig zijn. De aanvraag geeft geen aanleiding te veronderstellen dat hieraan niet wordt voldaan. Opslag gevaarlijke stoffen in emballage Het is aannemelijk dat binnen de werkplaats gevaarlijke stoffen o.a. oliën en koelvloeistoffen worden opgeslagen. De hoeveelheden zullen gelet op de bedrijfsvoering niet groot zijn, en dat is waarschijnlijk ook de reden dat hiertoe in de aanvraag geen nadere informatie is verschaft. De hoeveelheden zijn getoetst aan de PGS 15. Dit is de richtlijn die voorwaarden bevat om de opslag van verpakte gevaarlijke stoffen op juiste wijze te laten plaats vinden. Omdat uit de aanvraag niet kan worden opgemaakt hoeveel en welke klasse aan gevaarlijke stoffen zijn opgeslagen is een goede toetsing niet uitvoerbaar. Om te waarborgen dat opslag op juiste wijze plaats vindt is in de voorschriften bepaald dat opslag dient plaats te vinden conform de PGS 15 indien de hoeveelheid stoffen boven de in de PGS 15 genoemde drempelwaarden uitkomt. Er is geen reden de vergunning op dit punt te weigeren. Toekomstige ontwikkelingen Er zijn geen toekomstige ontwikkelingen bekend die van invloed kunnen zijn op onze beslissing op deze aanvraag. Algemeen geldende voorschriften Algemeen Op grond van onder andere de Wet milieubeheer, de Wet milieugevaarlijke stoffen, de Wet bodembescherming en de Woningwet zijn er voor deze inrichting regels gesteld die nodig zijn ter bescherming van het milieu zonder dat de vergunningplicht wordt opgeheven. De algemene regels gelden hier dus naast de vergunning. Een doelstelling van de algemene regels is om bepaalde activiteiten/installaties op alle mogelijke plaatsen in Nederland op dezelfde manier te regelen. Op de inrichting zijn de navolgende algemene bepalingen direct van toepassing. Algemene zorgplicht In de verschillende milieuwetten zijn algemene zorgplichtbepalingen opgenomen, die bepalen dat een ieder voldoende zorg moet dragen: ten aanzien van het milieu (artikel 1.1a Wet milieubeheer); ten aanzien van de bodem en het grondwater (artikel 13 Wet bodembescherming); ten aanzien van handelingen met stoffen of preparaten die gevaar kunnen opleveren voor mens of milieu (hoofdstuk 9 Wet milieubeheer). ' Deze bepalingen hebben een zogenaamde "vangnetfunctie" en gelden rechtstreeks, naast de voorschriften en eisen uit de onderhavige vergunning en de algemeen werkende regels. De bepalingen zijn alleen van betekenis in het kader van handhavend optreden tegen (potentieel) verontreinigende of gevaarlijke handelingen of situaties waarvoor geen expliciete vergunningvoorschriften of algemeen werkende regels gesteld zijn, omdat de betreffende handelingen of situaties volgens de gangbare, maatschappelijke opvatting getuigen van onvoldoende zorg voor mens en/of milieu. Maatregelen in bijzondere omstandigheden
9
^
" s e g
w
a om
Q
gemeente
}h
'
I tytsjerksteradiel
Hoofdstuk 17 van de Wet milieubeheer is rechtstreeks op de inrichting van toepassing. In dit hoofdstuk wordt inrichtinghouders een plicht opgelegd om bij ongewone voorvallen, zoals calamiteiten, ongelukken of andere situaties die afwijken van de normale bedrijfsactiviteiten, waarbij gevaar voor verontreiniging van het milieu bestaat, direct de nadelige gevolgen voor het milieu zoveel mogelijk te beperken en ongedaan te maken. Tevens dienen inrichtinghouders in zo'n geval het voorval zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen één werkdag, bij het bevoegd gezag te melden en daarbij de dan gevraagde gegevens te verstrekken. Lozingenbesluit bodembescherming Het definitief in de bodem brengen van vloeistoffen kan ernstige gevolgen hebben voor het milieu, bijvoorbeeld omdat het afvalwater onvoldoende is gezuiverd of omdat de manier waarop het water in de bodem wordt geïnfiltreerd te wensen over laat. Op die manier komen veel verontreinigende stoffen in de bodem en later het grondwater terecht. Daarom verbiedt het Lozingenbesluit bodembescherming in principe alle lozingen van vloeistoffen op of in de bodem. Adviezen en zienswijzen De commandant Brandweer van de gemeente Tytsjerksteradiel is door middel van de publicatie op de hoogte gesteld van de ter inzage legging van deze ontwerpbeschikking. Belanghebbenden kunnen kennis nemen van de ter inzage legging door middel van publicatie van de zakelijke inhoud van het ontwerp in het huis-aan-huis blad "Actief". Tot slot is op de website van de gemeente Tytsjerksteradiel (www.tytsjerksteradiel.nl) de kennisgeving opgenomen. Afsluitende overwegingen De procedure is overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 3.3 en 3.4 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht uitgevoerd. De Wet milieubeheer schrijft voor dat nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan hebben, moeten worden voorkomen, dan wel zoveel mogelijk moeten worden beperkt. In verband hiermee is het van belang na te gaan, in hoeverre die nadelige gevolgen kunnen worden voorkomen, c.q. zoveel mogelijk kunnen worden beperkt. Ten aanzien van het vorenstaande, is dit mogelijk door het verbinden van de benodigde voorschriften aan het besluit. Er is rekening gehouden met de voor de onderdelen van het milieu, waarvoor de inrichting gevolgen kan hebben, geldende richtwaarden, voor zover de verplichting tot het daarmee rekening houden is vastgelegd krachtens of overeenkomstig artikel 2.14 lid b sub 3 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, artikel 2.14 lid 1 sub c van de Wabo, het Besluit omgevingsrecht en de Wet milieubeheer zijn in acht genomen.
10
w
Cl
om
ar,
t h
gemeente
tytsjerksteradiel
VOORSCHRIFTEN Voor de activiteit bouwen 1. Da bouw dient uitgevoerd te worden volgens de voorschriften uit het Bouwbesluit 2003 en aanverwante normen en richtlijnen. 2. Voordat gestart wordt met de bouw dient aan het bouwtoezicht te zijn doorgegeven wie het bouwwerk gaat bouwen. Hierbij kan het gaan om een aannemer, onderaannemers of zelfbouw. 3. Voordat gestart kan worden met de bouw dient u minimaal 3 weken voordat gestart wordt met de uitvoering van betreffend onderdeel de hieronder aangegeven gegevens, in tweevoud, bij het Team Vergunningen in te dienen (nadat de gegevens zijn goedgekeurd kunt u betreffend onderdeel uitvoeren): Constructieve gegevens: Constructie tekeningen van de (systeem)vloeren, wanden, kap e.d.; Statische berekeningen conform deTGB-1990. 4. Eventuele aanvullingen en/of wijzigingen van de constructie dienen 3 weken voordat gestart wordt met het betreffende onderdeel bij Team Vergunningen ter beoordeling ingediend te worden.
Voor de activiteit milieu ALGEMEEN 1.1 Toepassingsgebied 1.1.1
De voorschriften uit de revisievergunning van 11 mei 2004, kenmerk 0400696, zijn overeenkomstig van toepassing. 1.1.2
Indien de voorschriften als bedoeld in voorschrift 1.1.1 niet overeenkomen met de voorschriften in dit besluit dan worden de voorschriften in dit besluit geacht van hoger orde te zijn. 1.2 Gedragsvoorschriften 1.2.1
De inrichting moet schoon worden gehouden en in goede staat van onderhoud verkeren. 1.2.2 Alie binnen de inrichting aanwezige machines, installaties overzichtelijk zijn opgesteld en altijd goed bereikbaar zijn.
en voorzieningen moeten
1.2.3
11
n b
w
ao m AR
gemeentel
I tytsjerksteradiel
N
^
•
u
s
s
g e
Hst aantrekken van insecten, knaagdieren en ongedierte moet worden voorkomen. Zo vaak de omstandigheden daartoe aanleiding geven, moet doelmatige bestrijding van insecten, knaagdieren en ander ongedierte plaatsvinden. 1.2.4 Degene die de inrichting drijft is verplicht aan alle in de inrichting werkzame personen, inclusief binnen de inrichting werkzaam zijnde derden, een schriftelijke instructie te verstrekken. Het doel van de instructie is gedragingen van hun kant uit te sluiten die het gevolg zouden kunnen hebben dat de inrichting niet overeenkomstig de vergunning en haar voorschriften in werking is. Een zodanige instructie behoort aan een daartoe aangewezen ambtenaar op diens verzoek te worden getoond. Er moet toezicht worden gehouden op het naleven van deze instructie. 1.2.5 De in de inrichting aangebrachte of gebruikte verlichting moet zodanig zijn afgeschermd dat geen directe lichtstraling buiten de inrichting waarneembaar is. 1.2.6 Onderhoudswerkzaamheden, waarvan redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat deze buiten de inrichting nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroorzaken, dan wel dat hiervan in de omgeving meer nadelige gevolgen voor het milieu worden ondervonden dan uit de normale bedrijfsvoering voortvloeit moeten ten minste 14 dagen voor de aanvang van de uitvoering aan het bevoegde gezag worden gemeld. 1.2.7 Klachten van derden en de actie die door de vergunninghouder is ondernomen om de bron van de klachten te onderzoeken en eventueel weg te nemen, moeten worden geregistreerd. 1.2.8 Indien uit de inhoud van keurings- en inspectierapporten blijkt dat gevaar voor verontreiniging dreigt, moet direct het bevoegd gezag daarvan in kennis worden gesteld. 1.2.9 Indien zich binnen de inrichting een ongewoon voorval voordoet als bedoeld in artikel 17.1 Wet milieubeheer dient hiervan conform artikel 17.2 Wet milieubeheer zo spoedig mogelijk mededeling te worden gedaan aan het bevoegde gezag. In aanvulling op het bepaalde in artikel 17.2 Wet milieubeheer dient de vergunninghouder deze mededeling direct schriftelijk te bevestigen. 1.3 Registratie en onderzoeken 1.3.1 In de inrichting moet een centraal registratiesysteem aanwezig zijn waarin informatie omtrent onderhoud, metingen, keuringen, controles en gegevens van relevante milieu-onderzoeken worden bijgehouden. In het registratiesysteem moet ten minste de volgende informatie zijn opgenomen: De schriftelijke instructies voor het personeel; De resultaten van in de inrichting uitgevoerde milieucontroles, keuringen, inspecties, metingen, registraties en onderzoeken. Meldingen van ongewone voorvallen, die van invloed zijn op het milieu, met vermelding van datum, tijdstip en de genomen maatregelen; Afgiftebewijzen van (gevaarlijke) afvalstoffen afkomstig;
12
e
11.3 IVfeterialen en apparatuur van een aardgasinstallatie moeten voldoen aan de GiH/EG-keuringseisen of moeten rechtmatig zijn voorzien van het rrerk "GASKEUR", dan wel zijn voorzien van een certificaat afgegeven door een erkend certificatiebureau. Kcperen pijpen en soldeerfittingen iroeten, indien daarvoor nog géén GIVEG-keur bestaat, van een KIWA-merk zijn voorzien, dan wel zijn voorzien van een certificaat afgegeven door een erkend certificatiebureau. 11.4 Aardgasinstallaties moeten vóór het ingebruik nemen aan de hand van de GIVBG-keuringseisen en de norm NEN 1078 cp goed en veilig funktioneren worden gecontroleerd door het aardgasleverende bedrijf, het VEGgasinstituut N.V. of een door het bevoegd gezag erkende deskundige.
12.
OPSLAG YMï CMaffinTraSSCCDDELEN, Dim^ïEEamDDELEN EN CHEMICALIËN IN EÏ-JBALLAGE
12.1 De opslag van ontsmettingsmiddelen en chemicaliën moet plaatsvinden in een speciaal daarvoor bestemde brandvrije en afsluitbare kast. . . 13.
MILIEUZORG
13.1 De vergunninghouder is gehouden die energiebesparingsmaatregelen te treffen die redelijkerwijs "van hana verlangd kunnen worden. Bij reno vatie/vervanging dient de vergunninghouder energiebesparende voorzie ningen/-maatregelen te treffen die voldoen aan de principe "stand der techniek".
GCW/m&b mtskooi.251
9.
CUGSCNE VOORVALLEN
9.1
Indien zich een ongewoon voorval voordoet, waardoor giftige of an derszins gevaarlijke, schadelijke of hinder veroorzakende stoffen buiten de inrichting zijn gekcmen dan wel kunnen kanen, moeten zo spoedig mogelijk maatregelen worden getroffen cm de nadelige gevolgen van dat voorval zoveel mogelijk te voorkcmen, te beperken en ongedaan te maken. Van een en ander moet terstond worden kennis gegeven aan het bevoegd gezag.
10.
BRANDPREVENTIE
10.1 Teneinde een begin van brand effectief te kunnen bestrijden moeten voldoende brandblusmiddelen of brandbestrijdingsinstallaties aanwezig zijn. In de inrichting moeten derhalve ten minste de navolgende brandblusmiddelen aanwezig: een brandblusser met een inhoud van ten minste 6 kg in het melktan klokaal en nabij de opslagtank voor gasolie. 10.2 Brandblusmiddelen moeten steeds voor onmiddellijk gebruik beschikbaar zijn en oribelarmerd kunnen worden bereikt. Draagbare blustoestellen, slanghaspels en andere brandblusmiddelen of brandbestrijdingsinstal laties moeten jaarlijks door een deskundige worden gecontroleerd op hun deugdelijkheid. Het onderhoud van kleine brandblusmiddelen moet overeenkomstig NEN 2559 geschieden. Toelichting: Vanaf 1 januari 1994 is hernieuwd gebruik van halon en BCF als blus stof, uitgezonderd voor de carputerruimten, overeenkomstig het "CFKbesluit inzake stoffen die de ozonlaag aantasten", niet meer toege staan. 10.3 Draagbare blustoestellen moeten zijn voorzien van een rijkskeurmerk met rangnummer. 11.
VERWARMING
11.1 Mat aardgas te stoken ruimte- en verwarmingstoestellen en geisers moeten voldoen aan de GIVEG-keuringseisen ten tijde van de keuring van het betreffende toestel en voor zover deze betrekking hebben op de beveiliging, de ontsteking en het ontwijken van gas, en moeten rechtma tig zijn voorzien van het GIVEG-keurmerk. Indien het GIVEG-keurmerk ontbreekt, moeten de toestellen en geisers voldoen aan de door de VEGgasinstituut N.V. gestelde certificaatcriteria en rechtmatig zijn voor zien van het merk "GASKEUR" met het registratie van het bij het betref fende type toestel of geiser behorende certificaat, dan wel zijn voor zien van een certificaat, afgegeven door een erkend certificatiebureau. 11.2 Aardgasinstallaties, alsmede de ruimte waarin deze installaties zijn opgesteld, moeten ten minste voldoen aan de eisen gesteld in de norm NEN 1078. In afwijking hiervan moeten aardgasinstallaties geplaatst vóór 1 juli 1977 ten minste voldoen aan de "Richtlijn bestaande gasinstallaties" van het KVGN, uitgave 1977.
van de vloeistofdichte lekbak moet ten minste gelijk aan de inhoud van de tank. Deze lekbak moet voldoende sterk zijn cm weerstand te kunnen bieden aan de als gevolg van een lekkage optredende vloeistofdruk. 8.9
Indien zich binnen de lekbak slechts één tank bevindt, moet de opnarrecapaciteit ten minste gelijk zijn aan de tankinhoud. Zijn in de lekbak twee of meer tanks of vaten opgesteld, dan moet de opnamecapaciteit ten minste gelijk zijn aan de inhoud van de grootste tank, vermeerderd met 10% van de gezamenlijke inhoud van de overige tanks.
8.10 Boven de vloeistofdichte lekbak moet, in geval van buitenopstelling, een ruim barneten afdak zijn aangebracht, zodanig dat geen hamelwater in de bak kan komen. 8.11 De gehele installatie van de tank en de leidingen moet vloeistofdicht zijn, hetgeen voor het in gebruik natiën of na een grote reparatie, door een beproeving moet worden aangetoond. Deze beproeving moet geschieden door de tank en de leidingen geheel met water te vullen of door de tank en de leidingen af te persen met een overdruk van 30 kPa met lucht of 200 kPa met water. Voor de beproeving moet tijdig kennis worden gegeven aan het bevoegd gezag, zodat het bevoegd gezag in de gelegenheid is cm bij de beproeving aanwezig te zijn. 8.12 Het vullen van of aftappen uit een tank moet zonder morsen geschieden. 8.13
Een tank mag slechts voor 95% worden gevuld.
8.14 Onmiddellijk nadat de vloeistof in een tank is overgebracht en de losslang is afgekoppeld, moet de vulopening of vulleiding met een goed sluitende dop of afsluiter worden afgesloten. 8.15 Leidingen, met uitzondering van flexibele verbindingsstukken, moeten zijn vervaardigd van metaal van voldoende mechanische sterkte. De verbindingen moeten onder alle omstandigheden even sterk zijn als de rest van de leiding. 8.16 De omgeving van een tank moet vrij van brandgevaarlijke stoffen worden gehouden. 8.17 De pomp ten behoeve van motorbrandstoffen moet zijn geplaatst in de onder voorschrift 8.8 genoande vloeistofdichte bak. 8.18 Indien geen toezicht wordt gehouden, moet een pomp zijn afgeslo ten zodat onbevoegden deze niet in werking kunnen stellen. 8.19
Het afleveren van vloeistof is verboden, indien daarbij wordt gerookt of enigerlei vuur of open kunstlicht aanwezig is, of de motor van het voertuig, waaraan de vloeistof wordt afgeleverd, in werking is.
6.3
Het voorschrift 6.2 is niet van toepassing op het laden en lossen ten behoeve van de inrichting voor zover dit plaatsvindt tussen 06.00 uur en 19.00 uur.
6.4
Controle op of berekening van de in de voorschriften 6.1 en 6.2 vastgelegde geluidsnivo's moet geschieden overeenkomstig de "Handlei ding neten en rekenen industrielawaai, IL-HR-13-01" van maart 1981, uitgegeven door het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Ook de beoordeling van de meetresultaten moet overeenkomstig deze handleiding plaats vinden.
7.
ELEKTRISCHE INSTALLATIE
7.1
De elektrische installatie moet voldoen aan NEN 1010. Indien ruimten aanwezig zijn met gasontploffingsgevaar moet de daar aanwezige in stallatie bovendien voldoen aan NEN 3410.
7.2
De elektrische installatie in de inrichting mag geen storing in.de radio- en/of televisie-ontvangst alsook in het telecommunicatieverkeer veroorzaken.
8.
BOVENCRCMDSE OPSLAG DM GASOLIE (K3-VLOEISTOF)
8.1
De stijfheid en sterkte van een tank moeten voldoende zijn cm schade lijke vervorming als gevolg van overdruk bij vulling of overvulling te voorkcmen terwijl de dichtheid onder alle omstandigheden moet zijn verzekerd.
8.2
De ondersteunende constructie van een tank moet uit onbrandbaar mate riaal bestaan. Cp plaatsen waar kans cp verzakking bestaat, moet een doelmatige fundering zijn aangebracht.
8.3
Een tank moet zijn voorzien van een ontluchtingsleiding met een inwendige middellijn van ten minste 30 rrm. De ontluchtingsleiding moet in de buitenlucht uitmonden en tegen inregenen zijn beschermd. De tank moet tenminste 3 meter van een erfscheiding zijn geplaatst.
8.4
Indien een niveau-aanwijzer of peilinrichting is aangebracht, moet deze zodanig zijn ingericht dat het uitstromen van vloeistof uit de tank, ook door verkeerde werking of door breuk, onmogelijk is.
8.5
In elke aansluiting op een tank beneden het hoogste vloeistofnivo en in de toevoerleiding naar het verbruikstoestel moet zo dicht mogelijk bij de tankwand een metalen afsluiter zijn geplaatst. Deze moet zodanig zijn uitgevoerd dat duidelijk is te zien of de afsluiter is geopend, dan wel is gesloten.
8.6
Het uitwendige van een tank en de leidingen moet afdoende tegen corrosie zijn beschermd.
8.7
Leidingen moeten bovengronds zijn gelegd.
5.2
De opslag van smeermiddelen en afgewerkte olie rroet plaatsvinden boven een vloeistofdichte vloer met rondcm opstaande randen, welke met de vloer en de wand een vloeistofdichte lekbak vormen. De inhoud van deze lekbak moet minimaal de voorraad kunnen bevatten van het grootste -vat plus 10% van de resterende hoeveelheid opgeslagen vloeistoffen.
5.3
Ledig vaatwerk moet worden bewaard als gevuld vaatwerk.
5.4
De opslagplaatsen van smeermiddelen en afgewerkte olie moeten schoon worden gehouden.
5.5
Het is verboden vloeistoffen in de bodem te brengen, met uitzondering van oppervlaktewater, hemelwater of drinkwater, indien daaraan geen verontreinigende stoffen zijn toegevoegd, de concentratie verontreini gende stoffen niet door een bewerking van het water is toegencrren en daaraan geen warmte is toegevoegd.
5.6
Indien blijkt of het vermoeden bestaat dat de bcdem en/of het grondwa ter is verontreinigd of aangetast als gevolg van het in werking zijn van de inrichting na het van kracht worden van de beschikking moet(en): a. deze verontreiniging of dit vermoeden terstond aan het bevoegd gezag worden gemeld; b. maatregelen worden getroffen cm verdere verontreiniging van de bodem te voorkomen; c. de oorzaak van de verontreiniging zo spoedig mogelijk worden wegge nomen.
5.7
Vervolgens moet bodemonderzoek en, indien noodzakelijk bodemsanering plaatsvinden. Zowel bodemonderzoek als bodemsanering moet plaatsvinden volgens de richtlijnen -van de Wet bodembescherming.
5.8
Het rioolstelsel op het terrein van de inrichting dient vloeistofdicht te zijn uitgevoerd.
6.
SEIJUTDHINDER
6.1
Het equivalente geluidsniveau (Laeq), veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen, alsmede in de inrichting verrichte activiteiten, mg, ter plaatse van woningen van derden, andere ge luidgevoelige bestemmingen en - voor zover binnen een afstand van 50 meter van de inrichting geen woningen van derden of geluidgevoelige bestenmngen aanwezig zijn - cp enig punt 50 meter gemeten uit de inrichting, niet meer bedragen dan: 50 dB(A) tussen 06.00 en 19.00 uur; 45 dB(A) tussen 19.00 en 22.00 uur; 40 dB(A) tussen 22.00 en 06.00 uur.
6.2
De hoogste waarde van het geluidnivo (Lrrax) veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte activiteiten mag cp de in voorschrift 6.1 genoemde plaatsen niet meer bedragen dan: 70 dB(A) tussen 06.00 en 19.00 uur; 65 dB(A) tussen 19.00 en 22.00 uur; 60 dB(A) tussen 22.00 en 06.00 uur.
3.4
In een silo mogen alleen nitraathoudende meststoffen van het type C worden opgeslagen.
3.5
Een silo moet zijn vervaardigd van kunststof of metaal en constructief voldoende sterk zijn uitgevoerd.
3.6
Een silo moet vanuit verschillende richtingen en onder alle weersom standigheden met voertuigen bereikbaar zijn voor ongevalsbestrijding.
3.7
Een silo moet zijn voorzien van een ontluchting met een voldoende grote diameter, zodanig dat bij aftappen geen onderdruk in de silo kan ontstaan.
3.8
Bij het vullen van de veevoeder- en kunstmestsilo's moet stofverspreiding worden voorkcmen door via de ontluchting ontwijkende stof op doeltreffende wijze cp te vangen, bijvoorbeeld door middel van een doekfilter of een gelijkwaardige voorzieningen.
3.9
Het voer, met uitzondering van ruwvoer, moet worden bewaard in uitsluit tend voor dit doel gebezigde bewaarplaatsen, die rat- en muiswerend zijn ingericht.
4.
AFVALSTOFFEN
4.1
Afvalstoffen, alsmede meststoffen mogen niet binnen de inrichting worden verbrand.
4.2
Afvalstoffen, niet zijnde snoeihout, bladeren en soortgelijke afval stoffen, mogen niet in de bodem terecht kunnen kanen of in de bodon worden gebracht. Het bewaren of bezigen van afvalstoffen op de bodom moet zodanig geschieden dat geen verontreiniging kan optreden.
4.3
Afvalstoffen, niet zijnde snoeihout, bladeren en soortgelijke afvalsto ffen, moeten op gezette tijden uit de inrichting worden afgevoerd. Het afvoeren moet zodanig geschieden dat zich geen afval in of buiten de inrichting kan verspreiden.
4.4
Het bewaren van afvalstoffen moet cp ordelijke en nette wijze ge schieden. Van afvalstoffen afkomstige geur mag zich niet buiten de inrichting kunnen "verspreiden.
4.5
Een riolering voor de afvoer van bedrijfsafvalwater moet vloeistofdicht zijn uitgevoerd.
4.6
De afgifte van gevaarlijke afvalstoffen dient te geschieden conform de bepalingen in hoofdstuk 10 van de Wet milieubeheer. Van de afgifte dient een registratie te worden bijgehouden.
4.7
Asbesthoudende materialen dienen, zodra deze in het afvalstadium zijn geraakt, overeenkomstig de bepalingen van het Asbestverwijderingsbesluit (Stb 1993, 290) verwerkt en afgevoerd te worden.
5.
BODEMBESCHERMING
5.1
Stoffen moeten zodanig worden bewaard en worden gebezigd dat geen verontreiniging van de bodan optreedt.
De totale hoogte van de silowand en afrastering moet ten minste 1,80 m zijn, gemeten vanaf de direct omliggende betreedbare grond. De afraste ring moet bestaan uit ten minste drie (punt)draden. De onderlinge afstand tussen de (punt)draden mag ten hoogste 250 rrm bedragen. De onderste draad mag niet hoger dan 100 mm boven de silowand zijn geplaatst en mag zowel aan de buitenzijde als aan de binnenzijde van de wand niet meer dan 100 rrm oversteken; 2.14 Aan de binnenzijde van een silowand moet een vaste ladder zijn aange bracht. Waar de in voorschrift 2.13 bedoelde afrastering demontabel is uitgevoerd moet de ladder ter plaatse zijn aangebracht; 2.15
Een mestsilo zonder afdekking mag uitsluitend op of nabij de bodem van het bassin worden gevuld;
2.16
Een mestsilo die niet is afgedekt mg niet verder gevuld zijn dan 0,20 m onder de rand;
2.17 Tenzij een beoordeling door of namens een door de Raad voor Certifi catie voor dit werk erkend instituut, door het bevoegd gezag of een door het bevoegd gezag geaccepteerde deskundige uitwijst dat de mest silo voor de duur van een volgende referentieperiode kan worden gebruikt, moet een mestsilo of delen ervan worden vervangen voor het verstrijken van de geldende referentieperiode, die bedraagt: a. 20 jaar voor betonnen, houten, stalen of gsmetselde constructies; b. 10 jaar voor doekconstructies; c. 10 jaar voor binnenafdichtingsfolies; d. 10 jaar voor overige constructies; met dien verstande dat niet tot vervanging behoeft worden over te gaan indien een bewijs -van de beoordeling, afgegeven door of namens degene die de beoordeling heeft uitgevoerd, aan het bevoegd gezag kan worden overgelegd. In dit bewijs wordt voor de beoordeelde delen van de mestsilo een nieuwe referentieperiode aangegeven. 2.18 De vergunninghouder dient cp verzoek van het bevoegd gezag inzage te geven in de stallijsten van het bedrijf. 2.19
Kadavers van dieren mogen niet op het terrein van de inrichting worden begraven. Zij moeten in afwachting van afvoer uit de inrichting, worden geborgen in een deugdelijke verpakking of in een daarvoor bestande ruimte.
3.
DE OPSLAG VMJ VEEVOEDER
3.1
Een kuilvoeropslag van gras of snijmaïs mag uitsluitend plaatsvinden op de daarvoor bestemde opslagplaats, zoals aangegeven cp de in voor schrift 1.1 genoarde plattegrondtekening(en).
3.2
Het bewaren en opslaan van natte ruwvoeders dient op een zodanige wijze te geschieden dat uittredende perssappen niet in het oppervlakte- en/of grondwater terecht kunnen kanen.
3.3
De opslag van kunstmest moet geschieden in een uitsluitend voor dit doel bestonde silo. Brandbare, gevaarlijke en ontplofbare stoffen mogen niet aanwezig zijn in de silo.
2.3
De mestcpslag raag geen direkt verdampend oppervlak in de buitenlucht hebben.
2.4
Bij het verwijderen van mest of gier mag de crrgeving niet worden ver ontreinigd. Transport van dunne mest of gier moet geschieden in geslo ten tankwagens. Vaste mest moet getransporteerd worden met behulp van daartoe geschikte transportmiddelen, die op correcte wijze zijn bela den.
2.5
Ten gevolge van het vullen of ledigen van een kelder of anderszins mg geen verontreiniging van de bodan plaatsvinden. De bewaring van dunne mest in een kelder moet geschieden op ten minste 10 cm onder de rand van de kelder.
2.6
Indien spoel- en schrcbwater uit stallen of mestcpslagen niet qp een openbare riolering of anderszins uit de rundveehouderij kan of mag worden afgevoerd moet dit water worden afgevoerd naar een mestdichte opslagruimte.
2.7
De opslag van vaste mest buiten de stal moet geschieden op een mestplaat. Deze mestplaat moet voorzien zijn van een opstaande rand of een gelijkwaardige voorziening. De stapeling van de mest moet zodanig ge schieden, dat uitzakkend vocht niet van de mestplaat kan vloeien. Dit vocht moet worden afgevoerd naar de naast- of ondergelegen mestdichte opslagruimte. Opslag van vaste mest en voerrestanten mag uitsluitend plaatsvinden op de bij deze vergunning behorende plattegrondtekening aangegeven lokatie.
2.8. De constructie van de mestsilo moet in zijn geheel en in alle delen afzonderlijk zodanig zijn uitgevoerd dat geen verlies van mest door lekkages, scheuren of anderszins optreedt. 2.9
De mestsilo en de leidingen, afsluiters en andere appendages moeten voldoende bestand zijn tegen de corrosieve invloeden van het mestmilieu, UV-licht en lage temperaturen.
2.10 Leidingen moeten tegen beschadiging door bevriezen zijn beschermd. In een vul-aftapleiding, die onder druk staat van de inhoud van de mest silo, moeten ten minste twee afsluiters aanwezig zijn. De buitenste afsluiter moet met een veiligheidsslot geborgd kunnen worden. In leidingen waarin een hevelwerking kan optreden moeten afsluiters of ontluchtingsvoorzieningen zijn aangebracht. 2.11 Rondcm de mestsilo moeten zodanige voorzieningen zijn aangebracht, dat de constructie op kwetsbare plaatsen niet door langsrijdende of bij de mestbehandeling in gebruik zijnde voertuigen kan worden aangereden. 2.12 Vaste klimvoorzieningen aan de buitenzijde van de mestsilo mogen niet lager dan 2 m boven de begane grond aanvangen; 2.13
Op de rand van een mestsilo moet een afrastering zijn aangebracht, tenzij de rand zich meer dan 2,50 m boven de direct omliggende betreedbare grond bevindt of de mestsilo is voorzien van een afdekking die tot over de buitenrand doorloopt of op de buitenrand aansluit.
1.
GEDRA£3SV00RSCHRIFIÏN
1.1
De inrichting dient in werking te zijn conform de aanvraag d.d. 19 juli 1995 en de bij voornoemde vergunning behorende en als zodanig gewaar merkte tekening(en), tenzij deze voorschriften anders bepalen.
1.2
Het gebruik van brandstof van al dan niet bewerkte afgewerkte olie in de zin van het Besluit aanwijzing gevaarlijke afvalstoffen (B£GA, Stb 1993, 617) is niet toegestaan.
1.3
De inrichting moet schoon worden gehouden en in goede staat van onder houd verkeren.
1.4
Behoudens ter bemesting van grond volgens de normale landbouwpraktijken mag het terrein van de inrichting niet worden bevloeid of op andere wijze van mest of gier voorzien. . _
1.5
Ramen en deuren van de stallen moeten, voor zover zij geen functie hebben voor de luchtverversing, alsmede voor het doorlaten -van perso nen, dieren en goederen, gesloten worden gehouden.
1.6
Het aantrekken van insekten, knaagdieren en ongedierte moet zo veel mogelijk worden voorkanen. Zo vaak de omstandigheden daartoe aanleiding geven, moet doelmatige bestrijding van insekten, knaagdieren en ander ongedierte plaatsvinden.
1.7
Indien cp de ventilatiekoker(s) op het dak van een stal een regenkap is aangebracht, moet deze zodanig zijn uitgevoerd dat de luchtstroom zoveel mogelijk naar boven is gericht.
1.8
Degene die de inrichting drijft is overigens gehouden te doen en na te laten hetgeen redelijkerwijs gevergd kan worden cm het milieu te beschermen, waaronder mede wordt verstaan het voorkanen dan wel zoveel mogelijk beperken van de nadelige gevolgen voor het milieu, de zorg voor de doelmatige verwijdering van afvalstoffen en de zorg voor een zuinig gebruik van energie.
2.
HET HOUDEN V2VN DIEREN E3tf DE OPSLAG VRN MEST
2.1
Dunne mest en gier moet worden opgeslagen in een hiertoe bestarüe mestdichte opslagruimte. Indien de opslagruimte niet onder een stal is gelegen moet het transport naar de opslagruimte geschieden door middel van een gesloten en mestdicht riool of een daaraan gelijkwaardige voorziening. De opslagruimte moet een zodanige capaciteit hebben, dat deze is afgestemd cp de (wettelijke) afvoermogelijkheden en op het aantal dieren
2.2
Behoudens tijdens het ledigen moeten de opslagruimtes door middel van goed sluitende deksels, luiken of een daaraan gelijkwaardige voorzie ning, gesloten worden gehouden.
I
BEGRIPPEN
Bevoegd gezag; Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Tytsjerksteradiel; Equivalente geluidsniveau (Laeg); het ganiddelde van de afwisselende niveaus van het ter plaatse in de loop van een bepaalde periode optredende geluid, vastgesteld overeenkomstig de « Hand leiding meten en rekenen industrielawaai, IL-HR-13-01 », van maart 1981, uitgegeven door het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer; Geluidgevoelige bestanmingen; gebouwen of objecten, als aangewezen bij algonene maatregel van bestuur krachtens de artikelen 49 en 68 van de Wet geluidhinder (Stb. 1982, 465); Geluidsniveau in dB(A); het niveau van het ter plaatse optredende geluid, uitgedrukt in dB(A), overeenkomstig de door de Internationale Electrotechnische Cctrmissie (IEC) terzake cpgestelde regels, zoals neergelegd in de IEC-publicatie no. 651, uitgave 1979; K3-VLOEISTOF: Een brandbare vloeistof waarvan het vlampunt 55 graden Celsius of hoger is, bepaald volgens NEN-ISO 2719, of een verfprodukt waarvan het vlampunt 55 graden Celsius of hoger is, bepaald volgens NEN-EN 53; KIW&:
het Keuringsinstituut voor Waterleidingartikelen N.V. gevestigd in Rijswijk; NEN;
een door het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI) uitgegeven norm; Nitraathoudende meststoffen; Nitraathoudende houdende meststoffen worden onderscheiden in drie groepen: type A. meststoffen die kunnen detoneren; type B. meststoffen die kunnen deflagreren, doch niet detoneren; type C. meststoffen die niet kunnen detoneren, noch deflagreren; Meststoffen type C hebben in de regel een ammonium-nitraatgehalte van minder dan 70% en zullen onder normale omstandigheden niet detoneren of deflagreren. Zij kunnen echter gedurende uitwendige verhitting (b.v door brand) ontleden en daarbij giftige gassen en dampen ontwikkelen. Bovendien kunnen bepaalde meststoffen (b.v. kalksalpeter, chilisalpeter en kaliumnitraat) een éénmaal ontstane brand bevorderen door afgifte van zuurstof. Mst nitraat doordrenkte houten vloeren, konstruktiedelen e.d. kunnen zeer brandbaar zijn. Voor zover een DIN-, NEN-, NEN-EN- of NEN-ISO-norm, waarnaar in een voor schrift verwezen wordt, betrekking heeft op de uitvoering van constructies, toestellen en apparaten wordt bedoeld de vóór de datum, waarop deze vergunning verleend is, laatst uitgegeven norm met de daarop tot die datum uitgegeven aanvullingen of correctiebladen dan wel - voor zover het op voornoonde datum reeds bestaande constructies, toestellen en apparaten betreft - de norm die bij de aanleg c.q. installatie van die constructies, toestellen en apparaten is toegepast, tenzij in het voorschrift anders is bepaald.
Bijlage behorende bij het besluit d.d. 7 novsriber 1995 van Burgemeester wethouders van de gemeente Tytsjerksteradiel.
VOORSCHRIFTEN INFFLJEÜBEHE^VERGOSNBNG
behorende bij de inrichting Veehouderijbedrijf E. en R. Kooi-Hofstra Alde Miede 9 9265 XJ SUWALD
INHOUDSOPGAVE:
I
BEGRIPPEN
II
VOORSCHRIFTEN 1. GEDRAGSVOORSCHRIFTEN 2. HEI HOUDEN VAN DIEREN EN DE OPSLÊG VAN MEST 3. DE OPSIAG VAN VEEVOEDER 4. AFVALSTOFFEN 5. BODEMBESCHERMING 6. GELUIDHINDER 7. ELEKTRISCHE INSTALLATIE 8. BOVENGRONDSE OPSIAG VAN GASOLIE (K3-VLOEISTOF) 9. ONGETONE VOORVALLEN 10. BRANDPREVENTIE 11. VERWARMING 12. OPSLAG VAN ONTSMETTINGSMIDDELEN, DIERGENEESMIDDELEN EN CHEMICALIËN IN EMBALLAGE 13. MILIEUZORG
2 3 3 3 5 6 6 7 8 8 10 10 10 11 11
Burgemeester en wethouders van de gemeente Tytsjerksteradiel
B E S L U I T E N :
de gevraagde vergunning overeenkomstig de aangehechte en gewaarmerkte bescheiden en onder oplegging van de bijgevoegde voorschriften te verlenen. Burgum, 7 november 1995
\ \
(D.J. Atma)
(drs. J. Milder)
Tot en met^ 2
GOW/m&b/EdV c.c.:diverse wrkooi.251
Ten aanzien van het ingediende advies hebben wij het volgende overwogen. 1.
Voor het onderhavige bedrijf is in een eerder stadium de volgende veestapel vergund: - oprichtingsvergunning d.d. 23 maart 1982; 80 stuks melk- en kalfkoeien. - revisievergunning d.d. 28 juni 1983; 120 stuks melk- en kalfkoeien met 86 stuks bijbehorend jongvee. Voor de volledigheid hebben wij een kopie van de veebezetting van de vergunning uit 1983 als bijlage toegevoegd. Op grond van bovenstaande blijkt dat er een uitbreiding/vermindering van de veestapel plaatsvindt van: uitbreiding: 5 melk- en kalfkoeien en25X> schapen vermindering: 4 stuks jongvee. . . De gevraagde uitbreiding is een gevolg van het feit dat meer ruimte gecreëerd moet worden voor het jongvee en dat de opslag van drijfmest vergroot moet worden. Een gedeelte van het jongvee werd om die reden al een aantal jaren in de wagehberging gestald welke op een afstand van 25 meter van de dichtstbijzijnde woning van derden is gelegen. Deze stalling kan i.v.m. de afstand niet worden gelegaliseerd. In overleg met ons heeft het bedrijf gekozen voor de nu gevraagde uitbreiding buiten de hinderstraal van 50 meter.
2.
Op de tekening behorende bij de onderhavige aanvraag staat inderdaad niet aangegeven waar de schapen zullen worden gestald. Voor de schapen is ook niet een specifieke stalruimte aanwezig. Tijdens de aflamperiode zullen de schapen groepsgewijs worden gehuisvest in een beschikbare groepshuisvesting voor het jongvee of op de betonnen (hooi)zolder daarboven.
Gelet op de beperkte wijziging in de hoeveelheid te houden melk- en kalfkoeien met het bijbehorende jongvee en het feit dat de schapen slechts gedurende een beperkte tijd van het jaar binnen de inrichting aanwezig zullen zijn, zien wij geen aanleiding de gevraagde vergunning te weigeren. Eventuele nadelige gevolgen voor het milieu welke veroorzaakt zouden kunnen worden door de onderhavige inrichting worden door het stellen van voorschriften voorkorten danwel beperkt. De onderhavige aanvraag is getoetst aan het hoofdstuk Bedrijven van het gemeentelijk meerjarig uitvoeringsprograntna milieu (MUP) van december 1991. Voor zover van toepassing is in het voorschriftenpakket rekening gehouden met de aspecten, die uit het onderdeel Bedrijven van het MJP voortvloeien. Gelet op de Wet Milieubeheer en het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit Milieubeheer.
De onderhavige uitbreiding (verlenging van bestaande ligboxenstal) ligt op een afstand van ca. 55 meter ten opzichte van dichtstbijzijnde gelegen woning van derden op het perceel Aldemiede 11. "Interimwet Amnoniak en Veehouderij" Op 4650 meter afstand van de onderhavige inrichting ligt, gelet op de door de gemeenteraad van Tytsjerksteradiel vastgestelde "Notitie toepassing ecologische richtlijn en legalisatiébeleid verguxmingplichtige veehouderij bedrijven in het kader van de Hinderwet" een voor verzuring gevoelig bos (bos rond Swarteweisein) dat bescherming behoeft in de zin van voornoemde wet. In de gevraagde bedrijfssituatie vindt op dit gebied een depositie plaats •van verzurende stoffen van minder dan 1 mol/ha/jaar. De depositie overschrijdt daarmee niet de in de Interimwet Ammoniak.en Veehouderij gestelde depositiegrenswaarde van 15 mol potentieel zuur per hectare per jaar. De Interimwet Ammoniak en Veehouderij vormt daarcm geen belemmering voor het in werking hebben van de onderhavige inrichting in de gevraagde omvang. Bodem De activiteiten van de inrichting zijn niet direkt bodembedreigend. Aan het aspect bodemverontreiniging kan, met betrekking tot de opslag van mest, ruwvoeders, dieselolie, gevaarlijke afvalstoffen, in voldoende mate worden tegemoet gekcmen door het stellen van voorschriften. De aanvraag en de ontwerpbeschikking hebben van 24 augustus 1995 tot en met 20 september 1995 ter inzage gelegen. Naar aanleiding hiervan is op 8 september 1995 bij ons een advies binnengekomen van de regionale inspektie van de volksgezondheid voor de milieuhygiëne te Groningen. Het advies is binnen de terinzage termijn binnengekomen en is door ons ont vankelijk verklaard (artikel 3:24, eerste lid Algemene Wet Bestuursrecht). Het advies kan als volgt worden samengevat. 1. De bestaande stal ligt op minder dan 40 meter afstand van woningen van derden. Uitbreiding van de veestapel, ook als deze wel voldoet aan de afstandsnorm, is daarcm niet mogelijk. 2. In de aanvraag zijn schapen opgencmen. Op tekening staat echter niet aangegeven waar deze schapen gestald zullen worden. Op grond van het bovenstaande adviseert de inspektie ons cm de gevraagde vergunning te weigeren.
2
Geluid Aan de vigerende vergunningen zijn geen geluidsvoorschriften verbonden. Bij de onderhavige cmgevingssituatie - een landelijke cmgeving - behoort in redelijkheid een achtergrondnivo van 45-40-35 dB(A). Bodem Er zijn ons, met uitzondering van het controle-rapport van 30 december 1982, geen noemenswaardige omstandigheden en/of situaties bekend, als gevolg waarvan thans sprake zou zijn van een milieuhygiënisch onaanvaardba re situatie. De situatie aangaande de opstelling van een huisbrandolietank ten tijde van het controle bezoek voornoemd, heeft slechts kortstondig geduurd en kan redelijkerwijs geen aanleiding hebben gegeven tot bodemver ontreiniging. Ten aanzien van de gevolgen van het milieu welke de inrichting kan veroorzaken, kan in eerste instantie worden verwezen naar hetgeen in de vergunning aanvraag staat aangegeven. Deze gevolgen beperken zich in hoofdzaak tot de volgende aspecten: Geluid Met betrekking tot het stellen van geluidgrenswaarden dient rekening te worden gehouden met het gestelde in de circulaire Industrielawaai IL-HR-1310, van maart 1981. Dit betekent, dat de maximaal toegestane geluidsbelas ting van de cmgeving ten gevolge van een inrichting gerelateerd dient te worden aan het achtergrondnivo dat ten gevolge van andere geluidbronnen ter plaatse heerst. Gelet op de bouwkundige uitbreiding van de inrichting is er geen sprake van een relevante toename van de geluidssituatie rond het bedrijf. De volgende normstelling wordt door ons opgelegd: Laeq = 50-45-40- dB(A) voor resp. de dag-, avond- en nachtperiode; Lmax = Laeq + 20 dBA(A) ; Referentie(meet)punten = dichtstbijzijnde woning van derden en/of 50 meter uit de begrenzing van de inrichting. Wij verlenen ontheffing van het Iznax in de dagperiode (06.00 - 19.00 uur)
ten behoeve van het laden en lossen ten behoeve van het veehouderijbedrijf. Lucht De richtlijn "Veehouderij en Hinderwet" (circulaire van 13 juli 1984 van het Ministerie van VROM) regelt voor veehouderijen algemene afstandscri teria tot een stankgevoelig objekt, zulks afhankelijk van onder andere de cmgevingscategorie, de aard van de veehouderij en het aantal mestvarkenseenheden ingeval van intensieve veehouderijen. In de onderhavige situatie is er sprake van een amgevings-categorie IV, met een gewenste afstand van 50 meter t.o.v. een stankgevoelig objekt.
B E S L U I T
Gemeente Tytsjerksteradiel No. 9501719 D.d. 19 juli 1995 hebben wij van Maatschap Kooi-Hofstra, Aldemiede 9 te Suwald een aanvraag ontvangen voor een nieuwe, de gehele inrichting omvattende vergunning ex artikel 8.4 Wet Milieubeheer voor een rundvee houderij op het perceel Aldemiede 9 te Suwald. Kadastraal bekend gemeente Hardegarijp, sectie E, nurrmer 678. Omtrent de onderhavige aanvraag hebben wij het volgende overwogen: De onderhavige aanvraag maakt in zijn geheel onderdeel uit van de onderhavige vergunning op grond van de Wet Milieubeheer. . De onderhavige inrichting is een inrichting in de zin van Bijlage I van het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit (categorie 8.1.a, 1.1.a, 7.1.a) en wij hebben derhalve de procedure als bedoeld in afdeling 3.5 van de Algemene Wet Bestuursrecht uitgevoerd. Overzicht eerder verleende verqunningen D.d. 23 maart 1982 is een oprichtingsvergunning verleend voor een rundvee houderijbedrijf met een veestapel van 80 dieren. Deze vergunning is op 28 juni 1983 kernen te vervallen. D.d. 28 juni 1983 is een revisievergunning verleend voor een rundveehoude rijbedrijf met een veestapel van 120 koeien. Een aanvraag voor een uitbreidingsvergunning (26 februari 1993) voor een onderkelderde jongveestal annex wagenberging wordt op 17 november 1994 ingetrokken ten gunste van de thans gevraagde revisievergunning voor een rundveehouderijbedrijf met een veestapel van 125 melk- en kalfkoeien en 82 vrouwelijk jongvee en25"0 schapen. Met betrekking tot de bestaande toestand van het milieu kan, voor zover de inrichting daarvoor gevolgen kan veroorzaken, worden gewezen op het volgende. Ctnqeving De inrichting is gelegen in het buitengebied van Suwald. De afstandssitua tie van de dichtstbijzijnde woningen van derden is als volgt: ca. 25 meter t.o.v. wagenberging ca. 40 meter t.o.v. bestaande/vergunde ligboxenstal ca. 55 meter t.o.v. aangevraagde uitbreiding van de ligboxenstal. Op een afstand van ca. 4650 meter, gemeten van uit Let middelpunt van de bedrijfsgebouwen bevindt zich ten noord-oosten van de inrichting een voor verzuring gevoelig bosgebied (Swarteweisein). -
2
-
r
-4 +—
H
/•//.' | Ap/'' ]
«fewOSU UcoT . QAvC A-C. GC<J=K>U>
s
'y./ V •',' »
•
/
i'
I
kxuu^ctó>2£>«iuic«.
V*A3tlcrLaGe»Jï3öa!3.iOG
s
i ' s
Uua lu*se>2c»=ovog !
. lcwa ccce»zc»=si^iis-
j U>C"Uuoe»2.C*SU3<3-
/ •)•-
/
/ y ~ ™ X/
\—
CEKJVOOI
K
A B C D E F G H I J K
^ceLAGGöÊGMT 3 P?^. Heucpo^p 'IZ. RK. VACX^UKHiOOViP 2'IL 'Iq pk. 52ceo.eowip •3 pk. COfVïprsesCCri Lrec. (j-ioSicPbux*) 5 rw. 12cd ür©2. (_ covtu<5 r2£*j02>} GASOUe-TAUK tauk. H^scaauopue 2ccoOtc>2 (_ fccweo<3»scy oc>) G isai£e;i_o6r2 6o fy3 HeoG wjesr^'n-o Uoq ^ kiuosr^viesrèud *O TCM
L
klvzAGf-rrvcerisllo
iO
N MTVEE^CT O KQAGH T'-'PE'Z.^IUD
se-crfe
yaïï
DATUM ; /z^H/ZU-COU. UAUOTEKEUFÜA VEAZOEÜE
V.,
> B6HOORTJJI^JJ£.S
5. ®UI
•KpS-fi
IP.TCM
tctaal £ 2öo" aloë Mieot q
Dwe.
qzep x j suAwcuoe
(.cov0j tr>€t^^tal_) .
P CE"MTreAAU VUDTTee.'iAUC. R nesTG'z u u. S k:u}LVJG©2-C^aO^Q
platthgrf^okio
üg
vcq(2 aakjvi2.aagc. ' mlkj ocf2logt—
vef2.GuMKjik>G vee.wajoeo.5 alo€ Mie oe q
su/vwcuce
3T
1.200
Datum .
i
: £.
OU»V»)V.EX2 Ï JS701 Y6S
tdm.
M mt&TPUTTeu OMC3e.fi ux#>_eETr2.tu.m-nE'e>
/:
K^O GQVI i MAR2CSGA/20R
l
16-2..&3
Hollema Bouwonderneming B.V. Lauwarsweg !
Postbus 61
9230 AB Surhuiswrvwn
telefoon 05124 2255
03
12. Hoe geschiedt de wijze van ventilatie
12. KJATU.U ai1rilA.T1t
13» Wat is het vermogen van de ventila toren
13.
14» Hoe wordt het gebouw verwarmd (aard gas, propaan, enz.) 15» Zijn er op korte termijn verande ringen/ui tbreidingen/wijzigingen van het bedrijf te verwachten. Zo ja welke
•
15.
Datum;
i-iEröÜLAAf^-1
ic 1
Handtekening verzoeker:
behoort bij besluit
rif prn.^ Jf BufQeiTieester eri Wethouders
•
M\ 2 8 JUN 1983
«Bftf
r- -
•
no.
De secretaris van de
Uöic,
7
VRAGENLIJST TEN BEHOEVE VAN EEN AANVRAAG OM HINDERWETVERGUNNING
£>Mi2.
1 ® a©
1« a„ naam aanvrager
E. i-OXX
b. adres
b.
Auo£
mitOc q
c. woonplaats
c.
Q 2Ö5
X,J
d. adres inrichting
d.
Aioe' fVieoeg#'' •#
e. plaats inrichting
e.
Cj-2.bs K'-j /uAunit-Tc Jr
2. Betreft de aanvraag een aanvraag om vergunning voor een rundveehouderij-, een pluimvee-, kalveren-, varkens- of nertsenbedrijf
' rj
£
OXXUOUSfcMOUDeiQ^)
3» Indien het geen veehouderij is, be treft het dan een leg-, fok- of meet bedrijf
3• Mfe-Kj
___ „ Hoe is de wijze van mestopslag 5o Hoe groot zijn de mengmest- en/of gierkelders
4
gie&.kseuoc:rq__ 5. GUStxk&uoetZ CO J*T3 ^lEr&TSl LO CjOO ft^&tS>TiPU,'TTS U 2SO ivv5
6. Hoe groot is de maximale hoeveelheid aanwezige mest /
t 7DO tv»
7t Hoe geschiedt de mestafvoer
VACIUw)T2^iul
ƒ
/
8. Waar gaat de afgevoerde mest heen
.ivea pvrrtseij
8.
UOElLzVkiO
&
£ 9. Hoeveel dieren zullen er maximaal tegelijkertijd aanwezig zijn en hoe lang zullen dezelfde dieren aanwezig zijn a. mestvarkeris
9.
r3.•
b„ mestkalveren
b.
e» fokzeugen
c.
d. legkippen
d.
e. meStkuikens
e.
f. Jtoeien
f.
I 2o STlAu_S
S-
<9 6 sruxa
kalveren #n•
h.
i.
i. G^.iou K2E%Jioe
11. Hoeveel meter is de dichtstbijzijnde woning van de mestopslag verwijderd (niet zijnde de eigen woning)
-t ÜSl^'
ix>ï
reiDBajoöfe
Ter voorkoming van terugzending of niet-ontvankelijkverklaring van dit verzoek verdient nauwkeurige invuEling ervan aanbeveling. Tekening en beschrijving tezamen moeten een volledig beeld van de inrichting c.q. de uitbreiding of wijziging daarvan opleveren. Bij onvoldoende ruimte eventueel vervolgen op afzonderlijke vellen in viervoud. Deze ook ondertekenen!
i _ ir ui cr Q. 3-=>:Dcf.-o°C fD .. Q.CQ Q. £ Cü 2Lq> ® O 7T 0) E. ^ 3 2. c 3
3 <
r*
O •O
°i CD 0-
~
fTi' ffi
- ®"=:(5' 05
L?
CD < CD Cü CD ® ° (Q
3 ?o-S.
< 3oO 33".
5LD.Q.5 "2 CD
CD =
o cr ' 5" CD —- CD CQ N 3 < § § 3'S-
O £
CD W CD
5
4<5
i# N ,,
CA
-> "5
-^7|
«ir ft
f
< A
K &
£ •=:3
CQ
rJ c. C £> v) O
C O
ê
at r-
£ u Ü
Q ra r1 K v* r>
7\V o VI
O
N.
y x
s §-! §
S S" clcd —
•"*- < CD CO w CD o =T —0) ° ® 3 o) ffl
CQ CD 3
3 5— CD _
0 ^3-. 3 3 W CD
F5" ° 5 ® r°® < g
., Q-co 5"
3i ü O DJ
3; 3
=r9-
N A) Cn>
C
53 Oco
<~
<\
— 3 QJ -1
oio
3
CL
0^ CP
%
I Cr
ja
8
rsT" (/*
T5 T'O r* r~ oR~ rs 0 rs 0
it »
l
7
O Tv
HINDERWET verzoek vergunning - tevens beschrijving (art. 5) Niet invullen!
In vijfvoud {1e t/m 5e ex.) indienen!
Bewijs van ontvangst (art. 7, lid 1, WABM) Deze aanvraag is door ons ontvangen op Burgemeester en wethouders, Namens hen,
7
yy
Burgemeester en wethouders van de gemeente
" M € T b E t - f e A , C ' S et . datum
4'
M t-Aüj
datum:
1
naam van verzoeker
Dwl2
<E
/
Ic'Cöf
straat en huisnummer (evt. telefoonnummer)
AOOcL h^ï&tQE:
'£|
gemeente/postcode
jf
05118- i yf&o
CjZ-bS XJ
£
Fƒ
H verzoekt vergunning tot het CU
oprichten en in werking hebben van
'
uitbreiden of wijzigen van
O
veranderen van de gebezigde werkwijzen in
dl
de hieronder omschreven inrichting
SuAiX-C^Ot
J
/ §3
verzoekt in verband met de uitbreiding/wijziging van de inrichting, voor welke reeds vergunning werd verleend, een nieuwe, de gehele hieronder omschreven inrichting omvat tende, vergunning (art. 6a)1
/
de hieronder omschreven inri^ting voor een termijn van2 £ aard van de inrichting3
CU
Vö; V\Ot UC>SLUr5tr
-
plaats waar de inrichting is of zal worden gevestigd straat en nummer (evt. telefoonnummer) en gemeente van vestiging/ postcode
I
J> £ Alk><~ rv\ i«Dtr tjcbiï
Cj
kadastrale ligging gemeente
nummer(s)
M A12. OE
16 3
SUAWCXiOê
C£5l IGf- \ ^ C?0
opga# van hetgeen in de inrichting zal worden verricht, vervaardigd of verzameld4
Mer U£ri2oKZ&eü
eto
fv~>euc<=Tj
UAü
'Aankruisen wat van toepassing is!
Zie voor de noten de toelichting behorende bij dit formulier. Zie verder ommezijde
Ksamsorn 32401 in
-1.777.51
12. De tank mag slechts voor 95% worden gevuld. Toelichting: Onder alle omstan digheden moet voldoende ruimte overblijven om de uitzetting van de vloeistof te kunnen opnemen. Het voorschrijven an een overvulsignalering is soms aan te bevelen. 13. Onmiddellijk nadat de vloeistof in de tank is overgebracht en de losslang is afgekoppeld, moet de vulstomp of vul.leiding met een goed sluitende dop of afsluiter worden afgesloten. 14. Olieleidingen, met uitzondering vain flexibele leidingen aan een aftapinrich ting, moeten zijn vervaardigd van metaal van voldoende mechanische sterkte. De "verbindingen moeten onder alle omstandigheden even sterk zijn als de rest van de leiding; de leiding en de appendages moeten blijvend oliedicht zijn. 15. Ondergrondse leidingen moeten zonodig tegen corrosie worden beschermd. 16. De inrichting moet schoon worden gehouden en in goede staat van onderhoud verkeren. De omgeving van de tank.moet vrij van begroeiing worden gehouden.
D17G/G0DGW3 RW/HD/B
J0f
N
&
Voorschriften voor bovengrondse bewaring van K2~ en K3-vloeistoffen in stale^ 'Siü' £ tanks met een inhoud van 200 liter tot maximaal 2000 liter r/f-rj
Stalen tanks voor K2- en K3-vloeistoffen met een inhoud van 200 .liter tot maxi maal 2000 liter.
1. In de tank mag slecht een brandbare vloeistof worden ópgeslagen waarvan liet vlampunt hoger dan 21°C is gelegen. »*•
/ voldoende
2. De stijfheid en sterkte van de tank moeten zijn om schadelijke vervorming als gevolg van overdruk bij vulling óf overvulling te voorkomen terwijl de dichtheid onder alle omstandigheden" moet zijn verzekerd. /'
3. De ondersteunende constructie van de tank rriöet uit onbrandbaar materiaal be staan; op plaatsen waar kans op verzakking bestaat dient een doelmatige fun datie te worden aangebracht. 4. De tank moet tenminste 3 meter van een gebouw of erfscheiding zijn ge plaatst. De tank moet tenminste 5 meter van énig brandbare schutting, van een bewaarplaats van hout, stro of andere gemakkelijk brandbare stoffen zijn verwij derd.
i
5. De tank moet zijn voorzien van een ontluchtmgspa.jp met een inwendige mid dellijn van tenminste 30 mm; 'de ontluchtingspijp moet tegen inregenen zijn beschermd. ƒ 6. Indien een vloeistofstanc}aanwijzer of peilinrichting is aangebracht, moet deze zodanig zijn ingericht dat het uitstromen van vloeistof uit de tank, ook door verkeerde werküng of door breuk, onmogelijk is. 7. In elke aansluiting pp de tank beneden het hoogste vloeistofniveau moet zo dicht mogelijk bij de tankwand een metalen afsluiter zijn geplaatst; deze moet zodanig zijn uitgevoerd dat duidelijk is te zien of de afsluiter is ge opend, dan wel is/gesloten. 8. Het uitwendige wan de tank en de leidingen moet deugdelijk tegen corrosie zijn beschermd-, bijvoorbeeld door een oppervlakte-behandeling en het direct daarna aanbrengen van een doelmatige verf. &
9. De tank moest worden opgesteld op een gewapend betonplaat van voldoende dikte en sterkt®* De plaat moet dusdanige afmetingen bezitten c\at de plaat aan alle zijdfen van de tank een halve meter doorschiet, derhalve de plaat zowel in de l^ïigte als de breedte een meter langer en breder maken dan de afmetin gen var/de tank.
10. De g^ftele installatie van de tank en de leidingen moet vloeistofdicht zijn, hetgfeen voor het in gebruik nemen moet worden aangetoond door de tank en leMingen geheel met water te vullen; hjSt tijdstip van beproeving moet zijn gekozen in overleg met burgemeester en wethouders. Indien bij de beproeving een lekkage of een andere ongerechtig heid wordt geconstateerd mag de tank niet in gebruik worden gesteld. 11. Bij het vullen van of het aftappen uit de tank raoet morsen worden voorkomen.
12. De opslagruimte moet een zodanige! capaciteit hebben, dat deze is afgestemd op de afvoermogelijkheden en op het aantal dieren. 13. Het brengen van mest in de opslagruimte dient te geschieden met een gesloten aanvoerleiding die zo dicht mogelijk bij de bodem van de opslagruimte uit mond t. 14. Gedurende de opslagperiode mag de' inhoud niet in beweging worden gehouden, behoudens ten behoeve- van menging" gedurende korte tijd voor de lediging van de opslagruimte. 15. De in de opslagruimte aanwezige vaste mest moet zoveel mogelijk dagelijks worden verzameld en overgebracht naar een niet-vloeistofdoor'latende ifiestplaat. De stapeling van de mest op deze plaat raoet op zodanige wijze ge schieden dat alle uitzakkende vocht binnen de (rand van de) plaats wordt opgevangen en afgevoerd naar de opslagruimte bedoeld in voorwaarde 11. 16. Indien op de ventilatiekoker op het dak van de stal een regenkap is aange bracht moet deze zodanig zijn uitgevoerd dat de luchtstroom zoveel mogelijk naar boven gericht blijft. 17. Het. pneumatisch of mechanisch vullen van voedersilo's of tankwagens voor gier of dunne mest is verboden tussen 20.00 en 7.00 uur. 18. Hinderlijke stofverspreiding bij het vullen van voedersilo's moet worden, voorkomen door he via ontluchting ontwijkende stof op doeltreffende wijze op te vangen, bijvoorbeeld door middel van een doekfilter.
%
4\ Algemene Voorwaarden met betrekking tot veehouderijbedrijven.
v/\ ^/ Bijlage K. ?Vt£T'jk/
J' 1. De inrichting moet te allen tijde in een 'schone en ordelijke^'toestand en de opstallen en installaties in een goede staat van onderhoud verkeren. 2. Behoudens ter bemesting van grond volgens de normale l^ridbouv,'praktijken mag het terrein van de. inrichting niet worden bevloeid of/öp andere wijze van mest of gier worden voorzien. 3. Bij het verwijderen van mest en gier inag de omgeving niet worden•verontrei nigd. Transport van dunne mest en gier moet daafom geschieden in volledig gesloten tankwagens, die in een zindelijke staat moeten verkeren. Vaste mèst moet worden getransporteerd in dalrvoor geschikte transportmid delen, die op correcte wijze zijn beladen./ 4. Ramen van de stallen moeten, voorzover zdj gefen functie hebben voor de lucht verversing in de stal, gesloten, worden/ gehouden. "
"
5. Wanneer in de stallen dan wel op o£ nabij het erf ongedierte (zoals ratten,' muizen of insecten) voorkomt, dietien doelmatige bestrijdingsmaatregelen te worden getroffen. ƒ 6. Het voer, met uitzondering van ruwvoer, moet worden bewaard in uitsluitend voor dit doel gebezigde bewaarplaatsen, die rat- en muisvjerend zijn inge richt. f
£
7. Op het terrein van de inrichting mag geen mest worden gedroogd of verbrand.
/ 8. Kadavers van dieren mógen niet op het terrein van de inrichting worden be graven. Zij dienen, J.n afwachting van afvoer uit de inrichting, te worden ge borgen in een deugdelijke waterdichte verpakking of in een goed gesloten speciaal daarvoor/bestemde ruimte.
ƒ 9. De electrische installatie mag geen storing veroorzaken in radio- en t.v.~ ontvangst. ƒ 10. Dunne mest, igier, spoel- en/of schrobwater moeten uit de stal worden afge voerd naar file hiervoor bestemde vloeistofdichte opslagruimte. Indien deze opslagruiufbe niet onder de stal is gelegen moet het transport naar de opslag ruimte aeschieden door middel van een gesloten riool of een daaraan gelijk waardige voorziening. De opslagruimte mag niet zijn voorzien van een over stort/ 11. Behalve tijdens het ledigen moet de opslagruimte door middel van goed sluit<mde deksels, luiken of een daaraan gelijkwaardige voorziening, gesloten )K>rden gehouden. Deze voorwaarde is niet van toepassing op de mengmestsilo.
-
2 -
Mogelijk door de inrichting te veroorzaken gevaar, schade of hinder kan door de hierna te stellen voorwaarden'voldoende ondervangen wor den. De aanvraag is getoetst aan artikel 13.van de Hinderwet.
e s 1 u i t:
Wij verlenen aan de heer E. Kooi Voornoemd de gevraagde vergunning .overeenkomstig de aangehechte en gewaarmerkte bescheiden en met in achtneming van de voorwaarden vermeld in bijlage I.
Bergum,
28
J'JN
1983
Burgemeester en wethouders voornoemd, de Secretaris _de burgemeester,
(D.J. Abma)
| j ||
__^-drs. A.J. van Duist)
yp
ïot 30 vUL Idoó leunt u beroep instellen tegen deze beschikking. In de kennisgeving van terinzagelegging staat aangegeven tot wie u zich moet wenden.
RW/rik, coll:Èf
GEMEENTE
'?
ÏIETJERKSTERADEEL
|:fv; •'•ê M$ ^v-4.- {~
No. 1039.
De heer E. Kooi, Alde Mi ede 9 te Suawoude heeft op 8 maart 190,3 bij ons een verzoek ingediend om een nieüwe, de gehele inrichting?omvat tende, vergunning ex artikel 6a van de Hinderwet voor een .j/éehouderijbedrijf op het perceel Alde Miede 9 te Suawoude, kadastraal be kend gemeente Hardegarijp, sectie E, nummer 763.
/
Aangezien de Wet Algemene Bepalingen Milieuhygiëne>öp een aanvraag ingevolge de Hinderwet van toepassing is,-is de in hoofdstuk drie van deze wet omschreven procedure overeenkomstig uijKjevoerd.
Jf
Met toepassing van artikel 29 hebben de aanvfaatj en de ontwerp-besch.ikking tegelijkertijd ter inzage gelegen. /
M
Op de openbare zitting, gehouden op 4 mei. 1983, heeft de aanvrager, de heer E. Kooi, bezwaren ingebracht ten«aanzien van de nummers 4, 11 en 17 van de Algemene voorwaarden. Het •bezwaar t.a.v. voorwaarde 4 eeft betrekking op de plicht om de deuren van de stallen gesloten $ hebben. Hierdoor kan in de zomer onvoldoende geventileerd worden Het bezwaar t.a.v. voorwaar om ook de mengmestsilo af
11 heeft betrekking op de verplichting dekken.
Het bezwaar t.a.v. vooraarde 17 heeft betrekking op de tijdstippen die hier genoemd zijn.j£)eze beperken de bedrijfsvoering in die zin, dat ook buiten de tijdstippen om materiaal wordt aangevoerd en mest en/of gier wordt afgevoerd. Door middel van h§£ openen van de houten klepjes in de stalrarnen kan bij hogere temperaturen onvoldoende geventileerd worden. De afstand tot/Be naastgelegen woning bedraagt ca. 50 meter, zodat geen hinder vjfri ernstige aard ondervonden kan worden. Het verbod tot het geopend Ifebben van de staldeuren kan derhalve vervallen. De verplichting de mengmestsilo af te dekken kan vervallen, afstand Uft de naastgelegen woning ca. 50 meter bedraagt en mestsilofmet het oog op de heersende windrichtingen gunstig tueerd,/zodat geen hinder van ernstige aard ondervonden kan
omdat de de mengis gesi worden.
De tijdstippen waarbuiten geen voedersilo's of tankwagens pneumatisch of mechanisch mogen worden gevuld vervullen een functie in het beper ken van hinder die veroorzaakt wordt door geluid. Wij vinden het niet gewenst, dat de tijdstippen worden veranderd, dan wel helemaal komen te vervallen, waardoor hinder van ernstige aard ondervonden kan worden, omdat, rnet name in de avond- en nachtelijke uren geluid als hinderlijk ervaren wordt.
-
2
-
1
bouwkosten: Onder bouwkosten in deze tabel wordt verstaan de "standaardbouwkosten" indien het een bouwwerk betreft dat hierna in deze tabel is benoemd. De standaardbouwkosten worden bepaald door per categorie de bruto-inhoud van het bouwwerk te berekenen conform de NEN-2580 (mei 2007) en te vermenigvuldigen met de hierna genoemde per categorie vastgestelde eenheidsprijzen.
categoriën-eenheidsprijzen
€ per m3
1 woninqen/apparternenten
244,-
? verqroten woninq/appartementen
365,-
3 interne verbouw
126,-
4 bijqebouwen (qaraqe/berqinq) aanbouw of vrijstaand
111.-
• 65
stallen Inclusief kelder
41.-
mestkelders
84.-
7 mestsilo's
44,-
8 opslaqloodsen
20.-
9 bedrijfshal onqeïsoleerd 10 bedrijfshallen 11 kantoren
61,84,281,-
winkels
221,-
13 scholen
247,-
14 verpleeghuizen
252,-
12
Voor de overige niet benoemde categorieën bouwwerken worden de bouwkosten (exclusief BTW) als uitgangspunt genomen. Onder bouwkosten wordt in deze gevallen verstaan de aannemingssom als bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme Administratieve voorwaarden voor uitvoering van werken 1989 (UAV 1989), voor het uit te voeren werk, of voorzover deze ontbreekt een raming van de bouwkosten als bedoeld in het normblad NEN 2631, uitgave 1979, of zoals dit normblad laatstelijk is vervangen of gewijzigd. Indien de aanvrager de bouwkosten tot een naar het oordeel van burgemeester en wet houders te laag bedrag heeft opgegeven of wanneer deze In gebreke is gebleven een raming van die kosten over te leggen, geven burgemeester en wethouders toepassing aan het bepaalde in art.11, 2e lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Leges omgevingsvergunning vanaf 1 januari 2011 ~
Vooroverleg
_
j
1
_
Basis leges (dit bedrag wordt t.z.t. verrekend met de leges van de definitieve omgevingsvergunning)
5
-
€ 150,00
Bouwactiviteit Minimum bedrag aan leges A basis leaes aangegeven bouwkosten
€150,00 in een
percentage
van
de
1 bouwkosten tot € 10.000
€150,00
2 bouwkosten € 10.000 tot € 45.500
1,50%
3 bouwkosten € 45.500 tot ë 135.000
1,63%
4 bouwkosten vanaf € 135.000 tot € 250.000
1,50%
5 bouwkosten vanaf € 250.000 tot € 500.000
€3.750 + 1,23 %
6 bouwkosten vanaf € 500.000 B civieltechnische bouwkosten1
werken:
een
€7.500 + 1,03% percentage
van
de
0,40 %
C de onder A of B berekende leges wordt eventueel verhoogd € 128,70
- indien een planologisch procedure gevolgd moet worden. j
€6.105,00
- Indien een projectbesluit nodig is Extra welstandstoets indien het bouwplan na worden
wijziging opnieuw beoordeeld moet
€ 30,00
Sloopactiviteit Basisleges
€193,00
Handelsreclame Basisleges
€ 136,45
Monumentenactiviteit 1 restauratiekosten t/m € 4.538,00
€ 64,40
2 restauratiekosten vanaf € 4.538,00 t/m € 13.613,00
€193,00
3 restauratiekosten vanaf € 13.613,00
€386,10
Ruimtelijke Procedures zonder bouwactiviteit
•
'•.
€ 257,40
Basis leges Projectbesluit
€6.105,00
Aanlegactiviteit Voor het uitvoeren van een werk zonder bouwactiviteit
€321,75
uitweg/inrit Basis leges
€ 43,00
- Vermeerderd met aanlegkosten (standaard tarief)
€144,25
i
w
Cl
om r . 11 gemeente [ , t '> I tytsjerksteradiel s » g 9
e Factuur J.A. Hoekstra Aldemiede 16 9255 XJ Tytsjerk
Op grond van de gemeentelijke legesverordening bent u voor het in behandeling nemen van uw aanvraag voor een omgevingsvergunning leges verschuldigd.
De standaardbouwkosten van uw bouwplan zijn vastgesteld op
: € 151.372,00
Op grond hiervan bedragen de leges Leges afwijken bestemmingsplan
:€ :€
2.271,00 128,70
Totaal
: €
2.399,70
Wij vragen u dit bedrag binnen een maand na de verzenddatum van deze brief aan ons te betalen. U kunt het bedrag overmaken op bankrekeningnummer 28.50.08.366 t.n.v. de gemeente Tytsjerksteradiel, onder vermelding van Z-HZ_WABO-2011-0689.
Niet mee eens? Bent u het niet eens met deze legesheffing? Dan kunt u een bezwaarschrift indienen. Dat doet u schriftelijk. U stuurt het bezwaarschrift binnen zes weken na de datum van deze brief naar de heffingsambtenaar, te weten de manager van de afdeling FJZ, van de gemeente Tytsjerksteradiel (Postbus 3, 9250 AA Burgum). In het bezwaarschrift vermeldt u: Uw naam en adres; De datum; Een omschrijving van het besluit waartegen u bezwaar maakt; Waarom u het niet eens bent met ons besluit. Vergeet niet het bezwaarschrift te ondertekenen!
w gemeente
om
g
r. | f " I tytsjerksteradiel
OPMERKINGEN Voor de activiteit bouwen: 1. De rooilijn en het peii dienen door het bouwtoezicht op het bouwterrein te worden aangegeven. Voor het maken van een afspraak kunt u contact opnemen met het Team Handhaving (telefoonnummer: 0511 - 460905). 2. De houder van de bouwvergunning geeft zo spoedig mogelijk aan het Team Handhaving ® Tenminste twee dagen van tevoren: de aanvang van werkzaamheden; dit kan via email: [email protected] onder vermelding van het kenmerk boven aan de vergunning • Tenminste twee dagen van te voren: het uitgraven van de bouwput of de start van de heiwerkzaamheden met opgave van soort heiblok, het slaan van proefpalen daaronder begrepen; • Tenminste één dag van te voren: de aanvang van het storten van beton; • De voltooiing van grondleidingen, huisaansluitingen en afvoerputten, direct na voltooiing, zonder dat de grond is aangebracht; o Zodra het bouwwerk klaar is, direct na voltooiing. 3. Na de bouw van het bouwwerk, waarvoor bouwvergunning is verleend, is het verboden dit bouwwerk in gebruik te geven of te nemen indien het bouwwerk niet gereed is gemeld bij het bouwtoezicht. 4. Zodra het bouwwerk klaar is, zal dit (zonodig) door de landmeetkundige dienst van de gemeente Tytsjerksteradiel worden ingemeten. 5. Indien u binnen 26 weken na verlenen van deze vergunning niet met de bouw bent gestart, kan de vergunning door de gemeente worden ingetrokken. Indien u geen gebruik wilt maken van deze vergunning kunt u deze laten intrekken. Indien u dat binnen 1 jaar doet heeft u recht op teruggave van 30 % van de betaalde leges. Voor de activiteit milieu: Deze vergunning geldt voor ieder die de inrichting drijft; deze draagt er zorg voor dat de voorschriften worden nageleefd (artikel 2.25 lid 1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht). In het belang van de bescherming van het milieu kunnen voorschriften en/of beperkingen waaronder de vergunning is verleend, worden gewijzigd, aangevuld of ingetrokken (artikel 2.30lid 1 en artikel 2.31 lid 1 sub b en lid 2 sub b Wet algemene bepalingen omgevingsrecht). De vergunning kan onder meer geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken indien: gedurende drie jaren geen handelingen zijn verricht met gebruikname van deze vergunning; de inrichting geheel of gedeeltelijk is verwoest (artikel 2.33 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.).
23
gemeentel
f
Itytsjerksteradiel
NUTTIGE TOEPASSING: Handelingen die zijn opgenomen in bijlage IIB van de Kaderrichtlijn afvalstoffen. De belangrijkste handelingen zijn het als product of als materiaal opnieuw gebruiken van een afvalstof in dezelfde of een andere toepassing en het toepassen van een afvalstof met een hoofdgebruik als brandstof. PGS 15: Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen 15, Opslag van verpakte gevaarlijke stoffen, Richtlijn voor brandveiligheid, arbeidsveiligheid en milieuveiligheid. Downloaden via www.vrom.nl (dossier externe veiligheid). VLOEISTOFDICHTE VOORZIENING: Effectgerichte voorziening die waarborgt dat - onder voorwaarde van doelmatig onderhoud en adequate inspectie en/of bewaking - geen vloeistof aan de niet met vloeistof belaste zijde van die voorziening kan komen. VLOEISTOFKERENDE VOORZIENING: Een voorziening die in staat is vrijgekomen stoffen zo lang te keren dat deze kunnen worden opgeruimd voordat indringing in de bodem plaats kan vinden. WONING: Een gebouw of deel van een gebouw dat voor bewoning gebruik wordt of daartoe is bestemd. SCIOS: Stichting Certificatie Inspectie en Onderhoud Stookinstallaties. Meer informatie over SCIOS en de gecertificeerde bedrijven is te verkrijgen via internet: (http//www.scios.nl). VISA: Veiligheid van installaties voor Stoken met Aardgas. VPR: Voorlopige Praktijk Richtlijn, zoals beschreven in de reeks 'Bodembescherming' dèel 55B, Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. WERKBOEK WEGEN NAAR PREVENTIE: Aanpak preventie in het kader van de Wet milieubeheer voor Ven/oer, Water, Afval en Energie (Infomil april 2006, kenmerk 3IM06PD010 PREVENTIE). WM: Wet milieubeheer. WONING: Een gebouw of deel van een gebouw dat voor bewoning gebruik wordt of daartoe is bestemd.
22
w
Cl
om
9 neenrel
r. '
I tytsjerksteradiel
LANGTIJDGEMIDDELD BEOORDELINGSNIVEAU (LAr.LT): Hel A-gewogen gemiddelde van de afwisselende niveaus van het ter plaatse optredende geluid, bepaald in de loop van een bepaalde periode en vastgesteld en beoordeeld overeenkomstig de 'Handleiding meten en rekenen industrielawaai', uitgave 1999. MAXIMALE GELUIDNIVEAU (LAmax): Het hoogste A-gewogen geluidsniveau, afgelezen in de meterstand 'fast', verminderd met de meteocorrectieterm Cm. De meterstand 'fast' komt overeen met een tijdconstante van 125 ms. mestdicht: Mestkelders, mestbassins of mestopslagputten dienen mestdicht uitgevoerd te zijn. Hieronder wordt verstaan dat van de totale netto inhoud van het opslagsysteem niet meer dan 0,7% per jaar als vloeistof in het milieu kan komen. Dit is vastgelegd in de Handleiding Bouwtechnische Richtlijnen Mestbassins (HBRM 1991) en de Richtlijn Mestbassins 1992 (RM 1992). NEN: Een door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut (NEN) uitgegeven norm. NEN 5725: Landbodem - Strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek. NEN 5740: Bodem - Landbodem - Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grond. NITRAATHOUDENDE MESTSTOFFEN: Nitraathoudende kunstmeststoffen van klasse C als bedoeld in PGS 7 'Nitraathoudende kunstmeststoffen, opslag en vervoer', derde druk 1982. NRB: Nederlandse Richtlijn Bodembescherming Milieuvergunningen (InfoMil).
bedrijfsmatige
activiteiten,
n ,
s
Informatiecentrum
NPR Nederlandse Praktijk Richtlijn NULSITUATIE: De kwaliteit van de grond en het grondwater ter plaatse van de inrichting op het moment dat de bedrijfsactiviteiten zijn gestart. NULSITUATIE-ONDERZOEK: Onderzoek naar de kwaliteit van de bodem (grond en grondwater) op die plaatsen van de inrichting waar potentieel bodembedreigende activiteiten plaatsvinden of zullen plaatsvinden en dat is gericht op die verontreinigende stoffen die ten gevolge van de activiteiten binnen de inrichting in de bodem kunnen geraken.
21
w gemeente I
om
g
,
t h
I tytsjerksteradiel e
BEDRIJFSRIOLERING: Voorziening voor de afvoer van bedrijfsafvaiwater vanuit de inrichting naar een openbare riolering of een andere voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater. BEMS: Besluit Emissie-eisen Middelgrote Stookinstallaties. BODEMRISICO(CATEGORIE): Typering van de kans op (en omvang van) een bodembelasting door een specifieke bedrijfsmatige activiteit. BODEMRISICOCATEGORIE A: Verwaarloosbaar bodemrisico. EMBALLAGE: Verpakkingsmateriaal, zoals glazen en kunststof flessen, blikken en kunststof cans, metalen en kunststof vaten of fiberdrums, papieren en kunststof zakken, houten kisten, big-bags en intermediate buikcontainers (IBC's). EURALCODE: Code voor afval die correspondeert met de Europese afvaistoffenlijst. FEESTDAGEN: Feestdagen zoals gedefinieerd in de Algemene termijnenwet. GELUIDSNIVEAU IN DB(A): Het niveau van het ter plaatse optredende geluid, uitgedrukt in dB(A), overeenkomstig de door de Internationale Elektrotechnische Commissie (IEC) terzake opgestelde regels, zoals neergelegd in de lEC-publicatie no. 651, uitgave 1989. GEUROVERLAST: De geur wordt binnen een bepaald tijdbestek langdurig of herhaaldelijk in vleugen waargenomen. De geurbeleving wordt beoordeeld als negatief en de geur wordt daarbij als zwaar, eventueel als prikkelend of verstorend omschreven. De geur dient herkend te worden als een geur afkomstig van de inrichting en niet van andere bronnen uit de omgeving. GEVAARLIJKE STOFFEN: Indien sprake is van een opslag volgens CPR 15-1,15-2, of 15-3: Stof of preparaat dat bij of krachtens het Besluit verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten is ingedeeld in een categorie als bedoeld in artikel 9.2.3.1, tweede lid, van de Wet milieubeheer. Indien sprake is van een opslag volgens PGS 15: Gevaarlijke stof als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet ven/oer gevaarlijke stoffen. GEVOELIG OBJECT: Dit begrip is gedefinieerd in het Besluit mestbassins milieubeheer.
20
w
om
g
J" gemeentel
f
I tytsjerksteradiel
BIJLAGE: BEGRIPPEN ** VOOR ZOVER EEN DIN-, NEN-, NEN-EN-, OF NEN-ISO-NORM, Voor zover in een voorschrift verwezen wordt naar een DIN-, DIN-ISO, NEN-, NEN-EN-, NENISO-, NVN-norm, Al-blad, BRL, CPR, PGS of NPR, wordt de uitgave bedoeld die voor de datum waarop de vergunning is verleend het laatst is uitgegeven met tot die datum uitgegeven aanvullingen of correctiebladen. Indien er sprake is van reeds bestaande constructies, toestellen, werktuigen en installaties is -de norm, BRL, CPR, PGS, NPR of het Al-blad van toepassing die bij de aanleg of installatie van die constructies, toestellen, werktuigen en installaties is toegepast, tenzij in het voorschrift anders is bepaald. Alle onderstaande verklaringen en definities zijn van toepassing op de in de voorschriften gebruikte benamingen en termen, aangevuld met, dan wel in afwijking van de in NEN 5880 (Afval en afvalverwijdering, Algemene termen en definities) en de NEN 5884 (Afval en afvalverwerking, termen en definities voor bouw- en sloopafval) gegeven verklaringen en definities. BESTELADRESSEN: publicaties zijn in ieder geval verkrijgbaar bij de onderstaande instanties: - overheidspublicaties zoals Al-bladen en CPR-richtlijnen bij: SDU Service, afdeling Verkoop Postbus 20014 2500 EA DEN HAAG telefoon (070) 378 98 80 telefax (070) 378 97 83 - PGS-richtlijnen zijn digitaal verkrijgbaar via www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl - DIN, DIN-ISO, NEN, NEN-EN, NEN-ISO, NVN-normen en NPR-richtlijnen bij: Nederlands Normalisatie-instituut (NEN), Afdeling verkoop Postbus 5059 2600 GB DELFT telefoon (015) 269 03 91 telefax (015) 269 02 71 www.nen.nl - BRL-richtlijnen bij: KIWA Certificatie en Keuringen Postbus 70 2280 AB RIJSWIJK telefoon (070)414 44 00 telefax (070) 414 44 20 - InfoMil is het informatiecentrum in Nederland over milieu wet- en regelgeving, www.infomil.nl
19
w
om 9
gemeentel
l*
I tytsjerksterad iel e 6.3 Compressor 6.3.1 Luchtdrukvaten behorende bij luchtcompressoren moeten voldoen aan de eisen gesteld door de Dienst voor het Stoomwezen, op grond van de door die dienst gehanteerde grondslagen. 6.3.2 In de persleiding van pompen of compressoren moet een terugslagklep zijn geïnstalleerd. 6.3.3 In de zuigleiding van de pompen en/of compressoren moet, zo dicht mogelijk bij het vat, een goed bereikbare direct bedienbare of een op afstand bedienbare snelafsluiter zijn geïnstalleerd. 6.3.4 Persluchtcondensaat afkomstig van een compressor mag, voordat vermenging met overige afvalwaterstromen plaatsvindt, niet meer dan 20 mg/I minerale oliën bevatten, bepaald volgens NEN-EN-ISO 9377. Toelichting: Om aan deze concentratie te kunnen voldoen is het toepassen van een olieafscheider en een slibvangput niet voldoende, maar zijn verdergaande zuiveringstechnieken noodzakelijk. Afvoer als zijnde gevaarlijk afval behoort eveneens tot de mogelijkheden.
18
gemeente)
f
I tytsjerksteradiel
6.1.2 In de vloer van een werkplaats waar minerale olie wordt gebruikt of opgeslagen, is geen schrobput aanwezig. 6.1.3 Er mag niet worden gelast aan delen of onderdelen die direct of indirect aan de vergistingsinstallatie zijn gebonden, tenzij is aangetoond door een daartoe erkend deskundige dat de werkzaamheden zonder risico's kunnen worden uitgevoerd.
6.2 Lassen 6.2.1 De emissie van lasrook en de daarin aanwezige componenten moet worden verminderd door optimalisatie van procescondities en toevoegmateriaal: lassen met een rustige boog; lassen met een zo kort mogelijke boogafstand; toepassing van wisselstroom; toepassing van een pulserende stroom; gebruik van toevoegmateriaal met een lagere milieubelasting; gebruik, van elektroden waarbij de zware metalen in de draad in plaats van in de mantel of vulling zijn opgenomen.
6.2.2 Ter beperking van bodemverontreiniging moet de ruimte waarin wordt gelast, voorzien zijn van een verharde vloer. 6.2.3 Laskabelisolaties moeten regelmatig, doch ten minste eenmaal per maand worden gecontroleerd op slijtage. Defecte laskabels moeten worden vervangen of worden gerepareerd. 6.2.4 Ter voorkoming van lichthinder buiten de inrichting moet de plaats waar laswerkzaamheden plaatsvinden, worden afgeschermd met bijvoorbeeld schotten, schermen of gordijnen. 6.2.5 Binnen een straal van 10 m van las- en snijwerkzaamheden mogen zich geen licht ontvlambare (vloei)stoffen of brandgevaarlijke stoffen bevinden. 6.2.6 Als het lasoppervlak van het te lassen materiaal is verontreinigd, moet dit lasoppervlak vóór het lassen worden schoongemaakt.
17
w
om Q
I tytsjerksteradiel
lid, neemt degene die de inrichting drijft de in het eerste lid bedoelde maatregelen binnen een door het bevoegd gezag te bepalen redelijke termijn. 4. Het eerste lid is niet van toepassing indien het energiegebruik in de inrichting per jaar kleiner is dan 50.000 kilowatt uur aan elektriciteit en kleiner is dan 25.000 kubieke meter aardgasequivalenten aan brandstoffen. Opmerking Voor de beoordeling welke energiebesparingmogelijkheden aanwezig zijn dient gebruik te worden gemaakt de besparingsbladen van SentreNovem, www.sentrenovem.nl. 4.1.2 Het jaarlijks energieverbruik moet worden geregistreerd. Er kan worden volstaan met het bewaren van de energienota's. De vergunninghouder houdt deze gegevens vijf jaar in het bedrijf ter inzage voor het bevoegd gezag.
5 DE OPSLAG VAN VERPAKTE GEVAARLIJKE STOFFEN 5.1 Voorzieningen 5.1.1 De binnen de inrichting aanwezige verpakte gevaarlijke stoffen dienen te worden opgeslagen overeenkomstig hoofdstukken 3:1 (behoudens voorschrift 3.1.6), 3.3, 3.4, 3.5, 3.7, 3.9, 3.11 t/m 3.15, 3.23 van de PGS 15. 5.1.2 Een brandveiiigheidsopslagkast dient te voldoen aan de eisen uit hoofdstuk 3.10 van de PGS 15 en te worden opgesteld, ingericht en gebruikt overeenkomstig bijlage 4 van de PGS 15. 5.1.3 Lege, ongereinigde verpakkingen van gevaarlijke stoffen moeten worden opgeslagen overeenkomstig de voorschriften voor volle verpakkingen van gevaarlijke stoffen van deze vergunning. 5.1.4 De voorschriften uit deze paragraaf zijn niet van toepassing indien de drempelwaarden, zoals genoemd in paragraaf 1.5 (tabel 1.3) van PGS 15, niet worden overschreden. 6 WERKPLAATS 6.1 Algemeen 6.1.1
Een werkplaats is zodanig geventileerd dat, ter voorkoming van brand- of explosiegevaar, voldoende ventilatie is gewaarborgd om gassen of dampen die ontstaan bij lekkage of werkzaamheden, af te voeren.
16
w
Cl
om
g
r.
n
II tytsjerksteradiel . . f s »u
Toelichting: Een lijst van erkende onderhoudsbedrijven is te vinden op de site van het Nationaal Centrum voor Preventie (www.ncp.nl, onder brandbeveiliging/kleine blusmiddelen.) Per 1 november 2008 is het Gebruiksbesluit in werking getreden. In artikel 2.4.2. lid 3 is opgenomen dat een draagbare blustoestel ten minste één keer per twee jaar conform NEN 2559 (2001)op adequate wijze worden onderhouden. 3.1.4 Een draagbaar blustoestel moet zijn voorzien van een rijkskeurmerk met rangnummer. 3.1.5 In de inrichting mag, behoudens in de daarvoor ingerichte installaties of in de daarvoor ingerichte ruimten, geen open vuur aanwezig. Deze bepaling voor wat betreft open vuur is niet van toepassing indien werkzaamheden moeten worden verricht waarbij open vuur noodzakelijk is. Vergunninghoudster moet zich er van hebben overtuigd dat deze werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd zonder gevaar. 3.1.6 Het vuurverbod als bedoeld in voorschrift 6.1.5 moet op duidelijke wijze kenbaar zijn gemaakt door middel van opschriften in de Nederlandse taal of door middel van een symbool overeenkomstig de NEN 3011. 3.1.7 Alle brandblusmiddelen, brandbestrijdings- en brandbeveiligingssystemen moeten steeds: voor onmiddellijk gebruik gereed zijn; goed bereikbaar zijn; als zodanig herkenbaar zijn. 3.1.8 Het terrein en het wegenstelsel moeten zodanig zijn ingericht en de toegankelijkheid moet zodanig zijn bewaakt, dat elk deel van de inrichting vanuit ten minste twee richtingen is te bereiken.
4 ENERGIE 4.1 Algemeen 4.1.1 1. Degene die de inrichting drijft neemt alle bekende energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder of die een positieve netto contante waarde hebben bij een interne rentevoet van 15%. 2. indien aannemelijk is dat niet wordt voldaan aan het eerste lid, kan het bevoegd gezag degene die de inrichting drijft waarvan het energieverbruik in enig kalenderjaar groter is dan 200.000 kilowatt uur aan elektriciteit of groter is dan 75.000 kubieke meter aardgasequivalenten aan brandstoffen, verplichten om binnen een door het bevoegd gezag te bepalen termijn, onderzoek te verrichten of te laten verrichten waaruit blijkt of aan het eerste lid wordt voldaan. 3. Indien uit het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, blijkt dat niet wordt voldaan aan het eerste
15
.
J e
w gemeentel
t
om 0 rh
I tytsjerksteradiel
t
" '
I,
,
s
g e
2.1.4 Het is verboden vloeistoffen definitief op of in de bodem te brengen. Toelichting: Oppervlaktewater, hemelwater of drinkwater zijn hiervan uitgezonderd, indien daaraan geen verontreinigende stoffen zijn toegevoegd, de concentratie verontreinigende stoffen niet door een bewerking van water is toegenomen en indien daaraan geen warmte is toegevoegd. 2.1.5 Een riolering voor de afvoer van afvalwater of verontreinigend hemelwater moet vloeistofdicht en bestand zijn tegen de daarvoor afgevoerde (vloei)stoffen. 2.1.6
Een vloeistofdichte lekbak moet, indien het (licht) ontvlambare vloeistoffen betreft, de gehele inhoud van de totale hoeveelheid opgeslagen vloeistoffen kunnen bevatten. In de overige gevallen moet de bak een inhoud hebben van ten minste de grootste verpakkingseenheid vermeerderd met 10% van de inhoud van de overige emballage. 2.1.7 Vergunninghouder dient lekkages te verhelpen en morsingen op te ruimen ongeacht de zwaarte van de getroffen voorzieningen (good housekeeping). 2.1.8
Gemorste bodembedreigende vloeistoffen als oliën, vetten en chemicaliën moeten direct worden opgeruimd. Hiertoe moeten absorptiemateriaal en neutraliserende stoffen in voldoende mate en gebruiksgereed aanwezig zijn. Gebruikte absorptie- of neutrallsatiemiddelen moeten worden bewaard en afgevoerd als gevaarlijk afval.
3 BRANDVEILIGHEID 3.1 Algemeen 3.1.1 De in de werkplaats en in de werktuigenberging moet minimaal één brandblusser met een inhoud van 6 kilogram aan blusmiddel aanwezig zijn. 3.1.2 Blusmiddelen moeten voor een ieder duidelijk zichtbaar en gemakkelijk bereikbaar zijn, voor direct gebruik gereed zijn en in goede staat van onderhoud verkeren. 3.1.3 Brandblusmiddelen moeten één keer per twee jaar op deugdelijkheid zijn gecontroleerd en in orde zijn bevonden. Het onderhoud van draagbare blustoestellen moet overeenkomstig NEN 2559(2001) plaatsvinden. Onderhoud en inspectie moeten plaatsvinden door bedrijven die beschikken over een REOB-erkenning. Na inspectie moeten blusmiddelen worden voorzien van een label of sticker met datum. Draagbare blustoestellen moeten bovendien worden voorzien van een zegel.
14
#
e
w
om 9
gemeente
r f f
h
"
Itytsjerksteradiel
Registratie van klachten van derden omtrent milieu-aspecten en daarop ondernomen acties; Een afschrift van de vigerende milieuvergunning(en) met bijbehorende voorschriften en meldingen; Het eventuele advies van de brandweercommandant ten aanzien van aan te brengen blusmiddelen en brandwerende voorzieningen. Bovenstaande punten hebben betrekking op de opwerkingsinstallatie en toebehoren, zoals deze is aangevraagd. 1.3.2 De in het vorige voorschrift bedoelde informatie moet in ieder geval tot aan het beschikbaar zijn van de resultaten van de eerst volgende meting, keuring, controle of analyse, maar ten minste gedurende vijf jaar in de inrichting worden bewaard en ter inzage gehouden voor de daartoe bevoegde ambtenaren 1.3.3 Degene die de inrichting drijft is verplicht aan een daartoe door het bevoegde gezag aangewezen ambtenaar op diens eerste verzoek het registratiesysteem ter inzage te geven. 1.4 Elektrische installaties 1.4.1 De elektrische installatie in de inrichting moet, voorzover de voorschriften in deze vergunning niet anders bepalen, voldoen aan NEN 1010. 1.4.2 De plaats van de hoofdschakelaar van de elektriciteitsvoorziening moeten in onuitwisbaar schrift duidelijk zijn aangegeven op de toegangsdeur of het toegangsluik van de ruimten waarin deze zich bevinden.
2 BODEM 2.1 Algemeen 2.1.1
Het bodemrisico van bodembedreigende activiteiten moet door het treffen van doelmatige maatregelen en voorzieningen voldoen aan bodemrisicocategorie A zoals gedefinieerd in de NRB (overeenkomstig Barim).
2.1.2 Stoffen moeten zodanig worden bewaard en gebruikt dat geen verontreiniging van de bodem optreedt. 2.1.3 De gedeelten van de inrichting waar tengevolge van de bedrijfsvoering voor het milieu schadelijke (vloei)stoffen op of in de bodem kunnen komen, moeten zijn voorzien van een vloer die bestand is tegen die (vloei)stoffen. De vloer moet zodanig zijn uitgevoerd dat (vloei)stoffen of verontreinigd hemelwater niet in de bodem en/of het oppervlaktewater kunnen geraken.
13
Status: defi
7.2.4.
Het afleveren van vloeistof is verboden, indien daarbij wordt gerookt of enigerlei vuur of open kunstlicht aanwezig is, of de motor van het voertuig, waaraan de vloeistof wordt afgeleverd, in werking is. 7.2.5. Ter plaatse van het afleverpunt moet de opstelplaats van de voertuigen over een oppervlakte van ten minste 3x5 meter voorzien zijn van een aaneengesloten verharding, waarmee gedurende beperkte tijd het doordringen van gemorst product in de bodem wordt verhinderd. Gemorst product moet met behulp van absorptiemateriaal zo spoedig mogelijk worden verwijderd.
8. MILIEULOGBOEK 8.1. In de inrichting moet een milieulogboek aanwezig zijn, waarin ten minste de volgende bescheiden moeten worden bewaard: a. een afschrift van deze vergunning met bijbehorende voorschriften; b. het aardgasverbruik in m3, het elektriciteitsverbruik in kWh en het waterverbruik in m3, allen per jaar; c. afvoerbonnen van alle afvalstoffen; d. alle relevante gegevens met betrekking tot ongewone voorvallen zoals tijdstip, tijdsduur, aard, hoeveelheid, oorzaak, plaats, windrichting en andere van belang zijnde gegevens.
Venema, Lytse Geast 6 Tytsjerk 0600414
B\z 15
Status: de
7.1.18.
In de omgeving van de installatie mogen tot op een afstand van vijf meter geen brandgevaarlijke activiteiten worden uitgeoefend. 7.1.19. De omgeving van de tank moet binnen een afstand van 3 meter vrij van brandgevaarlijke stoffen worden gehouden. 7.1.20. Bij het vullen van een tank vanuit een tankwagen dient zorggedragen te worden voor permanent toezicht, tenzij op de tankinstallatie een overvulbeveiliging aanwezig is die is voorzien van een KIWA-keur conform BRL-K 637. 7.1.21. Een tank mag ten hoogste voor 95% worden gevuld. 7.1.22. Ten minste eenmaal per jaar moeten de tanks door of namens de vergunninghouder op de aanwezigheid van (condens)water worden gecontroleerd. Eventueel aanwezig water dient te worden verwijderd en als gevaarlijk afval te worden afgevoerd. 7.1.23. Door of namens de vergunninghouder moeten de tanks, appendages en opvangbakken tenminste eenmaal per jaar uitwendig visueel geheel worden geïnspecteerd op vloeistofdichtheid en waar nodig worden hersteld. 7.1.24. Er dient een logboek op het bedrijf aanwezig te zijn waarin geregistreerd wordt wanneer de jaarlijkse controle op aanwezigheid van water heeft plaatsgehad en wanneer de jaarlijkse uitwendige inspectie plaatsgevonden heeft. Tevens dienen de uitkomsten en eventuele vervolgacties van de controle en inspectie hierin te worden vastgelegd.
7.2. HET AFLEVEREN VAN DIESEL 7.2.1. Het leidingwerk, de afleverpomp en vulslang/vulpistool in ongebruikte toestand, dienen binnen de projectie van de opvangbak gesitueerd te zijn, of er moeten gelijkwaardige voorzieningen ter voorkoming van mors en lekverliezen worden getroffen. In de opvangbak zijn leidingdoorvoeringen niet toegestaan. 7.2.2. Na het aftanken van motorvoertuigen dient de pomp en/of het vulpistool zodanig beveiligd te worden dat onbevoegd gebruik niet mogelijk is. Tevens dient na gebruik het vulpistool deugdelijk opgehangen te worden binnen de projectie van de bak of een gelijkwaardige voorziening om mors- en/of lekverliezen te voorkomen.
7.2.3. De afleverslangen dienen in een deugdelijke staat van onderhoud te verkeren. Bij slijtage dient tot vervanging te worden overgegaan.
Venema, Lytse Geast 6 Tytsjerk 0600414
Blz 14
Status: definijief < 7.1.4.
De gebouwen en de constructie waarin of waartegen een tank is geplaatst moet over een afstand van 5 meter rondom de tank een brandwerendheid hebben van 60 minuten. 7.1.5. Het uitwendige van de tanks moet tegen corrosie zijn beschermd.
7.1.6. Alle leidingen en appendages moeten vloeistofdicht zijn.
7.1.7. De verbindingen van leidingen en flexibele verbindingsstukken moeten onder alle omstandigheden even sterk zijn als de rest van de leiding. 7.1.8. Op de tanks moet een ontluchtingsleiding aanwezig zijn. De inwendige diameter van de ontluchtingsleiding dient tenminste 38 mm te bedragen.
7.1.9. De ontluchtingsleidingen moeten in de buitenlucht uitkomen en tegen inregenen worden beschermd.
7.1.10. Een eventueel op de tank aanwezige vulleiding moet bij voorkeur zijn aangesloten boven het hoogst toegestane vloeistofniveau in de tank.
7.1.11. Indien een tank is voorzien van een peilinrichting of vloeistofaanwijzer moet deze zodanig zijn ingericht dat het uitstromen van vloeistof uit de tank, ook door verkeerde werking of breuk, onmogelijk is.
7.1.12. Leidingen moeten afdoende tegen corrosie zijn beschermd.
7.1.13. De tanks moeten zijn opgesteld in een vloeistofdichte lekbak. Deze lekbak moet voldoende sterk zijn om weerstand te kunnen bieden aan de als gevolg van een lekkage optredende vloeistofdruk.
7.1.14. De inhoud van de opvangbak moet tenminste gelijk zijn aan de opslagcapaciteit van de tank.
7.1.15. Op plaatsen waar kans op verzakking bestaat moet een doelmatige fundering zijn aangebracht.
7.1.16. De in de buitenlucht opgestelde installaties (tank en appendages + lekbak) dienen op een dusdanige wijze overkapt te zijn dat regenwater niet in de bak terecht kan komen.
7.1.17. Teneinde de eventuele aanwezigheid van water in de tank goed te kunnen vaststellen, moet de tank in de richting van het peilpunt onder een afschot van ten minste 1:100 zijn geplaatst.
Venema, Lytse Geast 6 Tytsjerk 0600414
Blz 13
6.6.
De opslag van gevaarlijke stoffen of bestrijdingsmiddelen geschieden overeenkomstig de aanwijzingen, waarschuwingen of gegevens op de verpakking en de etiketten of het bij de desbetreffende stoffen behorende veiligheidsinformatieblad.
6.7. Opslag van vloeibare of viskeuze gevaarlijke stoffen, brandbare vloeistoffen of bestrijdingsmiddelen vindt plaats boven een vloeistofkerende vloer of in een vloeistofdichte lekbak. De vloeistofdichte lekbak is vervaardigd van onbrandbaar en hittebestendig materiaal en is bestand tegen inwerking van de in gebruik zijnde stoffen. De vloeistofdichte lekbak is permanent tegen inregenen beschermd. Indien in de opvangvoorziening of lekbak zeer licht ontvlambare, licht ontvlambare of ontvlambare vloeistoffen worden opgeslagen, moet de opvangvoorziening of de lekbak 100% van die vloeistoffen kunnen opvangen. Indien boven de opvangvoorziening of lekbak andere gevaarlijke vloeistoffen, brandbare vloeistoffen of bestrijdingsmiddelen worden opgeslagen, is de inhoud van de opvangvoorziening of lekbak ten minste gelijk aan de inhoud van het grootste opgeslagen vat, vermeerderd met 10% van de inhoud van de andere opgeslagen gevaarlijke vloeistoffen, brandbare vloeistoffen of bestrijdingsmiddelen.
6.8. Gevaarlijke stoffen, brandbare vloeistoffen of bestrijdingsmiddelen worden opgeslagen in verpakkingsmaterialen, houders of insluitsystemen insluitsystemen die naar hun aard en functie geschikt zijn voor de opslag van de desbetreffende stoffen.
6.9. Indien buiten de werkvoorraden meer dan 25 kilogram of liter gevaarlijke stoffen of bestrijdingsmiddelen in emballage wordt opgeslagen, vindt de opslag plaats in een of meer speciaal daarvoor bestemde ruimte(n). De constructie van en de wijze van opslag in de opslagruimte voor gevaarlijke stoffen in emballage voldoen aan richtlijn PGS 15.
7. BOVENGRONDSE OPSLAG VAN DIESELOLIE 7.1. TANKS 7.1.1. De tanks moeten vloeistofdicht zijn. 7.1.2. De nominale plaatdikte van de tanks moeten ten miste bedragen: drie mm, indien de tank in staal is uitgevoerd, waarbij het staal tenminste voldoet aan de mechanische eigenschappen van FE 360 B volgens NEN-EN 10 025; minimaal de dikte die gelijkwaardig is aan 3 mm dik staal (mech. Eigenschappen van FE 360 B volgens NEN-EN 10 025) indien de tank uit een ander materiaal of een andere kwaliteit staal is vervaardigd. 7.1.3. De tanks dient met twee zadels of vier poten te zijn uitgerust die zonder vervorming het gewicht van een volle tank kunnen dragen en die de onderzijde van de tank minimaal 150 mm van de bodem vrijhouden.
Venema, Lytse Geast 6 Tytsjerk 0600414
Blz 12
Status: defin
5.3.4. Tijdens het pneumatisch vullen van een silo moeten maatregelen zijn getroffen om verspreiding van stof buiten de inrichting te voorkomen.
5.4. OPSLAG VAN RUWVOER
5.4.1. Het bewaren en opslaan van nat ruwvoer dient op een zodanige wijze te geschieden dat uittredende perssappen niet in het oppervlakte- en/of bodem/grondwater terecht kunnen komen.
5.5. KOELINSTALLATIE MELKTANK
5.5.1. Koelinstallaties moeten altijd bereikbaar zijn voor bediening, inspectie en onderhoud.
5.5.2. Het onderhoud van een koel- en/of vriesinstallatie moet ten minste éénmaal per jaar geschieden door een STEK-erkend bedrijf.
6. WERKTUIGENBERGING EN WERKPLAATS 6.1. Op plaatsen waar met gevaarlijke of olieachtige stoffen wordt gewerkt moet de vloer vloeistofkerend en oliebestendig zijn uitgevoerd of moeten anderszins aan de vloer zodanige gelijkwaardige voorzieningen zijn aangebracht dat geen vloeistoffen in de bodem kunnen geraken. In de vloer van de berging en werkplaats mogen zich geen schrobputten bevinden.
6.2. Oliën, vetten of water mogen niet van de vloer naar buiten worden geveegd of geschrobd. De vloer mag niet afwaterend naar een uitgang zijn gelegd.
6.3. De berging en werkplaats moeten zodanig zijn geventileerd dat ter voorkoming van brand- of explosiegevaar voldoende ventilatie is gewaarborgd om gassen of dampen die ontstaan bij lekkage of werkzaamheden af te voeren.
6.4. Het is verboden in de inrichting: a. werkzaamheden te verrichten, waarbij vuur wordt gebruikt aan of in de onmiddellijke nabijheid van een brandstofreservoir en andere delen van een motorvoertuig, die brandstof bevatten; b. afvalstoffen zoals gebruikte poetsdoeken en lege verfblikken anders te bewaren dan in gesloten bussen, vaten of bakken van onbrandbaar materiaal.
6.5. Leeg en ongereinigd vaatwerk moet worden bewaard als gevuld vaatwerk.
Venema, Lytse Geast 6 Tytsjerk 0600414
Blz 11
5.2. BEHANDELING EN BEWARING VAN MEST
5.2.1. Dunne mest en gier moet worden opgeslagen in een hiertoe bestemde mestdichte opslagruimte. Indien de opslagruimte niet onder een stal is gelegen moet het transport naar de opslagruimte geschieden door middel van een gesloten en mestdicht riool of een daaraan gelijkwaardige voorziening. De opslagruimte mag niet voorzien zijn van een overstort.
5.2.2. Behalve tijdens het legen moeten de opslagruimtes door middel van goed sluitende deksels, luiken of een daaraan gelijkwaardige voorziening, gesloten worden gehouden.
5.2.3. Ten gevolge van het vullen of ledigen van een kelder, mestplaat of anderszins mag geen verontreiniging van de bodem en/of het oppervlaktewater plaatsvinden.
5.2.4. De in de stallen aanwezige vaste mest moet regelmatig worden verzameld en worden overgebracht naar een mestdichte opslagplaat. Deze mestplaat moet voorzien zijn van een opstaande rand of een gelijkwaardige voorziening. De stapeling van de mest moet zodanig geschieden, dat uitzakkend vocht niet van de mestplaat kan vloeien. Dit vocht moet worden afgevoerd naar een mestdichte opslagruimte.
5.2.5. Bij het verwijderen van mest, gier en spoelwater mag de omgeving niet worden verontreinigd. Transport van dunne mest, gier en spoelwater moet daarom plaatsvinden in volledig gesloten tankwagens. Vaste mest moet worden getransporteerd in daarvoor geschikte transportmiddelen, die op correcte wijze zijn beladen.
5.2.6. Behoudens ter bemesting van grond volgens de normale landbouwpraktijken mag het terrein van de inrichting niet worden bevloeid of op andere wijze van mest of gier worden voorzien.
5.3. OPSLAG VAN KUNSTMEST EN KRACHTVOER IN EEN SILO
5.3.1. Een silo moet zijn vervaardigd van kunststof of metaal en constructief voldoende sterk zijn uitgevoerd.
5.3.2. Een silo moet zijn voorzien van een ontluchting met een voldoende grote diameter, zodanig dat bij aftappen geen onderdruk in de silo kan ontstaan.
5.3.3. Een silo moet vanuit verschillende richtingen en onder alle weersomstandigheden met voertuigen bereikbaar zijn voor ongevalbestrijding.
Venema, Lytse Geast 6 Tytsjerk 0600414
Blz 10
4.2.
De hoogste waarde van het geluidsniveau (L^^) veroorzaakt door de in de inrichting opgestelde toestellen, alsmede in de inrichting verrichte activiteiten, mag op de in voorschrift 4.1. van dit hoofdstuk genoemde plaatsen niet meer bedragen dan: 65 dB(A) tussen 06.00 en 19.00 uur; 60 dB(A) tussen 19.00 en 22.00 uur; 55 dB(A) tussen 22.00 en 06.00 uur. 4.3. Voorschrift 4.2. is niet van toepassing op verkeersbewegingen en het laden en lossen ten behoeve van het bedrijf voor zover dit plaatsvindt tussen 06.00 en 19.00 uur. 4.4. Indien controle op of berekening van de in de hiervoor opgenomen voorschriften vastgelegde geluidsniveaus plaatsvindt, moet dit geschieden overeenkomstig de "Handleiding meten en rekenen industrielawaai" van april 1999. Ook de beoordeling van de meetresultaten moet overeenkomstig deze handleiding plaats vinden. 4.5. De apparatuur in de inrichting mag buiten de inrichting geen trillingshinder veroorzaken en geen storing in radio- en televisieontvangst teweeg brengen. Trillingen veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige werktuigen en installaties, alsmede de in de inrichting verrichte werkzaamheden mogen, zonodig door toepassing van doelmatige trillingsdempers, buiten de inrichting in woningen van derden en/of andere geluidgevoelige bestemmingen niet waarneembaar zijn.
5. HET HOUDEN VAN DIEREN 5.1. ALGEMEEN 5.1.1. In de inrichting mogen ten hoogste de navolgende aantallen dieren aanwezig zijn: 52 stuks melkvee, categorie A1/A2; 60 stuks vrouwelijk jongvee, categorie A3; 130 vleesstieren, categorie A.5.1; 110 vleeskalveren, categorie A.4.2; 20 schapen, categorie B1. 5.1.2. Wanneer in de stallen dan wel op of bij het erf ongedierte (zoals ratten, muizen of insecten) voorkomt, moeten doelmatige bestrijdingsmaatregelen worden getroffen. 5.1.3. Kadavers van dieren mogen niet op het terrein van de inrichting worden begraven. Zij moeten, in afwachting van afvoer uit de inrichting, worden geborgen in een speciaal daarvoor bestemd(e) ruimte, vat of kist, welke zich bevindt op het terrein van de inrichting langs de openbare weg. Kadavers moeten zo spoedig mogelijk uit de inrichting worden verwijderd.
Venema, Lytse Geast 6 Tytsjerk 0600414
Blz 9
3. AFVALSTOFFEN 3.1. ALGEMEEN
3.1.1. Afvalstoffen alsmede mest mogen niet in de open lucht worden verbrand.
3.1.2. Afvalstoffen mogen niet in de bodem terecht kunnen komen of in de bodem worden gebracht. Het bewaren of bezigen van afvalstoffen op de bodem moet zodanig geschieden dat geen verontreiniging kan optreden.
3.1.3. Afvalstoffen moeten op gezette tijden uit de inrichting worden afgevoerd. Het afvoeren moet zodanig geschieden dat zich geen afval in of buiten de inrichting kan verspreiden.
3.1.4. Het bewaren van afvalstoffen moet op ordelijke en nette wijze geschieden. Van afvalstoffen afkomstige geur mag zich niet buiten de inrichting kunnen verspreiden.
3.1.5. Het gebruik als brandstof van, al dan niet bewerkte, afgewerkte olie in de zin van de "Regeling Europese afvalstoffenlijst" (Staatscourant 2002, nr 62), is niet toegestaan.
3.1.6. De in de inrichting vrijkomende afvalstoffen moeten met het oog op hergebruik zoveel mogelijk naar soort worden gescheiden, verzameld, bewaard en afgevoerd. Dit geldt in ieder geval voor de volgende afvalstoffen: papier en karton; polyetheen cq polyethyleen (o.a. landbouwfolie). Hiervan mag worden afgeweken als onvoldoende afzetmogelijkheden voorhanden zijn ofwel als afvoer alleen mogelijk is tegen onevenredig hoge kosten. Een en ander is ter beoordeling van het bevoegd gezag.
4. GELUID- EN TRILLINGHINDER 4.1. Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (L^lt), veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen, alsmede in de inrichting verrichte activiteiten, mag op enig punt 50 meter van de inrichting niet meer bedragen dan: 50 dB(A) tussen 06.00 en 19.00 uur; 45 dB(A) tussen 19.00 en 22.00 uur; 40 dB(A) tussen 22.00 en 06.00 uur.
Venema, Lytse Geast 6 Tytsjerk 0600414
Blz 8
O m lm \\
Status: defitytt^f
2. BODEM- EN OPPERVLAKTEWATERBESCHERMING 2. 1 . Stoffen moeten zodanig worden bewaard en worden gebezigd dat geen verontreiniging van de bodem optreedt.
2.2. Het is verboden vloeistoffen definitief in de bodem te brengen, met uitzondering van oppervlaktewater, hemelwater of drinkwater, indien daaraan geen verontreinigende stoffen zijn toegevoegd, de concentratie verontreinigende stoffen niet door een bewerking van het water is toegenomen en daaraan geen warmte is toegevoegd. 2.3. Indien blijkt of het vermoeden bestaat dat de bodem en/of het grondwater na het van kracht worden van de beschikking is verontreinigd of aangetast moet(en): a. deze verontreiniging of dit vermoeden terstond aan het bevoegd gezag worden gemeld; b. maatregelen worden getroffen om verdere verontreiniging van de bodem te voorkomen; c. de oorzaak van de verontreiniging zo spoedig mogelijk worden weggenomen. 2.4. Als sprake is van een ernstige verontreiniging ten gevolge van een ongewoon voorval in de zin van de Wet bodembescherming is de regelgeving van de Wet bodembescherming van toepassing (b.v. bij verontreiniging ten gevolge van calamiteit). In alle andere gevallen moet(en): a. direct na de in voorschrift 2.3.a. bedoelde melding de verontreinigde bodem en/of het grondwater worden onderzocht; het onderzoek dient ten minste te worden uitgevoerd conform de NEN 5740; de resultaten van het onderzoek dienen binnen drie maanden na de melding te worden overgelegd aan het bevoegd gezag; b. de verontreiniging, die is ontstaan na het van kracht worden van deze beschikking, en de verontreinigde bodem, het grondwater en/of het oppervlaktewater, overeenkomstig de aanwijzingen van het bevoegd gezag worden verwijderd of behandeld. 2.5. Een voornemen tot bodemsanering over te gaan moet ten minste een maand voordat de sanering plaatsvindt, worden gemeld aan het bevoegd gezag en gedeputeerde staten van de provincie Friesland. Bij de melding moeten gegevens worden verstrekt omtrent de resultaten van met het oog op de sanering verricht onderzoek en het tijdstip waarop met de sanering zal worden aangevangen.
2.6. Na de in het vorige voorschrift bedoelde sanering dient er een bodemonderzoek te worden uitgevoerd waaruit blijkt, dat de verontreiniging op milieuhygiënische wijze ongedaan is gemaakt. Het onderzoek dient ten minste te worden uitgevoerd conform de NEN 5740. Een rapportage van dit bodemonderzoek dient, binnen 2 maanden na beëindiging van saneringswerkzaamheden, aan het bevoegd gezag worden overgelegd.
Venema, Lytse Geast 6 Tytsjerk 0600414
Blz 7
Status: definir
Maatregelen tot energiebesparing zijn: a. Voor buiten-, algemene- en accentverlichting geen gebruik maken van gloeilampen, doch zoveel mogelijk energiebesparende verlichtingsapparatuur zoals spaarlampen of andere gasontladingslampen toepassen; b. De beveiligingsverlichting in de inrichting voor zover mogelijk schakelen door middel van infraroodsensoren; c. Het zoveel mogelijk toepassen van energiebesparende systemen zoals isolatie van wanden en daken, dubbel glas etc.; d. Verwarmings- en heetwaterleidingen die zich bevinden in ruimten waar geen ruimteverwarming nodig is doelmatig isoleren; e. Zo mogelijk bij vervanging of vernieuwing van verlichting energiezuinige exemplaren monteren; f. De deuren en ramen in de inrichting met het oog op energiebesparing voorzien van een afdoende kierafdichting en waar mogelijk voorzien van deurdrangers. 1.2.2. Het verbruik aan elektriciteit, gas en water dient per jaar geregistreerd te worden.
1.3. BRANDPREVENTIE EN BRANDBESTRIJDING 1.3.1. Draagbare blustoestellen moeten zijn voorzien van een rijkskeurmerk met rangnummer. 1.3.3. Brandblusmiddelen moeten steeds voor onmiddellijk gebruik beschikbaar zijn en onbelemmerd kunnen worden bereikt. 1.3.4. De brandblusapparatuur dient duidelijk zichtbaar te zijn aangebracht.
1.4. AARDGASGESTOOKTE INSTALLATIES 1.4.1. Voor zover in deze vergunning niet anders is bepaald, moeten de uitvoering van de aardgasinstallatie als gedefinieerd in NEN 1078, alsmede die van de ruimten, waarin deze installaties zijn opgesteld, voldoen aan de Aansluitvoorwaarden van de Vereniging van Energiedistributiebedrijven Nederland (ENERGIENED), uitgave 1996. 1.4.2. De stookinstallaties moet zo zijn afgesteld dat een optimale verbranding plaatsvindt. 1.4.3 Aan de stooktoestel en het verbrandingsgasafvoersysteem moet tenminste eenmaal per jaar onderhoud worden verricht.
Venema, Lytse Geast 6 Tytsjerk 0600414
Blz 6
Vtsje^>
VOORSCHRIFTEN
1. ALGEMEEN 1.1. GEDRAGSVOORSCHRIFTEN 1.1.1.
De inrichting dient in werking te zijn conform de vergunningaanvraag d.d. 13 februari 2006 (kenmerk 0600414) en de daarbij behorende en als zodanig gewaarmerkte bijlagen en tekening(en), tenzij deze voorschriften anders bepalen. 1.1.2.
Degene die de inrichting drijft is overigens gehouden te doen en na te laten hetgeen redelijkerwijs gevergd kan worden om het milieu te beschermen, waaronder mede wordt verstaan het voorkomen dan wel zoveel mogelijk beperken van de nadelige gevolgen voor het milieu, de zorg voor de doelmatige verwijdering van afvalstoffen en de zorg voor een zuinig gebruik van energie. 1.1.3. Indien zich een onvoorziene gebeurtenis zoals een bedrijfsstoornis heeft voorgedaan of zich voordoet, waardoor giftige of anderszins gevaarlijke stoffen in het milieu- zijn gekomen dan wel kunnen komen, of waardoor (geluid-)hinder kan ontstaan moeten onmiddellijk maatregelen worden getroffen om zoveel mogelijk de gevolgen te beperken c.q. aan het gevaar een einde te maken. Van één en ander moet terstond kennis worden gegeven aan het bevoegd gezag. 1.1.4. De installaties of onderdelen van installaties welke buiten bedrijf zijn gesteld moeten zijn verwijderd tenzij deze in een goede staat van onderhoud worden gehouden. 1.1.5. De inrichting moet te allen tijde schoon worden gehouden en in goede staat van onderhoud verkeren. 1.1.6. De in de inrichting aangebrachte of gebezigde verlichting en de te verrichten werkzaamheden moeten zodanig zijn afgeschermd, dat buiten de inrichting geen hinderlijke lichtstraling en/of lichtflitsen worden veroorzaakt. 1.2. ENERGIE 1.2.1. De vergunninghouder is gehouden die energiebesparings-maatregelen te treffen die redelijkerwijs van hem verlangd kunnen worden. Bij renovatie/vervanging dient de vergunninghouder energiebesparende voorzieningen/ maatregelen te treffen die voldoen aan het principe "stand der techniek". Toelichting: Behorende tot de stand der techniek voor energiebesparende maatregelen worden maatregelen gerekend die ten behoeve van energiebesparing in een gemiddelde en financieel gezonde inrichting binnen de betreffende branche met succes kunnen worden toegepast. Als uitgangspunt geldt hier, dat het maatregelen betreft die zich binnen een redelijke tijd terugverdienen en daarvoor rendabel zijn.
Venema, Lytse Geast 6 Tyisjerk 0600414
Blz 5
uj Status: de
Objecten buiten de leef- en woonomgeving: woningen op industriële terreinen, verspreide woningen in agrarisch gebied, kantoorgebouwen en dergelijke;
Onbrandbaar: het onbrandbaar zijn overeenkomstig het bepaalde in NEN 6064;
Ontvlambare stof: een stof die in vloeibare toestand een vlampunt van ten minste 21 graden Celsius en ten hoogste 55 graden Celsius heeft;
PGS: Publicatiereeks gevaarlijke stoffen. Meer informatie hierover op www.vrom.nl
Schadelijke stof: een stof die door inademing of door binnendringing via de mond of door de huid gevaren van beperkte aard kan opleveren;
Toebehoren: de op een toestel, tank beveiligingsapparatuur;
of leiding aangebrachte
appendages
zoals
afsluiters,
meet-, regel-
en
Woning: een gebouw of deel van een gebouw dat voor bewoning gebruikt wordt of daartoe is bestemd;
Voor zover een DIN-, NEN-, NEN-EN- of NEN-ISO-norm, waarnaar in een voorschrift verwezen wordt, betrekking heeft op de uitvoering van constructies, toestellen en apparaten, wordt bedoeld de voor de datum, waarop deze vergunning van kracht geworden is, laatst uitgegeven norm met de daarop tot die datum uitgegeven aanvullingen of correctiebladen dan wel voor zover het op voornoemde datum reeds bestaande constructies, toestellen en apparaten betreft de norm die bij de aanleg c.q. installatie van die constructies, toestellen en apparaten is toegepast, tenzij in het voorschrift anders is bepaald; Daar waar in de voorschriften sprake is van een "inrichting", wordt uitsluitend bedoeld dat deel van de inrichting waarvoor vergunning is aangevraagd.
Venema, Lytse Geast 6 Tytsjerk 0600414
Blz 4
Gevaarlijke afvalstoffen: bij algemene maatregel van bestuur als zodanig aangewezen afvalstoffen, met inachtneming van ter zake voor Nederland verbindende verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties; Huishoudelijke afvalstoffen: afvalstoffen afkomstig uit particuliere huishoudens, afvalwater en autowrakken daaronder niet begrepen, behoudens voor zover het afgegeven of ingezamelde bestanddelen van die afvalstoffen betreft, die zijn aangewezen als gevaarlijke afvalstoffen; Inrichting: elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht; Installaties: of procesinstallaties: het samenstel van met elkaar verbonden of te verbinden "objecten", die zijn bestemd voor c.q. zijn aangebracht ten behoeve van het transporteren, alwegen, doseren, verwerken (waar onder verbranden) en/of opslaan e.d. van stoffen; onder objecten worden in dit verband verstaan procesvaten (waaronder distillatie- en roerketels), luchtbehandelingsinstallaties, (opslag)tanks, leidingen, appendages en dergelijke met inbegrip van randapparatuur, meet-, regel- en beveiligingsapparatuur; K3-vloeistof: een brandbare vloeistof waarvan het vlampunt 55 graden Celsius of hoger is, bepaald volgens NEN-ISO 2719, of een verfproduct waarvan het vlampunt 55 graden Celsius of hoger is, bepaald volgens NEN-EN 57, b.v. diesel, gasolie, huisbrandolie, stookolie e.d.; KIWA: KIWA N.V., Instituut voor certificatie, keuringen en advisering integrale kwaliteitszorg voor bouw-, water- en milieusector, gevestigd te Rijswijk; Langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LArLT)'het gemiddelde van de afwisselende niveaus van het ter plaatse in de loop van een bepaalde periode optredende geluid, vastgesteld overeenkomstig de "Handleiding meten en rekenen industrielawaai, uitgave 1999; Lmax: de hoogste aflezing van de geluidmeter gemeten in de meterstand "fast" ("F"); Losse kast: een niet-betreedbare opslagruimte, van een lichte constructie, waarvan de wanden, de afdekking en de vloer geen deel uitmaken van de bouwkundige constructie van een gebouw of een werklokaal; Milieugevaarlijke stof: een stof, die acute of chronische effecten in ecosystemen kan veroorzaken; classificatie van milieugevaarlijke stoffen vindt plaats volgens de afspraken in de richtlijn 67/548/EEC (zie voor meer informatie bijlage 2 criteria categorie milieugevaarlijke stoffen WMS); NEN: een door het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI) uitgegeven norm; NEN 5740: bodem; onderzoeksstrategie bij verkennend onderzoek;
Venemai Lytse Geast 6 Tytsjerk 0600414
Blz 3
BEGRIPPEN Adressen instellingen: Gemeente Tvtsierksteradiel Raadhuisweg 7, Burgum. Bezoekadres 0511-460860 Telefoonnummer Postbus 3, 9251 AA Burgum. Postadres Provincie Frvslan Postadres Telefoonnummer
: Afdeling Milieu en Water, Postbus 20120, 8900 HM Leeuwarden. : 058-2925925
Afvalstoffen: alle stoffen, preparaten of andere producten waarvan de houder zich - met het oog op de verwijdering daarvan - ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen; Bedrijfsafvalstoffen: afvalstoffen, niet zijnde huishoudelijke afvalstoffen, afvalwater, autowrakken of gevaarlijke afvalstoffen; Bestrijdingsmiddel: een stof of mengsel van stoffen zoals gedefinieerd in artikel 1 van de Bestrijdingsmiddelenwet (Stb. ï 962); Brandbare stof: stof die met lucht van normale samenstelling en druk onder vuurverschijnselen blijft reageren, ook nadat de ontstekingsbron is weggenomen; Draagbaar blustoestel: toestellen die voldoen aan het "Besluit Draagbare Blustoestellen 1986" (Staatsblad 1986, 553); Emballage: glazen flessen tot 5 I, kunststof flessen of vaten tot 60 I, metalen bussen tot 25 I, stalen vaten of fiberdrums tot 300 I, papieren of kunststof zakken, laadketels; Gasfles: een voor meervoudig gebruik bestemde, cilindrische metalen drukhouder die voorzien is van een aansluiting met klep- of naaldafsluiter en een waterinhoud heeft van ten hoogste 150 liter; Geluidbelasting: de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau; Geluidsgevoelige bestemmingen: gebouwen of objecten, als aangewezen bij algemene maatregel van bestuur krachtens de artikelen 49 en 68 van de Wet Geluidhinder (Stb. 1982, 465); Geluidsniveau in dB(A): het niveau van het ter plaatse optredende geluid, uitgedrukt in dB(A), overeenkomstig de door de Internationale Elektrotechnische Commissie (IEC) terzake opgestelde regels, zoals neergelegd in de lEC-publicatie no. 651;
Venema, Lytse Geast 6 Tytsjerk 0600414
Blz 2
VOORSCHRIFTEN BEHORENDE BIJ MILIEUVERGUNNING 0600414
Postcode/Vestigingsplaats
: 9255 LK TYTSJERK
INHOUDSOPGAVE
blz.
BEGRIPPEN
2
VOORSCHRIFTEN 1. ALGEMEEN 1.1. GEDRAGSVOORSCHRIFTEN : 1.2. ENERGIE 1.3. BRANDPREVENTIE EN BRANDBESTRIJDING 1.4. AARDGASGESTOOKTE INSTALLATIES f. 2. BODEM- EN OPPERVLAKTEWATERBESCHERMING 3. AFVALSTOFFEN 3.1. ALGEMEEN 4. GELUID- EN TRILLINGHINDER 5. HET HOUDEN VAN DIEREN 5.1. ALGEMEEN 5.2. BEHANDELING EN BEWARING VAN MEST 5.3. OPSLAG VAN KUNSTMEST EN KRACHTVOER IN EEN SILO 5.4. OPSLAG VAN RUWVOER 5.5. KOELINSTALLATIE MELKTANK 6. WERKTUIGENBERGING EN WERKPLAATS 7. BOVENGRONDSE OPSLAG VAN DIESELOLIE 7.1. TANKS 7.2. HET AFLEVEREN VAN DIESEL 8. MILIEULOGBOEK
Venema, Lytse Geast 6 Tytsjerk 0600414
5 5 5 6 6 7 8 8 8 9 9 10 10 11 11 11 12 12 14 15
Blz 1
III. Algemeen De onderhavige inrichting is getoetst aan het hoofdstuk Bedrijven van het gemeentelijk meerjarig uitvoeringsprogramma milieu (MUP) van december 1991. Voor zover van toepassing is in het voorschriftenpakket rekening gehouden met de aspecten, die uit het onderdeel Bedrijven van het MUP voortvloeien. Gelet op de milieubeheer.
Wet
milieubeheer
en
het
Inrichtingen
en
Vergunningenbesluit
Besluiten Burgemeester en wethouders van de gemeente Tytsjerksteradiel, de gevraagde vergunning te verlenen overeenkomstig de aangehechte gewaarmerkte bescheiden en onder oplegging van de bijgevoegde voorschriften.
en
Burgum, 18 april 2006
Namens burgemeester en wethouders van Tytsjerksteradiel ïctie Milieu
Tot en met 31 mei 2006 kunt u beroep instellen tegen deze beschikking. In de kennisgeving van ter inzage legging van deze beschikking staat aangegeven tot wie u zich moet wenden.
Wet milieubeheer vergunning Mts. Venema, Lytse Geast 6 Tytsjerk nr: 0600414
Ad.4. Geluid en verkeersaantrekkende werking De voorschriften gekoppeld aan de eerdere vergunningen zijn overgenomen Ad.5. Bedrijfsafvalwater Afvalwater afkomstig van het bedrijf wordt geloosd op de mestkelder. Aan het legen en uitrijden van de inhoud van de mestkelder zijn voorschriften verbonden. Ad.6. Verruimde reikwijdte
Energie Binnen de inrichting wordt energie (gas en elektriciteit) verbruikt. De aanvraag is getoetst aan de Circulaire Energie in de Milieuvergunning (1999). Het energieverbruik ligt onder de grens van 50.000 kWh elektriciteit en 25.000 m3 aardgas. Hierdoor hoeven niet specifieke voorschriften dan wel onderzoeksverplichting te worden opgenomen in de voorschriften. Volstaan kan worden met algemene besparingsvoorschriften.
Afval Binnen de inrichting komen verschillende afvalstromen vrij. De aanvraag is getoetst aan de Leidraad Afval- en emissiepreventie in de milieuvergunning. Met behulp van de daarin opgenomen Checklist 'indicatie omvang afval en emissie' kan de conclusie getrokken worden dat er sprake is van een geringe omvang. Het is daarom niet redelijk om van de inrichtinghouder een afvalpreventieonderzoek of -plan te eisen. Ten behoeve van het bevorderen van hergebruik van afvalstoffen zijn er voorschriften opgenomen voor het gescheiden verzamelen, bewaren en afvoeren van afval. Water Binnen de inrichting wordt minder dan 5.000 m3 water gebruikt. Onderzoek naar zuiniger verbruik van water wordt echter niet voorgeschreven omdat het grootste gedeelte van het water wordt ingezet voor drinkwater voor vee.
Wet milieubeheer vergunning Mts. Venema, Lytse Geast 6 Tytsjerk nr: 0600414
onvoldoende is gemotiveerd. Het gevolg is dat bij de beoordeling van de omgevingscategorie teruggevallen moet worden op de brochure Veehouderij en Hinderwet 1985. Volgens deze brochure is hier sprake van een categorie III omgeving, in de directe omgeving van het bedrijf is gelegen: een enkele niet agrarische bebouwing in het buitengebied. De aanvraag betreft in aantallen dieren: 52 stuks melkvee, categorie A1/A2. Hiervoor is geen omrekeningsfactor in mve's aangegeven. 60 stuks vrouwelijk jongvee, categorie A3. Ook hiervoor is geen omrekening in mve's bekend. 130 vleesstieren, categorie A.5.1. Voor omrekening in mve's wordt aangehouden: 3 dieren per mve. 110 vleeskalveren, categorie A.4.2. Voor omrekening in mve's wordt aangehouden: 1 dier per mve. 20 schapen, categorie B1. Voor omrekening in mve's wordt aangehouden: 3 dieren per mve. Voor het houden van koeien geldt volgens de Richtlijn Veehouderij en Stankhinder 1996 een vaste afstand van 50 meter in een Categorie III omgeving. De afstand vanaf de dichtstbijzijnde opstallen van de inrichting tot de woning van derden bedraagt 61 m (Lytse Geast 4). Aan de vaste afstand voor melkrundvee wordt voldaan. De overige veestapel vertegenwoordigt een totaal van 160 mve's. Dit aantal is gelijk aan de voorgaande vergunningen. Ingevolge de Richtlijn Veehouderij en Stankhinder dient de afstand tot een categorie III bebouwing minimaal 59 m te bedragen. Aan deze afstand wordt voldaan. Omdat er aan beide minimale afstandseisen wordt voldaan kan het aangevraagde worden vergund.
Cumulatief Om de stankhinder ter plaatse van de stankgevoelige objecten van alle in de directe omgeving van deze objecten gelegen (intensieve) veehouderijen te beperken, dient de aanvraag met betrekking tot dit punt te worden getoetst aan de richtlijn "Beoordeling cumulatie stankhinder door intensieve veehouderij" (publicatiereeks Lucht no. 46, uitgave 1985). Binnen een straal van 525 m van de inrichting is geen andere intensieve veehouderij gelegen die invloed heeft op de omliggende woningen.
Ecologische hoofdstructuur Binnen 250 m van de inrichting zijn gronden aangewezen die binnen de ecologische hoofdstructuur zijn gelegen. Binnen deze afstand zijn echter geen voor verzuring gevoelige gronden aangewezen. De vergunning kan daarom in het kader van de Wet ammoniak en veehouderij wel worden verleend.
Ad.3. Bodem Binnen de inrichting vinden een aantal bodembedreigende activiteiten plaats, zoals opslag van mest en brandstof en milieugevaarlijke stoffen. Het verbruik van diesel is laag (minder dan 15000 I per jaar), een vloeistofdichte voorziening ter plaatse van de tankplaats hoeft derhalve niet voorgeschreven te worden. Voor het overige is de geldende norm ingevolge de Nederlandse richtlijn bodembescherming bedrijfsmatige activiteiten, beschermingsniveau A, vertaald in voorschriften zoals opgenomen in hoofdstuk 6.
Wet milieubeheer vergunning Mts. Venema, Lytse Geast 6 Tytsjerk nr: 0600414
u
Geluid. De inrichting heeft reeds vergunde geluidruimte. Bodem. Het bedrijf is altijd in gebruik geweest als veehouderijbedrijf. Er zijn geen verontreinigingen bekend die een belemmering kunnen zijn voor de uitoefening van dit bedrijf. Binnen het bedrijf vinden potentieel bodembedreigende activiteiten plaats. Hierbij kan worden gedacht aan de opslag van dieselolie, het stallen en huisvesten van dieren en de opslag van mest en ruwvoer. De inrichting is niet gelegen in een gebied dat een bijzondere bescherming geniet voor wat betreft bodem, zoals een grondwaterbeschermingsgebied. Lucht. Als gevolg van het houden van dieren in de inrichting treedt emissie van stank en ammoniak op. Voor het overige zijn er geen redenen bekend om aan te nemen dat er sprake zou zijn van een milieuhygiënisch onaanvaardbare situatie.
II. invloed van de inrichting op het milieu Potentieel relevante aspecten zijn: 1. Lucht; 2. Stank; 3. Bodem; 4. Geluid en verkeersaantrekkende werking; 5. Bedrijfsafvalwater; 6. Verruimde reikwijdte.
Ad.1. Lucht Ammoniak Voor het bedrijf is met betrekking tot het aspect ammoniakemissie naar de lucht getoetst aan de "Wet Ammoniak en Veehouderij" (en de daarbij behorende Regeling ammoniak en veehouderij). Het blijkt dat een dierenverblijf, dat behoort tot de inrichting, niet geheel of gedeeltelijk is gelegen in een kwetsbaar gebied, of binnen een zone van 250 meter rond een zodanig gebied. Er is dan ook geen reden om de gevraagde vergunning op dit punt te weigeren.
IPPC-richtlijn Het bedrijf valt niet onder de reikwijdte van IPPC-richtlijn (Richtlijn nr.96/61/EG van de Raad van de Europese Unie van 24 september 1996 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (PbEG L 257)).
Milieu Effect Rapportage (MER) Voor de aangevraagde uitbreiding van het aantal dieren is geen Milieu effect rapportage (MER) of een MER beoordeling noodzakelijk.
Ad.2. Stank Individueel Voor wat betreft het aspect stank veroorzaakt door het houden van dieren dient getoetst te worden aan de Richtlijn "Veehouderij en Stankhinder 1996". De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in verschillende zaken in 1998 geoordeeld dat de categorie-indeling in de Richtlijn Veehouderij en Stankhinder 1996 Wel milieubeheer vergunning Mts. Venema, Lytse Geast 6 Tytsjerk nr: 0600414 2
a g
w om gemeente
r
f
tytsjerksteradiel
s e
B E S L U I T W E T M I L I E U B E H E E R No. 0600414
Wij hebben van Maatschap W. en A. Venema een aanvraag ontvangen voor een revisievergunning ingevolge artikel 8.4, lid 1 van de Wet milieubeheer voor een rundveehouderij op het adres Lytse Geast 6 in Tytsjerk. Kadastraal bekend gemeente Hardegarijp, sectie F, nummer 1998 en 2123. Omtrent de onderhavige aanvraag hebben wij het volgende overwogen: De aanvraag maakt in zijn geheel onderdeel uit van de vergunning op grond van de Wet milieubeheer. Activiteiten: Het betreft hier een (rund)veehouderij. De inrichting is een inrichting in de zin van Bijlage I van het Inrichtingen en Vergunningenbesluit milieubeheer en valt onder de volgende categorieën: 1.1 aanhef en onder b, 5.1, 7.1 aanhef en onder a, 8.1 aanhef en onder a. Wij hebben derhalve de procedure zoals bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht uitgevoerd. Verqunninqsituatie: De onderliggende (revisie)vergunning dateert van 6 september 1988. De vergunning betrof een veestapel van 120 mestkalveren, 76 stuks melkrundvee en 40 stuks jongvee. Op 20 december 1989 is een melding verandering inrichting gedaan. Het betrof het bijplaatsen van een mengmestsilo van 757 m3. Op 17 mei 1994 is een uitbreidingsvergunning verleend. De uitbreiding betrof 20 stuks jongvee, 30 vleesstieren en 150 schapen. Thans wordt een revisievergunning aangevraagd om de volgende redenen: De huidige huisvestingsnormen voor dieren zullen worden doorgevoerd; De veebezetting wordt gewijzigd; De huidige vergunningen zijn gedateerd. Met betrekking tot de bestaande toestand van het milieu kan, voor zover de inrichting daarvoor gevolgen kan veroorzaken, worden gewezen op het volgende:
I. Bestaande toestand van het milieu Algemeen. Het bedrijf ligt in het buitengebied ten zuiden van Tytsjerk. De dichtstbijzijnde woning van derden is gelegen op ongeveer 61 m ten oosten van de inrichting (Lytse Geast 4). In de directe omgeving van de inrichting, (tussen 60 en 100 m) is de ecologische hoofdstructuur gelegen.
21
Ammoniak-uitworp beperkende maatregelen
Worden er speciale voorzieningen getroffen ter beperking van de uitworp van ammoniak en/of stankveroorzakende stoffen?
Ut Nee • Ja, Stalden) nr.:
voorziening: voorziening: voorziening: voorziening: LD Omschrijving van bovenstaande uitworpbestrijdingsmaatregelen is toegevoegd. • Certificaten van de stal of bedrijf zijn toegevoegd.
22
23
_____ _
,
Nadere gegevens
' Toekomstige ontwikkelingen
Hier vermelden de redelijkerwijs binnen afzienbare tijd te verwachten milieurelevante ontwikkelingen, zoals aard/ omvang van wijzigingen of uitbreidingen van de inrichting of veranderingen van de in de inrichting gebezigde werkwij newen indu$triën industriën in zen. En in hoeverre ne\#en jn cte cjie nabijf nabijheid zullen worden gevestigd.
fïbmemeel wet
Jeketnd
• N.v.t.
De aanvrager,
Firma stempel,
(handtekening)
Behoort bij besluit van burgemeesters en wethouders van de gemeente d.d.
n.o.
De secretaris,
Bijlagen
stuks
15
Gasopslag Inhoud in m3
Gassoort
Aantal
Lokatie
Wijze opslag
Keuringsdatum
N.v.t.
16
Bedrijfsafvalwater
• In gemeenteriool in vrijverval-/drukriool • Op open water CU In septictank • In bodem O In drijfmestkelder D In percolaatopvang • Overige É® N.v.t.
17
Af- en aanvoerbewegingen vrachtwagens en/of tractoren
Vrachtwagens
Tractoren
S'
,-i
tussen 07.00 en 19.00 uur (lMiLlliU
• 'h
• •
18
Bestrijdingsmiddelen
• Bestrijdingsmiddelenkast, niet betreedbaar dl Betreedbare bestrijdingsmiddelenkast • Lijst met aanwezige bestrijdingsmiddelen en hoeveelheden is toegevoegd .ft N.v.t.
19
Opslag overige stoffen
dl
Kunstmestsilo's • Brijvoederinstallatie IS Voedersilo's D Meelsilo's; aantal
inhoud inhoud inhoud__ 10inhoud
stuks ƒ
stuks stuks
m3 m3 m3 m3
Omschrijving opslag Hoeveelheid in m3
Soort sort stof/tyjaro stof/t/jorodukten
Type opslag
ygCês V
• N.v.t.
20
Afvalstoffen
Afvalstof
N.v.t.
Aard
Omvang kg/jaar m3/jaar
Plaats opslag
Wijze opslag
Wijze afvoer
Reduktie door
10
Ventilatie
® Op natuurlijke wijze
2?
m boven maaiveld/daklijn
O Op mechanische wijze
&V)
O^
Op6Pt
£>$<0^•
m boven maaiveld/daklijn
CU Aantal elektrische ventilatoren
stuks (met milieukoker)
Cl Aantal elektrische ventilatoren
stuks (met regenkap)
D Omschrijving van het stalventilatiesysteem is toegevoegd
11
Mechanisch vermogen
/).ivl'
O Elektromotoren totaal
kW
Verbrandingsmotoren totaal
CU
kW
Is er een beregeningsinstallatie aanwezig?
ja/neen
O Electrisch/motorisch vermogen
kW
12
Stookinstaliatie
Stal nr.
Soort brandstof
13
.v.
&v. Capaciteit in kW (nominaal)
é
Max. verbruik kg/h of rn3/h
Schoorsteenhoogte (in m boven dak)
Hoeveelheid in (kg/jr.)
Wijze van opslag
l hermische isolatie index (I f)
Max. verbruik per jaar (m3)
Chemische afvalstoffen
Aard
Lokatie
Opslagcap. in m3
AfvoerfreInzamelaar quentie per jaar
• Afgewerkte olie • Olie/vetafzetting CU Zand c.q. slibafval • Accu's CU T.L.-buizen •' Oliefilters • Verfresten
• •
N.v.t.
14
Opslag brandbare stoffen
Soort
Type opslag* (ondergr./bovengr.)
Inhoud in m3
7 * Bij ondergrondse opslag, tank- en installatiecertificaten toevoegen. SI N.v.t.
Datum installatie
Nr. op tekening
5
Omvang (vervolg) Aanvraag
Volgens vergunning(en) MEST Mestsysteém drijfmest, vaste mest
Aantal ta houden
Diersoort
L.
Pony's (7)
1. 1.1 1.2
Pony's (3 jaar en ouder): Zonder grasland Met grasland
2.
Pony's in opfok (jonger dan 3 jaar)
M.
Honden
MEST Aantal vlgs. huidige ver gunning(en)
Inhoud in m3
Mestsysteem drijfmest, vaste mest
Inhoud in m3
Honden, perfokteef N.
(1) = voor de voetnotenverwijzing, zie hiervoor de richtlijn "Ammoniak en Veehouderij 1991"
6
De opslag van kuilvoer
,
ƒƒ .
. ,
/S QeveQjtiq r»? revtsreverGcwH/r?a. De afstand tussen kuilvoeropslag van gras en/W snijmais en de dichtsbijzijnde y^oning van dealen of een gevoelig object bedraagt meter. D De afstand tussen kuilvoeropslag van bijprodukten en de dichtsbijzijnde woning van derden of een gevoelig object bedraagt meter. • Er zijn voorzieningen aangebracht voor opvang van percolaatvocht I§ N.v.t. CD
7
Afstanden mestopslag
CD
De afstand tussen opslagplaats van vaste mest en de dichtsbijzijnde woning bedraagt circa
meter,
CD
De afstand tussen opslagplaats van drijfmest en de dichtsbijzijnde woning bedraagt circa
meter.
• N.v.t.
8
Mestopslag
QSö.
m3
SI Drijfmestkelders
(totale inhoud)
CU
inhoud
m3
Open/afgedekt. Opp.
m*
(totale inhoud)
m3
Open/afgedekt. Opp.
m»
Mestplaat
D Mestbassin
9
IR
Brandbeveiliging De inrichting voldoet aan het Bouwbesluit:
S9 De inrichting voldoet aan de Bouwverordening: ! ] Omschrijving van de aanwezige brandblusmiddelen toegevoegd of op tekening. CD
Omschrijving van de aan te brengen brandveiligheidsinstallaties toegevoegd
CD
De inrichting voldoet aan de Min. regeling Bouwbesluit brandveiligheid
p® eofeyl/t/s$ey
(bv. brandmeldinstaliatie, sprinklerinstallatie).
(alleen bij bestaande bedrijven!
o
5
Omvang (vervolg) Volgens vergunning(en)
Aanvraag
MEST
MEST
Diersoort 2.5
Grondhuisvesting zgn. scharrelkippen (strooiselvloer + roostervloer)
3.
Ouderdieren van slachtrassen in opfok; jonger dan ca. 19 weken
4.
Ouderdieren van slachtrassen
E 5.
Slachtkuikens
5.1 5.2
Zwevende vloer met strooiseldroging Overige stalsystemen
F.
Kalkoenen
1.
Ouderdieren van slachtkalkoenen in opfok: Van ca. 0 tot 6 weken Van ca. 6 tot 30 weken Van ca. 30 weken en ouder
1. 2. 3.
4.
Slachtkalkoenen
G.
Eenden
1.
Ouderdieren van slachteenden; van 0 tot 24 maanden
2. 2.1 2.1
Slachteenden Binnen mesten Buiten mesten (per afgeleverde eend)
H.
Pelsdieren
1. 1.1
Nertsen, per fokteef: Open mestopslag onder de kooi Dagontmesting met afvoer naar een gesloten put
1.2
2.
Zivervossen, per fokmoer
3.
Blauwvossen, per fokmoer
[.
Konijnen
1.
Voedster incl. rammen, opfokdieren en slachtkonijnen
J.
Parelhoenders
K.
Paarden (7)
1.
Volwassen paarden (3 jaar en ouder) Zonder grasland Met grasland
1.1 1.2 2.
Paarden in opfok (jonger dan 3 jaar)
Aantal te houden
Meetsysteem drijfmest, vaste mest
Inhoud in m3
Aantal vlgs. huidige ver gunningen)
Mestsysteem drijfmest, vaste mest
Inhoud in m3
5
Omvang (vervolg) Aanvraag
Volgens vergunning(en) MEST
Diersoort 4.
Dekberen, ca. 7 maan den en ouder
5.
Vleesvarkens (evenals opfokberen) zwaarder dan 25 kg op: Volledig roostervloer Gedeeltelijk rooster vloer, geheel onderkelderd zonder stankaf sluiter Overig gedeeltelijk roostervloer Mestopvang in en spoelen met NH3-arme vloeistof
5.1 5.2
5.3 5.4
6. 6.1 6.2
6.3
Scharrelvarkens zwaar der dan 25 kg op: Volledig roostervloer Gedeeltelijk rooster vloer, geheel onderkelderd zonder stank afsluiter Overig gedeeltelijk roostervloer
E.
Kippen
1.
Opfokhennen en -hanen van legrassen jonger dan 18 weken: Open mestopslag onder de batterij (flat-deck kooien, trapkooien en compactkooien voor natte mest) Mestbandbatterij met afvoer naar een gesloten put (dagontmesting) Batterij met geforceerde mestdroging (kanalenstal) Mestbandbatterij met geforceerde mestdro ging (korte opslag) Mestbandbatterij met geforceerde mestdro ging (lange opslag)* grondhuisvesting (strooisel, roostervloer)
1.1
1.2
1.3
1.4
1.4
1.5
2.
2.1
2.2
2.3
2.4
2.4
Legkippen (evenals (groot-)ouderdieren van legrassen): open mestopslag onder de batterij (flat-deck kooien, trapkooien en compactkooien voor natte mest) Mestbandbatterij met afvoer naar een gesloten put (dagontmesting) Batterij met geforceerde mestdroging (deeppitstal of higrise-stal, kanalenstal) Mestbandbatterij met geforceerde mestdro ging (korte opslag) Mestbandbatterij met geforceerde mestdro ging (lange opslag)*
Aantal te houden
Mestsysteerp drijfmest, vaste mest
Inhoud in m3
MEST Aantal vlgs. huidige ver gunningten)
Mestsysteem drijfmest, vaste mest
Inhoud in m3
5
Omvang Volgens vergunning(en)
Aanvraag 1
Diersoort
A.
Rundvee
1.
Melk-en kalfkoeien (1) (evenals zoogkoeien) Grupstal (max. grup-en kelderbreedte 120 cm per koe) Loopstal met hellende vloer en giergoot of met roostervloer; beiden met spoelsysteem Loopstal met hellende, gecoate vloer en gier goot; max. 3 m2 mestbesmeurd oppervlak per koe overige stalsystemen
1.1
1.2
1.3
1.4
MEST
MEST
2.
Vrouwelijk jongvee tot ca. 2 jaar (1)
3.
Vleeskalveren van ca. 0 tot 6 maanden
4.
Vleesstieren (evenals overig vleesvee) tot ca. 2 jaar
B.
Schapen
1.
Schapen incl. lammeren tot ca. 45 kg (2)
C.
Geiten
1.
Melkgeiten incl. aanfok (3)
D.
Varkens
Aantal ie houden
Mestsysteem drijfmest, vaste mest
ohr^fvneil
3o
s/-
Aantal volgens huidige ver gunningten)
Inhoud in m3
2
1 ö/rjrfwïfA jsdM*
Ijjdmw
1.
Fokzeugen incl. biggen tot ca. 25 kg (5) 1.1 Biggenopfok (gespeende biggen) 1.1.1 Vlakke, gecoate kelder vloer met tandbeugelschuifsysteem 1.1.2 Overige stalsystemen 1.2 kraamzeugen (inclusief biggen tot spenen) 1.3 Combinatiehokken (1.1 en 1.2) 1.4 guste/dragende zeugen 2.
2.1 2.2
2.3 3.
3.1 3.2
3.3
Opfokzeugen van ca. 25 kg tot de eerste dekking op: (6) Volledig roostervloer Gedeeltelijk rooster vloer, gehele hok onderkelderd zonder stankafsluiter Overig gedeeltelijk roostervloer Opfokberen van ca. 25 kg tot ca. 7 maanden op: Volledig roostervloer Gedeeltelijk rooster vloer, gehele hok onderkelderd zonder stankafsluiter Overig gedeeltelijk roostervloer
Mestsysteem drijfmest, vaste mest
/
j 7
7
bs/s/ct/stf.
ƒ
m
Inhoud in m3
1
Bestaande vergunningen/kennisgevingeh
Welke milieuvergunningen en/of kennisgevingen zijn er in het verleden voor dit bedrijf verleend of gedaan? M oprichtingsvergunning datum: datum: datum: datum: een nieuwe, de gehele inrichting omvattende vergunning datum: • een melding volgens artikel 8.19 Wet milieubeheeldatum: datum: een kennisgeving Besluit melkrundveehouderijen datum: een kennisgeving Besluit opslag propaan datum: een kennisgeving Besluit mestbassin datum: een kennisgeving Lozingbesluit bodembescherming datum: een kennisgeving volgens de rioollozingsverordening datum: een rioleringsvergunning datum: datum:
• • • • • • •
2
Bouwvergunning
Vinden er bouwkundige uitbreidingen en/of nieuwbodw plaats?
ja/neen
• Bouwvergunning (nog) niet aangevraagd
Bouwvergunning aangevraagd, datum: _
(afschrift bijgevoegd)
• Bouwvergunning verleend, datum: • Sloopvergunning aangevraagd, datum: • Sloopvergunning verleend, datum: 3
(afschrift bijgevoegd)
Wet verontreiniging oppervlaktewateren
Vinden er lozingen plaats waarvoor een W.v.o.-vergunning noodzakelijk is? • W.v.o.-vergunning (nog) niet aangevraagd • W.v ,o.-vergunning aangevraagd, datum: • W.v.o.-vergunning verleend, datum:
G
i 4
Omgeving
In de direkte omgeving van het bedrijf is/zijn gelegen: Afstand
G Bebouwde kom G Ziekenhuis, sanatorium, internaat etc. G Bungalowpark, camping etc. G Zwembad, speeltuin
.m m
_m _m
0 Meerdere burgerwoningen in lintbebouwing 1 I Meerdere verspreid liggende burgerwoningen
__m _m
Hl Een enkele burgerwoning in buitengebied
_m
G Agrarische bedrijfswoning van derden
_.m
G Binnen waterwingebied gelegen
D 60 dagenzone • 10 - jaarszöne • 25 - jaarszöne
G De kortste afstand tussen het middelpunt (zwaartepunt) van de inrichting en een bos- of natuurgebied is: Q Naam bestemmingsplan
goedgekeurd
•/neen (afschrift bijgevoegd)
WET MILIEUBEHEER aanvras
VERVALLEK
Agrarischf sëtibr orfc bij do van; .
.• 2 . 0 L 1 Z ,
In vijfvoud indienen^
regiscrc :<énummen
ethouders van va de gemeente Burgemeester en wethouders
Datum
/b- J*L^ /&é?3 •
Gegevens aanvrager Van Naam aanvrager y«' —y— flUacL
i
_
q
'*7~y/s/ef/Uef®,
_ __
Joh..
-•4^04-^4-
j
Burgemeester en Wethouctort
Venerna, d-d
Adres
behoort bij bnsluit -4a-
12 m e i 1 - 9 - 9 4
-°i 2o-2?
C- ÜL--1.11 .i:u »• van de Gemeen te ïy Isierkat--'rad i el
Postcode / Telefax _
Telefoon
• Verzoekt voor de hieronder omschreven inrichting een vergunning inzake het
CU oprichten en inwerking hebben van
Ü uitbreiden
1, u.n
,
.
I I veranderen van de gebezigde werkwijzen m
• Verzoekt in verband met het veranderen van de inrichting, of van de werking daarvan, voor welke reeds één of meer vergunningen zijn verleend, een nieuwe de hieronder omschreven inrichting of onderdelen daarvan waarmee die verandering samenhangt omvattende, vergunning (art 8.4)
O tijdelijk karakter/duur van de hieronder omschreven inrichting en wel voor een termijn van
• Aard van de inrichting Hier de aard, indeling en uitvoering van de inrichting vermelden, waarbij de terminologie van bijlage I behorende bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit is aan te houden, zijnde: - Inrichting voor het op bedrijfsmatige wijze: 1e kweken, fokken, mesten, houden, verhandelen, verladen of wegen van dieren; 2e telen, behandelen, verhandelen, opslaan of overslaan van iandbouwprodukten.
)ff\jeehooofeki^J
/ttosj'eve
vte,
- door de gemeente in te vullen
SBI-code
Categorie Plaats waar de inrichting is of zal, wonden opgericht Naam inrichting
, //hbcxhol?
Vehëhoa.
osi/Q- 3/rop. J - i o v o f p .
Kadastrale ligging Kontaktpersoon Telefoon
*Ufiy° CV}
on>(P~ 3 ifo iSt ~° ï
Telefax Sectie
FT
_Nr(s)
l' HY6M&Styt&. Telefax
srrfeen Vraag zonodig voorlichting aan het gerrfeentebestuur welke andere vergunningen u nodig heeft voor het in bedrijf stellen van uw inrichting. Bij de aanvraag over te leggen: een bouwkundige plattegrondtekening in vijfvoud, schaal niet kleiner dan 1 : 200, doch bij voorkeur 1 : 100, de uit- en inwendige samenstelling van de inrichting en toebehoren aangevende (grens van de inrichting, ligging/indeling gebouwen, functie werkruim ten, plaatsing apparatuur/installaties, aanduiding emissiepunten). Alswel de onmiddellijke omgeving van de inrichting binnen een straal van 500 meter (aantal/type/bestemming gebouwen en terreinen) (deze tekening dateren en ondertekenen). 34034 I © samsom alphen aan den rijn
-1.777.51
-
2
-
Binnen een straal van 1.400 meter van het bedrijf ligt een voor verzuring gevoelig bosgebied (bos rond Swarteweisein), conform de door de gemeente raad vastgestelde "Notitie toepassing ecologische richtlijn en legalisatiebeleid vergunningplichtige veehouderijbedrijven in het kader van de Hinderwet". Berekening toont aan dat de invloed van de onderhavige vee stapel op dit bosgebied als marginaal mg worden beschouw. De richtlijn "Anrnoniak en Veehouderij 1991" van het Ministerie van Vrcm vormt geen belertmering voor het in werking hebben van de onderhavige uitbreiding binnen deze inrichting (zie bijlage 2). 2. Bodem De activiteiten van de inrichting zijn niet direct bodembedreigend. Bo vendien zal de bouw van een werktuigenberging, gelet op het feit van overdekt stallen van motorvoertuigen en werktuigen op een verharde bodem, uitsluitend positieve gevolgen hebben voor het aspect bodem.
Gelet op het bovenstaande is de eventuele negatieve invloed door het stellen van de bij de vergunning behorende voorschriften tot een minimum beperkt. De onderhavige aanvraag is getoetst aan het hoofdstuk Bedrijven van het gemeentelijk meerjarig uitvoeringsplan (MCJP) van december 1991. Voor zover van toepassing, is in het voorschriftenpakket rekening gehouden met de aspecten die uit het onderdeel Bedrijven van het MJP voortvloeien. Gelet op de Wet milieubeheer en het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit milieubeheer. B E S L U I T E N : Aan Maatschap Venema, Lytse Geast 6 te Tytsjerk, de gevraagde vergunning overeenkomstig de aangehechte en gewaarmerkte bescheiden en onder oplegging van de bijgevoegde voorschriften te verlenen. Burgum'
1 7 ME11994 Namens burgemeester het hoofd van de af<
"
~
' rksteradiel
Tot en met .J. .9.4UU. kunt u beroep instellen tegen deze beschikking. In de kennisgeving van ter inzage legging de vergunning staat aangegeven tot wie u zich moet wenden. U
vergven.351
"S.
B E S L U I T
Gemeente Tytsjerksteradiel No. 9302728 Cp 28 december 1993 hebben wij van Maatschap Venema een aanvraag ingevolge de Wet milieubeheer gekregen voor het uitbreiden van een rundveehouderij met een jongveestalling annex werktuigeriberging op het perceel Lytse Geast 6 te Tytsjerk. Kadastraal bekend Hardegarijp, sectie F, nummer 1228. Omtrent de onderhavige aanvraag hebben wij het volgende overwogen: De onderhavige aanvraag maakt in zijn geheel deel uit van de onderhavige vergunning op grond van de Wet milieubeheer. De onderhavige inrichting is een inrichting in de zin van bijlage 1 van het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit, wij hebben derhalve de procedure als bedoeld in afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer uitgevoerd. Algemene informatie Cp 6 september 1988 is voor de inrichting een nieuwe, de gehele inrichting omvattende vergunning verleend voor een rundveehouderijbedrijf en kalvermesterij. De onderhavige aanvraag betreft uitbreiding van de veestapel. De inrichting is gelegen in het buitengebied van Tytsjerk. Cp een afstand van 55 meter van de inrichting staat een agrarische bedrijfswoning (Lytse Geast 4). De dichtstbijzijnde burgerwoning (Lytse Geast 8) is op een afstand van 65 meter van de inrichting gelegen. Cp basis van de revisievergunning heeft het bedrijf recht op 120 mestvarkeneenheden (mve) en een ammoniakdepositie van 4.8 mol (zie bijlage 1). De uitbreiding dient in samenhang met de totale inrichting beoordeeld te worden.
Geluid Het aspect geluid is niet relevant met betrekking tot de onderhavige uitbreiding. Bodem
De bedrijfsactiviteiten vormen geen potentieel risico voor bodemver ontreiniging. Aspecten die bij dit bedrijf van invloed kunnen zijn op het milieu betreffen:
1. Lucht (stankhinder en verzuring) Met betrekking tot de gevraagde uitbreiding van de veestapel kan, gelet op de brochure "Veehouderij en Hinderwet" (circulaire van 13 juli 1994 van het Ministerie van VRCM), net worden voldaan aan de gewenste afstand van 59 meter bij een indeling in de omgevingscategorie III, ervan uitgaande dat nooit meer dan 50 schapen gelijktijdig binnen de inrichting aanwezig zijn. Het bedrijf heeft met deze uitbreiding thans de 'plafond-situatie' bereikt. V
ti
werktuigen berging: a.b.c. golfplaten.
wanden
staal beplating op houten regels.
hoofddraagkonsir.
stalen spanten
\
\
woongedeelte dakbedekking : keramis'.he pan.
1
buitengevels
.baksteen
binnenwanden • kalkzand steen, verd.vioeren
: hout
beg.gr.vioeren . hout en /of steen.
< \
verklaring 1
=
van de
nummers :
diesel olie tank inh 1500 l (beven gronds }
2
:=
kunstmest silo in'r 1. 10 ton.
3
:=
melkmachine
3.10 kuatt
4
::
mest transporteur
1.84
5
:=
las trafo
6
:=
haakse slijper
1.80 k wa 1 1 ( transportabel.)
slijpmachine
1.00
boormachine
0.65
zaagmachine
1.20
schuur machine
0.18
7 := e = 9 := 10 =
max
180amp. t transportabel)
3000 omw /min.
M
max. 3CQ0 omw /min (transportabel.) 4500 omw /min
,,
(
„
O O O
dakbedekking
behoort bij besluit van
da P-ad.
^ 1
M c
l J985
no;
'gs*
De Secretaris van do e.'ksterarieef
behoort
bij de aanvrcag om
betreffende een
vergunning ingevoige
rundveehouderij bedrijf
kad. bek gem : hardegarijp
, sektie . f ?
van
de
hinderwet
d.d ...l.GJ.r- J .•
1985
j jcusfra .alddiel 3 , tie tjerk. op het perceel
, nummer. 1667
de aanvrager
k omschrijving rundveehouderij bedrijf van dhr. j. joustra alddiel 3 crijoei
HHHB
te
overzicht r i e k e ni ng.
schaal 1 200
de groot architektuur
ordornr
8 5 ~ 004.
tietjerk.
gei 16-1-1985
bladnr
gew
hoofdstraat 105
f0rm
midwolde
1 (J 0
A1
tel.05945-14791
RENVOOI
= bebouwing
grens van de inrichting
i
situatie
schaal: 1:500 gemeente: Hurdegaryp sectie: F nr.: 2098, 2099
LEGENDA Nr.
Benaming
Aantal en soort dieren
RAV-codes
1.
Woonhuis
-
-
2.
Rundveestal
180 melkkoeien
Al.100.2
3.
Rundveestal
300 melkkoeien
Al.13.2
4.
Rundveestal
70 vrouwelijk jongvee tot 2 jaar
A3
5.
Voeropslag
-
-
6.
Mestopslag
-
-
Aanvraag natuurbeschermingswetvergunning
getekend: J. Nieuwenhuis
Maatschap Hoekstra Aldemiede 16 9255XJ Tytsjerk
datum:
29-09-2014
schaal:
1:500
Postbus 1033
Fax: 088-4882910 Mail: [email protected] Site: www.exlan.nl
q
\ n agrifirm ^
W
T
f
m B
projectnr.: EN. 14.1128 tek. nr.:
M-01