LOTTE VAN UITVINDERSDORP
Film en educatie...
Inhoudstafel
.. in het vertoningscircuit van Lessen in het Donker, in het kader van Filmfestival Open Doek, een workshop verzorgd door Jekino, een film in de klas... Film kreeg een plaats in het lessenpakket van heel wat scholen en wij zorgen graag voor een goede programmatie en pedagogische omkadering. We maken jaarlijks een pittige selectie van een 30-tal films uit het afgelopen seizoen, organiseren op heel wat plaatsen vertoningen en zorgen voor kant-en-klare lesmappen voor een boeiende verwerking in de klas. Daarbij spelen we in op de eindtermen en ontwikkelingsdoelen. In elke lesmap wordt aandacht besteed aan een filmtechnische en inhoudelijke benadering van de film, en leggen we de focus op één filmterm. We stimuleren jullie graag om de film met een frisse blik te bekijken.
www.lesseninhetdonker.be / www.opendoek.be / www.jekino.be Doelgroep LOTTE VAN UITVINDERSDORP: 1e graad lager onderwijs
FEEDBACK We horen graag je reactie op de film, de bespreking en lesmap. Surf naar www.lesseninhetdonker.be om een evaluatiefiche in te vullen. Ook de leerlingen kunnen hun reactie kwijt op de pagina van de film die ze zagen. Ga je de film bekijken tijdens Filmfestival Open Doek, dan kan je je mening kwijt op het kaartje dat je krijgt na de voorstelling. Alvast bedankt!
FILMFICHE Kopieer de filmfiche op de volgende pagina voor je collega’s die de kinderen vergezellen naar voorstelling. Het is een handige leidraad die hen meteen goed voorbereidt op de filmvisie.
2
Filmfiche Synopsis Technische fiche Citaten uit de pers Inleiding op de film Over de makers Regisseur Janno Põldma Regisseur Heiki Ernits Over de productie Uit een interview met de regisseurs Filmbeleving Indrukken verzamelen De 5 ‘W-vragen’ Stellingen dobbelsteen De belangrijkste personages Personages raden Attributenspel De belangrijkste verhaallijnen Reconstructieopdracht Focus op … animatiefilmtechniek Het maken van een lange animatiefilm Actieve oefeningen op (animatie-)filmtechniek Eén-twee-drie Lotte! Stop-motion-animatie met dobbelstenen De regisseurs over animatiefilm Tips voor naverwerking Bewegingstussendoortje Uitvindingen knutselen met kosteloos materiaal Taalspelletje Wereldoriëntatie Judo Puzzel/kleurplaat Zwart-wit/kleur memory
3
4 4 4 5 5 6 6 6 7 7 8 8
10 12 13 13 16 17 19 19
26 28
Filmfiche Citaten uit de pers
Synopsis Lotte, een vrolijk meisjeshondje, leeft in een stadje bij de zee. Het is een heel bijzondere plek: iedereen is er dol op uitvinden! De uitvinderswedstrijd is telkens weer de belangrijkste dag van het jaar. Lottes vader Oscar heeft de wedstrijd al vaak gewonnen, tot grote woede van Adelbert het konijn. Adelbert is niet goed in uitvinden, niet goed in winnen, maar wel heel goed in… vals spelen. Lotte maakt volop pret met haar poezenvriend Bruno. Op een dag ontdekken ze in een ronddrijvend boek een nieuwe speelkameraad. De bij Susumu komt uit Japan en heeft een bijzonder talent: judo! Na Lottes succesvolle tv-carrière, werd al snel duidelijk dat een lange animatiefilm zou volgen. LOTTE VAN UITVINDERSDORP was in eigen land Estland een echte kaskraker. 56.000 bezoekers gingen naar de film kijken, dat is meer dan de laatste James Bond! Van de makers van KERST BIJ DE LIEVEHEERSBEESTJES en CONCERT VOOR EEN WORTELCAKE.
Technische kaart Originele titel: Leiutajateküla Lotte Regie: Heiki Ernits & Janno Põldma Scenario: Heiki Ernits, Janno Põldma & Andrus Kivirähk Production Design: Heiki Ernits Achtergronden: Laima Puntule & Heiki Ernits Muziek: Sven Grünberg Montage: Janno Põldma
“In dit maffe uitvindersdorpje wordt geen onderscheid gemaakt tussen fantasie en werkelijkheid. Want de wereld is gek en daar kan je maar beter van genieten. Een heerlijke film met een knoert van een knipoog.” Generiek – december 2006 “Deze eenvoudige, lieve en opgewekte kinderfilm is een verademing tussen het Japanse en Amerikaanse animatiegeweld.” Henny Wouters – Movie 2 Movie
“Gelukkig negeerden de filmmakers de luie wijsheid dat een kinderhand gauw gevuld zou zijn, want ze bieden hun kleuterende kijkertjes een grappig avontuur waarin ook nog plaats is voor een originele kijk op de wereld.” Fritz De Jong – Het Parool
Inleiding op de film Voor je naar de film gaat, kan je de kinderen al enkele dingen meegeven over LOTTE VAN UITVINDERSDORP. Voor jonge kijkers zijn er tamelijk veel personages. Kopieer de puzzel van Lotte op A3- formaat (zie bijlage), knip hem in stukken en puzzel hem samen met de kinderen in elkaar. Als je de stukjes erop kleeft, kan je nadien de tekening ook inkleuren. Vertel hen dat dit het hoofdpersonage is van de film, zo gaat hun aandacht automatisch naar de belangrijkste verhaallijn. Wat voor dier is het? Is het een meisje of een jongen? Hoe zou ze heten? Lotte is een lief maar stoer meisjeshondje. Ze woont in Uitvindersdorp samen met haar mama en papa. Naast Lotte lopen er nog tal van andere dieren en uitvinders rond. Samen met haar vrienden beleeft ze een knotsgek avontuur dat haar tot in Japan brengt!
Estland, 2006 - Animatiefilm - 81 minuten - Nederlands gesproken Met de stemmen van o.a. Nathalie Haneveld (Lotte), Pepijn Koolen (Bruno), Jurjen van Loon (Albert) en Thijs van Aken (Susuma). www.lotte-film.com
4
5
Over de makers
Over de productie Uit een interview met de regisseurs
Regisseur Janno Põldma (°1950, Talinn, Estland) Janno Põldma begon in 1973 als assistent-cameraman in de Talinnfilm Studio’s. Later werkte hij mee aan een 20-tal animatiefilms. Hij maakte zijn debuut als regisseur in de poppenanimatie-afdeling van de Talinnfilm Studio’s in 1991 met de poppenfilm BROTHER AND SISTERS. Hij schreef ook een kinderboek en een 5-tal stukken voor poppentheater .
Regisseur Heiki Ernits (° 1953, Talinn, Estland) Heiki Ernits studeerde als kunstleraar aan het Pedagogische Instituut van Tallinn. Hij ging aan de slag als fotograaf, leraar en regisseur, en hij ontwierp covers voor boeken. Hij maakte ook tal van commercials (onder andere voor Mazda, Lada, Hyundai Computers). In Estland werd hij vooral bekend als cartoonist. Sinds 1978 is hij aan de slag in de Talinnfilm Studio’s.
Hoe worden een hondenmeisje (Lotte) en een kattenjongen (Bruno) beste vrienden? Põldma: “Omdat onze film TOM & FLUFFY (2000) zo succesvol was, vroeg onze producent om een vervolg. De tv-serie werd aan 25 landen verkocht. We dachten na over een mogelijke held voor onze volgende serie/film en natuurlijk dachten we eerst aan een jongen. Maar toen beseften we dat het karakter van een meisje veel meer mogelijkheden biedt. Een jongen moet altijd moedig en sterk zijn. Bij een meisje mag dat ook, maar ze kan nog zoveel méér zijn. Als Lotte een vriend kreeg die minstens even sterk was als zij, klopte het verhaal niet meer. Daarom maakten we de jongen een beetje schuchter. Later bedachten we een verklaring: Bruno’s vader is verdwenen, en daarom laat zijn angstige moeder hem heel weinig bewegingsvrijheid. Alles heeft een oorzaak en een reden.” Hoe reageert het jonge publiek op Lotte? Ernits: “Zij is de lijm die alles samen houdt en ze is heel hulpvaardig voor haar vrienden.” Põldma: “Lotte is in Estland heel gekend en geliefd. We konden haar in de film dus niet op een andere manier opvoeren. Lotte is gewoon Lotte.” Is Uitvindersdorp een spiegel van de maatschappij of de utopie van een betere wereld? Ernits: “Zonder dat verder te beklemtonen is Uitvindersdorp ons model voor de ideale samenleving waar verschillende nationaliteiten samenwonen.” Põldma: “Het was onze bedoeling en onze wens om een plek te tonen waar mensen graag wonen. Heiki heeft met veel liefde allerlei details ontworpen om dat te accentueren.” Focusten jullie bij het maken van de film uitsluitend op het kinderpubliek? Põldma: “We probeerden enkel een zo goed mogelijke film te maken. Natuurlijk is het een kinderfilm, maar kinderen gaan meestal met hun ouders of grootouders naar de bioscoop. We wilden het ook voor hen interessant houden.” (interview: Holger Twele – uit Generiek, juni 2007)
6
7
Filmbeleving Indrukken verzamelen DE 5 W-VRAGEN Je kan het verhaal kort samenvatten door een antwoord te geven op de 5 W-vragen: • • • • •
Over WIE gaat het verhaal? WAAR speelt het verhaal zich af? WANNEER speelt het verhaal zich af? Over WAT gaat het verhaal? WAAROM krijgt het verhaal een bepaalde wending (of waardoor)?
Je kan de letter W op het bord schrijven en de kinderen zelf de vraag (woorden) laten zoeken aan de hand van deze beginletter. Eventueel kan een voorbeeld hen hierbij op weg helpen. Laat de kinderen vervolgens de vragen beantwoorden. Zo brengen ze alle belangrijke info uit de film overzichtelijk samen. STELLINGEN DOBBELSTEEN Ga met de kinderen in een kring zitten. Gebruik een stippendobbelsteen die voldoende groot is voor een kringspel. Kopieer de fiches met getalbeelden en vragen, en verknip ze (zie bijlage). Werp de dobbelsteen. De leerling mag een fiche met bijpassend getalbeeld nemen en voorlezen. (Als dat te moeilijk is, zoeken ze enkel het juiste getalbeeld en lees je zelf de vraag voor.) Wanneer er geen vragen meer zijn van het geworpen getalbeeld, mag de leerling met gesloten ogen een andere fiche trekken. Spreek af dat gaan rechtstaan “ja” is en blijven zitten “nee”. Probeer van alle leerlingen te bekomen dat ze hun eigen mening verantwoorden en niet zomaar hun vriendjes nadoen. Het kan helpen om af te tellen “één-twee-drie” en dan moet iedereen rechtstaan of blijven zitten naargelang hun keuze. Op deze manier heb je minder kans op ‘afkijkers’. Bevraag telkens enkele leerlingen naar het ‘waarom’ van hun antwoord.
8
9
De belangrijkste personages Lotte
Susumu
Lotte is de drijvende kracht achter elke actie in de film. Behulpzaam, opgewekt en avontuurlijk, echt een natuurlijke leider. Lotte is een charmante meisjespuppy: in kracht, energie en doorzetting moet ze voor niemand onderdoen!
Susumu de bij is een vreemdeling. Hij komt terecht in een andere cultuur, waarvan hij wat probeert te begrijpen. Dat heeft soms komische gevolgen. In zijn thuisland Japan is hij tuinman en een sensei: expert en leraar in judo.
Klaus
Bruno
Lottes oom Klaus is een voormalige wereldreiziger, eeuwig in het gezelschap van zijn multifunctionele koffer, waarin hij zijn oude dag doorbrengt, blazend op z’n mondharmonica. Hij doet niets liever dan vertellen over zijn vele reizen.
In tegenstelling tot Lotte is Bruno eerder een meeloper. Katertje Bruno is volgzaam, bescheiden en een ware vriend. Hij wordt overbeschermd door zijn moeder sinds de spectaculaire verdwijning van zijn vader.
Albert Konijntje Albert is gesloten en verlegen. Albert schaamt zich voor de eindeloze mislukkingen van zijn vader Adelbert. Hij vermijdt leeftijdsgenoten, maar hunkert eigenlijk hevig naar vrienden.
Jaak Jaak de vlieg is een blaaskaak die het belang van zijn rol graag overdrijft. ’s Ochtends is het zijn taak alle inwoners van Uitvindersdorp te wekken.
Oscar Oscar, Lottes vader, is een geboren uitvinder. Hij leeft voor zijn uitvinderspassie maar het ontbreekt Lotte niet aan vaderlijke zorg.
Adelbert
Het konijn Adelbert wordt al sinds zijn kinderjaren gedreven door een niet te stuiten wens om beroemd te worden. Hij is ongeduldig en denkt niet goed na bij wat hij doet, wat leidt tot een eindeloze reeks mislukkingen. Deze onverbeterlijke optimist laat zich niet gauw uit het lood slaan.
10
11
Personages raden
Attributenspel
Kopieer de afbeeldingen van de personages (zie bijlage), lamineer ze of kleef ze op stevig papier/karton. Steek de kaartjes in een ondoorzichtige zak of voeldoos, leg ze omgekeerd op tafel… Laat een leerling één kaartje nemen.
Zoek voor verschillende personage één of meer bijpassende attributen. Enkele ideetjes zijn: • Lotte: informatief boek over uitvindingen, verpakking van hondenbrokken, jurkje, judopak, passer, geodriehoek, schroevendraaier, • Bruno: verpakking van kateten, accordeon, gestreept tshirt, • Susumu: dik boek, vleugeltjes, tuinhandschoenen, eetstokjes, afbeelding van Japan, • Albert: wortel, salopette, • Oom Klaus: koffer, mondharmonica • Jaak de vlieg: wekker, vleugeltjes • De mollen James & John: theepot, krant, brilletje, blindengeleide stok, wortel, …
• •
•
•
de leerling beeldt het gekozen personage uit. de leerling omschrijft het gekozen personage (uiterlijk of innerlijk), bv. het is een meisje, het is een poes, ze is altijd bezorgd… de andere leerlingen trachten door vragen te achterhalen welk personage de andere leerling is, bv. ben je een vrouw, een kind?… de leerling tekent aanwijzingen op het bord (ofwel het personage, ofwel voorwerpen die bij het personage horen).
De leerlingen raden om het snelst over welk personage het gaat. Om het minder chaotisch te maken, kan je de klas in teams verdelen.
Leg de voorwerpen in het midden van de kring. Laat de kinderen vertellen welk voorwerp bij welk personage zou kunnen horen en waarom. Om een dialoog op gang te brengen, zorg je ervoor dat er zeker enkele voorwerpen bij zitten die niet zo eenduidig zijn, bv. de wortel kan bij de mollen horen (hun ornamenten die verdwijnen), maar ze ook bij Albert (konijnen eten graag wortels) of zelfs bij Susumu (hij verplant de wortels). Je kan ook met de personagekaartjes van bovenstaande oefening werken. Leg alle voorwerpen in de kring, laat een leerling een kaartje trekken. Hij toont het kaartje niet aan de andere leerlingen. de leerling kiest een voorwerp dat bij dat personage past en verantwoordt waarom. de leerling kiest een bijpassend voorwerp en de andere leerlingen raden welk kaartje hij heeft getrokken.
12
13
De belangrijkste verhaallijnen In de film zijn er een heleboel personages. Elk gezin in de film beleeft zijn eigen verhaal, maar kruist daarbij op één of andere manier de verhalen van de andere gezinnen. •
•
Lotte en haar vader: Lotte en haar familie bereiden zich voor op de jaarlijkse uitvinderswedstrijd. Vader is druk bezig aan zijn nieuwste machine. Op een dag ontdekt Lotte, samen met haar poezenvriend Bruno, een ronddrijvend boek. In het boek zit een bij: Susumu. Hij is met boek en al het water ingetuimeld en vanuit Japan helemaal tot bij Lotte gedreven. Hij wil graag terug naar huis maar zal moeten wachten tot na de uitvinderswedstrijd. Dan pas heeft Lotte’s vader tijd om hem terug te brengen. Intussen leert hij Lotte en de andere dorpelingen alles over judo. Op de radio hoort Lotte dat er in Japan een groot judotoernooi zal plaatsvinden. Ze zoekt een team bij elkaar en samen met Susumu vertrekken ze naar Japan…
mag meespelen. Vanuit een boom volgt hij stiekem de judolessen en oefent in zijn eentje op zijn kamer. Wanneer Lotte een judoteam bij elkaar zoekt, botst ze op Albert en nodigt hem uit om mee naar Japan te reizen. •
Bruno en zijn moeder: Bruno is Lottes beste vriend. Hij is er bij wanneer Susumo ontdekt wordt. Zijn vader verdween lang geleden toen hij werd meegesleurd tijdens een wedstrijd kogelstoten. Sindsdien mag hij van zijn moeder niet meer aan sport doen; moeder vindt echt álles gevaarlijk. Lotte leert hem stiekem wat ze zelf heeft opgestoken over judo, terwijl moeder denkt dat Bruno oefent op zijn accordeon. Net voor haar vertrek naar Japan duikt Alberts vader weer op en mag Bruno toch mee.
•
Mollen James & John: De mollen vormen eigenlijk een verhaaltje binnen het verhaal. James & John zijn van goede afkomst en houden zich sterk aan Britse ‘upperclass’ tradities zoals thee drinken en de krant lezen. Wanneer hun ‘plafondornamenten’ (de wortels uit de bovengrondse moestuin) verdwijnen, hebben ze er genoeg van, en verhuizen naar een ander hol. Groot is hun verbazing wanneer er op een dag een stel judoka’s door hun plafond valt…
Albert en vader Adelbert: Ook Alberts vader wil er weer bij zijn op de uitvinderswedstrijd dit jaar. Het probleem is dat hij er nooit in slaagt iets origineels uit te vinden. Tevergeefs probeert hij een idee te stelen van Lotte’s vader. Albert schaamt zich voor de mislukkingen van zijn vader. Hij is te verlegen om aan Lotte en Bruno te vragen of hij
14
15
Focus op… Reconstructieopdracht
Animatiefilmtechniek
Gebruik hiervoor de afbeeldingen in bijlage ‘reconstructieopdracht’.
De term animatiefilm komt van het Latijnse woord animo, wat ‘ziel’ betekent. In een tekenfilm is het alsof de filmmaker ‘leven’ geeft aan zijn tekeningen en de personages ‘bezielt’. Een animatiefilm wordt beeld per beeld opgenomen. Daardoor kunnen levenloze dingen (bv. tekeningen, poppen, foto’s, plasticine figuren, snippers, voorwerpen …) tot leven (beweging) worden gebracht. De filmmaker zorgt ervoor dat in elk opeenvolgend beeld de tekening of het object een klein beetje verschilt van het vorige beeld. Dit noemt men ook stop motion. Wanneer zo’n reeks beelden snel achter elkaar afgespeeld wordt (zoals in een film), lijkt het alsof de tekeningen of figuurtjes bewegen.
Kunnen de kinderen het verhaal in de juiste volgorde vertellen? De prenten in bijlage kunnen hen helpen. Dit is eigenlijk een eenvoudige montageopdracht. Bij het maken van een film worden alle beelden in de juiste volgorde geplaatst. Als de volgorde verandert, krijg je een heel ander verhaal. • •
•
•
Bespreek wat er op de verschillende prenten staat. Zoek samen met de kinderen naar de juiste volgorde, overloop zo het verhaal nog eens kort. Leg of hang de prenten in de leesrichting (van links naar rechts). Je kan de volgorde inoefenen aan de hand van volgende spelletjes. Blinddoek één van de leerlingen. Laat een andere leerling twee prenten van plaats verwisselen. Kan de geblinddoekte leerling ontdekken welke prenten zijn verwisseld? Blinddoek één van de leerlingen. Laat een andere leerling een prent wegnemen. Schuif de prenten op zodat ze weer mooi aansluiten. Weet de geblinddoekte leerling welke prent er weg is en op welke plaats ze thuishoort?
Afhankelijk van het materiaal dat je gebruikt, kun je verschillende technieken toepassen. Bij LOTTE VAN UITVINDERSDORP spreken we van celanimatie. Bij celanimatie gebruiken de tekenaars doorzichtige acetaatvellen of ‘cels’ (celluloid). Zo moeten ze niet voor elke tekening ook de achtergrond opnieuw tekenen. De achtergrond blijft dezelfde en de bewegende personages worden getekend op de doorzichtige cels. Dat bespaart een hele hoop werk. Eén nadeel: je kan op cels minder goed tekenen dan op papier, de kleuren zien er vaak nogal vlak uit. Nochtans werden de meest indrukwekkende Disney-films met deze techniek gemaakt.
Een eenvoudige manier om zelf het principe van die opeenvolgende tekeningen te verduidelijken, is een flipboekje. Je maakt een stapeltje van een 20-tal papiertjes van ongeveer 5 cm lang en 5 cm breed. Je kiest best voor dik papier of licht karton. Je kan zelfs een post-it blokje gebruiken. Op de rechterhelft van die papiertjes maak je een reeks tekeningen die telkens een beetje verschillen van de vorige. Dan leg je alle tekeningen in volgorde op elkaar, de eerste tekening bovenaan. Als je het boekje dat je zo gemaakt hebt stevig vasthoudt in je linkerhand en je laat de tekeningen snel één na één onder je rechterduim te voorschijn komen als in een kaartspel, dan zie je
16
17
de beweging in je reeks tekeningen ontstaan. Probeer eerst met eenvoudige tekeningen, zoals een cirkel die steeds groter wordt of een gezicht dat grimassen trekt.
Het maken van een lange animatiefilm Om één seconde animatiefilm te maken zijn gemiddeld 10 tot 12 filmbeelden nodig. Een lange animatiefilm duurt meestal zo’n 75 minuten, dus dat betekent ruim 50.000 beelden! Die moeten allemaal één voor één getekend en ingekleurd worden. Vandaar dat het maken van een animatiefilm lang duurt en ook heel duur is: een team van tientallen specialisten werkt er vaak jaren aan.
Bovenstaande informatie komt van het Vlaams Instituut voor Animatiefilm Voor meer informatie ivm animatiefilm kan je terecht op www.vivafilm.be.
(Illustraties: Anke Vielfont)
Ook een thaumatroop is leuk om zelf te maken: snij met een schaar een rond schijfje met een diameter van ongeveer 7 cm uit stevig karton. Op de ene zijde van het schijfje maak je een tekening, bv. een vis. Op de andere kant van het karton teken je de viskom, maar wel ondersteboven! Nu maak je twee gaatjes in de rand van het schijfje. Daar maak je twee elastiekjes aan vast. Je doet het kartonnen schijfje snel om zijn as draaien en … het lijkt alsof de vis in de viskom zit! Wat je ziet is een zogenaamde optische illusie: het lijkt alsof er beweging of een versmelting is, maar in werkelijkheid is dat niet zo: de tekeningen blijven gewoon zoals ze waren.
Animatiefilm is een uitstekend expressiemiddel. Iedereen gaat met plezier aan de slag om z’n eigen fantasie tot leven te wekken. Originaliteit en inventiviteit zijn altijd belangrijker dan technische bravoure.
Actieve oefeningen op (animatie-)filmtechniek EÉN - TWEE - DRIE - LOTTE! *materiaal: • videocamera • statief • verbindingskabel camera – televisie • televisie • ruimte waar de kinderen kunnen lopen (bv. gang, turnzaal …) *omschrijving Dit spel is een variatie op het klassieke, 1-2-3-piano-spel.
18
19
STAP 1: Teken een krijtlijn op enkele meters afstand van de muur. De kinderen gaan achter de lijn staan. Eén kind gaat aan de overkant staan, met zijn gezicht naar de muur. De kinderen bewegen in de richting van de muur terwijl het kind aan de muur één-twee-drie en dan een personage uit de film (Lotte, Susumu, Bruno…) roept. Daarna draait hij zich snel om. De bewegende kinderen bevriezen in een houding waarbij ze het vernoemde personage uitbeelden. Wie dan nog beweegt, moet terug naar de beginplaats. Het spel gaat verder. Wie als eerste de muur kan aantikken, mag de plaats van de ‘roepende’ leerling innemen.
STAP 3: Zelfde oefening en opstelling als in STAP 2. Alle kinderen spelen het spel, één leerling staat aan de muur en een tweede leerling bedient de camera. Deze leerling maakt, telkens wanneer de kinderen ‘bevroren’ zijn, kort een opname met de camera. Laat hem luidop meetellen: START (op record duwen) één-twee-drie STOP (opname beëindigen). Zo kunnen de andere kinderen meevolgen en weet de leerling aan de muur wanneer hij weer mag beginnen roepen. Tijdens de opname mogen de kinderen niet bewegen. Wanneer je de beelden nadien bekijkt, lijkt het alsof de kinderen vooruit ‘springen’. Dit is een eerste kennismaking met beeld-voorbeeld of stop motion-(animatie-)filmtechniek.
STAP 2: Het spel verloopt in principe hetzelfde, alleen stel je nu de tv en camera op bij de leerling aan de muur. Sluit de camera aan op de televisie. Stel de camera en de tv zodanig op dat alle kinderen zichzelf in beeld kunnen zien. (Nog leuker is het natuurlijk wanneer je de camera kan aansluiten op een beamer met groot scherm.) De leerling aan de muur staat ook zo dat hij de televisie kan zien (maar er niet voor staat) en nog steeds met zijn rug naar de anderen toe gekeerd is. Hij sluit zijn ogen en roept “één-twee-drie + personage” en opent dan zijn ogen. Hij kijkt ditmaal op het scherm (in plaats van zich om te draaien) of hij de andere kinderen nog ziet bewegen. Wie beweegt, moet terug naar af. De bewegende kinderen moeten er ook voor zorgen dat ze binnen het beeldkader blijven (controleer dit zelf). Ze mogen wel ‘onzichtbaar’ zijn door achter andere kinderen te staan. Wie buiten beeld staat, moet ook terug naar af. In deze oefening leren de bewegende kinderen rekening houden met de grenzen van het beeldkader en ervaren ze het perspectief van de camera (als ik achter een andere leerling sta, ben ik niet in beeld; hoe dichter ik bij de camera kom, hoe groter ik word …) De leerling aan de muur moet het beeld op de tv nauwkeurig waarnemen én de afstand van de kinderen tot aan de muur inschatten op basis van wat hij op de tv ziet.
20
Aanbevelingen: Zorg ervoor dat de beginplaats duidelijk afgebakend is. Neem het beeld van de camera zo ruim mogelijk (helemaal uitzoomen en zo ver mogelijk van de beginplaats) zodat de kinderen veel ruimte hebben om zich te bewegen zonder buiten beeld te staan.
21
Zet het geluid van de televisie uit. Maak vooraf goede afspraken in verband met het gebruik van de camera (koppel dit eventueel aan een waarneming). Belangrijke afspraken zijn: • niet aan de lens komen; • het schermpje niet open- en dicht klappen; • niet aan het schermpje draaien; • om een opname te starten moet je op het rode knopje duwen, om te stoppen moet je nogmaals op het rode knopje duwen; • niet op de andere knopjes duwen. Deze activiteit moet goed opgebouwd worden. Je spreidt de verschillende fases best over verschillende dagen. Zorg ervoor dat de kinderen vooraf al eens geëxperimenteerd hebben met het ‘op tv komen’. Geef ze, wanneer de opstelling voor Stap 2 klaar staat, eerst vijf minuten de tijd om ‘rond te springen’ voor de camera en zichzelf te bewonderen op tv. Hierdoor zullen ze tijdens het spel zelf aandachtiger meedoen.
beschrijving: Een animatiefilmpje maken vraagt veel concentratie van de kinderen. Door de dobbelstenen te gebruiken, wordt het allemaal wat speelser. Stel je materiaal vooraf op. Plaats de camera op een statief. Sluit de camera aan op de tv. (Je kan ook met een digitaal fototoestel werken. Het voordeel met camera en tv is dat er meerdere kinderen tegelijk het beeld op de tv kunnen bekijken, bij een fototoestel kan alleen de leerling die de foto neemt op het schermpje van het fototoestel kijken.) Zet de tafel tegen de muur of een andere effen achtergrond. Zet de camera op gelijke hoogte met de tafelrand. Laat de kinderen zelf de camera/fototoestel bedienen (afspraken: zie oefening één-twee-drie Lotte). Het eerste beeld is het lege kader. Wanneer je met een camera werkt, neem je telkens 2 à 3 seconden beeld op. Met het fototoestel maak je gewoon één opname. Vervolgens zoek je met de kinderen vanaf waar de voorwerpen in beeld zijn door ze in en uit beeld te duwen. Leg de voorwerpen zo dat ze nét niet in beeld zijn.
STOP MOTION ANIMATIE MET DOBBELSTENEN materiaal: • videocamera • statief • verbindingskabel camera – televisie • televisie • OF digitaal fototoestel, PC en verbindingskabel • kleurendobbelsteen • stippendobbelsteen • doosje om in te werpen • voorwerpen in de kleuren van de dobbelsteen (of met een gekleurd stickertje) die kunnen dienen om gekke uitvindingen mee te maken (bv. krijtjes, plastic bekers, een vergiet, stiften, ijsdoos …) • tafel
22
Er is telkens één leerling die de dobbelstenen mag werpen en de voorwerpen mag verschuiven (wanneer je met drie werkt kan dit eventueel ook nog een andere leerling zijn) en één leerling die de opname maakt. Wissel om de twee of drie opnames. De leerling werpt met de dobbelstenen, bv. blauw en drie. Hij mag dan het blauwe voorwerp drie kleine stapjes vooruit bewegen (van de ene kant van het beeld naar de andere kant). De andere voorwerpen blijven op hun plaats liggen. Maak een opname. De volgende leerling werpt bv. rood en twee. Hij mag het rode voorwerp twee stapjes vooruit schuiven. Maak een opname. De andere voorwerpen blijven op hun plaats liggen.
23
Ga zo door tot alle voorwerpen het hele beeld doorkruist hebben en uit het beeldkader verdwenen zijn. Wanneer je de kleur werpt van een voorwerp dat al buiten beeld is, mag je de kleurendobbelsteen nog eens gooien.
Benadruk het feit dat ze alleen maar het voorwerp van de gegooide kleur mogen verplaatsen en dat de andere voorwerpen op precies dezelfde plaats moeten blijven liggen.
Als laatste sluit je weer af met een beeld/foto van het lege kader.
Wanneer je met voorwerpen werkt die kunnen rollen (bv. knikkers) is het aangeraden een handdoek op de tafel te leggen zodat ze niet kunnen wegrollen.
Spoel terug en speel de beelden na elkaar af. Je hebt zelf een klein animatiefilmpje gemaakt! (Indien je met een digitaal fototoestel werkt: laad de foto’s in op de pc en laat ze in juiste volgorde afspelen in een diavoorstelling.)
Zet het doosje om de dobbelstenen in te werpen op een andere tafel. Werk met een klein groepje. Twee à drie kinderen is ideaal. Maak duidelijk aan de kinderen dat het nodig is om rustig te werken. Zorg ervoor dat je een ‘clean’ kader hebt: een effen achtergrond, een effen tafel (eventueel hang je er een doek voor of leg je er een kleedje over). Geen afleidenden details in beeld. Zorg ervoor dat je beeld recht is, de camera moet in principe waterpas staan. Zet het geluid van de televisie uit. Hoe kleiner de verschuiving, hoe vloeiender de beweging. Wanneer je kinderen het moeilijk hebben hun voorwerp telkens ongeveer eenzelfde afstand te verschuiven, kan je eventueel een dambordpatroon (vb. keukenhanddoek) als ondergrond gebruiken. Ze kunnen het voorwerp dan 1, 2, 3… vakjes vooruit bewegen.
Aanbevelingen: Het is belangrijk dat het kader steeds exact hetzelfde is. Maak duidelijk aan de kinderen dat ze niet tegen het statief mogen botsen. Kleef plakkertjes op de grond waar de poten van het statief staan zodat je het na een eventuele botsing kan terugplaatsen. Hoe zwaarder het statief, hoe beter. Wanneer je eventueel inzoomt om een beter of mooier kader te bekomen, is het aangeraden een plakkertje over de zoomknop te kleven zodat de kinderen er niet per ongeluk aan komen.
24
Je kan het aantal voorwerpen beperken door het aantal kleuren op de dobbelsteen te beperken. Bv. enkel rood en blauw.
25
De regisseurs over animatiefilm… De film hanteert een heel persoonlijk ‘handschrift’. Hoeveel digitale techniek gaat daarachter schuil? Ernits: “We gebruikten alle beschikbare duplicatietechnieken. Toch ziet de film er artisanaal uit. Alle decors, kamers en interieurs werden in 3D ontworpen, maar elke tekening werd minutieus met de hand bewerkt. Het is heel eenvoudig interieurs kant en klaar te ontwerpen, opnames te maken met de computer en nadien nog wat licht en schaduw toe te voegen. Maar we hebben alles manueel ontworpen en er arbeidsintensief details aan toegevoegd. Geen enkele achtergrond is puur computerwerk.”
dat hadden, zouden we toch alles weer een beetje anders dan de anderen doen.” Ernits: “Je moet vooral een goed verhaal te vertellen hebben. Veel commerciële films vertellen steeds weer dezelfde gekende verhaaltjes.” Põldma: “Bij 3D-animatie is alles duidelijk en perfect. Handgemaakte films hebben nog kleine menselijke foutjes en zo hoort het ook. Anders zouden ze even steriel zijn als de 3D-films die visueel én inhoudelijk allemaal heel weinig van elkaar verschillen.” (interview: Holger Twele – uit Generiek, juni 2007)
Heeft deze techniek nog een toekomst? Of zullen binnenkort uitsluitend CGI-films (computer generated image = waarbij alle beelden door de computer gemaakt of bewerkt worden) de markt beheersen? Põldma: “Amerikaanse 3D-films zitten enorm in de lift; zelfs Disney heeft afscheid genomen van 2D-animatie en werkt tegenwoordig enkel nog in 3D. Wij hebben in Estland noch het vakmanschap, noch de faciliteiten om alles digitaal te maken. En zelfs als we
26
27
Tips voor naverwerking Bewegingstussendoortje Indien je over de dvd van LOTTE IN UITVINDERSDORP beschikt, is het liedje van de judoles een uitgelezen nummer om mee te bewegen en te dansen als actief tussendoortje. Uitvindingen knutselen met kosteloos materiaal Word zelf uitvinder! Met allerhande kosteloos materiaal (doosjes, wc-rolletjes, watjes, verpakkingen…) kan je net zo’n knotsgekke machines maken als de inwoners van Uitvindersdorp! Je kan je zelfgemaakte uitvindingen laten bewegen in een filmpje door de stop motion-techniek toe te passen! Taalspelletje: Bedenk gekke namen, onmogelijke samenstellingen… voor de zelfgemaakte uitvindingen. Bv. een wortelstrijkmachine, een wattenstaafjessnijder … Wereldoriëntatie De film biedt verschillende onderwerpen waarrond een WO-les kan worden uitgewerkt: een project rond Japan, een les rond belangrijke uitvindingen en uitvinders van de 21ste eeuw … Judo Misschien kan er in de turnles wel een initiatie judo gegeven worden. Nodig een judoka uit voor een interview in de klas, ga eens op bezoek bij een judoclub. Zijn er kinderen op school die judo volgen? Misschien kunnen zij hierrond een spreekbeurt voorbereiden of gewoon eens komen vertellen? Puzzel/kleurplaat Kopieer de puzzel in bijlage voor de leerlingen. Laat hen de stukjes knippen en weer in elkaar puzzelen. Als je de stukjes opkleeft, kan je nadien de tekening inkleuren. Zwart-wit/kleur memory met kaartjes van de personages Kopieer de kaartjes van de personages uit bijlage in zwart-wit en verstevig ze op dezelfde manier als de originele kaartjes. Voeg de kaartjes samen. Hiermee kunnen de kinderen memory spelen: ze zoeken een paar dat bestaat uit twee kaartjes van hetzelfde personage, één in kleur en het andere in het zwart-wit.
28
29
Bijlagen
Bijlage 1: Kleurplaat/puzzel Bijlage 2: Stellingen dobbelstenen Bijlage 3: Personages raden Bijlage 4: Reconstructieopdracht
30
31
32 34 36 38
Vind je Alberts vader een leuke
Vind je Bruno’s moeder een leuke
vader? Waarom (niet)?
moeder? Waarom (niet)
Vind je Lottes papa een leuke
Vind je de liedjes in de film leuk?
vader? Waarom (niet)?
Waarom (niet)?
Zou je in Uitvindersdorp willen
Zou je een vriend zoals Albert
wonen? Waarom (niet)?
willen? Waarom (niet)?
Zou je een vriend zoals Bruno
Zou je een vriendin zoals Lotte
willen? Waarom (niet)?
willen? Waarom (niet)?
Is er iets in de film dat je
Is de film grappig? Herinner je je
droevig vindt? Wat?
nog een grappig stukje?
Is de film spannend?
Vind je dit een mooie film?
Waarom (niet)?
Waarom (niet)? 34
35
36
37
38
39
40
41
42
43