2
Onderwijs
2.1
Inleiding
In dit verslag zijn een aantal statistische en kwalitatieve gegevens over de opleidingen opgenomen. Hiervoor is een selectie gemaakt uit de gegevens van het Statistisch Jaarboek Studenten TUE 1993. De voor de minister relevante gegevens/kengetallen zullen bovendien opgenomen worden in het Onderwijs Verslag TUE 1993. Voor uitvoeriger cijfermateriaal wordt dan ook verwezen naar genoemde edities. Waar relevant wordt ingegaan op de ontwikkelingen die zich hebben voorgedaan in het verslagjaar, waarbij tevens aandacht wordt geschonken aan die zaken die gezien kunnen worden als een vertaling van de verschillende afspraken die er over het onderwijs zijn gemaakt (Hoofdlijnenakkoord met de minister, de convenant Technisch-Wetenschappelijke Opleidingen en de kernpunten Onderwijs Ontwikkelingsplan TUE 1993-1996). 2.I
De sector Informatica
2.I.2
Eerste fase onderwijs
Initiële opleiding tot informatica-ingenieur. Binnen de sector Informatica worden de volgende opleidingen aangeboden: - de gewone 4-jarige opleiding tot informatica-ingenieur; - een 3-jarige opleiding tot informatica-ingenieur voor afgestudeerden van een HTO-opleiding Technische Computertechniek; - een 2-jarige opleiding tot informatica-ingenieur voor afgestudeerden van een HIO-opleiding. Het huidige curriculum voor de informatica-opleiding stamt uit 1989. In 1993 is het gehele curriculum door de eerste generatie doorlopen. Op grond van de aanbevelingen van de commissie BEGIN die de invoering van het basisdeel van dit curriculum (de eerste 7 trimesters) heeft begeleid, is een herstructurering van het curriculum uitgewerkt. Het herziene curriculum zal zo spoedig mogelijk ingevoerd worden. Het grote belang dat de maatschappij heeft bij hooggekwalificeerde informatica-ingenieurs rechtvaardigt ten volle de extra inspanningen die de faculteit zich getroost om voornoemde 2- en 3-jarige opleidingen in stand te houden. Sinds het studiejaar 1990-1991 bestaat voor studenten de mogelijkheid om een gecombineerde propedeuse Wiskunde en Informatica te volgen. In de statistische gegevens worden deze studenten als informaticastudenten beschouwd. Service-onderwijs Naast de opleiding tot informatica-ingenieur wordt service-onderwijs in de informatica gegeven voor de andere opleidingen van de TUE. De faculteit beschouwt dit als een uiterst belangrijk onderdeel van haar taak. De omvang van het service-onderwijs bedraagt thans ongeveer 4 fte. Er zijn verschillende soorten in dit onderwijs te onderscheiden: - inleidend programmeeronderwijs (voor alle faculteiten behalve N) - een substantiële bijdrage aan verplichte vakken en keuze vakken in een studierichting (IT, Wsk en BDK) - min of meer losse vakken, gekozen door enkele studenten uit andere studierichtingen. Sommige opleidingen neigen ertoe om hun eigen inleidend informatica-onderwijs te (gaan) verzorgen. De faculteit vindt dit geen goede zaak. Op het gebied van informatica-onderwijs in de latere fase van de studie meent de faculteit de andere studierichtingen meer te kunnen bieden dan nu wordt gevraagd. De toenemende informatisering van de maatschappij vraagt immers een steeds meer geavanceerde informaticakennis van de afgestudeerden van alle opleidingen. De faculteit staat open voor overleg hierover. In dit overleg heeft de faculteit een open oog voor de wensen van de andere opleidingen. Voor het met succes volgen van keuze
Lotgevallen W&I 1993 – p. 5
vakken bij Informatica is het echter onontbeerlijk dat de basiskennis door de faculteit Wiskunde en Informatica wordt aangebracht. Instroom en doorstroom studierichting Technische Informatica In figuur 1 zijn de aantallen eerstejaars studenten informatica over de afgelopen 11 jaar weergegeven. Uit het overzicht blijkt dat de instroom sinds 1987 afneemt en in 1993 met een instroom van 90 ongeveer tot de helft van de instroom in het "topjaar" 1987 is gedaald. De TUE als totaal kende tot nu toe in 1990 de grootste instroom. De daling van het aantal eerstejaars informatica-studenten kan toegeschreven worden enerzijds aan de afname van de eerstejaars populatie, anderzijds aan een afnemende belangstelling voor exacte studies bij aankomende studenten. De instroom in 1993 was vrijwel gelijk aan de instroom in 1992 maar de vooraanmeldingscijfers voor 1994 duiden op een verdere afname van het aantal eerstejaars. Het percentage vrouwelijke eerstejaars fluctueert tussen 4.1 in 1987 en 14.7 in 1988. Gemiddeld over 11 jaar bedraagt dit percentage 8. In de jaren 1990, 1991, 1992 en 1993 zijn respectievelijk 4, 12, 14 en 10 studenten gestart met het gecombineerde propedeuse-programma. In § 2.W.2.1 is aangegeven welke resultaten deze studenten behaald hebben. Figuur 1
In figuur 2 is de frequentieverdeling van het gemiddelde VWO-eindexamencijfer van de eerstejaars studenten informatica met een VWO-opleiding weergegeven. Uit het overzicht blijkt dat de informatica-opleiding studenten trekt met een hoger gemiddeld eindexamencijfer dan de gemiddelde TUE eerstejaars student. Voor wiskunde geldt dit nog in sterkere mate. Toch heeft ruim 38% van de eerstejaars een gemiddeld eindexamencijfer onder de 7. Voor de exacte vakken die alle eerstejaars met VWO gevolgd hebben is de situatie als volgt: voor natuurkunde heeft 31% minder dan een 7, voor wiskunde B heeft 32% minder dan een 7. Van de 48 eerstejaars die scheikunde in hun pakket hadden heeft 19% minder dan een 7. Van de 10 eerstejaars die biologie in hun pakket hadden heeft 60% minder dan een 7.
Lotgevallen W&I 1993 – p. 6
De waarschuwing van de Technische Universiteiten aan aspirant-studenten voor de geringe slaagkans bij een cijfer lager dan een 7 voor de wiskunde en/of exacte vakken is blijkbaar ook dit jaar door een niet onaanzienlijk deel van de eerstejaars genegeerd. Op grond van dit verschijnsel heeft de Visitatie commissie Wiskunde en Informatica in 1990 geconcludeerd dat men moet verwachten dat het studierendement geen maatstaf is voor de kwaliteit van het onderwijs. De vrije studenteninstroom impliceert tevens dat het hanteren van streefrendementen voor het propedeutisch examen niet erg zinvol is. Figuur 2
In figuur 3 zijn de aantallen ingeschrevenen over de jaren 1983 tot en met 1993 weergegeven. Sinds 1982 is het aantal ingeschrevenen gegroeid tot en met 1988; sindsdien neemt dit aantal af. Figuur 3
Lotgevallen W&I 1993 – p. 7
Rendementen De P-rendementen In figuur 4 zijn de P-rendementen van de afgelopen 5 jaren weergegeven. De generatie 1988 was de laatste generatie in het oude studieprogramma. Dit studieprogramma werd herzien mede vanwege het lage P-rendement na 1 jaar. De extra begeleiding die deze bezemklas heeft ontvangen heeft mogelijk een positief effect gehad op de studieresultaten. Het P-rendement na 1 jaar van de generatie 1989 (het nieuwe curriculum) is iets lager dan dat van de generatie 1988. De generaties 1990 en 1991 hebben een zeer bevredigend P-rendement na 1 jaar (oplopend van ca. 30% tot 40%) behaald. Het P-rendement na 1,5 jaar wijkt de laatste jaren nauwelijks af van het P-rendement na 1 jaar. Dit komt omdat de studenten worden aangemoedigd zoveel mogelijk herkansingen te benutten in de zomer. Bij vakken die overblijven zijn vooral vakken uit het lentetrimester die dán getentamineerd worden. Het P-rendement na 2 (of meer) jaren fluctueert rond de 60%. Figuur 4
PP-rendementen In figuur 5 zijn de PP-rendementen vanaf 1985 weergegeven. Uit de figuur blijkt dat slechts een gering percentage van de studenten erin slaagt de D-fase in de nominale tijd te doorlopen. Toch is er vanaf de generatie 1986 tot en met de generatie 1990 een stijging van het percentage "nominaal" studerenden (van 5% tot 15%). Het merendeel van de studenten heeft 4 jaren nodig om de PP-fase te doorlopen en een niet onaanzienlijk deel zelfs 5 jaren of meer. Redenen hiervoor zijn dat sommige trimesters overvol zijn (b.v. trimester 3.2) en dat het afstudeerwerk veelal langer duurt dan de nominale 6 maanden. Op advies van de toenmalige SI wordt de bovenbouw thans gestroomlijnd. Vanaf het eerste cohort (generatie 1983 volgens de gehanteerde definitie) is het PP-rendement na 5 jaren of meer nooit lager dan 80% geweest.
Lotgevallen W&I 1993 – p. 8
Figuur 5
Afgelegde examens In de periode 01-09-1992 - 31-08-1993 hebben 70 studenten (68 mannen en 2 vrouwen) hun propedeutisch examen en 95 studenten (87 mannen en 8 vrouwen) hun post propedeutisch examen behaald. Ten opzichte van 1991 steeg het aantal behaalde propedeutische examens van 65 tot 70. Het aantal behaalde postpropedeutische examens steeg van 72 tot 95. Kwaliteitsbewaking Bij de kwaliteitsbewaking van het onderwijs speelt de Opleidingscommissie (voorheen Studierichtingscommissie) een belangrijke rol. In het verslagjaar heeft de Opleidingscommissie Informatica (OCI) het curriculum geëvalueerd volgens een nieuwe opzet. Het rapport geeft inzicht in het selecterende, oriënterende en verwijzende aspect van de propaedeuse en de onderwijskwaliteit en de studeerbaarheid in het basisdeel. Middels dit instrument kunnen belemmeringen in de studievoortgang van de studenten opgespoord en verminderd worden. Zoals reeds is aangegeven is op advies van de SI een aanpassing van het curriculum opgezet zodat er in de onderbouw niet meer dan 5 vakken per trimester gegeven worden en de bovenbouw beter gestroomlijnd is. Naar verwachting zal dit curriculum met ingang van het studiejaar 1995-1996 ingevoerd worden. De in het studiejaar 1992-1993 opgezette intensievere begeleiding van de eerstejaars studenten stemt tot tevredenheid en is gecontinueerd. De vermindering van de begeleiding vanaf het derde jaar heeft geen negatieve effecten teweeg gebracht en is eveneens voortgezet.
Lotgevallen W&I 1993 – p. 9
2.I.3
Het tweede fase onderwijs sector Informatica
Promoties In 1993 vonden 8 promoties plaats, 6 mannen en 2 vrouwen, waarvan 4 gefinancierd op de eerste, 3 op de tweede en 1 op de derde geldstroom (1 eerste geldstroom promotie werd medegefinancierd door de derde geldstroom). 6 promoties werden intern voorbereid, 2 extern. Het aantal promoties is in vergelijking met 1992 gestegen. Aan het eind van het verslagjaar waren 27 aio/oio plaatsen binnen de sector Informatica bezet, waarvan 18 aio-plaatsen uit de 1e geldstroom (inclusief facultaire marge, de centrale beleidsruimte en 3 aio-plaatsen uit het SOBU) en 9 oio-plaatsen uit de 2e en 3e geldstroom. De faculteit wil het aantal aio/oio's handhaven op 24 à 30, zodat uit deze pool 6 à 7 promoties per jaar tot stand komen. Ontwerpersopleiding Technische Informatica De ontwerpersopleiding Technische Informatica leidt in twee jaar op tot ontwerper van gegevensverwerkende systemen voor technische toepassingen. Uitgangspunt hierbij is het streven naar enerzijds een goede theoretische fundering in de vorm van specificatie- en ontwerpmethoden, en anderzijds praktische oefening door werken aan een groot project. In het verslagjaar is de ontwerpersopleiding als eerste ontwerpersopleiding in Nederland gecertificeerd door de CCTO. Alle gediplomeerden kunnen zich nu erkend ontwerper noemen en zij worden opgenomen in het door het KIvI beheerde register voor technologische ontwerpers. Gestreefd wordt naar een instroom in deze opleiding van 30 cursisten per jaar. Het aantrekken van goede cursisten blijkt geen probleem te zijn. Het aantal twaio's in dienst bedroeg op 31 december 1993 50. De instroom bedroeg 32 twaio's, 15 twaio's hebben hun diploma behaald. Er is een uitstekende samenwerking met het bedrijfsleven, waarbij ook cursussen vanuit het bedrijfsleven worden verzorgd. 2.I.4
PAO-cursussen
In 1993 werden de volgende PAO-cursussen verzorgd: - Koppelen van database systemen; - Object-oriented methods; - Specificeren en simuleren van systemen. Een bijdrage werd geleverd aan de PAO-cursus: - Engineering data management.
Lotgevallen W&I 1993 – p. 10
2.W
De sector Wiskunde
De sector wiskunde verzorgt veel onderwijs. Ten eerste het eigen eerste fase onderwijs, maar daarnaast zijn er omvangrijke andere taken; het serviceonderwijs voor andere studierichtingen, tweede fase onderwijs en enig contractonderwijs. Binnen het tweede fase onderwijs wordt onderscheiden de ontwerpersopleidingen Wiskunde voor de Industrie en de bijdrage aan Logistieke besturingssystemen. Daarnaast is er de lerarenopleiding. Tenslotte worden promovendi begeleid. 2.W.2 Eerste fase onderwijs Gecombineerde propedeuses In het studiejaar 1990-1991 is de mogelijkheid geschapen voor studenten om in een jaar zowel hun propedeuse wiskunde als hun propedeuse Informatica te behalen middels een aangepast programma. Van deze mogelijkheid maakten het eerste jaar 4, het tweede jaar 13 studenten gebruik; in het studiejaar 19921993 startten 14 studenten met dit programma. Van hen besloten 5 studenten tijdens het jaar over te stappen naar Informatica, 4 studenten gingen alleen verder met Wiskunde. Voor 93-94 hebben 10 studenten zich aangemeld voor de gecombineerde Wiskunde/Informatica variant. Met ingang van 1992-1993 is de tweede gecombineerde propedeuse gestart: wiskunde-natuurkunde. Dit zware programma trok ondanks het feit dat er vrijwel geen publiciteit aan gegeven was 13 studenten. Zij hadden vrijwel allemaal de vereiste (maar niet verplichte) hoge eindexamencijfers. Van deze studenten zijn er twee gestopt met zowel wiskunde als Natuurkunde; één student is tijdens het jaar overgestapt op het Natuurkundeprogramma. Van de overige 10 studenten hebben inmiddels 7 studenten het dubbele P behaald: 3 zullen dat in de loop van het jaar nog wel halen. In totaal 3 studenten hebben besloten na hun dubbele P verder te gaan met Wiskunde. Voor 1993-1994 hebben zich 10 studenten voor de dubbele P met Natuurkunde aangemeld. De verroostering van al deze combinaties leverde spanningen op. Voor de studenten die tevens de propedeuse natuurkunde doen is door de coördinator van dit programma een enkele instructie vervangen door aparte begeleidingsuren. Dit combinatie-programma is een uitwerking van de aanbeveling uit het visitatierapport over wiskunde waarin gesteld wordt dat het goed zou zijn wiskundestudenten meer in aanraking te laten komen met wetenschapsgebieden waar de wiskunde toegepast wordt. Instroom en doorstroom gegevens De cijfers over de instroom in de wiskunde propedeuse worden door de combinatieprogramma's enigszins vertroebeld. In de statistische gegevens komen bij de gegevens over wiskunde alleen de studenten terecht die de gewone (enkelvoudige) propedeuse gekozen hebben. De tabellen in het Statistisch jaarboek van de TUE zijn op die deelpopulatie gebaseerd. De instroom schommelt de laatste vijf jaar rond de 40 eerstejaars (zie figuur 6), maar dat behoeft de kanttekening dat door het opzetten van de combinatieprogramma's er feitelijk meer studenten deelnamen. Het percentage vrouwelijke studenten in de instroom was de laatste 4 jaren gestaag aan het dalen: in 1989 was dat 29%, 1990 - 23%, 1991 - 18%, tot 1992 15%. Het gaat om kleine aantallen, met als gevolg dat we dit jaar melding kunnen maken van een -op papier spectaculaire- stijging van het percentage vrouwelijke studenten naar 29%.
Lotgevallen W&I 1993 – p. 11
Figuur 6
figuur 7
Lotgevallen W&I 1993 – p. 12
Van de studenten die in 1991 met hun wiskundestudie begonnen, behaalde 44% het propedeutisch examen na 1 jaar. Dit is een uitschieter gebleken; in 1992 was het vergelijkbare cijfer 33% (zie figuur 7). Ten opzichte van het TUE-gemiddelde (25% in 1992) is het echter nog steeds aan de hoge kant. Het p-rendement van de wiskundeopleiding ligt na twee jaar praktisch gelijk met het TU-gemiddelde. Hieruit concluderen wij dat de afwezigheid van een mogelijkheid het p-diploma na anderhalf jaar te halen een stimulans betekent voor de studenten om het P in 1 jaar te doen. De faculteit is mede op basis van dit argument niet van plan verandering in het beleid t.a.v. P-examens te brengen. Het pp-rendement van de voorgaande 5 cohorten studenten is grafisch weergegeven in figuur 8. Het schommelt de laatst jaren rond de 90%, met als uitschieter de populatie 1987 met een rendement van 95%. De cijfers hebben voornamelijk betrekking op het oude doctoraal programma. De generatie 1989 is de eerste die in het nieuwe curriculum studeert. Voor meer cijfermatige gegevens wordt de geïnteresseerde lezer verwezen naar het Statistisch jaarboek van de TUE. Voor vele van de aldaar gepresenteerde getallen geldt het genoemde voorbehoud; de getallen zijn gebaseerd op de populatie die zich alleen voor wiskunde inschreef.
figuur 8
Service-onderwijs Naast onderwijs voor de wiskundestudenten levert de faculteit een bijdrage in de curricula van alle andere studierichtingen op de TUE. Zo verzorgt de sector wiskunde niet slechts voor de 186 "eigen" studenten onderwijs (zie figuur 9), maar voor rond de 3000 (zie figuur 10). Alle eerste jaars van de TUE ontvangen wiskunde-onderwijs. Daarnaast vrijwel alle tweede jaars en een aantal derde jaars.
Lotgevallen W&I 1993 – p. 13
figuur 9 De toenemende differentiatie van programma's, zoals aparte programma's voor de verkorte opleidingen, vraagt een op maat gesneden wiskunde service-onderwijs programma. Zowel de onderwijsinspanning die daarmee gemoeid is, als de organisatorische inspanning nemen de laatste jaren sterk toe. De bekostiging blijft daarbij zo'n 35% achter.
figuur 10
Lotgevallen W&I 1993 – p. 14
Organisatie van het onderwijs In de organisatorische sfeer is in het verslagjaar zeer veel werk verzet om de studiepunten naar de letter van de WHW te regelen. Voorts is het faculteitsbestuur gestart met het houden van een jaarlijkse ronde langs de verschillende faculteitsbesturen van de service-ontvangende faculteiten om enerzijds beter te kunnen inspelen op wensen en verwachtingen die aangaande het service-onderwijs leven, en anderzijds in een vroeg stadium van voorgenomen veranderingen in het curriculum op de hoogte te zijn. Naar aanleiding van de bespreking van het rapport van de commissie Wijnen is voor de Wiskundeopleiding besloten tot een evaluatie van de eerste twee studiejaren. 2.W.3 Tweede fase opleidingen Tweede fase lerarenopleiding De universitaire lerarenopleidingen hebben het vorig jaar een visitatie gehad. Op basis van het rapport van deze commissie werd de aanbeveling gedaan het aantal opleidingen in te krimpen. Bij het eerste uitwerkingsvoorstel was er geen opleidingscapaciteit meer voorzien voor de faculteit Wsk/I aan de TUE. Slechts aan algemene universiteiten zou een eerstegraads lerarenopleiding blijven. Tegen deze ontwikkeling is protest aangetekend. De faculteit signaleert dat er een groot tekort aan eerstegraads leraren wiskunde aan het ontstaan is: binnen 10 jaar zal ongeveer een kwart van de eerstegraadsleraren afvloeien. Om het niveau van de voor technische studies noodzakelijke voorbereidend onderwijs te handhaven, is een nieuwe aanwas onontbeerlijk. Het aantal studenten dat voor de eerstegraads lerarenopleiding wiskunde kiest (aan de TUE zowel als landelijk) is zorgelijk klein: aan de faculteit rondden in het verslagjaar 3 mensen de opleiding met succes af. Op 1 januari 1993 stonden slechts 2 cursisten voor deze opleiding aan de TUE ingeschreven. Ontwerpersopleiding Wiskunde voor de Industrie De opleiding is gericht op het leveren van een wiskundige bijdrage aan het ontwerpen van industriële produkten en/of bedrijfsprocessen. Aandacht wordt besteed aan een verscheidenheid van wiskundige technieken, aan het ontwikkelen, gebruiken en analyseren van mathematische modellen, aan de aansluiting met natuurwetenschappen, techniek en bedrijfswetenschappen en aan werken in interdisciplinaire teams. Iedere cursist doet tevens buitenlandse ervaring op. De opleiding is opgezet en wordt verzorgd door de Faculteit Wiskunde en Informatica in samenwerking met in principe alle andere faculteiten. De opleiding is er één van een groep soortgelijke opleidingen in West-Europa, waarbinnen onder de auspiciën van het European Consortium for Mathematics in Industry (ECMI) uitwisseling en verdere samenwerking plaats vindt. Afgelopen jaar werd de opleiding door de CCTO gecertificeerd, waarmee binnen Nederland officiële erkenning verkregen werd. Mede op basis van de aanbevelingen van het CCTO-beoordelingsrapport werd een begin gemaakt met het formuleren van drie hoofdvarianten, met ieder een accent op een bepaald toepassingsgebied; techniek, communicatie/informatietechnologie en bedrijfsvoering. Het aantal cursisten stabiliseerde rond de 20. Het aantal sollicitanten was het eerste deel van het jaar erg goed, in het tweede deel bleef dit achter bij de verwachtingen.
Lotgevallen W&I 1993 – p. 15
Promoties Voor elke promovendus wordt een begeleidingsplan opgesteld. Voor de meerderheid van de promovendi in de sector wiskunde geldt daarvoor dat deze tot stand komen binnen de kaders van de in oprichting zijnde onderzoekscholen. Daarnaast wordt van aio-netwerken geprofiteerd. In de sector wiskunde vonden in het verslagjaar 6 promoties plaats. 2.W.4 Cursussen in de derde geldstroom Ter vergroting van het potentiële aanbod zijn er in de afgelopen periode met behulp van COMETT-gelden 5 cursussen voor het bedrijfsleven ontwikkeld. Onder de noemer "Industriële Wiskunde met de pc" werden de volgende drie-daagse cursussen aangeboden; "Toegepaste statistiek en data-analyse", "Kwaliteitscontrole", "Voorraadbeheersing in de praktijk", "Optimaliseringsmethoden in de logistiek", "Digitale signaalbewerking: een wiskundige aanpak". Helaas bleek niet voor alle cursussen voldoende belangstelling, ondanks dat er van te voren een marktonderzoek uitgevoerd was. De oorzaak voor de geringe belangstelling wordt gezocht in de teruglopende economische bedrijvigheid in de regio. In het verslagjaar is daarnaast 1 cursus met open inschrijving aangeboden als post academisch onderwijs; "Environmental modelling", door dr. C.W. Coles. Deze cursus werd georganiseerd in ECMI-verband. De docent was afkomstig uit Glasgow. De organisatie van deze cursus werd verzorgd door het IWDE in samenwerking met PAO-N. 2.5
Bespreking van punten uit het Hoofdlijnenakkoord 1990-1993
De studievoortgang van zowel individuele studenten als cohorten studenten wordt bewaakt door enerzijds de coördinator voor de propedeuse, en anderzijds de coördinator van de doctoraalfase. Voor de gecombineerde propedeuses zijn aparte coördinatoren benoemd. Voor de signalering worden naast persoonlijke gesprekken, de gegevens van het studievoortgangsregistratiesysteem gebruikt. Verder wordt er in het eerste studiejaar regelmatig en in de hogere jaren incidenteel geenquêteerd over de studie. Tenslotte kent de faculteit een actieve studievereniging GEWIS. Via haar onderwijscommissaris vervult deze vereniging in samenwerking met de studentenraad een signalerende taak ten aanzien van het onderwijs. Deze "informele" kwaliteitsbewaking wordt positief gewaardeerd. Al sinds jaren geeft de studieadviescommissie van elke studierichting een studieadvies aan eerstejaars studenten. De commissie komt na elke tentamenperiode bij elkaar en geeft elke student een advies over de studievoortgang. Na het eerste jaar geeft de commissie een studieadvies (A,B,C of D advies). Een A of B advies impliceert dat de student geschikt is voor de studie en deze ook in een normaal tempo kan voltooien. Onder meer de vaste instructeurs van de informatica-instructies en begeleiders van het wiskundepraktikum hebben zitting in deze commissies. Zij kennen de studenten individueel, en brengen waar relevant de nodige nuancering op de tentamengegevens aan. 2.6
De Kernpunten van het Ontwikkelingsplan 1993-1996
De kernpunten uit het Ontwikkelingsplan TUE luiden als volgt: A. De propedeuse is eenjarig. B. Het eerste trimester is van onschatbare waarde. C. Duidelijkheid geeft studenten zekerheid. D. Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald, dus snelle verwijzing van studenten bij
Lotgevallen W&I 1993 – p. 16
gebleken ongeschiktheid voor een studie. E. Bij het net niet halen van een voldoende, moeten snel nieuwe tentamenmogelijkheden geboden worden om verdere vertraging te voorkomen. F. Meer overleg tussen studenten en studie-adviseurs voorkomt problemen. G. Inschakelen van docenten en ouderejaars studenten als mentoren en tutoren werkt stimulerend. H. Onnodige hindernissen in de studievoortgang moeten door de faculteiten opgeruimd worden. Met de meeste van deze punten kan de faculteit zich in grote lijnen verenigen. De aanbeveling snel nieuwe tentamenmogelijkheden te organiseren (E.) acht men niet nuttig. Een argument dat hierbij gebruikt werd was dat een hertentamen maken ten koste gaat van de aandacht van de student voor het op dat moment aangeboden onderwijs, waarmee een ketting van studievertraging gecreëerd kan worden. Doordat er relatief weinig studenten zijn in de eerste fase technische wiskunde, is er automatisch veel contact tussen docent en student. Het werken met "vaste" instructiegroepen in het eerste jaar technische informatica bevordert het contact tussen de instructeurs/P-coördinator en de studenten. Verder kende de sector wiskunde voor tweede jaars een mentorensysteem; groepjes studenten worden begeleid door een docent. In het verslagjaar zijn deze echter niet van de grond gekomen. Er zijn inmiddels initiatieven genomen om de draad opnieuw op te pakken.
Lotgevallen W&I 1993 – p. 17