Lokale en Regionale Besturen Vlaamse Regio
DE HERWAARDERING VAN DE WIJKINSPECTEUR
Standpunt ACOD-LRB – De Herwaardering van de Wijkinspecteur – R.U.B. 26.06.2009
Inhoudstafel: 1. Wettelijk kader. 1.1. Wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus (WGP). 1.2. Koninklijk Besluit van 17 september 2001 tot vaststelling van de organisatie- en werkingsnormen van de lokale politie teneinde een gelijkwaardige minimale dienstverlening aan de bevolking te verzekeren. 1.3. Ministeriële Omzendbrief PLP10 van 9 oktober 2001 inzake de organisatiewerkingsnormen van de lokale politie met het oog op het waarborgen van een minimale gelijkwaardige dienstverlening aan de bevolking. 1.4. Koninklijk Besluit van 20 december 2007 tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten met betrekking tot wijkagenten. 2. De functionaliteit wijkwerking in de literatuur. 2.1. Voorafgaande opmerking. 2.2. Onderzoeksgroep Sociale Veiligheidsanalyse van UG en VUB (2003). 2.3. Verslag van het Rekenhof m.b.t. het waarborgen van een minimale dienstverlening inzake basispolitiezorg (juni 2004). 2.4. Derde evaluatieverslag van de Commissie ter begeleiding van de politiehervorming op lokaal niveau. 2.5. Het jaarverslag 2006 van het Comité P. 2.6. Het jaarverslag 2008 van het Comité P. 3. Omschrijving van de functie wijkinspecteur. 4. Standpunt ACOD met betrekking tot de herwaardering van de wijkinspecteur. 4.1. Methodiek. 4.2. Wat is wijkwerking? 4.3. Nog een inhoudelijk woordje over de wijkinspecteur en community policing. 4.4. De wijkinspecteur aan het woord. 4.5. Het takenpakket van de wijkinspecteur. 4.5.1. De Kerntaken. 4.5.2. Bijkomende taken. 4.5.3. Te mijden taken.
Standpunt ACOD-LRB – De Herwaardering van de Wijkinspecteur – R.U.B. 26.06.2009 2
4.6. Kunnen deze taken uitgevoerd worden door jonge agenten waarom zitten ze er niet? 4.7. Hoe kunnen wij de wijkinspecteur herwaarderen? Met andere woorden, welk soort politie willen wij?
----------
Standpunt ACOD-LRB – De Herwaardering van de Wijkinspecteur – R.U.B. 26.06.2009 3
De herwaardering van de wijkinspecteur 1. Wettelijk kader 1.1
Wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus (WGP)
Artikel 142 WGP stelt dat de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit de organisatie en werkingsnormen van de politiediensten bepaalt teneinde een gelijkwaardige minimale dienstverlening aan de bevolking te verzekeren. 1.2
Koninklijk Besluit van 17 september 2001 tot vaststelling van de organisatie- en werkingsnormen van de lokale politie teneinde een gelijkwaardige minimale dienstverlening aan de bevolking te verzekeren.
De lokale politie dient ten gunste van de bevolking een minimale dienstverlening te verzekeren. Deze dienstverlening omvat in het bijzonder de volgende functies: - wijkwerking; - onthaal; - interventie; - politionele slachtofferbejegening; - lokale opsporing en lokaal onderzoek; - handhaving van de openbare orde. Artikel 2 van het KB van 17 september 2001 gaat in op de functie wijkwerking. Wat we dienen te verstaan onder wijkwerking wordt gedefinieerd als volgt: De functie wijkwerking bestaat in het aanbieden van een zichtbare, aanspreekbare en contacteerbare politiedienst, die in haar werking maximaal georiënteerd is op de behoeften en verwachtingen van haar omgeving. De functie wijkwerking dient georganiseerd te worden op basis van een geografische indeling van het grondgebied van de zone waarbij rekening wordt gehouden met de lokale omstandigheden en de bevolkingsdichtheid. Als minimale werkings- en organisatienorm legt het KB op om 1 wijkagent in te zetten per 4.000 inwoners. 1.3
Ministeriële Omzendbrief PLP10 van 9 oktober 2001 inzake de organisatie- en werkingsnormen van de lokale politie met het oog op het waarborgen van een minimale gelijkwaardige dienstverlening aan de bevolking.
In de omzendbrief PLP10 wordt benadrukt dat de functie wijkwerking de hoeksteen is van een naar de gemeenschap gerichte politie en als dusdanig een belangrijke plaats moet innemen in de basispolitiezorg. Hierbij moet de nieuwe politionele aanpak er op gericht zijn dat het werk van de wijkagent meer moet inhouden dan de eerder administratieve taken ‘oude stijl’. De omzendbrief bepaalt dat de wijkwerking onder meer moet bijdragen tot:
het verzamelen van alle nuttige inlichtingen over de bijzonderheden en problemen eigen aan een wijk;
Standpunt ACOD-LRB – De Herwaardering van de Wijkinspecteur – R.U.B. 26.06.2009 4
de verspreiding van algemene info naar de bevolking en naar lokale gemeenschappen toe; het doorgeven van lokale vragen en verwachtingen aan de overheid of andere diensten; het uitvoeren van preventieve controles om bij te dragen tot het bevorderen van het veiligheidsgevoel onder de bevolking door de zichtbaarheid van de politie in de wijk te verhogen en preventief toezicht uitoefenen dat beoogt een veiligheidsgevoel te creëren bij de bevolking door de zichtbaarheid van de politiemensen te verhogen. Dit zal inzonderheid bereikt worden door ervoor te zorgen de oorzaken van prikkelbaarheid en agressie bij de bevolking te verminderen of door situaties terug te dringen die van aard zijn dat ze het objectief risico voor de bevolking kunnen verhogen (oneigenlijk gebruik van het wegennet, belemmering van de oversteekplaatsen voor voetgangers of van voetpaden, aanleg van werven,…); het luisteren naar de klachten en grieven van de bevolking en indien mogelijk daadwerkelijke oplossingen aanbrengen; het opsporen en helpen oplossen van kleine ontluikende conflicten (bemiddelingsfunctie); het detecteren van bronnen van onveiligheid en de eventuele haarden van criminaliteit en het inlichten van de bevoegde diensten hieromtrent; het uitvoeren van beperkte politionele taken die een bijzondere kennis of een eerder persoonlijk contact met de bevolking vereisen (hercontactname met een slachtoffer, kantschriften, moraliteitsonderzoeken, onderzoek van woonplaats, verwittiging op het vlak van de technische staat van de voertuigen, hun inschrijving of de voorschriften betreffende de verplichte verzekering,…) het gevolg geven aan bepaalde oproepen die een beperkte, niet-indringende politionele interventie vereisen; daarenboven kan de wijkagent, naar aanleiding van een interventieoproep, opgeroepen worden om informatie te verschaffenen de aard van de oproep vooraf te evalueren; het besteden van bijzondere aandacht aan het gedrag en handelingen van bepaalde personen onder toezicht (voorwaardelijk in vrijheid gestelden, geesteszieken,…).
Verder stelt de omzendbrief:
Met het oog op een optimaal geïntegreerde werking binnen elke politiezone is het aangewezen dat er een performante informatiedoorstroming wordt gerealiseerd, onder meer tussen de functie wijkwerking en de functie lokale opsporing.
De wijkdienst moet niet permanent worden georganiseerd, maar moet wel toelaten dat de wijkagenten hun functie kunnen uitoefenen na de normale diensturen of tijdens weekends en/of feestdagen, afhankelijk van de periodes waarop het maatschappelijk leven in de betreffende wijk zich afspeelt.
Het is aangewezen dat bij de organisatie van deze functie rekening gehouden wordt met de inwerkingstelling van de politieposten binnen elke gemeente. De functie wijkwerking en de functie onthaal worden dus best op elkaar afgestemd.
1.4 Koninklijk Besluit van 20 december 2007 tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten met betrekking tot de wijkagenten.
Standpunt ACOD-LRB – De Herwaardering van de Wijkinspecteur – R.U.B. 26.06.2009 5
Het KB van 20 december 2007 voegde een artikel XI.III.6bis toe aan de RPPol. Grosso modo komt het er op neer dat het personeelslid dat aangewezen is voor een ambt van wijkagent per referentieperiode minstens 20 uren op zaterdagen, zondagen of feestdagen met dienst bevolen wordt, waarvan minstens 14 uren voor wijkwerking. Wanneer de door de overheid opgelegde dienstorganisatie de norm van 20 uren niet bereikt, dan worden de uren die te weinig werden gepresteerd toch in aanmerking genomen voor de berekening van de toelagen dienaangaande. Er kan van de norm worden afgeweken op vraag of met instemming van het personeelslid. 2. De functionaliteit wijkwerking in de litteratuur. 2.1 Voorafgaande opmerking De Begeleidingscommissie voor de hervorming van de lokale politie stelde in juni 2007 in haar derde evaluatieverslag dat met betrekking tot de basisfunctionaliteit ‘wijkwerking’ er vrij weinig onderzoek voorhanden is. Hieronder een overzicht van datgene wat we terugvonden. 2.2 Onderzoeksgroep Sociale Veiligheidsanalyse van UG en VUB (2003) Eind 2001 gaf de minister van Binnenlandse Zaken aan de onderzoeksgroep Sociale Veiligheidsanalyse van de Universiteit Gent en de Vrije Universiteit Brussel de opdracht tot een wetenschappelijk onderzoek resulterend in een advies aangaande de verdere wenselijkheid en haalbaarheid van functionele normen en, indien op deze vraag positief wordt geantwoord, het uittekenen van een kader waarbinnen dergelijke normen kunnen komen.1 Dit resulteerde in de publicatie van “Politie in de steigers: bouwen aan gemeenschapsgerichte politiefuncties in een lokale context”, die uitgegeven werd bij Politeia in 2003. Uit de studie blijkt dat de korpschefs zich scharen achter de evolutie naar wijkwerking als sleutel of spil van community oriented policing of gemeenschapsgerichte politiezorg. Drie opstakels staan de gewenste wijkwerking in de weg, nl. de administratieve overbelasting van de wijkagent, de inzet van de wijkagent voor andere functies en culturele aspecten zowel in hoofde van de wijkagent en zijn interne partners als in hoofde van zijn externe partners. De onderzoekers komen tot de conclusie dat de wijkagent geconfronteerd wordt met een verscheidenheid aan taken die niet alleen zijn mogelijkheden tot polyvalentie op de proef stellen, maar eveneens betekenen dat de minimale werkingsnorm unaniem als ruimschoots onvoldoende wordt ervaren. Hierdoor blijft in de praktijk, volgens de onderzoekers, wijkwerking als functie in geruime mate dode letter. Verder stellen zij: “ De daadwerkelijke evolutie van wijkwerking als ‘vuilnisbak’ naar wijkwerking als ‘hoeksteen van community oriented policing’ noodzaakt dan ook niet alleen tot een zekere culturele transformatie, maar evenzeer tot een bezinning over de betekenis van de functie wijkwerking, c.q. het duidelijk voeren van de discussie omtrent wat al dan niet tot het takenpakket van de wijkagent behoort. Hierbij hoort in eerste instantie te worden gewerkt aan een drastische ontlasting van een aantal bestuurlijke en vooral gerechtelijk administratieve taken, alsook – in mindere mate – van een aantal zonale en vooral federale taken die de wijkagenten verhinderen op kwalitatieve wijze tijd te besteden aan hun wijk.”2
1
Vandevoorde Natascha, Vaerewyck Wim, Enhus Els, Ponsaers Paul, Politie in de steigers: bouwen gemeenschapsgerichte politiefuncties in een lokale context, Brussel, Politeia, 2003, 9. 2 Vandevoorde Natascha, Vaerewyck Wim, Enhus Els, Ponsaers Paul, Politie in de steigers: bouwen gemeenschapsgerichte politiefuncties in een lokale context, Brussel, Politeia, 2003, 46.
Standpunt ACOD-LRB – De Herwaardering van de Wijkinspecteur – R.U.B. 26.06.2009 6
2.3
Verslag van het Rekenhof m.b.t. het waarborgen van een minimale dienstverlening inzake basispolitiezorg (juni 2004).
In het kader van zijn bevoegdheid om het goede gebruik van overheidsgelden door de federale diensten te controleren heeft het Rekenhof de coherentie en de opvolging van de normen voor de personeelsbezetting van de operationele korpsen van de politiezones en voor de minimale dienstverlening aan de bevolking onderzocht. Dit resulteerde in een verslag van het Rekenhof aan de Kamer van volksvertegenwoordigers.3 Het onderzoek door het Rekenhof van de federale normen heeft tot verschillende kritische vaststellingen aanleiding gegeven: de normen voor de minimale dienstverlening inzake basispolitiezorg slaan op de organisatie van diensten en niet op verwachte resultaten; de minimale dienstverlening inzake basispolitiezorg werd op identieke wijze gedefinieerd voor elk van de 196 politiezones, zonder rekening te houden met de kenmerken van elke zone; de minimale dienstverlening inzake basispolitiezorg heeft slechts een werkelijke impact in de kleine zones; de interzonale samenwerking kan leiden tot een inkrimping van het dienstaanbod aan de bevolking; de karakteristieken van bepaalde functies van de minimale dienstverlening inzake basispolitiezorg zijn niet voldoende nauwkeurig bepaald; bepaalde onontbeerlijke functies zijn niet verzekerd. Het Rekenhof kwam op basis van het personeelsbestand op 1 november 2003 tot de vaststelling dat het voor 39 politiezones theoretisch onmogelijk was een minimale dienstverlening inzake basispolitiezorg te organiseren , of zou die organisatie in ieder geval een lokaal politiebeleid bemoeilijken omdat die zones meer dan 5% personeel te kort hebben in vergelijking met de geraamde capaciteit. 2.4
Derde evaluatieverslag van de Commissie ter begeleiding van de politiehervorming op lokaal niveau (2007)
In haar evaluatieverslag van juni 2007 stelt de Commissie ter begeleiding van de politiehervorming (= commissie De Ruyver) dat de functionaliteit wijkwerking de politieorganisatie een specifiek middel geeft om in contact te treden met de burger, en via dit contact een vertrouwensrelatie op te bouwen. Deze vertrouwensrelatie is noodzakelijk indien men wil samenwerken aan de problemen waarmee de wijk wordt geconfronteerd.4 Er wordt ook gesteld dat het takenpakket omschreven in PLP 10 ook door andere lokale actoren kan ingevuld worden. Samenwerking met deze actoren is dan ook aangewezen.
3
Rekenhof, Het waarborgen van een minimale dienstverlening inzake basispolitiezorg, verslag aan de Kamer van Volksvertegenwoordigers, Brussel, juni 2004, 80p. Beschikbaar op www.rekenhof.be. 4 Commissie ter begeleiding van de politiehervorming op lokaal niveau, Derde evaluatieverslag,Brussel, Politeia,juni 2007, 11. Te raadplegen op www.infozone.be.
Standpunt ACOD-LRB – De Herwaardering van de Wijkinspecteur – R.U.B. 26.06.2009 7
Het rapport stelt dat de norm van één wijkagent per 4.000 inwoners wordt behaald. Het nationale gemiddelde bedraagt één wijkagent per 2.500 inwoners. Hierbij zijn er wel verschillen per regio aan te halen. We geven hieronder de cijfers zoals die in het evaluatieverslag zijn weer te vinden. Het gaat hierbij om gemiddelden.
ZVP 2003-04 ZVP 2005-08
Wallonië 1.898 1.851
Brussel 2.067 2.245
Vlaanderen 3.169 3.171
België 2.567 2.497
Wijkwerking wordt in de meeste zones georganiseerd rekening houdend met de filosofie van gemeenschapsgerichte politiezorg. Dit komt tot uiting in de meeste zonale veiligheidsplannen. Korpschef Catherine De Bolle (politie Ninove) stelde dat de vijf pijlers van de gemeenschapsgerichte politiezorg als volgt kunnen worden toegepast op de wijkwerking5: externe oriëntering: Het luisterende oor van de wijkagent. De wijkagent is in staat rekening te houden met de verwachtingen van de verschillende bevolkingsgroepen in zijn wijk met objectieve en subjectieve onveiligheid. Zijn dienstverlenende attitude is van belang en veronderstelt ook een repressieve aanpak. De wijkagent moet de mogelijkheid krijgen om nauwe relaties te onderhouden met de gemeenschap (maatschappelijke inbedding). De korpsleiding moet het kader creëren en de nodige middelen ter beschikking stellen om de wijkwerking af te stemmen op het levensritme van de wijk. Voldoende flexibiliteit van de dienst en van de wijkagent wordt verondersteld. Deze pijler draagt ertoe bij doelgerichte informatie te verzamelen op het juiste ogenblik. probleemoplossend werken: Pro-actief werken is eigen aan de wijkwerking. Door de actieve aanwezigheid op het terrein is het voor de wijkagent mogelijk om problemen in een vroeg stadium op te sporen en er een oplossing voor te zoeken. Ook hier is het noodzakelijk de wijkagent voldoende ademruimte te geven. Buurtvergaderingen, buurtbevragingen,enz. bieden de wijkagent de mogelijkheid om een beeld te hebben van de wijk. Zonder relevante gegevens is het voor de wijkagent onmogelijk om probleemoplossend te werken. De probleemoplossing situeert zich op het vlak van projecten waarbij de medewerking van partners en van de burger wordt gevraagd. Probleemoplossend werken wordt gefaciliteerd wanneer de organisatie beschikt over bruikbare en doelgerichte informatie (vb. AP diefstal in gebouwen: burgers melden verdachte gedragingen). Het is noodzakelijk alle geledingen in het korps te betrekken (infogaring), hetgeen de empowerment verhoogt. Bedrijfsmatig is het zo dat steeds wederkerende problemen een procesmatige aanpak vereisen. partnership en wijkwerking: De acties van de wijkagent inzake leefbaarheid en veiligheid binnen zijn wijk hebben maar zin indien de bevolking betrokken is. De gezamelijke aanpak is noodzakelijk evenals de stimulans tot zelfredzaamheid (van de burger). De behoeften op ‘maat’ veronderstellen een antwoord op maat. Zonder tussenkomst van de bevolking is er geen succes. Het is uiterst belangrijk dat de wijkagent het vertrouwen geniet van zijn omgeving. Hij is de schakel met de burger. Het is noodzakelijk ook de
5
De Bolle, Catherine, Hoe gaan we wijkwerking ontwikkelen als ‘politiedienstverlening’ met het oog op excellente politiezorg?, Brussel, Conferentie Community Policing: “The Belgian Police services as a center of excellence”, 6 en 7 juni 2007. Te raadplegen op www.infozone.be.
Standpunt ACOD-LRB – De Herwaardering van de Wijkinspecteur – R.U.B. 26.06.2009 8
andere politieambtenaren te overtuigen van het belang van deze gemeenschapsgerichte aanpak om enige kans op slagen te hebben. Het structureel probleemoplossend werken veronderstelt dat zowel de wijkagent als de korpsleiding hun verantwoordelijkheden kunnen opnemen binnen een (lokaal) integraal veiligheidsbeleid. Om efficiënt te kunnen werken is het noodzakelijk dat de politie kan rekenen op de steun van de andere maatschappelijke actoren en instanties. accountability en wijkwerking: Dit zowel in de buurt, in de eigen organisatie, ten overstaan van de bestuurlijke en gerechtelijke overheden. Hoe? Deelname aan wijkvergaderingen, buurtvergaderingen, enz. Informeren van het eigen korps en informeren van de bevolking behoort tot zijn takenpakket. empowerment en wijkwerking: Politiemensen moeten kritisch nadenken over de taken die ze uitoefenen en over de wijze waarop ze deze uitoefenen (doen we de goede dingen en doen we ze goed?) – gezond verstand, wettelijk kader, professioneel en politiecultuur (respect voor R en V van de burger). Intern en extern: overleg en inspraakmechanismen. Dialoog met externe op basis van gelijkwaardigheid. De wijkagent is de spilfiguur in zijn wijk. Met betrekking tot de strategie en cultuur van de functionaliteit wijkwerking wordt in het evaluatieverslag volgende pijnpunten aangehaald: De implementatie van de filosofie van gemeenschapsgerichte politiezorg blijft te abstract. Hierdoor blijkt veelal een door de medewerkers gedragen concept te ontbreken. De wijkagenten gaan er nog te veel van uit dat wijkwerking repressief optreden volledig uitsluit (soft on crime versus rechtlijnig politioneel optreden). Leidinggevenden zorgen voor verwarring wanneer zij systematisch wijkagenten inzetten voor andere opdrachten dan wijkwerking. Leidinggevenden zorgen voor verwarring wanneer zij wijkwerking exclusief zien als een ‘dagtaak’. Wijkagenten worden belast met administratieve en gerechtelijke opdrachten die te weinig de wijkwerking aanbelangen of ondersteunen. Vele maatschappelijke geledingen beseffen onvoldoende dat ook zij moeten bijdragen tot een veilige en leefbare omgeving. Hierdoor ervaart de wijkagent onvoldoende steun in zijn contacten met de bevolking van overheden, gemeentelijke diensten, hulpverleners en welzijnswerkers. Dit geeft aanleiding tot demotivatie. er bestaan quasi geen kwaliteitsnormen met betrekking tot de functionaliteit wijkwerking, waardoor evaluatie van deze functionaliteit niet eenvoudig is. Met betrekking tot de structuur worden in het evaluatieverslag volgende aantekeningen gebracht : De tendens tot centralisatie van de infrastructuur vormt een bedreiging voor de wijkwerking. Het samenbrengen van zoveel mogelijk diensten binnen één korps in zo weinig mogelijk gebouwen kan een gunstige invloed hebben op het vlak van het
Standpunt ACOD-LRB – De Herwaardering van de Wijkinspecteur – R.U.B. 26.06.2009 9
rationaliseren van middelen, de communicatie, de leiding en de teambuilding doch heeft een invloed op de uitbouw van de gewenste wijkstructuur met eigen onthaalpunten. De informatiedoorstroming binnen de diverse functionaliteiten is vaak onvoldoende uitgebouwd. De taakintegratie tussen de verschillende functionaliteiten binnen de lokale politie is nog onvoldoende gerealiseerd. Er is niet altijd sprake van intern partnerschap. Met betrekking tot de medewerkers van de functionaliteit wordt op volgende zaken de aandacht gevestigd: Het ontbreekt aan voldoende kandidaten voor de functionaliteit wijkwerking; Onvoldoende financiële valorisering van de functie van wijkagent. Ook de opleiding wijkwerking krijgt een aantal opmerkingen: Meer aandacht voor de praktische uitwerking van de pijlers van gemeenschapsgerichte politiezorg. Meer aandacht voor het aanleren van psychosociale vaardigheden. De vernieuwde functieopleiding wijkwerking moet duidelijker gericht zijn op het aanreiken van onmiddellijk bruikbare taakuitvoeringstools. Door de commissie De Ruyver werden volgende aanbevelingen geformuleerd: Er dient gewerkt te worden binnen een eenduidig begrippenkader. De term ‘gemeenschapsgerichte politiezorg’ verdient de voorkeur boven de term ‘community policing’. De Franstalige term ‘police de proximité’ dient vervangen te worden door ‘la police orientée vers la communauté’. aanbevelingen op het vlak van strategie en cultuur: 1. Voor een kwaliteitsvolle politionele wijkwerking is een gemeenschappelijke visie nodig die goedgekeurd wordt in de zonale Veiligheidsraad. 2. De functionaliteit wijkwerking moet ingevuld worden met doelstellingen die duidelijk en motiverend zijn voor de betrokken politiemensen. 3. Het takenpakket van de wijkagent dient gevarieerd en flexibel te zijn. 4. Kwaliteitsnormen dienen aan de functionaliteit te worden gekoppeld zodat de efficiëntie van de wijkwerking kan gemeten worden. 5. Er is nood aan duidelijke communicatie rond het fundamentele onderscheid tussen de gemeenschapsgerichte politiezorg als cultureel filosofisch kader en de wijkwerking als functionaliteit binnen de basispolitiezorg. aanbevelingen op het vlak van de structuur: 1. Een goede wijkwerking vereist een sterke territoriale verankering waarin ruimte is voor deconcentratie. 2. De wijkagent moet actief worden ingeschakeld in zo veel mogelijk bedrijfsprocessen en werkprocedures om de taakintegratie en de informatiedoorstroming te bevorderen. 3. Een goede communicatie is van primordiaal belang waarbij bijzondere aandacht gaat naar het interne overleg.
Standpunt ACOD-LRB – De Herwaardering van de Wijkinspecteur – R.U.B. 26.06.2009 10
4. Een aangepast statuut is wenselijk om de financiële en operationele handicaps weg te werken.
Standpunt ACOD-LRB – De Herwaardering van de Wijkinspecteur – R.U.B. 26.06.2009 11
Op het vlak van de medewerkers werden volgende aanbevelingen geformuleerd: 1. Het beeld van de politieambtenaar als ‘crime fighter’ moet worden bijgesteld waarbij de nadruk wordt gelegd op de cruciale rol van de wijkfunctionaliteit als het contactpunt met de bevolking. 2. Het is belangrijk dat zij die de wijkfunctionaliteit invullen de sociologische diversiteit van de samenleving weerspiegelen. 3. Een aangepaste aansturing en coaching van de wijkagent zijn onontbeerlijk, net als een passende functie- en competentieprofiel. 4. De wijkagent moet worden geresponsabiliseerd door hem verantwoordelijk te maken voor de uitwerking van een aangepast werkplan. Er moet ook nadruk worden gelegd op de noodzaak om verantwoording af te leggen. Op het vlak van de middelen werden volgende suggesties gedaan: 1. Een toegankelijke en klantvriendelijke infrastructuur is nodig. 2. Er zullen daar waar nodig bijkomende investeringen moeten worden gedaan. Hierbij wordt gedacht aan gsm, mobiel wijkbureau, enz. Aanbevelingen op het terrein van de opleiding: 1. De vernieuwde functionele opleiding voor wijkagent zou moeten gericht zijn op de wijze waarop de dagelijkse taak wordt uitgevoerd. 2. Modulaire voortgezette opleidingen zouden moeten worden aangeboden met het oog op competentiebehoud of –verruiming. 2.5
Het jaarverslag 2006 van het Comité P
Voortbouwend op het verslag van de commissie De Ruyver (cfr. 2.4) worden volgende aanbevelingen geformuleerd door het Comité P: 1. Het is van belang dat de politiezones beschikken over een wijkdienst die bestaat uit gemotiveerde personeelsleden, die doordrongen zijn van de filosofie van community policing en die de functionele opleiding “wijkpolitie” hebben gevolgd; 2. De personeelsleden binnen de wijkdienst zouden zich nagenoeg uitsluitend moeten kunnen wijden aan de dienstverlening van hun inwoners. Zij zijn de ogen en oren van de politie. Het is dus nodig dat de korpsleiding de wijkinspecteurs goed verdeeld over het grondgebied van de zone en om de taken die hen toekomen af te bakenen; 3. Om de aantrekkingskracht van de functie te vergroten is niet alleen een aanpassing van het uurrooster nodig (op zaterdag, op zondag, ’s avonds), maar ook bepaalde vergoedingen dienen gegeven te worden. Dit laatste is een niet onbelangrijk aspect om jongeren te kunnen aanwerven voor die functie. 4. De wijkinspecteur moet door iedereen gezien te worden als een bevoorrechte gesprekspartner. Met iedereen wordt zowel het personeel binnen de zone als bevolking, lokale intervenanten, scholen, enz. bedoeld. 2.6
Jaarverslag 2008 van Comité P
In haar onderzoeksbevindingen rond wijkwerking wordt op drie bijzondere aspecten in detail ingegaan, met name het optreden van de politie in onderzoeken naar waar burgers hun woonplaats hebben voor de inschrijving in het bevolkingsregister, het optreden van de politiediensten ten aanzien van krakers en het leveren van de sterke arm aan de gerechtsdeurwaarders.
Standpunt ACOD-LRB – De Herwaardering van de Wijkinspecteur – R.U.B. 26.06.2009 12
Politioneel onderzoek, conclusies en aanbeveling naar de woonplaats Een van de veel voorkomende opdrachten waarmee wijkagenten geconfronteerd worden is het nazicht van de woonplaats waarop burgers officieel ingeschreven zijn in het bevolkingsregister. Maar ook bij de verzoeken tot ambtshalve schrapping wordt meestal een verslag van de wijkagent gevraagd. In haar onderzoeken stelt Comité P enkel vast dat er een aantal klachten zijn geformuleerd met betrekking tot de wijze waarop de controles zijn uitgevoerd en op de motivering die de politieambtenaar hanteert in de gevallen van ambtshalve schrapping of op de gehanteerde termijnen. Echte significante conclusies kan het Comité P hier niet aan koppelen maar dit zal het voorwerp uitmaken van een latere rapportering. Politioneel onderzoek, conclusies en aanbevelingen binnen de krakerproblematiek. In dit verband zijn er volgens het Comité P specifieke conflicten vast te stellen, enerzijds tussen de individuele belangen en de collectieve belangen van de samenleving en anderzijds tussen de individuele belangen van de betrokken burgers onderling. Ook blijkt dat de burgers niet altijd op dezelfde manier worden behandeld en zij soms ontevreden zijn omdat de politie vaak stelt niet te kunnen optreden. De politie wordt soms belast met het uitvoeren van ontruimingsbeslissingen van gemeentelijke bestuurlijke overheden wanneer de kraakpanden een duidelijke bedreiging vormen voor de veiligheid, de rust, de reinheid en de gezondheid in de straten, openbare pleinen en gebouwen. Het individueel recht op wonen voor de krakers komt hier in conflict met onveiligheidsgevoelens, overlast en aspecten die als verstoring van de openbare orde kunnen worden beschouwd. Bij de aanpak van deze problematiek is er nog een ander conflict dat komt boven drijven met name het recht op wonen ten aanzien van de krakers maar die van de eigenaar met het recht op eigendom. De realiteit en een juridische analyse toont aan dat het niet zo evident is om tegen het kraken op zich via gerechtelijke dan wel bestuurlijke weg op te treden. De politie moet van haar zijde al op haar hoede zijn om het door krakers bewoond pand op een wettige grond te betreden, daarnaast moeten zij ook de reële verblijfplaats attesteren? Geven zij een negatief advies als de eigenaar niet akkoord gaat, dan nog zal de dienst bevolking van de stad/gemeente toch nog inschrijving overgaan. Het is dus niet zo dat op klacht van de eigenaar, de politie het pand zomaar kan betreden, de krakers ontzetten en aanhouden. Alleen indien er door de krakers een misdrijf is gepleegd zal de politie na klacht van de eigenaar/rechthebbende op een legale manier kunnen optreden en bij betrapping op heterdaad het misdrijf doen ophouden. Daarnaast rest nog de mogelijkheid om via de burgerrechtelijke weg zijn eigendomsrecht terug op te eisen met al dan niet het vorderen van een schadevergoeding. Het blijkt al vlug en brengt bedenkingen met zich mee of het beschikbare wettelijke kader voor alle partijen voldoende is en ook duidelijk en transparant genoeg is. Volgens het Comité P komt het de politie toe om met alle partijen een goede communicatie op te zetten met de eigenaars, maar ook met de krakers zelf. Dit laatste toont tijdens het onderzoek aan dat dit op termijn met de krakers een conflictvermindering met zich meebrengt gezien men bij een goede communicatie zijn aanspreekpunt in het krakersmilieu vanaf het begin heeft behouden. Tot slot werd ook nog vastgesteld dat er weinig sprake is van een uniforme aanpak over de politiezones heen. Volgens het comité blijkt dit vaak te maken te hebben met de kennis van de politieambtenaren meer bepaald met het feit dat uitdrijving de enige mogelijkheid is, maar ook de filosofie die de korpsleiding hanteert en de
Standpunt ACOD-LRB – De Herwaardering van de Wijkinspecteur – R.U.B. 26.06.2009 13
invloed ter zake van de bestuurlijke overheid. De politieambtenaren zouden volgens het Comité om die reden nog beter moeten gesensibiliseerd worden, zowel in de beperkingen maar ook de mogelijkheden om in deze gevallen te kunnen optreden. Leveren van de sterke arm aan de gerechtsdeurwaarders. Het zijn meestal de leden van de wijkwerking die door de gerechtsdeurwaarders worden gevorderd om hen de sterke arm te verlenen en dus hun fysieke integriteit te beschermen in bepaalde situaties. Voor de politieambtenaar blijft hier de moeilijkheid bestaan in de vergoeding die de gerechtsdeurwaarder aan de politieambtenaar uitbetaalt om de sterke arm te verlenen. Het koninklijk besluit ter zake is duidelijk dat het geld toekomt aan de politieambtenaar die de bijstand verleent. Derhalve mag men niet verplicht noch verzocht worden dit bedrag in een kas te storten. Daarnaast is er het andere probleem dat de politieambtenaar extra betaald wordt voor een opdracht die men wettelijk verplicht is. Het is hen zelfs verboden om hetzij rechtstreeks of onrechtstreeks giften, beloningen of welke voordelen dan ook aan te nemen Voor het Comité P is het in dit opzicht evident dat een nieuwe duidelijke regeling en wijziging van de wettelijke regels ter zake noodzakelijk is. Ten slotte stelt het Comité P vast dat in deze functionaliteit tijdens het onderzoek aangetoond werd dat het van een ontzettend belang is ‘kennen en gekend zijn” van de politie bij de burgers als een onontbeerlijke attitude en reflex moet zijn. Dit is van belang om duurzame contacten te kunnen leggen maar ook te onderhouden met alle segmenten van de bevolking, maar ook om hierbij vanuit het kunnen correct inschatten van noden en behoeften van betrokken burgers probleemoplossend te werk te gaan. 3. Omschrijving van de functie wijkinspecteur Op de website www.infozone.be is de functie wijkinspecteur beschreven. We geven deze hieronder weer. Taken en activiteiten Hij/zij is een medewerker van de lokale politie die – naast een aantal taken binnen de basispolitiezorg – een bijzondere verantwoordelijkheid heeft voor een deel van de politiezone of voor een bepaalde doelgroep binnen de lokale gemeenschap Hij/zij probeert de veiligheid in zijn/haar wijk positief te beïnvloeden: op basis van wat hij/zij hoort en ziet mobiliseert hij/zij de collega’s en het hele politiekorps, en/of andere diensten, om samen de gesignaleerde problemen aan te pakken. Persoonlijke kenmerken - Al mag incidentbestrijding soms onontkoombaar zijn, hij/zij ziet dit niet altijd als een duurzame oplossing; - Wendt zijn/haar inzet en creativiteit aan om problemen bij de wortel aan te pakken; - Hij/zij is bereid tot samenwerking met interne en externe netwerken;
Standpunt ACOD-LRB – De Herwaardering van de Wijkinspecteur – R.U.B. 26.06.2009 14
- Hij/zij is bereid, waar nodig en zonder voorbehoud, mee te werken aan de harde kant van het politiewerk; - Hij/zij is niet uit op persoonlijk succes; - Hij/zij haalt arbeidsvreugde uit de erkenning en de waardering die hij/zij voor zijn/haar optreden van de wijkbewoners of de doelgroep krijgt; - Hij/zij is betrouwbaar en loyaal, vooral naar zijn/haar eigen wijk en doelgroep; - Hij/zij wil permanent verbeteren en leren en staat open voor nieuwe ideeën; - Hij/zij is eerst en vooral realist en staat met beide voeten op de grond; - Hij/zij stelt grote eisen aan de kwaliteit van het leven, zowel van zichzelf als dat van zijn/haar wijk of doelgroep; - Hij/zij stelt hoge eisen aan de kwaliteit van zijn/haar werk, verslaggeving,… Functievereisten - Hij/zij is voor het invullen van die verantwoordelijkheid een vast percentage van de totale arbeidstijd beschikbaar; -Hij/zij werkt niet alleen, maar vindt voldoening in zijn/haar werk als hij/zij met en door anderen zijn/haar doel weet te bereiken; - Hij/zij werkt in de wijk of doelgroep met respect voor de normen en de waarden van de politie; - Hij/zij werkt probleemgericht en is eigenaar van de problemen die gedetecteerd worden; - Hij/zij doet wat hij/zij als politiemens belooft en levert geen half werk: afspraak is afspraak; - Hij/zij kan autonoom aan de slag, maar koppelt terug aan zijn/haar partners. 4. Standpunt ACOD-LRB met betrekking tot de herwaardering van de wijkinspecteur 4.1. Methodiek Het leek ons nuttig en raadzaam om een stand van zaken te maken binnen de lokale omgevingen van de diverse politiezones. Het is bovendien onontbeerlijk dat dit dossier een ruim draagvlak heeft. Om die reden werden onze militanten hierover geconsulteerd en werd een kleine werkgroep opgericht om hierover te debatteren. Wij bespraken deze problematiek in alle gewestelijke technische commissies (GTC), om zo zicht op zaken te krijgen bij de ontwikkeling van onze visietekst. Daarnaast consulteerden wij een aantal wijkinspecteurs van een middelgroot korps binnen het gerechtelijk arrondissement Leuven. Wij merken tevens op dat zopas het het jaarverslag van comité P verscheen, waarbij in het kader van dit onderwerp een aantal opmerkingen werden gemaakt en aanbevelingen gesuggereerd.
Standpunt ACOD-LRB – De Herwaardering van de Wijkinspecteur – R.U.B. 26.06.2009 15
De desbetreffende besprekingen in de diverse technische commissies gaf een levendige discussie met wisselende invalshoeken. We stelden onmiddellijk vast dat er ook tegenstellingen zijn in de perceptie van wat wijkwerking nu eigenlijk moet zijn en hoe het moet ingevuld worden. Een definiëring van wijkwerking dringt zich dus op, om een kader te creëren waarbinnen de Inspecteurs hun functionaliteit als "wijkagent" ten volle kunnen waarnemen. In wat hierna volgt, hanteren wij het begrip ‘wijkinspecteur’ om geen verwarring te scheppen met ‘agenten van politie’.
4.2. Wat is wijkwerking? Het werd al vlug duidelijk dat er geen éénduidige definiëring van wat wijkwerking is, valt te formuleren en dat het bovendien overal nog een verschillende invulling heeft. Grof gesteld lijkt het ons hoe langer hoe meer een containerbegrip waarbij vele ladingen worden gedekt en waarvan handig gebruikt gemaakt wordt om niet of vierkant draaiende diensten of functionaliteiten, waarbij de dienstregeling van de wijkinspecteur het gemakkelijkst kan aangepast of verstoord worden, om de problemen elders (tijdelijk) op te lossen. Nieuwe initiatieven, ontwikkelingen binnen een politiezone of in het politielandschap in het algemeen en waarvan men niet onmiddellijk weet in welke vakje (lees functionaliteit) men dit kan of wil stoppen, wordt dan maar al vlug in de pijler van de wijkwerking gestopt. Dit is zonder meer één van de redenen dat wijkwerking de dag van vandaag op verschillende manieren in de verschillende politiezones wordt ingevuld. Het gaat dan voornamelijk over de taakinvulling. En misschien is dit wel een weg om te duiden wat nu uiteindelijk door de wijkagent MAG en KAN worden uitgevoerd, om zo tot een geheel van wijkwerking te komen. Iedereen is het erover eens dat wij een gemeenschapsgerichte politie willen, met andere woorden iedereen is doordrongen van het ‘community – policing - gedachtegoed’. De wijkwerking in het algemeen en de wijkinspecteur in het bijzonder, is een exponent of het summum van deze filosofie. De wijkinspecteurs zijn de eigenlijke zintuigen van het politieapparaat. 4.3. Nog een inhoudelijk woordje over de wijkinspecteur en community policing. Voor alle duidelijkheid en om hierna een begrijpbaar antwoord te formuleren, is het nuttig wat wij onder deze begrippen dienen te verstaan. De wijkinspecteur wordt als spilfiguur beschouwd binnen de gemeenschapsgerichte politiezorg. Hij wordt geacht het dichtst bij de gemeenschap (lees: de man in de straat) te staan. Binnen de Directie van de Relaties met de Lokale Politie wordt een gemeenschapsgerichte politie gedefinieerd als: “ Een gemeenschapsgerichte politie steunt op de aanwezigheid van politiemensen tot in de verste uihoeken van de samenleving. Die hebben daar gezag en genieten er respect. De wijkinspecteur kent de burger en de burger kent hem. Wijkinspecteurs zijn er voor ALLE burgers; ze zijn bereikbaar en beschikbaar als de burger er om vraagt. De ‘inspecteur van de straat’ werkt samen met burgers, gemeentebesturen, jeugd, allerlei verenigingen en instellingen, aan veiligheid en leefbaarheid van de wijk.”6 In het kader van zijn functie, weerhoudt diezelfde Directie als volgende standaarden:
“taken en activiteiten”
6
Site "infozone.be > documentatie > community policing > publicaties – praktische teksten – De wijkinspecteur - algemeen
Standpunt ACOD-LRB – De Herwaardering van de Wijkinspecteur – R.U.B. 26.06.2009 16
“ - Hij/zij is een medewerker van de lokale politie die – naast een aantal taken binnen de basispolitiezorg – een bijzondere verantwoordelijkheid heeft voor een deel van de politiezone of voor een bepaalde doelgroep binnen de lokale gemeenschap. - Hij/zij probeert de veiligheid in zijn/haar wijk positief te beïnvloeden; op basis van wat hij/zij hoort en ziet mobiliseert hij/zij de collega’s en het ganse politiekorps, en/of andere diensten, om samen de gesignaleerde problemen aan te pakken.”7 Tot slot herhalen wij in deze context nog even de vijf pijlers van community policing op8: 1. Externe oriëntering: De politie staat niet tegenover de samenleving, maar zit er middenin; ze is in de maatschappij geïntegreerd. Door die inbedding is ze zich snel en volledig bewust van wat leeft en speelt qua veiligheid en leefbaarheid in de samenleving. 2. Probleemoplossend werken: Deze pijler verwijst naar de identificatie en analyse van de mogelijk oorzaken van criminaliteit en van conflicten in de gemeenschap(pen). De politie reageert niet enkel op problemen nadat ze zich hebben voorgedaan, maar probeert de veroorzakende factoren te identificeren en daarop (tijdig) in te werken. 3. Partnerschap: Dit verwijst naar het bewustzijn van de politie dat zij niet alleen verantwoordelijk is, en ook niet wil zijn, voor de zorg voor veiligheid en leefbaarheid. De veiligheidszorg is een ketenbenadering waarin diverse partners de schakels vormen in een globale en geïntegreerde benadering. 4. Verantwoording: De pijler verantwoording vereist het opzetten van mechanismen waardoor de politie verantwoording kan afleggen over de antwoorden die ze formuleerde op de vragen en noden van de gemeenschappen die ze dient. 5. Bekwame betrokkenheid (empowerment) Bekwame betrokkenheid of ‘empowerment’ betekent dat er zowel voor de politiemensen als voor de diverse bevolkingsgroepen mogelijkheden moeten worden gecreëerd om gezamenlijk problemen van veiligheid en leefbaarheid aan te pakken, diensten te verlenen en veiligheid en zekerheid te creëren. Algemeen worden door de overheid deze vijf pijlers van community policing geacht een politionele invulling of vertaling te zijn van de fundamentele kenmerken van succesvolle organisaties. Wij achtten het als vakorganisatie nuttig om deze theoretische achtergrond mee te geven, zodanig dat we in een later stadium kunnen toetsen of onze huidige wijkwerking wel een afspiegeling is van wat community policing zou moeten zijn en meer daar zelfs een exponent van is. 4.4. De wijkinspecteur aan het woord: 7
Site ‘Infozone.be > documentatie > community policing > publicaties – praktische teksten – De wijkinspecteur – de functie. 8 Site ‘Infozone.be > documentatie > community policing > publicaties – conceptteksten – De pijlers van de gemeenschapsgerichte politiezorg in België (brochure 2006)
Standpunt ACOD-LRB – De Herwaardering van de Wijkinspecteur – R.U.B. 26.06.2009 17
De methodiek van het verhaal werd supra al omschreven. Grosso modo is iedereen het er over eens wat de wijkwerking moet zijn, en ook iedere wijkagent die wij ontmoetten, is begaan met de community policing filosofie. Alleen kwam het vaak terug dat ‘de wijkinspecteur’ her en der “een gat” moet opvullen dat men anders moeilijk of niet kan dichten. Dat is ons inziens de grootste ergernis die er leeft bij de huidige wijkagent. Van oudsher zijn er ook vele benamingen geweest die een gestalte moesten geven aan dit “soort” agent, denk maar aan ‘de champetter’, de kwartieragent, de surveillanceagent, de wijkagent, ….en er zijn er nog wel andere te vinden. Ook nu nog bestaan er afgeleiden van wat wij regulier verstaan onder ‘de wijkinspecteur’. Ik denk dan vooral aan grotere korpsen en in het bijzonder aan Antwerpen en Brussel. Het lijkt ons in dit verband ondergeschikt van hoe men nu de modale wijkinspecteur noemt. De essentie van de opdracht is na te gaan waarom jonge agenten bij het begin van hun carrière niet doorgroeien of de weg niet vinden tot de wijkdienst. Zoals we hiervoor reeds aangegeven moeten we ons inziens vertrekken vanuit het theoretisch discours om te bepalen of jonge inspecteurs zich hierin kunnen vinden of niet. Tijdens de voorbereiding van dit document viel eigenlijk op te merken dat de feitelijke werking van de wijkdienst een amalgaam is van opdrachten en taken die van politiezone (PZ) tot politiezone kan verschillen. De toenmalige minister van binnenlandse zaken de heer Dusquesne nam in 2003 bij de uitvaardiging van zijn omzendbrief CP1 betreffende community policing9 reeds en ik citeer: “….Community Policing is een soort containerbegrip geworden, met onduidelijk inhoud en vage doelstellingen. Het is ook steeds meer een vergaarbak geworden voor eender welk initiatief waarbij de bevolking in enige mate betrokken wordt. …” Contacten met verschillende wijkinspecteurs leert ons dat men heel wat taken, die men in een andere functionaliteit niet onmiddellijk kwijt kan, gemakkelijkheidshalve in de vergaarbak van de ‘wijkwerking’ stopt. We kunnen ons dan afvragen of het nuttig is om daadwerkelijk een andere / nieuwe/ aangepaste definiëring van de wijkinspecteur te formuleren, dan wel na te gaan welke kerntaken tot de functie van wijkinspecteur behoren. Na de interactieve discussies met wijkinspecteurs leek het nuttig om in de eerste plaats de kerntaken van de wijkinspecteur te formuleren, de mogelijke bijkomende taken en die taken die absoluut te vermijden vallen. Ook hier viel het op dat er toch wel wat verschillen in opvatting zijn van wat nu wel of niet tot de taken van de wijkinspecteur behoort. In die zin proberen wij een synthese te maken van de verschillende opdrachten die al dan niet tot de wijkwerking behoren. 4.5. Het takenpakket van de wijkinspecteur: Zoals eerder aangegeven lijkt ons dit de beste optie en invalshoek om uiteindelijk onze conclusies ter zake te trekken. Wij geven een opsomming weer die, wat de volgorde betreft, absoluut geen weergave is naar belangrijkheid. 4.5.1. Kerntaken: Kantschriften: alhoewel velen onder ons ervan dromen om een wijkinspecteur op straat te hebben zonder “zijn bakje vol met kantschriften”, is het gros van de wijkinspecteurs het er roerend over eens te beamen, dat dit absoluut één van de kerntaken is van de 9
Omzendbrief CP1 van 27 mei 2003 betreffende Community Policing, definitie van de Belgische interpretatie van toepassing op de geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus.
Standpunt ACOD-LRB – De Herwaardering van de Wijkinspecteur – R.U.B. 26.06.2009 18
wijkinspecteur. Het is vaak een ingangspoort tot verkenning van zijn inwoner en van wat er zich “intra muros” afspeelt. Je leert de mensen van naderbij kennen, weet hierdoor waarin ze betrokken werden en als agent kan je op die momenten een gevoel opdoen van wat er zich binnenshuis afspeelt. Dit behoort ongetwijfeld tot de kerntaak van de wijkinspecteur. Bovendien is het nog niet veel inspecteurs gegeven, om als agent in functie ‘zo maar’ aan te bellen bij de mensen om eens “een babbel” te slaan, om na te gaan met welke problemen zij allemaal zitten en waar zij als politiemensen kunnen bij helpen. Parketopdrachten en andere schriftelijke vragen blijven ons inziens de ‘tool’ van de wijkinspecteur om op gepaste wijze letterlijk een voet in huis te krijgen bij zijn inwoner. Bestuurlijke taken en opdrachten: in het verlengde van voorgaande zijn er ook heel wat andere vragen van bestuurlijke overheden waarmee de wijkinspecteur geconfronteerd wordt en waarvan door iedereen wordt aanvaard dat dit eveneens tot de kerntaken van de wijkagent behoort. Wij denken hierbij aan: vragen van de lokale bevolkingsdienst tot inschrijving en schrapping in het bevolkingsregister, vragen van dienst vreemdelingenzaken (DVZ), vragen in verband met schijnhuwelijken, nationaliteitsaanvragen, herstel in eer en rechten, moraliteitsonderzoeken, onderzoeken naar veiligheidsfuncties, …. Het staat niet ter discussie dat deze taken tot de functie van de wijkinspecteur behoren. Het eerste contact met zijn inwoner gebeurt het vaakst bij de inschrijving in het gemeentelijk bevolkingsregister. Daar reeds kan men al onmiddellijk een beeld vormen van welk “vlees men in de kuip” heeft. Ook dit is een gelegenheid voor de wijkinspecteur om na te gaan, welke antecendenten er kleven aan deze nieuwe inwoner en zijn familie. De inschrijving in het bevolkingsregister is een belangrijk element voor de burger, gezien deze officiële registratie een aantal rechten en plichten oplevert. Het is hier niet aan de orde om hier dieper op in te gaan, maar het is evident dat zolang men geen officiële woonplaats heeft, men officieel eigenlijk een nobele onbekende is voor de maatschappij. Daarnaast mag men niet uit het oog verliezen dat de wijkinspecteur hier heel wat tijd en energie aan dient te spenderen. Dit wordt door derden nogal vlug onderschat en afgedaan als ‘dat is toch vlug afgehandeld’. In werkelijkheid is dit niet het geval. De wetgever heeft op dit vlak bepaald van wat dient gecontroleerd te worden, om na te gaan of betrokkene er daadwerkelijk verblijft of niet. Je moet de mensen ter plaatse aantreffen, vaak moet men meerdere keren teruggaan of een afspraak met hen maken (wat in se te mijden is zodat men geen schijnvertoning kan opvoeren), de huur- of andere contracten nagaan, verifiëren of de beschikbare ruimten wel aangepast zijn voor het aantal in te schrijven personen, in welke staat bevindt de woning zich, de elementen nagaan of betrokkene er daadwerkelijk verblijft,…. En als dit allemaal is uitgevoerd, dan moet men nog een schriftelijk verslag aan de bevolkingsdienst van de gemeente overmaken.. In termen van time management zou men versteld staan hoeveel tijd hieraan op jaarbasis door een wijkinspecteur aan wordt besteed. Daarnaast is het zeker niet vreemd dat er mogelijk een aantal klachten kunnen geformuleerd worden door de burger(s) op de manier waarop de inschrijvingen, ambtshalve schrappingen en hun respectievelijke controles gebeuren. Volgens het Comité P situeren de klachten zich op het vlak van de wijze waarop de controles zijn uitgevoerd en op de motivering en de termijnen die de politieambtenaar hanteert in de gevallen van ambtshalve schrapping. Het zou ons zeker te ver leiden om dit onderdeel uit te spitten. Bovendien kon het Comité P hier niet onmiddellijk significante conclusies aan koppelen en zou dit het voorwerp uitmaken van een latere rapportering. Op het eerste zicht lijkt het nuttig dat hier mogelijk een duidelijker wetgevend kader aan de orde komt, zodanig dat iedere inspecteur dezelfde standaarden zou kunnen hanteren.
Standpunt ACOD-LRB – De Herwaardering van de Wijkinspecteur – R.U.B. 26.06.2009 19
Voor wat de opmerkingen van datzelfde Comité P betreft rond de krakersproblematiek, gaan we niet dieper in, gezien dit een andere discussie vergt. Bijstand deurwaarder: op het terrein is men het roerend eens, vindt men het haast evident, dat dit een taak is van de wijkinspecteur. Anderzijds is er ook eenstemmigheid over het feit dat door de deurwaarders handig gebruik gemaakt van de terreinkennis van de wijkinspecteur. Praktisch vertaalt zich dat als volgt: de deurwaarder maakt een afspraak met de dienstoverste en de wijkinspecteur wordt ’s morgens door de deurwaarder afgehaald om een lijst van adressen af te handelen. Deze regeling wordt in vele politiezones toegepast om de diensten niet te ontwrichten. Is het voor iedere wijkinspecteur evident dat dit een kerntaak is, dan willen we hierbij de stok in het hoenderhok werpen, door te stellen dat dit ons inziens voor discussie vatbaar is. De bijstand aan de deurwaarder is er om ‘de sterke arm te verlenen’. Principieel is het zo dat de deurwaarder formeel de sterke arm der wet (lees: politie) om bijstand kan vragen op het ogenblik dat de deurwaarder een probleem ondervindt met zijn ‘klant’. Dit betekent dat er in de eerste plaats moet gewacht worden op de komst van politiemensen en ten tweede dat die politiemensen zijn taken op dat moment moet staken om die bijstand te leveren. Om die laatste reden worden er reeds bij voorbaat afspraken tussen de deurwaarder en de wijkinspecteur (of dienstoverste) vastgelegd. Maar schuilt het niet juist in de omschrijving van de bijstand, die de wetgever voorzag, dat deze bijstand slechts kan in geval van nood? Is het dan ook niet zo dat deze bijstand zich situeert in het domein van crisisinterventie? Klopt het dan niet dat deze interventie eigenlijk behoort tot de taak interventie of mobiele ploeg? Deze denkoefening moet toch eens gemaakt worden, al zullen vele wijkinspecteurs dit in se niet graag horen. Het Comité P stelt terecht in haar rapport dat hier ook een vergoeding aan vast hangt. In vele gevallen zou men versteld staan over hoeveel geld hier jaarlijks mee opgehaald wordt. Wij moesten op het terrein zelfs vaststellen dat bepaalde korpsleden dit in hun vrije tijd doen. Wij kunnen het standpunt van Comité P delen om hierrond dringend wetgevend werk te ontplooien. Principieel kunnen we stellen dat je als politieman niet kan bijkomend betaald worden om mensen in nood te helpen. Het principe: De politie is er voor de burger, is onder meer in het leven geroepen om aan de orde te herstellen en dus ook de bijstand aan de deurwaarder is hiervan een onderdeel. Men moet deze bijstand bijgevolg ook reduceren waarvoor ze in het leven is geroepen. Derhalve moet men op zijn minst afwegen of dit nu een taak is voor de wijkinspecteur of niet. Dit moet ter discussie gesteld worden en hierover moet een uitvoerig maatschappelijk debat gevoerd worden. Bovendien zou er voor ‘die probleemgevallen’, waarvoor de deurwaarder moet interveniëren, tussen de deurwaarders onderling een forum worden gecreëerd (er is namelijk ook een orde van deurwaarders) , om dit gepaster, accurrater en transparanter aan te pakken. Het zou bijvoorbeeld zinvol zijn dat er bijvoorbeeld per gerechtelijk arrondissement, via een databank, de schulden worden gebundeld en de inning van die schulden op een gestructureerde manier aanpakt. Dit zou alvast voorkomen dat dezelfde week of dag, verschillende deurwaarders op hetzelfde adres komen aankloppen. Dit vermindert voor alle partijen de werklast en vermindert de risico’s op conflicten en problemen. Contacten en communicatie met andere sleutelfiguren en instellingen van de gemeenschap.
Standpunt ACOD-LRB – De Herwaardering van de Wijkinspecteur – R.U.B. 26.06.2009 20
Contacten met scholen, horeca, buurtcomités, dorpen districtraden, gemeenschapswachten, gemachtigde opzichters, contacten met buurtinformatie netwerken (BIN), GAS-ambtenaar, buurtwerkers, toezichters, leden van de gemeentelijke overheid, enz. De wijkinspecteurs voelen zich zonder meer geroepen om hiervoor als contactpersoon op te treden. Het lijkt ons evident dat in het kader van de verschillende pijlers die we hiervoor opsomden (externe oriëntering, probleemoplossend werken, partnerschap, verantwoording en empowerment) en met de community policing – filosofie in het achterhoofd, de wijkwerking hierin een belangrijke kerntaak heeft te vervullen. Dit wordt ook zo erkend en staat op het terrein niet ter discussie. In het kader van ‘contacten met de burger’ beschouwt de wijkinspecteur, buurtonderzoeken en hercontactname na inbraak, ook zeker tot één van zijn kerntaken. Lokale ordediensten en evenementen: lokale wielerwedstrijden, triatlons, processies, carnavalstoeten, jaar- en andere markten, verkeersregeling bij schoolaanvang, ….. dit is zeker geen limitatieve lijst. Deze lokale ordediensten en evenementen worden door de wijkinspecteur vaak als sleutelmoment ervaren om met zijn inwoner in contact te komen. Het is ook een moment dat men op een andere, ongedwongen manier met ‘zijn’ burger kan communiceren en in contact kan treden. Daar waar vroeger ‘de champetter aan den toog’ één en andere informatie bekwam, worden deze momenten vaak beschouwd als een belangrijk contactmoment met zijn inwoner. 4.5.2. Bijkomende taken: Planton/onthaal: door diverse wijkinspecteurs werd dit zeker als bijkomende taak weerhouden. Anderzijds lijkt me de terminologie verkeerdelijk gekozen. ‘Onthaal’ werd oorspronkelijk door de wetgever weerhouden als één van de zes functionaliteiten (interventie, onthaal, wijkdienst, recherche, slachtofferbejegening, handhaving O.O.). Met andere woorden kan en moet men, de functionaliteit ‘onthaal’ als een specifieke taak aanschouwen binnen ons vernieuwde politielandschap. Het vraagt dan ook een specifieke invulling die niet toebehoort aan de wijkwerking als functionaliteit. Het openhouden van een onthaal gedurende 24-uren vergt een heel andere aanpak en manier van omgaan met de mensen, in tegenstelling tot wat men kan noemen ‘het voorzien van een contactpunt binnen zijn wijk- of buurtwerking. Dit laatste doet zich vooral voor in grotere steden, waar men nog afzonderlijke wijkentiteiten heeft. Het is absoluut nuttig en noodzakelijk, om zich op geregelde tijdstippen in dienst te stellen van en beschikbaar te zijn voor zijn wijkbewoners. Dit laatste is totaal iets anders dan deel uit te maken van de functionaliteit ‘onthaal’. Voor een goede werking moet iedereen binnen zijn functionaliteit opereren. Schoenmaker blijf bij je leest is hier meer dan ooit een volwaardige boodschap. Ofwel kweek je specialisten ofwel generalisten. Dit is een keuze die ons inziens door de wetgever is gemaakt, met name dat iedere functionaliteit een specialisme is. Vandaar dat we van oordeel dat de wijkinspecteur niet mag ingeschakeld worden in andere functionaliteiten. Hetzelfde kan ook worden vastgesteld met betrekking tot de functionaliteit ‘interventie’. Is het aangewezen dat een vertrouwensfunctie, zoals de wijkinspecteur er eentje is, in gevaar wordt gebracht door te participeren in de interventies. Bovendien zijn de uren en werk die je moet besteden in een andere functionaliteit, niet meer besteedbaar in je eigen discipline. Lokale acties: Wij denken hierbij dan vooral aan kleinere gerichte verkeersacties, alcocontroles, antidiefstalacties en/of andere fenomeenbestrijdende acties….georganiseerd door
Standpunt ACOD-LRB – De Herwaardering van de Wijkinspecteur – R.U.B. 26.06.2009 21
de eigen PZ. Men beschouwt dit als een bijkomende taak en op het terrein pleit men ervoor om dit tot een strikt minimum te houden. Het valt aan te bevelen om de wijkinspecteur bij die gelegenheden in te schakelen in een niet-repressieve rol en niet als verbalisant. Enerzijds voorkomt men dat de wijkinspecteur zijn eigen buurtbewoner moet verbaliseren, anderzijds valt het eveneens te mijden dat de wijkagent extra schrijfwerk ophaalt bij deze acties. Ook hier gaan dan uren verloren ten koste van de eigen wijkwerking. Bij deze lokale acties dient dus het accent te liggen op een ondersteunende rol naar de andere dienst (lees functionaliteit) binnen de lokale zone. Dit impliceert ook een bemiddelende rol naar de burger. Kleine uitstelbare interventies of niet dringende interventies: niettegenstaande dit ook tot het domein van de wijkinspecteur kan behoren, bestaat inhoudelijk hierover reeds meer discussie. Het is evident dat ‘uitstelbaar’ en ‘niet dringend’ rekbare begrippen zijn. Dus wat voor de ene ‘uitstelbaar’ en ‘niet dringend’ is, kan voor een ander persoon ‘niet uitstelbaar’ en ‘dringend’ zijn. Bovendien kan een interventie misschien wel uitgesteld worden en overgeheveld worden naar de wijkdienst, dat neemt anderzijds niet weg dat dit heel veel werk met zich mee kan brengen. Een praktisch voorbeeld maakt dit duidelijk. Een klacht of oproep van vandalisme kan inderdaad vaak uitgesteld worden. Bij het behandelen van deze klacht/oproep en het daaropvolgend onderzoek kan men misschien stuiten op een groepje jongeren die meerdere daden of vormen van vandalisme pleegden, zodat dit al vlug uitdeint tot een diepgaander onderzoek. De vraag die dan boven komt is: “Moet dit nu al dan niet verder gezet worden door de wijkdienst?” Dit is een feitenkwestie en moet geval per geval moet bekeken worden. Soms kan het nuttig zijn dat de wijkinspecteur of -dienst dit verder afhandelt, in een ander geval is het wellicht aangewezen dat de lokale recherche dit onderzoek verder zet. Dit kan bijvoorbeeld afhangen van wie bij deze zaak betrokken is (groepje jongeren uit de buurt) of wanneer het grensoverschrijdend is. Uitgestelde of niet dringende oproepen behoren zeker tot de bijkomende taak van de wijkinspecteur, maar moet ons inziens feit per feit grondig geëvalueerd worden en tot een strikt minimum beperkt worden. Ook hier kunnen we stellen dat de wijkinspecteur in eerste instantie proactief en probleemoplossend dient op te treden. Kleine milieudelicten: in dezelfde geest en context als voorgaande wordt dit gerekend tot de bijkomende taak van de wijk. Het onderzoeken van kleinere milieudelicten draagt zeker bij tot een verhoging van de levenskwaliteit van zijn buurtbewoners. In die zin staat dit niet ter discussie dat dit in zekere mate een opdracht is van de wijkinspecteur. Anderzijds moeten we er over waken dat de wijkinspecteur niet omgedoopt wordt tot milieuambtenaar, om het gepolariseerd uit te drukken. Veeleer dient zijn rol als signaalgever te worden benadrukt. Samenwerking met een gespecialiseerde (gemachtigde) milieuambtenaar is hier aangewezen. 4.5.3. Te mijden taken Deze terminologie werd weerhouden omdat dit op het terrein als dusdanig werd verwoord. Het zijn taken die absoluut niet behoren tot de functionaliteit ‘wijkwerking’. Interventies: Zoals hiervoor reeds verwoord in het luik planton/onthaal, wordt het absoluut niet meer aangevoeld dat dit nog een taak is voor de wijkinspecteur. Met interventies bedoelt men op geregelde tijdstippen ingeschakeld worden in bepaalde shiften interventie. Wij kunnen dit onderschrijven. ‘Interventie’ is eveneens één van de zes functionaliteiten. Bovendien ervaren de wijkinspecteurs dat zij niet meer opgeleid zijn om deze interventietaak
Standpunt ACOD-LRB – De Herwaardering van de Wijkinspecteur – R.U.B. 26.06.2009 22
naar behoren in te vullen. Zo worden zij bij die gelegenheid op het terrein geconfronteerd met een aantal specialismen, wij denken hierbij aan de alco- en drugtests, die men onvoldoende en in bepaalde gevallen zelfs niet meer beheerst. Bovendien is het onvermijdelijk dat men ter gelegenheid van die interventies ook nog ander redactiewerk op zijn hals haalt, waardoor men nadien minder in zijn wijk kan aanwezig zijn. Maar net zoals bij de inschakeling in de pool onthaal, worden de wijkinspecteurs vaak gebruikt als ‘invallers’ om de tekortkomingen in deze functionaliteit op te vullen. Dit moet vermeden worden, wil men een degelijk uitgebouwde wijkwerking, waarvan in se iedereen het eens is dat zij de hoeksteen vormt van onze politiebestel. Supra lokale acties en ordediensten: In eenzelfde filosofie wordt dit door de wijkinspecteur niet meer beschouwd als een taak, die hun eigen zou moeten zijn. Ook de HYCAP – functie behoort in dit kader niet meer tot het domein van de wijkinspecteur. De wijk inspecteur moet gedurende het overgrote deel van zijn tijdsbesteding in zijn wijk zijn. Dit principe wordt door iedereen aanvaard. Derhalve behoren bovenlokale acties en ordediensten zeker niet meer tot zijn taak. Maar hier dient zich eenzelfde fenomeen aan, met name om diensten volwaardig rond te krijgen, vist men gemakkelijkheidhalve in de vijver van de wijkwerking. Wachtdiensten: Wachtdiensten in het kader van bereikbaar en terugroepbaar zijn, wordt door de wijkinspecteur niet meer weerhouden als hun taak. Zij zijn bereid tot een brede waaier van taken, maar die specifiek verband houden tot die taken eigen zijn aan wijkwerking. Andere functionaliteiten: Zoals supra reeds weergegeven moet vermeden worden dat de wijkinspecteur ingeschakeld wordt in één van de andere formele functionaliteiten. Iedere functionaliteit is een discipline apart en vergt zijn specialisatie net zoals de wijkwerking dit is. Zoals reeds meerdere keren aangegeven, worden er vaak uren van de wijkwerking gespendeerd om de problemen op te lossen in andere disciplines. Dit is de gemakkelijkste en snelste manier om het euvel op te lossen. Anderzijds kunnen die uren niet meer gespendeerd worden in de wijk en blijft het eigen werk liggen. De omgekeerde beweging zien we niet, m.a.w. er is niemand van de interventie, onthaal, slachtofferbejegening of lokale rechterche die op geregelde tijdstippen een aantal uren in de wijkwerking gaat spenderen. Bouwovertredingen: In meerdere, vooral kleinere en middelgrote politiezones, worden de vaststellingen en processen-verbaal van bouwovertredingen opgesteld door de wijkinspecteurs. Rekeninghoudende met de techniciteit, urenpakket en opvolging dat hieraan jaarlijks moet gespendeerd worden, kan het niet langer dat dit door een wijkinspecteur wordt uitgevoerd. De wetgever heeft ook hier modaliteiten voorzien om een ambtenaar te machtigen om de nodige vaststellingen te verrichten en desbetreffend P.V. op te stellen. Dit moet ten volle benut worden om op die manier de wijkdienst te vrijwaren van deze werklast. Overleg met andere bevoegde partners is hier de boodschap. Wapenvergunningen: buiten het opstellen of geven van advies betreffende de moraliteit van de aanvragen, is het absoluut uit den boze dat het afleveren van de wapenvergunning in al zijn complexiteit en techniciteit nog behoort tot de taak van de wijkinspecteur. De wijkinspecteur moet weten wie binnen zijn wijk een aanvraag heeft ingediend dan wel een vergunning heeft, maar mag niet belast worden met het afnemen van de theoretische / praktische proeven en aanverwante administratie die de wetgever heeft voorzien, vooraleer beslist wordt tot het afleveren van een wapenvergunning. Andere: een aantal oneigenlijke politietaken kwamen nog bovendrijven zoals het maken van adviezen en besluiten voor de gemeente, het maken van signalisatieplans, het bijwonen van werfvergaderingen, de instroom via gemeenschapswachten, preventiedienst, e.d.m. zou zo veel mogelijk moeten vermeden worden. Vaak worden deze zaken ook afgeschoven naar
Standpunt ACOD-LRB – De Herwaardering van de Wijkinspecteur – R.U.B. 26.06.2009 23
leden van de wijkdienst, waarvan nadien ook nog een schriftelijke terugkoppeling wordt gevraagd. Ook hier wordt gevraagd om voorafgaandelijk een grondig debat te voeren. Een oplossing ligt hier in de nieuwe functionaliteit "verkeer".
Standpunt ACOD-LRB – De Herwaardering van de Wijkinspecteur – R.U.B. 26.06.2009 24
4.6. Kunnen deze taken uitgevoerd worden door jonge agenten en waarom zitten ze er niet? Wanneer we het takenpakket van de wijkinspecteur bekijken, kunnen we gerust stellen dat al deze taken kunnen ingevuld worden door jonge agenten, man of vrouw. In de eerste plaats moeten we er zorg voor dragen dat deze functionaliteit in de opleiding beter belicht wordt en eventueel bijgestuurd moet worden. Zoals uit dit takenpakket mag blijken is het ook een veelzijdige functie met heel wat interactie naar de burger. Wat ons inziens wel een voorwaarde zou moeten zijn, en waaraan heden veel te vlug wordt voorbij gegaan, is de betrokkenheid. Empowerment is een heel mooie terminologie, maar die betrokkenheid moet veel verder als dat gaan. Wanneer we inhoudelijk teruggrijpen naar onze definitie van wat gemeenschapsgerichte politie is (zie supra), dan kent de wijkinspecteur de burger en de burger kent hem. Het is net dat laatste dat wij niet altijd herkennen en wat ons inziens zo belangrijk is voor een gemeenschapsgerichte politie. Een goede wijkinspecteur moet ingebed zijn in zijn wijk of buurt. Hij/zij moet daar een stukje in leven en mee vergroeid zijn. Met een goed uitgebouwde wijkwerking staat of valt immers uw community policing gedachtengoed. Zoals reeds aangehaald moet de wijkwerking hier het summum van zijn. Waarom groeien jonge agenten niet door tot de wijkwerking? Vaak zien we dat de huidige wijkinspecteur nog in een hogere leeftijdscategorie zit. De eensluidende verklaring van de wijkinspecteurs, was dat jonge politiemensen niet voor de functionaliteit wijkwerking kiezen, omwille van het feit dat dit tussen de 200 à 300 euro netto/maand weddeverlies is. Als je dit kostenplaatje bekijkt dan is het inderdaad evident dat men noodgedwongen kiest voor een andere functionaliteit. Het zal dus afhangen van de individuele of punctuele gezinstoestand of men al dan niet kiest voor de wijkdienst niettegenstaande de jobinhoud heel gevarieerd is. Het financiële aspect haalt het dus boven de jobinhoud, wat gezien de situatie te begrijpen valt. De wetgever kan in deze een belangrijke rol spelen om de functionaliteit “wijkwerking” financieel aantrekkelijker te maken. De manier waarop dit moet gebeuren kadert in een algemene analyse van de verloning binnen de politiediensten. Daarnaast dient de factor arbeidsvreugde ook benadrukt te worden. Uit bovenstaande analyse blijkt duidelijk dat de functionaliteit ‘wijkwerking’ met diverse andere taken wordt belast, waardoor de eigenlijk functionaliteit aangevoeld wordt als een nevenactiviteit. Jonge inspecteurs ervaren dit vaak als ‘niet cool’ en dat ze opgezadeld worden met heel wat nutteloze administratieve rompslomp. Om die redenen hoeft het dan ook niet te verwonderen dat jonge inspecteurs kiezen voor een beter verloonde functionaliteit die daarenboven inhoudelijk duidelijker wordt ingevuld.
4.7. Hoe kunnen wij de wijkinspecteur herwaarderen? Met andere woorden welk soort politie willen wij? In de eerste plaats werd reeds aangegeven dat men tot een duidelijke afbakening van de taakomschrijving van de wijkinspecteur moet overgaan. Men mag de wijkdienst niet laten verzanden in een vergaarbak waar men alles op afschuift vanaf het ogenblik dat men niet goed weet in welk vakje men het nog moet stoppen. Maak er geen containerbegrip van, maar maak van de wijkwerking een echte specialisatie, want dit is het ook. De enige manier om een gemeenschapsgerichte politie uit te bouwen is door uw wijkwerking kwalitatief uit te bouwen en te omkaderen. Men moet beseffen dat als uw wijkwerking niet doordrongen is van een community policing filosofie, de andere functionaliteiten dit noch minder zullen zijn. Community policing begint met een kwaliteitsvolle wijkwerking. Er moet absoluut vermeden worden dat de wijkinspecteur als ‘invaller’ of ‘stopgat’ wordt ingezet in een andere
Standpunt ACOD-LRB – De Herwaardering van de Wijkinspecteur – R.U.B. 26.06.2009 25
functionaliteit. Met andere woorden laat de wijkinspecteur in zijn wijk en maak een duidelijke taakafbakening. Zorg er bovendien ook voor dat wijkinspecteurs, meer nog dan andere functionaliteiten, binnen een gecontroleerd systeem van glijdende uren kunnen werken. Als de maatschappij verlangt dat de burger hem of haar kent en andersom, dan zijn glijdende uren de evidentie zelf. Dit is geen job van ‘negen tot vijf’. Heden hanteert men de opgelegde minimale norm van 1wijkinspecteur op 4000 inwoners gemiddeld in de politiezone. Gemiddeld wordt dit quotum doorgaans in de diverse zones gerespecteerd. Daarnaast stellen we echter ook vast dat (vaak) in grotere steden binnen bepaalde wijkentiteiten 1/8000 gangbaar is.Om die reden bepleiten wij een combinatie van verschillende criteria, zoals: bevolkingsdichtheid, demografische, geografische en economische gegevens. Als vakorganisatie zijn we voorstander om van de wijkwerking ‘de centrale as’ te maken van een politieorganisatie in het algemeen en de lokale politiezone in het bijzonder, waartegen de andere functionaliteiten worden afgespiegeld. Om de wijkwerking aantrekkelijker te maken dient de verloning dringend aangepast te worden. Deze aanpassing dient te gebeuren in een herevaluatie van de verloning van alle politiefunctionaliteiten. Hierbij dient men rekening te houden met het feit dat specialisatie binnen de politie meer regel dan uitzondering is, waarbij de functionaliteit ‘wijkwerking’ centraal staat in het totale politiegebeuren. Dit wil zeggen dat dit ook tot uitdrukking moet komen in de verloning van de wijkinspecteur. Wij zijn ervan overtuigd dat een degelijke, afgebakende invulling van deze functionaliteit gekoppeld aan een aangepaste verloning, de functie wijkinspecteur veel aantrekkelijk zou maken en jonge politiemensen er toe zou aanzetten om vlugger voor deze functie te kiezen in tegenstelling tot wat men heden nog maar al te vaak ziet als een ‘uitbolfunctie’.
---------------------------------------------------------------
Standpunt ACOD-LRB – De Herwaardering van de Wijkinspecteur – R.U.B. 26.06.2009 26