Lokaal Bestuur
Gemeente Governance Grond(ig) beleid Grondbeleid, grondexploitaties en grondbedrijven grondig bekeken
Inhoud Voorwoord
3
Samenvatting
4
1 1.1 1.2 1.3 1.4
De noodzaak van een betere governance bij grondbeleid Waarom dit handboek? Grondbeleid Governance en grondbeleid Leeswijzer
10 10 11 11 12
2 2.1 2.1.1 2.1.2 2.1.3 2.2 2.3 2.4 2.4.1 2.4.2 2.4.3
Actuele beleidskaders en regelgeving Dualisme Kaders stellen Uitvoeren Toetsen Besluit begroting en verantwoording Wet ruimtelijke ordening Grondexploitatiewet Freeridergedrag en rechtsonzekerheid Exploitatieplan In de praktijk
13 13 13 13 13 13 14 15 15 15 17
3 3.1 3.2 3.3 3.3.1 3.3.2 3.3.3 3.3.4 3.3.5 3.3.6 3.3.7 3.4 3.4.1 3.4.2 3.4.3 3.4.4 3.4.5 3.5 3.5.1 3.5.2 3.5.3
Vormen van grondbeleid en instrumenten bij grondbeleid Vormen van grondbeleid Overwegingen bij keuze voor vorm van grondbeleid Instrumenten bij een actief grondbeleid Strategische grondverwerving Minnelijke verwerving Onteigening Wet voorkeursrecht gemeenten Tijdelijke verhuur- of pachtovereenkomst Gronduitgifteovereenkomst Grondprijsbeleid Instrumenten bij een faciliterend grondbeleid Bestemmingsplan Exploitatieverordening en exploitatieovereenkomst Baatbelasting Leges Planschade Publiek-private samenwerking PPS – concessiemodel PPS – coalitiemodel (bouwclaim) PPS – alliantiemodel (joint venture)
18 18 19 20 21 22 22 23 23 23 24 26 27 27 28 28 28 29 30 30 30
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
Grondbeleid en grondexploitaties Grondbeleid als afgeleide van ruimtelijk beleid Grondexploitaties; wat en hoe Grondexploitaties; risico’s en stuurknoppen Grondbedrijven binnen gemeentelijke organisaties Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Vertrouwelijkheid van gegevens
32 32 33 37 39 40 40
5 5.1 5.2 5.3 5.4
Sturen op doelstellingen Aansluiting op programmabegroting Doelstellingen ruimtelijk beleid en grondbeleid Meerjarenprogramma gebiedsontwikkeling (MPG) als stuurinstrument Checklist sturen
42 42 43 43 46
6 6.1 6.2
Beheersen op geld en inhoud Maatregelen en procedures Checklist beheersen
47 47 50
7 7.1 7.1.1 7.1.2 7.2 7.2.1 7.2.2 7.3 7.3.1 7.3.2 7.4 7.4.1 7.4.2 7.5 7.5.1 7.5.2 7.6
Verantwoorden over resultaten en acties Algemene eisen aan verantwoording Volledigheid van de presentatie Inhoud bestuursrapportages Waarderingsgrondslagen Niet in exploitatie genomen (bouw)gronden (NIEGG) Bouwgrond in exploitatie (onderhanden werk) Te verwachten winstgevende bouwgrondexploitatie Tussentijdse winstneming Methoden tussentijdse winstneming Te verwachten verliesgevende bouwgrondexploitatie Voorzieningenvorming Verliescompensatie Kosten voor bovenwijkse voorzieningen Causaal verbonden kosten Niet causaal verbonden kosten Checklist verantwoorden
52 52 52 52 54 54 55 55 56 56 57 57 58 58 58 59 60
8 8.1 8.2 8.3 8.4 8.5 8.6
Toezicht op realisatie binnen de gestelde kaders Toezichtinstrumenten Toezicht vanuit college Toezicht raad op uitvoering door college Toezicht door rekenkamer Toezicht door provinciale toezichthouder Checklist toezicht
61 61 61 62 63 63 64
9 9.1 9.2 9.2.1 9.2.2 9.2.3 9.2.4 9.2.5 9.3 9.4 9.4.1 9.4.2 9.4.3
Risicomanagement en weerstandsvermogen Wat zijn risico’s? Cyclus van risicomanagement De cyclus Soorten risico’s Onderkennen van risico’s Beheersen en bijsturen van risico’s Rapportage over risico’s Scenario’s Inzicht in risicobandbreedtes Nut en omvang weerstandsvermogen De huidige praktijk en handreikingen Enkele aanbevelingen
65 65 65 65 66 68 68 69 69 70 71 71 71
10 10.1 10.1.1 10.1.2 10.2 10.3
Vierstappenbenadering naar control van uw grondbedrijf Helder gedefinieerde doelstellingen en informatiebehoeften Programma Financiën Activiteiten en verantwoordelijkheden Kaderstellende documenten op strategisch, tactisch en operationeel niveau Verantwoording Tot slot
72 72 72 72 72
10.4 10.5
74 75 76
Bijlage 1 Risicokaart
77
Bijlage 2 STORM Model (Sturing en organisatie ruimtelijke maatregelen)
78
Bijlage 3 Voorbeeld inhoudsopgave nota grondbeleid
80
Bijlage 4 Standaarddossier grondexploitatie
81
Bijlage 5 Participanten handboek Grond(ig) beleid
82
Bijlage 6 Auteurs Deloitte
83
Gemeente Governance Grond(ig) beleid Handboek
Voorwoord Grondbeleid gaat om kaders voor en uitvoering van ruimtelijke maatregelen. Doelstellingen moeten helder zijn alsook de wijze van sturing, beheersing van risico’s en verantwoording. Als het gaat om exploitatie van gronden gaat het al snel om veel geld en veel risico. Ook gaat het vaak om complexe projecten met veel partijen en een lange looptijd. Het is dan ook niet voor niets dat grondbeleid sinds de invoering van het dualisme, onderwerp is van een in het Besluit begroting en verantwoording (BBV) voorgeschreven verplichte paragraaf in de begroting en verantwoording. Hiermee is bedoeld de transparantie – en daarmee de democratische sturing en verantwoording – over dit onderwerp te vergroten. Met het oog op deze verplichte paragraaf heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in november 2006 voor raadsleden een korte handreiking uitgebracht die is vervaardigd door Deloitte. Uit de grote belangstelling hiervoor is gebleken dat er veel aandacht is voor dit onderwerp. Vandaar het initiatief van Deloitte om ter verdieping van deze handreiking een uitgebreider handboek over dit onderwerp uit te brengen, met financiële en inhoudelijke steun van zowel het Ministerie van VROM als van BZK. Dit handboek kan ambtenaren, leden van de griffie, collegeleden, maar ook geïnteresseerde raadsleden handvatten bieden bij het maken van keuzes en formuleren van doelstellingen bij het grondbeleid, maar ook inzicht geven in risico’s en stuurknoppen. Dit handboek biedt veel suggesties en voorstellen voor betere transparantie en governance op het gebied van grondbeleid, maar ook voor inrichting van grondbedrijven en sturing en verantwoording van grondexploitaties. Daarnaast is het terrein van de grondexploitatie volop in beweging. Door de beoogde aanpassing van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de invoering van de Grondexploitatiewet zal voor gemeenten het speelveld en ook de wijze van opereren aanzienlijk (moeten) veranderen. Naar onze mening stellen veel gemeenten nog te makkelijk dat men actief grondbeleid wil voeren. Gegeven de risico’s en de nieuwe instrumenten en mogelijkheden zou zo’n standpuntbepaling zorgvuldiger en gedifferentieerder moeten plaatsvinden. Het handboek Gemeente Governance Grond(ig) beleid geeft een praktisch en inzichtelijk overzicht met concrete aanbevelingen, checklisten en formats om meer zicht en greep te krijgen op dit onderwerp binnen de gemeenten. Ik hoop en verwacht daarom dat dit handboek verhelderend mag werken en tot steun is bij de inrichting van een goede governance ten aanzien van grondbeleid. Arie Elsenaar RE RA Voorzitter Industry Lokaal Bestuur Deloitte
3
Gemeente Governance Grond(ig) beleid Handboek
Samenvatting Als het gaat om exploitatie van gronden gaat het om veel geld en veel risico. Bij de grondbedrijfsactiviteiten van een gemeente gaat vaak vele malen meer geld om dan op de totale gemeentelijke begroting. Ook gaat het veelal om complexe projecten met veel partijen en een lange looptijd. Sturing en verantwoording zijn vaak niet helder. Juist in dát onderdeel van de gemeente waar veel geld kan worden verdiend én verloren kan gaan, zijn transparantie, inzicht in risico’s en beheersing daarvan essentieel. Grondbeleid is sinds de invoering van het dualisme onderwerp van een in het Besluit begroting en verantwoording (BBV) voorgeschreven verplichte paragraaf in de begroting en verantwoording. Door in deze paragraaf concreet inzicht te bieden in de exploitaties in relatie tot het ruimtelijk beleid, de nog niet in exploitatie genomen gronden, de risico’s in relatie tot het weerstandvermogen en de afweging per locatie tussen actief grondbeleid, publiekprivate samenwerking of kostenverhaal kan de transparantie aanzienlijk worden verbeterd. Het terrein van de grondexploitatie is daarnaast volop in beweging. Door de beoogde aanpassing van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de invoering van de Grondexploitatiewet kunnen gemeenten een hernieuwde afweging maken tussen actief en faciliterend grondbeleid. Dit alles was voor Deloitte aanleiding om met steun van de ministeries van BZK en VROM een handboek Gemeente Governance Grond(ig) beleid uit te brengen. Hierin zijn, naast een beschrijving van alle aspecten van grondbeleid, ook concrete checklisten, formats en voorbeelden van best practices opgenomen. Het handboek vormt daarmee een aanvulling op de korte Handreiking Grondbeleid, die in opdracht van het ministerie van BZK door Deloitte is opgesteld voor alle raadsleden.
Grondbeleid Nota grondbeleid Grondbeleid van een gemeente is een instrument om ruimtelijke doelstellingen te bereiken. Die doelstellingen liggen op het terrein van volkshuisvesting, ruimtelijke ordening, economische ontwikkeling en openbare ruimte, infrastructuur, recreatie en natuur. De wijze waarop die doelstellingen per locatie kunnen worden bereikt, met welke middelen en binnen welke randvoorwaarden, kan worden vastgelegd in een nota grondbeleid. Een nota grondbeleid geeft daarmee antwoord op vragen als: • In hoeverre worden ruimtelijke doelstellingen gehaald met het huidige programma? • Zijn er aanvullende plannen noodzakelijk en welke zijn in voorbereiding? • Wat zijn de financiële risico’s en hoe worden deze opgevangen en beheerst? • Wat is de ontwikkeling van de reserve grondexploitatie? • Welke instrumenten worden ingezet voor realisatie van de doelstellingen (anticiperende aankopen, onteigening, etc.)? • Hoe wordt omgegaan met bovenplanse kosten voor infrastructuur en voorzieningen? • Welke wijze van prijsvorming wordt gehanteerd voor gronduitgiften? • Hoe is het uitgifte- en selectiemechanisme voor de afnemers van gronden? • Hoe en wanneer wordt de raad geïnformeerd en betrokken? Uiteraard zal de richting zoals deze in de nota Grondbeleid is aangegeven vaak nog een nadere vertaling moeten krijgen in beleidsregels en richtlijnen. Zoals bijvoorbeeld een nota grondprijzen, reservebeleid, etc. Besluit begroting en verantwoording In het Besluit begroting en verantwoording (BBV) is grondbeleid een verplichte paragraaf in de begroting en verantwoording. De gemeente geeft in deze paragraaf een overzicht van de lopende, af te ronden en toekomstige projecten, de vorm waarin zij worden uitgevoerd (al dan niet in samenwerking met private partijen), de financiële consequenties van de 4
Gemeente Governance Grond(ig) beleid Handboek
Wetgeving Wet ruimtelijke ordening De ruimtelijke plannen die bepalen hoe Nederland er in de toekomst uit zal zien, vinden hun basis in de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Voor de gemeente zijn de belangrijkste planningsinstrumenten het structuurplan, het bestemmingsplan en de artikel 19 WROprocedure (vrijstelling van geldende bestemmingsplanbepalingen). De WRO wordt grondig herzien om de overzichtelijkheid te vergroten. Het streven is de herziene Wet ruimtelijke ordening (Wro) op 1 juli 2008 in werking te laten treden. Met de Wro worden: • procedures en rechtsbescherming sterk vereenvoudigd; • verantwoordelijkheden neergelegd op de juiste plaats, de provincie wordt verantwoordelijk voor bovengemeentelijke belangen, het rijk voor nationale belangen.
$OORWERKING LANGS BESTUURLIJKE LIJN
$OORWERKING DOOR MIDDEL VAN INZET VAN JURIDISCHE INSTRUMENTEN
2IJK
3TRUCTUURVISIE 2IJK
!LGEMENE MAATREGEL VAN BESTUUR AANWIJZING
0ROVINCIE
3TRUCTUURVISIE 0ROVINCIE
6ERORDENING AANWIJZING
'EMEENTE
3TRUCTUURVISIE 'EMEENTE
"ESTEMMINGS PLANNEN BEHEERSVERORDENINGEN
Grondexploitatiewet Gemeenten ondervinden op dit moment veel moeilijkheden om in een gebiedsontwikkeling bepaalde kosten te kunnen verhalen op ontwikkelende partijen. Dit doet zich met name voor bij ontwikkelingen waarin de gemeente zelf geen grondpositie heeft. De huidige regelingen in die situatie (exploitatieovereenkomst op basis van de verplichte exploitatieverordening ex artikel 42 WRO en de baatbelasting) kennen grote beperkingen die het mogelijk maken dat deze ontwikkelaars niet of onvoldoende bijdragen aan deze kosten. Bij de ontwikkeling van bouwlocaties is vooraf meer duidelijkheid nodig over de kosten die gemeenten in rekening kunnen brengen bij projectontwikkelaars. Het gaat hierbij om de kostensoorten, de hoogte van die kosten en de verdeling van die kosten tussen de verschillende actoren. Hiertoe heeft het kabinet het voorstel Grondexploitatiewet ingediend. Kostenverhaal wordt mogelijk via een privaatrechtelijke overeenkomst of afdwingbaar bij de bouwvergunning. Locatie-eisen voor sociale woningbouw en (collectief) particulier opdrachtgeverschap kunnen via het exploitatieplan worden vastgelegd en afgedwongen. De Grondexploitatiewet gaat onderdeel uitmaken van de Wro en treedt naar verwachting tegelijkertijd met de Wro in werking op 1 juli 2008.
Governance en grondbeleid Een goede public governance draagt bij aan het voorkomen van onzekerheden en fouten en richt zich op een efficiënte en effectieve realisatie van beleidsdoelstellingen. De vier kernbegrippen van governance – sturen, beheersen, verantwoorden en toezicht houden – liggen ten grondslag aan een goede uitvoering van het gemeentelijk grondbeleid.
%XTERNE ORGANISATIE
projecten, de prioritering en het instrumentarium van control en beheersing. Tevens wordt in deze paragraaf aangegeven om welke redenen en bij welke projecten voor actief of faciliterend grondbeleid is gekozen.
.ADRUK LIGT OP
6ERANTWOORDING
4OEZICHT EN
4RANSPARANTIE
@%XTERNE 3TAKEHOUDERS
!AN ONDER MEER
2AAD
0ROVINCIAAL TOEZICHTHOUDER
6ERANTWOORDEN
4OEZICHT
'OVERNANCE Figuur 1: De Wet ruimtelijke ordening (bron: Nota Ruimte, 2006. Ministerie van VROM)
)NTERNE ORGANISATIE
De belangrijkste wijzigingen zijn onder meer dat gemeenten structuurvisies moeten opstellen, die hun doorvertaling moeten vinden naar bestemmingsplannen. Voor gebieden waar geen ruimtelijke plannen zijn voorzien, kan worden volstaan met een (conserverende) beheersverordening. De bestemmingsplannen hoeven niet meer te worden goedgekeurd door Gedeputeerde Staten en de bestemmingsplanprocedure wordt verkort naar 26 weken.
3TUREN .ADRUK LIGT OP
+ADERSTELLING RUIMTELIJK BELEID
6ASTGESTELDE GRONDEXPL
,ANGE TERMIJN
"EHEERSEN @)NTERNE ORGANISATIE
.ADRUK LIGT OP
!/)#
2ISICOMANAGEMENT
0LANNING EN #ONTROL
+ORTE TERMIJN
Figuur 2: Governancecyclus 5
Gemeente Governance Grond(ig) beleid Handboek
Sturen op doelstellingen Bij het sturen gaat het om duidelijke afspraken over doelstellingen, prestaties en budgetten. Deze zijn te vinden in de programmabegroting en aan de hand van de in het BBV voorgeschreven verplichte onderdelen van grondbeleid. De kaderstelling (en sturing) vindt plaats door middel van de nota grondbeleid, die duidelijke afspraken hoort te bevatten over output, randvoorwaarden en financiële kaders. Daarnaast kan een meerjarenprogramma gebiedsontwikkeling (MPG), in aanvulling op de nota grondbeleid, inzicht bieden in de aansluiting tussen grondbeleid en ruimtelijk beleid. Beheersen op geld en inhoud Bij beheersing – is het grondbeleid ‘in control’? – gaat het om maatregelen en procedures waarmee bijsturing mogelijk is om de gedefinieerde doelstellingen te halen. Daarbij horen afbakening van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden, afspraken over informatieverstrekking met het oog op bijsturen van het beleid en de uitvoering daarvan. Ook het inzichtelijk maken van risico’s, effecten van wijzigende parameters en optimaliseringsmogelijkheden in de plannen behoren daartoe. Verantwoorden over resultaten en acties De verantwoording over grondexploitaties moet volledig, tijdig, juist en inzichtelijk zijn. Vaak is die verantwoording financieel-technisch en zeker voor raadsleden op het eerste oog niet erg inzichtelijk. Heldere rapportages over programma’s, looptijden en saldi van plannen alsmede van de ontwikkeling van reserves en voorzieningen voor grondexploitaties zijn in het handboek aangegeven.
0ROJECT
#ONTANTE WAARDE PLANSALDO X 9
,OOPTIJD
0ROGRAMMA
WONINGEN
M KANTOREN
0ROJECT !
0ROJECT "
0ROJECT #
0ROJECT $
0ROJECT %
M BEDRIJVEN
0ROJECT VERLOOPT VOLGENS BESTUURLIJK VASTGESTELD PLAN GRONDEXPL EN STEDEBOUWK PLAN 0ROJECT WIJKT AF VAN BESTUURLIJK VASTGESTELD PLAN OP ÏÏN OF MEER ONDERDELEN KOSTENOPBRENGSTEN AFWIJKING 9
PLANSALDO AFWIJKING 9 ENOF
PROGRAMMA AFWIJKING 0ROJECT WIJKT AF VAN BESTUURLIJK VASTGESTELD PLAN OP IN IEDER GEVAL ÏÏN VAN DE ONDERDELEN KOSTENOPBRENGSTEN AFWIJKING 9
PLANSALDO AFWIJKING 9 ENOF
PROGRAMMA AFWIJKING Figuur 3: Voorbeeldrapportage grondexploitaties
6
Toezicht op realisatie binnen de gestelde kaders De gemeenteraad heeft ook ten aanzien van het grondbeleid een kaderstellende en controlerende rol. Daarbij stelt de raad vast wat de doelstellingen, de randvoorwaarden en de instrumenten zijn (op programmaniveau en op projectniveau) en hoe hij geïnformeerd wordt over de uitvoering hiervan. Dit geldt ook voor de activiteiten die de gemeente ontplooit in samenwerking met andere actoren (andere gemeenten in de vorm van gemeenschappelijke regelingen en private partijen in de vorm van PPS). Doelstellingen en randvoorwaarden voor de samenwerking moeten vooraf als kaderstelling in regelingen en contracten worden vastgelegd.
Risicomanagement Wat zijn risico’s Grondbedrijven of organisatieonderdelen die betrokken zijn bij de uitvoering en realisatie van grondexploitaties lopen diverse risico’s. Deze zijn het gevolg van een langdurige looptijd van plannen en planvorming, inschatting van parameters aan het begin van de planperiode, marktwerking en betrokkenheid van partijen en de hiermee
Gemeente Governance Grond(ig) beleid Handboek
corresponderende belangen. De definitie van een risico is dan ook een mogelijke gebeurtenis die een negatieve of positieve invloed kan hebben op het realiseren van de strategie, doelstellingen of uitkomsten van een grondexploitatie, zoals effecten van rentestijgingen, planvertragingen, etc. Risicomanagement Risicomanagement is het proces van identificeren en beheersen van risico’s. Hierbij moet altijd rekening worden gehouden met een afweging van kosten en baten. Wanneer de risicokans laag is en de kosten van vermijden of beperken hoog zijn, is het niet interessant om beheersmaatregelen te treffen. Daarnaast moet een relatie worden gelegd tussen de risico’s en het gewenste weerstandsvermogen, alsmede de optimalisatiemogelijkheden in de plannen. Risicomanagement is dus meer dan het alleen inventariseren van de risico’s, maar zal ook haar doorvertaling moeten krijgen in werkprocessen, -methoden, afspraken, acties, besluitvorming en rapportages.
die voor dat negatieve plansaldo is getroffen. Daarom is het van belang de bandbreedte van de risico’s af te zetten tegen (de ontwikkeling van) het weerstandsvermogen voor het grondbedrijf. De risicobandbreedte moet overigens natuurlijk elk jaar opnieuw worden berekend: nieuwe projecten worden toegevoegd, lopende projecten veranderen van risicoprofiel en sommige worden afgesloten.
!LGEMENE RESERVE -INIMAAL -AXIMAAL
-IDDEN
Figuur 4: Voorbeeld ontwikkeling reserve grondbedrijf ten opzichte van risicobandbreedte
Risicoprofiel grondexploitatie Een grondexploitatie heeft een aantal belangrijke kenmerken, zoals: • Plannen binnen een grondexploitatie kennen vaak een langjarige looptijd. • Plannen zijn afhankelijk van markt, derde partijen en wetgeving bij de uitvoering en ontwikkeling. • De opzet van plannen gaat zowel inhoudelijk als financieel van grof naar fijn. De onderbouwing en hardheid van plannen wordt steeds duidelijker bij het verstrijken van de looptijd van een plan. • Een grondexploitatie kent vele variabelen en uitgangspunten die een forse impact kunnen hebben op de beoogde planuitkomsten. Van belang is risico’s te kwantificeren en planmatig om te gaan met het inschatten en onderkennen van risico’s binnen de individuele grondexploitaties. Als risico’s zich voordoen en leiden tot bijstellingen van het plansaldo van plannen met een voorzien verlies, hebben die mutaties direct financiële consequenties voor de gemeente door middel van het verhogen of verlagen van de voorziening
Aanbevelingen Om te zorgen dat gemeenten op het terrein van de grondexploitatie en grondbeleid een adequaat systeem van risicomanagement hebben, zijn de volgende stappen noodzakelijk: • Dynamisering: herziening en rapportage over de ontwikkelingen binnen de individuele risicovolle plannen moet niet alleen op het moment van samenstellen van de jaarrekening plaatsvinden. Het periodiek rapporteren en analyseren van uitgangspunten is hierbij belangrijk. Risicoanalyse is geen foto maar een film. • Besluitvorming: vaak wordt gezegd dat grondexploitaties een black box zijn. Het is het speeltje van de projectleider of de planeconoom. Laat bijstellingen, aan de hand van spelregels, op het juiste niveau autoriseren en houd deze in beeld. Bijvoorbeeld door een logboek over de langjarige planperiode. • Kwantificering: breng in beeld wat de risico’s zijn en schat in wat de kans van manifesteren is. Hierbij zal het uiteraard niet zo zijn dat alle risico’s zich in één keer voordoen. Het enkel hebben van een inzicht geeft helderheid aan het keuzeproces en zorgt voor een deugdelijk afwegingsproces. Een gedegen scenarioanalyse kan hierbij behulpzaam zijn. • Onderbouwing uitgangspunten: onderbouw welke onderliggende gegevens zijn gehanteerd voor de prospectie van toekomstige resultaten en onder welke veronderstellingen. • Risicomanagement inbedden in het proces: zorg dat risicomanagement structureel wordt vormgegeven in onderdelen van de grondexploitatie en niet alleen bij het opstellen van de jaarverantwoording of bestuursrapportages. Probeer bijvoorbeeld bij cruciale beslissingen, zoals bij verwervingen, de risico’s inzichtelijk te maken. • Informatievoorziening: leg verantwoording af! Dit geldt niet alleen voor de financiële normen maar ook voor de bereikte resultaten op het terrein van kwaliteit en prestaties (bijv. hoeveelheden en categorieën woningen, vierkante meter bedrijfsterrein, etc.). 7
Gemeente Governance Grond(ig) beleid Handboek
Tenslotte kan in een aantal stappen worden bezien of en hoe de organisatie met betrekking tot de grondbedrijfsactiviteiten in control is. Het gaat daarbij o.a. om de volgende vragen: • Zijn de doelstellingen en informatiebehoeften helder gedefinieerd (zowel ruimtelijk als financieel)? • Is er duidelijkheid over verantwoordelijkheden en activiteiten? Dit betreft zowel de grondbedrijfsactiviteiten (verwerving, bouw- en woonrijp maken, uitgifte), de planning- en controlactiviteiten, als de procesactiviteiten. Daarbij gaat het niet alleen om de verdeling tussen raad en college, maar ook tussen college en ambtelijk apparaat en bínnen het ambtelijk apparaat. • Welke kaderstellende documenten en afspraken zijn er op strategisch, tactisch en operationeel niveau? Als schematisch voorbeeld van een dergelijke check is figuur 5 opgenomen:
• Tenslotte is van belang welke verantwoordingsdocumenten er zijn en welke afspraken hierover bestaan. Bijvoorbeeld een Meerjarenprogramma met een overzicht van de exploitaties, de plannen in voorbereiding, de output en de tijdshorizon; tussentijdse rapportages waarin majeure afwijkingen worden gemeld; en de begroting en jaarrekening en de wijze waarop daarin verslag wordt gedaan van het grondbeleid. Met deze vragen kunt u in kaart brengen hoe de gemeente ervoor staat in de beheersing van de grondbedrijfsactiviteiten, zowel in opzet als in werking. In het handboek is op deze onderwerpen een nadere uitwerking opgenomen, zodat daarmee grotere transparantie en control op deze belangrijke, gevoelige en risicovolle activiteiten mogelijk is.
2EGIE RUIMTELIJKE PLANVORMING
0RODUCTEN
/PERATIONEEL
0ROCESBESCHRIJVINGEN ADMINISTRATIEVE ORGANISATIE
0RIJZENBOEK STANDAARD KOSTPRIJZEN PER M
0ROTOCOL 0LANECONOMIE
$OSSIERINDELING STANDAARDISERING
#APACITEITSRAMING COMPETENTIES
4ACTISCH
-EERJARENPROGRAMMA
2ISICOMANAGEMENT
3TRATEGISCH
.OTA GRONDBELEID
.OTA BOVENWIJKSE VOORZIENING EN KOSTENVERHAAL
.OTA 'RONDPRIJSBELEID
!FGEROND
-EE BEZIG
-OET NOG GEBEUREN
Figuur 5: Kaderstelling op strategisch, tactisch en operationeel niveau
8
Gemeente Governance Grond(ig) beleid Handboek
9
Gemeente Governance Grond(ig) beleid Handboek
1 De noodzaak van een betere governance bij grondbeleid 1.1 Waarom dit handboek? Gemeentebesturen ervaren grondbeleid vaak als een black box. Dit heeft te maken met aspecten van beleid, ruimtelijke doelstellingen, processen en organisatie, financiën en informatievoorziening en besluitvorming. Beleid Er is lang niet altijd sprake van een duidelijk beleid: willen we actief gronden aankopen, moet er een voorkeursrecht worden gevestigd, willen we gebieden actief (zelf), gezamenlijk met anderen (een publiekprivate aanpak) of dóór anderen laten ontwikkelen (en daarbij zelf een faciliterende rol spelen)? Kortom: wat willen we, en nog belangrijker, waarom? Ruimtelijke doelstellingen Gemeenten hebben niet altijd zicht op de mate waarin het grondbeleid helpt om de ruimtelijke doelstellingen te realiseren. Welk (ruimtelijk) programma zit er precies in de plannen, in welke categorieën en met welke looptijd? Halen we daarmee onze ruimtelijke doelstellingen op het gebied van woningbouw, bedrijfs- en of kantoorterreinen? Processen en organisatie De organisatie en processen rondom grondbeleid zijn vaak onduidelijk: wie doet in een gebiedsontwikkeling of binnenstedelijke herstructurering wat en, minstens zo belangrijk, wie is wanneer aan zet? Zo komt het voor dat er ambtelijk al volop aan een gebiedsontwikkeling gewerkt wordt zonder dat er bestuurlijk een duidelijke lijn is uitgezet. Vaak ontbreekt het overzicht. Soms bemoeit iedereen zich er mee zodat een projectleider niet meer weet welke kant hij op moet. Bij de afronding van een project willen formele aspecten wel eens ‘vergeten’ worden, want het volgende project staat alweer op stapel. Hierdoor wordt de verantwoording van het vorige project ‘uitgesteld’. Financiën Wat zijn de beoogde resultaten van de grondexploitatie, welke ruimtelijke investeringen kunnen en willen we verhalen? Wat zijn de financiële kaders en 10
randvoorwaarden? Op welke wijze wordt de verkoopprijs van gronden bepaald en hoe ontwikkelt de reserve grondexploitatie zich? Welk weerstandsvermogen is gewenst om de risico’s op te kunnen vangen? Bij dit alles is transparantie naar het gemeentebestuur, maar ook naar de toezichthouder gewenst maar niet altijd geheel aanwezig. Informatievoorziening en besluitvorming Hoe en wanneer wordt de gemeenteraad betrokken bij het opstellen van bestemmingsplannen en grondexploitaties? Zijn uitgangspunten en randvoorwaarden vooraf helder vastgesteld? En hoe wordt de raad vervolgens ná het vaststellen hiervan geïnformeerd in het kader van de actieve informatieplicht? Te vaak is de verantwoording achteraf, zonder mogelijkheid tot bijsturen, een brij van cijfers en teveel, nietinzichtelijke informatie. Daarbij is het niet alleen lastig om door de bomen het bos te blijven zien, maar ook om te weten welke bomen in het bos verstopt zitten. Dat er sprake is van een black box is zorgelijk, want grondbeleid gaat veelal over gebiedsontwikkelingen met een lange looptijd (tien jaar of langer is daarbij gebruikelijk) met ingrijpende, veelal blijvende gevolgen voor onze leefomgeving. Gebiedsontwikkelingen betreffen een complexe materie en gaan, ook vanwege de lange looptijd, gepaard met grote onzekerheden. Met de bijbehorende grondexploitaties zijn financiële risico’s en veel geld gemoeid. Risico’s die betrekking hebben op ramingen van onder meer kosten, rente en inflatie en op verwachtingen ten aanzien van opbrengsten en marktontwikkelingen. Een enkele vergissing of te late bijsturing kan grote gevolgen hebben, in termen van geld, tijd en kwaliteit. Indien dan blijkt dat de governance niet op orde is geweest, kan dit ook verdergaande politieke gevolgen hebben. Daarom is er alle aanleiding om zorg te dragen voor zoveel mogelijk transparantie. De black box moet dus transparant, een open box, worden. Dit blijkt in de praktijk echter moeilijker te realiseren dan in theorie; uitvoering blijkt vaak lastiger dan planvorming. Daarom is er naast een expliciet
Gemeente Governance Grond(ig) beleid Handboek
en transparant grondbeleid een governancekader nodig van sturen, beheersen, verantwoorden en toezicht houden. Het voor u liggende handboek Gemeente Governance Grond(ig) beleid geeft de handvatten voor het ontwikkelen van grondbeleid, met daaraan gekoppeld handreikingen voor een goede governance. Met dit handboek leert u op verantwoorde wijze om te gaan met de grote beleidsmatige en financiële opgaven en daarmee samenhangende risico’s.
• In hoeverre worden ruimtelijke doelstellingen gehaald met het huidige programma? • Zijn er aanvullende plannen noodzakelijk en welke zijn in voorbereiding? • Wat zijn de financiële risico’s en hoe worden deze opgevangen en beheerst? • Wat is de ontwikkeling van de reserve grondexploitatie? • Is structurele dekking van de apparaatskosten aanwezig en verantwoord? • Welke instrumenten worden ingezet voor realisatie van de doelstellingen? • Hoe wordt omgegaan met bovenplanse kosten voor infrastructuur en voorzieningen? • Welke wijze van prijsvorming wordt gehanteerd? • Hoe is het uitgifte- en selectiemechanisme voor de afnemers van gronden? Kader 1: Bestuurlijke informatiebehoeften in een nota grondbeleid
1.2 Grondbeleid
Desalniettemin gaat er in de complexe wereld van grondexploitaties wel eens iets mis, ondanks een goed beleid. Een goede governance draagt bij aan het voorkomen van onzekerheden en fouten. Dit wordt bereikt door een transparante sturing en verantwoording. Belangrijk hierbij is een adequaat risicomanagement en het hier naar handelen. Al deze elementen komen in dit handboek dan ook aan de orde.
De vier kernbegrippen van public governance – sturen, beheersen, verantwoorden en toezicht houden – liggen ten grondslag aan een goede uitvoering van het gemeentelijk grondbeleid. Figuur 1 laat de governancecyclus zien in relatie tot grondbeleid. Goede public governance richt zich op een efficiënte en effectieve realisatie van beleidsdoelstellingen. Essentiële elementen hierbij zijn: • afspreken van heldere omgangsvormen; • afbakenen van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden; • bewerkstelligen van transparantie; • meetbaar maken van resultaten; • op een open wijze communiceren en nemen van effectieve beheersmaatregelen.
%XTERNE ORGANISATIE
Om de kaderstellende en controlerende rol van de gemeenteraad op het gebied van grondbeleid vorm te geven is grondbeleid in het Besluit begroting en verantwoording (BBV) een verplichte paragraaf in de begroting en verantwoording. Deze (door de raad vast te stellen) paragraaf dient een overzicht te geven van de lopende, af te ronden en toekomstige projecten, de vorm waarin zij worden uitgevoerd (al dan niet in samenwerking met private partijen), de financiële consequenties van de projecten en de prioritering. Ook moet het controlen beheersingsinstrumentarium voor de raad in deze paragraaf worden aangegeven, zoals regels voor eventuele tussentijdse winstneming op grondexploitaties, voor verliesgevende complexen en voor financiële sturing en verantwoording.
1.3 Governance en grondbeleid
.ADRUK LIGT OP
6ERANTWOORDING
4OEZICHT EN
4RANSPARANTIE
@%XTERNE 3TAKEHOUDERS
!AN ONDER MEER
2AAD
0ROVINCIAAL TOEZICHTHOUDER
6ERANTWOORDEN
4OEZICHT
'OVERNANCE 3TUREN )NTERNE ORGANISATIE
Grondbeleid van een gemeente vormt het kader waarbinnen het ruimtelijk beleid, zowel ten aanzien van volkshuisvesting, economische ontwikkeling en openbare ruimte, als voor infrastructuur, recreatie en natuur op een verantwoorde en transparante wijze vorm kan krijgen. Het wordt vastgelegd in een nota grondbeleid.
.ADRUK LIGT OP
+ADERSTELLING RUIMTELIJK BELEID
6ASTGESTELDE GRONDEXPL
,ANGE TERMIJN
"EHEERSEN @)NTERNE ORGANISATIE
.ADRUK LIGT OP
!/)#
2ISICOMANAGEMENT
0LANNING EN #ONTROL
+ORTE TERMIJN
Figuur 1: Governancecyclus
11
Gemeente Governance Grond(ig) beleid Handboek
1.4 Leeswijzer Dit handboek bestaat uit negen hoofdstukken. Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 stilgestaan bij actuele kaders en ontwikkelingen, naar de stand van begin 2007. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op vormen en instrumenten van grondbeleid. Hoofdstuk 4 gaat in op grondbeleid en grondexploitaties. Na dit meer beleidsmatige deel worden de vier kernbegrippen van de governancecyclus in de hoofdstukken 5, 6, 7 en 8 uitgewerkt naar concrete aanbevelingen met mogelijke formats en voorbeelden. Antwoord wordt gegeven op vragen als: • Sturen: Zijn er heldere doelstellingen geformuleerd? • Beheersen: Hoe wordt gezorgd dat de doelstellingen worden gerealiseerd? Zijn er adequate regels en procedures? Hoe zit het organisatorisch, inhoudelijk en financieel? • Verantwoorden: Hoe kan deze verantwoording op hoofdlijnen en inzichtelijk blijven, dus geen pakken papier. Hoe wordt intern en extern gerapporteerd? • Toezicht houden: Hoe zorgen we ervoor dat realisatie binnen de gestelde kaders plaatsvindt? Hoe wordt de uitvoering bewaakt door raad, rekenkamer en provincie?
12
In hoofdstuk 9 van dit handboek wordt apart stilgestaan bij risicomanagement en weerstandsvermogen. Hoe krijgt u zicht op risico’s en welk weerstandsvermogen is daarvoor gewenst? Hoofdstuk 10 sluit het handboek af. In de bijlagen bij dit handboek treft u een risicokaart, het STORM-model, een voorbeeld van een inhoudsopgave voor een nota grondbeleid en een standaardindeling voor een dossier grondexploitatie aan. Ook treft u een overzicht aan van de participanten en de auteurs van dit handboek.
Gemeente Governance Grond(ig) beleid Handboek
2 Actuele beleidskaders en regelgeving In dit hoofdstuk wordt eerst ingegaan op de algemene kaders, zoals het dualisme in de gemeente en het BBV, waarna wordt ingegaan op de specifieke regelgeving in de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en de Grondexploitatiewet (Grexwet). De kaderstellende instrumenten komen in het vervolg van het handboek aan de orde.
actieve of faciliterende betrokkenheid van de gemeente bij de plannen. Tenslotte moet het college in het kader van de actieve informatieplicht via tussentijdse rapportages melding maken van majeure afwijkingen op de plannen. De bandbreedte voor het rapporteren over deze afwijkingen kan in de nota grondbeleid worden vastgelegd.
2.1 Dualisme 2.1.3 Toetsen Het dualisme in de gemeentepolitiek heeft geleid tot een duidelijke verdeling van taken en verantwoordelijkheden tussen gemeenteraad en college van burgemeester en wethouders, zie figuur 2. Dit vertaalt zich ook naar het grondbeleid: de raad stelt de kaders en het college voert het beleid uit binnen de gestelde kaders. De raad controleert vervolgens in hoeverre de uitvoering van het grondbeleid door het college binnen de vastgestelde kaders heeft plaatsgevonden.
4AAK
/RGAAN
)NSTRUMENT
+ADERS STELLEN
'EMEENTERAAD
.OTA 'RONDBELEID
5ITVOEREN
#OLLEGE VAN "7
-0' -ARAPS
4OETSEN
'EMEENTERAAD
0ARAGRAAF 'RONDBELEID
Figuur 2: Dualisme grondbeleid
2.1.1 Kaders stellen In een nota grondbeleid kunnen raad en college overeenkomen welke informatie de raad wanneer en op welke wijze wil hebben. Zo kan worden vastgelegd welke tussentijdse majeure mutaties, inhoudelijk en financieel, op de plannen aan de raad worden voorgelegd. Tevens kan in de nota onder andere worden vastgelegd welke wijze van grondbeleid voor welke locatie zal worden gevoerd, plus of en hoe het college anticiperende grondaankopen vooruitlopend op planontwikkeling kan doen. Met de nota worden dus de ‘spelregels’ bepaald waarbinnen partijen kunnen handelen.
2.1.2 Uitvoeren Het college legt jaarlijks in een paragraaf bij de begroting de beleidsvoornemens neer voor het komende jaar. Tevens kan het college in een meerjarenprogramma grondbedrijf (MPG) een overzicht presenteren van de plannen in uitvoering en voorbereiding, waarbij het zowel gaat om tijd, geld en programma als om een
Het is aan de gemeenteraad om te controleren of het college, bij de uitvoering van het grondbeleid, binnen de door de gemeenteraad vastgestelde beleidskaders is gebleven. Het college brengt daartoe periodiek (bijvoorbeeld bij de tussentijdse managementrapportage) en jaarlijks verslag uit over het gevoerde grondbeleid. De wijze van verslaglegging over het gevoerde grondbeleid moet zodanig vorm worden gegeven dat de gemeenteraad in staat is zijn controlerende functie naar behoren uit te voeren. De raad kan in voorkomende gevallen zelfstandig onderzoek laten doen naar het grondbeleid en specifieke projecten, of de accountant opdragen met kleinere controlemarges specifiek naar het grondbedrijf te kijken.
2.2 Besluit begroting en verantwoording Het BBV verplicht gemeenten sinds 2004 bij de begroting en het jaarverslag een programmaplan/verantwoording op te stellen met daarin een paragraaf over het grondbeleid. In deze paragraaf moet het college bij de begroting expliciet aangeven wat het te voeren grondbeleid in het komende jaar zal zijn om de ruimtelijke planning te realiseren. In artikel 16 van het BBV wordt bepaald dat de verplichte paragraaf grondbeleid ten minste dient te bestaan uit: • een (integrale) visie op het grondbeleid in relatie tot de realisatie van de doelstellingen van de programma’s die zijn opgenomen in de begroting; • een aanduiding van de wijze waarop de gemeente het grondbeleid uitvoert (beleidsregie); • een actuele prognose van de te verwachten resultaten van de totale grondexploitatie (programmerings- en monitoringsinstrumentarium); • een onderbouwing van de geraamde winstneming; • de beleidsuitgangspunten over de reserves voor grondzaken in relatie tot de risico’s van grondzaken. Naast een beschrijving van de visie op het grondbeleid wordt in dezelfde paragraaf ook aangegeven op welke wijze de gemeente het grondbeleid uitvoert. Zo kan de gemeente aangeven om welke redenen en bij welke projecten voor actief of faciliterend grondbeleid wordt gekozen. Ook aan rechtmatig handelen moet de gemeente specifiek aandacht geven. Met name het aspect begrotingsrechtmatigheid is rondom grondexploitaties onduidelijk. Verder is de bevoegdheidsverdeling van belang rondom ruimtelijke maatregelen. In de praktijk blijkt herhaaldelijk onduidelijkheid over bijvoorbeeld budgethouderschap, het moment en wijze van herziening van exploitaties en procedures voor inkoop en grondverwerving. 13
Gemeente Governance Grond(ig) beleid Handboek
2.3 Wet ruimtelijke ordening De ruimtelijke plannen die bepalen hoe Nederland er in de toekomst uit zal zien, vinden hun basis in de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Voor de gemeente zijn de belangrijkste planningsinstrumenten het structuurplan en het bestemmingsplan. Daarnaast maken gemeenten vaak gebruik van de artikel 19 WRO-procedure (vrijstelling van geldende bestemmingsplanbepalingen). De WRO wordt grondig herzien om de overzichtelijkheid te vergroten. Het streven is de herziene Wet ruimtelijke ordening (Wro) op 1 juli 2008 in werking te laten treden. Figuur 3 laat de doorwerking van de Wro zien. De meest kenmerkende wijzigingen zijn: • Het beleid en de juridische normstelling worden gescheiden. • Procedures en rechtsbescherming worden sterk vereenvoudigd. • Verantwoordelijkheden worden op de juiste plaats neergelegd, de provincie wordt verantwoordelijk voor bovengemeentelijke belangen, het rijk voor nationale belangen.
$OORWERKING LANGS BESTUURLIJKE LIJN
$OORWERKING DOOR MIDDEL VAN INZET VAN JURIDISCHE INSTRUMENTEN
2IJK
3TRUCTUURVISIE 2IJK
!LGEMENE MAATREGEL VAN BESTUUR AANWIJZING
0ROVINCIE
3TRUCTUURVISIE 0ROVINCIE
6ERORDENING AANWIJZING
3TRUCTUURVISIE 'EMEENTE
"ESTEMMINGS PLANNEN BEHEERSVERORDENINGEN
'EMEENTE
Figuur 3: De Wet ruimtelijke ordening (bron: Nota Ruimte, 2006. Ministerie van VROM)
Concreet gaat het om de volgende in het oog springende wijzigingen die zorgen dat de positie van het bestemmingsplan wordt versterkt: • Gemeenten stellen een of meer structuurvisies op, die in de plaats komen van het structuurplan. In de structuurvisie worden de hoofdpunten van de ruimtelijke beleidsdoelen aangegeven. • Gemeenten zijn verplicht voor het gehele grondgebied van de gemeenten één of meer bestemmingsplannen of beheersverordeningen op te stellen. • Voor gebieden waar geen ruimtelijke plannen zijn voorzien, kan een gemeente volstaan met de vaststelling van een (conserverende) beheersverordening in plaats van een bestemmingsplan. • Provincie en rijk geven zoveel mogelijk van tevoren aan welke provinciale en nationale belangen doorwerken richting de gemeente.
14
Gemeente Governance Grond(ig) beleid Handboek
• Gemeenten zijn verplicht binnen een periode van 10 jaar na vaststelling van een bestemmingsplan het plan te herzien, te verlengen of te vervangen door een beheersverordening; na het verstrijken van die periode kunnen geen bouw- en andere leges meer worden geheven. • De bestemmingsplannen behoeven niet te worden goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie, zij kunnen echter nog wel via een reactieve aanwijzing het bestemmingsplan of onderdelen daarvan buiten werking stellen. • De bestemmingsplanprocedure wordt verkort naar een periode van 26 weken. • De buitenplanse vrijstelling (artikel 19 WRO) wordt opgevolgd door het projectbesluit. Een projectbesluit moet binnen een periode van maximaal één jaar (met een mogelijk uitstel tot vijf jaar) in een bestemmingsplan worden verwerkt. • De bestemmingsplannen moeten worden gedigitaliseerd. De gemeente krijgt in de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro in plaats van WRO) een belangrijke rol ondanks het feit dat ook provincies en het rijk de bevoegdheid krijgen een inpassingsplan te maken dat vergelijkbaar is met een bestemmingsplan. Deze plannen zullen zich beperken tot provinciale en rijksbelangen. In de Wro wordt invulling gegeven aan de wens tot decentralisatie. Gemeenten stellen zelf de structuurvisies op, zonder dat er sprake is van juridische doorwerking van provinciale of rijksstructuurvisies (voorheen de streekplannen en PKB’s). Rijk en provincie moeten hun belangen vooraf kenbaar maken om invloed te kunnen hebben op de beleidsvrijheid van de gemeenten. Zo is het instrument van de provinciale goedkeuring van de gemeentelijke bestemmingsplannen in de WRO vervangen door de veel beperktere mogelijkheid tot het geven van een reactieve aanwijzing in de Wro. De raad krijgt een belangrijke taak bij het vaststellen van structuurvisies. Deze structuurvisie is van groot belang voor de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeenten (en trouwens ook bij het kostenverhaal, zie paragraaf 2.4). De rol
als bestemmingsplanwetgever wordt nog sterker. Daarnaast moet de raad goed in de gaten houden of het college voldoende vaart maakt met de actualisering van bestemmingsplannen. Te oude plannen zorgen ervoor dat een gemeente geen leges meer kan heffen voor (bouw)projecten. Dit kan een forse financiële aderlating opleveren.
2.4 Grondexploitatiewet Gemeenten ondervinden op dit moment veel moeilijkheden om in een gebiedsontwikkeling bepaalde kosten van de aanleg van openbaar gebied te verhalen op de ontwikkelende partijen. Dit probleem doet zich voor bij ontwikkelingen waarin de gemeente zelf geen grondpositie heeft. De huidige regelingen in die situatie (exploitatieovereenkomst op basis van de verplichte exploitatieverordening ex artikel 42 WRO en de baatbelasting) kennen grote beperkingen die het mogelijk maken dat deze ontwikkelaars niet of onvoldoende bijdragen aan deze kosten. Voorts bestaan er te weinig mogelijkheden op te treden tegen het zogenaamde freeridergedrag. Tot slot is het ongewenst dat veel moeizame discussies moeten worden gevoerd over de kostensoorten die gedragen moeten worden door ontwikkelaars.
De Grondexploitatiewet gaat onderdeel uitmaken van de Wro. De verwachting is dat de wet in 2008 tegelijkertijd met de Wro in werking zal treden.
2.4.1 Freeridergedrag en rechtsonzekerheid In de bestaande praktijk ligt het primaat bij het sluiten van privaatrechtelijke overeenkomsten tussen ontwikkelaars en gemeenten. De Grondexploitatiewet laat dit in stand en biedt ter voorkoming van misverstanden een expliciete basis voor het sluiten van privaatrechtelijke overeenkomsten. In het verleden bestonden praktische en juridische hobbels om tot een sluitend kostenverhaal te komen. Met de nieuwe wet ontstaat de mogelijkheid om een ontwikkelaar bij een bouwvergunning de plicht op te leggen mee te betalen aan openbare voorzieningen. Discussies over de verhaalbaarheid van bepaalde kostensoorten moeten tot het verleden gaan behoren. Niet een gemeentelijke exploitatieverordening biedt een opsomming van de te verhalen kosten, maar een op de wet gebaseerde algemene maatregel van bestuur (amvb) met een uitputtende lijst van kostensoorten. Ook kan de gemeente betere locatie-eisen over de openbare ruimte en de woningbouwcategorieën stellen.
2.4.2 Exploitatieplan Daarom wenst de wetgever bij de ontwikkeling van bouwlocaties vooraf meer duidelijkheid over de kosten die gemeenten in rekening kunnen brengen bij projectontwikkelaars. Het gaat hierbij om de kostensoorten, de hoogte van die kosten en de verdeling van die kosten tussen de verschillende actoren. Instrumenten worden aangedragen die de regierol van de gemeente vergroten. Hiertoe heeft het kabinet het voorstel Grondexploitatiewet ingediend. Het nieuwe instrumentarium maakt kostenverhaal mogelijk via een privaatrechtelijke overeenkomst of afdwingbaar bij de bouwvergunning en locatie-eisen via het bestemmings- en exploitatieplan. Daarnaast maakt het nieuwe instrumentarium de realisatie van sociale woningbouw en (collectief) particulier opdrachtgeverschap eenvoudiger doordat in het exploitatieplan de locatie voor deze bestemmingen kan worden aangewezen.
Het wetsvoorstel gaat er vanuit dat partijen eerst onderhandelen. Als ze er niet uitkomen, biedt het wetsvoorstel een publiekrechtelijke stok achter de deur voor locatie-eisen en kostenverhaal. Dat begint met het opstellen van een exploitatieplan. De gemeente moet dat plan gelijktijdig met het bestemmingsplan of projectbesluit vaststellen. In dit exploitatieplan wordt rechtszekerheid geboden over de aard en hoogte van de bijdrage die een ontwikkelaar verschuldigd is. In het plan kan een gemeente eisen opnemen ten aanzien van de werkzaamheden voor het bouwrijp maken, de aanleg van de nutsvoorzieningen, de inrichting van de openbare ruimte en de locatie van de bestemmingen sociale woningbouw en particulier opdrachtgeverschap. Ook bevat het plan een exploitatieopzet met een raming van de verwachte kosten en opbrengsten. 15
Gemeente Governance Grond(ig) beleid Handboek
Dit kan tot gevolg hebben dat in een vroeg stadium op een redelijk gedetailleerd niveau vastligt welke ontwikkelingen in welk gebied plaatsvinden. Voor gebieden waarvoor de gemeente nog een uitwerkingsplan moet maken of waarvoor de gemeente nog geen bouwvergunning kan verstrekken, mag het exploitatieplan globaal zijn. De verplichting bestaat jaarlijks het exploitatieplan te herzien totdat alle werken zijn gerealiseerd om voldoende flexibel te kunnen opereren. Bij een eindafrekening moeten meevallers boven een drempel van vijf procent worden terugbetaald. In het exploitatieplan kunnen gemeenten – zoals we zagen – eisen stellen aan de aanleg van de openbare ruimte en het bouw- en woonrijp maken. Daarnaast kunnen zij eisen stellen in verband met twee verschillende woningbouwcategorieën: sociale woningbouw en vrije kavels. Daarbij geldt als voorwaarde dat met betrekking tot deze categorieën in het bestemmingsplan is vastgelegd welk percentage van het plangebied bedoeld is voor deze categorieën. Het bouwen moet in overeenstemming plaatsvinden met de locatieeisen. Een gemeente kan een bouwvergunning weigeren indien het bouwplan niet in overeenstemming is met het exploitatieplan. Dit sluit aan bij de wens om de gemeente een belangrijke rol te laten vervullen in de ontwikkeling van bouwlocaties. De gemeenten moeten in een vroeg stadium van de planvoorbereiding beslissen welke ontwikkelingen wáár worden voorgestaan en bijvoorbeeld welk contingent sociale woningbouw in de exploitatieopzet moet worden gerealiseerd. Een ander in het oog springend aspect is de binnenplanse verevening. Gronden die in een locatie worden ingebracht, hebben zelden dezelfde inbrengwaarde (of onteigeningswaarde). In het wetsvoorstel dragen gronden met een hoge inbrengwaarde minder bij aan de kosten die in een exploitatie verhaald kunnen worden dan de gronden met een lage inbrengwaarde. De gemeente bepaalt aan de hand van wegingseenheden hoe de omslag plaatsvindt. Hierbij wordt aangesloten bij de uitgifteprijzen voor de gronden. Gronden met een hoge uitgifteprijs dragen meer bij in de exploitatiekosten dan gronden met een lage uitgifteprijs. Deze binnenplanse verevening kan leiden tot een haalbare ontwikkeling van sociale woningbouwprojecten zonder dat kosten gebaseerd op hoge gronduitgifteprijzen hoeven te drukken op deze ontwikkeling.
• Doel van de wet is het voorkomen van freeridergedrag van ontwikkelaars, het versterken van de gemeentelijke regierol en het uitbannen van rechtsonzekerheid. • De gemeente kan blijven contracteren met ontwikkelaars over kostenverhaal. • Bij twijfel over kostenverhaal kan de gemeente in een vroeg stadium publiekrechtelijk verhaal voorbereiden. • De gemeente stelt een exploitatieplan op met exploitatieopzet; exploitatieplan staat open voor beroep van belanghebbenden. • De gemeente kan publiekrechtelijk kostenverhaal afdwingen via voorschriften bij de bouwvergunning. • Door kostensoortenlijst bestaat meer rechtszekerheid over de aard van de te verhalen kosten. • Er is een wettelijke basis voor het stellen van locatie-eisen, voor binnenplanse verevening tussen rendabele en niet-rendabele gedeelten en voor verhaal van kosten. • Er is een wettelijke basis voor het aanwijzen van locaties voor sociale woningbouw en (collectief) particulier opdrachtgeverschap. Kader 2: De belangrijkste punten van de Grondexploitatiewet op een rij
16
Gemeente Governance Grond(ig) beleid Handboek
2.4.3 In de praktijk Het gemeentelijke kostenverhaal zal in de praktijk veranderen. In een vroeg stadium zal overleg met de afdeling ruimtelijke ontwikkeling moeten worden gevoerd over de noodzaak en de gewenste inhoud van een exploitatieplan voor een nieuwbouwgebied. In datzelfde vroege stadium zullen uitgewerkte financiële contouren van de exploitatieopzet vorm moeten krijgen. De raadsvergadering waarin het bestemmingsplan (en zonodig het exploitatieplan) wordt vastgesteld, vormt een belangrijke knip in het proces. Tot dat moment kunnen onderhandelingen plaatsvinden (niet openbaar) tussen de gemeente en marktpartijen. Op basis van deze onderhandelingen kunnen partijen een (zgn. anterieure) overeenkomst sluiten over kostenverhaal. Als men er niet uitkomt, vervallen alle aanbiedingen. In dat geval geldt het verplicht vast te stellen exploitatieplan omdat dan het kostenverhaal niet ‘anderszins verzekerd’ is. In de raadsvergadering wordt de balans opgemaakt: heeft de gemeente met alle eigenaren het kostenverhaal en de (kwaliteits)eisen voor de werken en werkzaamheden geregeld met acceptabele overeenkomsten? Als dat zo is, is vervolgens geen vaststelling van het exploitatieplan nodig. Als dat níet zo is, dan moet de raad het exploitatieplan vaststellen (openbaar), waaraan de daarna te sluiten overeenkomsten moeten voldoen. Wanneer partijen niet tot overeenstemming komen, verloopt het proces van kostenverhaal via de bouwvergunning. Het bovenstaande is schematisch samengevat in figuur 4.
&ASE