Liturgie voor de avonddienst op Goede Vrijdag 3 april 2015 in de Hervormde Kerk te Den Ham. Aanvang: 19.30
Voorganger: ds. L. Westland uit Elburg
Intochtslied : Psalm 130: 2 & 3 2. Zoudt Gij indachtig wezen / al wat een mens misdeed, wie zou nog kunnen leven / in al zijn angst en leed? Maar Gij wilt ons vergeven, / Gij scheldt de schulden kwijt, opdat wij zouden vrezen / uw goedertierenheid. 3. Ik heb mijn hoop gevestigd / op God den Heer die hoort. Mijn hart, hoezeer onrustig, / wacht zijn verlossend woord. Nog meer dan in de nachten / wachters het morgenlicht, blijf ik, o Heer, verwachten / uw lichtend aangezicht. Stil gebed, votum en groet
(Staande)
Samenzang: Gezang 175 : 1, 2 & 4 1. O wij arme zondaars, bedelaars onrein, die in zonde ontvangen en geboren zijn, onze schulden brachten ons in zo grote nood, dat met lijf en ziel wij vervielen aan de dood. Kyrie eleison, Christe eleison, Kyrie eleison. 2. Had de Here Jezus ons niet opgezocht, mens onder de mensen, en ons vrijgekocht, Hij alleen tot sterven voor anderen bereid, wij waren verloren in alle eeuwigheid. Kyrie eleison, Christe eleison, Kyrie eleison. 4. Lof zij U, Heer Jezus, die in grote nood eenzaam en verlaten stierf de bittre dood, U die met de Vader zult heersen voor altijd: leid ons arme zondaars, O Heer, ter zaligheid. Kyrie eleison, Christe eleison, Kyrie eleison. Gebed
2
Schriftlezing 1: Psalm 22: 15 - 20 15 Als water ben ik uitgestort en al mijn beenderen zijn ontwricht; mijn hart is geworden als was, het is gesmolten in mijn binnenste; 16 verdroogd als een scherf is mijn kracht, mijn tong kleeft aan mijn gehemelte; in het stof des doods legt Gij mij neer. 17 Want honden hebben mij omringd, een bende boosdoeners heeft mij omsingeld, die mijn handen en voeten doorboren. 18 Al mijn beenderen kan ik tellen; zij kijken toe, zij zien met leedvermaak naar mij. 19 Zij verdelen mijn klederen onder elkander en werpen het lot over mijn gewaad. 20 Maar Gij, Here, wees niet verre; mijn sterkte, haast U mij ter hulpe. Samenzang: Psalm 22 : 1 & 7 1. Mijn God, mijn God, waarom verlaat Gij mij en blijft zo ver, terwijl ik tot U schrei, en redt mij niet, maar gaat aan mij voorbij? Hoe blijft Gij zwijgen? Mijn God, ik doe tot U mijn kreten stijgen bij dag, bij nacht. Tot U slechts kan ik vluchten, maar krijg geen rust, geen antwoord op mijn zuchten in klacht op klacht. 7. Het grauw dringt op, als honden van rondom, doorboort mijn hand en voet en brengt mij om. Mijn lijf verteerde tot de lege som van mijn geraamte. Zij kennen voor een stervende geen schaamte, lachen hem uit die zich niet kan verweren, en delen reeds, al dobbelend, zijn kleren, hun tot een buit.
3
Schriftlezing 2 : Johannes 19: 16b - 30 De kruisiging 16b Zij dan namen Jezus, 17 en Hij, zelf zijn kruis dragende, ging naar de zogenaamde Schedelplaats, in het Hebreeuws genaamd Golgota, 18 waar zij Hem kruisigden en met Hem twee anderen, aan weerszijden één, en Jezus in het midden. 19 En Pilatus liet ook een opschrift schrijven en op het kruis plaatsen; er was geschreven: Jezus, de Nazoreeër, de Koning der Joden. 20 Dit opschrift dan lazen vele der Joden, want de plaats, waar Jezus gekruisigd werd, was dicht bij de stad, en het was geschreven in het Hebreeuws, in het Latijn en in het Grieks. 21 De overpriesters der Joden dan zeiden tot Pilatus: Schrijf niet: De Koning der Joden, maar dat Hij gezegd heeft: Ik ben de Koning der Joden. 22 Pilatus antwoordde: Wat ik geschreven heb, dat heb ik geschreven. 23 Toen dan de soldaten Jezus gekruisigd hadden, namen zij zijn klederen en maakten daarvan vier delen, voor iedere soldaat één deel, en zijn onderkleed. Dit kleed nu was zonder naad, aan één stuk geweven. 24 Zij zeiden dan tot elkander: Laten wij dit niet scheuren, maar erom loten, voor wie het zijn zal; zodat het schriftwoord vervuld werd: Zij hebben mijn klederen onder elkander verdeeld en over mijn kleding hebben zij het lot geworpen. Dit hebben dan de soldaten gedaan.25 En bij het kruis van Jezus stonden zijn moeder en de zuster zijner moeder, Maria van Klopas en Maria van Magdala. 26 Toen dan Jezus zijn moeder zag en de discipel, die Hij liefhad, bij haar staande, zeide Hij tot zijn moeder: Vrouw, zie, uw zoon. 27 Daarna zeide Hij tot de discipel: Zie, uw moeder. En van dat uur af nam de discipel haar bij zich in huis. Het sterven van Jezus 28 Hierna zeide Jezus, daar Hij wist, dat alles reeds volbracht was, opdat de Schrift vervuld zou worden: Mij dorst! 29 Er stond een kruik vol zure wijn; zij staken dan een spons, gedrenkt met zure wijn, op een hysopstengel en brachten die aan zijn mond. 30 Toen Jezus dan de zure wijn genomen had, zeide Hij: Het is volbracht! En Hij boog het hoofd en gaf de geest.
4
Samenzang: Gezang 182: 1, 2 & 6. 1. Jezus, leven van ons leven, Jezus, dood van onze dood, Gij hebt U voor ons gegeven, Gij neemt op U angst en nood, Gij moet sterven aan uw lijden om ons leven te bevrijden. Duizend, duizendmaal, o Heer, zij U daarvoor dank en eer. 2. Gij die alles hebt gedragen, al de haat en al de hoon, die beschimpt wordt en geslagen, Gij rechtvaardig, Gij Gods Zoon, als de minste mens gebonden, aangeklaagd om onze zonde. Duizend, duizendmaal, o Heer, zij U daarvoor dank en eer. 6. Dank zij U, o Heer des levens, die de dood zijt doorgegaan, die Uzelf ons hebt gegeven ons in alles bijgestaan, dank voor wat Gij hebt geleden, in uw kruis is onze vrede. Voor uw angst en diepe pijn wil ik eeuwig dankbaar zijn. Verkondiging 23 Toen dan de soldaten Jezus gekruisigd hadden, namen zij zijn klederen en maakten daarvan vier delen, voor iedere soldaat één deel, en zijn onderkleed. Dit kleed nu was zonder naad, aan één stuk geweven. 24 Zij zeiden dan tot elkander: Laten wij dit niet scheuren, maar erom loten, voor wie het zijn zal; zodat het schriftwoord vervuld werd: Zij hebben mijn klederen onder elkander verdeeld en over mijn kleding hebben zij het lot geworpen. Dit hebben dan de soldaten gedaan. (Johannes 19 : 23 & 24) Thema: De ontluistering van de kruisiging.
5
Samenzang: Gezang 189: 1, 2, 3 & 4 1. Mijn Verlosser hangt aan ’t kruis, hangt ten spot van snode smaders. Zoon des Vaders, waar is toch uw almacht thans, waar uw goddelijke glans? 2. Mijn Verlosser hangt aan ’t kruis, en Hij hangt er mijnentwegen, mij ten zegen. Van de vloek maakt Hij mij vrij, en zijn sterven zaligt mij. 3. Mijn Verlosser hangt aan ’t kruis. Zou ik dan in droeve dagen troostloos klagen? Als ik naar zijn kruis mij richt, valt mijn eigen last mij licht. Collecten. Geloofsbelijdenis. Samenzang: Gezang 399: 3 & 4 3. U, Vader, U zij lof op een verhoogde toon! Lof en aanbidding zij uw eengeboren Zoon. Lof zij uw Geest, die ons ten Trooster is gegeven, ons in de waarheid leidt, de weg van eeuwig leven. U looft uw kerk alom, waar Gij die ook vergaarde; U looft wat loven kan, in hemel en op aarde! 4. U, Christus, onze Heer, bekleed met majesteit, des Vaders eenge Zoon, zij lof in eeuwigheid! De mensheid lag in schuld en vloek voor God verloren: Gij hebt, de mens tot heil, de schoot der maagd verkoren. Gij hebt aan ’t kruis voor ons de dood zijn macht ontnomen en ons de weg gebaand om tot Gods rijk te komen. Gebeden.
6
Samenzang: Psalm 103: 3 & 4 3. Hij is een God van liefde en genade, barmhartigheid en goedheid zijn de daden van Hem die niet voor altijd met ons twist, die ons niet doet naar alles wat wij deden, ons niet naar onze ongerechtigheden vergeldt, maar onze schuld heeft uitgewist.
(Staande)
4. Zo hoog en wijd de hemel staat geprezen boven de aarde, is voor wie Hem vrezen zijn liefde en zijn goedertierenheid. Zo ver verwijderd ’t westen is van ’t oosten, zo ver doet Hij van hen die Hij wil troosten de zonden weg, ja Hij heeft ons bevrijd. Zegen
(Staande)
7
8