LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR KLASTITULARISSEN MEI 2015 Instrumentontwikkeling
J. Dockx, E. Stevens, C. Custers, I. Fidlers, B. De Fraine & J. Van Damme
LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR KLASTITULARISSEN MEI 2015 Instrumentontwikkeling
J. Dockx, E. Stevens, C. Custers, I. Fidlers, B. De Fraine & J. Van Damme Promotoren coördinatieteam: B. De Fraine, K. Verschueren, K. Petry, S. Gielen, J. Van Damme, A. Vandenbroucke, M. Van Houtte & J.P. Verhaeghe
Research paper SSL/2015.14/2.1 Leuven, september 2015 ●●●●●
Het Steunpunt Studie- en Schoolloopbanen is een samenwerkingsverband van KU Leuven, UGent, VUB, Lessius Hogeschool en HUB.
Gelieve naar deze publicatie te verwijzen als volgt: Dockx J., Stevens E., Custers C., Fidlers I., De Fraine B. & Van Damme J. (2015), LiSO-project: vragenlijst voor klastitularissen mei 2015 instrumentontwikkeling, Steunpunt Studie- en Schoolloopbanen, Leuven. Voor meer informatie over deze publicatie
[email protected],
[email protected],
[email protected],
[email protected],
[email protected],
[email protected]
Deze publicatie kwam tot stand met de steun van de Vlaamse Gemeenschap, Programma Steunpunten voor Beleidsrelevant Onderzoek. In deze publicatie wordt de mening van de auteur weergegeven en niet die van de Vlaamse overheid. De Vlaamse overheid is niet aansprakelijk voor het gebruik dat kan worden gemaakt van de opgenomen gegevens. D/2015/4718/typ het depotnummer – ISBN typ het ISBN nummer © 2015
STEUNPUNT STUDIE- EN SCHOOLLOOPBANEN
p.a. Secretariaat Steunpunt Studie- en Schoolloopbanen HIVA - Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving Parkstraat 47 bus 5300, BE 3000 Leuven Deze publicatie is ook beschikbaar via www.steunpuntSSL.be
Voorwoord
Dit technisch rapport kadert binnen de derde generatie van het Steunpunt Studie‐ en Schoolloopbanen (2012‐2015). Dit steunpunt omvat verschillende onderzoeksdomeinen, waarvan één betrekking heeft op de schoolloopbanen van leerlingen (onderzoekslijn 2.1). Binnen dit onderzoeksdomein werd in het schooljaar 2013-2014 gestart met het onderzoek ‘Loopbanen in het Secundair Onderwijs’, kortweg het LiSO-project. Dit onderzoek wil de wijze waarop leerlingen het secundair onderwijs doorlopen in kaart brengen en verklaren. Dit rapport beschrijft de instrumentontwikkeling van de vragenlijst voor klastitularissen die in functie van het LiSO-project werd afgenomen in mei 2015. We danken het coördinatieteam en de promotoren voor hun medewerking en feedback tijdens de ontwikkeling van dit instrument. Onze dank gaat ook uit naar Jantine Spilt voor het onderdeel betreffende leerling-leerkracht relaties. Tevens zijn we dankbaar aan alle scholen die deelnemen aan het LiSO-project. Voor de vragenlijst voor klastitularissen bedanken we specifiek alle leerkrachten die deze vragenlijst invulden.
Vragenlijst voor klastitularissen: instrumentontwikkeling | v
Inhoud
Voorwoord
v
Inhoud
vii
Inleiding
1
Hoofdstuk 1
Criteria selectieproces concepten en schalen
3
Hoofdstuk 2
Inhoudelijk kader
5
Hoofdstuk 3 Concepten en schalen 3.1 Verwachtingen over prestaties en (school)loopbanen van leerlingen 3.1.1 Verwachtingen over prestaties 3.1.2 Verwachtingen over schoolloopbanen 3.2 De opvattingen van leerkrachten over hun eigen functioneren 3.2.1 Coöperatieve en onafhankelijke participatie 3.2.2 Werkhouding 3.3 Leerling-leerkracht relatie 3.3.1 Leerling-leerkracht relatie: nabijheid en conflict 3.4 Zorg op school 3.5 Achtergrondgegevens van de leerkracht
7 7 7 8 8 9 10 10 11 12 12
Bijlagen Bijlage 1 Overzicht schalen vragenlijst voor klastitularissen Bijlage 2 Uitwerking vragenlijst voor klastitularissen in websurvey
16 20
Bibliografie
29
15
Vragenlijst voor klastitularissen: instrumentontwikkeling | vii
Inleiding
Dit technisch rapport kadert binnen het LiSO-project (Loopbanen in het Secundair Onderwijs) van het Steunpunt Studie- en Schoolloopbanen (2012-2015). Dit onderzoek wil de wijze waarop leerlingen het secundair onderwijs doorlopen in kaart brengen en verklaren. Hierbij is het uitgangspunt dat niet alleen factoren op het niveau van de individuele leerling (leerlingkenmerken) en zijn thuisomgeving van belang zijn, maar ook factoren op school-, klas- en leerkrachtniveau. Het LiSO-project wil hierover een bron van informatie zijn voor scholen en beleidsmakers. Ze wil daarbij specifiek inzicht bieden in school-, klas- en leerkrachtkenmerken die effectief zijn voor prestaties (van onder meer Nederlands, wiskunde en Frans) en voor non-cognitieve uitkomsten (zoals schoolwelbevinden, engagement en interesse). De focus ligt vooral op factoren die door de school of het beleid kunnen worden beïnvloed om zo de individuele leerlingprestaties te maximaliseren en te komen tot meer gelijke onderwijskansen voor iedere leerling. Het LiSO-project wil op deze manier bijdragen tot beslissingen die de onderwijseffectiviteit in Vlaanderen zullen doen toenemen. Om deze doelstelling te bereiken, werd vanaf de start van het schooljaar 2013-2014 een cohorte van ongeveer 6.500 leerlingen gevolgd doorheen hun gehele secundaire schoolloopbaan. Deze leerlingen bevonden zich in september 2013 in het eerste leerjaar van de eerste graad van het secundair onderwijs. Om meer te weten te komen over factoren op school-, klas- en leerkrachtniveau namen we een vragenlijst af van alle klastitularissen in het tweede leerjaar van de eerste graad van het secundair onderwijs. Dit technische rapport beschrijft de instrumentontwikkeling van de vragenlijst voor klastitularissen die werd afgenomen in mei en juni 2015. Op dat moment bevonden de normaalvorderende LiSO-leerlingen zich in het tweede jaar van de eerste graad van het secundair onderwijs. Er werd in het schooljaar 2013-2014 reeds een vragenlijst afgenomen van de klastitularissen in het eerste jaar van de eerste graad. Deze vragenlijst voor klastitularissen is één van de verschillende vragenlijsten die wordt afgenomen binnen het LiSO-project. Er worden ook vragenlijsten afgenomen van vakleerkrachten, leerlingen en ouders om meer te weten te komen over de verschillende factoren die schoolloopbanen mogelijk verklaren. Naast deze vragenlijsten worden er van de leerlingen op verschillende tijdstippen toetsen voor wiskunde, Nederlands en Frans afgenomen in functie van de schoolse prestaties van leerlingen. De vragenlijst voor klastitularissen kan niet los gezien worden van deze instrumenten. In de volgende hoofdstukken bespreken we de opbouw van de vragenlijst. In hoofdstuk 1 worden de criteria van het selectieproces beschreven waarop de vragenlijst is samengesteld. In hoofdstuk 2 wordt vervolgens het algemeen inhoudelijk kader van de vragenlijst besproken. Aansluitend worden in hoofdstuk 3 de opgenomen concepten en schalen van de vragenlijst besproken. In bijlage 1 wordt een schematische weergave gegeven van de opgenomen concepten en bijhorende schalen in de vragenlijst voor klastitularissen. In bijlage 2 wordt weergegeven hoe de vragenlijst voor klastitularissen in de praktijk werd afgenomen in Websurvey.
Vragenlijst voor klastitularissen: instrumentontwikkeling | 1
Hoofdstuk 1 Criteria selectieproces concepten en schalen
De vragenlijst voor klastitularissen bestaat uit verschillende concepten die bevraagd worden. Voor elk concept wordt vervolgens een specifieke schaal (of specifieke schalen) gekozen die dit concept het beste meet. De keuze om bepaalde concepten met bijhorende schalen op te nemen gebeurt op basis van een selectieproces in twee stappen waarbij verschillende criteria gehanteerd worden. In de volgende paragrafen bespreken we kort dit selectieproces. De eerste stap in het selectieproces bestaat uit de keuze van de concepten. Bij deze keuze worden verschillende criteria gehanteerd Het eerste criterium voor het opnemen van een bepaald concept komt voort uit het doel van het LiSO-project. Dit is ‘de wijze waarop leerlingen het secundair onderwijs doorlopen in kaart brengen en verklaren’. Dit leidt tot het criterium dat concepten enkel dienen opgenomen te worden als ze schoolloopbanen kunnen beschrijven en/of verklaren. Het opnemen van een concept is dus in de eerste plaats hiervan afhankelijk. Ook tijdens het kennisseminarie dat werd gehouden binnen de stuurgroep van het LiSO-project in januari 2013 kwam dit als belangrijkste criterium naar voor. Voor de selectie van een concept wordt voorts rekening gehouden met het tweede criterium. Dit is het belang van het concept binnen de internationale wetenschappelijke literatuur. De gegevens van het LiSO-project zullen immers ook gebruikt worden voor wetenschappelijk onderzoek. Dit heeft als gevolg dat er niet enkel voor concepten gekozen wordt die relevant zijn voor het Vlaamse onderwijs, maar die ook internationale vergelijking mogelijk maken. Het derde criterium is dat een concept enkel opgenomen wordt in de vragenlijst voor klastitularis als deze de meest geschikte vragenlijst daarvoor is. Het is immers mogelijk dat andere respondentgroepen (leerlingen, ouders, vakleerkrachten of directie) meer relevante informatie kunnen bieden voor een bepaald concept. Het vierde criterium is dat een vragenlijst een goed instrument moet zijn om het betreffende concept te meten. Sommige concepten zijn immers niet goed met een vragenlijst te meten. Zij worden dan ook niet opgenomen. Voor dit selectieproces wordt een uitgebreide literatuurstudie verricht. De tweede stap in het selectieproces bestaat uit de keuze van de schalen. Immers, voor elk geselecteerd concept moet een bijhorende schaal gekozen worden die het concept meet. Dit gebeurt eveneens op basis van een selectieproces met verschillende criteria. Vooreerst is het eerste criterium dat de schaal een valide meting1 moet zijn van het betrokken concept. Het tweede criterium is dat enkel schalen geselecteerd worden met een (relatief) hoge betrouwbaarheid.2 De validiteit en betrouwbaarheid van de schalen worden nagegaan op basis van reeds gepubliceerd onderzoek. Het derde criterium is dat er rekening wordt gehouden met de lengte van de schalen. Immers, wanneer een vragenlijst te lang is zullen respondenten hun aandacht verliezen tijdens het invullen. Dit zou de betrouwbaarheid van de gehele vragenlijst schaden. Ten slotte is er het vierde criterium. Dit houdt in dat de voorkeur gegeven wordt aan schalen die het toelaten om vergelijkingen te maken met de
1 2
Een schaal is een valide meting wanneer deze het beoogde concept correct meet. Een schaal is een meer betrouwbare meting naarmate deze meer vrij is van de invloed van toevallige factoren.
Vragenlijst voor klastitularissen: instrumentontwikkeling | 3
internationale literatuur en onderwijskundig onderzoek binnen Vlaanderen. Hiervoor wordt net als bij de concepten een uitgebreide literatuurstudie verricht. Na de literatuurstudie wordt een voorstel opgesteld en voorgelegd aan een panel van onderwijsdeskundigen. Op basis van hun feedback wordt de definitieve vragenlijst uitgewerkt. In de volgende hoofdstukken bespreken we in detail de uitwerking en de achtergrond van deze vragenlijst die het gevolg is van het hier beschreven selectieproces. In hoofdstuk 2 wordt het algemeen inhoudelijk kader besproken dat tot stand komt uit de literatuurstudie. In hoofdstuk 3 wordt dieper ingegaan op de gekozen concepten en bijhorende schalen.
Vragenlijst voor klastitularissen: instrumentontwikkeling | 4
Hoofdstuk 2 Inhoudelijk kader
De maatschappij verwacht dat leerkrachten in het secundair onderwijs over verschillende competenties beschikken in hun beroepsuitoefening. Om deze reden stelde de Vlaamse overheid een beroepsprofiel en een geheel van basiscompetenties op voor (beginnende) leerkrachten. Hiermee legt de overheid een minimum van kwaliteitscriteria vast voor de competenties van leerkrachten. Enerzijds is er de verwachting dat deze competenties de leerkrachten in staat stellen om de leerlingen de eindtermen te helpen bereiken. Anderzijds is er de verwachting dat deze competenties de leerkrachten in staat stellen tot een zekere opvoedende functie (Aelterman, 2008). Dit beroepsprofiel en deze basiscompetenties stelt men voor als een emancipatorische visie op onderwijs. Hierbij staan een aantal principes centraal. Zo wordt gesteld dat leren een actief, samenwerkend en zelfgestuurd proces dient te zijn. Het onderwijs zou ook moeten leiden tot een harmonische en brede vorming. Ten slotte zouden leerkrachten steeds moeten voorzien in zoveel mogelijk kansen voor het leerproces en de zelfontplooiing van leerlingen. Deze principes zouden de ontwikkeling van de nodige competenties bij leerlingen moeten ondersteunen (Aelterman, 2008). Naast een expliciete emancipatorische visie op onderwijs wordt hiermee ook een constructivistische visie3 op leren gehanteerd. Het opstellen van een beroepsprofiel en basiscompetenties gebeurt niet zonder reden. Onderzoek, zowel internationaal als in Vlaanderen, wijst immers op het belang van leerkrachten in het onderwijs (McKenzie, Santiago, Sliwka & Hase, 2005; Rowe, 2003; Van Damme, Van Landeghem, De Fraine, Opdenakker & Onghena, 2004). Een opdracht die leerkrachten vaak opnemen is klastitularis zijn van een klas. De taak van de klastitularis wordt niet als dusdanig beschreven in decreten maar behoort tot de ‘beleidsondersteunende instellingsgebonden taken’. Dit zijn extra taken voor leerkrachten waar geen expliciete extra uren voor toegekend worden en worden geregeld door het ‘decreet betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs’ en het ‘decreet betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding (Vlaams Parlement, 1991a: Vlaams Parlement, 1991b). De taak van een klastitularis wordt dus niet als dusdanig officieel omschreven. Op de website van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming in de Gids voor leerlingen wordt de klastitularis wel als volgt omschreven: ‘De klastitularis is een leraar die lesgeeft aan een klas of leeftijdsgroep en die bovendien de leerlingen van die klas of groep begeleidt. De klastitularis helpt bijvoorbeeld als je met de klas een middagactiviteit wil organiseren of je kan hem uitleg vragen over het schoolreglement of over je rapport. Hij controleert je schoolagenda en aanwezigheden, maar zoekt ook mee naar een oplossing als je leerproblemen hebt. Ook je ouders kunnen met vragen of opmerkingen naar de klastitularis gaan.’ (Website van het Vlaamse Ministerie van Onderwijs en Vorming, 2014). Deze omschrijving is conform aan de ervaring van klastitularissen dat zij steeds van alle leerkrachten het dichtst bij de leerlingen staan (Klasse voor leraren, 2012). Met andere woorden: van de klastitularis 3
De Corte (1996) omschreef een constructivistische visie op leren als volgt: ‘Leren is een constructief, cumulatief, zelfgestuurd (of zelfgereguleerd), doelgericht (of intentioneel), gesitueerd (of contextgebonden), coöperatief (of interactief), individueel verschillend proces van kennisverwerving, betekenisgeving en vaardigheidsontwikkeling.’
Vragenlijst voor klastitularissen: instrumentontwikkeling | 5
kan verwacht worden dat hij of zij de leraar is die de leerlingen van zijn klas het beste kent. Om deze redenen nemen we in het LiSO-project een vragenlijst op voor de klastitularissen waarin we vragen stellen per individuele leerling. De klastitularissen zullen jaarlijks bevraagd worden. In de vragenlijst voor klastitularissen bevragen we vier thema’s. We lichten in de volgende paragrafen de verschillende thema’s en hun onderdelen toe. Daarbij geven we ook weer op welke theoretische kaders en/of onderzoek de thema’s en hun onderdelen gebaseerd zijn. Een eerste thema is ‘verwachtingen over prestaties en (school)loopbanen van leerlingen (1)’. Dit thema is gebaseerd op onderzoek dat aangeeft dat verwachtingen van leerkrachten over leerlingen cruciaal zijn in de interactie tussen leerkrachten en leerlingen (Brophy 1983; Dusek & Joseph, 1983; Trouilloud, Sarrazin, Martinek & Guillet, 2002). Het tweede thema is ‘participatie en werkhouding van leerlingen in de klas (2)’. Participatie wordt hier geïnterpreteerd als de houding van leerlingen tegenover klasopdrachten en de klasomgeving. Dit is een belangrijke voorspeller van het verloop van de verdere schoolloopbanen en de schoolse prestaties (Appleton, Christenson & Furlong, 2008; Finn, 1989; Fredricks, Blumenfeld & Paris, 2004). Werkhouding wordt hierbij geïnterpreteerd als zijnde een onderdeel van participatie. Het derde thema is ‘de relatie tussen de leerkracht en de leerling (3)’. In dit thema beschouwen we de dyadische relatie tussen leerkracht en leerling als bestaande uit zowel positieve als negatieve aspecten. Uit onderzoek blijkt dat beiden sterk samenhangen met de schoolloopbanen en de schoolse prestaties van leerlingen (Hamre & Pianta, 2001; Pianta et al., 1995; Roorda, Koomen, Spilt & Oort, 2011; Silver, Measelle, Armstrong & Essex, 2005). Het vierde thema is ‘zorg op school (4)’. Dit thema is niet gebaseerd op een specifiek theoretisch kader maar dient om ondersteuningsmaatregelen voor leerlingen met zorgnoden binnen de klas in kaart te brengen. In het volgende hoofdstuk bespreken we de concepten en schalen van de vragenlijst. Hierbij wordt er voortgebouwd op de vier thema’s die in dit hoofdstuk onderscheiden werden.
Vragenlijst voor klastitularissen: instrumentontwikkeling | 6
Hoofdstuk 3 Concepten en schalen
Dit hoofdstuk is gestructureerd rond de vier thema’s die in het inhoudelijk kader vernoemd werden: (1) verwachtingen over prestaties en (school)loopbanen van leerlingen, (2) participatie en werkhouding van leerlingen in de klas, (3) de relatie tussen de leerkracht en de leerling en (4) zorg op school. Voor elk van deze vier thema’s wordt een aparte paragraaf voorzien. In elke paragraaf wordt eerst de relevantie van het thema voor onderwijskundig onderzoek toegelicht. Vervolgens wordt weergegeven welke concepten deel uitmaken van dit thema. Aansluitend wordt verantwoord waarom deze concepten worden opgenomen en waarom er gekozen wordt voor een specifieke schaal om deze concepten te meten.
3.1 Verwachtingen over prestaties en (school)loopbanen van leerlingen In deze paragraaf bespreken we respectievelijk de concepten/schalen die peilen naar het thema ‘verwachtingen over prestaties en (school)loopbanen van leerlingen’. We willen te weten komen wat de verwachtingen zijn van klastitularissen over de prestaties en (school)loopbanen van leerlingen. We nemen dit concept op omdat klastitularissen kennis hebben van zowel objectieve als subjectieve informatie van het functioneren van leerlingen. Hierdoor hebben zij een specifieke perceptie van de leerlingen en kunnen op basis hiervan voorspellingen doen over prestaties en schoolloopbanen van de leerlingen. We nemen dit concept ook op in deze vragenlijst wegens het belang van de verwachtingen van leerkrachten over leerlingen voor de interactie tussen leerkrachten en leerlingen. Immers toont onderzoek aan dat verwachtingen over leerlingen het gedrag van de leerkracht beïnvloedt (Brophy 1983; Dusek & Joseph, 1983; Trouilloud, Sarrazin, Martinek & Guillet, 2002). Er wordt gepeild naar de verwachtingen van leerkrachten over de leerlingen met behulp van stellingen. Deze stellingen moesten de leerkrachten beoordelen op een vijfpuntenschaal met als antwoordmogelijkheden: (1) helemaal oneens, (2) oneens, (3) noch eens, noch oneens, (4) eens en (5) helemaal eens. Concreet komen volgende schalen/concepten aan bod: −
Verwachtingen over prestaties
−
Verwachtingen over toekomstige schoolloopbanen
3.1.1 Verwachtingen over prestaties Voor dit onderwerp selecteren we de schaal ‘Teacher expectations’ (Van den Bergh et al., 2010) van het SiBO-project (Vandenberghe, de Bilde & Van Damme, 2011). Deze schaal is gebaseerd op de definitie van academische verwachtingen van Dusek & Joseph (1983). In deze schaal wordt zowel gevraagd om in te schatten hoe slim de leerling is, wat zijn/haar prestaties zullen zijn op het einde van het schooljaar en hoe de verdere schoolloopbaan zal verlopen. Deze schaal heeft zich reeds bewezen met een hoge betrouwbaarheid (α=.97) in het SiBO-project (Vandenberghe, de Bilde & Van Damme,
Vragenlijst voor klastitularissen: instrumentontwikkeling | 7
2011). Wij bewerkten deze schaal door één item van de oorspronkelijke vijf items weg te laten. ‘Hij of zij is een intelligente leerling’ wordt weggelaten omdat deze een te grote inhoudelijke overeenkomst heeft met ‘Hij of zij is een slimme leerling’. In de LiSO-klastitularisvragenlijst van mei 2014 werd dezelfde schaal opgenomen (Dockx et al., 2015). De schaal had toen eveneens een hoge betrouwbaarheid (α=.95). Er wordt dan ook gekozen voor dezelfde schaal voor deze meting. Deze schaal meet de mate van positieve verwachtingen over de prestaties van de leerling. Deze schaal bevat 4 items, een overzicht hiervan wordt weergegeven in tabel 1. Tabel 1 Schaal: Verwachtingen over prestaties 1.
Hij of zij is een slimme leerling.
2.
Hij of zij zal waarschijnlijk een goed schoolrapport hebben op het einde van dit schooljaar.
3.
Hij of zij presteert goed op school.
4.
Hij of zij zal waarschijnlijk een succesvolle schoolloopbaan hebben.
Antwoordschaal is een Likertschaal met 5 punten: 1=helemaal oneens; 2=oneens; 3=noch eens, noch oneens; 4=eens; 5=helemaal eens
3.1.2 Verwachtingen over schoolloopbanen In de hiervoor beschreven schaal ‘Teacher expectations’ worden geen verwachtingen bevraagd over het behalen van een diploma door de leerling of de loopbaan na het onderwijs. Om deze reden wordt een bewerking gemaakt van een schaal van het LOSO-project. In deze schaal worden er drie vragen gesteld die respectievelijk handelen over met welke diploma de leerling zal afstuderen, wat de leerling zal doen na het secundair onderwijs en de kans dat een leerling een diploma hoger onderwijs zou behalen. In de LiSO-klastitularisvragenlijst van mei 2014 werden dezelfde vragen gesteld en werden toen als informatief bevonden (Dockx et al., 2015). Er wordt dan ook gekozen om dezelfde vragen op te nemen voor deze meting. Het doel van deze items is meer te weten te komen over de lange termijn verwachtingen van de klastitularis over de (school)loopbanen van de leerlingen. Deze schaal bevat 3 items en wordt weergegeven in tabel 2. Tabel 2 Verwachtingen over de lange termijn schoolloopbaan 1.
Volgens mij zal deze leerling afstuderen in het secundair onderwijs in deze onderwijsvorm: Antwoordkeuzes: [Zonder getuigschrift de school verlaten]-[afstuderen in het DBSO]-[afstuderen in het ASO]-[ afstuderen in het BSO]-[afstuderen in het KSO]-[afstuderen in het TSO] -[afstuderen in het BuSO]
2.
Volgens mij zal deze leerling na het secundair onderwijs: Antwoordkeuzes: [Stoppen met studeren en werken]-[Een korter specialisatie volgen (vb. 7de jaar BSO)] [Een opleiding aan de hogeschool zal volgen]-[Een opleiding aan de universiteit zal volgen]
3.
De kans dat dit kind ooit een diploma hoger onderwijs haalt acht ik: Antwoordkeuzes: [zeer klein]-[eerder klein]-[eerder groot]-[zeer groot]
3.2 De opvattingen van leerkrachten over hun eigen functioneren Het LiSO-project wil ook zicht krijgen op de houding van de leerlingen tegenover klasopdrachten en de klasomgeving. Dit wordt door Finn (1989) benoemd als ‘participatie’. De auteurs onderscheiden hierbij twee onderdelen: enerzijds het gevoel van thuis te horen op een school en anderzijds het belangrijk
Vragenlijst voor klastitularissen: instrumentontwikkeling | 8
vinden van succes bij schoolse doelen. Volgens de auteur is het belangrijk dat een leerling een band krijgt met de school, als dit niet gebeurt dan vergroot dit de kans op probleemgedrag (vb. vroegtijdig schoolverlaten). Andere auteurs zoals Fredricks, Blumenfeld & Paris (2004) gebruiken een andere term voor ‘participatie’, namelijk ‘engagement’. Zij onderscheiden het zich al dan niet gedragsmatig aan de regels houden, het zich al dan niet affectief betrokken voelen bij de school en het al dan niet cognitief betrokken zijn bij de school. Appleton, Christenson & Furlong (2008) geven het belang aan van participatie (of engagement) voor een succesvolle schoolloopbaan. Ze merken echter op dat er weinig consensus is over de exacte definiëring en operationalisering van dit concept. Er wordt gepeild naar hoe leerkrachten denken dat hun leerlingen participeren in de klas en op school met behulp van stellingen. Deze stellingen moesten de leerkrachten beoordelen op een vijfpuntenschaal met als antwoordmogelijkheden: (1) helemaal oneens, (2) oneens, (3) noch eens, noch oneens, (4) eens en (5) helemaal eens. Concreet komen volgende schalen/concepten aan bod: −
Coöperatieve en onafhankelijke participatie
−
Werkhouding
3.2.1 Coöperatieve en onafhankelijke participatie Om de participatie van leerlingen te meten maken we gebruik van een Nederlandstalige bewerking van de ‘Teacher Rating Scale of School Adjustment’ (Birch & Ladd, 1997; Ladd, 1992). Deze schaal werd vertaald in het Nederlands door Simoens (2001) en ingekort tot twee subschalen door Cornelissen & Verschueren (2001b, 2002b). Deze subschalen werden ook gebruikt in het SIBO-project (Maes, 2003). De schaal ‘coöperatieve participatie’ had een betrouwbaarheid van α=.86 in het SiBOproject. In de LiSO-klastitularisvragenlijst van mei 2014 werd dezelfde schaal opgenomen (Dockx et al., 2015). De schaal had toen eveneens een hoge betrouwbaarheid (α=.91). Er wordt dan ook gekozen voor dezelfde schaal voor deze meting. De schaal meet de mate waarin men zich op een coöperatieve, sociaal verantwoordelijke manier gedraagt en zich houdt aan de sociale regels en rolverwachtingen in de klas. Deze schaal bestaat uit 4 items en wordt weergegeven in tabel 3. De schaal ‘onafhankelijke participatie’ had een betrouwbaarheid van α=.81 in het SIBO-project. In de LiSO-klastitularisvragenlijst van mei 2014 werd dezelfde schaal opgenomen (Dockx et al., 2015). De schaal had toen eveneens een hoge betrouwbaarheid (α=.88). Er wordt dan ook gekozen voor dezelfde schaal voor deze meting. Deze schaal meet de mate waarin men zich autonoom en onafhankelijk te gedraagt bij klasactiviteiten en leertaken, initiatief nemen, … Deze schaal bestaat uit 4 items en wordt weergegeven in tabel 4. Tabel 3 Schaal: Coöperatieve participatie 1.
Hij of zij doet wat de leerkracht vraagt.
2.
Hij of zij maakt verantwoordelijk gebruik van klasmateriaal.
3.
Hij of zij is goed handelbaar voor de leerkracht.
4.
Hij of zij aanvaardt het gezag van de leerkracht.
Antwoordschaal is een Likertschaal met 5 punten: 1=helemaal oneens; 2=oneens; 3=noch eens, noch oneens; 4=eens; 5=helemaal eens
Vragenlijst voor klastitularissen: instrumentontwikkeling | 9
Tabel 4 Schaal: Onafhankelijke participatie 1.
Hij of zij zoekt uitdagingen.
2.
Hij of zij is zelfbepalend, stelt eigen doelen.
3.
Hij of zij werkt onafhankelijk.
4.
Hij of zij heeft veel hulp en leiding nodig. (-)
Antwoordschaal is een Likertschaal met 5 punten: 1=helemaal oneens; 2=oneens; 3=noch eens, noch oneens; 4=eens; 5=helemaal eens
3.2.2 Werkhouding Om de werkhouding van leerlingen te meten maken we gebruik van de schaal ‘werkhouding’ van het SiBO-project (Maes, 2003) die oorspronkelijk uit het PRIMA-onderzoek komt (Driessen, van Langen, & Vierke, 2002; Jungbluth, Roede, & Roeleveld, 2001). Deze schaal meet de mate waarin de werkhouding van de leerling bevorderlijk is voor de taakaanpak. Tijdens het SiBO-project had deze schaal een hoge betrouwbaarheid (α=.81). In de LiSO-klastitularisvragenlijst van mei 2014 werd dezelfde schaal opgenomen (Dockx et al., 2015). De schaal had toen eveneens een hoge betrouwbaarheid (α=.84). Er wordt dan ook gekozen voor dezelfde schaal voor deze meting. Deze schaal meet de mate waarin de leerling een positieve werkhouding heeft. Deze schaal bevat 3 items en wordt weergegeven in tabel 5. Tabel 5 Schaal: werkhouding 1.
Hij of zij denkt al gauw dat zijn/haar werk af is. (-)
2.
Hij of zij werkt nauwkeurig.
3.
Hij of zij geeft snel op als iets niet lukt. (-)
Antwoordschaal is een Likertschaal met 5 punten: 1=helemaal oneens; 2=oneens; 3=noch eens, noch oneens; 4=eens; 5=helemaal eens
3.3 Leerling-leerkracht relatie Onderzoek toont aan dat de relatie tussen leerlingen en leerkrachten een significante invloed heeft op de schoolloopbanen en schoolse prestaties van leerlingen (Hamre & Pianta, 2001; Pianta et al., 1995; Silver, Measelle, Armstrong & Essex, 2005). Roorda, Koomen, Spilt & Oort (2011) maakten een meta-analyse van de invloed van affectieve leerkracht-leerling relaties op leerlingen hun schoolse betrokkenheid en prestaties. Zij onderscheiden daarbij zowel positieve aspecten als negatieve aspecten van leerkracht-leerling relaties. Positieve aspecten van de leerkracht-leerling relaties interpreteren de auteurs hoofdzakelijk als ‘nabijheid’ en de negatieve aspecten van de leerkrachtleerling relaties interpreteren de auteurs hoofzakelijk als ‘conflict’. Er wordt hier aangetoond dat nabijheid als onderdeel van de leerling-leerkracht relatie van leerkrachten een positieve invloed heeft op zowel de betrokkenheid als de schoolse prestaties van leerlingen (Roorda, Koomen, Spilt & Oort, 2011). Hetzelfde onderzoek toont aan dat conflict als onderdeel van de leerling-leerkracht relatie van leerkrachten negatief samenhangt met zowel de betrokkenheid als de schoolse prestaties van leerlingen. Hierbij is de invloed groter voor leerlingen uit lagere inkomensklassen en leerlingen met leermoeilijkheden. De auteurs tonen in dit artikel ook het belang aan van leerkracht-leerling relaties
Vragenlijst voor klastitularissen: instrumentontwikkeling | 10
in het secundair onderwijs. Ook voor het welzijn van leerkrachten is er evidentie dat de relatie tussen de leerling en de leerkracht belangrijk is (Spilt, Koomen & Thijs, 2011). Er wordt gepeild naar hoe leerkrachten hun relaties met hun leerlingen inschatten met behulp van stellingen. Deze stellingen moesten de leerkrachten beoordelen op een vijfpuntenschaal met als antwoordmogelijkheden: (1) helemaal oneens, (2) oneens, (3) noch eens, noch oneens, (4) eens en (5) helemaal eens. Concreet komen volgende schalen/concepten aan bod: −
Leerling-leerkracht relatie: nabijheid
−
Leerling-leerkracht relatie: conflict
3.3.1 Leerling-leerkracht relatie: nabijheid en conflict Om ‘nabijheid’ en ‘conflict’ in de leerkracht-leerling relatie te meten maken we gebruik van een Nederlandstalige bewerking van de Student Teacher Relationship Scale (STRS) (Pianta, 2001). Deze vragenlijst werd vertaald door Koomen, Verschueren en Pianta (2007) tot de Leerkracht-Leerling Vragenlijst (LLRV). Deze vragenlijst bestond oorspronkelijk uit 28 items met drie dimensies: conflict (11 items), nabijheid (11 items) en afhankelijkheid (6 items). Hiervoor werden hoge betrouwbaarheden vastgesteld (respectievelijk α=.90, α=.88 en α=.78) (Koomen, Verschueren & Pianta, 2007). Van deze vragenlijst werd een verkorte versie gemaakt in functie van het LiSO-project bestaande uit zes items met twee dimensies: Nabijheid (3 items) en Conflict (3 items). De schaal ‘nabijheid’ werd reeds opgenomen in de LiSO-klastitularisvragenlijst van mei 2014 (Dockx et al., 2015). De schaal had toen eveneens een hoge betrouwbaarheid (α=.81). Er wordt dan ook gekozen voor dezelfde schaal voor deze meting. Deze schaal meet de mate waarin de leerkracht genegenheid, warmte en open communicatie in de relatie met een bepaalde leerling ervaart. Deze schaal bestaat uit drie items en wordt weergegeven in tabel 6. De schaal ‘conflict’ werd reeds opgenomen in de LiSOklastitularisvragenlijst van mei 2014 (Dockx et al., 2015). De schaal had toen eveneens een hoge betrouwbaarheid (α=.86). Er wordt dan ook gekozen voor dezelfde schaal voor deze meting. Deze schaal meet de mate waarin de leerkracht zijn relatie met een bepaald kind als negatief en conflictueus beoordeelt. Deze schaal bestaat uit 3 items en wordt weergegeven in tabel 7. Tabel 6 Schaal: Nabijheid 1.
Ik heb een hartelijke, warme relatie met deze leerling.
2.
Deze leerling praat openhartig met mij over zijn/haar gevoelens en ervaringen.
3.
De omgang met deze leerling geeft mij een gevoel van effectiviteit en zelfvertrouwen.
Antwoordschaal is een Likertschaal met 5 punten: 1=helemaal oneens; 2=oneens; 3=noch eens, noch oneens; 4=eens; 5=helemaal eens
Vragenlijst voor klastitularissen: instrumentontwikkeling | 11
Tabel 7 Schaal: Conflict 1.
De omgang met deze leerling vergt veel energie van mij.
2.
Als deze leerling slecht gehumeurd is, weet ik dat het een lange en moeilijke dag gaat worden.
3.
De gevoelens van deze leerling tegenover mij kunnen geheel onvoorspelbaar zijn of abrupt omslaan.
Antwoordschaal is een Likertschaal met 5 punten: 1=helemaal oneens; 2=oneens; 3=noch eens, noch oneens; 4=eens; 5=helemaal eens
3.4 Zorg op school Het LiSO-project heeft als doel de schoolloopbanen van leerlingen in het secundair onderwijs te beschrijven en te verklaren. Het laatste decennium is er steeds meer aandacht voor zorg op school, getuige het decreet betreffende gelijke onderwijskansen van 2002 (Vlaams Parlement, 2002), het decreet houdende een kader voor het Vlaamse gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid van 2008 (Vlaams Parlement, 2008) en het recentere M-decreet van 2014 (Vlaams Parlement, 2014). Dit betekent dat veel leerlingen tijdens hun schoolloopbaan in het secundair onderwijs extra ondersteuning krijgen. Om de schoolloopbanen van leerlingen te kunnen beschrijven en verklaren moet er dus ook nagegaan worden welke ondersteuning zij kregen tijdens hun schoolloopbaan. Om deze redenen informeerden wij bij de klastitularissen welke ondersteuning aan welke leerling geboden wordt. In de LiSO-klastitularisvragenlijst van mei 2014 werden dezelfde vragen gesteld en werden toen als informatief bevonden (Dockx et al., 2015). Er wordt dan ook gekozen om dezelfde vragen op te nemen voor deze meting. Wij maakten echter een aanpassing bij item 2, hier kunnen de leerkrachten nu ook te opties ADD en dysorthografie aanduiden. Bij de vorige afname waren er immers veel leerkrachten die deze stoornis bij ‘andere’ neerschreven. De vragen worden weergegeven in tabel 8. Tabel 8 Zorg op school 1.
Heeft deze leerling een specifieke diagnose waarvoor hij/zij extra ondersteuning nodig heeft in de klas? [Ja of Nee aanduiden]
2.
[Indien op de eerste vraag ja werd geantwoord] Welke diagnose(s) heeft deze leerling?[Keuzelijst: ADHD, ADD, Dyslexie, Dysorthografie, Dyscalculie, Autisme (ASS), Hoogbegaafdheid, Niet-verbale leerstoornis (NLD), Andere]
3.
[Indien op de tweede vraag andere werd aangeduid] Gelieve aan te vullen welke andere diagnose(s) deze leerling heeft waarvoor hij/zij extra ondersteuning nodig heeft in de klas. [Open vraag]
4.
[Indien op de eerste vraag ja werd geantwoord] Welke extra ondersteuning geven u en de andere leerkrachten aan deze leerling in de klas? [Open vraag]
3.5 Achtergrondgegevens van de leerkracht In het laatste onderdeel van de vragenlijst worden vragen gesteld over de achtergrondgegevens van de leerkracht. Deze vragen dienen om de leerkracht in kwestie te kunnen identificeren zodat de gegevens verwerkt kunnen worden in de LiSO-databank. Vervolgens worden er ook nog vragen gesteld over het diploma, soort lerarenopleiding, het aantal lesuren per week dat men leerkracht is, het aantal jaren ervaring dat men heeft als leerkracht en wat
Vragenlijst voor klastitularissen: instrumentontwikkeling | 12
het huidige tewerkstellingsstatuut is van de leerkracht. Dit om meer te weten over de loopbaan van de leerkracht. Een overzicht wordt weergegeven in tabel 9. Tabel 9 Achtergrondgegevens van de leerkracht Naam: U heet [Naam en Voornaam invullen] Geslacht: U bent een man of vrouw? [man of vrouw aanduiden] Leeftijd: Wat is uw geboortejaar? [Getal invullen] Diploma: Wat is de hoogste opleiding die u met een diploma heeft afgerond?[ Keuzelijst: Secundair onderwijs niet met diploma afgerond; Secundair onderwijs (ASO, TSO, KSO of BSO); Specialisatiejaar of 7e jaar in het secundair onderwijs; Hoger onderwijs buiten universiteit (1 cyclus); Hoger onderwijs buiten universiteit (2 cycli) of universiteit; Een doctoraatsdiploma; Andere [invullen welke andere]] Lerarenopleiding: Welke lerarenopleiding(en) heeft u met een diploma afgerond? [Professionele bachelor in het kleuteronderwijs; Professionele bachelor in het lager onderwijs; Professionele bachelor in het secundair onderwijs; Specifieke lerarenopleiding (SLO, aggregatie, D-cursus); Geen; Andere [invullen welke andere]] Lesuren: Hoeveel lesuren per week bent u formeel aangesteld als leerkracht binnen deze school ? [Uren invullen] Ervaring als leerkracht in school: Hoeveel jaren ervaring heeft u als leerkracht binnen deze school (dit schooljaar meegeteld)? [Jaren invullen] Ervaring als leerkracht: Hoeveel jaren ervaring heeft u als leerkracht in uw totale loopbaan (dit schooljaar meegeteld? [Jaren invullen]. Andere school: Werkt u naast [Naam school] op een andere school als leerkracht [Ja/ Nee] Tewerkstellingsstatuut: Wat is uw tewerkstellingsstatuut binnen NAAM_SCHOOL? [Keuzelijst: Vaste benoeming, tijdelijke aanstelling van doorlopende duur (TADD) of Tijdelijke Andere Opdracht (TAO) (een doorlopend contract, zonder vastgestelde einddatum voor de pensioengerechtigde leeftijd; Tijdelijke aanstelling van bepaalde duur (TABD) voor een periode van meer dan 1 schooljaar; Tijdelijke aanstelling van bepaalde duur (TABD) voor een periode van 1 schooljaar of minder] Stamnummer: Om het ons mogelijk te maken uw resultaten te koppelen aan andere administratieve gegevens (zoals uw anciënniteit, uw uurrooster, etc.) willen wij u vragen om het nummer van uw lerarenkaart hieronder te noteren. Wij herhalen nogmaals dat alle informatie strikt vertrouwelijk wordt behandeld en dat wij gebonden zijn aan alle wetten ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Dit nummer staat boven uw naam vermeld op uw lerarenkaart. Het bestaat uit 11 cijfers. Dit is geen verplichte vraag. [nummer invullen].
Vragenlijst voor klastitularissen: instrumentontwikkeling | 13
BIJLAGEN
Vragenlijst voor klastitularissen: instrumentontwikkeling | 15
Bijlage 1 Overzicht schalen vragenlijst voor klastitularissen
Concepten/schalen
Items/vraag 1. 2.
Verwachtingen over de schoolloopbaan
3. 4.
Verwachtingen over de lange termijn schoolloopbaan
Coöperatieve participatie
Antwoordmogelijkheden
Bron
Hij of zij is een slimme leerling.
Likertschaal: Hij of zij zal waarschijnlijk een goed schoolrapport hebben op het 1 helemaal oneens einde van dit schooljaar. 2 oneens 3 noch eens, noch oneens Hij of zij presteert goed op school. 4 eens Hij of zij zal waarschijnlijk een succesvolle schoolloopbaan 5 helemaal eens hebben.
1.
Volgens mij zal deze leerling afstuderen in het secundair onderwijs in deze onderwijsvorm: Antwoordkeuzes: [Zonder getuigschrift de school verlaten][afstuderen in het DBSO]-[afstuderen in het ASO]-[ afstuderen in het BSO]-[afstuderen in het KSO]-[afstuderen in het TSO] [afstuderen in het BuSO]
2.
Volgens mij zal deze leerling na het secundair onderwijs: Antwoordkeuzes: [Stoppen met studeren en werken]-[Een korter specialisatie volgen (vb. 7de jaar BSO)] [Een opleiding aan de hogeschool zal volgen]-[Een opleiding aan de universiteit zal volgen]
3.
De kans dat dit kind ooit een diploma hoger onderwijs haalt acht ik Antwoordkeuzes: [zeer klein]-[eerder klein]-[eerder groot]-[zeer groot]
1.
Hij of zij doet wat de leerkracht vraagt.
2.
Hij of zij maakt verantwoordelijk gebruik van klasmateriaal.
SiBO-project (Van den Bergh et al., 2010)
LOSO-project
Likertschaal: 1 helemaal oneens
SiBO-project (Van den Bergh et al., 2010)
Vragenlijst voor klastitularissen: instrumentontwikkeling | 16
Onafhankelijke participatie
Werkhouding
3.
Hij of zij is goed handelbaar voor de leerkracht.
4.
Hij of zij aanvaardt het gezag van de leerkracht.
1.
Hij of zij zoekt uitdagingen.
2.
Hij of zij is zelfbepalend, stelt eigen doelen.
3.
Hij of zij werkt onafhankelijk.
4.
Hij of zij heeft veel hulp en leiding nodig. (-)
1.
Hij of zij denkt al gauw dat zijn/haar werk af is. (-)
2.
Hij of zij werkt nauwkeurig.
3.
Hij of zij geeft snel op als iets niet lukt. (-)
1.
Ik heb een hartelijke, warme relatie met deze leerling.
2. Nabijheid 3. 1. 2. Conflict 3.
Zorg op school
2 oneens 3 noch eens, noch oneens 4 eens 5 helemaal eens Likertschaal: 1 helemaal oneens 2 oneens 3 noch eens, noch oneens 4 eens 5 helemaal eens
SiBO-project (Van den Bergh et al., 2010)
Likertschaal: 1 helemaal oneens 2 oneens 3 noch eens, noch oneens 4 eens 5 helemaal eens
SiBO-project (Van den Bergh et al., 2010)
Likertschaal: 1 helemaal oneens Deze leerling praat openhartig met mij over zijn/haar gevoelens 2 oneens en ervaringen. 3 noch eens, noch oneens De omgang met deze leerling geeft mij een gevoel van effectiviteit 4 eens 5 helemaal eens en zelfvertrouwen.
LLRV (Koomen, Verschueren & Pianta, 2007)
De omgang met deze leerling vergt veel energie van mij.
Likertschaal: 1 helemaal oneens Als deze leerling slecht gehumeurd is, weet ik dat het een lange 2 oneens en moeilijke dag gaat worden. 3 noch eens, noch oneens De gevoelens van deze leerling tegenover mij kunnen geheel 4 eens 5 helemaal eens onvoorspelbaar zijn of abrupt omslaan.
1.
Heeft deze leerling een specifieke diagnose waarvoor hij/zij extra ondersteuning nodig heeft in de klas? [Ja of Nee aanduiden]
2.
[Indien op de eerste vraag ja werd geantwoord] Welke diagnose(s) heeft deze leerling Keuzelijst: [ADHD, ADD, Dyslexie,
LLRV (Koomen, Verschueren & Pianta, 2007)
Vragenlijst voor klastitularissen: instrumentontwikkeling | 17
Dysorthografie, Dyscalculie, Autisme (ASS), Hoogbegaafdheid, Niet-verbale leerstoornis (NLD), Andere] 3.
[Indien op de tweede vraag andere werd aangeduid] Gelieve aan te vullen welke andere diagnose(s) deze leerling heeft waarvoor hij/zij extra ondersteuning nodig heeft in de klas. [Open vraag]
4.
[Indien op de eerste vraag ja werd geantwoord] Welke extra ondersteuning geven u en de andere leerkrachten aan deze leerling in de klas? [Open vraag]
Naam: U heet [Naam en Voornaam invullen] Geslacht: U bent een man of vrouw? [man of vrouw aanduiden] Leeftijd: Wat is uw geboortejaar? [Getal invullen] Diploma: Wat is de hoogste opleiding die u met een diploma heeft afgerond?[ Keuzelijst: Secundair onderwijs niet met diploma afgerond; Secundair onderwijs (ASO, TSO, KSO of BSO); Specialisatiejaar of 7e jaar in het secundair onderwijs; Hoger onderwijs buiten universiteit (1 cyclus); Hoger onderwijs buiten universiteit (2 cycli) of universiteit; Een doctoraatsdiploma; Andere [invullen welke andere]] Lerarenopleiding: Welke lerarenopleiding(en) heeft u met een diploma afgerond? [Professionele bachelor in het kleuteronderwijs; Achtergrond/biografische vragen Professionele bachelor in het lager onderwijs; Professionele bachelor in het secundair onderwijs; Specifieke lerarenopleiding (SLO, aggregatie, D-cursus); Geen; Andere [invullen welke andere]] Lesuren: Hoeveel lesuren per week bent u formeel aangesteld als leerkracht binnen deze school ? [Uren invullen] Ervaring als leerkracht in school: Hoeveel jaren ervaring heeft u als leerkracht binnen deze school (dit schooljaar meegeteld)? [Jaren invullen] Ervaring als leerkracht: Hoeveel jaren ervaring heeft u als leerkracht in uw totale loopbaan (dit schooljaar meegeteld? [Jaren invullen]. Andere school: Werkt u naast [Naam school] op een andere school als leerkracht [Ja/ Nee]
Vragenlijst voor klastitularissen: instrumentontwikkeling | 18
Tewerkstellingsstatuut: Wat is uw tewerkstellingsstatuut binnen NAAM_SCHOOL? [Keuzelijst: Vaste benoeming, tijdelijke aanstelling van doorlopende duur (TADD) of Tijdelijke Andere Opdracht (TAO) (een doorlopend contract, zonder vastgestelde einddatum voor de pensioengerechtigde leeftijd; Tijdelijke aanstelling van bepaalde duur (TABD) voor een periode van meer dan 1 schooljaar; Tijdelijke aanstelling van bepaalde duur (TABD) voor een periode van 1 schooljaar of minder] Stamnummer: Om het ons mogelijk te maken uw resultaten te koppelen aan andere administratieve gegevens (zoals uw anciënniteit, uw uurrooster, etc.) willen wij u vragen om het nummer van uw lerarenkaart hieronder te noteren. Wij herhalen nogmaals dat alle informatie strikt vertrouwelijk wordt behandeld en dat wij gebonden zijn aan alle wetten ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Dit nummer staat boven uw naam vermeld op uw lerarenkaart. Het bestaat uit 11 cijfers. Dit is geen verplichte vraag. [nummer invullen].
Vragenlijst voor klastitularissen: instrumentontwikkeling | 19
Bijlage 2 Uitwerking vragenlijst voor klastitularissen in websurvey
De vragenlijst voor klastitularissen werd afgenomen door middel van Websurvey. Websurvey is de centrale enquêteservice van de KU Leuven voor het aanmaken, uitvoeren en verwerken van webenquêtes. Voor elke klastitularis werd een geïndividualiseerde vragenlijst voorzien. De individualisering bestond uit: de naam van de school van de klastitularis, de naam van de klas van de klastitularis en de leerlingen die in de klas van de klastitularis zaten. In de volgende paragrafen beschrijven we de uitwerking van de vragenlijst voor klastitularissen binnen Websurvey. In deze paragrafen verwijzen we steeds naar de onderdelen B2.1 tot en met B2.6 die de schermafdrukken van de vragenlijst in Websurvey weergeven. Deze schermafdrukken worden weergegeven op het einde van deze bijlage. We merken op dat alle vragen in deze vragenlijst verplicht waren, uitgezonderd waar anders vermeld. In B2.1 wordt het welkomscherm weergegeven. Met dit welkomscherm beogen we globaal vier doelen: het LiSO-project toelichten, het doel van de vragenlijst voor klastitularissen weergeven, inlichtingen verstrekken over de bescherming van de privacy en het toelichten van het verloop van de vragenlijst. In B2.2 wordt het overzichtsscherm gegeven. In dit overzicht wordt weergegeven welke leerlingen in de klas van de klastitularis zitten. De klastitularis krijgt hierbij ook de mogelijkheid om namen aan te vullen mochten er enkelen ontbreken. Indien er iets structureel mis was met de lijst van de leerlingen dan werd de klastitularis aangeraden hiervoor contact op te nemen met het LiSO-team. Scherm B2.3 wordt geactiveerd per leerling van de klas van de klastitularis. Het aantal van deze schermen is dus afhankelijk van het aantal leerlingen in de klas van de klastitularis. Per leerling worden de vragen van de volgende thema’s gesteld: (1) verwachtingen over prestaties en (school)loopbanen van leerlingen, (2) participatie en werkhouding van leerlingen in de klas, (3) de relatie tussen de leerkracht en de leerling en (4) zorg op school. Bovenaan heeft de klastitularis de optie om aan te geven of een leerling niet in de klas zit. Zo hoeft een klastitularis geen vragen te beantwoorden over een leerling die niet in zijn/haar klas zit. Alle vragen zijn steeds verplicht. Bij het thema zorg op school (4) worden enkele vragen pas geactiveerd bij specifieke antwoorden op voorgaande vragen. De stellingen die met een Likertschaal beantwoord moeten worden staan samen gegroepeerd en worden telkens op toevallige volgorde weergegeven. In B2.4 wordt de vragengroep gepresenteerd waarin de achtergrondvragen en vragen over de loopbaan van de leerkracht gesteld worden. We merken op dat het nummer van de lerarenkaart geen verplichte vraag was en dit ook duidelijk vermeld werd. In B2.5 wordt de mogelijkheid gegeven aan de respondenten om opmerkingen of vragen over de vragenlijst te schrijven, mochten zij deze hebben.
Vragenlijst voor klastitularissen: instrumentontwikkeling | 20
In B2.6 wordt de respondent bedankt voor zijn of haar medewerking aan de vragenlijst. We lichten nog eens kort toe waarvoor deze gegevens gebruikt zullen worden en hoe deze gegevens geanonimiseerd worden. Afsluitend geven we weer waar de respondenten meer informatie kunnen verkrijgen en hoe zij vragen kunnen stellen over het LiSO-project.
Vragenlijst voor klastitularissen: instrumentontwikkeling | 21
Welkomstscherm
Vragenlijst voor klastitularissen: instrumentontwikkeling | 22
Overzichtscherm
Vragenlijst voor klastitularissen: instrumentontwikkeling | 23
Vragen 4 thema’s
Vragenlijst voor klastitularissen: instrumentontwikkeling | 24
Achtergrondkenmerken
Vragenlijst voor klastitularissen: instrumentontwikkeling | 25
Opmerkingen en vragen
Vragenlijst voor klastitularissen: instrumentontwikkeling | 26
Afsluitscherm
Vragenlijst voor klastitularissen: instrumentontwikkeling | 27
Bibliografie
Aelterman, A., Meysman, H., Troch, F., Vanlaer, O., & Verkens, A. (2008). Een nieuw profiel voor de leraar secundair onderwijs. Hoe worden leraren daartoe gevormd? Informatiebrochure over de invoering van het nieuwe beroepsprofiel en de basiscompetenties voor leraren. Brussel: Departement Onderwijs en Vorming. Afdeling Curriculum. Appleton, J. J., Christenson, S. L., & Furlong, M. J. (2008). Student engagement with school: Critical conceptual and methodological issues of the construct. Psychology in the Schools, 45(5), 369-386. Birch, S. H., & Ladd, G. W. (1997). The teacher-child relationship and children's early school adjustment. Journal of School Psychology, 35(1), 61-79. Brophy, J. (1983). Research on the self-fulfilling prophecy and teacher expectations. Journal of Educational Psychology, 75, 631-661. Cornelissen, G., & Verschueren, K. (2001b). Nederlandse vertaling van de Teacher-Rating-Scale-ofSchool-Adjustment (TRSSA) (Ladd, 1992). Toetsing van de factorstructuur en constructie van een verkorte versie. Niet-gepubliceerd document, Katholieke Universiteit Leuven, Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen, Centrum voor Schoolpsychologie. Cornelissen, G., & Verschueren, K. (2002b). Nederlandse vertaling van de Teacher-Rating-Schale-ofSchool-Adjustment (TRSSA) (Ladd, 1992). Toetsing van de factorstructuur en constructie van een verkorte versie (LOA-rapport nr. 2). Steunpunt 'Loopbanen doorheen Onderwijs naar Arbeidsmarkt', Cel 'Schoolloopbanen in het basisonderwijs' (SiBO). De Corte, E. (1996). Actief leren binnen krachtige onderwijsleeromgevingen. Impuls, 26(4), 145-156. Dockx J., Stevens E., Custers C., Fidlers I., De Fraine B. & Van Damme J. (2015), LiSO-project: vragenlijst voor klastitularissen mei 2014 technische rapportering, Steunpunt Studie- en Schoolloopbanen, Leuven. Driessen, G., van Langen, A., & Vierke, H. (2002). Basisonderwijs: veldwerkverslag, leerlinggegevens en oudervragenlijsten. Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Vierde meting 2000-2001. Nijmegen: ITS. Dusek, J., & Joseph, G. (1983). The bases of teacher expectancies: A meta-analysis. Journal of Educational Psychology, 75, 327-346. Finn, J. D. (1989). Withdrawing from school. Review of Educational Research, 59, 117-142. Fredricks, J. A., Blumenfeld, P. C., & Paris, A. H. (2004). School engagement: Potential of the concept, state of the evidence. Review of educational research, 74(1), 59-109.
Vragenlijst voor klastitularissen: instrumentontwikkeling | 29
Hamre, B. K., & Pianta, R. C. (2001). Early teacher–child relationships and the trajectory of children's school outcomes through eighth grade. Child development, 72(2), 625-638. Jungbluth, P., Roede, E., & Roeleveld, J. (2001). Validering van het PRIMA-leerlingprofiel. Secundaire analyses op de PRIMA-cohort bestand (SCO-rapport nr. 608). Amsterdam: SCO Kohnstamn Instituut van de Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen, Universiteit van Amsterdam. Klasse (2012, 12 Augustus), Klastitularis ben je ook na de uren. http://www.klasse.be/leraren/29927/mijn-lessenrooster-kleeft-in-hun-agenda/
Verkregen
van
Koomen, H. M. Y., Verschueren, K., & Pianta, R. C. (2007). Leerling Leerkracht Relatie Vragenlijst: Handleiding [Student Teacher Relationship Scale: Manual]. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Ladd, G. W. (1992). The Teacher Rating Scale of School Adjustment. University of Illinois. Maes, F. (2003). Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs: kleutervragenlijst schooljaar 20022003 (LOA-rapport nr. 12). Steunpunt 'Loopbanen doorheen Onderwijs naar Arbeidsmarkt', Cel 'Schoolloopbanen in het basisonderwijs' (SiBO). McKenzie, P., Santiago, P., Sliwka, A., & Hase, H. (2005). Teachers matter: Attracting, developing and retaining effective teachers. Paris: OECD. Pianta, R. C., Steinberg, M. S., & Rollins, K. B. (1995). The first two years of school: Teacher-child relationships and deflections in children's classroom adjustment. Development and Psychopathology, 7(02), 295-312. Pianta, R. C. (2001). Student-Teacher Relationship Scale. Professional Manual. Lutz, Florida: Psychological Assessment Resources. Roorda, D. L., Koomen, H. M., Spilt, J. L., & Oort, F. J. (2011). The Influence of Affective Teacher–Student Relationships on Students’ School Engagement and Achievement A Meta-Analytic Approach. Review of Educational Research, 81(4), 493-529. Rowe, K. (2003). The importance of teacher quality as a key determinant of students' experiences and outcomes of schooling. ACER, 2003, http://research.acer.edu.au/research_conference_2003/3/ Silver, R. B., Measelle, J. R., Armstrong, J. M., & Essex, M. J. (2005). Trajectories of classroom externalizing behavior: Contributions of child characteristics, family characteristics, and the teacher– child relationship during the school transition. Journal of School Psychology, 43(1), 39-60. Simoens, R. (2001). Zelfwaardering, sociaal gedrag en sociale aanvaarding bij kleuters. Nietgepubliceerde licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen, Afdeling psychodiagnostiek en psychologische begeleiding / Centrum voor schoolpsychologie. Spilt, J. L., Koomen, H. M., & Thijs, J. T. (2011). Teacher wellbeing: The importance of teacher–student relationships. Educational Psychology Review, 23(4), 457-477.
Vragenlijst voor klastitularissen: instrumentontwikkeling | 30
Trouilloud, D., Sarrazin, P., Martinek, T., & Guillet, E. (2002). The influence of teacher expectations on students achievement in physical education classes: Pygmalion revisited. European Journal of Social Psychology, 32, 591-607. Van Damme, J., Van Landeghem, G., De Fraine, B., Opdenakker, M.-C. & Onghena, P. (2004) Maakt de school het verschil? Effectiviteit van scholen, leraren en klassen in de eerste graad van het middelbaar onderwijs, Acco, Leuven Van Den Bergh, L., Denessen, E., Hornstra, L., Voeten, M., & Holland, R. (2010). The Implicit Prejudiced Attitudes of Teachers: Relations to Teacher Expectations and the Ethnic Achievement Gap. American Educational Research Journal , 47, 497-527. Vandenberghe, N., de Bilde, J. & Van Damme, J., (2011), Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs. Basisrapportage leerkrachtenvragenlijst zesde leerjaar (schooljaar 2008-2009) SSL/OD1/2011.42, Leuven: Steunpunt 'Studie- en Schoolloopbanen' (SSL). Vlaams Parlement (2014). Decreet betreffende maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. Gedownload op 16 april, 2014, van http://docs.vlaamsparlement.be/docs/stukken/2013-2014/g2290-1.pdf Vlaams Parlement (2014). Decreet houdende een kader voor het Vlaamse gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid. Gedownload op 05 juni, 2014, van http://www.codex.vlaanderen.be/Portals/Codex/documenten/1017082.html Vlaams Parlement (1991)a. Decreet betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs. Verkregen van http://www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=12528 Vlaams Parlement (1991)b. Decreet betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding. Verkregen van http://www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=12657 Vlaams Parlement (2014). Decreet betreffende gelijke onderwijskansen. Gedownload op 05 juni, 2014, van http://www.codex.vlaanderen.be/Portals/Codex/documenten/1009657.html Website van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming. Geraadpleegd op 4 juni 2014 van http://www.ond.vlaanderen.be/gidsvoorleerlingen/woordenlijst/
Vragenlijst voor klastitularissen: instrumentontwikkeling | 31